Het is een pijnlijke constatering. Niet alleen voor henzelf. Als hulpverleners van mensen met psychische nood lijkt het voor hen taboe om hun eigen kwetsbaarheid te erkennen. En wanneer ze daartoe toch worden gedwongen, doordat ze zelf ook kwetsbaar blijken te zijn, kampen ze met schaamte en blijft dit moeilijk bespreekbaar. Je wilt nu eenmaal niet bij de omvallers horen, zegt één van de psychologen en psychiaters in Zorgdragers (24 min.). Mensen die in de zorg werken, constateert een ander, zorgen graag voor een ander, maar blijven zelf liever buiten beeld.
Documentairemaakster Juliette Dominicus zag het bij haar zus Marcia, die net als diverse andere leden van hun familie psycholoog werd. Dominicus legt haar zus op de divan en volgt haar tevens naar een creatieve groepstherapie, waar enkele zorgverleners hun eigen mentale kwetsbaarheid onder ogen zien en delen. Zij hebben ook ervaren hoe de buitenwereld, niet alleen professionals, in zulke situaties kan reageren. ‘Je kan beter keelkanker hebben dan een depressie’, zegt één van de deelnemers. Dan is tenminste duidelijk dat je er zelf niets aan kunt doen.
In een veilige omgeving maken Marcia Dominicus en enkele vakgenoten nu het masker na dat ze als professional (moeten) dragen, kijken eens goed in de spiegel en oefenen in de buitenlucht empathische of juist oordelende reacties en ervaren vervolgens het effect daarvan. Zo slechten zij, niet alleen voor zichzelf, in deze sensitieve korte film de barrière tussen zorgprofessional en patiënt en dragen ze meteen bij aan het bespreekbaar maken van de psychische uitdagingen die menigeen op z’n pad treft. Omdat iedereen wel eens hulp nodig heeft.
Het idee klinkt te cru en naargeestig om waar te kunnen zijn: terminale, seropositieve patiënten verkopen halverwege de jaren tachtig, in de diepste diepten van de AIDS-crisis, hun levensverzekering om zo goede zorg te kunnen bekostigen en zichzelf of hun naasten financiële verlichting te bieden. Viatical Settlement wordt dit genoemd. De investeerder heeft alleen bewijs nodig dat de dood daadwerkelijk aanstaande is. Het is geen grap of allegorie, maar bittere realiteit. Only in America, vanzelfsprekend.
Ik ben voor van alles en nog wat uitgemaakt, vertelt initiatiefnemer Scott Page in Cashing Out (39 min.) aan filmmaker Matt Nadel, die als homoseksuele zoon van een investeerder zelf te maken kreeg met de constructie. Scott liet zich door de kritiek niet van de wijs brengen. Zijn slimme en gedurfde idee gaf mensen die wisten dat het einde nabij was de mogelijkheid om nog even waardig te leven. Scott wist ook waarover hij ’t had: zijn eigen vriend Greg Morgan stierf aan de gevolgen van het HIV-virus.
Het idee was in wezen bedrieglijk simpel: een koper betaalde een aantrekkelijk percentage van de werkelijke waarde van de polis, die al snel zou worden uitgekeerd. De verkoper kon van het aankoopbedrag vervolgens zorg inkopen en zijn laatste dagen enigszins comfortabel leven. En diens nabestaanden, die vaak toch al opzichtig afstand van hem hadden genomen, konden fluiten naar hun geld. Geweldige deal! Totdat een nieuwe behandeling ervoor zorgde dat patiënten niet meer automatisch stierven…
Die wending geeft deze boeiende korte docu, waarin enkele direct betrokkenen terugblikken op een traumatische periode voor hun gemeenschap, nog een extra nawrant karakter. Het idee dat een samenleving doodzieke patiënten veroordeelde tot schrijnende armoede of rare bokkensprongen, die natuurlijk alleen te maken waren door Amerikanen die überhaupt een levensverzekering hadden, was blijkbaar nog niet wrang genoeg. Add insult and insult and insult to injury, zoiets.
Van muziek bloeit niet alleen het hart open, ook de hersenen gaan er beter van werken. Klassiek zangeres Maartje de Lint, artistiek leider van Zingen In De Zorg, maakt zich daarom sterk voor het doelbewust inzetten van zingen en dansen bij mensen met dementie. En dan niet alleen door goedbedoelende vrijwilligers, maar door professionals zoals zijzelf, die zijn getraind om de neuroplasticiteit en cognitie van ouderen met dementie in stand te houden of zelfs weer te verbeteren.
‘Dat klankgeheugen, wat diep in dat brein zit, dat is mijn materiaal’ vertelt de Lint in de documentaire Het Muziekmedicijn (58 min.) van Frénk van der Linden. ‘En dan is het mijn taak om die deur open te doen, zodat de mensen zelf ontdekken dat ze nog heel veel kunnen.’ Tijdens zogeheten Zing-Cirkels gaat ze zowel met mensen met dementie als met hun mantelzorgers aan het werk. De muziek brengt hen niet alleen troost en vreugde, maar ook zichtbaar dichter bij elkaar. Want samen zingen zorgt voor verbinding.
Eli Tuhuteru, die als zevenjarig jongetje met de boot van de Molukken naar Nederland is gekomen, is in 2016 gediagnosticeerd met dementie. Hij kan intens genieten van de muziek van zijn jeugd en het land waar hij nog altijd thuis is. Zijn dochter Shirley volgt nu de opleiding tot Zorg-Zangeres bij Maartje de Lint, waarbij ze leert om haar vader en mensen zoals hij te raken en stimuleren met muziek. Via zingen kunnen zij vasthouden wie ze zijn en welllicht zelfs weer iets terugkrijgen wat eerder verloren leek.
Theo van der Eng en zijn vrouw Nelly nemen ook deel aan zulke bijeenkomsten. Ze zijn al vijftig jaar getrouwd, maar sinds Theo frontotemporale dementie heeft is hun relatie grondig veranderd. Nelly voelt zich volgens eigen zeggen soms net een weduwvrouw. Haar man trekt vaak helemaal zijn eigen plan en zit hele dagen boven op z’n kamer Palingpop, liefst van zijn favoriete groep The Cats, te luisteren. En Theo heeft ook altijd een zakdoekje bij de hand, om de tranen van ontroering weg te vegen.
Theo van der Eng participeert tevens in een onderzoek van het Alzheimercentrum van het Amsterdam UMC, waarbij wordt nagegaan wat muziek te weeg brengt in de hersenen van mensen met verschillende dementievarianten en hoe muziek misschien kan worden ingezet om de aandoening tot stilstand te brengen of zelfs terug te dringen. Zo kunnen zij wellicht een wetenschappelijk fundament leggen onder wat zingende zorgers zoals Maartje de Lint voor het oog van de camera al heel aannemelijk maken: zingen is gezond.
En Frénk van der Linden huldigt in deze warme docu vooral het ‘show, don’t tell’-principe. Beter: sing, don’t tell. Zo zet Het Muziekmedicijn helder op de kaart dat er nauwelijks iets te bedenken is dat dieper in de mens, ook als die in de herfst of winter van zijn leven is aanbeland, reikt dan muziek.
Elke patiënt gaat naderhand mee naar huis, stelt orthopedisch chirurg Ibraheim. Ze worden stuk voor stuk doodsbang binnengebracht bij het Londense ziekenhuis King’s College, lijdend aan helse pijnen en volledig overgeleverd aan hen, de zeer professioneel opererende verleners van traumazorg. En die nemen hen na gedane arbeid in gedachten mee naar hun eigen leven, waarbij vaak dan pas tot hen doordringt wie ze voor hun ogen, op hun monitor of onder hun mes hebben gekregen en wat het letsel dat zij hebben opgelopen zou kunnen betekenen voor hun verdere levens.
Aan de hand van enkele concrete casussen brengt Critical: Between Life And Death (278 min.) het werk in beeld van meldkamermedewerkers, traumahelikopterartsen, ambulanceverpleegkundigen, eerste hulp-doktoren, traumaspecialisten en chirurgen van verschillende Londense ziekenhuizen. De eerste aflevering van deze zesdelige docuserie van Jermaine Blake, Matt Haan en Toby Paton zet de kijker enigszins op het verkeerde been met de nasleep van een ernstig ongeluk met een kermisattractie, verteld door familieleden en hulpverleners, waarbij het tot het einde ongewis blijft wie er hoe overleeft. Een gedegen real life-thriller, die niettemin redelijk inwisselbaar blijft
In de volgende afleveringen graaft Critical, dat doet denken aan de Amerikaanse ziekenhuisseries Lenox Hill en Emergency NYC, aanmerkelijk dieper. Via enkele gewone Londenaren die ingrijpend letsel hebben opgelopen als gevolg van een ongeluk of aanval wordt, doorgaans verspreid over meerdere afleveringen, het systeem in beeld gebracht waarin zij dan terechtkomen. Multidisciplinaire teams proberen de opgelopen schade – gevisualiseerd met verhelderende animaties – zoveel mogelijk te beperken en komen uiteindelijk soms voor de ultieme keuze te staan: leven of ledemaat. Die vraag kan natuurlijk maar op één manier worden beantwoord. Het is wel de vraag wat dit dan voor het leven van de desbetreffende patiënt betekent. Hoe moet die verder zonder hand of been?
Blake, Haan en Paton richten hun camera tevens op het precisiewerk in de operatiekamer – als het bordje ‘theatre in use’ oplicht – dat zéér expliciet In beeld wordt gebracht. De bloederige close-ups van chirurgische ingrepen zijn vast niet aan iedereen besteed en voelen soms wat overdadig. Tegelijkertijd is er ook aandacht voor de mentale impact van het lichamelijke trauma. De 23-jarige jongeling Isaac is bijvoorbeeld bruut mishandeld. Wat hebben de schoppen tegen zijn hoofd te weeg gebracht in zijn brein? Zal dit ooit weer normaal functioneren? En hoe is ’t überhaupt om verder te gaan na zo’n traumatische ervaring, of ’t nu gaat om een ingrijpend ongeval of een laffe aanval?
Verder zoomt Critical in op de persoonlijke verhalen van zowel enkele patiënten en hun families als de individuele leden van het traumateam, die in hun eigen levens soms ook met fysiek letsel te maken hebben gekregen en zich daarom terdege realiseren wat de impact van hun job kan zijn. Deze miniserie zet hun essentiële werk vol in de schijnwerpers en maakt zo de gevolgen van trauma bij gewone burgers en de permanente balanceeract van het zorgsysteem om de schade weer zoveel mogelijk te herstellen zichtbaar en voelbaar.
Ik voel me machteloos eenzaam gevangen in mijn lichaam
Een volstrekt normale jongen, in een volstrekt onwillig lijf. Freek is begin twintig, houdt van meisjes, Ajax en muziek en heeft een onweerstaanbare lach. Zijn lichaam lijkt alleen een kerker. Freek leeft continu met pijn, zit in een rolstoel en is zeer beperkt in zijn communicatie. Zomaar een praatje maken is vrijwel onmogelijk. Hij is aangewezen op een toetsenbord, waarmee hij met zijn ogen en veel geduld en doorzettingsvermogen elementaire boodschappen kan formuleren. Samen met de mensen om hem heen wordt zo duidelijk wat hij wil en wat er in hem omgaat.
Ik ben al tig x geopereerd
Maar de pijn komt steeds terug
In de observerende documentaire Omarm Me (54 min.) portretteert Wytzia Soetenhorst de Nederlandse twintiger die ernstig wordt belemmerd door zijn lichamelijke beperking. Freek is opgegroeid in een liefdevolle omgeving en heeft een uitgebreid sociaal netwerk. Zij gaan met hem op stap, nemen hem mee naar activiteiten en reizen samen naar het buitenland. Freek blijft alleen wel volledig afhankelijk van hen. Hij kan nooit zomaar opgaan in de menigte of gewoon zijn eigen ding doen.
Iedereen gaat door. En ik blijf stilstaan. Ik heb een stem, maar ik kan niet meepraten
Soetenhorst dringt diep door in het dagelijks bestaan van Freek en zijn ouders en vrienden. Ze probeert om dat vanuit zijn perspectief te laten zien en kiest gaandeweg samen met hem ook een stem uit, die klinkt zoals hij in een beter leven zou hebben geklonken. Want hoezeer iedereen ook z’n best doet, voor Freek hoeft dit leven niet meer zo. En dat is, afgaande op hordes die hij in zijn leven permanent moet nemen, helemaal niet vreemd. Hij kan en zal nooit de persoon zijn die hij in zijn hoofd is.
Ik verlang naar de vrijheid. Dat ik los ben van mijn lichaam. Dat mijn lichaam doet wat ik wil
Hij straalt het lang niet altijd uit in Omarm Me, maar voor zichzelf is Freek er wel uit: hij ervaart uitzichtloos en ondraaglijk lijden. Dat is natuurlijk een buitengewoon pijnlijke conclusie, getrokken bovendien door iemand die nog heel jong is en nooit onbekommerd van het leven heeft kunnen genieten. Zijn keuze wordt in deze sensibele en aangrijpende film, die ook oog houdt voor de liefde en lol in het leven van Freek, uitstekend invoelbaar gemaakt. En dat maakt indruk.
In de bokswereld mag je nooit zeggen dat je opgeeft. Dan ben je een lafaard. Maar ik ga deze wet doorbreken
In de zorg zitten ze te springen om nieuwe medewerkers. Handen aan het bed, luisterende oren en – zo wil tenminste het cliché – billenwassers. In de zesdelige docuserie Zorgen (270 min.) volgen Veerle Neger en Tessa Louise Pope een jaar lang zeven leerlingen van de MBO-opleiding tot verpleegkundige op ROC Mondriaan in Zuid-Holland. Nederlandse jongeren die zelf nog druk bezig zijn om volwassen te worden moeten zich staande zien te houden in de thuiszorg, psychiatrie, ouderenzorg en gehandicaptenzorg.
Tussendoor krijgen ze op school allerlei theorievakken en praktische lessen. Vooral praten de leerlingen echter over het vak en hoe zij zich zelf daartoe verhouden. Want in de praktijk worden ze natuurlijk geconfronteerd met allerlei patiënten en problematieken, maar vooral met zichzelf. De zestienjarige tweedejaars Jill voelde zich bijvoorbeeld zo ongemakkelijk bij een huisbezoek dat ze er eigenlijk niet meer terug wil tijdens haar stage. Dat moet alleen wel. ‘Werken in de zorg is eigenlijk ook een beetje werken met jezelf’, houdt de begeleidster van school haar voor.
Zo krijgt elke leerling met z’n eigen uitdagingen te maken. Als een oudere patiënte met borderline bij haar vertrek van de psychiatrische afdeling bijvoorbeeld zegt dat ze het liefst haar polsen zou doorsnijden, raakt dat een gevoelige snaar bij stagiaire Reza. Het resulteert in een zeer aangrijpende scène, waarin de vrouw zich liefdevol ontfermd over het achttienjarige meisje. ‘Sorry, kind’, zegt zij terwijl ze Reza in haar armen neemt. ‘Ach meisje, ik ga dat niet doen, hè?’ Als de leerlinge weer is bedaard, zegt de vrouw tegen haar begeleider. ‘Ik schaam me dood, weet je dat?’
Terwijl ze meekijken met hun hoofdpersonen, vangen Neger en Pope hele intieme, fraaie en pijnlijke taferelen, die delicaat zijn gefilmd en gemonteerd. Ze volgen de jongeren daarnaast in hun privéleven. Als ze stoom afblazen op hun paard, tijdens het kickboksen of op een dancefestival. Het werk moet voortdurend wedijveren met de verlokkingen van het gewone leven. En dus komen ze, zoals tieners nu eenmaal doen, regelmatig niet of te laat op school. Ze vergeten hun huiswerk, halen ongein uit en zakken voor toetsen. Totdat ze de opleiding wellicht moeten verlaten.
Want ook dat is de realiteit van een zorgopleiding: niet iedereen haalt de eindstreep of blijkt uiteindelijk geschikt voor het beroep van zorgverlener. Zorgen brengt die werkelijkheid zonder opsmuk in beeld. Geen idee of de serie ook een wervend effect heeft op jongeren die nadenken over hun toekomst, maar Neger en Pope maken het belang van goede, menswaardige zorg in elk geval glashelder en roepen ook respect op voor de (jonge) mensen die bereid zijn om daarin te gaan werken.
‘Het is een professionele relatie’, antwoordt de docent, als Simeon Severino tijdens een dagje school vraagt of hij ook dingen over zichzelf aan ‘de zorgvrager’ mag vertellen. ‘Het is géén persoonlijke relatie’, benadrukt ze nog maar eens. ‘Dus dat is heel belangrijk, om dat heel goed te bewaken.’
Simeon lijkt het antwoord maar moeilijk te kunnen bevatten. Tijdens zijn stage in woonzorgcentrum De Liberteyt in Gent is dat juist wat er goed werkt: het persoonlijke contact tussen hem als jonge zorger en de oudere dames waar hij zich om bekommert. Als hij zichzelf kan en mag laten zien. Verder heeft de charmante jongeling uit de Domenicaanse Republiek nog heel veel te leren: elementaire zorgtaken, op tempo werken en de taal Nederlands – of een plaatselijke Gentse variant daarop – helemaal meester worden.
Het lijkt de centrale thematiek van Les Dames Blanches (61 min.): terwijl hij met zijn ontwapenende verschijning, open persoonlijkheid en aandacht voor wat een mens mens maakt moeiteloos enkele dames om zijn vinger windt – en zo meteen een ander perspectief biedt op wat ouderenzorg kan (en dus moet) zijn – botst hij ook op tegen de beperkingen van de hedendaagse zorg. Want Simeon zal zich de arbeidsroutines toch echt beter eigen moeten maken en zijn werktempo flink moeten verhogen.
De Vlaamse filmmaakster Camille Ghekiere lijkt zich in eerste instantie te beperken tot het simpelweg observeren van Simeons belevenissen tijdens de stage. Met veel oog voor de poëzie van het alledaagse, in het bijzonder de interactie tussen die intuïtief opererende exotische jongen en het ensemble van dames dat zich gaandeweg rondom hem lijkt te verzamelen. Als zij elkaar vinden in zorgvuldig geënsceneerde (dans)scènes, wordt duidelijk dat ze als maakster ook echt in de situatie heeft ingegrepen.
Simeon Severino blijkt, getuige dit interview, niet zomaar een passant, maar een oude bekende, met wie ze al vaker heeft gewerkt. De vraag is dan bijna onvermijdelijk: zou zijn overleden grootmoeder, waarnaar hij regelmatig verwijst in de centrale voice-over van de film, hem daadwerkelijk ‘als je iemand niet verzorgt met je hart, waarmee dan wel?’ hebben ingefluisterd? Of zijn ook die teksten doelbewust geconstrueerd om de basisgedachte van de film kracht bij te zetten? De vragen stellen is ze vermoedelijk ook beantwoorden…
Via een klassiek verhaal over een vreemdeling die een gesloten gemeenschap opschudt en deze na vertrek voorgoed veranderd achterlaat, houdt Les Dames Blanches in elk geval het westerse zorgsysteem een spiegel voor.
Ze studeren sociologie, geschiedenis, social work of organisatiewetenschappen. En los van elkaar – en toch samen – zorgen ze daarnaast voor Michel, die in zijn laatste levensfase is aanbeland. Gewone studenten met een bijbaan dus, géén zorgprofessionals. En Michel is de Vlaamse acteur Michel van Dousselaere, die in 2014 werd gediagnosticeerd met een zeldzame vorm van progressieve afasie.
Over die aandoening maakte zijn geliefde Irma Wijsman in 2018, samen met Patrick Minks, al eerder een film: Michel – Acteur Verliest De Woorden. In deze persoonlijke documentaire is te zien hoe Van Dousselaere, geholpen door een souffleur, een rol speelt in de theatervoorstelling Borgen en zelfs nog een monoloog kan houden. Zolang een ander maar voor de woorden zorgt. Tegelijkertijd reconstrueert Wijsman met collega’s de carrière van de karakteracteur en laat ze de camera toe op hun meest kwetsbare momenten samen.
In Michel En De Handen Op Zijn Huid (56 min.) geeft ze ‘Does’ een soort leven na de dood. Samen met de vier studenten die hem tijdens zijn laatste jaren intensief hebben verzorgd – en tussendoor ook gewoon lol maakten met de aan hen toevertrouwde man, die ook zonder woorden kon communiceren wie hij was en wat hij waardeerde – maakt ze twee jaar na zijn overlijden een reis naar het Noord-Spanje. Op een bergtop wil zij zijn as uitstrooien. Onderweg praat het gezelschap over de periode die achter hen ligt en toont Wijsman tevens hoogtepunten uit Van Dousselaeres carrière.
Zij fungeert zelf als verteller tijdens die trip – al is er ook nog een enigszins larmoyante voice-over van ‘Michel’ zelf, geschreven door Elvis Peeters en op zalvende toon ingesproken door de Belgische acteur Dirk van Dijck. Wijsman praat tijdens de autorit, de pittige bergwandeling in Spanje en het nachtje kamperen nabij de top met de studenten over hoe ‘t is om op jonge leeftijd een zorgtaak op je te nemen. Met eigen ogen hebben zij kunnen waarnemen hoe iemand op z’n allerkwetsbaarste momenten toch z’n persoonlijkheid en menszijn behoudt.
Zo bezien is deze persoonlijke roadmovie, waarin ‘t er soms alleen wel erg dik bovenop ligt, een onverholen pleidooi voor menselijke zorg. Zorg op maat, zoals Irma Wijsman dit zelf noemt. Want die is natuurlijk goed voor de patiënt, maar zeker ook niet slecht voor de zorgverlener.
‘Ik ben al in heel wat bars geweest’, vertelt Harper Steele aan enkele andere gasten van een bikersbar in Meeker, Oklahoma, waar naast de ‘Confederate flag’ een Trump-vlag aan de muur hangt. ‘Ik ben aan het kijken of ik nog welkom ben nu ik in transitie ben.’ Harpers maatje, de bekende komiek en acteur Will Ferrell, staat buiten, te wachten of hij naar binnen wordt geroepen. Harper heeft hem onder een snelkeuzetoets gezet in haar telefoon, voor het geval ‘t binnen link wordt.
Will & Harper (115 min.) zijn al hun halve leven bevriend en nu samen op een roadtrip, van de Amerikaanse oostkust naar het westen. Ze leerden elkaar ooit kennen bij de comedyshow Saturday Night Live, waar Will één van de veelbelovende nieuwe gezichten was en – deadname alert! – Andrew één van de dragende schrijvers werd. Al die jaren bleven ze nauw verbonden met elkaar. Alleen tijdens de Coronapandemie van enkele jaren geleden verloren de twee elkaar uit het oog.
En juist toen was Steele ineens definitief klaar met man zijn. ‘M’n hele leven probeerde ik het weg te drukken. Nu geef ik de strijd op.’ Ze ging in transitie. ‘Instead of an asshole I’ll be a bitch.’ En die is nu met Will op reis door de Verenigde Staten, om te ontdekken wat Harpers transitie betekent voor hun vriendschap, elkaar alle vragen te stellen die bij hen opkomen over de veranderingen en te ontdekken hoe een transvrouw, van begin zestig alweer, wordt bejegend in het hedendaagse Amerika.
Het brengt hen soms in ongemakkelijke situaties. Tijdens de rust van een basketbalwedstrijd tussen de Indiana Pacers en Philadelphia 76ers wordt Ferrell bijvoorbeeld aangesproken door Eric Holcomb, de Republikeinse gouverneur van de staat Indiana, die maar wat graag een mediamomentje scoort met de beroemde komiek. Tijdens het vervolg van de wedstrijd komen Harper en Will erachter dat hij zojuist een wet heeft aangenomen die genderbevestigende zorg voor minderjarigen verbiedt.
De toon van deze roadmovie van Josh Greenbaum blijft nochtans altijd optimistisch. Zoals de meeste Amerikanen die de twee vrienden tegenkomen, ook in het zogenaamde ‘heartland, hen eigenlijk positief tegemoet treden. En wanneer Harper dan toch weer eens wordt misgenderd – als man aangesproken – wordt dit vrijwel direct met een grap of oneliner onschadelijk gemaakt. Daarbij betaalt zich uit dat er twee mensen op stap zijn, die van humor hun beroep hebben gemaakt.
Hun zorgvuldig gearrangeerde reis, langs de verplichte fraaie plekken en uitgeserveerd met talloze aanstekelijke all-American tunes, brengt hen tevens naar Iowa, de conservatieve staat waar Harpers roots liggen en ook haar zus wacht. Die wilde gelukkig altijd al een zus. Gaandeweg ontdekt Steele, zoals dat nu eenmaal gaat in roadmovies, zo dat de grootste belemmeringen in haarzelf zitten. ‘Ik ben bang mezelf te haten’, bekent ze tegenover Ferrell. ‘Ik denk bij mezelf: je bent een freak, wat doe je hier?’
Naast die ‘freak’ zit, in bruine Harpers vintage station wagon, ‘een satanische Illuminatie-pedo’. Althans, volgens één van de reaguurders die zich genoodzaakt voelt om in te hakken op de reis van Will & Harper – en voor de verandering zijn opgekropte haat nu eens niet richt op de transvrouw – terwijl zij zitten te gebben over slecht bier, Pringles en Dunkin’ Donuts. Samen koersen ze door ‘Merica, hun eigen gevoelsleven en een vriendschap, die onderweg alleen maar meer diepte krijgt.
‘Goedemiddag, ik ben weer thuis’, groet Teun Toebes zijn medebewoners als hij na een bezoek aan z’n moeder weer bij zijn kamer in Utrecht arriveert. ‘De buurman…’, kondigt hij zichzelf daarna aan bij de oudere vrouw die naast hem woont. ‘Ik vind ‘t fijn om je weer te zien.’ De montere twintiger is terug op de gesloten afdeling van een verpleeghuis, waar een groep dementerende ouderen is ondergebracht en hij zelf enige tijd geleden kamer 3 heeft betrokken.
Dat is geen noodgreep geweest. Verpleegkundige, schrijver en idealist Toebes is er doelbewust gaan wonen, om zo aandacht te vragen voor de kwetsbare positie van Nederlanders met dementie. In de wetenschap dat het aantal dementerenden in de wereld de komende decennia enorm zal toenemen. Jongeren van nu hebben een aanzienlijke kans op een afhankelijke, verwaarloosde en eenzame oude dag. De gedreven jongeling vindt dit duidelijk een onverdraaglijke gedachte. En dat probleem los je zeker niet alleen op met (meer) geld. Sterker: daarover spreekt Toebes helemaal niet.
In Human Forever (79 min.), de film die hij heeft gemaakt met Jonathan de Jong en Bastiaan Brand en die onlangs een Gouden Kalf voor de best bezochte Nederlandse bioscoopdocumentaire heeft gekregen, gaat hij op zoek naar een antwoord op deze kolossale maatschappelijke uitdaging. Toebes steekt daarvoor zijn licht op in zorginstellingen in Moldavië, Denemarken, Zuid-Korea, Zweden, België en Zuid-Afrika en gaat daar in gesprek met bestuurders, deskundigen, professionals en – vooral – de ouderen zelf, een permanente bron van inspiratie voor deze zorgvernieuwer.
Toebes legt gemakkelijk contact, kan van een praatje een gesprek maken en geeft/vraagt ook regelmatig een knuffel. Zijn benadering weerspiegelt het ideaal dat hij voorstaat: menswaardige zorg, waarbij het individu wordt gezien en vat houdt op z’n eigen leven. Hij vervat zijn bevindingen in een wat zalvende, opgelegde voice-over, die nogal nadrukkelijk de toon zet in de film. En dat is toch eerder een pleidooi geworden voor het serieus nemen van zowel dementie als de dementerenden dan een spannende vertelling waarvoor kijkers op het puntje van hun stoel gaan zitten.
Het is vooral Toebes’ natuurlijke omgang met ouderen die ’t moet doen. In Het Zonnehuis te Apeldoorn ontmoet hij bijvoorbeeld een 96-jarige mevrouw, die niet zo nodig honderd hoeft te worden. ‘Ik ben toch helemaal niet meer van enig nut’, zegt ze mismoedig. ‘Heeft u dat gevoel?’ vraagt Toebes. ‘Ja, dat is toch ook zo?’ reageert zij, ogenschijnlijk nog scherp van geest. ‘Wat voor nut heeft ‘t nou nog als ik leef?’ Precies dat gevoel probeert de activist tegenover haar weg te nemen. Elk leven, hoe broos ook, is het waard om ten volle geleefd te worden.
Daar loopt hij dan, door zo’n typische ziekenhuisgang. Frans Bromet, de inmiddels tachtigjarige nestor van de Nederlandse camerajournalistiek. Voor de verandering nu eens niet achter zijn camera, maar ervoor. Als onderwerp van zijn eigen film. Dat is ie natuurlijk wel eens vaker geweest, maar nu is ’t per ongeluk gebeurd: hij kreeg een hersenbloeding en belandde in de Amsterdamse revalidatiekliniek Reade.
Daar begint het bloed toch al gauw weer te kruipen waar het eigenlijk niet gaan kan. Als het na enige tijd wat beter met hem gaat, pakt Bromet zijn camera erbij, de lens waardoor hij al zeker een halve eeuw naar de wereld kijkt. Die helpt hem om het leven te begrijpen en accepteren. En dat is nu niet anders. Via die onafscheidelijke kameraad op zijn rechterschouder ontmoet hij nu Mijn Nieuwe Vrienden Van Afdeling Drie (55 min.) en het nieuwe leven en de parallelle wereld waarin zijn medepatiënten (en hijzelf) terecht zijn gekomen.
Bromets persoonlijke betrokkenheid vormt echt een meerwaarde tijdens de intieme gesprekken die hij voert met mannen die te maken hebben gekregen met pak ‘m beet een hersentumor, auto-immuunziekte, psychose, gebroken heup of amputatie. Ieder voor zich heeft zijn eigen malheur een plek moeten geven. En daarbij speelden die anderen, in datzelfde schuitje, een essentiële rol. Frans Bromet heeft ‘t zelf aan den lijve ondervonden, die betrokkenheid en kameraadschap. Ze hebben ook hem erdoorheen getrokken.
Daarmee is dit een wat zachtere film geworden dan de producties die Bromet doorgaans, ondanks zijn hoge leeftijd, nog altijd per strekkende meter aflevert. Natuurlijk, zodra blijkt dat revalidatiecentra zoals Reade moeten bezuinigen en ‘t daardoor nog maar de vraag is of ze de zorg, die hij zelf gedurende zo’n drie weken tot volle tevredenheid heeft ontvangen, wel overeind kunnen houden, schiet de oude rot direct in z’n sceptische stand en bevraagt hij enkele leidinggevenden over wat dit zou en heeft te betekenen.
Moeten ze niet veel meer de barricaden op? vraagt hij als alle bespiegelingen over ‘afschalen’, ‘FTE’s’ en ‘slimmer werken’ hem even zwaar te moede worden. Dan klinkt hij gewoon weer als de onverslijtbare Frans Bromet die zich al tientallen jaren vanachter de camera manifesteert. In Mijn Nieuwe Vrienden Van Afdeling Drie blijft de nadruk echter altijd liggen op zijn lotgenoten, mensen die van een ingrijpende levensgebeurtenis ‘een positieve belevenis’ proberen te maken. Zoals hij ook zelf doet met deze intieme interviewfilm.
Jaïr van den Essenburg en z’n moeder zijn het land uit gevlucht. In België wanen ze zich veilig voor de lange arm van de Nederlandse belastingdienst. Die heeft hen jarenlang in z’n greep gehouden. Sinds Jaïrs moeder in 2008 werd bestempeld als fraudeur raakte hun leven volledig ontregeld. Zij geldt tegenwoordig als een zogenaamde Toeslagenouder. En hij, inmiddels in de twintig, behoort tot de naar verluidt 90.000 kinderen die bij dit schandaal betrokken zijn geraakt. De ervaring heeft hen allebei getekend, maar lijkt tegelijkertijd ook de loyaliteit tussen de ouder en het kind te hebben versterkt.
In de korte docu Kind Van Het Toeslagenschandaal (25 min.) tekenen Josephine Hanna en Elisabeth van der Ploeg Jaïrs levensverhaal op. In dat kader spreken ze uitgebreid met de webdeveloper en zijn soms geëmotioneerde moeder. Ze vergezellen Jair verder naar een Lotgenotendag voor gedupeerde kinderen, leggen vast hoe hij tijdens en na het NOS op 3-debat de discussie aangaat met VVD-leider Dilan Yesilgöz en bezoeken zijn voormalige woonplaats Delft, waar Jair als één van de weinige niet-witte kinderen op de basisschool een laag schooladvies kreeg. Dat heeft hem blijkbaar jarenlang parten gespeeld. Alleen wordt niet helemaal duidelijk wat er precies is gebeurd en hoe dat verband houdt met het Toeslagenschandaal.
Dat valt tegen de volledige film in te brengen: het verhaal van Jair en zijn moeder blijft veelal op gevoelsniveau steken. De twee dragen het Toeslagenschandaal duidelijk nog met zich mee, maar de details daarvan – en soms ook de context die daarbij hoort – blijven achterwege. De meerwaarde van deze productie van Hanna en Van der Ploeg zit hem met name in het toevoegen van een kinderperspectief aan het beeld dat naar voren komt uit het Toeslagendossier van een onverschillige of zelfs vijandige overheid. Daarmee wordt de docu een aardige bijsluiter voor de twee films die Stijn Bouma inmiddels maakte over het Toeslagenschandaal (Alleen Tegen De Staat en Sheila Versus De Staat) – al heeft deze docu zeker niet de impact daarvan.
Het is zeldzaam intiem werk. Als vrijwilliger binnen de palliatieve terminale zorg waakt Janneke van Rees, een Nederlandse vrouw van middelbare leeftijd, bij mensen die in de allerlaatste fase van hun leven zijn aanbeland. In een hospice of gewoon bij de patiënten thuis. Om hun familie even te ontlasten. Janneke zorgt, wast en gaat in gesprek. ‘Het eerste wat ik doe is dat ik peil hoe dichtbij ik bij een cliënt kan komen’, vertelt ze in De Nachtwaker (52 min.). ‘Ik ga zitten en ik luister. Soms ben ik ergens maanden en ik kan luisteren wat ik wil, maar ik hoor niets. En soms ben ik ergens één nacht en hoor ik de meest bijzondere dingen.’
Met gepaste distantie observeert regisseur Nicky Maas de waakster tijdens haar nachten bij enkele Nederlandse ouderen. Respectvol vangt ze zo ook de gesprekjes en gesprekken die zij met haar cliënten heeft. ‘Zo is het leven nu eenmaal’, vertelt een bedlegerige vrouw bijvoorbeeld. ‘Iedere dag vanaf je 25e moet je inleveren.’ Nu kan ze niet meer lopen. En dat had zij, gaandeweg weliswaar met een rollator, toch bijna 93 jaar volgehouden. Al snel praten de twee over de oorlog, die de vrouw als tiener meemaakte en ondanks alles toch niet had willen missen. Het is een vredig tafereel, twee mensen die elkaar op de valreep in het hier en nu vinden.
Na zo’n dienst rijdt Janneke in haar cabriolet terug naar het bevoorrechte bestaan dat ze samen met haar echtgenoot André leidt. Ze spoelt de zorgen van de nacht van zich af, haalt enkele uren slaap in en hervat haar reguliere bezigheden: etentjes, tuinieren én een tripje met manlief naar een jagershut. En die activiteit krijgt van Maas, al direct vanaf de openingsscène, wel héél bijzondere aandacht. Het geeft haar film sfeer, maar lijkt ook bedoeld als tegenhanger voor het vrijwilligerswerk van haar hoofdpersoon. Als een dier sterft, kruipt dat weg, zegt de waakster daarover. Bij mensen gaan we er allemaal overheen hangen. Alleen sterven vinden we blijkbaar moeilijk.
De gedachte daaraan vindt ook Janneke ‘vreselijk’. Is dat eigen aan de menselijke soort? vraagt ze zich af – en Nicky Maas met haar, zo lijkt het. En heeft elk leven dan evenveel waarde? heeft de filmmaakster er vast achteraan gedacht. Het zijn vragen die deze intrigerende film onvermijdelijk oproept, terwijl ie sereen de dood aftast, zowel het naderen ervan als het finale loslaten en -maken, en de paradoxen daarbij optekent. ‘Het is wat als je naast de dood staat’, zegt Janneke van Rees, met enige nadruk, over de positie die zij daarbij inneemt. ‘Het is wat…’
In principe is dit het perspectief voor de rest van hun leven, hier op de Longstay (90 min.). Want deze mannen vormen volgens hun begeleiders nog steeds een gevaar voor de samenleving. In 2009 biedt de Pompestichting in het Brabantse dorp Zeeland aan zo’n veertig mensen Langdurig Forensisch Psychiatrische Zorg. Zij hebben ooit TBS opgelegd gekregen, maar worden inmiddels beschouwd als uitbehandeld. Het is de vraag of ze ooit nog naar buiten mogen. De patiënten moeten zich er dus mee verzoenen dat dit hun leven is, achter de hekken van de longstay-afdeling.
‘Ik heb zelf voor longstay gekozen, omdat ik weet dat ik gevaarlijk ben’, vertelt Frank in deze observerende documentaire, waarmee Meral Uslu en Maria Mok een Gouden Tegel hebben gewonnen. Frank weet van zichzelf: buiten gaat ’t mis. Hij wil geen slachtoffers meer maken. ‘Wat heeft het namelijk voor zin om jezelf te belazeren en gewoon net te doen alsof, naar een resocialisatie te gaan en daar naar buiten te stappen en het volgende slachtoffer voor je neus te zien staan?’ zegt hij. ‘Nee, sorry, dat ging er bij mij dus niet in. Dus heb ik gezegd: pas.’
Zo berust de één in zijn lot, terwijl een ander er maar geen vrede mee kan hebben. Rudy, een goedlachse Antilliaanse man die een kleine twintig jaar geleden een ernstig geweldsdelict pleegde, heeft nog altijd de hoop dat hij ooit vrijkomt. ‘Ik beschouw het toch wel als inhumaan’, zegt zijn advocaat tijdens een rechtszitting over de verlenging van Rudy’s TBS, ‘dat deze cliënt, die toch al heel veel jaren stabiel is en ook goed functioneert, toch een soort verkapt levenslang heeft gekregen en hem eigenlijk door de kliniek weinig tot geen behandelperspectief wordt geboden.’
‘Wij hebben allemaal een stoornis in het hoofd’, vertelt Willem, die inmiddels bijna veertig jaar vastzit en zich daar ook mee verzoend lijkt te hebben. ‘En dat gaat niet meer weg en is erger geworden door drugs en drank.’ Samen met zijn begeleider Marjo gaat hij op bezoek bij zijn familie. Zij maakt zich er geen zorgen over dat hij er onderweg tussenuit knijpt. ‘Willem is bang dat ie mij uit het oog verliest’, zegt ze vanachter het stuur. ‘Samen uit, samen thuis’, beaamt de man, die soms last heeft van psychoses en stemmen in z’n hoofd en dan erg angstig en wantrouwend kan zijn.
Als vliegen op de muur, hun handelsmerk, kijken en luisteren Uslu (camera) en Mok (geluid) mee op de longstay-unit. Het resultaat is een uniek kijkje achter de hekken. Als er een groep nette dames wordt rondgeleid, een sneeuwballengevecht ontstaat of een tatoeage wordt gezet. Bij het werk, de pedicure of het separeren. Intussen volgen en voeren ze kleine gesprekjes. Over het hebben van een relatie, medicatie innemen, op verlof gaan, drugs gebruiken, ‘getherapeutiseerd’ zijn, stiekem porno kijken en de nieuwe woonlocatie, waar ze met een grotere groep gaan samenleven.
Bij de ene patiënt blijft de achterliggende problematiek goed verborgen en zie je als leek een ogenschijnlijk netjes gesocialiseerde man, bij een ander is vanaf de eerste aanblik duidelijk dat er iets grondig mis is. Meral Uslu en Maria Mok oordelen verder niet en laten elke persoon, hoe beschadigd ook, in z’n waarde. Deze film maakt weer mensen van hen – al is Longstay ook zeker geen pleidooi om iedereen weer een leven buiten de kliniek te gunnen. Want in andere omstandigheden kunnen ze zomaar weer een gevaar zijn. Voor zichzelf, hun directe omgeving én de samenleving als geheel.
‘Ik werk hier dus net twee maanden’, vertelt Tabothsie als ze aan de beurt komt tijdens het voorstelrondje. ‘Ik val gewoon op mannen, ik heb twee kinderen en voel me daar heel fijn bij. Ik weet niet of ik dat in deze termen moet zeggen, maar ja, dat dus.’ Bianca, die zich identificeert als agender en non-binair, lacht er enigszins ongemakkelijk bij en legt vervolgens uit: ‘Gewoon is heel normatief, in welke context je ‘t ook zegt. Daarmee zeg je ook iets over de ander.’
Het team van de Genderpoli (Engelse titel: They And Them, 78 min.) in Zaandam is zeer divers samengesteld. Samen geven ze psychologische begeleiding aan jongeren die vragen hebben over hun genderidentiteit. Voor de lichamelijke transitie verwijzen ze dan door naar het ziekenhuis. Het is de enige polikliniek in Nederland, waar een deel van de hulpverleners zelf ervaringsdeskundige is. Het team wordt wel geleid door een ‘normale’ cisgender-man, psycholoog Sander de Wit.
‘We brengen mensen veel aan het twijfelen’, vertelt hij over het intensieve traject dat ze met jongeren doorlopen. ‘Omdat we vinden dat twijfel helpt bij groei.’ Collega en ervaringsdeskundige Bianca verwoordt ‘t nét even anders: ‘Ik weet uit eigen ervaring hoe belangrijk het is om mensen tegenover je te hebben die jou niet continu bevragen, maar die als uitgangspunt nemen dat wat jij laat zien en wat jij vertelt over jezelf authentiek is.’
Terwijl ze kwetsbare jongeren begeleiden door een cruciale fase van hun leven, de eigen financiering op orde proberen te krijgen en de wachtlijsten willen terugdringen, moeten de hulpverleners van de Genderpoli in deze film van documentairemaker (en psycholoog) Ingrid Kamerling (Rusteloze Zielen: Scènes Uit De TBS, Blue Monday en Echo – Theater In De TBS) de rijen gesloten houden. Want inclusie komt ook voor hen niet altijd vanzelf.
‘Ik denk dat we op de goede weg zitten als cisgender-personen zich ongemakkelijk voelen’, meent Bianca, terwijl ze, net als de andere geïnterviewden, recht in de camera kijkt. ‘Want dan denk ik: ik heb dat eigenlijk iedere dag.’ Teamleider Sander, de trotse bezitter van een nieuwe Harley Davidson, heeft ’t er soms moeilijk mee. Krijgt hij de ruimte om zo nodig een afwijkende positie in te nemen? Mag hij er bijvoorbeeld voor kiezen om niet hij/hem onder zijn e-mails te zetten?
Kamerling legt de onderlinge meningsverschillen binnen het team, die lang niet altijd worden uitgesproken worden en toch permanent voelbaar zijn, knap bloot. Tegelijkertijd laat ze ook zien welke dilemma’s hun delicate werk oproept. Hoe kun je een jong iemand bijvoorbeeld begeleiden bij keuzes die de rest van zijn/haar/diens/hun leven beïnvloeden? En mag je vertrouwen op de genderdysforie van een dertienjarige met een verstandelijke beperking?
Zo knarst en schuurt ’t regelmatig in Genderpoli, dat bijzonder actuele thematiek behandelt en op microniveau de verschillende soorten ongemak blootlegt die daardoor, zelfs binnen een groep die in wezen dezelfde idealen en uitgangspunten heeft, kunnen worden opgeroepen.
‘Hee man, mafketel, laat me los, man! Ik kom je helpen’, schreeuwt brandweerman Michel tegen de kerel die hem van een balkon op acht hoog dreigt af te duwen. Michel, die op een melding van brand in de flat is afgekomen, merkt dat zijn gezicht bloedt en zijn hand openligt. Pure overlevingsdrang neemt bezit van hem. Hij probeert de man te ‘overrulen’ en weet zichzelf uiteindelijk te bevrijden.
Het is zomaar één van de incidenten die aan de orde komt in Frans Bromets interviewfilm Waar Zijn We Mee Bezig? (54 min.). De nestor onder de Nederlandse camerajournalisten spreekt verder met een verpleegkundige van de spoedeisende hulp, apotheker, ambulancemedewerker en twee politieagenten over het geweld waarmee zij in hun werk worden geconfronteerd.
Verbale agressie behoort tot de dagelijkse routine, blijkt uit hun verhalen. Vaak zijn de daders onder invloed van drank en drugs. Ook fysiek geweld wordt niet geschuwd: spugen, slaan en – bepaald niet prettig als onduidelijk is of iemand iets onder de leden heeft – bijten. En op oudjaarsnacht wordt er traditiegetrouw gegooid met vuurwerk, dat allang niet meer lijkt op de onschuldige rotjes van vroeger.
Geweld tegen hulpverleners neemt nog altijd toe. In 2022 is 92 procent van hen in aanraking gekomen met geweld of agressie. Corona heeft daarbij waarschijnlijk als katalysator gewerkt. Er wordt alom schande van gesproken, maar wat er daadwerkelijk aan gebeurt? Volgens direct betrokkenen lopen dit soort zaken bij de rechter vaak met een sisser af, terwijl zij met de gevolgen ervan blijven rondlopen.
Zo hebben de politieagenten Xue-Ann, die in haar vrije tijd assisteerde bij een aanhouding en daarbij en plein public onzedelijk werd betast, en Daniël, waarbij een mes op de keel werd gezet toen hij ingreep bij een relationele ruzie, tijdelijk een stapje terug moeten doen. Fysieke en mentale klachten belemmeren hen om het vak uit te oefenen, waaraan ze mettertijd verknocht zijn geraakt.
Want ook dat valt op aan de hulpverleners in deze Typische Bromet: ze hebben het hart nog altijd op de juiste plaats, ook al is het dan al eens (bijna) vertrapt, en willen niets liever dan ‘gewoon’ hun werk doen.
Naar aanleiding van de documentaire 'Waar zijn we mee bezig?' praat @NclsVeul met de veelgeprezen regisseur @FransBromet over zijn werkwijze, stijl en onuitputtelijke oeuvre.
Extra Handen (53 min.) zijn er nodig in de ouderenzorg. De helft van het nieuwe personeel valt binnen twee jaar weer uit, stelt Loes Luca, de verteller van deze fijne tv-film. In Rotterdam is daarom een project gestart om mensen, die al een tijdje in een uitkering zitten en in hun persoonlijk leven ervaring hebben met het zorgen voor een ander, klaar te stomen voor een baan in de zorg. Zes maanden lang krijgen ze één dag per week les en gaan ze twee dagen stage lopen.
Documentairemaker Joost van der Wiel volgt vier van deze aspirant-verzorgenden terwijl ze hun weg zoeken binnen de ouderenzorg en dat werk proberen te combineren met hun privéleven. Ieder heeft daarbij zijn eigen uitdagingen. De Marokkaans-Nederlandse Iman Tahtah (43), moeder van twee dochters, voelt zich bijvoorbeeld als een vis in het water tijdens het contact met de cliënten, maar heeft soms moeite met hoe collega’s invulling geven aan dat werk.
Bibiche Lompole (38), een uit Congo afkomstige moeder van drie kinderen, heeft vooral stress voor en na de werkdag. Hoe zorgt ze er bijvoorbeeld voor dat haar pubers op tijd op school zijn en zij op haar stage? Ilidia ‘Linda’ Tavares (53) is betrokken geraakt bij het Toeslagenschandaal en verloor door Corona bovendien haar baan in de horeca, waarvoor ze soms meerdere diensten op een dag draaide. Haar voornaamste uitdaging in de zorg is nu het bewaken van haar eigen grenzen.
Alleenstaande Marco Hogenboom (56) tenslotte heeft zich jarenlang om zijn vader bekommerd en zorgt nu samen met andere familieleden voor zijn moeder. Hij is een man van twaalf ambachten en dertien ongelukken. Houdt Marco ‘t in de zorg wél vol? Via deze vier personages, die worden geobserveerd tijdens hun werk- en studieactiviteiten, volgt Van der Wiel het dagelijks leven in een ouderenzorginstelling en het project dat een nieuwe impuls aan de bemensing daarvan moet geven.
Of dat daadwerkelijk kan bijdragen aan het op peil brengen en houden van het aantal handen aan het bed valt op basis van Extra Handen niet vast te stellen. Duidelijk is wel dat het mensen met het hart op de goede plek een tweede kans kan bieden op een functie binnen de zorg – al blijkt die ook weer niet voor iedereen weggelegd.
"Achter elke traan van verdriet, schuilt een glimlach van herinneringen." 🧡
Het is een bijzonder koor en dat is ‘t. De leden hebben hun blauwe werkkleding aan, staan netjes gegroepeerd in een non-descripte gang van een willekeurig zorgcentrum en kijken voor Ruthless Times – Songs Of Care (92 min.) recht in de camera. ‘Ik ben er regelmatig getuige van geweest dat er fouten werden gemaakt met medicatie’, zingt de groep verpleegkundigen bijvoorbeeld. ‘We mochten niet tegen de familie vertellen dat we onderbezet waren.’ Achter hen hangt, nét niet scherp, een klok. Die tegenwoordig de godganse dag aangeeft hoeveel tijd ze nog hebben, volgens het zorgsysteem.
En terwijl zij nog ‘ik ben doodmoe’ zingen, baant een zorgrobot zich een weg door een soortgelijke gang, op zoek naar klusjes om te klaren. Hij/zij is onderdeel van het Kustis Goes Digi-project, dat in het kader van ‘slimme oplossingen’ wordt ingezet in het Kustaankartano-verzorgingshuis te Helsinki. Elders videobelt een zorgmedewerker van het ’virtuele service centrum’, dat tussendoor ook nog zomaar als helpdesk van een willekeurige multinational zou kunnen fungeren, regelmatig in naar ouderen, om ze aan te sporen om vooral goed te eten en ook hun medicatie niet te vergeten of ‘samen’ enkele lichamelijke oefeningen te doen.
Het is moderne ouderenzorg, geavanceerd en scherp aan de prijs, waarmee de vergrijzing het hoofd moet worden geboden. Enkele ouderen in Kaavi, een kleine gemeenschap in Oost-Finland, hebben er desondanks weinig vertrouwen in. Als de gemeente in zee gaat met een private zorgaanbieder, spreken zij hun zorg uit over deze ‘gezichtsloze organisatie’, die bovendien een monopoliepositie heeft verworven. Dat doen ook zij veelal zingend. In weelderige nordic folk-composities die Anna-Mari Kähärä speciaal voor deze musicaldocu van Susanna Helke heeft geschreven, gebaseerd op anonieme mails die verpleegkundigen aan hun zorgmanagers stuurden.
De composities, in werkelijkheid ingezongen door het vrouwenkoor Philomela, fungeren als karkas voor een fikse aanklacht tegen de moderne gezondheidszorg, waarbij steeds minder mensen steeds meer patiënten moeten verzorgen en de techniek dan maar voor niets moet staan. Als contrast laat Helke verpleegkundige Tiina Mollberg zien. Terwijl zij rustig de tijd neemt voor de aan haar toevertrouwde ouderen, vertelt ze hoe ‘t bij een vorige werkgever helemaal spaak liep met die technocratische benadering. Zij belichaamt de menselijke zorg voor ouderen. Zoals hoogleraar Marja Vaarama de verpersoonlijking wordt van zorgen over de verzakelijking van die zorg.
Via de verschillende verhaallijnen zet Susanna Helke het contrast tussen wat we voor het gemak maar ouderwetse en nieuwerwetse zorg zullen noemen dik in de verf. En dat geheel krijgt dan nog eens een flinke vernislaag met straf geënsceneerde muziekscènes. Die tillen Ruthless Times naar aanzienlijke hoogte op en maken van deze activistische documentaire een onweerstaanbaar pleidooi voor menselijke zorg, waarover tegelijkertijd met een gerust hart kan worden gezegd: het is een bijzondere film en dat is ‘t.
Met Emergency NYC borduren de makers van de bijzonder indringende ziekenhuisserie Lenox Hill (2020) verder op hetzelfde concept. En dan komt dus ook de oorspronkelijke bespreking goed van pas. Met enkele kleine aanpassingen (vetgedrukt) is die zomaar geschikt te maken voor deze vervolgserie:
’Joe is veertig, heeft twee kinderen, een vrouw en een grote familie’, stelt neurochirurg David Langer de patiënt voor aan zijn collega’s. De man heeft bij een ongeluk een kogel in zijn rug gekregen. ‘Hij komt oorspronkelijk uit Oekraïne. Zijn hele familie is Oekraïens. Het is best een trieste situatie, maar we gaan doen wat we kunnen.’ Na tien seconden stilte gaat het team aan de slag.
Weinig omgevingen vormen een vruchtbaarder decor voor documentaires dan een ziekenhuis – of een traumahelikopter of ambulance. In elke kamer liggen de verhalen voor het oprapen. Van mensen die ziek, gewond of zwanger zijn en nodig geholpen moeten worden. Door artsen en verpleegkundigen die onder voortdurende hoogspanning werk van levensbelang doen. Waarbij de ‘uitslag’ op voorhand vaak nauwelijks is te voorspellen. Intussen moeten ze bovendien oog zien te houden voor de mens: de patiënt, hun collega’s én zichzelf. In zulke hachelijke omstandigheden laten mensen zien, of ze dat nu willen of niet, uit welk hout ze zijn gesneden.
Enter Emergency NYC (355 min.), een achtdelige serie waarin de filmmakers Ruthie Shatz en Adi Barash enkele New Yorkse artsen en verpleegkundigen volgen, ook in hun privéleven. Dat levert indringende verhalen op, zoals het tragische relaas van de zeventienjarige Josh die bij een schietpartij op een feestje meerder schotwonden oploopt. Terwijl hij vecht voor zijn leven, staat zijn moeder Leslie aan z’n bed. Traumachirurg Jose Prince en zijn collega’s gaan toch proberen om het probleem te verhelpen. Het wordt een aangrijpende tocht langs hoop en wanhoop, waarvan de eindbestemming bepaald niet vaststaat.
Te midden van de vaak dramatische ontwikkelingen rond hun patiënten krijgen de artsen en zorgverleners zelf ook het nodige te verstouwen. Zo treden er bij de vrijwel voltooide zwangerschap van verpleegster MacKenzie Labonte complicaties op en is het nog maar de vraag of Mirtha Macri, een arts van Spoedeisende Hulp die in Lenox Hill nog hoogzwanger was, het leven van enkele kwetsbare patiënten kan bijsturen. David Langer zelf krijgt een ski-ongeluk en wordt gediagnosticeerd met een mogelijke dwarslaesie. Kunnen zijn collega John Boockvar en de andere gedreven neurochirurgen hem helpen of zelfs redden? En hoe is ‘t voor het ‘cocky’ hoofd van de afdeling om zijn lot nu in handen van anderen te leggen?
Shatz en Barash exploreren de persoonlijke drijfveren van de artsen en verpleegkundigen, zitten hen voortdurend dicht op de huid en dringen zo diep door in de parallelle wereld van het zorgsysteem, waar een medewerker die zich niet wil laten vaccineren bijvoorbeeld moet vertrekken, alle dagelijkse beslommeringen wegvallen en het echt op leven en dood aankomt. Ze laten daarbij alles zien, waarbij ook de operatiekamer niet wordt geschuwd. Dit resulteert in zéér expliciete, bloedige en persoonlijke scènes – op het ongemakkelijke af. Hoewel sommige passages daardoor het best met afgewend gezicht kunnen worden bekeken, laat deze serie vooral zien hoe de artsen en verpleegkundigen werkelijk alles in het werk stellen om hun patiënten optimaal bij te staan.
Ook Emergency NYC ontwikkelt zich zo tot een bijzonder indringend pleidooi voor menselijke gezondheidszorg, dat wederom diepe sporen achterlaat bij de kijker.
Patiënten werken voor elke arts als een spiegel, waarin ze kunnen zien hoe het leven kan lopen en welke rol ziekte daarin mogelijk speelt, maar ook hoe datzelfde leven ooit en ergens moet eindigen. Dit geldt zeker voor de Heerlense huisarts Mirjam Willemsen. Behalve steun en toeverlaat voor mensen die in de laatste levensfase zijn aanbeland, is ze zelf ook ongeneeslijk ziek. Zoals de echtgenote van meneer Stolk, een oudere man met uitgezaaide longkanker, het uitdrukt: ‘Onze huisarts heeft het ook.’
Meneer Stolk – die volgens eigen zeggen van ‘de afdeling pluk de dag’ is – illustreert in Dying To Live (88 min.) hoe grillig dat bewandelen van het pad naar het levenseinde kan zijn. Onderweg komt hij pieken en dalen, horten en stoten, berusting en onwil tegen. En Willemsen, die zelf al negen jaar met longkanker leeft, probeert dit samen met zijn vrouw enigszins in goede banen te leiden. Totdat de keuze hoe de aimabele man afscheid wil nemen echt niet langer kan worden uitgesteld.
Tussendoor moet Mirjam Willemsen, die zelf als verteller fungeert voor deze documentaire van Mariska en Bart Beckers en de enigszins stroeve voice-over verzorgt, met haar echtgenoot Jeoffrey regelmatig voor controles naar het ziekenhuis. Als arts herkent ze bij zichzelf de signalen of het goed of minder goed gaat natuurlijk als geen ander, maar ze voelt schroom om die altijd direct met haar gezin te delen. Zo nu en dan maakt Willemsen even pas op de plaats met haar coach Sylvia Janssen.
Via de bevlogen arts/patiënt brengt deze serene film – ondertitel: making the end of life, part of life – van zeer nabij de levenseindezorg in beeld. ‘Je mag verdrietig zijn samen met de patiënt’, houdt Mirjam Willemsen verpleegkundigen en verzorgenden voor tijdens een symposium over palliatieve zorg. ‘Je hoeft er niet boven te staan, ga ernaast zitten. En vraag naar het leven.’ Ze laat vervolgens een spreuk van Loesje zien: als het leven bewust gepland wordt, kan dat met de dood ook.
Dying To Live brengt dit proces zeer intiem in beeld en wordt daarmee een onverholen pleidooi voor het bespreekbaar en hanteerbaar maken van het levenseinde, waarbij Mirjam Willemsen, ook doordat ze zelf weet hoe het is om ziek te zijn, zich een trouwe, deskundige en eerlijke metgezel toont voor haar patiënten en hun verwanten. Via hen wordt zij – en wij – bovendien geconfronteerd met haar eigen leven en de keuzes die daarbij wellicht nog in het verschiet liggen.
Nog 3 nachtjes slapen! De #documentaire#DyingToLive toont de moeilijke en moedige keuzes waar je voorstaat wanneer het einde nadert. Nu donderdag (16/3) te zien op @NPO2 om 22u18 bij @kroncrv2doc. Regie: Bart & Mariska Beckers Muziek: Ton Snijders. Retweet vinden we fijn! pic.twitter.com/4MxExYpVcg