Tussen Wal En Schip – Geruisloos Indisch

Cinema Delicatessen

‘Ach, soedah, laat maar’, zegt Louise Olmeyer-Brockholz tegen haar kleinzoon Kyron, als hij haar vertelt dat ie zich altijd een buitenstaander heeft gevoeld in het dorp waar hij opgroeide. Op de middelbare school noemden ze hem ‘De Indiaan’. Oma kent dat gevoel, dat je een vreemde bent en blijft. Indische Nederlanders hebben een uitdrukking voor zulke gelegenheden: ach ja, soedah, laat maar, zeggen ze dan. Laat ’t van je afglijden.

De reactie is exemplarisch voor hoe mensen uit Nederlands Indië, nadat de kolonie zich had losgemaakt van Nederland en verder ging als de onafhankelijke staat Indonesië, hun weg vonden aan de andere kant van de wereld. Ze pasten zich zo snel mogelijk aan, werden zo Hollands als maar kon en gingen op in de massa. En wat hen verder bezighield, verdriet deed of pijn bezorgde hielden ze binnen en verwerkten ze in stilte.

Daar is zelfs een term voor: Indisch Zwijgen. En dat is niet voor niets de titel van de korte documentaire die Juliette Dominicus in 2022 maakte. Als lid van de derde generatie Indische Nederlanders wilde ze de stilte doorbreken. Om verbinding te leggen met die zwijgzame eerste generatie en contact te krijgen met haar eigen wortels. Tussen Wal En Schip – Geruisloos Indisch (74 min.), gemaakt met Sven Peetoom, is een logisch vervolg op die eerste film.

Dominicus en Peetoom sluiten aan bij drie jonge Indische Nederlanders en hun grootouder. Zij wagen samen een gokje met een kraslot, proberen met vertaalsoftware Indonesisch te spreken of leggen de puzzel van een boot, die verdacht veel lijkt op de boten waarmee de eerste generatie na de Tweede Wereldoorlog naar Nederland is gekomen. Van daaruit komt het gesprek over heden en verleden dan op gang.

Zijn aankomst in Rotterdam was een vrij troosteloze bedoening’, herinnert Mick Caton zich bijvoorbeeld. Hij wist van tevoren nauwelijks waar ze naartoe gingen. Caton stamt uit een welgestelde familie, die inlanders als bediende had in Indië. ‘Als de Hollanders er niet waren geweest’, zegt hij, ‘hadden ze niet zo’n goed leven gehad.’ Kleinzoon Benjamin is nochtans kritisch. En opa realiseert zich dat hij ook wel héél veel goed praat.

Jip Dresia gaat met haar oma Corrie Muller naar een Aziatische supermarkt. Ze wil Indisch leren koken en intussen alles weten over hun gezamenlijke achtergrond. Je moet de pijn van het verleden niet te veel koesteren, vindt oma. ‘Want dan kom je er zelf niet meer uit.’ Je kunt beter ‘flink’ zijn. En dat vindt haar kleindochter dan soms weer lastig. ‘Moet je altijd alleen verdrietig zijn?’ vraagt ze zich af. ‘Of kan dat ook samen?’

In een intieme setting komen twee generaties Indische Nederlanders zo nader tot elkaar. Ze duiken in het verleden – via archiefbeelden, die letterlijk worden geprojecteerd in hun huidige bestaan – en bevragen hun identiteit. Die tweegesprekjes ogen soms wat opgeprikt, maar vertellen tegelijkertijd heel wat over hoe ze in het leven staan. En dat betekent dan automatisch ook dat niet alles (voor de camera) kan worden besproken.

Wat er echt moet worden gezegd bevindt zich soms ook tussen de woorden. Door hoe de boodschap wordt verpakt, door hoe die wordt opgevangen of door hoe iets juist niet wordt uitgesproken. Relativerende woorden zijn er in dat verband van Corrie Muller die haar kleindochter Jip liefdevol voorhoudt dat je van stilte ook kunt genieten of tot rust kunt komen. Zo kan Indisch zwijgen ook zijn.

Brats

Hulu

De benaming ‘The Class Of 1985’ wilde maar niet blijven plakken. Toen journalist David Blum voor New York Magazine een profiel besloot te maken van Emilio Estevez, één van de jonge acteurs die in de jaren tachtig Hollywood veroverden, muntte hij echter een naam die wél vlam vatte: ‘The Brat Pack’, een vileine verwijzing naar The Rat Pack van Frank Sinatra, Dean Martin en Sammy Davis Jr., die rond 1960 helemaal bon ton was in Hollywood. Dit was de nieuwe generatie: niet meer dan een stel verwende nesten.

Andrew McCarthy, eind vijftig inmiddels, was één van die Brats (93 min.). Hij heeft er altijd een rotgevoel aan overgehouden. De benaming voelde als een diskwalificatie, een sneer ook richting ‘de gouden jaren van de tienerfilm’. De sterren van kaskrakers als The Breakfast Club, St. Elmo’s Fire en Pretty In Pink werden simpelweg weggezet als leeghoofden en lichtgewichten. Hij was lid gemaakt van een club, waarvan ie helemaal geen deel wilde uitmaken. En wie er verder nu precies lid waren, daarover verschilden de meningen: hoorde Tom Cruise er bijvoorbeeld bij? Sean Penn? Of Michael J. Fox?

Uiteindelijk bakent McCarthy de Pack af tot een illuster zevental: Emilio Estevez, Demi Moore, Rob Lowe, Judd Nelson, Ally Sheedy, Molly Ringwald en hijzelf. Terwijl ie met de anderen in contact probeert te komen, wil hij tevens dat tijdsgewricht in kaart brengen. McCarthy spreekt in dat kader af met generatiegenoten, zoals Timothy Hutton (Ordinary People) en actrice Lea Thompson (Back To The Future), die aan het Brat Pack-label ontsnapten, regisseur Howard Deutsch (Pretty In Pink), Susannah Gora (de schrijfster van een Brat Pack-boek) en Bret Easton Ellis (lid van de Literary Brat Pack).

De andere Brat Packers laten zich intussen niet zomaar verleiden om te participeren in zijn documentaire. Een groep waren ze sowieso nooit. Die vormden ze vooral in de ogen van de buitenwacht. En stuk voor stuk lijken ze ook last te hebben gehad van de vooroordelen die gepaard gingen met het Brat Pack-stempel: serieuze filmmakers wilden niet met hen in zee. Uiteindelijk zijn enkelen bereid om hun voormalige mede-tieneridool te ontvangen en ervaringen uit te wisselen. Anderen geven er de voorkeur aan om zich op de toekomst te richten of laten simpelweg niets van zich horen. 

Erg veel komt er niet uit de ontmoetingen die wél plaatsvinden. Ze leveren niet heel veel meer dan de constatering dat dat predicaat inderdaad heel bepalend was voor hun zelfbeeld, imago en toekomstperspectief – al blijft ‘t best aardig om al die oude vertrouwde gezichten, vergezeld van smakelijke filmfragmenten, weer eens te horen over hún jaren tachtig. McCarthy’s zoektocht door het verleden is bovendien opgeleukt met een toffe eighties-soundtrack, met treffende nummers van Joy Division (Love Will Tear Us Apart), Alphaville (Forever Young) en Simple Minds (Don’t You Forget About Me).

Scherpte krijgt Brats echter pas als Andrew McCarthy een afspraak weet te regelen met de man die The Brat Pack ooit van z’n geuzennaam voorzag en daarbij niet over iedereen even flatteus berichtte: journalist David Blum. En die heeft daarvan nog altijd geen spijt.

Flipside

Oscilloscope Laboratories

Waar gaat de film over en waar wil ie naartoe? In tijden van formats is ook bij documentaires doorgaans binnen twee minuten duidelijk wat een film wil zijn. Deze productie lijkt dan te gaan over de Amerikaanse fotograaf Herman Leonard, die halverwege de twintigste eeuw iconische zwart-wit portretten maakte van jazzgrootheden zoals Dexter Gordon, Duke Ellington, Louis Armstrong, Billie Holiday en Miles Davis. Herman heeft niet lang meer te leven, documentairemaker Chris Wilcha heeft de opdracht gekregen om hem op de valreep nog te portretteren. Een tot mislukken gedoemde opdracht, die dan ook op niets zal uitlopen.

Na enkele minuten schakelt Wilcha dus noodgedwongen door. Naar een film over… – ja, waarover eigenlijk? – de zin, het gevoel of pak ‘m beet de keerzijde van het bestaan: Flipside (96 min.). Een documentaire over de documentairemaker zelf, Chris Wilcha. Herstel over commercialmaker Chris Wilcha. En over zijn vader, de eigenaar van zijn favoriete platenzaak, diens lokale concurrent die ook Dan heet, comedyschrijver Judd Apatow, would be-schrijfster Starlee Kine, radiohost Ira Glass, popsnob Tracy Flipside, gewezen tv-held Uncle Floyd, de vermaarde showrunner David Milch en, ja, Herman Leonard. En over heel veel ongemaakte documentaires – die nu alsnog zijn afgerond.

Die film gaat daarnaast ook over respect hebben voor wie je was, tevreden zijn over wie je bent geworden en vrede hebben met waar je nog zult uitkomen. ‘Één van de vreemde inzichten van middelbare leeftijd is dat je diep van binnen weet dat twee volledig tegengestelde ideeën allebei waar zijn’, probeert Wilcha de basisgedachte van zijn persoonlijke film onder woorden te brengen, in één van de voice-overs waarmee hij richting geeft aan dit zoveelste tot mislukken gedoemde documentaireproject. ‘Dat je je echt rot kunt voelen over de dingen die je nooit hebt gedaan en ook nooit zult gaan doen. En dat je tegelijkertijd houdt van het leven dat je wél hebt geleid.’

Die realisatie heeft geresulteerd in – of is juist het resultaat van – een nauwelijks na te vertellen vertelling, die afwisselend – en soms tegelijkertijd – blij, melancholisch en tot nadenken stemt. Flipside is Amerikaans, indie, Gen Z., High Fidelity, (anti)marketing, Mr. Peanut, hotelzeepjes, midlife én David Bowie. Een film die vrijwel tot het einde toe nog alle kanten op kan, ongericht en toch helemaal raak. Net als het leven, één groot onafgewerkt project dat maar om aandacht blijft vragen.

The Commandant’s Shadow

HBO

Hans Jürgen Höss heeft volgens eigen zeggen ‘een fijne en idyllische jeugd’ gehad. Hij speelde met z’n zusje Inge-Brigitt, bijgenaamd ‘Püppi’, in het zwembad bij hun huis, ravotte met de hond of ging met zijn vader kanoën op de rivier. Als kind had hij er geen idee van dat hij naast het vernietigingskamp Auschwitz woonde – en dat zijn vader Rudolf daarvan de commandant was. Vanuit hun huis konden ze het crematorium zien.

Dat gruwelijke uitgangspunt – het gelukkig gezinnetje Höss, naast een moordmachine zonder gelijke – vormde natuurlijk al het uitgangspunt voor de Oscar-winnende speelfilm The Zone Of Interest (2023). De documentaire The Commandant’s Shadow (103 min.) zorgt voor verdere context. Rudolf Höss’s zoon Hans Jürgen houdt daarin vol dat hij zich als kind geen moment bewust is geweest van wat er zich daar, aan de andere kant van de tuinmuur, afspeelde. Zijn eigen zoon Kai, de kleinzoon van de commandant en zelf pastor in een kerk te Stuttgart, kan zich dat nauwelijks voorstellen. Hij vermoedt dat zijn vader die herinneringen, uit pure zelfbescherming, heeft verdrongen.

In deze film van Daniela Volker gaat Hans Jürgen eindelijk de confrontatie aan. Hij verdiept zich bijvoorbeeld in de memoires van zijn vader. Als hij leest hoe die tijdens het afvoeren van vrouwen en kinderen naar de gaskamers moest denken aan zijn eigen gezin, reageert Hans Jürgen geschokt. Zo komt ’t wel heel dichtbij. Hij reist ook af naar de Verenigde Staten voor een ontmoeting met ‘Püppi’, die hij al ruim een halve eeuw niet heeft gezien. Hun vader was ‘een goed mens’, houdt zij dan staande, ook tegenover zichzelf. Hij was ergens in beland waaruit ie niet meer kon ontsnappen. En hun moeder Hedwig schermde de kinderen af, zodat zij een onbezorgd leventje konden leiden.

Tegenover de verschillende leden van de familie Höss plaatst Volker de Joodse vrouw Anita Lasker-Wallfish, die als celliste een plek veroverde in het kamporkest van Auschwitz en mede daardoor de oorlog overleefde, en haar dochter Maya, die met typische tweede generatie-problematiek kampt. ‘Ik ben de verkeerde moeder voor mijn dochter’, stelt Anita. ‘Ik ben heel simpel. Getraumatiseerd? Vergeet ‘t. Ga door met je leven.’ Maya wil die geschiedenis echter verder onderzoeken en legt in dat kader contact met vader en zoon Höss. Hun ontmoeting vormt de climax van deze stemmige film over verzoening met een verleden waarmee geen mens zich eigenlijk kan verzoenen.

Hans Jürgen en zijn zoon moeten accepteren dat ze afstammen van, in Kais woorden, ‘de grootste massamoordenaar uit de menselijke historie’, Anita en haar dochter dat zelfs hun traumatisch verleden geen enkele garantie biedt voor de toekomst. Want om hen heen zien ze hoe de tegenstellingen weer ouderwets worden opgepookt en ook de zondeboktheorie gewoon weer opgeld doet.

Droombeeld

NTR

Via andere Turkse vrouwen probeert de fotografe Çiğdem Yüksel haar oma te vinden. Die overleed toen zij veertien was. Zeynep, zomaar een vrouw die haar man begin jaren zeventig naar het verre Nederland volgde. Hij ging in IJmuiden werken bij Hoogovens, zij in de plaatselijke visfabriek. Als migranten deden zij daar het zwaarste werk.

Behalve voor haar kinderen en kleinkinderen is Çiğdems grootmoeder helemaal uit beeld verdwenen. Sterker: zij is eigenlijk nooit in beeld geweest. Oma Zeynep behoort tot de onzichtbare vrouwen, de echtgenotes van de eerste generaties gastarbeiders. Voor je het weet zijn ze definitief verdwenen, moet haar kleindochter hebben gedacht – of voorgoed vastgelegd in die stereotiepe beelden van gesluierde oudere moslima’s, veelal vanaf de rug vastgelegd, die nauwelijks van elkaar zijn te onderscheiden.

Çiğdem Yüksel besluit om de generatie van haar grootmoeder te vereeuwigen. Daarvoor kan ze terugvallen op Vrouwen Te Gast, een boek dat de fotografe Bertien van Manen eind jaren zeventig uitbracht. Zij portretteerde toen een aantal vrouwen van buitenlandse afkomst die in Nederland waren beland. Ruim veertig jaar later heeft Çiğdem nu geprobeerd om deze vrouwen te vinden. Zodat ze hen opnieuw kan portretteren – en zo kan vereeuwigen wie zij waren en wat ze hebben betekend.

En dat is een missie die haar oma overstijgt, blijkt in de verzorgde korte documentaire Droombeeld (31 min.) van Rosa Ruth Boesten (Master Of Light). Yüksel wil aantonen dat zij – die vrouwen, hun echtgenoten én hun nageslacht – er mogen zijn. ‘Ik ben ook heel hard bezig met dit project om maar te kunnen rechtvaardigen dat we in dit land horen’, vertelt ze. Met hun keiharde werk hebben zij volgens haar ‘bijgedragen aan de Nederlandse economie’, maar dreigen ze nu in de vergetelheid te verdwijnen.

Yüksels foto hebben een plek gekregen in de tentoonstelling Je Moest Eens Weten in Het Nederlands Fotomuseum, waar bezoekers tevens een video-installatie en tuftwerk  van haar grootmoeder kunnen zien  ‘Ik wil dat ze gaan zitten in de schoot van mijn oma’, legt Çiğdem uit, ‘wat is bekleed met patronen uit haar kleding.’ Want daar, bij de vrouw die de spil van haar familie vormde, voelde zij zich als kind zeer geborgen. En dat gevoel – van een (groot)moeder, een vrouw, een generatie – mag niet verloren gaan.

Generatie Pa

Bind / NTR

Iemand die voor zijn kinderen zorgt, sommen de drie hoofdpersonen van deze film van Bibi Fadlalla aan het begin op. De beschermer van het gezin en een held voor z’n kinderen. Een vader, kortom. Logisch en toch niet vanzelfsprekend. In het leven van veel kinderen ontbreekt zo’n vaderfiguur. De man zelf laat verstek gaan of is er wel, maar blijft emotioneel afwezig.

In Generatie Pa (55 min.) laat Fadlalla drie zwarte vaders uit Rotterdam, recht in de camera kijkend, aan het woord over hun rol als ouder: jongerenwerker en muzikant Jay Janga, muzikant en organisator Ruwhel Emers en theatermaker en spoken word-artiest Mich Simon, alias Young Mich Poetry (Y.M.P.). Zij hebben stuk voor stuk natuurlijk ook herinneringen aan hun eigen vaders: aan die eerste niet geheel legale autorijles op hun zeventiende, de bezoeken aan drugshuizen of het tevergeefse wachten als hij weer niet kwam opdagen om iets met hen te gaan doen.

Ieder heeft zo z’n eigen beelden bij het vaderschap meegekregen – en dus ook hoe ’t niet moet. En nu proberen ze er zelf het beste van te maken: voorlezen, naar de kermis, een spelletje doen, corrigeren of een nieuw huisdier introduceren. Hun vrouwen blijven intussen vrijwel volledig buiten beeld in deze sfeervolle film. Ze omringen zich wel met vrienden en praten dan over van alles en nog wat. Over slechte rolmodellen zoals R. Kelly en Bill Cosby bijvoorbeeld. En, bij de kapper, of je niet eens moet nadenken voordat je wéér een kind verwekt bij een nieuwe vrouw.

Fadlalla omkleedt hun bespiegelingen, activiteiten en gesprekken met fraaie symbolische sequenties die de vaderrol en het vaderschap representeren, pept de boel op met een bloemrijke soundtrack en levert zo een film af die qua thematiek en opzet netjes aansluit bij twee andere recente Nederlandse documentaires over mannen van nu: Zonen Zonder Vaders (Tessa Louise Pope) en Lucky Boy (Roshan Nejal). Want die nieuwe generatie mannen is genoodzaakt om zich te verhouden tot de hedendaagse wereld en hun eigen rol daarbinnen.

51 Birch Street

Copacetic Pictures

Als Mina, de moeder van filmmaker Doug Block, plotseling overlijdt, komt zijn 83-jarige vader Mike er na ruim vijftig jaar huwelijk ineens alleen voor te staan. Doug zoekt de man, met wie hij nooit een hechte band heeft gekregen, op voor wat tamelijk ongemakkelijke ontmoetingen zullen worden. Pas na het nodige aftasten komen ze, heel voorzichtig, wat dichter bij elkaar.

En dan, slechts drie maanden na de dood van zijn vrouw, schokt Mike de hele familie. Hij zoekt zijn voormalige secretaresse Kitty, die hij ruim dertig jaar niet heeft gezien, weer op en is binnen de kortste keren getrouwd met haar. Als de twee op de bruiloft verliefd dansen op ‘hun’ nummer Only You – die titel alleen al! – moeten zijn drie volwassen kinderen het nodige ongemak wegslikken.

En wat doet een filmmaker in zo’n geval? Hij laat zijn camera draaien. Wat ooit, ruim vóór het overlijden van Mina, is gestart als het voor privédoeleinden vereeuwigen van zijn vader en moeder, wordt in 2005 een serieuze documentaire: 51 Birch Street (88 min.), een persoonlijke film over het leven van zijn ouders, twee mensen die jong verliefd werd en daarna veroordeeld bleven tot elkaar.

Als Mike besluit om bij Kitty in Florida in te trekken, moet Blocks ouderlijk huis in Port Washington, New York, ontmanteld worden. Een prima gelegenheid voor Doug om samen met zijn vader en zussen Ellen en Karen de balans van dat huwelijk op te maken. Al is Mike in eerste instantie een onwillige gesprekspartner. Spreek alleen goeds over het verleden en de doden, houdt hij zijn zoon voor.

Op Dougs video-opnamen is zijn echtgenote, die in Mike’s ogen vastzat in ‘fantasieliefde’, intussen een stuk uitgesprokener. ‘Als een vrouw van mijn generatie niet trouwde’, zegt Mina, ‘dan was ze in feite dood.’ Mike zit naast haar, luistert mee en denkt er duidelijk het zijne van. Haar echtgenoot is in elk geval, stelt Mina even later, ‘a hell of a lot better than most men of my generation that I know’.

En met dat ‘compliment’ heeft hij ‘t moeten doen, constateert Mike, inmiddels getrouwd met Kitty, nu berustend. Meer zat er niet in. ‘Ze hield zoveel van mij als ze van iemand kon houden.’ En die constatering doet Doug Block ook over zijn eigen huwelijk nadenken – en over zijn bijbaan als bruiloftsfotograaf. Wat doen relaties met mensen? Hoe houd je ze gezond? En wat als dat niet lukt?

In de zoektocht naar zijn ouders wordt Block intussen met een serieus dilemma geconfronteerd. Tijdens het opruimen van z’n ouderlijk huis treft hij persoonlijke dagboeken van zijn moeder aan. Mag hij die als zoon inzien en dan ook nog gebruiken als filmmaker? Hij legt de vraag voor aan een vriendin van Mina. Wat zou zij gewild hebben? En: wil je als kind werkelijk alles weten van je eigen ouders?

Met alles wat hem ter beschikking staat construeert Doug Block zo z’n film: een aangrijpend portret van zijn ouders, die net als de meeste mannen en vrouwen van hun generatie vastzaten in hun rol. En een prikkelende exegese van het huwelijk en relaties in het algemeen. En zoals dat gaat bij egodocu’s, maakt de hoofdpersoon zelf ook nog een ontwikkeling door: Doug bouwt een band op met z’n vader.

A World To Shape

Dave Hakkens bij Project Kamp / Newton Film

Een betere wereld. Voor minder doen ze het niet. Beter: een verbeterde wereld. Die de problemen van het heden achter zich heeft gelaten en klaar is voor een duurzame toekomst. Dat vraagt om designers die groot kunnen én durven te denken. A World To Shape (52 min.) is een dubbelportret van Nienke Hoogvliet en Dave Hakkens, twee jonge idealisten die samen een uitstekend uithangbord vormen voor die nieuwe generatie Nederlandse ontwerpers.

Toch lijkt hun benadering wezenlijk anders. Nienke Hoogvliet beijvert zich met haar vriend/werkpartner Tim Jongerius voor het verduurzamen van de ernstig vervuilende textielindustrie. Daarvoor probeert ze verschillende toepassingen van zeewier, zoals garen en verf, te ontwikkelen. Eerder maakte ze ook al schaaltjes van gebruikt wc-papier. Met haar eigen studio probeert Hoogvliet zo, via museumstukken en collector’s items, het systeem van binnenuit te veranderen en die duurzamere wereld dichterbij te brengen.

Dave Hakkens, die eerder van zich deed spreken met baanbrekende open source-projecten zoals Phonebloks en Precious Plastic, lijkt zich juist van de bestaande structuren af te wenden. Zoals het een echte wegbereider betaamt zorgde dat tijdens zijn studie voor de nodige weerstand, die door zijn succes overigens allang is weggenomen. Nu wil Hakkens een eigen parallelle wereld creëren. In Portugal heeft hij een stuk land opgekocht, waarop hij met medestanders het prototype voor een nieuwe, duurzame leefgemeenschap ontwikkelt: Project Kamp.

Regisseur Ton van Zantvoort plaatst de twee ontwerpers naast elkaar, als twee varianten op hetzelfde thema, in een film die zich volledig concentreert op hun werk en de idealen die daarin tot uiting worden gebracht. Hun persoonlijke beslommeringen of de professionele hobbels die ze onderweg moeten nemen blijven grotendeels achterwege in het fraai gefilmde en verzorgd gemonteerde A World To Shape, dat daardoor wel eerder aan het hoofd dan aan het hart appelleert.

Mondig Zuid

EO

In het land van ‘geen woorden, maar daden’, Rotterdam-Zuid, zijn ze doorgaans niet op hun mondje gevallen. In Mondig Zuid (63 min.) portretteert René van Zundert een nieuwe lichting stadsbewoners. De veertienjarige Darlin komt bijvoorbeeld oorspronkelijk uit Curaçao, groeide op in de Dominicaanse Republiek en woont nu met zijn ziekelijke moeder in Katendrecht. Hij zoekt een baantje, zodat ze boodschappen kunnen blijven doen. Met een beetje geluk kan de jongen zelfs een vliegreis naar zijn geboorteland bekostigen. Darlin heeft nog een ander doel: geen strafblad krijgen.

Selena groeit op in een echt Feyenoord-gezin. De meeste leden zijn volgens haar ‘niet-opgevoed’. Zus Phoebe verblijft zelfs al een tijdje op een leefgroep in Harreveld. In brieven vertelt Selena haar hoe het thuis gaat. Zelf kan ze behoorlijk grof in de mond zijn. Heeft ze misschien ADHD? De toon in huis is sowieso scherp. Rotterdams. Hoewel Selena haar vader bijvoorbeeld netjes met ‘u’ aanspreekt en er zeker genegenheid lijkt te zijn tussen hen, blijft er altijd wrijving. Als ze om te oefenen zijn nagels doet, vraagt pa bijvoorbeeld plagerig: ‘En dit wil je later gaan doen? Serieus?’

De dertienjarige Tamia wordt flink gepest op school. ‘Als ik iets vind, dan zeg ik het gewoon’, legt ze uit. ‘De middelbare school zit vol met meelopers. De kinderen die gepest worden zijn de kinderen met een mening.’ Volgens eigen zeggen is Tamia een soort ‘lopend woordenboek’. Ze besluit om ‘spoken word’ te gaan leren, in de hoop dat ze zo haar eigen emoties een plek kan geven en aan haar zelfvertrouwen werkt. Uiteindelijk belandt Tamia daadwerkelijk op het podium. ‘Zie je mij?’ declameert ze professioneel voor een publiek. ‘Of zie je alleen wat je wilt zien?’

In vier afleveringen van dik een kwartier vangt René van Zundert de drie tieners tijdens een vormende periode in hun leven. Hij geeft Tamia, Selena en Darlin alle ruimte om te zijn en zeggen wat ze willen, neemt via hen tevens de hartslag van de stad op en kleurt dat geheel verder in met allerlei aanstekelijke muziekjes. Zo krijgt deze pakkende jeugdserie, die enige verwantschap vertoont met Shamira Raphaëla’s hartveroverende Shabu, het karakter van een portret van een nieuwe generatie Nederlanders, Rotterdammers, met het hart op de tong.

Bigger Than Us

Cinéart

Uit deze film spreekt onmiskenbaar hoop. De gedachte dat er zelfs in tijden van opperste wanhoop iemand is die opstaat om het tij te keren – en die daarmee zowaar nog succes kan boeken ook. Een jong iemand, vertegenwoordiger van de Greta-generatie zogezegd, die in navolging van de Zweedse klimaatstrijder Greta Thunberg weigert om de status quo te accepteren en overgaat tot actie.

De Indonesische klimaatactiviste Melati Wijsen is zo’n jonge idealist. Samen met haar zus Isabel zette ze al op twaalfjarige leeftijd de actie Bye Bye Plastic Bags op, om de troep op het strand van Bali te verminderen. Melati fungeert nu als hoofdpersoon voor Bigger Than Us (96 min.), een film van Flore Vasseur, die werd geproduceerd door de Franse actrice Marion Cotillard. Daarin zoekt ze in alle uithoeken van de aarde gelijkgestemden op, die zich eveneens op zéér jonge leeftijd begonnen te beijveren voor een betere wereld.

Op het Griekse eiland Lesbos biedt Mary Finn bijvoorbeeld hulp aan vluchtelingen, die huis en haard hebben moeten verlaten en nu in Kamp Moria terechtkomen. Memory Banda leidde als tiener de strijd tegen kindhuwelijken en ontmaagdingsrituelen (ofwel: verkrachting) in Malawi en droomt nu van een politieke carrière. En de Syrische vluchteling Mohamad Al Jounde startte in een Libanees vluchtelingenkamp zijn eigen school. Die is in zijn ogen niet alleen belangrijk voor de ontwikkeling van deze ontheemde kinderen, maar ook voor hun gevoel van eigenwaarde.

In Rio de Janeiro begon Rene Silva als elfjarig jongetje zijn eigen krant, Voz das Comunidades, waarmee hij eerlijk wil berichten over het leven in een Braziliaanse favela. Voorbij de bendes, de drugs en de wapens. De Indiaans-Amerikaanse rapper Xiuhtezcati Martinez verzet zich intussen in Colorado met alle middelen tegen het gebruik van pesticiden en fracking. En met haar organisatie YICE leert Winnie Tushabe Oegandese boeren hoe ze, met zeer beperkte middelen, hun eigen voedsel kunnen verbouwen. Zodat hun kinderen gewoon naar school kunnen.

Stuk voor stuk belichamen deze wereldverbeteraars een deel van wat gerust een linkse agenda kan worden genoemd. Het is gemakkelijk om daar cynisch over te doen: elke vorm van kritische distantie ontbreekt bijvoorbeeld in deze gelikte productie, de jongeren worden ongegeneerd op het schild gehesen. Je kunt tegelijkertijd ook denken: fijn dat er een nieuwe generatie is die zich inzet voor aloude waarden als rentmeesterschap, solidariteit en democratie.

Zo bezien is Bigger Than Us niets minder dan een film die een hart onder de riem wil steken. In een tijd waarin wanhoop, egoïsme en woede soms alomtegenwoordig lijken kan dat vast geen kwaad.