The Shipwrecked

The Shipwrecked

We zijn allemaal maar schipbreukelingen. Op drift geraakt,  afgedreven van waar ’t echt om draait of onderweg als verloren opgegeven – soms ook door onszelf. Na dertig jaar in Nederland keert Diego Gutiérrez (Parts Of  A Family, Het Hut Syndicaat en The Mirror And The Window), teleurgesteld in de mens en op zoek naar zingeving, terug naar zijn geboorteland, Mexico. Daar steekt hij zijn licht op bij enkele landgenoten die allemaal hun eigen afslag hebben genomen.

In wat misschien wel zijn laatste film wordt – maar dat denken kunstenaars wel vaker: de nieuwste queeste als belangrijkste ooit – zoekt de Mexicaanse filmmaker hoop, troost en verlossing bij een vrouw die een Jezusbeeld restaureert, twee natuurbeschermers met een fascinatie voor vleermuizen, een arme boer die ternauwernood het hoofd boven water kan houden en een ontheemde jongeling die is teruggekeerd naar zijn geboortegrond, het erf van zijn vader.

Gutiérrez begeleidt deze ontmoetingen met een filosofische, bijna geprevelde voice-over. ‘De filmmaker realiseerde zich dat hij nog nooit dichterbij was gekomen, door afstand te creëren’, constateert hij bijvoorbeeld tegen het eind van zijn queeste over zichzelf. ‘En dat hij, hoezeer ie dit ook wilde, nooit kon weggaan.’ ’s Mans zoektocht brengt hem ook bij de realisatie dat zijn enige truc om te leven het maken van films is – en dat die het leven zelf soms ook weer in de weg staat.

The Shipwrecked (118 min.) wordt daarmee een contemplatieve film, een exploratie van de grote thema’s des levens. De weg naar binnen is daarbij veruiterlijkt met fraaie beelden van de majestueuze wereld waarbinnen die wordt afgelegd. Veel grootse topshots bijvoorbeeld. Alsof het leven op aarde, door een soort opperwezen, vanaf een afstandje wordt bezien en aanschouwd – en er zo meteen een zekere orde wordt aangebracht in de chaos die dat leven zo vaak is.

De verhalen in deze film ontvouwen zich langzaam, soms op het trage af, en beginnen gaandeweg ook in elkaar over te lopen. Intussen gaan ze tevens een verbinding aan met de staat van zijn van die ene spartelende filmmaker. Bij de anderen vindt Diego Gutiérrez ogenschijnlijk houvast. Zij kunnen de stukken drijfhout vormen, waaraan hij zich zou kunnen vastklampen. Zodat ie zijn eigen leven weer kan vervolgen – een nieuwe film maken wellicht – in een wereld die zomaar op drift kan raken.

Shark Whisperer

Netflix

Als knappe, blonde vrouw is Ocean Ramsey een uitstekend uithangbord voor de haai. De Shark Whisperer (90 min.) uit Hawaï heeft zich voorgenomen om het imago van dit gevreesde dier te verbeteren. Haaien zijn volgens haar zeker niet de moordlustige beesten die we kennen van films als Jaws. Je kunt er best mee zwemmen! En Ramseys partner, de onderwaterfilmer Juan Oliphant, maakt daar dan onvergetelijke beelden van.

De haaieninfluencer oogst intussen ook heel wat spot en (vrouwen)haat. Dat ze maar eens goed gebeten wordt! wensen anonieme criticasters haar toe. Waarop Ocean dan weer zegt dat ze niets anders riskeert dan haar eigen leven. Zoals in 2007, toen werd gefilmd hoe ze ogenschijnlijk een fatale ontmoeting had met een haai, de start van deze documentaire van J.P. StilesHarrison Macks en James Reed (My Octopus Teacher).

Er is ook serieuze kritiek. Dat ze het verkeerde voorbeeld geeft. Anderen zouden inderdaad wel eens kunnen denken dat je zomaar kunt knuffelen met haaien. Het zijn echter levensgevaarlijke roofdieren. ‘Bij haaienaanvallen ziet de aangevallen persoon bijna nooit aankomen dat ie wordt aangevallen’, stelt onderwaterbioloog Kim Holland. ‘Ze hebben dus nooit de kans gehad om ontwijkende maatregelen te treffen.’

En over Ocean, die zich heeft opgeworpen als beschermster van het dier dat al zo’n 400 miljoen jaar rondzwemt op aarde en wordt beschouwd als essentieel voor het ecosysteem onder water, zegt niet alleen hij: ‘Wat ze doet, is meer voor de show dan voor de wetenschap.’ Voor die show is overigens wel enige aanleiding: elk jaar worden er zo’n honderd miljoen haaien gedood, als bijvangst van visser of om haaienvinnensoep te maken.

Die boodschap is, zeker sinds Jaws, niet nieuw. Ook de Australische ‘zeemeermin’ Valerie Taylor, die de inspiratie vormde voor de bestseller van Peter Benchley en de blockbuster die regisseur Steven Spielberg op basis daarvan maakte, heeft zich opgeworpen als een soort Jane Goodall voor de haai. De inmiddels hoogbejaarde duikster werd enkele jaren geleden geportretteerd in de docu Playing With Sharks.

Als we verder gaan op de ingeslagen weg, is de haai ten dode opgeschreven. Ramsey wil het niet zover laten komen en zet daarvoor ook deze film in. Ze wil een mediamomentje creëren, een onvergetelijk beeld. Want zo’n beeld zegt meer dan duizend woorden. Ze start bij de film die haar grote liefde in een kwaad daglicht heeft gesteld en besluit om met een grote witte haai te gaan knuffelen. Een onvervalst anti-Jaws moment.

Zo geven Stiles, Macks en Reed haar in deze gelikte, met fraai onderwatermateriaal verlevendigde film alle ruimte om haar positieve en tegelijk alarmistische boodschap te verkondigen. Ramsey is zich ervan bewust dat wat ze doet niet zonder gevaar is. ‘Het gaat om het leven in je jaren’, zegt de zelfbenoemde haaienredster, terwijl ze, op weg naar de oceaan, haar hond Shark aanhaalt. ‘En niet om de jaren in je leven.’

En uiteindelijk gaan we toch allemaal naar de… juist.

Det Røde Kapel

Zentropa

In 2009  klinkt er ineens een nieuwe, volstrekt oorspronkelijke stem in de internationale documentairewereld. Van een man met een spits gezicht en rossig ringbaardje en doorgaans een zonnebril op. Hij richt zich op grote, geopolitieke onderwerpen en zet die volledig naar zijn hand. Met gedurfde en theatrale ingrepen, in Engels met een dik Deens accent ingekaderd. Scherp, brutaal en met veel (zelf)spot. Voor zijn debuutfilm trekt hij naar één van de meest afgeschermd landen ter wereld, Noord-Korea, om dit te ontmaskeren met een bizarre variétéshow, op het podium en – vooral – ervoor en erna. Humor is volgens hem nu eenmaal de zwakke plek van elke dictator.

Enter de wereld van Mads Brügger, de man die later nog een in bloeddiamanten handelende nepdiplomaat zal spelen, op onnavolgbare wijze de dood van VN-baas Dag Hammarskjöld gaat onderzoeken en een geheime mol zal begeleiden in, juist, Noord-Korea. Met twee geadopteerde Deens-Koreaanse comedians, Simon Jul en de lichamelijk gehandicapte Jacob Nossell, maakt hij in Det Røde Kapel (Engelse titel: The Red Chapel, 87 min.) een rondreis door de dictatuur van Kim Jong-il, om daar een potsierlijke theatervoorstelling te geven. Die wordt tijdens hun verblijf overigens helemaal omgegooid door de plaatselijke censor, zodat ie het regime vooral maar niet tegen de haren instrijkt.

In dat kader is Brügger opgezadeld met ene mevrouw Pak. Zij leidt het Deense gezelschap rond in een grondig opgeschoonde versie van haar land, de communistische heilstaat die slechts het allerbeste voorheeft met z’n inwoners. Tenminste, zolang die zich gedragen als gewillige, goedlachse en volstrekt ruggengraatloze dienaren van de staat. En zij ziet er tevens op toe dat ook het bonte gezelschap uit Denemarken in de pas blijft lopen. De gestaalde dame ontfermt zich in het bijzonder over de spastische jongeling Jacob, die gaandeweg in ernstige gewetensnood komt en uit zijn rol dreigt te vallen. Met een beetje pech wordt zo de hele onderneming ontmaskerd.

Dan wordt de filmmaker ook geconfronteerd met de gevaren van het avontuur waarin hij zichzelf en zijn metgezellen heeft gestort. ‘De nachten in Noord-Korea zijn het ergst’, concludeert hij tegen het einde van hun trip door dit wezenloze wonderland. ‘Je mag je hotel niet verlaten en hebt op je kamer alle tijd om na te denken over deze wereld die je nooit zult begrijpen en waarvan je nooit deel zult uitmaken. Ontdaan van al je rechten, behalve het recht om te drinken en sigaretten te roken, krijg je vreemde ideeën. Wat nu als De Grote Leider ‘t bij het rechte eind heeft en de rest van de wereld miszit? En wat als Jacobs reactie op Noord-Korea klopt en die van mij verkeerd is?’

Al filosoferend en manipulerend stuurt hij dit wrange, gênante en wanstaltige reisverslag door een parallelle wereld, waar Grote Leiders naar hartenlust kunnen regeren, naar een ongemakkelijk slotakkoord: Jacobs uitvoering van John Lennons onweer/uitstaanbare singalong. ‘Imagine all the people. Living life in peace. Woohoo-hoohoo!’

Het Grote Offensief

September Film

Met een stoutmoedig en meedogenloos plan hoopt de Canadese bevelhebber Guy Simonds in het najaar van 1944 de patstelling in de laatste fase van de Tweede Wereldoorlog te doorbreken. Hij geeft het bevel om het Zeeuwse eiland Walcheren te laten overstromen, om zo kustbatterijen van de Duitsers uit te schakelen. Naderhand meldt de Britse pers triomfantelijk dat het eiland is gezonken en het nazi-garnizoen aldaar weggespoeld. Het blijkt een enorme misvatting. De strijd is nog lang niet gestreden en zal in de komende maanden nog flink oplaaien.

In Het Grote Offensief (98 min.) belicht het team achter de speelfilm De Slag Om De Schelde en de bekroonde dramaserie De Joodse Raad, de strijd rond de Zeeuwse eilanden. Die moet eerst in het voordeel van de geallieerde troepen worden beslist, voordat zij kunnen doorstoten naar Berlijn, om Hitlers naziregime definitief te breken. De overwinningsroes die de legertop na de doorbraak in Normandië en de bevrijding van de stad Antwerpen even in z’n greep kreeg, is dan alweer geweken. En ook de bevrijdingskoorts in het bezette Nederland heeft plaats moeten maken voor realisme.

Regisseur Victor D. Ponten verlaat zich bij het reconstrueren van deze geschiedenis op een hybride van docu en drama. Hij laat authentiek archiefmateriaal van de oorlog en fraaie visualisaties van het front, met digitale kaarten en maquettes, samenvloeien met gedramatiseerde scènes, zowel van gewone soldaten aan het front als van de militaire beslissers die op zoek zijn naar een winnende strategie. Een sleutelrol is er voor verteller Gijs Scholten van Aschat, die alle ontwikkelingen vaardig inkadert en van context voorziet en de verschillende verhaalelementen en -lagen met elkaar verbindt.

De opmars van de geallieerden wordt intussen ernstig belemmerd door onenigheid en wedijver binnen de legertop, tussen de relatief onervaren Amerikaanse opperbevelhebber Dwight Eisenhower (Michael Krass) en de eigengereide Britse veldmaarschalk Bernard Montgomery (Martijn Oversteegen). Deze strubbelingen zorgen zelfs weer voor hoop in Berlijn, waar een vertrouwd tierende Adolf Hitler (Mike Reus) het uiterste van zijn generaals en hun manschappen blijft eisen. Misschien, heel misschien, kan een in wezen al verloren oorlog toch nog in Duits voordeel worden beslist. 

Via deze historische figuren en de keuzes die zij onderweg maken concentreert Ponten zich in Het Grote Offensief zo op het macroverhaal van dit onderbelichte stuk Tweede Wereldoorlog – de weerslag daarvan op gewone Zeeuwen komt bijvoorbeeld nauwelijks aan de orde – dat is omgevormd tot een aantrekkelijk vormgegeven geschiedenisles.

The Promise

Cinema Delicatessen

De beloofde onafhankelijkheid kwam er nooit. West-Papoea werd het slachtoffer van een schimmige deal tussen Nederland en de voormalige Nederlandse kolonie Indonesië, die onder druk van de Verenigde Staten en in de hoogtijdagen van de Koude Oorlog tot stand was gekomen. In mei 1963 werd de Papoea-bevolking vervolgens opgeschrikt door Indonesische troepen, die de heerschappij in West-Papoea, het voormalige Nederlands Nieuw-Guinea, met veel machtsvertoon overnamen. Ruim zestig jaar later gaat het Papoease volk nog altijd gebukt onder het juk van Indonesië, dat hen met harde hand regeert en elke vorm van verzet bruut de kop indrukt.

In The Promise (115 min.) reconstrueert Daan Veldhuizen hoe de Nederlandse belofte aan West-Papoea ooit werd gedaan en gebroken. Daarmee wordt deze documentaire een soort zusterfilm van In-Soo Radstake’s Indië Verloren… (2023). Nauwgezet stoft Veldhuizen een vrijwel vergeten hoekje van Neerlands koloniale geschiedenis af. Want hoewel de naar schatting tweeduizend Nederlanders met een Papoea-achtergrond alsmaar aandacht vragen voor het onrecht dat hen is (en door Indonesië nog altijd wordt) aangedaan, krijgen ze die zaak maar niet goed over het voetlicht gebracht, vertellen ze in deze ontluisterende film. Er is altijd een andere, nog nét iets urgentere kwestie.

Met prachtig, gerestaureerd 35 mm-archiefmateriaal toont Veldhuizen intussen hoe die dekselse Nederlanders zich ooit, met al hun superioriteitsgevoelens, in West-Papoea meldden, om de inheemse bevolking – primitievelingen, koppensnellers, kannibalen, als je de verhalen mocht geloven – eens te gaan civiliseren. Hij kan bovendien terugvallen op interviews met Nederlandse politici, diplomaten en goeddoeners uit die tijd. ‘Onze opdracht was om deze mensen op te voeden, ze uit de misère van het stenen tijdperk te halen, waarin zij tot nog toe geleefd hadden’, zegt één van deze ‘white saviors, die zich er ook niet voor schaamden om de schedels van de inboorlingen op te meten.

Het is een wrange geschiedenis die in 1962 tot een pijnlijke conclusie werd gebracht met de overdracht van Nederlands Nieuw-Guinea aan Indonesië. De belofte dat er een volksraadpleging zou komen onder de Papoease bevolking bleek helemaal niets waard. Een kleine zestig jaar na dato moet de Nederlandse journaliste Julia Jouwe echt de archieven in om alle achtergronden van die kwestie te kunnen vatten. Duidelijk is dat Indonesië in de optiek van de Verenigde Staten onder geen beding communistisch mocht worden. Anders zouden andere landen, volgens de zogenaamde Dominotheorie, al snel volgen. En dus moest Indonesië’s claim op Nieuw-Guinea blijkbaar worden ingewilligd.

Min of meer tegelijkertijd wierp prins Bernhard zich, namens de illustere Bilderberggroep, op als belangenbehartiger voor westerse bedrijven, die een aardige grijpstuiver dachten te kunnen verdienen aan goud- en koperwinning op het eiland in de Grote Oceaan. Intussen raakten de belangen van de Papoease bevolking steeds verder buiten beeld. Vele generaties later is daarin nauwelijks iets veranderd en lijkt de situatie in West-Papoea nog even slecht als altijd. Papoease Nederlanders spreken zich uit over dit onrecht, dat met The Promise zeer overtuigend wordt geagendeerd. Het wordt tijd dat Nederland zijn oorspronkelijke toezeggingen nakomt, vinden zij. Belofte maakt immers schuld.

In Mijn Hoofd Is Alles Leuker

Human

‘Only in dreams’ zong de ultieme dagdromer Rivers Cuomo ooit op het debuutalbum van zijn band Weezer, ‘we see what it means.’ Dat dromen, veel bejubeld, kan alleen ook leiden tot een stoornis: maladaptive daydreaming. De lijders vinden het gewone leven zo saai, zwaar of verwarrend dat ze zich elke dag urenlang verliezen in dagdromen. Zodat ze uiteindelijk nergens meer aan toekomen en zelfs de grip op de realiteit kunnen verliezen.

De Nederlandse filmmaker Thomas W. Renckens maakte in 2020 de korte documentaire The Daydreamers. Dit project heeft nu een vervolg gekregen: In Mijn Hoofd Is Alles Leuker (55 min.). Over drie gewone stervelingen voor wie escapisme een soort gevangenis is geworden. Het Nederlands meisje Amber Schippers heeft bijvoorbeeld moeite met echte mensen en het normale leven, maar kan zich helemaal verliezen in Inanis, een verzonnen wereld waar mensen na hun dood heengaan.

De 33-jarige Dušan Jerger heeft al enkele jaren geen baan. Hij zit thuis bij zijn moeder en fantaseert er dan op los. Dat hij net zo’n leider wordt als Alexander de Grote, bijvoorbeeld. Dušan de Grote. De Britse tiener Sian Kirby tenslotte stelt zich voor dat haar vader een prins is. Als zij later zelf beroemd en succesvol is, wil ze hem gaan zoeken. Dat idee van adellijk bloed is natuurlijk een stuk aantrekkelijker dan een vader die zijn gezin heeft verlaten en een moeder die ‘t dan aanlegt met gewelddadige kerels.

Het ergste aan deze excessieve manier van dagdromen is volgens Sian ‘dat het een stoornis is die zorgt dat je er ook van houdt’ Ze heeft erover geschreven: ‘Het fluistert in je oren, bedekt je ogen en streelt je gezicht terwijl het je haren uittrekt. Maladaptive daydreaming grijpt je bij de keel en zegt dat je dat als knuffel moet zien.’ Renckens beweegt intussen mee naar hun wereld. Hij plaatst geen kanttekeningen: of ze bijvoorbeeld niet gewoon een spreekwoordelijke schop onder de kont nodig hebben?

Hij laat Amber, Dušan en Sian zelf constateren dat die uitbundige fantasie hun werkelijke leven smoort. In Real Life dus. De opdracht is dan simpel: gelukkig worden in dat échte echte leven, met echte mensen in de echte wereld. Dit wordt meteen het doel voor de tweede helft van de film. Via verbinding met een ander, of juist loskomen daarvan. Een baan wellicht. Tegelijk blijft, ergens in hen, dat gevoel. Dat er daaro, aan de andere kant van de heuvel, ‘over yonder’ zelfs, toch nog een mooiere wereld wacht.

‘Only in their dreams can men truly be free’, betoogt Robin Williams, als de docent John Keating, niet voor niets in de dagdroomfilm Dead Poets Society, waarin hij zijn studenten aanspoort om hun dromen na te jagen. ‘Twas always thus, and always thus will be.’

Tsunami: Race Against Time

Disney+

In Banda Atjeh, een stad op het Indonesische eiland Sumatra, sleurt een maalstroom van water, modder en de brokstukken van een verpletterde wereld alles en iedereen met zich mee. Ontheemde bewoners proberen zich staande te houden op de vervaarlijk drijvende vloot van wrakstukken en zo te overleven op die fatale zondagochtend 26 december 2004. Een plaatselijke camerajournalist legt vast hoe een groep mannen tevergeefs een klein meisje uit het water probeert te trekken. Één van hen kan het niet langer aanzien, duikt in het water en zwemt ernaartoe.

‘Ze bleef maar zeggen: papa, papa…’, herinnert de toenmalige redder in nood, muzikant Dedi Rahmat, zich in de vierdelige serie Tsunami: Race Against Time (176 min.) van regisseur Daniel Bogado, die eerder de aanslagen van 11 september 2001 reconstrueerde in 9/11: One Day In America. ‘Hoewel ik een alleenstaande 25-jarige man was, zei ik tegen haar: papa is hier, papa is hier…’ Bij beelden van hoe Dedi het geschrokken kind zorgzaam in zijn armen houdt en met haar achter op een brommer richting het ziekenhuis klimt, vertelt de man hoe hij het meisje daar aan een verpleegkundige heeft overhandigd. ‘Ik heb het kind nooit meer gezien, maar in mijn hart weet ik dat ze het heeft overleefd.’

Ruim 11.000 kilometer verderop, op het Pacific Tsunami Warning Center in Hawaii, probeert seismoloog Barry Hirshorn intussen vat te krijgen op de aardbeving onder water, die met name in de Indische Oceaan woest om zich heen slaat. De ramp zal uiteindelijk ruim tweehonderdduizend levens claimen, in veertien verschillende landen. In deze miniserie probeert Bogado de totale tragedie te vatten. Hij heeft daarvoor de beschikking over honderden uren beeldmateriaal van allerlei verschillende bronnen en kan een beroep doen op enkele overlevenden. Zij kregen elk op hun eigen manier te maken met de tsunami, die menigeen in hun directe omgeving het leven kostte.

Deze persoonlijke getuigenissen brengen de inmiddels twintig jaar oude ramp weer helemaal tot leven. De Zweedse toerist Fredrik Bornesand, die vakantie viert in het Thaise Phuket, heeft eerst bijvoorbeeld niet door wat er op hen afkomt. Wat erg voor de eigenaar van het hotel, denkt hij. Al die waterschade! Pas later realiseert hij zich dat ze met z’n allen in een klassieke ‘leven of dood’-situatie terecht zijn terechtgekomen. Ook in Sri Lanka zijn de ramp en ravage nauwelijks te overzien en belandden zowel hulpverleners als gewone burgers in bijzonder hachelijke situaties. Voor menigeen is het ieder voor zich en God voor ons allen, anderen proberen daar bovenuit te stijgen.

Bogado speelt hun persoonlijke verhalen gewiekst uit, waardoor tot het laatst ongewis blijft of sommige verwanten van zijn hoofdpersonen het er levend afbrengen – of niet. Zo ging het in werkelijkheid ook: wat het lot nog gaat brengen, laat zich immers niet voorspellen. Het dreigt in dit ooggetuigenverslag van de dodelijkste tsunami uit de recente historie soms wel bijna een raadspelletje te worden: heeft puntje-puntje-puntje ’t nu overleefd of niet? De filmmaker zorgt er bovendien wel voor dat de serie in balans blijft. Tegenover elk groot drama staat een klein wonder – of op zijn minst een lichtpuntje, waaruit een bepaalde vorm van hoop kan worden geput.

Zoals het relaas van een Indonesisch jongetje dat drie weken na de ramp wordt aangetroffen door hulpverleners. Martunis Sarbini heeft al die tijd langs het strand gelopen en geslapen tussen levenloze lichamen. Hij oogt moederziel alleen, maar zal uiteindelijk toch weer een thuis vinden. Hij staat daarmee model voor alle overlevenden, die na de ramp de brokstukken van hun leven bij elkaar moesten vegen.

Made In Holland – De Grote Gift

Discours Film

In het Amerikaanse plaatsje Marblehead, vlakbij Boston, hangen ze gewoon aan de muur: ‘onbetaalbare‘ meesterwerken van zeventiende eeuwse Hollandse en Vlaamse meesters. Het oudere Nederlands-Vlaamse echtpaar Eijk en Rose-Marie de Mol van Otterloo, dat fortuin heeft gemaakt met een beleggingsfirma, beschikt over de grootste privéverzameling in de wereld. ‘Een’ Rembrandt van Rijn bijvoorbeeld, ‘een’ Jacob van Ruisdael en ‘een’ Jan Steen.

Ideale hoofdpersonen dus voor documentairemaker Oeke Hoogendijk, die met films als Mijn RembrandtMarten En Oopjen: Portret Van Een Huwelijk en De Vereniging Rembrandt, Een Uitzonderlijk Jaar van de liefde voor kunst van vermogende verzamelaars, en de daaromheen scharrelende handelaren, haar eigen niche heeft gemaakt. Behalve de Van Otterloos portretteert ze in Made In Holland – De Grote Gift (50 min.) nog een ander kunstminnend echtpaar: Susan en Matthew Weatherbie uit Boston. Ook dit stel heeft inmiddels een collectie van aanzienlijke waarde opgebouwd.

Via hen duikt ze in de psyche van de gefortuneerde kunstminnaar, voor wie een collectie nooit af is. Welke ‘kinderen’ wil je nog omarmen – en wie stoot je daarvoor dan af? Hoogendijk volgt Eijk en Rose-Marie van Otterloo bijvoorbeeld naar Londen waar ze bij het upper class-koppel Johnny en Sarah van Haeften ‘een’ Netscher en ‘een’ Bruegel op de kop hopen te tikken. Voor ettelijke miljoenen, dat wel. ‘Het zoet van grote kwaliteit blijft nog lang nadat het bitter van een hoge prijs is vergeten’, probeert de kunsthistoricus en adviseur Frits Duparc hen te verleiden tot aankoop.

De setting verraadt geld, oud en nieuw. En de sfeer tussen de gedistingeerde heren en dames blijft tijdens de onderhandelingen voorkomend en vriendschappelijk – al staat er veel geld en prestige op het spel. Heel aandachtig kijken ze naar de schilderijen – en wij, als kijkers, met hen – en bepalen de waarde die deze voor hen persoonlijk en volgens de markt hebben. Het blijft een intrigerend tafereel, want tegelijkertijd ligt er ook een andere prangende kwestie op tafel: waar moet de collectie heen als zij, de Van Otterloos en Weatherbies, er straks niet meer zijn?

Met die vraag brengt Hoogendijk deze boeiende, opnieuw tot in de puntjes verzorgde film naar zijn eindpunt. Het is, zoveel is duidelijk, weer onmiskenbaar ‘een’ Oeke geworden. En die zijn op hun eigen manier ook onbetaalbaar.

South To Black Power

HBO Max

Het is een prikkelend idee: als zwarte Amerikanen nu eens collectief terug verhuizen naar de zuidelijke Staten waar ze tijdens De Eerste Grote Migratie (1915-1940), met zes miljoen sterk, zijn vertrokken om werk te gaan zoeken in grote steden zoals New York en Chicago. Volgens schrijver en New York Times-columnist Charles Blow, die het idee uitwerkte in zijn boek The Devil You Know: A Black Power Manifesto, is zo’n Tweede Grote Migratie een uitgelezen mogelijkheid voor Afro-Amerikanen om, op het niveau van de individuele staten, macht te verwerven. Zeker nu Black Lives Matter over z’n hoogtepunt heen lijkt, moet de zwarte gemeenschap volgens Blow manieren bedenken hoe ze meer invloed kan krijgen.

Aardig gedachtenexperiment om South To Black Power (85 min.) in gang te zetten, zo lijkt ‘t, maar natuurlijk geen serieus plan. Dat laat zich echter nog bezien. Er zijn wel degelijk min of meer geslaagde voorbeelden. In de jaren zestig verhuisden hippies bijvoorbeeld collectief naar de staat Vermont en zorgden daar voor een aanmerkelijk liberaler klimaat, dat als voedingsbodem heeft gefungeerd voor de bekende linkse senator Bernie Sanders. In Jackson, Mississippi, werd ondertussen de zogenaamde Republic Of New Africa opgericht. Die bleek weliswaar geen lang leven beschoren, maar de huidige burgemeester, Chokwe Antar Lumumba, is wel een afstammeling van een zwarte activist die destijds voor de Republiek overkwam vanuit Detroit. Dat is Black Power in de praktijk.

Net als veel Afro-Amerikanen is Blow zelf ooit van het zuiden naar het noorden gemigreerd. Hij groeide met vier broers op bij een alleenstaande moeder in Louisiana en wilde zich als veelbelovende jongeling losmaken van zijn gesegregeerde omgeving. In New York vond hij zijn plek en missie. Inmiddels is de schrijver, vertelt hij in deze documentaire van Sam Pollard en Llewellyn M. Smith, weer terug verhuisd naar het zuiden, Georgia. Omdat, behalve woorden, ook daden ertoe doen. Blow gaat daar dan wel weer over in gesprek met zwarte Amerikanen die altijd in een zuidelijke staat zijn blijven wonen, net als hij naar het noorden zijn vertrokken, daar nooit meer weg willen en/of juist overwegen om te migreren naar een plek waar op termijn een Afro-Amerikaanse meerderheid kan ontstaan.

Het idee van een Tweede Grote Migratie blijft dus vooral aanleiding voor een, tamelijk braaf, gesprek tussen gelijkgestemden en wordt verder niet uitgetest. In staten zoals Georgia en North Carolina is tijdens de parlementsverkiezingen van 2022 al wel te zien wat de gevolgen van zo’n zwarte meerderheid zouden kunnen zijn. Tegenover een versterkt zwart zelfbewustzijn komen al snel pogingen te staan om het stemmen te ontmoedigen of om, via gerrymandering, kiesdistricten zo in te richten dat de zwarte bevolking alsnog in een district met een witte meerderheid terecht komt of dat alle Afro-Amerikanen juist bij elkaar worden geplaatst (zodat ze alleen daar, op dit kleine stukje Amerika, invloed kunnen uitoefenen).

Dat zijn best interessante en relevante constateringen. En ook het antwoord daarop, vanuit zwarte activisten, levert denkvoer op. Het resulteert alleen niet in een heel sprankelende film. Na een prikkelend begin wordt South To Black Power een soort kruising tussen een politiek pamflet en een praatfilm, die vooral in de eigen parochie heel goed zal worden ontvangen.

The Dmitriev Affair

Zeppersfilm

Het is hun taak om elk afzonderlijk individu recht te doen, is de stellige overtuiging van Joeri Dmitriev. Net als andere Russen, verenigd in de mensenrechtenorganisatie Memorial, zoekt hij naar slachtoffers van Stalins Grote Terreur, waarbij in de jaren 1936 tot 1938 misschien wel een miljoen Russen werden omgebracht. In Karelië, in het noordwesten van het land, heeft Dmitriev twee enorme massagraven met duizenden slachtoffers ontdekt.

En in voorheen gesloten archieven vindt de historicus gedetailleerde informatie over de terreur en slachting. Een concrete verklaring van één van de uitvoerders bijvoorbeeld. ‘Eerste luitenant Shondysh schoot in de nacht van 22 op 23 januari van 1938 eigenhandig 446 mensen dood’, vertelt Dmitriev daarover, met nauwelijks ingehouden woede. ‘In één nacht. Met een revolver, niet met een machinegeweer of automatisch wapen.’ Hij kan het nog altijd nauwelijks geloven: ‘En ze kwamen er zomaar mee weg.’

Dmitrievs activiteiten zorgen ervoor dat hij op de radar komt van Russische autoriteiten. Op de staatszender Russia Today wordt hij er bijvoorbeeld van beschuldigd dat hij de geschiedenis van het land, met buitenlandse financiering bovendien, probeert te bezoedelen. Eind 2016 volgt zijn arrestatie, op bijzonder twijfelachtige gronden. Die zet The Dmitriev Affair (93 min.) definitief in gang. Documentairemaakster Jessica Gorter, die al meerdere documentaires maakte in Rusland, is dan al enige tijd met hem aan het filmen.

Met ‘s mans aanhouding verplaatst haar film zich in zekere zin van Ruslands afschrikwekkende verleden naar het heden, dat hard op weg is om een natuurgetrouwe weerspiegeling van die geschiedenis te worden. Via haar strijdbare protagonist, en de pogingen van het regime om hem klein te krijgen, toont Gorter knap de repressie in het huidige Rusland en de gevolgen daarvan voor burgers, en de mensen om hen heen, die zich niet zomaar de mond laten snoeren – of op een vuile manier worden besmeurd.

Terwijl Memorial, in het najaar van 2022 beloond met de Nobelprijs voor de Vrede, het werken vrijwel onmogelijk wordt gemaakt, krijgt de herijking van Stalin, ook al het thema van Gorters vorige film De Rode Ziel, steeds meer reliëf. Daarbij past ook het herschrijven – of gewoon vervalsen – van de geschiedenis, zoals deze film pijnlijk duidelijk laat zien. Over niet al te lange tijd is die Grote Zuivering er nooit geweest en wordt Rusland ook weer omringd door louter vijanden. Met stuk voor stuk bloed aan hun handen bovendien.

En Joeri Dmitriev wacht hetzelfde lot als talloze landgenoten. Toen en nu.

Mijn Grote Broer

Zeppers

‘Twijfels.doc’ heet het Word-document dat Arie’s vader Arjan enige tijd na zijn dood op het bureaublad van z’n computer aantreft. Het blijkt een afscheidsbrief van de 22-jarige jongen, die eind 2019 uit het leven is gestapt. In overleg met zijn vrouw Denise houdt Arjan de brief nog heel even weg bij hun andere zoon, Arie’s jongere broer Gijs, die voor het eerst weer gaat werken bij een bouwmarkt en daar nog even niet wil vertellen wat er is gebeurd.

Deze zeer intieme film van Mercedes Stalenhoef start bij Arie’s uitvaart, als zijn ouders en Gijs hem uitgeleide doen. Nadat Denise met onvaste stem You Are So Beautiful voor Arie heeft gezongen, spreekt Arjan zijn zoon, stuurman op de grote handelsvaart, toe tijdens de uitvaartplechtigheid: ‘Jij navigeert je schip nu naar onbekende wateren. Wij blijven achter op de kade, vol vertwijfeling en ongeloof en met alleen maar vragen.’ Hij besluit: ‘Lieve Arie, behouden vaart!’

En dan begint de rest van het leven van Gijs en zijn ouders zonder Mijn Grote Broer (108 min.). Arie van der Pijls suïcide kwam als een volslagen verrassing voor de andere gezinsleden. Ze kenden hem als vrolijk en optimistisch. Via zijn brief leren ze een andere Arie kennen: een jongen die al jaren kampt met sombere episodes – hoewel daarvan ook op de familievideo’s en filmpjes die hij tijdens zijn werk maakte, waarmee Stalenhoef haar vertelling associatief doorsnijdt, weinig is te zien.

Elk op hun eigen manier proberen Arjan, Denise en Gijs vat te krijgen op hun verdriet, elkaar te ondersteunen en hun leven weer te vervolgen. Vanaf het allereerste begin, als er alleen de schok is van Arie’s plotselinge dood en het echte rouwproces nog moet beginnen, schenken ze de documentairemaakster en haar filmcrew hun vertrouwen en geven ze hen gedurende enkele jaren ruimhartig toegang tot hun gevoels- en familieleven. Dat is zowel dapper als waardevol.

De documentairemaakster kleurt de ontwikkeling van het gezin Van der Pijl, dat eerder al een flinke klap kreeg te verwerken toen vader Arjan een dwarslaesie opliep bij een ongeluk op het strand, in met expressieve muziek en doet recht aan alle emoties die opspelen als de verschillende gezinsleden na Arie’s overlijden lastige hordes zoals zijn verjaardag, de feestdagen en Moederdag moeten nemen en ze bovendien zijn kamer een andere bestemming willen geven.

Stalenhoef houdt daarbij oog voor de lichtpuntjes die zij onderweg ontwaren. Mijn Grote Broer wordt zo een delicate, ontroerende en toch hoopvolle film over mensen die het leven aangaan, ook al heeft hen dat flinke klappen gegeven. Tegelijkertijd proberen ze niet te oordelen over de keuze die Arie heeft gemaakt om eruit te stappen. De documentaire werkt intussen als een onuitgesproken aansporing om het gesprek over suïcide niet uit de weg te gaan, maar juist op gang te brengen.

Ningdu

Periscoop Film

In The Missing Picture (2013) brengt de Cambodjaanse filmmaker Rithy Panh een historisch verhaal waarvan nauwelijks beelden bestaan opnieuw tot leven. Aan de hand van zijn eigen familiegeschiedenis reconstrueert hij met kleipoppetjes het gruwelregime van De Rode Khmer, dat in de tweede helft van de jaren zeventig twee miljoen mensen van huis en haard verdreef en uitgestrekte ‘killing fields’ achterliet.

Ningdu (104 min.), de debuutfilm van de Chinese animator Lei Lei, is een soortgelijke tour de force, waarin met behulp van kleurrijke stop-motion, popart en animatie, gecombineerd met zwart-wit foto’s en archiefbeelden, een persoonlijke geschiedenis over het voetlicht wordt gebracht en zo het grotere verhaal wordt verteld van een vernietigend maatschappijmodel, dat eveneens onnoemelijk veel mensen het leven onmogelijk heeft gemaakt – of heeft gekost. Plaats van handeling is China in de jaren vijftig en zestig. Gevangen tussen De Grote Sprong Voorwaarts, die van het agrarische land een moderne industriële natie moet maken, en de navolgende Culturele Revolutie, die ‘communistische puurheid’ als uitgangspunt heeft.

Lei Lei spreekt in deze collageachtige film met zijn vader Lei Jiaqi. Ook diens vader Lei Ting, de opa van de filmmaker, komt aan het woord. Hun herinneringen worden door hem als nakomeling, bijzonder inventief en gebruikmakend van surrealistische taferelen, aangekleed en op smaak en tempo gebracht met een experimentele jazzsoundtrack. De vertellers zelf blijven buiten beeld en schetsen vanuit die positie de achterkant van de grote geschiedenis. Levendig verhalen ze bijvoorbeeld over hoe Lei Ting in de jaren vijftig van huis wordt gestuurd om een radertje te worden in China’s massaproductiemachine. Als thuis zijn vrouw overlijdt, worden zijn kinderen naar een weeshuis gestuurd.

Wanneer de man enige tijd later hertrouwt en het gezin dus kan worden herenigd, verkondigt de Chinese leider Mao in 1966 zijn Culturele Revolutie en wordt Lei Ting publiekelijk te kijk gezet als een lid van de bourgeoisie – compleet met pak, stropdas en dikke sigaar – en vervolgens als klassenvijand naar een heropvoedingskamp gestuurd. Het is een tragische geschiedenis die nog altijd doorweegt in het heden, maar desondanks met een zekere nuchterheid uit de doeken wordt gedaan. De betrokken familieleden weten simpelweg niet beter en zijn elkaar, ondanks alle ontberingen, altijd vast blijven houden. Deze film is hun getuigenis, in beelden vervat door de getalenteerde kleinzoon.

Amanda Knox

Netflix

Ben je eigenaar van je eigen verhaal? En kun je dat op de één of andere manier afdwingen? Zulke vragen stelde Amanda Knox onlangs in een vlijmscherp essay bij de bioscooppremière van Stillwater. In promotie-interviews vertelde regisseur Tom McCarthy namelijk dat die speelfilm ‘geïnspireerd was door de Amanda Knox-saga’. De inmiddels 34-jarige Amerikaanse uitwisselingsstudente zat bijna vier jaar in een Italiaanse cel vanwege de moord op haar Britse huisgenote Meredith Kercher in 2007.

Knox werd uiteindelijk vrijgesproken, het verhaal bleek echter te smeuïg om volledig te verdwijnen. Zoals die ene affaire Monica Lewinsky altijd zal blijven achtervolgen (binnenkort weer in de vorm van de tv-serie American Crime Story). En ‘de klusjesman’ Michaël de Jong altijd zal worden geassocieerd met de Deventer moordzaak (een pijnlijke kwestie die op dit moment wordt aangekaart in de bejubelde speelfilm De Veroordeling). Hun leven lijkt te zijn gereduceerd tot één enkele kwestie, die ook nog van ons allen is geworden.

In 2016 is er een documentaire gemaakt over de gewelddadige dood van Meredith Kercher in een studentenflat in Perugia, waarvan haar huisgenote dus werd beschuldigd. Die heet… Amanda Knox (92 min.). Alsof die naam inderdaad niet meer van haarzelf is, maar simpelweg een codewoord voor een smakelijke moordzaak. Knox werkt overigens zelf mee aan de film. Het lijkt een poging om het initiatief weer in handen te krijgen bij wat dan inmiddels ‘a drug fuelled sex game’ wordt genoemd. In dat spel heeft zij de bijnaam Foxy Knoxy gekregen. Is zij dit nog? Gaat die enorme mediahype werkelijk over wat er zich in haar huis heeft afgespeeld? Of is dit nu eenmaal het grote gevaar van true crime, dat het sensatieverhaal altijd wint van de nuchtere feiten?

De documentaire van Rod Blackhurst en Brian McGinn laat haarfijn zien hoe de Amerikaanse studente een speelbal werd van de roddelpers. Deze zaak was niets minder dan ‘een geschenk uit de hemel’, bekent de Britse journalist Nick Pisa, die een net pak heeft aangetrokken voor het interview, zonder gêne. Van Knox werd een groteske karikatuur gemaakt. Sommige ‘onthullingen’ waren gewoon pure kolder. ‘Maar wat moeten we anders?’ vraagt Pisa hardop. ‘Als journalisten berichten we over wat we horen. Ik kan niet zeggen: wacht even, ik wil dat zelf eerst controleren. Hoe moet ik dat doen? En als de concurrent er dan eerder bij is, ben ik een primeur kwijt.’

Zulke persmuskieten kunnen zich waarschijnlijk nauwelijks voorstellen dat Amanda Knox zelf, als hoofdpersoon tegen wil en dank, totaal anders naar deze treurige kwestie kijkt. ‘Wat gaat ze doen met deze nieuwe bekendheid?, vraagt één van hen zich af nadat Knox is vrijgesproken. ‘Gaat ze een boek schrijven? Doet ze mee aan Dancing With The Stars?’ Binnen zo’n krachtenveld ben je als individu volstrekt kansloos en verdwijnt jouw persoonlijke relaas in het verhaal dat anderen ervan maken – en blijkbaar ook kunnen blíjven maken.

Men At Lunch

Rustig werken ze hun bammetjes weg. Netjes op een rijtje. Elf staalwerkers tijdens hun lunchpauze, zittend op een balk. Even rust, even ontspannen. Achter hen is het New York van de jaren dertig te ontwaren, met de Hudson-rivier en het Central Park. Ruim tweehonderd meter beneden hen, welteverstaan. De mannen bevinden zich op een wolkenkrabber in aanbouw. Van hoogtevrees hebben ze ogenschijnlijk geen last. Die is gereserveerd voor de nietsvermoedende kijker. Die ziet de peilloze diepte.

Wie ze waren? Daarover is meer dan genoeg gespeculeerd, maar ergens onderweg zijn hun namen verloren gegaan – of ze zijn, omdat die er eigenlijk niet toe deden, gewoon nooit genoteerd. Wat is gebleven, is die ene iconische foto. Die nog altijd tot de verbeelding spreekt en overal opduikt: als een toonbeeld van de onverzettelijkheid van gewone werkemannen ten tijde van De Grote Depressie. Het waren de jaren van honkbalheld Babe Ruth, de drooglegging van de Verenigde Staten en Franklin Delano Roosevelts ‘new deal’ die het land er weer bovenop zou helpen.

Niet alleen de identiteit van de Men At Lunch (65 min.) is altijd onbekend gebleven. Ook naar de fotograaf van Lunch Atop A Skyscraper is het nog altijd gissen. Alleen de datum waarop hij het adembenemende tafereel op de RCA-wolkenkrabber op Rockefeller Plaza arrangeerde voor zijn fotocamera staat vast: 20 september 1932. En met die informatie gaat regisseur Seán Ó. Cualáin in deze verzorgde film uit 2012, waarvoor actrice Fionulla Flanagan de voice-over verzorgt, op onderzoek uit. Het spoor leidt naar het Ierse platteland, waar de wortels van in elk geval twee van de elf mannen zouden liggen.

Zij staan model voor de miljoenen immigranten, die aan het begin van de twintigste eeuw hun eigen geboortegrond ontvluchtten, hun geluk in het Land van Hoop en Dromen gingen beproeven en daar bijvoorbeeld de gevaarlijke klusjes zouden opknappen bij de opbouw van het moderne New York. Jaarlijks stierf twee proces van de staalwerkers tijdens het bouwen van wolkenkrabbers. Nog eens twee procent raakte invalide. Volgens de overlevering hielden de werkers er daarom een naargeestig motto op na: wij gaan niet dood, wij worden vermoord.

Wat er verder ook van hen is geworden, door die ene foto leven ze voort en fungeren ze bovendien als inspiratiebron voor bouwvakkers die, voor het oog van fotograaf Joe Woolhead, het New York van na 11 september 2001 weer proberen op te bouwen.