Buddy Guy: The Blues Chase The Blues Away

PBS

‘Je speelt ‘m omdat je hem hebt’, doceert Buddy Guy over de blues. ‘Maar door ‘m te spelen raak je hem ook weer kwijt.’ Dat is meteen het motto van Buddy Guy: The Blues Chase The Blues Away (86 min.), een documentaire van Devin Chanda, Charles Todd en Matt Mitchener waarin het levensverhaal van de Amerikaanse zanger en bluesgitarist wordt gekoppeld aan de muziek, het levensgevoel, waaraan hij nu al een leven lang zijn hart heeft verpand.

George ‘Buddy’ Guy kan aanstekelijk vertellen over hoe hij in armoede opgroeide en katoen moest plukken in Lettsworth, Louisiana, en vervolgens in 1957 naar de bluesstad Chicago verkaste, om daar het vak te leren van cracks als Howlin’ Wolf en Muddy Waters. Pas toen hun muziek de oversteek maakte naar Europa en door Britse bands zoals The Rolling Stones, Cream en Led Zeppelin werd omarmd, kregen de Afro-Amerikaanse wegbereiders eindelijk de waardering die hen al zo lang toekwam. In hun midden en gepromoot door witte rockhelden ontwikkelde de volhouder zijn eigen uitzinnige gitaarstijl. ‘Hij zette de turbo van de blues aan’, stelt collega Carlos Santana daarover.

Deze stevig doortimmerde film – opgeluisterd met sfeervolle soloperformances, concertbeelden en fraaie schilderijen die het Afro-Amerikaanse bestaan in de (zuidelijke) Verenigde Staten verbeelden – pakt het bluesgevoel stevig bij z’n lurven. In intermezzo’s genaamd The Blues According To… krijgen (via archiefmateriaal) de pioniers Lightnin’ Hopkins, Muddy Waters en Willie Dixon en (in levende lijve) hun navolgers Eric Clapton, Carlos Santana, John Mayer, Kingfish en Gary Clark Jr. de gelegenheid om uit te drukken wat zij verstaan onder die vermaledijde blues – en hoe hun Buddy Guy die nu al een slordige zeventig jaar springlevend houdt. Als hij ooit sterft, blijft zijn gitaar huilen.

Om de man zelf, die al eens mocht optreden in het Witte Huis en toen de eerste zwarte president Barack Obama verleidde om een stukje te zingen van de evergreen Sweet Home Chicago, te parafraseren over de blues: je krijgt ‘m als Buddy speelt. Ook al heb je hem niet hebt of nooit eerder gehad. En je wilt ‘m daarna niet meer kwijt.

Klaas de Jonge, De Prijs Van Vrijheid

Moondocs

Niet de wereld zelf of het leven van een personage als decor, maar echt, daadwerkelijk, een decor. Het is opvallend hoe vaak Nederlandse documentairemakers de laatste tijd een eigen arena of theater creëren voor hun films. Van de huiskamer van Johannes Post (in Geertjan Lassches De Erfenis Van Een Verzetsheld) en de uitgeleefde woning van een drankzuchtige vader (Kelly Klingenbergs Alleen Met Jenever) tot de vervreemdende grijze kamers voor nieuwkomers in Nederland (Al Wat Je Ziet van Niki Padidar) en een oude fabriekshal als passende entourage voor een vluchtverhaal in de familie (Biserka Surans Scènes Met Mijn Vader).

En als er eenmaal een decor is ontworpen, volgen het acteren vanzelf, zoals in Vincent Boy Kars’ Drama Girl, voor Abdiwahab Ali’s nagespeelde herinneringen in een door oorlog verscheurd Mogadishu (Douwe Dijkstra’s Buurman Abdi) en bij Het Zit In Mijn Hart, waarin Saskia Boddeke via een aantal spelers van KamaK, een theatergroep bestaande uit acteurs met een beperking, de ruimte tussen fictie en non-fictie verkent. Noem het een hybride tussen docu en drama of kruisbestuiving van documentaire en theater. Feit is dat deze makers de werkelijkheid graag een handje helpen en zo de grenzen van het genre documentaire opzoeken.

In de openingsscène van Klaas de Jonge, De Prijs Van Vrijheid (66 min.) laat Marlou van den Berge letterlijk zien hoe dat decor wordt gefabriceerd. En als alle stukken op hun plek staan, kan de hoofdrolspeler z’n entree maken. ‘Hier heb ik dus zesentwintig maanden in gewoond’, zegt De Jonge, oud-strijder tegen Apartheid, als hij zich achter de typemachine aan zijn bureau heeft geïnstalleerd. ‘Zonder die machine had ik het vast veel moeilijker gehad.’ Hij leest voor: ‘Vandaag, vrijdag 19 juli 1985, om precies vier uur, ben ik door de Zuid-Afrikaanse veiligheidspolitie bij de Nederlandse ambassade in Pretoria afgeleverd. De ambassadestaf heeft een kamer voor me vrijgemaakt.’

En in die kamer is Klaas de Jonge, een kleine veertig jaar later, opnieuw verzeild geraakt, althans in een replica daarvan, om het verleden te herbeleven. Door het Apartheidsregime beschuldigd van verboden wapenbezit en terrorisme, min of meer veilig op dat kleine stukje Nederlands grondgebied. Daar ontvangt hij nu zijn zoons, voormalige stiefkinderen en de vrouw en dochter van een gesneuvelde medestrijder. Samen onderzoeken zij hun geschiedenis. De clandestiene activiteiten en gewapende strijd van Klaas en zijn ex-vrouw Hélène Passtoors, die nog een tijd in de gevangenis doorbracht, hebben gevolgen gehad voor het leven van alle betrokkenen.

Tussen de gesprekken door neemt De Jonge plaats op de hometrainer, worden er aardappels gejast en is er ook gelegenheid voor een dansje bij de transistorradio. Dan blijkt ook meteen het gevaar van deze hybride aanpak: dat die enscenering tot een soort toneelstuk leidt – of, erger, tot toneelstukjes. Daar tegenover staan De Jonge’s confrontaties met een bewaker van de Nederlandse marechaussee, officier van de Zuid-Afrikaanse veiligheidspolitie en slachtoffer van een autobom van zijn organisatie. Dan wordt hij gedwongen tot (zelf)reflectie – al had de navolgende bedscène, waarin hij tijdens zijn slaap wordt belaagd door boze stemmen, achterwege mogen blijven.

De vraag of het doel, hoe nobel dat streven ook is, werkelijk alle middelen heiligt ligt dan al lang en breed op tafel in die geïmproviseerde kamer en zal in de venijnige climax van deze film nog tot schrijnende confrontaties leiden.

Bill Russell: Legend

Netflix

Zeven maanden voor zijn dood laat de hoogbejaarde basketballegende Bill Russell (1934-2022) zijn verzameling memorabilia veilen: kampioensringen, Most Valuable Player-trofeeën en de shirts die hij in zijn hoogtijdagen in de jaren vijftig en zestig bij The Boston Celtics droeg. Een belangrijk deel van de opbrengst gaat naar zijn eigen goede doel MENTOR, waarmee hij de kansen voor jonge (zwarte) Amerikanen wil vergroten. En latere topspelers zoals Charles Barkley, Shaquille O’Neal en Stephen Curry staan in de rij om iets van hun gading te bemachtigen en de man en zijn imposante nalatenschap te eren.

Sinds 2013 staat er in het centrum van Boston, de stad die hem groot maakte en die hij groot maakte, een standbeeld van de topsporter en burgerrechtenactivist. Deze tweedelige film van Sam PollardBill Russell: Legend (199 min.), is eveneens bedoeld als een eerbetoon. Teamgenoten, concurrenten en navolgers steken de loftrompet over de man die een basketbalwedstrijd kon lezen als geen ander en zo het moderne verdedigen heeft uitgevonden. Dat heeft hem en zijn teamgenoten bepaald geen windeieren gelegd, getuige een schier eindeloze stroom landstitels met The Celtics. Achter de gevierde sporter gaat echter gewoon een zwarte man in een witte wereld schuil.

In de lente van 1963 besluiten notabelen in zijn woonplaats Reading bijvoorbeeld om een officiële Bill Russell-dag uit te roepen. De hoofdpersoon reageert vereerd en geëmotioneerd. Als hij enkele maanden later naar een woning in een betere buurt wil verhuizen, krijgt Russell echter een andere kant van de gemeenschap te zien. ‘Mijn vrouw Rose kwam huilend thuis toen bewoners een petitie tegen de verkoop hadden getekend’, schrijft hij in zijn memoires, voor dit portret ingelezen door acteur Jeffrey Wright. ‘We moeten dat huis vergeten, zei Rose. Ze willen ons hier niet.’ Russell is echter onvermurwbaar: ‘Niemand vertelt mij waar ik ga wonen.’

Gaandeweg laat hij zich steeds meer gelden in de burgerrechtenstrijd. Als bokser Muhammad Ali ernstig onder vuur komt te liggen omdat hij zich tegen de oorlog in Vietnam keert, weet hij Russell bijvoorbeeld aan zijn zijde. ‘s Mans maatschappelijke betrokkenheid is ook het interessantste onderdeel van deze verder wel erg ronkende sportbiografie, waarin allerlei prominenten hem de ene na de andere veer in z’n reet steken. Meer nog dan de speler die The Boston Celtics in dertien jaar maar liefst elf landskampioenschappen heeft bezorgd gaat Bill Russell immers de geschiedenisboeken in als de man die het basketbal heeft geopend voor Afro-Amerikanen, eerst als speler en later als coach.

Stephen: The Murder That Changed A Nation

BBC

Tien jaar nadat Nederland wordt opgeschrikt door de racistische moord op Kerwin Duinmeijer, een vijftienjarige Antilliaanse jongen die in 1983 in Amsterdam is doodgestoken door een skinhead, sterft Stephen Lawrence in Londen een gewelddadige dood. Op 22 april 1993 wordt de achttienjarige jongen van Jamaicaanse afkomst aangevallen bij een bushalte.

De lafhartige moord – de vierde met een racistisch motief in minder dan twee jaar – zet de plaatselijke zwarte gemeenschap, die zich in de steek gelaten voelt door de politie en getergd door de extreemrechtse British National Party, in vuur en vlam. En de zaak krijgt zelfs een (inter) nationaal karakter als het Zuid-Afrikaanse icoon Nelson Mandela op bezoek komt en zijn steun betuigt aan de familie. Al gauw worden er enkele witte jongeren gearresteerd, die vanwege gebrek aan bewijs ook weer snel worden vrijgelaten. En daarna gebeurt er heel veel – en verdacht weinig.

In 1999 wijdt regisseur Paul Greengrass de speelfilm The Murder Of Stephen Lawrence aan de kwestie, in 2006 volgt Neil Grants The Boys Who Killed Stephen Lawrence. Scènes uit die speelfilms en interviews met de hoofdrolspelers hebben teven hun weg gevonden naar de driedelige docuserie Stephen: The Murder That Changed A Nation (177 min.) uit 2018, waarin James Rogan de geruchtmakende zaak doorlicht met Stephens ouders Doreen en Neville, politieagenten, advocaten, journalisten en politici en uiteindelijk ook enkele verdachten aan het woord komen..

Stephens vriend Duwayne Brooks, die erbij is op die fatale avond in april 1993, vertelt hoe hij tijdens demonstraties na de moord op zijn vriend is gearresteerd. Zijn ervaringen werpen een navrant licht op het betrokken politiekorps, dat door en door racistische elementen blijkt te bevatten. Als een agent een zwarte man ‘nigger’ noemt, wil een journalist van het tv-programma Panorama in 1983 bijvoorbeeld weten van de voorzitter van de politievakbond Les Curtis, of die dan ontslagen moet worden. ‘Nee, waarom?’ antwoordt die. ‘Die mening mag je hebben.’

Binnen dat krachtenveld kan de moord op een zwarte jongen als Stephen Lawrence plaatsvinden en ook ongestraft blijven. Gedetailleerd reconstrueert Rogan deze tragische geschiedenis, die mettertijd woede en verontreiniging in het halve land (en bij de willekeurige kijker) veroorzaakt en uiteindelijk wellicht iets ten goede kan keren in de strijd tegen racisme in Groot-Brittannië. Van tevoren worden de nabestaanden van Stephen Lawrence echter gedwongen om de gifbeker helemaal leeg te drinken.

Fight The Power: How Hip Hop Changed The World

PBS

De titel Fight The Power: How Hip Hop Changed The World (234 min.) doet wellicht vermoeden dat deze vierdelige docuserie nog eens in geuren en kleuren het succesverhaal van de muziekstroming gaat vertellen. In werkelijkheid gebruikt regisseur Yemi Bamiro hiphop vooral als voertuig om de recente Afro-Amerikaanse historie te belichten; van de strijd om burgerrechten in de jaren zestig via de ‘war on drugs’, hardvochtige Reagan-jaren, crack-epidemie, bendeoorlogen, Rodney King-rellen, ‘mass incarceration’, woede na orkaan Katrina en eerste zwarte president Barack Obama naar de massale Black Lives Matter-protesten van de afgelopen jaren.

Hiphop als weerslag, aanjager en richtpunt van de emancipatiestrijd van zwarte Amerikanen en de aanpalende maatschappelijke kwesties. Hoewel de serie natuurlijk allerlei kopstukken van het genre aan het woord laat – Chuck D (Public Enemy), KRS-One, Abiodun Oyewole (The Last Poets), Melle Mel (Grandmaster Flash And The Furious Five), LL Cool J, Darryl McDaniels (Run-DMC), Fat Joe, John Forté, Ice-T, Killer Mike, Eminem, B-Real (Cypress Hill), Warren G, Will.i.am (Black Eyed Peas), Roxanne Shanté en Monie Love bijvoorbeeld – wordt Fight The Power nooit een platte aaneenschakeling van raphits en sterke verhalen.

Samen met prominente schrijvers, juristen, historici, journalisten en activisten blijven zij doorgaans weg bij de gebruikelijke clichés en schetsen een indringend beeld van de ontwikkeling van een geheel eigen cultuur, waarbij ook thema’s als de verheerlijking van het gangsterleven, misogynie en poenerigheid niet worden geschuwd. Deze miniserie ontwikkelt zich daarmee tot een portret van het moderne Amerika, verteld door zwarte Amerikanen die zich al generaties lang gerepresenteerd voelen door hiphoppers. ‘Hiphops grootste prestatie is dat het ervoor heeft gezorgd dat wij gehoord worden’, zegt Chuck D, één van de belangrijkste pleitbezorgers en tevens een centrale figuur in deze serie. ‘We zijn zo lang gedwongen geweest tot stilte.’

Metissen Van België

Hugo (l) en Jaak (r) in Congo / De Chinezen / VRT

Wat een hand kan zeggen. Als hij liefdevol op die van een ander wordt gelegd. Geruststellend, troostend. Ik hoor je, zie je, voel je. 

Of als hij om een schouder wordt geslagen. Vaderlijk, begripvol. Maar ook: steun zoekend. 

En als hij, trillend, contact probeert te leggen. De afstand die onderweg is ontstaan wil overbruggen.

Metissen Van België (136 min.) had een veredelde versie van de televisieprogramma’s Spoorloos en Verborgen Verleden kunnen worden, waarin (verweesde) volwassenen voor de camera op zoek gaan naar hun oorsprong. Uiteindelijk is deze productie van Steven Crombez tot zoveel meer uitgegroeid: een collectieve zoektocht naar identiteit, verbinding en (zelf)respect, tegen de achtergrond van het kolonialisme.

Met deze driedelige serie belicht Crombez een zwarte bladzijde uit de koloniale geschiedenis van België. Daarvoor start hij in het Rwandese dorp Save, waar in de jaren veertig en vijftig een internaat voor ‘mulattenkinderen’ was gevestigd. Deze kinderen uit Congo, Rwanda of Burundi, het product van de relatie tussen een Belgische witte man en een lokale zwarte vrouw, namen daar, vaak zonder dat ze het zelf door hadden, definitief afscheid van hun ouders. 

‘Wij waren mulâtres’, stelt Georges. ‘Dat is de kruising tussen een paard en een ezel.’ Germaine vult aan: ‘Kinderen van de zonde. En onze moeders waren hoeren. Onze vaders trof geen schuld.’ Toen in de jaren vijftig de Congolese onafhankelijkheidsstrijd losbarstte, werden honderden van deze kinderen overgebracht naar België. ‘God heeft de blanke en de zwarte geschapen’, zei de latere Belgische premier Joseph Pholien ooit. ‘De duivel heeft de metis geschapen.’

Deze kinderen kwamen terecht bij pleeggezinnen of in weeshuizen. Hun koloniale dossiers zijn pas onlangs vrijgegeven, zestig jaar na de onafhankelijkheid. Sindsdien kunnen zij – als ze dat willen – op zoek gaan naar waar ze vandaan komen. ‘Ik heb hier ontdekt dat mijn geschiedenis die mij aangeleerd was, voor een groot deel gelogen was’, stelt Jacqueline tijdens een bezoek aan haar geboorteland Rwanda. ‘Blijkt dat ik niet ben wie ik dacht te zijn.’

Jacqueline, die als tweejarig meisje afscheid moest nemen van haar complete familie, is één van de drie metissen die Steven Crombez volgt naar hun geboorteland. Voormalig politierechercheur Jaak gaat met zijn volwassen zoon Hugo, die hij bepaald geen gemakkelijke jeugd heeft bezorgd. En Paul probeert het contact met zijn moeder in Rwanda te herstellen. Zij schreef hem jarenlang wanhopige brieven, die hij vaker dan hem nu lief is onbeantwoord liet.

Deze aangrijpende persoonlijke verhalen, sereen gefilmd in een zeer fotogenieke omgeving, worden verdiept en verbreed door lotgenoten. Hun herinneringen zijn niet minder indringend. ‘Zelfs nu nog denk ik bij mezelf dat het misschien beter is dat ik geen kinderen heb gekregen’, bekent Eveline bijvoorbeeld. ‘Ik zou niet gewild hebben dat ik geen goede moeder had kunnen zijn, dat ik ze niet had kunnen bieden wat een kind nodig heeft.’

‘Ik heb geprobeerd Belg te zijn’, zegt Georges. ‘Ik heb geprobeerd Vlaming te zijn. Maar uiteindelijk, het racisme brengt je terug tot de werkelijkheid.’ Op een bepaald moment ging hij zich afvragen: ‘wie ben ik dan? En dan moet je jezelf een antwoord geven en zeggen: ik ben wie ik ben. Ik ben metis. Ik ben tussenin. Daar is niks mis mee.’ Het is een even vanzelfsprekende als pijnlijke constatering, waarmee hij zichzelf eindelijk de hand reikt.

Om vrede te vinden met wie hij is, net als al die anderen: een metis van België.

Aftershock

Hulu / Disney+

Vrijwel alle Amerikaanse vrouwen bevallen in het ziekenhuis. De kosten van een keizersnede blijken daarbij aanmerkelijk lager dan bij een natuurlijke bevalling. Daar komt bij dat een ziekenhuis een hogere vergoeding krijgt voor een keizersnee. ‘Je kunt je voorstellen welke prikkel daarvan uitgaat’, stelt assistent-professor verloskunde en gynaecologie Neel Shah van Harvard University. Hij weet ook: bij geboortes in de Verenigde Staten ligt het sterftecijfer veel hoger dan in andere westerse landen. En zwarte vrouwen overlijden daarbij drie tot vier keer zo vaak als witte vrouwen.

In Aftershock (87 min.) kaarten Paula Eiselt en Tonya Lewis Lee deze verborgen gezondheidscrisis aan via twee concrete casussen: Shamony Gibson (30) uit Brooklyn stierf in 2019 twee weken na de geboorte van haar zoontje Khari aan een veronachtzaamde longembolie. En de 26-jarige Amber Rose Isaac uit The Bronx overleed een jaar later, enkele dagen nadat ze op Twitter had geklaagd over de slechte zorg in het ziekenhuis, tijdens een spoedkeizersnede waarmee haar zoontje Elias op de wereld werd gezet. Hun weduwnaars Omari Maynard en Bruce McIntyre zijn ervan overtuigd dat systeemfalen, gevoed door institutioneel racisme, hun echtgenotes het leven heeft gekost en gaan over tot actie.

Het interessantst wordt deze film echter als Eiselt en Lee de twee tragische verhalen plaatsen binnen de historie van de Amerikaanse gynaecologie, waarbij zwarte vrouwen, zeker in de slaventijd, werden gezien als broedmachines die moesten blijven produceren en vooral niet te lang uit de roulatie mochten zijn. Intussen werden hun (zwarte) vrouwelijke verloskundigen gaandeweg verdrongen door (witte) mannelijke artsen, die minder holistisch naar bevallingen keken en bovendien veel technischer te werk gingen. Waarbij zwarte vrouwen dan weer prima materiaal bleken om mee/op te experimenteren.

‘Een zwarte vrouw die een kind krijgt is te vergelijken met een zwarte man bij een verkeerslicht als de politie arriveert’, zegt Felicia Ellis, een Afro-Amerikaanse vrouw uit Tulsa, Oklahoma, die een natuurlijke bevalling overweegt. ‘Je moet héél goed opletten bij alles wat je doet.’ In het enigszins gezwollen einde van deze activistische film legt Sharmony Gibsons strijdbare moeder zelfs een direct verband met de Black Lives Matter-demonstraties. ‘Zwarte levens doen ertoe’, stelt Shawnee Benton-Gibson ferm tijdens een speech. ‘Maar zwarte baarmoeders zorgen voor zwarte levens. Als we dat vergeten, vergeten we onze menselijkheid.’

Ga Terug En Haal Het

Tomtit Films / VPRO

Wat is de erfenis van de grootschalige Black Live Matters-demonstraties in de zomer van 2020? Die vraag wil Clarice Gargard exploreren in deze intuïtieve ontdekkingstocht. ‘Staan we nu op een kantelpunt?’ vraagt ze zich af. ‘Is dit hoe verandering ontstaat?’

Ga Terug En Haal Het’ (53 min.), start een soort stationsomroepster vervolgens de reis langs verzetsverhalen – van het verleden via het heden naar de toekomst – die op het punt staat om te beginnen. ‘Herinner wat u vergeten bent.’ Is deze steeds terugkerende stem, begeleid door beelden van voorbijrazende nachtelijke treinstations, een metafoor voor hoe zwarte mensen zichzelf moeten vinden, binnen een wereld waarin wit al sinds jaar en dag dominant is? Want, zo werpt de omroepstem nog op, ‘hoe reis je verder als je niet weet waar je vandaan komt?

Gargard gaat in Nederland, Suriname en Curaçao op zoek naar alledaags verzet van zwarte Nederlanders. Dat heeft zich door de jaren in allerlei gedaanten gemanifesteerd. Ze spreekt bijvoorbeeld André Reeder, ooit lid van de links-marxistische Surinaamse studentenvereniging. In 1982 maakte hij een film over de abominabele huisvesting van Surinaamse studenten in Nederland. Lulu Helder organiseerde in 1996 de allereerste anti-Zwarte Piet-actie ‘Zwarte Piet is zwart verdriet’. ‘Hoe lang moeten we wachten op een gelijkwaardige positie in deze samenleving?’ verzucht zij.

Deze voorbeelden weerspreken in elk geval het hardnekkige beeld dat zwarte Nederlanders hun achtergestelde positie al die tijd lijdzaam zouden hebben ondergaan. In Curaçao ontmoet Gargard verder Jeanne Henriquez, de conservator van het Tula museum. Als je je eigen geschiedenis niet kent, dan wordt het moeilijk om te geloven in jezelf, stelt zij. ‘Want je hebt niet geleerd wie je bent.’ Het pleidooi van al Gargards gesprekspartners komt in essentie neer op het herschrijven van de geschiedenis: loskomen van het kolonialisme en onderdrukking en het (h)erkennen van jezelf.

Dat proces krijgt gaandeweg voor de maakster zelf een steeds persoonlijker karakter en mondt tijdens een Winti-ritueel, tevens het eindstation van deze wat grillige en breed uitwaaierende film, uit in een emotionele climax. ‘Wij creëren zelf, steeds opnieuw, de kantelpunten die voor verandering zorgen’, concludeert Clarice Gargard daarna. ‘Wanneer we ons herinneren wie we zijn, waar we vandaan komen én besluiten actie te ondernemen.’

Is That Black Enough For You?!?

Netflix

Waarom zijn we eigenlijk gestopt met het maken van de zwarte speelfilms die in de jaren zeventig zo succesvol waren? vraagt regisseur Elvis Mitchell zich af bij de start van het video-essay Is That Black Enough For You?!? (135 min.), waarin hij de zwarte Amerikaanse filmhistorie doorlicht.

Aan de hand van een enorme verzameling filmfragmenten laat Mitchell eerst zien hoe (wit) Hollywood door de jaren heen Afro-Amerikanen heeft geportretteerd en vervolgens hoe er in jaren zestig, op de golven van de burgerrechtenbeweging, een zelfbewuste en diverse generatie zwarte filmmakers opstaat, die ruimte vindt voor de authentieke verhalen en personages uit hun eigen wereld.

Met als meest uitgesproken uitingsvorm: de Blaxploitation-films van de jaren zeventig, die kaskrakers als Shaft, Super Fly en Foxy Brown heeft voortgebracht. De benadering van zwarte regisseurs en scenarioschrijvers, de serieuze rollen die daaruit voortvloeien voor iconische acteurs en actrices én de muziek waarmee die verhalen worden aangekeild en begeleid, sijpelen vervolgens ook door naar het werk van witte regisseurs zoals Sergio Leone, Francis Ford Coppola en Quentin Tarantino.

Elvis Mitchell onderbreekt zijn persoonlijk ingestoken en met veel feitjes en weetjes gestutte betoog zo nu en dan voor herinneringen, observaties en constateringen van de prominente Afro-Amerikaanse acteurs en regisseurs Margaret Avery, Harry Belafonte, Samuel L. Jackson, Whoopi Goldberg, Laurence Fishburne, Sheila Frazier, Billy Dee Williams, Suzanne De Passe, Charles Burnett, Glynn Turman, Mario von Peebles Jr. en Zendaya.

In tegenstelling tot de stilistisch verwante essays Disclosure (transcultuur), Body Parts (vrouwbeelden) en Brainwashed: Sex-Camera-Power (het vrouwelijk lichaam) voelt Is That Black Enough For You?!?, mede door Mitchells overcomplete voice-over en het ondanks de aanzienlijke speelduur toch behoorlijk hoge verteltempo, alleen eerder als een op cinefielen gerichte verhandeling over een essentieel stuk filmgeschiedenis dan als een breed toegankelijke beschouwing op de representatie van zwart Amerikanen in film en de maatschappelijke gevolgen daarvan.

Descendant

Netflix

Er mag niet over worden gepraat. En toch moet het verhaal levend worden gehouden. Ruim 150 jaar leidt het tragische verhaal van de Clotilda vooral een fluisterend bestaan. Het slavenschip is in april 1860 vanuit Dahomey, het huidige Benin, vertrokken naar Plateau in de zuidelijke Amerikaanse staat Alabama. Aan boord verblijven 110 ‘geïmporteerde Afrikanen’ die zijn besteld door de lokale zakenman Timothy Meaher. Hij vraagt kapitein William Foster om het schip na de aflevering te verbranden en te dumpen in de lokale Mobile River, zodat ze later kunnen doen alsof de Clotilda, het allerlaatste slavenschip dat ooit in de Verenigde Staten is aangemeerd, nooit heeft bestaan.

Dat is echter buiten Kamau Sadiki van het Slave Wrecks Project gerekend. Met een multidisciplinair team wil hij het wrak in 2018 gaan opsporen en zo tastbaar bewijs vinden voor het beladen verleden van de zwarte gemeenschap van Plateau, alias Africatown, dat inmiddels volledig van karakter is veranderd. De familie Meaher woont er echter nog altijd. Met hun onderneming Chippewa Lakes verhuren de erfgenamen van Timothy bovendien grond aan allerlei ernstig vervuilende bedrijven die kanker en andere ziektes zouden hebben veroorzaakt. In het bijzonder bij – om de cirkel rond te maken – de afstammelingen van de Clotilda.

Daarmee lijken alle pionnen op het bord te staan voor een verhitte strijd in Descendant (110 min.). Regisseur Margaret Brown wil echter niet zomaar ‘the blame game’ spelen. De vondst van het schip brengt vooral lastige, maar noodzakelijke gesprekken op gang, die genuanceerd worden afgewikkeld. Mag er van de Clotilda bijvoorbeeld een toeristische attractie worden gemaakt? En zo ja, voor wie zijn dan de revenuen? Hebben de nazaten van het slavenschip recht op herstelbetalingen? Leidt dat automatisch, ruim anderhalve eeuw na dato, tot zoiets als gerechtigheid? En moeten Timothy Meahers erven daar dan een rol in spelen? Hun huidige welstand stoelt immers voor een belangrijk deel op wat hun voorvader ooit verdiende aan de geïmporteerde Afrikanen.

Deze delicate documentaire is doorsneden met voorgelezen fragmenten uit het boek Barracoon waarin de zwarte schrijfster Zora Neale Hurston in 1931 het leven optekende van Cudjo Lewis, de laatste overlevende van de Clotilda. Het heeft maar liefst tot 2017 geduurd voordat Barracoon daadwerkelijk is gepubliceerd. Het boek en schip brengen in Descendant nu een conversatie op gang over het gezamenlijke verleden en de rol die Afro-Amerikanen hebben gespeeld en krijgen toebedeeld in de Amerikaanse historie. En dat geeft weer een basis voor het samen verder leven, met oog voor ieders rol en positie. Want helen en verzoenen kan niet zonder kennen en erkennen.

Riotsville, U.S.A.

Het is een beproefd middel om de lont uit het kruitvat te halen, het land te verenigen, een zondebok aan te wijzen of de boel simpelweg eindeloos te vertragen: het instellen van een breed samengestelde commissie die het hete hangijzer van dat moment eens goed – en liefst ook lang – gaat onderzoeken.

Als de Verenigde Staten in de tweede helft van de jaren zestig permanent in brand lijken te staan en op plekken als Watts, Chicago en Newark grootschalige rellen uitbreken, tuigt de Amerikaanse president Lyndon Baines Johnson dus The National Advisory Commission On Civil Disorders op. De commissie, onder leiding van gouverneur Otto Kerner, bevat uitsluitend leden uit het politieke midden, die van tevoren te verstaan hebben gekregen dat ze zich horen te gedragen als ‘Johnson Men’ en op zoek moeten naar ‘provocateurs van buiten’.

Die laatsten – de sixties-variant op de FBI-medewerkers of Antifa-lieden die de bestorming van Het Capitool op 6 januari 2021 zouden hebben uitgelokt – kan De Kerner Commissie echter helemaal niet vinden. Sterker: het rapport trekt hele andere conclusies en komt als een boemerang terug bij degenen die de schuld hopen te leggen bij een klein groepje extremisten. Zwarte extremisten, welteverstaan. Want de rellen zijn een manifestatie van de onvrede, die op gezette tijden terugkeert en in de afgelopen jaren bijvoorbeeld is uitgemond in de Black Lives Matters-demonstraties.

Het prikkelende beeldessay Riotsville, U.S.A. (91 min.), aangekleed met unheimische muziek, is volledig opgebouwd uit archiefmateriaal uit de jaren zestig, gemaakt voor televisie of door het Amerikaanse leger. Regisseur Sierra Pettengill heeft in die beelden een prachtige metafoor gevonden voor de houding van de Amerikaanse overheid tegenover de onlusten. Op voormalige legerbases in zuidelijke staten zijn destijds surrogaatstadjes gebouwd, waar de Amerikaanse politie tijdens nagespeelde ongeregeldheden kan trainen op lekker kordaat optreden. 

‘Waar kijken we naar?’ vraagt verteller Charlene Modeste bij deze surrealistische generale repetities voor politiegeweld. ‘Riotsville is een schaakbord, een toneel met alles en niets van de jaren zestig. Nepnamen op niet bestaande plaatsen, die soldaten voorbij zien marcheren. Op weg naar de volgende akte van het toneelstuk. Misschien is het niet meer dan een droom. Want hier fabriceert De Staat zijn grootste angsten, wreedste wanen en gescheurde stukjes geheugen.’ En na een ‘geslaagd’ ingrijpen van de politie klinkt zowaar een enthousiast applaus vanaf de tribunes.

Pijnlijk precies construeert Pettengill zo hoe de Amerikaanse overheid zich in wezen gedraagt als een politiestaat, die zijn burgers, in elk geval een specifiek deel daarvan, is gaan zien en behandelen als de vijand. Die houding is zowel een weerspiegeling ván als een inspiratiebron vóór vooroordelen en racisme bij de zwijgende meerderheid van de Amerikaanse bevolking – en een steen des aanstoots voor de zwarte minderheid, die in die tumultueuze laatste jaren van de sixties letterlijk de klappen moet opvangen.

Master Of Light

One Story Up Productions

Oppervlakkig beschouwd is het verhaal van George Anthony Morton één groot succesverhaal. De Afro-Amerikaanse dertiger groeide op in een drugsmilieu te Kansas City, werd op zijn twintigste vanwege het bezit van crack cocaïne veroordeeld tot ruim elf gevangenisstraf en leerde achter de tralies Rembrandt en zichzelf als kunstenaar kennen. Eenmaal buiten ging hij studeren aan een prestigieuze kunstacademie in New York en werd een schilder om rekening mee te houden.

Intussen is er echter nog altijd dat gewone leven: vrienden en familieleden die niet bij machte waren om uit die wereld te stappen. Zelfs zijn eigen moeder Tela, die hij jarenlang niet zag omdat ook zij gedetineerd was, beweegt zich permanent op of over de grenzen van de wet. Als ze weer eens buiten beeld is geraakt, belt Morton simpelweg alle gevangenissen in de directe omgeving. ‘Wat heb ik gedaan dat zo erg is dat je me niet kunt vergeven?’ vraagt ze als hij haar toch weer heeft opgespoord.

Zulke vragen probeert deze moderne Master Of Light (84 min.) met een therapeut te beantwoorden in deze stemmige en geladen film van de Nederlandse maakster Rosa Ruth Boesten, die op het South By Southwest Festival in Austin, Texas, werd uitgeroepen tot beste documentaire. Via het schilderen van de gezichten uit zijn leven – moeder Tela, zijn broer en zus en z’n elfjarig neefje Treshon, waarin hij zijn jongere zelf herkent – portretteert hij ook zichzelf, een man die gevangen zit tussen twee werelden.

De man die bij een spel met gemerkte kaarten, waarbij elke deelnemer op voorhand weet wat hij gaat trekken, per ongeluk een troefkaart in handen heeft gekregen: een buitengewoon talent waardoor hij boven zichzelf kon uitstijgen. Tegelijkertijd is hij als man van Afrikaanse afkomst ook klaar met de ‘eurocentrische gelaatstrekken’ die hij tot in den treure heeft moeten reproduceren tijdens zijn opleiding,. ‘Ik draag een traditie mee de toekomst in, waarvan mensen als ik nooit deel hebben uitgemaakt.’

Hij is, nu in de woorden van rapper Tupac, een roos die uit beton groeit. Boesten vervat ‘s mans strijd in veelal donkere, onheilszwangere beelden, begeleid door een broeierige soundtrack, en neemt echt de tijd om haar protagonist reliëf te geven en in te kleuren. Een moderne meester, laverend langs zowel Rembrandt als de Amerikaanse ‘war on drugs’ en Black Lives Matters, dóór opgekropte woede, ‘survivor’s guilt’ en het onvermogen om te vertrouwen, vluchtend in zijn kunst en al wat hem lief is, op zoek naar het licht.

Sidney

Apple TV+

Het zou de nodige jaren duren voordat acteur Sidney Poitier (1927-2022) als kind het concept ras, en de daarmee verbonden implicaties, zou begrijpen. In zijn jongste jaren, op Cat Island op de Bahama’s, was hij simpelweg nooit in aanraking gekomen met witte mensen – en de vooroordelen die zij hadden over mensen zoals hij. Eenmaal in de Verenigde Staten zou hij echter al snel leren wat het betekende om zwart te zijn.

Als Afro-Amerikaanse acteur nam hij later belangrijke barrières. Vóór hem werden zwarte acteurs vooral geacht om een grappig stereotype te spelen, vertelt hij in de ietwat brave biografie Sidney (112 min.). Zodat het veelal witte publiek eens goed kon lachen. Poitier tapte echter uit een ander vaatje: in zijn eerste belangrijke rol in No Way Out (1950) speelde hij een zwarte arts die tijdens zijn werk uiterst racistisch werd benaderd. En in de donkerste dagen van het McCarthyisme weigerde hij om een loyaliteitsverklaring te ondertekenen voor zijn rol in Blackboard Jungle (1955).

Gaandeweg groeide Sidney Poitier uit tot een icoon van de Afro-Amerikaanse cultuur. Voor The Defiant Ones (1958) kreeg hij als eerste ‘negro’ een Oscar-nominatie. Vijf jaar later volgde daadwerkelijk een Academy Award voor de hoofdrol in Lilies Of The Field. En weer vijf jaar later, in 1968, won In The Heat Of The Night, waarin hij met Rod Steiger de hoofdrol speelde, de Oscar voor beste film. Intussen onderscheidde Poitier zich, net als zijn vriend Harry Belafonte, ook binnen de Amerikaanse burgerrechtenbeweging.

Sidney Poitiers status als zwart icoon wordt misschien nog wel het beste geïllustreerd door de uitbundige gastenlijst van deze door Oprah Winfrey geproduceerde documentaire, met beeldbepalende Afro-Amerikanen als Morgan Freeman, Quincy Jones, Andrew Young, Spike Lee, Denzel Washington, Hale Berry, Louis Gossett Jr., Lenny Kravitz en Winfrey zelf (die zomaar emotioneel wordt bij de gedachte aan haar grote held). Verder draven witte collega’s als Barbra Streisand, Robert Redford en Lulu op om ‘s mans werk te duiden en schetsen Poitiers tweede echtgenote en zijn dochters de mens achter de superlatieven.

Regisseur Reginald Hudlin geeft de man zelf ruim baan om zijn leven en loopbaan via treffende anekdotes uit te serveren, stipt en passant ook de rafelrandjes van zijn bestaan aan en stut dat geheel weer met een fikse collectie filmfragmenten, smakelijke muziek en nieuwsbeelden van de grote maatschappelijke ontwikkelingen van zijn tijd. Behalve een lofzang op de man en het symbool Sidney Poitier wordt deze film zo ook een viering van de zwarte cultuur.

Teddy Pendergrass: If You Don’t Know Me

Hoewel Harold Melvin vanzelfsprekend te boek stond als leider van de succesvolle soulgroep Harold Melvin and The Blue Notes, was het in werkelijkheid Teddy Pendergrass (1950-2010) die grote hits als Don’t Leave Me This Way en If You Don’t Know Me By Now zong. Volgens hun songschrijf- en producersduo Kenny Gamble en Leon Huff, de architecten van de zogenaamde Philly Sound, had hij een stem als ‘raw meat’. Terwijl Teddy daarmee begin jaren zeventig ieders hart veroverde, streek Harold ondertussen stiekem het leeuwendeel van de inkomsten op. Dat kon natuurlijk niet goed gaan.

In 1976 verliet een gebelgde Pendergrass The Blue Notes voor een solocarrière die hem vijf opeenvolgende platina platen opleverde en tot een absoluut (vrouwen)idool maakte. The Black Elvis, in de woorden van zijn handige manager Shep Gordon. Want Teddy Pendergrass werkte als een magneet op het andere geslacht. ‘Er kwam eens een vrouw backstage toen ik net de kleedkamer wilde verlaten’, vertelt hij zelf in een talkshow. ‘Ze pakte een mes uit haar zak en zei: als ík je niet kan hebben, zal niemand je hebben. En ze haalde nog uit ook!’ Hij kan het zelf nauwelijks geloven: ‘Een zwarte vrouw, met een zwart mes.’

En toen, op het hoogtepunt van zijn roem, parkeerde hij in 1982 zijn Rolls Royce tegen een boom. Het auto-ongeluk zou hem voortaan aan een rolstoel kluisteren en fungeert als breekpunt in Teddy Pendergrass: If You Don’t Know Me (106 min.). In dit gesmeerde portret van Olivia Lichtenstein uit 2018 komt Teddy zelf aan het woord via fragmenten uit zestig audiocassettes waarin hij over zijn leven vertelt. Zijn moeder Ida, kinderen, familieleden, (jeugd)vrienden, bodyguard, bandleden en allerlei vrouwen die hun hart aan hem verloren zorgen intussen voor duiding en rugdekking.

Van de viriele vent, die zonder vader opgroeide in een achterbuurt van ‘the city of brotherly love’ Philadelphia en die vanuit deze ervaring als geen ander de zwarte gemeenschap wist te raken, is na het ongeluk weinig over. Kan hij überhaupt nog zingen? Menigeen in zijn directe omgeving heeft er z’n twijfels over. Pendergrass probeert ondertussen de zin van het/zijn leven terug te vinden. Die queeste vormt de apotheose van deze lekkere, met een aanzienlijke portie kneitersoul afgewerkte, film over een hart & ziel-zanger die de laatste jaren enigszins in de vergetelheid is geraakt.

Akwasi

Videoland

Die ene omstreden uitspraak tijdens de Black Lives Matter-demonstratie van 1 juni 2020 vormt het startpunt voor de documentaire Akwasi (51 min.): ‘Op het moment dat ik in november een Zwarte Piet zie, ik trap hoogstpersoonlijk op z’n gezicht.’ De ‘slip of the tongue’ gaat in de maanden daarna een eigen leven leiden en zet allerlei ontwikkelingen in gang, waardoor de welbespraakte rapper indringend wordt geconfronteerd met de wereld om hem heen én zichzelf.

Johan Derksen, Geert Wilders en talloze anonieme onverlaten gaan helemaal los op Akwasi Ansah, die wordt weggezet als de archetypische ‘angry black man’. Al snel volgen er concrete bedreigingen. ‘Ik denk dat heel veel witte mensen zwarte mensen accepteren, tolereren, zolang je aan het beeld dat zij van je hebben voldoet’, zegt zijn vriend Mitchell Esajas. Hij legt uit: ‘Je mag protesteren, maar wel vreedzaam. Je mag iets zeggen over racisme, maar wel wanneer wij dat acceptabel vinden, dus niet tijdens de Sinterklaasperiode. Doe het maar daarbuiten.’

Deze documentaire van Remco Garcia laat met persoonlijke vlogs en intieme beelden vanuit de familiekring zien welke impact de commotie en dreigementen hebben op Akwasi, zijn vrouw Ahisha Ansah en hun kinderen, bijvoorbeeld als er een poederbrief wordt bezorgd of een stel boosaardige zwarte pieten voor de deur staat. Medestanders zoals schrijver Adriaan van Dis, rapper Bizzey, documentairemaker Sunny Bergman en rapper/zanger Typhoon geven daarbij duiding en context.

Iets meer tegengeluid of kritische vragen over Akwasi’s eigen rol in de controverses zouden daarbij welkom zijn geweest, al is het duidelijk niet Garcia’s bedoeling om z’n hoofdpersoon het vuur aan de schenen te leggen. Deze film wil zijn kant van het verhaal laten zien en werkt uiteindelijk toe naar het moment waarop Akwasi, in het najaar van 2020, betrokken raakt bij de ledenwerfactie van Omroep Zwart, dat een nieuw, kleurrijk geluid wil toevoegen aan het vaderlandse omroepbestel.

Daarmee lijkt het verhaal van deze uitgesproken stem van het hedendaagse Nederland overigens nog lang niet afgerond. Deze film is vooral een tussenopname, de weerslag van een formatieve periode uit zijn bestaan als opinieleider.

His Big White Self

‘Als Mandela oorlog wil, dan kan hij die krijgen!’, houdt Eugène Terre’Blanche zijn aanhang met gebalde vuist voor. De leider van de extreemrechtse Afrikaner Weerstandsbeweging (AWB) is in 1991 een niet te onderschatten machtsfactor in Zuid-Afrika, waar het Apartheidsregime piept en kraakt in z’n voegen. Al is het simpelweg door de dreiging van bruut geweld.

Met zijn gestaalde troepen, die zo zouden kunnen doorgaan voor een nazi-keurkorps en die bovendien een vlag eren waarop in eerste instantie een Swastika lijkt te prijken, kan de Afrikaner-leider elk moment een nieuwe geweldsgolf ontketenen in het land, waar een witte minderheid al tientallen jaren de grotendeels zwarte bevolking onderdrukt. Terre’Blanche staat totale segregatie voor, waarbij alle zwarte Zuid-Afrikanen tot hun eigen thuisland zijn veroordeeld.

De voormalige boer en politiechef, die graag te paard opereert, waant zich onaantastbaar als Nick Broomfield hem, samen met zijn chauffeur/dommekracht J.P. Meyer en diens echtgenote Anita, portretteert in The Leader, His Driver, And The Driver’s Wife. Veertien jaar later gaat de Britse filmmaker opnieuw op bezoek bij His Big White Self (93 min.), die dan net uit de gevangenis is. Ook ‘s mans voormalige chauffeur en zijn (inmiddels ex-)vrouw participeren weer in deze tweede film.

In de tijd die is verstreken sinds de eerste documentaire heeft er een aardverschuiving plaatsgevonden in Zuid-Afrika. ANC-leider Nelson Mandela, die in 1990 na 27 jaar gevangenschap eindelijk is vrijgekomen, wordt in 1994 tot president gekozen en zal het land vervolgens vijf jaar lang leiden. En het ANC is anno 2006 nog altijd de toonaangevende politieke partij. Het is een wereld waarin Zwart Zuid-Afrika de dienst uitmaakt en ‘The Leader’ en de zijnen nauwelijks meer op hun plek lijken.

Hoewel zij veelal blijven vasthouden aan hun archaïsche mengeling van traditioneel christelijke en racistische denkbeelden, zijn Terre’Blanche en de andere AWB’ers hun sleutelpositie in het land allang kwijtgeraakt. De herinneringen aan het Apartheidsregime, dat Nick Broomfield met archiefmateriaal nog eens in al zijn lelijkheid oproept, zijn echter nog lang niet vervaagd. En het barbaarse geweld waarmee dit tot het bittere einde toe is verdedigd kan elk ogenblik weer oplaaien.

De gevaarlijke bullebak Terre’Blanche, zichtbaar in beelden die de documentairemaker vijftien jaar eerder maakte, oogt inmiddels als een teruggetrokken oudere man, die zich gedeisd houdt en vooral bezig is met preken in de kerk en het schrijven van gedichten. Al verliest een oude vos zoals hij nooit helemaal zijn streken, zo blijkt als de theatraal aangelegde Broomfield – incognito, vanwege zijn lastige relatie met ‘The Leader’ – hem uiteindelijk in zijn thuisbasis Ventersdorp tóch voor de camera weet te krijgen.

Enkele jaren na het filmen van His Big White Self zal Eugène Terre’Blanche overigens alsnog worden ingehaald door de haat, die hij en andere landgenoten hebben gezaaid. Hij wordt in 2010 op zijn eigen boerderij op brute wijze vermoord.

George Wallace: Settin’ The Woods On Fire

PBS

‘Segregation now, segregation tomorrow, segregation forever!’ Met die controversiële slogan, uitgesproken tijdens zijn inauguratiespeech in 1963, nestelde gouverneur George Wallace (1919-1998) zich in Amerikaanse geschiedenisboeken. Op een zwartgerande bladzijde, dat wel. Als de verpersoonlijking van giftige ‘southern pride’.

Die malicieuze woorden waren echter niet zozeer de uiting van een diepgewortelde overtuiging als wel van een politieke keuze van de gouverneur van Alabama, één van de frontlinies in de strijd om burgerrechten voor zwarte Amerikanen. Wallace, die zijn publieke carrière was begonnen als een progressieve politicus, had een pact met de Duivel gesloten. Nadat hij ten onder was gegaan tijdens zijn eerste campagne om het gouverneurschap van de oerconservatieve zuidelijke staat, wist de rasopportunist één ding zeker: hij zou nooit meer ‘outniggered’ worden.

Alleen als spreekbuis van ‘Apartheid’ had Wallace politieke toekomst in Alabama. En daarmee zou hij in de jaren zestig zelfs een landelijke bekende politicus worden, een geduchte outsider bij presidentsverkiezingen. Totdat de loner Arthur Bremer tijdens een campagnebijeenkomst in 1972, voor het oog van de camera, vijf kogels in zijn lijf joeg. George Wallace raakte verlamd en was de rest van zijn leven veroordeeld tot een rolstoel. Hij zou er uiteindelijk een ander mens door worden. Een man die publiekelijk boete wilde doen voor zijn zonden.

Die persoonlijke ontwikkeling – van een positie als spreekbuis van de gewone werkeman via een langgerekte periode als Amerika’s opper-redneck tot een onverwachte remonte als bekeerling – wordt uitputtend, goed gedocumenteerd en afgewogen geboekstaafd in de biografie George Wallace: Settin’ The Woods On Fire (160 min.). Acteur Randy Quaid fungeert als de nuchtere verteller van Wallace’s tumultueuze levensverhaal. Zijn tweede vrouw, zoon George Jr., medewerkers en politieke mede- en tegenstanders zorgen voor de bijbehorende herinneringen. En Hank Williams levert het treffende titelnummer.

George Wallace oogt in deze gelauwerde postume biografie van Daniel McCabe en Paul Stekler uit 2000 toch eerst en vooral als een tragische figuur: een ontzettend begaafde politicus die ten prooi valt aan ongebreidelde machtshonger en daardoor zijn eigen idealen verkwanselt. Hij neemt zijn toevlucht tot de volksmennerspraktijken, die ook moeiteloos zijn te herkennen bij hedendaagse populisten. In wezen heeft elk volk, elk land, elk tijdsgewricht zijn eigen George Wallaces, mannen die feilloos herkennen waar het wringt en dat vervolgens, soms zelfs ondanks henzelf, zonder scrupules exploiteren.

Phat Tuesdays: The Era Of Hip Hop Comedy

Prime Video

In de nasleep van de Rodney King-rellen in Los Angeles startte Guy Torry begin jaren negentig een speciale avond met louter zwarte comedians in The Comedy Story. Dat podium zou een springplank worden voor een nieuwe generatie Afro Amerikaanse stemmen, zoals Martin Lawrence, Chris Tucker en Kevin Hart.

In de driedelige serie Phat Tuesdays: The Era Of Hip Hop Comedy (158 min.) kijkt Reginald Hudlin met de fine fleur van de Amerikaanse stand-upcomedy terug op die glorieperiode. ‘Guy stuurde een groep jonge, zwarte professionals aan’, vertelt comedian Dave Chappelle bijvoorbeeld. ‘Er zaten wat gangsterrappers bij, maar het was een eclectisch gezelschap. Zoals het leven van zwarte Amerikanen ook divers is. Het was geen eenheidsworst. De één was naar Harvard geweest, een ander naar de gevangenis.’

Phat Tuesday was voor hen een vuurdoop, vertellen entertainers als Steve Harvey, Tiffany Haddish, Cedric The Entertainer, Snoop Dogg en Regina King. Want Will Smith, Magic Johnson of Prince konden zomaar in de zaal zitten. En een zwart publiek is sowieso geen gedwee publiek. Een beleefd applaus hoef je als halfbakken grappenmaker niet te verwachten. Als het hen niet bevalt, laten ze dit op niet mis te verstane wijze merken. Ze beginnen misprijzend te kijken, draaien zich demonstratief van je af of roepen iets in de trant van: ‘Heb je ook nog wat leuks, gast?’

In de kantlijn worden er af en toe ook min of meer serieuze thema’s behandeld – seksisme, transcomedians en ‘bomben’, de plank helemaal misslaan, bijvoorbeeld – maar deze miniserie is eerst en vooral een ongegeneerde viering van de zwarte humor. Met veel sterke verhalen, popi jopi-gedrag en snelle grappen.

We Need To Talk About Cosby

Showtime

Als Zwart Amerika één gidsfiguur heeft gehad in de tweede helft van de twintigste eeuw, dan was het Bill Cosby. Ga maar na: hij geldt als de eerste breed geaccepteerde zwarte stand-up comedian, had als allereerste Afro-Amerikaan een hoofdrol in een televisieserie (I Spy), ontwikkelde zich in de jaren zeventig tot de grote kindervriend Fat Albert en floreerde tenslotte jarenlang als Amerika’s favoriete vaderfiguur Cliff Huxtable in de immens populaire The Cosby Show. En toen staken er steeds hardnekkigere geruchten de kop op over het drogeren en seksueel misbruiken van talloze vrouwen.

We Need To Talk About Cosby (236 min.) herbergt natuurlijk diverse pijnlijke getuigenissen van de vrouwen die, gedurende ruim een halve eeuw, werden misbruikt door ‘America’s Dad’. Toch is deze vierdelige documentaireserie van W. Kamau Bell veel meer dan de volgende #metoo-productie, waarin een bewonderde bekendheid wordt ontmaskerd als een vunzige machtswellusteling die geen enkel respect heeft voor de grenzen van een ander. Om precies te zijn, in Bill Cosby’s geval: als de belichaming van de zwarte verkrachter, die zich ook zomaar aan witte vrouwen kan vergrijpen.

Bell richt zich niet alleen op het afschminken van de notoire geilneef – en na bijna vier uur rest er van het Afro-Amerikaanse icoon nauwelijks meer dan een zielig hoopje man – maar plaatst hem ook nadrukkelijk binnen zijn culturele context: een zwarte gemeenschap die snakt naar rolmodellen en in Bill Cosby bijna een halve eeuw een ideaal uithangbord lijkt te hebben gevonden. In dat opzicht doet We Need To Talk About Cosby denken aan een andere epische docuserie over een gevallen zwart symbool, O.J.: Made In America (2016), over de van moord verdachte oud-footballer O.J. Simpson.

W. Kamau Bell, die zich als komiek een erfgenaam van Cosby voelt, vergeet ook diens verdiensten niet. De comedian/acteur/producent/schrijver heeft grote waarde gehad voor de ontwikkeling van een soort zwart bewustzijn. ‘Mensen zien in Cosby twee verschillende personen’, zegt schrijver/docent Jelani Cobb. ‘De ene is de grote mensenvriend en de andere een onvervalst roofdier. Maar ik vraag me af of je die twee van elkaar kunt scheiden.’ Want elke publieke belofte, daad of gift verhoogde Bill Cosby’s status en maakte het moeilijker om hem van zijn voetstuk te stoten.

Met een uitgelezen selectie van veelal zwarte oud-medewerkers, intellectuelen en deskundigen licht Bell de verschillende aspecten van Bill Cosby’s leven en carrière door, waarbij hij soms plotseling, zonder aankondiging vooraf, afslaat richting een individueel slachtofferverhaal. Zoals het ook in de praktijk ging: terwijl het publieke personage Bill Cosby weer een nieuwe manier had gevonden om ieders hart te veroveren, speurde de vent daarachter voortdurend naar jonge, kwetsbare vrouwen om enkele Quaalude-pilletjes te laten slikken en daarna zijn lusten op te botvieren.

De documentairemaker laat zijn gesprekspartners ook naar Cosby’s werk kijken. Fragmenten die destijds onschuldig leken, krijgen met de kennis van nu een geheel nieuwe lading en leiden tot ongemakkelijke conclusies. Dat het geperverteerde oeuvre van de inmiddels ook van wandaden beschuldigde shockrocker Marilyn Manson allerlei clous bevat over wat hij privé zoal uitspookte, kan nauwelijks een verrassing zijn. Maar dat ook de aimabele vrouwen(!)arts Cliff Huxtable uit The Cosby Show soms opzichtig hintte naar de hitsigheid van zijn bedenker/vertolker wekt toch wel enige verbazing.

Cosby’s strapatsen bleven echter verdacht lang een publiek geheim. Ook omdat zijn eigen gemeenschap ten koste van alles wilde voorkomen dat zwarte mannen zoals hij publiekelijk werden gelyncht. Totdat de comedian Hannibal Buress in 2014 de handschoen oppakte. ‘’Als je hier weggaat, googel dan “Bill Cosby verkrachting”’, hield hij zijn publiek voor. ‘Dat is niet grappig bedoeld. Die shit levert meer resultaten op dan “Hannibal Buress”.’ Zijn min of meer spontane actie vormde het startschot voor de publieke ontmanteling van het fenomeen Bill Cosby.

Deze intelligente, gelaagde en aangrijpende serie voorziet de Kwestie Cosby, en de toxische mannencultuur die de entertainer is gaan representeren, van allerlei verschillende perspectieven en zoekt daarbij ook de pijnpunten binnen de zwarte wereld op. ‘Eerlijk gezegd heb ik tijdens het maken van deze documentaire vaak overwogen om ermee te stoppen’, zegt W. Kamau Bell niet voor niets. ‘Ik wilde vasthouden aan mijn herinneringen aan de Bill Cosby van voordat ik Bill Cosby leerde kennen.’

Attica

Showtime

Op 9 september 1971 komt het tot een massale opstand in de Attica State Prison, in de Amerikaanse staat New York. In de gevangenis zijn de maatschappelijke spanningen die er sowieso al bestaan tussen zwart en wit in de Verenigde Staten en grove misstanden in de gevangenis zelf versmolten tot een mengsel dat wel tot explosie móet komen. De gedetineerden, voor driekwart zwart of latino, komen daarbij oog in oog te staan met een volledig witte bewaardersgroep, afkomstig uit de plaatselijke gemeenschap. En de hele wereld kijkt mee, via enkele reporters die vanuit de gevangenis verslag doen.

Regisseur Stanley Nelson heeft zich met documentaires als Marcus Garvey: Look For Me In The Whirlwind, Freedom Riders, The Black Panthers: Vanguard Of The Revolution en Crack: Cocaine, Corruption & Conspiracy in de afgelopen jaren opgeworpen als een betrouwbare chroniqueur van de historie van Zwart Amerika. In zijn nieuwe film Attica (117 min.) reconstrueert hij de roemruchte gevangenisopstand met voormalige gevangenen, familieleden van gegijzelde bewaarders, advocaten, onafhankelijke observeerders, leden van de National Guard en de verslaggevers die destijds ter plaatse waren.

De gedetineerden leggen een heel eisenpakket op tafel, met uiteindelijk één heel eenvoudige boodschap: ze willen voortaan als mens worden behandeld. Burgerrechten, juist. Daarmee lijken ze zowaar een heel eind te komen. Tótdat na enkele dagen een bewaarder aan zijn verwondingen bezwijkt en gouverneur Nelson Rockefeller van New York, onder invloed van het Law & Order-beleid van de Republikeinse president Nixon, zich genoodzaakt ziet om de onderhandelingen te staken. De afloop laat zich vervolgens zonder al te veel moeite voorspellen: deze situatie gaat vol-le-dig escaleren.

In de tragische ontknoping, opgeroepen met emotionele getuigenissen en dramatische archiefbeelden, worden de oproerlingen hardhandig tot de orde geroepen – ‘ontmenselijkt’ is ook geen slechte omschrijving. Zo ongeveer moeten die ‘niggers’ op slavenschepen ooit zijn behandeld. Een enkele bewaarder bestaat het zelfs om voor de camera ‘white power’ te roepen. Het is de treurige slotsom van een krachtige historische film, die zich weliswaar een halve eeuw geleden afspeelt maar toch bijzonder actueel voelt. In het protest van de gevangenen is zonder moeite de zwarte pijn te ontdekken die ook de hedendaagse Black Lives Matter-protesten voortdrijft.