Of Caravan And The Dogs

de redactie van Novaya Gazeta / Rise And Shine

Het is geen nieuw verhaal, maar al zo oud als Methusalem. Elk autocratisch regime draait vroeg of laat de vrijheid van meningsuiting de nek om. In Poetins Rusland is dat proces natuurlijk al heel lang aan de gang, maar de aangekondigde aanval op Oekraïne brengt dit proces begin 2022 nog eens in een stroomversnelling.

Hoofdredacteur Dmitri Moeratov van Novaya Gazeta heeft z’n Nobelprijs voor de Vrede in 2021 nauwelijks in ontvangst genomen of ook zijn krant krijgt steeds nadrukkelijker de duimschroeven aangedraaid in Of Caravan And The Dogs (89 min.). Hij had daar in zijn speech al op gezinspeeld: de honden, ofwel de onafhankelijke media, kunnen blaffen wat ze willen, de karavaan trekt verder. Te beginnen op 24 februari 2022, Oekraïne in.

Het Russische agentschap Roskomnadzor begint zich dan steeds nadrukkelijker te bemoeien met hoe onafhankelijke media zoals ook de radiozender Echo Of Moscow en het tv-station Dozhd berichten over de oorlog. Die mogen zich alleen baseren op officiële Russische bronnen en moeten voortaan elk woord op een goudschaaltje leggen. Zo wil het regime bijvoorbeeld niet dat ze de benaming ‘oorlog gebruiken.

Regisseur Askold Kurov en een collega die zich Anonymous1 noemt kijken achter de schermen mee, waar zowel de redacties als geheel als de individuele journalisten moeten kiezen tussen ‘fight’ or ‘flight’ omdat ‘freeze’, de oorlog proberen uit te zitten, steeds minder tot de mogelijkheden lijkt te behoren. De situatie vraagt om moed, onverzettelijkheid en galgenhumor – en dwingt hen soms bijna om eieren voor hun geld te kiezen.

Ook de mensenrechtenorganisatie Memorial, die zich bezighoudt met het in kaart brengen van burgerrechtenschendingen tijdens het communistische bewind in de Sovjet-Unie, wordt het leven langzaam maar zeker onmogelijk gemaakt. Enkele uren nadat Yan Rachinski op 10 december 2022 de volgende Nobelprijs voor de Vrede in ontvangst heeft genomen namens Memorial, wordt zijn organisatie verder ontmanteld.

‘Één ding zit ons dwars’, zegt Rachinski tijdens de uitreiking. ‘Heeft Memorial de Nobelprijs voor de Vrede eigenlijk wel verdiend?’ Want hoewel ze hebben geprobeerd om misdaden uit heden en verleden te documenteren, is het hen niet gelukt om ‘de catastrofe van 24 februari’ af te wenden. Hij ziet de prijs dan ook niet als een beloning voor geleverde diensten, maar als een vooruitbetaling op wat ze nog gaan doen.

Dat is een loffelijk streven, maar de realiteit stemt vooralsnog weinig hoopvol. Memorial is het werken onmogelijk gemaakt. Dmitri Moeratov en Alexei Venediktov, de onverzettelijke hoofdredacteur van Echo Of Moscow, zijn inmiddels bestempeld als ‘buitenlandse agent’. En Dozhd, ofwel Rain TV, is tot ‘ongewenst’ verklaard in eigen land. Intussen krijgt die catastrofe in Oekraïne steeds weer nieuwe dimensies.

Het tragische verhaal van de onafhankelijke Russische journalistiek heeft in de afgelopen jaren overigens al zijn weg gevonden naar diverse documentaires. Dmitri Moeratovs strijd voor de persvrijheid is bijvoorbeeld verteld in The Price Of Truth, de problemen van Memorial worden uitvoerig belicht in The Dmitriev Affair en de ontwikkeling van de televisiezender Dozhd en het persoonlijke verhaal van voorvrouw Nastasha Sindeeva staan centraal in F@ck This Job.

Anima

Newton Film

Het is als een levend organisme, de Rotterdamse haven. Waar individuele mensen niet meer dan radertjes zijn in een kolossale, ogenschijnlijk soepel draaiende machine. Taakbewust. Meestal aan het werk ook. Gesproken wordt er in elk geval nauwelijks in Anima (27 min.), de korte observerende film die Anna Witte en Josefien van Kooten in deze imposante omgeving hebben gemaakt.

De twee kijken aandachtig mee bij werkzaamheden die de vermogens van gewone mensen te boven gaan. De klussen worden veelal verricht door schepen, machines en vrachtwagens, de medewerkers spelen slechts een dienende rol. Met kleine handelingen houden ze de machine, die precies schijnt te weten wat er wanneer moet gebeuren, steeds maar weer aan de praat.

In de pauzes proberen al die werkemannen – nauwelijks een vrouw te zien – contact te houden met de rest van de aarde. Daarbij zijn ze veelal aangewezen op beeldschermen. Van hun smartphones natuurlijk, waarmee ze elk onbewaakt ogenblik hun zinnen kunnen verzetten. En van de televisietoestellen die overal, ongevraagd, een blik op een parallelle wereld verschaffen.

Intussen proberen ze in contact te blijven met zichzelf en elkaar. Via karaoke bijvoorbeeld. Tranentrekkers zoals Runaway Train of You’re My World lenen zich er uitstekend voor om eens lekker mee te galmen. Of via een potje biljart, waarbij Witte en Van Kooten de camera overigens onder de tafel hebben geplaatst, zodat vooral de badslippers en benen van de spelers zijn te zien.

Met zorgvuldig camerawerk vangen de filmmakers zo het anonieme leven in de haven. Geheel in lijn daarmee kiezen ze ook niet voor concrete hoofdpersonen, die onderdeel worden van hun eigen verhaal. Elke individu in deze film lijkt volstrekt inwisselbaar. Ook in werkelijkheid. De havenwerkers zijn intussen vermoedelijk de hele dag samen. En dikke kans dat ze zich toch vaak alleen voelen.

Anima is een sfeertekening van een wereld, waarin het individu zich maar staande heeft te houden en tegelijkertijd mens moet blijven. Tekenend is hoe een groepje in oranje werkkleding gestoken havenarbeiders en hun (vrouwelijke) voorganger zich in een ogenschijnlijk willekeurige werkruimte hebben verzameld voor een kerkdienst. Vanaf een beeldscherm zingen ze mee met een devoot lied.

Hunkerend naar begeestering in een ogenschijnlijk ontzielde wereld, zo lijkt ‘t, die vreemd genoeg toch ook weer in dienst staat van diezelfde mens.

Theo van Gogh, De Hunkering

Andy Gray / BNNVARA

Zou hij toch nog een grote publieksfilm hebben gemaakt? Over welke onderwerpen zou Theo zich boos maken? En welke zelfverkozen vijanden zou hij aanhoudend tot op het bot hebben beledigd?

Twintig jaar nadat Theo van Gogh (1957-2004) op klaarlichte dag met bruut geweld werd gedood op de Linnaeusstraat – door burgemeester Job Cohen destijds vervat in de onvergetelijke woorden ‘er is vandaag een Amsterdammer vermoord’ – lijkt de filmer, meesterinterviewer, columnist, provocateur, televisiemaker en onversaagde ridder voor het vrije woord nog even relevant als in de pak ‘m beet 25 jaar dat hij de goegemeente compleet voor zich innam of geestdriftig tegen zich in het harnas joeg.

Nadat Cohens zoon Jaap dit jaar al een zéér leesbare biografie uitbracht, De Bolle Gogh, is er nu een vierdelige serie van documentairemaker David de Jongh, die eerder schrijfster Renate RubinsteinFrans Bromet en zijn eigen vader, de fotograaf Eddy de Jongh, vereeuwigde in zéér kijkbare films. Theo van Gogh, De Hunkering (193 min.), gebaseerd op research van Jaap Cohen, start bij ‘s mans tragische einde op 2 november 2004 en fladdert daarna associatief door z’n veelbewogen leven.

Het verteltempo ligt enorm hoog – alsof zo Van Goghs dadendrang moet worden benaderd. De miniserie krijgt daarmee ook iets hakketakkerigs. Het ene deelonderwerp is nog niet afgewikkeld – met een springerige montage van (ingelezen) interviewfragmenten, filmscènes, columns, persoonlijke brieven, gedramatiseerde taferelen en korte quotes van een veelheid aan sprekers – of een volgend thema klopt alweer op de deur. Het verveelt geen seconde, maar of alles ook even goed binnenkomt?

Theo van Gogh, De Hunkering wordt min of meer chronologisch verteld en begint dus bij de gelukkige jeugd waaraan hij volgens eigen zeggen leed in Wassenaar. Met een zeer uitgesproken moeder, de regelmatig met haar botsende vader en beroemde familieleden, schilder Vincent van Gogh en diens broer Theo, om tegenaan te schoppen en stiekem te bewonderen. Vrijwel alle mensen die ertoe deden in zijn hoekige bestaan zijn verder van de partij en spreken zonder meel in de mond.

Er zijn natuurlijk uitzonderingen: zijn zussen Jantine en Josien en zoon Lieuwe hebben geen zin in een interview. Ellik Bargai, de hoofdpersoon van Van Goghs film Vals Licht (1993) die er met zijn vriendin Heleen vandoor ging, laat ook verstek gaan. En vanzelfsprekend zijn ook de mikpunten van Theo’s spot, weerzin en woede, op alle mogelijke manieren en langdurig in de openbaarheid uitgevent, wel wijzer. Geen Thom Hoffman, Sonja Barend, Leon de Winter, Caroline Tensen of Monique van de Ven dus.

Behalve al Van Goghs publieke activiteiten en zijn permanente oorlog tegen hypocrisie blijft er dan nog méér dan genoeg smeuïgs over: uitbundig fabuleren, drugsgebruik, allerlei vormen van deviante seks en een al dan niet geconsumeerd Oedipus-complex bijvoorbeeld. In die wirwar van beelden en typeringen is vooral Van Goghs buitenkant te zien: die pretoogjes, sardonische grijns en dikke pens, na alwéér een duivelse provocatie. De man – of zo u wilt: het jongetje – daarachter houdt zich veelal schuil.

Dat zit ongetwijfeld ook in de aard van het medium televisie. Jaap Cohens biografie voelt minder als een rariteitenkabinet en is coherenter en genuanceerder dan deze miniserie. De Jongh kan dan weer de aanloop naar Van Goghs dood indringend in beeld brengen. Zijn bikkelhard verwoorde kritiek op de Islam mondt uit in de controversiële film Submission. Die maakt hij op initiatief van Ayaan Hirsi Ali. Het is volgens journalist Yoeri Albrecht een ‘game of chicken’. Theo wil niet voor haar onderdoen.

En daarmee komt in de zomer van 2004 een fatale dynamiek op gang rond Van Gogh, die er ten onrechte van overtuigd leek te zijn dat een ‘dorpsgek’ niet vermoord zou worden. Geen nieuwe films, fixaties of vijanden meer. Geen larger than larger than life-persoonlijkheid ook, met ongetwijfeld een verrassend klein hartje. En hoewel hij inmiddels twintig jaar dood is, heeft het enfant terrible der enfant terribles Theo van Gogh als schouwspel nog altijd nauwelijks aan kracht ingeboet.

Trailer Theo van Gogh, De Hunkering

After Baywatch: Moment In The Sun

ABC News

‘Iedereen in de serie was mooi’, vertelt Billy ‘Eddie Kramer’ Warlock. ‘Je moest wel mooi zijn. Anders kwam je er niet in.’

‘Veel mensen zeiden: ik kijk de serie met het geluid uit’, herinnert Nicole ‘Roberta “Summer” Quinn’ Eggert zich.

‘Eerlijk gezegd waren die scènes in slow-motion ook het beste’, vult Carmen ‘Lani McKenzie’ Electra aan. ‘Want daarin was je op je meest sexy te zien.’

Met een hedendaagse bril bekeken kan Baywatch eigenlijk helemaal niet meer door de beugel. Veel afleveringen van de naughty nineties-serie lijken vooral een alibi om mooie lijven te tonen. Liefst in slow-motion rennend over het strand, in veel te krappe rode badpakken of minuscule rode slips. De serie over Californische strandwachten zette dan ook de nodige sekssymbolen op de kaart, zoals Pamela AndersonCarmen Electra en Erika Eleniak, de enige echte Knight Rider (David Hasselhoff) en een hele stoet knappe jongens met wasbordjes, die vaak allang weer zijn vergeten.

Zij halen nu stuk voor stuk herinneringen op in After Baywatch: Moment In The Sun (168 min.), een vierdelige serie van debuterend documentairemaker Matthew Felker. Hij heeft vijf jaar gewerkt aan deze productie over de serie, die hem ooit inspireerde om zelf naar Californië te verhuizen en strandwacht (!) te worden. En hij heeft zichzelf ook maar meteen tot deskundige gebombardeerd en duidt dus in beeld (!!) alle verwikkelingen. Felker weet zich in de rug gedekt door een vrijwel complete sterrenlijst. Alleen Yasmine Bleeth en David Charvet schitteren ditmaal door afwezigheid.

Gezamenlijk roepen zij een serie op, die de tijdgeest perfect weerspiegelde. Baywatch was ongegeneerd sexy, leek soms bijna een reclamefolder voor plastische chirurgie en leverde sterren af, waar paparazzi een dagtaak aan hadden. De tumultueuze relatie van Pamela Anderson met Mötley Crüe-drummer Tommy Lee, nog eens aangejaagd door die beruchte sekstape, maakte de blondine bijvoorbeeld alleen maar populairder. Tegelijkertijd joeg de roddelpers ook op compromitterende foto’s van de Australische ‘hunk’ Jaason Simmons, die maar niet uit de kast durfde te komen.

Er was destijds ook volop kritiek op de gelikte strandserie, herinneren reflectieve castleden zoals Alexandra Paul en Gregory Allan Williams zich: was Baywatch bijvoorbeeld niet erg seksistisch? En werd ‘t ook niet eens tijd voor een meer diverse cast? Zulke thema’s worden wel aangestipt in deze soapy miniserie, maar nooit serieus uitgewerkt. Felker werkt liever zijn checklist af (de liefde ‘irl’ tussen Erika en Billy? Vink) en concentreert zich ook op trivialiteiten: het ontstaan van de themasong, de inzet van sluikreclame en hoe het merk Baywatch op alle mogelijke manier te gelde werd gemaakt

En vanzelfsprekend krijgen ook de persoonlijke verhalen van de sterren alle ruimte. Voor de rol van David Hasselhoffs zoon in de serie moesten de makers bijvoorbeeld kiezen tussen de veertienjarige Jeremy Jackson en diens twee jaar jongere concurrent Leonardo DiCaprio. De keuze viel uiteindelijk op Jackson, die was opgegroeid zonder vader en in Hasselhoff een surrogaatouder dacht te vinden. Als broekie moest Jackson zich vervolgens staande houden op de filmset. Te jong voor de vrouwen, maar oud genoeg voor crystal meth. Al voor z’n twintigste stond hij te boek als een ‘has been’.

Ruim twintig jaar later is Jeremy Jackson enkele afkickpogingen en de nodige jaren gevangenis verder en lijkt het evenwicht dat hij nu heeft gevonden nog altijd erg broos. Voor meer castleden is het een opgave gebleken om hun leven een vervolg te geven na dat verblindende ‘moment in de zon’. Anderen kampen inmiddels met serieuze gezondheidsproblemen, iets waarop Felker nét iets te gretig inspeelt in deze gladde en tamelijk sentimentele miniserie. Die is best vermakelijk hoor, maar heeft uiteindelijk niet heel veel meer om het lijf dan de gemiddelde Baywatch-aflevering.

Life Itself

Magnolia Pictures

Hij is een soort merknaam geworden. Voor al uw filmbesprekingen. Ruim tien jaar na zijn dood verschijnen er nog gewoon nieuwe recensies op de website rogerebert.com. Alsof de man zelf, geliefd en gevreesd, nog steeds zijn duim omhoog of omlaag steekt bij elke nieuwe release.

Als de gerenommeerde documentairemaker Steve James in december 2012 begint te filmen voor Life Itself (120 min.), heeft Roger Ebert (1942-2013) nog vijf maanden te leven. Hij ligt met schildklierkanker in het ziekenhuis, krijgt eten toegediend via een infuus en kan alleen nog via een ‘voice synthesizer’ spreken. Zijn gevoel voor humor heeft er niet onder geleden. ‘Ik heb geen angst voor de dood’, zegt hij jolig tegen James. ‘Dood gaan we allemaal. Ik beschouw de dagen die me nog resten als geld op de bank. Als alles op is, word ik ingevorderd.’

Terwijl zijn protagonist onherroepelijk afstevent op het einde van zijn leven, neemt James dat leven, met behulp van ingesproken fragmenten uit Eberts autobiografie, onder de loep. Als jongeling belandt die bij The Chicago Sun-Times, waarvoor hij zijn hele leven zal blijven schrijven, met name als filmjournalist. Ebert ontwikkelt zich tot een autoriteit, een man die een groot publiek bereikt en toch diepte en inhoud heeft. In dit portret wordt dit geïllustreerd met enkele fraaie combinaties van fragmenten uit zijn recensies, versneden met sleutelscènes uit de desbetreffende films.

Roger Ebert breekt echter pas door bij het grote publiek aan de zijde van Gene Siskel, zijn concullega van The Chicago Tribune. Samen introduceren ze een nieuwe vorm van filmkritiek, die daarna wereldwijd school zal maken: twee kenners gaan op de buis het gesprek aan over nieuwe bioscoopfilms en bestrijden elkaar daarbij regelmatig te vuur en te zwaard. In enkele fijne scènes laat deze documentaire uit 2014 tevens zien hoe het er achter de schermen aan toegaat, waarbij de twee tegenpolen tussen de opnames door eindeloos dollen, kibbelen en ruziën met elkaar.

Van rivalen worden ze gaandeweg, zonder dat ze dit nadrukkelijk naar elkaar uitspreken, toch zoiets als vrienden. Samen groeien ze bovendien uit tot een machtsfactor van betekenis in de Amerikaanse filmindustrie. ‘Two thumps up!’ van Siskel en Ebert begint te gelden als de ultieme aanprijzing, die vervolgens een prominente plek op filmposters krijgt. Uiteenlopende cineasten zoals Martin Scorsese, Errol Morris, Ramin Bahrani, Ava DuVernay en Werner Herzog plukken daar de vruchten van en steken in deze film dus de loftrompet over het toonaangevende tweetal.

De nurkse, uitgesproken en grappige Ebert heeft de kijker dan allang voor zich ingenomen. Hij heeft zich laten kennen als een klassiek vat vol tegenstrijdigheden. Een geboren dagbladjournalist, met het spreekwoordelijk radiohoofd, die desondanks een televisiester wordt, de eeuwige vrijgezel die op z’n vijftigste alsnog vol overtuiging in het huwelijksbootje stapt en een absolute eigenheimer die tegen wil en dank beroemd wordt als onderdeel van een duo. En, niet in het minst, als een man die zich durft te laten zien zoals hij is, ook als dat oud, ziek en breekbaar is.

Zonder schaamte toont hij dus ook zijn door operaties en infecties geschonden aangezicht. Tegelijkertijd blijft Roger Ebert – als hij schrijft voor zijn eigen website, waarmee hij z’n tijd eigenlijk best vooruit was – gewoon zijn oude vertrouwde zelf.

Wise Guy: David Chase And The Sopranos

HBO Max

‘Remember when’ is the lowest form of communication, liet David Chase maffiabaas Tony Soprano ooit zeggen in The Sopranos (1999-2007). De showrunner van de serie die wordt beschouwd als het hoogtepunt van ‘the golden age of American television’, heeft zich desondanks door documentairemaker Alex Gibney laten verleiden om te reflecteren op zijn eigen meesterwerk. In een spreekkamer die verdacht veel lijkt op de werkruimte van dokter Melfi, de psychiater waar Chase’s alter ego Tony zijn hart luchtte tijdens intense therapiesessies, laat de Italiaans-Amerikaanse schrijver/regisseur zich bevragen.

De tweedelige documentaire Wise Guy: David Chase And The Sopranos (157 min.) is een traktatie voor iedereen die zich jarenlang heeft verlustigd aan de lotgevallen van de maffioso uit New Jersey, met allerlei gezworen vrienden (die zomaar uit de gratie kunnen raken), altijd wel ergens geld te verdienen en doorgaans meer dan één ‘comare’, een liefje buiten de deur, om te onderhouden. Een opvliegende man die tegelijkertijd ook een doodnormaal gezin heeft, depressies buiten de deur probeert te houden én dealt met zo’n godsonmogelijke Italiaanse moeder (gemodelleerd naar Chase’s eigen godsonmogelijke Italiaanse moeder, een levenslange bron van frustratie en inspiratie).

Behalve Chase komen in deze overdadig – met scenariocitaten, screentests, b-roll beelden, outtakes en, natuurlijk, scènes uit de serie – belegde terugblik ook vaste medewerkers aan de serie, hotshots van de betaalzender HBO en de acteurs Edie Falco (Tony’s vrouw Carmela), Steven Van Zandt (Silvio), Michael Imperioli (Christopher), Drea de Matteo (Adriana) en Lorraine Bracco (dokter Melfi) aan het woord. Zij halen herinneringen op aan de productie die zonder enige twijfel tot de hoogtepunten van hun creatieve carrière behoort. Van de gedurfde keuze om The Sopranos op te zadelen met een antiheld als hoofdpersoon en hoe die ‘likable’ moet worden gehouden tot de steeds terugkerende angst bij acteurs dat (ook) hun personage wordt gedood – en zij de serie dus moeten verlaten.

De halve Sopranos-cast blijkt te hebben ‘gelezen’ voor de rol van Tony. Steven Van Zandt lijkt ’t dan te gaan worden, maar heeft bij nader inzien toch te weinig ervaring. Als James Gandolfini, inmiddels overleden en via archiefinterviews toch aanwezig in deze docu, een screentest doet, is het pleit snel beslecht. Van Zandt krijgt de rol van Soprano’s consigliere Silvio Dante. En Gandolfini groeit als Tony Soprano uit tot één van de meest tot de verbeelding sprekende televisiepersonages aller tijden. Daarvoor moet hij wel héél diep in zichzelf reiken. Hij vindt daar bijvoorbeeld nauwelijks te beteugelen woede. Gibney illustreert dit met een onvergetelijke scène, waarin Soprano razend een koelkast te lijf gaat. In het scenario staat nochtans slechts één enkel zinnetje: Tony sluit boos de koelkast.

Intussen worstelt de even aimabele als getormenteerde Gandolfini ook gedurig met verslavingen. Daardoor laat hij nogal eens verstek gaan op draaidagen. Elke dag komt hem op een boete van 100.000 dollar te staan. Zes jaar na het einde van de serie bezwijkt de hoofdrolspeler tenslotte aan een hartaanval, waarna showrunner David Chase een hartroerende speech geeft tijdens de uitvaart, nog altijd een mokerslag. Wise Guy schuwt echter ook Chase’s donkere kant niet. Die zorgt bijvoorbeeld voor een toxische werksfeer in de ‘writers room’, waardoor weinig schrijvers van de serie ’t echt lang uithouden. Het zijn verhalen die vaak al hun weg hebben gevonden naar boeken als Difficult Men en Pandora’s Box, maar nu weldadig met beeld en geluid kunnen worden uitgeserveerd.

Zodat de kijkhonger om direct weer aan de eerste van in totaal 86 afleveringen van The Sopranos te gaan beginnen nauwelijks is te beteugelen – ook al wacht aan het einde van die enerverende, dolkomische en aangrijpende kijkervaring dan een onmogelijk open einde, waarover menigeen zeventien jaar na dato nog altijd niet is uitgespro

Made In England: The Films Of Powell And Pressburger

Cinéart

Als kind keek de kleine Martin Scorsese thuis gebiologeerd naar het kleine zwart-wit televisietoestel als er weer een film van het Britse duo Michael Powell (1905-1990) en Emeric Pressburger (1902-1988) werd uitgezonden. Die vormden hem als mens en als cineast. In de documentaire Made In England: The Films Of Powell And Pressburger (133 min.) van regisseur David Hinton duikt Scorsese in de geschiedenis van dit bijzondere partnerschap en zijn eigen relatie met hun oeuvre.

Liefdevol loopt hij de films van zijn helden langs en vertelt en passant het levensverhaal van de Brit Powell en de Hongaarse Jood Pressburger, die in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog naar het Verenigd Koninkrijk vluchtte. Daar ontmoette hij, een eigenzinnige scenarioschrijver, zijn evenknie, een begaafde filmregisseur. Samen vormden ze het tweemanschap The Archers, dat tijdens en na de Tweede Wereldoorlog een gestage stroom succesvolle en ook artistiek geslaagde films afleverde.

Martin Scorsese gaat uitgebreid in op de cameravoering, symboliek, enscenering, thematiek en het kleurgebruik in klassiekers als The Life And Death Of Colonel Blimp (1943), Black Narcissus (1947) en The Red Shoes (1948) en laat zo nu en dan ook zien hoe het werk van Powell en Pressburger, soms bijna letterlijk, is terug te zien in zijn eigen films Raging Bull, The Age Of Innocence en Taxi Driver. Interessante thematiek, zeker. Voor een select publiek, van onverbeterlijke cinefielen, dat wel.

Martin Scorsese bouwde op latere leeftijd ook een persoonlijke band op met Michael Powell, die de laatste jaren van zijn leven getrouwd was met Scorseses vaste editor Thelma Schoonmaker. Powell was toen nog vooral in zijn hoofd filmmaker. Na zijn laatste grote release Peeping Tom (1960), die inmiddels wordt beschouwd als een klassieke ‘slasher movie’, werd het voor hem steeds lastiger om films gefinancierd te krijgen. Volgens Scorsese was hij nochtans continu bezig met nieuwe projecten.

The Archers waren toen allang, sinds halverwege de jaren vijftig, uit elkaar en in de vergetelheid verdwenen – al kregen ze in 1981 nog wel een speciale onderscheiding van The British Academy Of Film And Television Arts. Hun fan Martin Scorsese, voor even weer het jongetje dat gebiologeerd naar het televisietoestel tuurt, zwaait Powell en Pressburger nu nog eens alle lof toe in deze wel wat lang uitgevallen film.

Jim Henson: Idea Man

Disney+

‘Je hebt geen rijm of reden nodig voor een liedje’, playbackt de hand. Waarna die ‘tududududududuududuuu…’ nepneuriet. Vanuit een gebrandschilderd raam kijken Ernie en Bert toe hoe Jim Henson zijn hand laat zingen. Hij heeft hen zelf gecreëerd en met diezelfde hand talloze malen Ernie gespeeld. Samen met zijn maatje Frank Oz, die hier de loftrompet steekt over zijn collega. Hij nam dan Bert voor zijn rekening.

Het is een fraaie scène, bijna halverwege Jim Henson: Idea Man (107 min.) gepositioneerd: een meester aan het werk, met een hand die kan spreken en nu dus lijkt te zingen. Poppenspeler, animator en filmmaker Jim Henson (1936-1990) heeft dan al talloze (experimentele) films op zijn naam staan en begin jaren zeventig voor het eerst een eclatant succes geboekt met zijn poppen voor Sesamstraat. Hij bedacht onvergetelijke creaties zoals Kermit de kikker, Pino en het Koekiemonster voor het educatieve kinderprogramma.

Misschien is de tijd nu rijp voor een plan dat hij al enige tijd tevergeefs op televisie probeert te krijgen: The Muppet Show. In het tv-programma, dat al snel ontzettend populair zal worden, keert zijn alter ego Kermit terug, maar presenteert Henson ook gedenkwaardige nieuwe helden zoals Miss Piggy, Gonzo, de Zweedse kok, Fozzie Beer en Statler & Waldorf. En daarmee kan Ron Howard, de Hollywood-regisseur die zich steeds meer is gaan toeleggen op docu’s, dan weer lekker vooruit in deze biografie van de beeldbepalende kunstenaar.

Howards documentaire richt zich vooral op Hensons professionele carrière, waarin hij steeds nieuwe uitdagingen bleef aangaan. De creatieve duizendpoot noemde ‘t zelf een ‘iedere seconde van je leven-baan’. Daarvoor zouden hij en zijn directe omgeving ook de prijs betalen, maar ‘s mans naaste medewerkers en kinderen, die vrijwel allemaal in zijn voetsporen zijn getreden, oordelen in deze liefdevolle film heel mild over hem. Henson was een man met een nooit opdrogende stroom ideeën, die wel nagejaagd móesten worden.

In de slechts 53 jaar die hem werden vergund heeft Jim Henson de wereld zo een heel klein beetje beter gemaakt. En zijn creaties, die met een hedendaagse blik bezien uitgangspunten als diversiteit en inclusie uitdragen, leven onverminderd voort. Hele generaties zijn ermee opgevoed én voeden ermee op.

Cocksucker Blues

Robert Frank

Het moest een soort All Access Areas-pas worden. Een ongefilterde blik achter de schermen bij de Amerikaanse tournee van The Rolling Stones in 1972, waarbij de Britse rockband z’n nieuwe dubbelalbum Exile On Main Street ging promoten. Het eindresultaat bleek echter zo 18+ dat Mick Jagger en consorten het toch maar niet met de wereld wilden delen.

En dat was weer tegen het zere been van Robert Frank, de maker van Cocksucker Blues (95 min.). De Zwitsers-Amerikaanse fotograaf, die eerder het artwork voor de veel geprezen dubbelaar had gemaakt, verzette zich met hand en tand. The Stones hadden hem zelf gevraagd. En hij had precies geleverd wat er was afgesproken: een ruige direct cinema-film over het leven ‘on the road’. Een soort ‘flies on the wall’-docu, afwisselend in zwartwit en kleur, waarvoor Mick en alleman een camera ter hand mocht nemen, om ‘slices of tour life’ te vangen.

Enkele jaren eerder waren The Stones ook al het onderwerp geweest van een observerende documentaire, Gimme Shelter (1970). Dat was de band uiteindelijk niet al te best bekomen. In deze klassieke popdocu van de gebroeders Maysles en Charlotte Zwerin was te zien hoe Hells Angels een concertganger om het leven brachten tijdens het Stones-concert op het Altamont-festival – en hoe Mick Jagger dat huiveringwekkende tafereel voor het eerst terugzag in de montageruimte. ‘Altamont’ werd een dramatisch uitroepteken achter de jaren zestig. 

Toch was dat voor de band blijkbaar geen beletsel om opnieuw een cameraploeg – behalve Frank was ook z’n protegé Daniel Seymour van de partij – toe te laten bij hun terugkeer naar de Verenigde Staten. Voor wat een typische tourfilm over ‘the greatest rock & roll band on earth, voor het eerst voorzien van dat overbekende tonglogo, zou worden. Live-uitvoeringen van Brown Sugar, Midnight Rambler, Street Fighting Man en een mash-up van Uptight en (I Can’t Get No) Satisfaction met Stevie Wonder, vermengd met alle mogelijke ongein.

Met hedendaagse ogen zie je dan – op z’n best – jochies, kwajongens, doerakken, die zich te buiten gaan aan alles wat God verboden heeft – en de Duivel hen blijkbaar heeft opgedragen. Een neukpartij in het tourvliegtuig. De televisie die gitarist Keith Richards met saxofonist Bobby Keys uit een hotelraam kiepert. Een jonge groupie die een heroïnespuit zet. De verplichte spelletjes biljart en kaart onderweg. Vluchtige ontmoetingen met kunstenaar Andy Warhol, schrijver Truman Capote en zangeres Tina Turner. En Jagger die een mespuntje coke snuift. 

Het is de leegte van het rock & roll-bestaan, in al z’n decadentie, lamlendigheid en hedonisme vereeuwigd voor het nageslacht. Rommelig, ranzig en op z’n eigen manier ook weer saai en routinematig. On the road to nowhere, zoiets. Door Robert Frank tamelijk chaotisch vastgelegd en voorzien van een collageachtige geluidstrack. Waarbij de focus net zo goed ligt op de entourage van The Rolling Stones als op de bandleden zelf, die alle actie meestal eerder bezien – of van een soundtrack voorzien – dan er voluit in participeren.

Mick Jagger en de zijnen zaten nochtans niet te wachten op zo’n ruige registratie van hun tournee en schakelden de rechter in. Na een rechtsgang van ruim vier jaar werd in 1977 bepaald dat Cocksucker Blues voortaan slechts enkele malen per jaar mocht worden vertoond, in het kader van een soort retrospectief van Robert Frank en liefst ook in zijn aanwezigheid. Intussen groeide de morsige documentaire in de beleving van veel rockfans uit tot een cultfilm, een ultieme uiting van – maakt uit duizenden herkenbaar handgebaar – rock & roll.

ABBA: Against The Odds

Rogan / Alamy

Een popgroep zoals ABBA leent zich natuurlijk uitstekend voor het gemakkelijke soort muziekdocu: kluts wat tv-optredens, videoclips en archiefinterviews met de bandleden bij elkaar, laat die mix becommentariëren door een slim samengestelde groep van collega’s, oud-medewerkers en allround-deskundigen en laat een alwetende verteller de boel met allerlei clichés en superlatieven aan elkaar praten. Het verhaal van ABBA staat dan pijlsnel in de steigers: van de winst bij het Eurovisie Songfestival van 1974 met Waterloo tot het dramatische afscheid in de vorm van Thank You For The Music, een kleine veertig jaar later gevolgd door een onverwachte virtuele wederopstanding.

Het kan ook anders: ABBA: Against The Odds (90 min.). En dat is vanaf de allereerste seconde duidelijk. Regisseur James Rogan (Freddie Mercury: The Last Act) is écht in de archieven gedoken en heeft daar niet alleen de welbekende hitjes uitgeplukt. Zo wordt niet alleen de muzikale ontwikkeling van het Zweedse viertal inzichtelijk gemaakt, maar ook de tijd, muziekbusiness en entertainmentwereld waarin dat zich moet manifesteren. De onwil in eigen land om de ‘commerciële hitmachine’ serieus te nemen bijvoorbeeld en tegelijkertijd het gemak waarmee Australië daarvoor overstag gaat. Met talloze inzichtelijke, gênante en soms ook pijnlijke backstagemomenten, interviews en media-optredens, aan elkaar gepraat door allerlei figuren die zichzelf héél grappig of gevat vinden.

‘Ik las ergens dat je de trotse bezitter bent van een prijs’, zegt een grapjas bijvoorbeeld tijdens een persconferentie tegen Agnetha Fältskog, de blonde zangeres die samen met Anni-Frid Lyngstad geldt als blikvanger van de groep. ‘Voor de meest sexy kont.’ Zij maakt zich er maar vanaf met een grapje: ‘Ik heb ‘m zelf nooit gezien.’ En lachen maar… Zoals de vier ABBA-leden de meeste tv-shows sowieso doorkomen met schaapachtig glimlachen en beleefde antwoorden op de meest stupide vragen. Intussen eist hun grootschalige succes, en de voortdurende aandacht die daarmee gepaard gaat, wel degelijk z’n tol van de band, die oorspronkelijk uit twee koppels bestaat. Deze relaties gaan er, zoals vervat in de echtscheidingsklassieker The Winner Takes It All, allebei aan. Alleen de band tussen de twee mannen, de songschrijvers Björn Ulvaeus en Benny Andersson, zal uiteindelijk stand houden.

Bij het optekenen van dat verhaal betaalt ook een andere keuze in ABBA: Against The Odds zich uit: Rogan laat alleen bronnen die ertoe doen aan het woord: de groepsleden zelf, mensen uit hun directe entourage en relevante vertegenwoordigers van de popbusiness. Géén duiders dus met zouteloze platitudes, snappy soundbites en alleen van-horen-zeggen kennis. En al die sprekers worden bovendien volledig buiten beeld gehouden. Hun quotes dienen slechts om het beeldverhaal van de opkomst en ondergang van de Zweedse supergroep te verstevigen, in te kaderen of extra kleur te geven. Het gevolg is een documentaire die zowaar aan de binnenkant van de hitfabriek komt en ABBA écht recht doet.

Betrayal: The Perfect Husband

Disney+

‘Mijn naam is Jenifer Faison’, zegt de hoofdpersoon bij de start van de driedelige docuserie Betrayal: The Perfect Husband (129 min.), die weer is gebaseerd op een populaire podcast die zij heeft met Andrea Gunning. ‘In de afgelopen vijf jaar heb ik een reis van herstel en genezing ondernomen, voor een trauma dat eigenlijk al begon voor mij tijdens mijn studie. Ook al wist ik dat toen nog niet.’

Want daar, op Berry College in Georgia, leerde ze in het eerste jaar Spencer Herron kennen. Ze leken het ideale koppel. ‘Hij was de perfecte persoon’, zegt Jenifers moeder Gail Birch. ‘Hij was de man waarvan je hoopte dat je dochter ermee zou trouwen.’ Ze begonnen hem al snel ‘Saint Spence’ te noemen. Wie had toen kunnen bedenken welk onheil hij over hen en allerlei meisjes en vrouwen in zijn directe omgeving zou afroepen? En dat hij als erkende ‘predator’ in de gevangenis zou belanden?

Daarvoor moesten Jenifer en Spencer overigens eerst uit elkaar gaan. Zij vertrok naar Los Angeles om als producer te gaan werken voor televisieprogramma’s zoals Judge Judy en Extreme Makeover Home Edition. Terwijl Jen zo, aldus haar podcastmaatje Andrea, ‘een indrukwekkend curriculum vitae’ opbouwde, koos Spence voor een huisje-boompje-beestje bestaan in Georgia, werd een populaire leraar en ging bas spelen in de Air National Guard-band. De twee tortelduifjes leken voorgoed verloren voor elkaar.

Maar ja, dan zouden die podcast en deze serie van Jon Hirsch er niet zijn gekomen. En dus kregen de twee, hij gescheiden en zij nog steeds zoekende, weer contact met elkaar via Facebook. En de rest is geschiedenis… Of althans, de Hollywood-versie daarvan. Helaas voor de nieuwe oude geliefden niet de romcom-variant, maar een gladgestreken true crime-aberratie. Want ‘Saint Spence’ blijkt bepaald geen heilige. Zijn vrouw overigens wel. Tenminste, als we Jen en haar achterban moeten geloven.

‘Teacher of the year is now charged with sex crimes’, verkondigt het plaatselijke nieuws op gezaghebbende toon, als Jenifer is geconfronteerd met het dubbelleven van haar ‘soulmate’ dat ze natuurlijk he-le-maal niet had zien aankomen. Nadat ze enkele verplichte traantjes heeft weggedept met een zakdoekje, gaat zij natuurlijk niet bij de pakken neerzitten. Jenifer voegt zich bij het leger Bedrogen Vrouwen dat ‘t er in docuseries niet bij laat zitten. ‘Ik moest ontdekken wie deze persoon werkelijk was.’

Ze begint met een typisch true crime-prikbord: met wie heeft Spencer ‘t waar en wanneer aangelegd? Wat zouden al die meisjes en vrouwen daarover nu zeggen? En is er een deskundige te vinden die de ideale echtgenoot weliswaar nog nooit heeft gezien of gesproken, maar wel ‘vertrouwelijk’ over zijn persoonlijkheid wil speculeren? Zo kan de televisieproducer haar rotervaring omturnen tot een typische ‘good woman loves bad man’-serie, die ook nog eens perfect aansluit bij de Betrayal-podcast.

Nadat haar droomhuwelijk, vereeuwigd op een bruiloftsvideo in Hollywood-stijl, is veranderd in een horrorrelatie, kun je dit gerust een ‘happy end’ noemen.

Bassie & Adriaan – Een Schat Aan Herinneringen

AVROTROS

Adriaan is acrobaat. En Bassie zit vol kattenkwaad. Tenminste, zo zitten ze in het collectieve geheugen van (eeuwige) kinderen opgeslagen: Bassie & Adriaan.

De Vlaardingse broers Bas en Aad van Toor, beiden inmiddels dik in de tachtig, begonnen echter allebei als acrobaat. Onder de naam The Crocksons traden ze van 1955 tot 1980 op als duo. En op dat acrobatenwerk zijn ze misschien nog wel het meest trots, stelt Aad. Ze hadden echt internationaal succes. ‘Wat de gein is: je komt op als de grote onbekende’, vult zijn oudere broer aan. ‘En na vijf minuten hebben die mensen door dat je wat presteert… Jóh, zie je dat? Dat is natuurlijk fantastisch!’

In Bassie & Adriaan – Een Schat Aan Herinneringen (45 min.) gaan de twee er eens lekker voor zitten om herinneringen op te halen. Want toen ze te oud werden voor het acrobatenleven, vonden de gebroeders Van Toor zichzelf opnieuw uit als komisch duo. Hele generaties Nederlanders zijn opgegroeid met B&A en door hen verzonnen creaties zoals De Plaaggeest (een schurk waarvan kinderen echt wakker lagen), De Baron, Robin de robot, Vlugge Japie en de boeven B2 en B100.

De verhalen van Bas en Aad zijn natuurlijk gelardeerd met hoogtepunten uit hun oeuvre en worden aangevuld door oud-medewerkers zoals acteur Hans Beijer (B100) en archivaris Martijn Passchier. De bekende Bassie & Adriaan-liefhebbers Paul de Leeuw, Gert Verhulst, Danny Verbiest en Mart Hoogkamer dragen eveneens hun steentje bij aan deze ongegeneerde lofzang op de kindervrienden, waarbij de ruzies tussen de twee, breed uitgemeten in de roddelpers, maar achterwege zijn gelaten.

Want wat er ook gebeurt in het Bassie & Adriaan-universum, altijd blijven lachen….

Who Killed Jill Dando?

Netflix

‘Maakt u zich wel eens zorgen over wat u ziet op Crimewatch?’ vraagt een jonge televisiekijkster aan Jill Dando. ‘Ja, maar de misdaden die we laten zien zijn zeer zeldzaam’, antwoordt de presentatrice van de Britse versie van Opsporing Verzocht. ‘Het is niet dat je op straat loopt en denkt dat jou hetzelfde zal gebeuren.’

Het fragment zit niet voor niets in de openingsscène van deze driedelige documentaireserie: op 26 april 1999 wordt Jill Dando zelf op klaarlichte dag doodgeschoten bij haar woning in Londen. Jennie Bond, haar directe collega bij de BBC, moet het nieuws brengen. Veel is er dan nog onduidelijk. En dat blijft zo: was het een criminele afrekening, een crime passionel, een oorlogsdaad of toch het werk van een gestoorde eenling? Uiteindelijk zet de politie een even vanzelfsprekende als pijnlijke stap: een oproep in het televisieprogramma Crimewatch.

In Who Killed Jill Dando? (138 min.) reconstrueert documentairemaker Marcus Plowright met familieleden, collega-journalisten, politiemensen en advocaten het rechercheonderzoek. Dat doorloopt de ene na de andere piste en streept die vervolgens ook stuk voor stuk weer weg. Totdat er, aan het einde van deel twee, eindelijk een serieuze verdachte in beeld komt en de zaak rond de vermoorde ‘girl next door’ in een stroomversnelling lijkt te komen. In de slotaflevering worden deze verdenkingen vervolgens helemaal uitgebeend en blijkt de werkelijkheid toch nét iets gecompliceerder dan het true crime-verhaal dat er vaak van wordt gemaakt.

Net als de dood van Lady Diana, twee jaar eerder, blijft de moord op ‘the golden girl of British television’ daardoor voortleven in het Britse collectieve geheugen. Deze slim geconstrueerde miniserie, aangekleed met de verplichte gedramatiseerde scènes en cliffhangers, slaagt erin om De Zaak Jill Dando in zijn volle omvang op te roepen, maar laat tevens zien dat een politieonderzoek lang niet zo eenvoudig is als een willekeurige aflevering van Derrick, Baantjer of CSI, waarin een koene rechercheur de dader uiteindelijk in zijn kraag grijpt, dwingt tot een bekentenis en daarna de celdeur achter hem dichtgooit.

Jill Dando wist dat natuurlijk allang. Ook toen ze dat meisje probeerde gerust te stellen, met woorden die haar ook na de dood zouden achtervolgen.

Russell Brand: In Plain Sight

Channel 4

Net als bij Marilyn Manson, die consequent seks en geweld vervlecht in zijn metalmuziek, heeft Russell Brand zijn perverse ideeën nooit hoeven te verschuilen. Ze waren alomtegenwoordig in zijn publieke optredens en comedy shows. Over zijn favoriete pijpbeurten bijvoorbeeld, waarbij de mascara van de vrouw uitloopt. Spugen tijdens de seks. Of zijn naakte assistente die hij belooft aan Jimmy Savile, sindsdien ontmaskerd als een seriemisbruiker. Alleen had niemand door – of wilde niemand er écht aan – dat in Brands grappen een verdorven kern van waarheid zat.

Niet verhuld dus – zoals bij Bill Cosby die zich, met de blik van nu, allerlei dubbelzinnige opmerkingen permitteerde als ‘vrouwenarts’ in The Cosby Show – maar gewoon open en bloot. Als onderdeel van zijn act als zelfverklaarde seksverslaafde, die door de tabloids meermaals werd verkozen tot ‘shagger of the year’. Dat hij daarbij ook minderjarige meisjes scoorde kon geen verbazing wekken. Dat hij regelmatig over andermans grenzen ging vast ook niet. Maar dat hij ook overging tot verkrachting paste dan weer niet in zijn imago van onweerstaanbare womanizer.

Toch is dat precies wat enkele vrouwen beweren in de #metoo-docu Russell Brand: In Plain Sight (78 min.). Ze doen dat veelal geanonimiseerd. Hun verklaringen worden bevestigd door direct betrokkenen bij tv-shows die Brand presenteerde. Achter de schermen bij de Endemol-producties zoals Big Brother en Kings Of Comedy kon sowieso iedereen zien dat Brand permanent vrouwen ronselde. De producenten hadden niet voor niets – tevergeefs, overigens – in zijn contract laten opnemen dat hij geen seks mocht hebben met vrouwen die bij het programma hoorden.

Russell Brands opdrachtgevers, waaronder de BBC (eerder ernstig in verlegenheid gebracht door het misbruikschandaal rond Jimmy Savile) en Channel 4 (de zender die deze degelijke tv-docu van Alice McShane uitzendt), wassen ondertussen hun handen in onschuld met lange schriftelijke verklaringen, waarin ze met veel woorden zo min mogelijk zeggen en tegelijkertijd natuurlijk het belang van een veilige werkomgeving benadrukken. Dat voelt inmiddels vertrouwd: de echte (machts)wellustelingen kunnen alleen hun gang gaan als hun directe omgeving structureel een oogje dichtknijpt.

Afgaande op In Plain Sight, dat door hemzelf in een videoboodschap wordt afgedaan als een ‘gecoördineerde aanval’, was Russell Brand toch echt meer dan het liederlijke seksbeest dat hij altijd aan de wereld heeft gepresenteerd.

Russell Brand: In Plain Sight is hier te bekijken.

The Randall Scandal: Love, Loathing & Vanderpump

Disney+

Het is zogezegd een ‘match made in heaven’. Althans, de Hollywood-versie daarvan. De ranzige Hollywood-versie daarvan, welteverstaan. Het ‘droomkoppel’ Randall Emmett en Lala Kent.

Hij, de producer van B-films, routineuze actieproducties met gewezen Hollywood-helden als Bruce WillisSylvester Stallone en Steven Seagal. Een man die net zo sleazy oogt als zijn producties en even cheap blijkt als zijn ‘sterren’. Hij begon zijn carrière ooit als de persoonlijke assistent van acteur Mark Wahlberg. Op basis van diens ervaringen als aankomende ster in Hollywood werd ooit de serie Entourage gemaakt. En Randall zou model hebben gestaan voor het personage Turtle, diens manusje van alles die lekker meeprofiteert van de verworvenheden van de nieuwe celebrity.

En Zij, de nieuwste – pardon my Dutch – bimbo van de realityserie Vanderpump Rules, een spin-off van The Real Housewives Of Beverly Hills. Van jongs af aan wilde Lala – volgens haar, toch wel behoorlijk strak getrokken moeder Lisa Burningham – in het middelpunt van de aandacht staan. Daarbij weet ze Randall al snel aan haar zijde. Op de onvermijdelijke rode lopers, maar ook op de set van Vanderpump, waarin hij maar al te graag een belangrijke bijrol claimt. Want ook deze man achter de camera wil uiteindelijk best vóór de camera en daar de bink uithangen.

En dan, als de schmutzige filmproducent eindelijk eens een serieuze film heeft gemaakt (The Irishman van Martin Scorsese), leggen de onderzoeksjournalisten Meg James en Amy Kaufman van The L.A. Times, ongetwijfeld hongerend naar een Pulitzer Prize, op The Randall Scandal: Love, Loathing & Vanderpump (84 min.) bloot. En de goede verstaander weet wat dit betekent: seks, drugs en rock & roll. En gerommel met geld, natuurlijk – en als gevolg daarvan: een spoor van (ver)woeste medewerkers, die vanzelfsprekend ook al gedurig met ’s mans veel te korte lontje en diens grensoverschrijdende gedrag te maken hebben gekregen.

Deze juicy docu trekt deze zaak, niet zonder Schadenfreude, helemaal leeg met de gebruikelijke spijtoptanten, ooggetuigen, haaibaaien, slachtoffers en deskundigen. Alleen de hoofdpersoon zelf laat verstek gaan. Terwijl hij wel wat heeft uit te leggen. Zou Randall bijvoorbeeld echt niet in de gaten hebben gehad dat er iets mis was met Bruce Willis, waarvan sindsdien bekend is geworden dat hij aan dementie lijdt, toen die op de filmset zijn shit maar niet ‘together’ kreeg? Of was ook hij niet meer dan een voertuig om de geldkar binnen te rijden voor Randall Emmett, die samen met zijn ‘trophy wife’ jarenlang floreerde aan de rafelranden van de entertainmentindustrie.

Inmiddels lijkt hij, getuige deze frontale aanval op al wat hij is, zich zelfs daar vrijwel onmogelijk te hebben gemaakt – al lijkt ‘s mans bron voor inferieure speelfilms nog altijd niet opgedroogd.

Gratie: Het Ware Verhaal Van Frank Masmeijer

Frank Masmeijer / c: Jeroen Nieuwhuis / Viaplay

De man die halverwege de jaren tachtig door de NCRV werd gepresenteerd als een ideale schoonzoon, de laatste showmaster van de oude stempel, is allang keihard van zijn voetstuk gevallen. In 2014, een kleine twintig jaar na zijn vertrek uit Hilversum (dat werd omgeven door geruchten dat hij in De Holidayshow vrienden aan een droomreis zou hebben geholpen), werd Frank Masmeijer in België gearresteerd vanwege betrokkenheid bij het binnenhalen van een enorme lading cocaïne, naar verluidt 467 kilo. Goed voor een straatwaarde van zo’n 25 miljoen euro.

Inmiddels verkeert de voormalige televisiepresentator alweer enkele maanden op vrije voeten en is hij erop gebrand om zijn naam te zuiveren. Daarvoor gaat hij in zee met Roy Dames, een documentairemaker die er zijn handelsmerk van heeft gemaakt om Foute Vrienden (zoals bijvoorbeeld Rob ScholteRudi Lubbers en Emile Ratelband) te portretteren. Is Masmeijer, zoals hij zelf volhoudt, puur op veronderstellingen veroordeeld en bovenal slachtoffer van de omstandigheden? Of was hij altijd al iemand, wat Dames eigenlijk steeds nadrukkelijker begint te vermoeden, die in kringen verkeerde van mensen die het niet zo nauw nemen met de regeltjes en die er zelf ook een handje van heeft om de grenzen op te zoeken?

Gratie: Het Ware Verhaal Van Frank Masmeijer (63 min.) is de weerslag van Dames’ zoektocht naar de waarheid, waarin hij behalve met de hoofdpersoon zelf ook spreekt met diens moeder Fien, ex-vrouw Sandra, dochters Michelle en Charlotte, en huidige vriendin Anita. Samen met Masmeijer bezoekt hij bovendien de plekken van zijn leven. Zijn vorstelijke huizen. De gevangenis, natuurlijk. En zijn horecazaken in het Belgische Wijnegem. ’Frank is altijd zot geweest van geld, hè?’, stelt oud-medewerkster Cindy dan. ‘Da’s waar, hè?’ kijkt ze naar de man zelf. ‘Ja’, bekent die. Waarna zij vervolgt: ‘Dus het had eigenlijk niks te maken met: wat heeft hem verkeerd gedaan? Als Frank morgen rijk kan worden door sokken te verkopen op de markt, dan ga jij sokken verkopen op de markt.’ Masmeijer beaamt: ‘Ja. Dat is zo.’

Het kost Dames intussen moeite om door te dringen tot zijn hoofdpersoon. Al vanaf de openingsscène steggelen ze over van alles en nog wat: de setting van de interviews, de belichting ervan en het geluid. Als voormalig televisiemaker heeft Frank Masmeijer over alles een mening. En ook over wat er nu precies voorafging aan ’s mans arrestatie en hoe dat precies ter sprake moet komen in de docu, kunnen ze het maar moeilijk eens worden. Het zorgt voor wantrouwen. ‘Jij bent aan de ene kant programmamaker, maar in hoeverre ben je mijn vriend?’ zegt Masmeijer tegen Dames. ‘Als je me naait, heb je een probleem.’ Hij wil ‘een realistische film’ maar is volgens Dames vooral bezig met ‘een imago te verkopen’. En als de camera uit is – vertelt de documentairemaker, die zich daarmee enigszins op glad ijs begeeft – hangt ie héle andere verhalen op.

Wanneer Dames door de rookgordijnen die zijn protagonist heeft opgetrokken nauwelijks meer een hand voor ogen ziet, gaat hij in gesprek met journalist Nick Dijkman, die samen met Masmeijer het boek Frank En Vrij heeft geschreven. Zo verzamelt hij steeds meer stukjes van het verhaal over Frank Masmeijers leven en demasqué – al blijft de complete puzzel, zonder diens volledige openheid, moeilijk te leggen. De wrijving daarover tussen de maker en hoofdpersoon van deze documentaire draagt zonder meer bij aan dit lekker hoekige portret. Waaruit een man naar voren komt die het liefst weer gewoon wil gaan zingen en presenteren, maar die als de nood aan de man komt ook zomaar weer de fout zou kunnen ingaan.

Arnold

Netflix

Waar een wil is, is een weg. Als je het kunt imagineren, al dan niet met een sigaar in je mond, kun je het dus ook worden. Mister Olympia bijvoorbeeld. Een actieheld. Of – als geboren Oostenrijker – gouverneur van de Amerikaanse staat Californië. Arnold Schwarzenegger, zittend op zijn praatstoel met een sigaartje erbij, kan er smakelijk over vertellen. En Leslie Chillcott, de regisseur van de driedelige serie Arnold (190 min.) geeft hem alle ruimte en vult ‘s mans herinneringen, bekentenissen en bespiegelingen aan met bijdragen van mensen uit zijn periferie: sportvrinden, concurrenten, een ex-vriendin, zijn acteercoach, medespelers, regisseurs, medewerkers en politieke opponenten. 

De indeling van deze aangeklede autobiografie, uitgebracht als er toevallig ook net een nieuwe serie loopt van Arnie (FUBAR), is al even logisch: aflevering 1: bodybuilding, 2: film en 3: politiek. Als een geboren verteller kneedt Schwarzenegger – met drama, humor en een enkel kwetsbaar moment – van zijn opmerkelijke, uitbundig op camera gedocumenteerde levensloop een onderhoudende vertelling. Over de ontmoeting met zijn grote held, bodybuilder en Hercules-acteur Reg Park (wiens zoon Jon Jon acte de présence geeft in deze miniserie) bijvoorbeeld. Zijn rivaliteit met die andere actieheld van eind twintigste eeuw (Sylvester Stallone, die best wil vertellen over zijn voormalige grote vijand). En hoe hij als politieke novice, die overigens wel getrouwd was met een ‘Kennedy’, een succesvolle bestuurder wordt.

Hoewel hij zich soms beslist kwetsbaar opstelt, bijvoorbeeld als het overlijden van zijn broer en vader of zijn huwelijkse problemen aan de orde komen, blijft Arnold in controle. Hij heeft en houdt te allen tijde de regie en verkoopt zijn leven met een enorme hoeveelheid ‘Schmäh’, een combinatie van pure bluf en klinkklare nonsens. Dat roept onvermijdelijk de vraag op: wordt deze miniserie ooit meer dan het narratief dat de inmiddels bejaarde Arnold zelf van zijn leven wil maken? De vraag stellen…. Dit is de Hollywood-versie. Schwarzeneggers heldenverhaal. Waarin beschuldigingen van grensoverschrijdend gedrag tegenover vrouwen en seksuele escapades dus vooral dienen als (fikse) hobbel op de weg naar wie je altijd al wilde worden en een uiteindelijk toch wel happy end.

Je vormt je leven nu eenmaal door het je voor te stellen – vooraf, als de jonge hond die je ooit was – en door datzelfde leven naderhand in een bepaald perspectief te plaatsen – achteraf dus, als de oude leeuw die je bent geworden. Én door het hier en nu, als de epiloog na een enerverende vertelling, nog wat sjeu te geven met ritjes in een tank, mijmeringen bij de aanblik van imposante bergtoppen en het uitlaten van je eigen ezels, pony’s en andere boerderijdieren. Het is tenslotte de Arnold Schwarzenegger Show! Vermaak gegarandeerd, wanneer het gordijn eenmaal is opengegaan. Maar wat er daarachter werkelijk schuilgaat? Arnold zal het uit zichzelf niet vertellen.

Television Event

VPRO

Geen bloed. En geen verbrande lijken. De censoren van de Amerikaanse commerciële zender ABC lijken onverbiddelijk. Het is duidelijk dat zij geen idee hebben van wat de makers van die nieuwe ‘Saturday Night Movie’ proberen te bewerkstelligen. De filmcrew laat zich er in elk geval niet door weerhouden. Regisseur Nick Meyer en z’n team willen Amerika confronteren met de gevaren van een kernoorlog. Hun speelfilm The Day After wordt in 1983 een ongekend Television Event (86 min.) – en een prachtige metafoor voor de collectieve angst voor nucleaire verwoesting van de aarde.

‘In de jaren tachtig hadden Amerika en Rusland genoeg kernwapens om iedere man, vrouw en kind op aarde 54 keer te doden’, stelt Meyer, die even daarvoor nog een Star Trek-film heeft afgeleverd. ‘54 keer!’ Alle reden dus om het land wakker te schudden met een onvervalste ‘what if’-film. Alleen dreigt de licht ontvlambare filmmaker zelf een obstakel te worden. Tijdens het productieproces blijkt steeds weer dat waar Nick Meyer komt, ook ruzie komt. ABC Motion Pictures-onderdirecteur Stu Samuels ontwikkelt een serieuze vorm van ‘Nick-moeheid’ en overweegt om hem van de film af te halen.

Rondom die clashende ego’s ontwikkelt zich een discussie over of die film over gewone Amerikanen voor, tijdens en na een kernaanval er überhaupt moet komen. Is het meer dan ordinaire bangmakerij? Spelen ze grote vijand Rusland ermee in de kaart? De nieuw aangetreden regering van de ‘cowboy’ Ronald Reagan komt in elk geval met dwingende inhoudelijke suggesties. Blijkbaar is het idee van een film over een kernoorlog nog enger dan een echte kernoorlog. Intussen laait de Koude Oorlog, mede door Reagans retoriek over de Sovjet-Unie als ‘evil empire’, begin jaren tachtig ouderwets op. 

Via het voorbeeld van de controversiële kernoorlogsfilm belicht deze hele smakelijke reconstructie van Jeff Daniels intussen treffend de angst voor nucleaire destructie die als een grauwsluier over de jaren tachtig hangt (en die nu, gezien bijvoorbeeld de ontwikkelingen in Oekraïne, opnieuw uiterst actueel is). Totdat de regering Reagan toch maar toenadering zoekt tot de aartsvijand, om de ontspoorde wapenwedloop een halt toe te roepen – al is het de vraag of The Day After daarbij inderdaad zo’n prominente rol heeft gespeeld als Television Event, op toch wel typisch Amerikaanse wijze suggereert.

Being Mary Tyler Moore

HBO

Met een hedendaagse bril bekeken oogt ze als een gedateerde verpersoonlijking van ‘the all American Girl’: knap, keurig en met een tandpastaglimlach. In de succesvolle sitcom The Dick van Dyke Show (1961-1966) bleef Mary Tyler Moore bovendien netjes in de schaduw van het centrale personage Dick van Dyke. Ze was zijn gedienstige, best wel grappige echtgenote, zo’n vrouw waaraan niemand in het Amerika van na de Tweede Wereldoorlog zich een buil kon vallen.

Nadat het doek viel voor het populaire televisieprogramma – waarin Moore overigens en passant had aangetoond dat vrouwen méér konden zijn dan alleen ‘mooi’, tóch humor konden hebben en zelfs een broek mochten dragen – zou ze zich na een flinke crisis begin jaren zeventig heruitvinden voor haar eigen comedy, The Mary Tyler Moore Show. Als gescheiden vrouw (!). In een serie bovendien die, voor het eerst, ook voor een belangrijk deel werd geschreven door vrouwen.

De gedegen documentaire Being Mary Tyler Moore (120 min.) belicht hoe het Amerikaanse burgervrouwtje – in werkelijkheid al voor de tweede keer gehuwd, ze zou in totaal driemaal trouwen – dan verzeild raakt in de tweede feministische golf en die in zekere zin ook toegankelijk maakt voor ‘mainstream America’. Dan valt de hoofdpersoon van deze film van James Adolphus voor even helemaal samen met de wereld en het tijdsgewricht waarvan ze deel uitmaakt.

Verder belicht dit postume portret Moore’s persoonlijke leven (drie huwelijken dus en een destructieve gewoonte, die ze gemeen had met haar moeder) en carrière (na haar eigen show volgden nog een carrière op Broadway, een gelauwerde rol in het filmdrama Ordinary People en het woordvoerderschap van een diabetesvereniging). Ze werd bovendien een voorbeeld voor comédiennes zoals Rosie O’Donnell, Julia Louis-Dreyfus en Reese Witherspoon, die haar hier eer bewijzen.

Samen met familieleden, intimi en directe collega’s als Dick van Dyke, regisseur/comedian Rob Reiner (de zoon van Dick van Dyke Show-bedenker Carl Reiner), acteur Ed Asner en schrijver Treva Silverman halen zij de vrouw achter de kamerbrede glimlach vandaan. Dat is bepaald geen sinecure. Want hoewel Mary Tyler Moore een leven in de spotlights leidde, hield ze haar kaarten het liefst stevig tegen haar borst. Een gereserveerde vrouw die kon (laten) lachen als de beste.

While We Watched

TIFF

‘Namaskar! Mijn naam is Ravish Kumar’, start de bekende presentator van NDTV India steevast zijn televisieprogramma Prime Time. Kumar is een autoriteit in zijn land, een journalist die het controleren van de macht tot zijn voornaamste taken rekent. Sinds de hindoe-nationalistische Bharatiya Janata-partij van premier Narendra Modi aan het roer is gekomen in India, laat de macht dat echter niet meer zomaar over z’n kant gaan. Onafhankelijke stemmen zoals Ravish Kumar worden consequent gebrandmerkt als ‘onvaderlandslievend’. Dat voortdurende gehamer op trouw aan de natie is in zijn ogen overigens niet meer dan een dekmantel voor ongebreideld religieus fanatisme.

De gevolgen laten zich echter raden in While We Watched (95 min.). Kumar wordt niet (alleen) bedreigd door anonieme toetsenbordridders, maar ook openlijk: door lieden die trots aankondigen dat ze hem met blote handen gaan doden – of anders aan zijn haren naar buurland en aartsvijand Pakistan zullen slepen. Vanuit een ander gezichtspunt belicht deze grimmige film van Vinay Shukla zo een thema dat ook al aan de orde is gesteld in Writing With Fire, een portret van enkele Indiase vrouwen uit de laagste kaste die een eigen krant runnen, en dat als decor fungeert voor de prijswinnende docu All That Breathes, een film over twee broers met een eigen roofvogelopvang in New Delhi.

While We Watched is bovendien thematisch sterk verwant met recente films als A Thousand Cuts, over de pogingen van Nobelprijs voor de Vrede-winnaar Maria Ressa en haar nieuwsorganisatie Rappler om in de Filipijnen een onafhankelijke stem te laten horen, en F@ck This Job, over de strijd van de Russische televisiezender Dozhd om uit handen van het regime van Vladimir Poetin te blijven. Dat de pers in de afgelopen jaren door allerlei regimes – van Brazilië en Mexico tot de Verenigde Staten – is geframed als vijand van het gewone volk wordt ook zichtbaar gemaakt in Endangered, een urgente film over de journalistiek als beroepsgroep in de verdrukking.

Terwijl de Indiase autoriteiten NDTV het leven steeds vaker zuur of ronduit onmogelijk maken, zien ‘nationalistische’ media ‘t als hun taak om olie op het vuur te gooien. Ook Ravish Kumar wordt daarbij bruusk weggezet als een verachtelijk lid van de ‘mainstream media’, een term die ook in Nederland in zwang is geraakt om de pers te delegitimeren. Intussen krijgt de presentator bij zijn werkgever regelmatig taart geserveerd, als wéér een collega, gedwongen door de omstandigheden, zijn heil elders zoekt. Het is een triest beeld: met elk stuk dat er uit de taart wordt gesneden, verdeeld en weggekauwd, raakt de Indiase democratie verder verzwakt.

Deze krachtige film schetst zo een grimmig beeld van wat ook zomaar, wanneer we ons maatschappelijke debat en de rol van onafhankelijke journalistiek daarbinnen veronachtzamen, ons voorland zou kunnen zijn. Als de waakhond van de democratie met brute kracht wordt gedwongen om zich als een kwispelend schoothondje te gedragen – of juist wordt (op)gefokt tot de pitbull van een autoritair regime, die van leer trekt tegen al wat een ander, of gewoon onafhankelijk, geluid laat horen.