Game Of Truth

Domino Production

De bom is nog niet afgegaan op 4 december 1971 of een nauwelijks te geloven verklaring doet de ronde, die een dag later ook in de Britse kranten zal staan: de explosie, die vijftien bezoekers van de katholieke pub McGurk’s in de Noord-Ierse hoofdstad het leven kost en nog eens zeventien cafégangers verwondt, is niet het gevolg van een aanslag door loyalistische extremisten. Nee, het gaat in werkelijkheid om een ‘eigen goal’ van hun tegenstanders, de Irish Republican Army (IRA). De bom zou per ongeluk zijn afgegaan toen een IRA-lid even de kroeg inging.

In de indringende documentaire Game Of Truth (83 min.) concentreert Fabienne Lips Dumas zich op zulke psychologische oorlogsvoering tijdens ‘The Troubles’, de volledig ontspoorde strijd om het lot van Noord-Ierland: aansluiten bij Ierland, zoals de katholieke IRA wil, of ‘gewoon’ in het Verenigd Koninkrijk blijven, zoals protestante loyalisten en de Britten voorstaan? Van eind jaren zestig tot aan de Goede Vrijdag-vredesakoorden in 1998 is Noord-Ierland niet alleen het toneel voor een serie bloedige acties, aanvallen en aanslagen, Ulster wordt automatisch ook een podium voor propaganda, desinformatie en dubbelagenten.

Zo zou de Britse generaal Frank Kitson, een specialist in psychologische oorlogsvoering, de hand hebben gehad in het nepnieuws dat na de loyalistische aanslag op McGurk’s werd verspreid. De grootmoeder van Ciarán Mac Airt werd daarbij vermoord. Namens andere nabestaanden wil hij dat de onderste steen boven komt. Ook de vrouw en zoons van Pat Finucane verlangen antwoorden. De advocaat, die de befaamde hongerstakers van de IRA had bijgestaan, werd op zondag 12 februari 1989 vermoord. Gewapende mannen drongen binnen in zijn huis en schoten hem tijdens het avondeten voor het oog van zijn gezin dood. Veertien kogels bleven achter in zijn lichaam.

Lips Dumas zoomt verder in op de afrekening met de (vermeende) informant Joseph Mulhern bij de Irish Republican Army, de IRA-aanslag op de protestante viswinkel Frizzell aan Shankill Road in Belfast (waarvan de Britse politie vooraf al op de hoogte zou zijn geweest) en de moord op Raymond McCord, die nooit fatsoenlijk werd onderzocht omdat er een clandestiene medewerker van Britse paramilitairen bij betrokken zou zijn geweest. Ze reconstrueert deze dramatische gebeurtenissen met game-achtige animaties, laat ze inkaderen door direct betrokkenen en deskundigen en spreekt met de nabestaanden over hun frustrerende zoektocht naar de waarheid.

Van de ruim 3500 moorden tijdens The Troubles is een groot deel nog altijd onopgelost – hoewel menigeen, inclusief Britse overheidsfunctionarissen, wel degelijk weet wie ervoor verantwoordelijk is. Zo duurt de smerige oorlog, ruim 25 jaar na het tekenen van de vrede, nog steeds voort. Game Of Truth agendeert deze kwestie overtuigend, met oog voor de menselijke gevolgen van deze tragedies.

My Mom Jayne

HBO Max

Mariska Hargitay was pas drie toen haar moeder Jayne Mansfield op 29 juni 1967 overleed. De Amerikaanse actrice werd slechts 34. Zij ging de entertainmenthistorie in als het ultieme domme blondje, een platvloerse, wellustige en nóg rondborstigere variant op het sekssymbool van de jaren vijftig en zestig, Marilyn Monroe. Want daar was destijds vraag naar in Hollywood.

In de geladen egodocu My Mom Jayne (106 min.) gaat Mansfields ‘baby nummer vier’, zelf ook actrice, op zoek naar wie haar moeder werkelijk was. Daarvoor spreekt ze onder anderen met haar oudere zus Jane Marie en broers Zoltan en Mickey Jr. Zij groeiden samen op in het luxueuze huis dat Jayne in Los Angeles bewoonde met hun (stief)vader, de Hongaarse acteur, bodybuilder en Mr. Universe Mickey Hargitay. En ze waren er ook getuige van hoe hun moeder ten onder ging aan een imago waaraan ze niet meer kon of wilde voldoen.

Illustratief is een fragment uit 1962, waarin zij te gast is in de televisieshow van de comedian Groucho Marx. ‘Je bent eigenlijk helemaal geen dom blondje’, houdt hij haar dan voor. ‘Ik denk dat de mensen moeten weten dat je een slimme, gevoelige en begripvolle persoon bent. En dit is een façade van jou, die niet gebaseerd is op wie je werkelijk bent.’ Mansfield reageert zoals van een vrouw zoals zij wordt verwacht. ‘Dat is lief’, neemt ze de complimenten bescheiden in ontvangst. ‘Dank je.’ Groucho bijt nog even door. ‘Jayne, dit is een soort act. Toch?’

Vera Jayne Palmer (1933-1967), de echte naam van de blonde seksbom, was al op jonge leeftijd beschadigd geraakt en zou haar hele korte bestaan op zoek blijven naar succes en erkenning, eerst overigens nog niet als blondine en ook niet met die verplichte kirstem. Haar dochter Mariska schetst hoe zij als jonge, getalenteerde vrouw klem komt te zitten tussen haar eigen ambities en de mores van haar tijd, maar exploreert gaandeweg ook steeds meer verborgen hoekjes uit het privébestaan van de moeder, waaraan ze zelf eigenlijk nauwelijks herinneringen heeft.

Dit resulteert in brisante onthullingen, die ook de levens van andere Mansfield-erven raken en deze persoonlijke film, waarin Hargitay tevens spreekt met haar vader, stiefmoeder Ellen en haar moeders PR-man Raymond ‘Rusty’ Strait (die een smeuïg boek over Jayne Mansfield schreef), persoonlijke urgentie en een onmiskenbare drive geven. My Mom Jayne ontstijgt zo moeiteloos het niveau van een inwisselbaar sterrenportret, dat is gemaakt door een kind dat die beroemde ouder alsnog recht wil doen of nog eens ongegeneerd op het schild wil hijsen.

A Sunday In Hell

paris-roubaix.fr/en/

In de openingsscène van deze wielerklassieker uit 1977 prepareert een mechanieker met zorg en aandacht een fiets. Zo en daar begint ‘t. Pas daarna worden de twee grote rivalen van A Sunday In Hell (oorspronkelijke titel: En Forårsdag I Helvede, 105 min.) geïntroduceerd: de grote kampioen Eddy Merckx en zijn concurrent Roger de Vlaeminck. Zij binden op zondag 11 april 1976 de strijd met elkaar aan in de 74e editie van de voorjaarsklassieker Parijs-Roubaix. Zowel Merckx als De Vlaeminck kan de legendarische koers als eerste voor de vierde keer op z’n naam schrijven.

Het rijtje kanshebbers voor een overwinning in ‘De Hel van het Noorden’ lijkt verder beperkt. Van de 154 coureurs die aan de start verschijnen – waaronder Tour de France-winnaar Bernard Thévenet, de Nederlandse wereldkampioen Hennie Kuiper en Mathieu van der Poels Franse grootvader, de veteraan Raymond Poulidor – worden alleen nieuwkomers zoals de Belgische klasbak Freddy Maertens en de nieuwe Italiaanse hoop in bange dagen Francesco Moser in staat geacht om de loodzware kasseistroken te overleven en als eerste over de meet te komen in Roubaix.

De Deense documentairemaker Jørgen Leth volgt de race van start tot finish. Verteller David Saunders houdt namens hem de verschillende verhaallijntjes (het koersverloop, de achtergronden van de renners, hun ploegen, de organisatoren, televisiecommentatoren en de toeschouwers langs de weg) bij elkaar en geeft ze kleur. Zij krijgen ditmaal met opmerkelijke obstakels te maken: meerdere wegversperringen door stakende arbeiders. Maar de koers gaat door. Altijd. Totdat ze, na zo’n drie kwartier docu, de weg naar de hel bereiken. En die is geplaveid met kasseien – en valpartijen.

Daar is het ieder voor zich, in deze tijdloze film, die de heroïek van de befaamde wielerklassieker ten volle uitnut en nog eens versterkt met slow motion-beelden en dramatische klassieke muziek. Daarna werkt Leth toe naar een grande finale waarin de bekende matadoren zich met elkaar kunnen meten. Of gaat toch een outsider met de eer – en de bloemen en kus van een plaatselijke miss – strijken? Wat de uitkomst ook wordt: na afloop is iedereen weer gelijk als ze gezamenlijk de modder van zich afspoelen onder de douche – en de mechaniekers vast alweer met die fietsen in de weer zijn.

Bitconned

Netflix

Zoals hij daar zit in het centrale interview van Bitconned (94 min.), oogt Raymond Trapani als een klassieke snelle jongen. De gesoigneerde Amerikaanse twintiger heeft plaatsgenomen op een grote fauteuil, die netjes uitgelijnd in een luxueus ogende kamer is geplaatst. Ray zit er duidelijk op zijn gemak. Gekleed in een casual zwarte Ralph Lauren-outfit, met modieuze witte sneakers erbij. Quiet luxury, zogezegd. En zo nu en dan neemt hij, nog altijd een meester in het verkopen van lucht, een achteloos trekje van zijn vape. Zo, brave burgermensen, ziet succes eruit.

Hoe anders zou deze aanstekelijke schelmendocu hebben aangevoeld als Ray was opgevoerd in zo’n typisch oranje gevangenispak en vanachter het glas van een spreekruimte regisseur Bryan Storkel te woord zou hebben gestaan? Nadat eerst nog even zijn handboeien waren losgemaakt, welteverstaan. Want Ray Trapani is een rascrimineel, zo geeft hijzelf meteen grif toe. ‘Het is niet makkelijk om een huis te kopen’, zegt hij bijvoorbeeld in de openingsscène, terwijl ie een nieuw maatpak krijgt aangemeten. ‘Je moet het systeem te slim af zijn. Dat is de moderne American Dream.’

Nadat hij met zijn vaste partner Sam ‘Sorbee’ Sharma een tijdje een autoverhuurbedrijf heeft gehad in Florida, besluiten de twee in 2017 in de ondoorzichtige bitcoin-wereld te stappen. Met Centra Tech willen ze een credit card uitbrengen waarmee je altijd en overal met cryptovaluta kunt betalen. Vrijwel direct stromen de investeerders toe. Want als er ergens snel geld is te verdienen… Bovendien wekken de achtergrond van de twee oprichters (Harvard) en de oudere CEO die zij hebben aangetrokken, voormalig Chase Bank- en Wells Fargo-bestuurder Michael Edwards, vertrouwen.

Storkel laat er vanaf het begin geen misverstand over bestaan: Centra is niet meer dan de toevalstreffer van twee omhoog gevallen kruimeldieven. ‘Als ik wist dat ik illegaal dertig miljoen kon verdienen, zou ik het dan doen of niet?’ reageert Ray Trapani, inmiddels allang tegen de lamp gelopen, op de vraag of hij nog eens zo’n zwendel zou opzetten. ‘Ik denk dat ik het risico zou nemen.’ Hij geniet in elk geval zichtbaar van alle aandacht. De lefgozer laat zich maar al te graag in strak pak en stropdas, met een cocktail aan het zwembad of achter het stuur van een snelle bolide filmen.

Want net als bij Centra, zonder scrupules aan de man gebracht door (dik betaalde) beroemdheden zoals bokser Floyd Mayweather en DJ Khaled, is ook in deze film het beeld, het image, wat beklijft. Zolang het maar lijkt alsof je succesvol bent, ben je ook daadwerkelijk succesvol – ook als dat succes volledig op een leugen berust. Bryan Storkel geeft zijn protagonist daarvoor alle ruimte. Hij is duidelijk niet uit op een psychologisch portret van Ray Trapani, kind van een alleenstaande moeder met drie kinderen, maar wil vooral diens hondsbrutale ‘scam’ in al z’n groteske absurditeit tonen.

En dat werkt heel aardig, ook op de lachspieren. En zoveel onbeschaamdheid heeft, ook doordat de slachtoffers ervan nauwelijks in beeld komen, op de één of andere verwrongen manier ook wel weer z’n charme. Totdat journalist Nathaniel Popper van The New York Times eens begint te graven in het bedrijfsmodel van de crypto-startup. Wordt die Centra Card werkelijk ondersteund door bedrijven als Visa, Mastercard en Bancorp? En dan dondert het hele kaartenhuis, opgebouwd in een gigantisch spiegelpaleis, in elkaar en is het ouderwets ieder voor zich en… juist. Samen voor ons eigen.

Waarbij de één in de cel belandt en de ander in een koophuis. En daarmee krijgt Bitconned op de valreep, als de balans voor de verschillende betrokkenen wordt opgemaakt, ook nog wel een lekker kartelrandje. Een moraal van het verhaal, zo je wilt. Over misdaad en lonen – alleen dan nét anders. Nu is het alleen nog wachten op het moment dat Sam ‘Sorbee’ Sharma in zijn eigen docu, liefst met een sigaar in de mond en een koffer vol contant geld binnen handbereik, zijn kant van dit ongelooflijke (en toch ook wel weer heel gemakkelijk te geloven) verhaal doet.

Gaby Aghion: The Woman Behind Maison Chloé

AVROTROS

Ook toen ontwerpers een soort rocksterren werden, bleef couturière Gaby Aghion (1921-2014) het liefst op de achtergrond. De oprichtster van het Franse modehuis Chloé, dat ze had vernoemd naar haar vriendin Chloé Huysmans, liet zich zo min mogelijk zien en gunde de aandacht bijvoorbeeld met liefde en plezier aan de jonge ontwerper Karl Lagerfeld, die begin jaren zestig het Chloé-team had versterkt. Samen zouden ze grote successen vieren.

‘Gaby is een aparte figuur in de mode’, vertelt haar kleindochter Mikhaela in de docu Gaby Aghion: The Woman Behind Maison Chloé (53 min.) van Isabelle Cottenceau. ‘Men vraagt me altijd: wat heeft ze ontworpen? Was ze stylist? Was ze artistiek directeur?’ Volgens schilder, fotograaf en huisvriend Peter Knapp was Aghion echter geen ontwerper, maar een doorgever. Ze kon de toekomst aanvoelen en daarbij de juiste mensen kiezen.

‘Vergeef me dat ik pretentieus ben’, vertelde Gaby Aghion zelf tijdens een interview in 2012, waarvan enkele fragmenten voor deze film zijn ingesproken door Keren Ann. ‘Maar ik geloof dat ik door mijn voorbeeld de vrouwen heb bevrijd.’ Daarvoor moest ze dan wel eerst van haar geboorteland Egypte naar Frankrijk verhuizen. Daar schrok ze als geëmancipeerde vrouw van de onvrijheid van Franse vrouwen en startte in 1952 haar eigen modehuis.

Aghion maakte direct naam met shows die ze bijvoorbeeld in het befaamde Parijse Café de Flore organiseerde. Terwijl de pers café au lait dronk en zich tegoed deed aan croissants, liepen de mannequins gewoon tussen de tafels door. Ze richtte zich bovendien op luxe confectiekleding. Ready-to-wear. Ofwel, met een mooie Franse vakterm: prêt-à-porter. Zoals de Embrun, een hemdjurk die z’n weg zou vinden naar de garderobe van elke bijdetijdse dame.

Cottenceau neemt in deze verzorgde film de tijd om zulke ontwerpen eens goed te laten bekijken en beschrijven door enkele begeesterde experts. Daarop ligt zeker zoveel nadruk als op het – voor een buitenstaander minstens zo interessante – leven van Aghion, die Joods was, samen met haar echtgenoot Raymond het communisme aanhing en volgens haar zoon, de bekende econoom Philippe Aghion, alleen de waarheid sprak als het haar uitkwam.

Net als in het echte leven krijgt Gaby Aghion in dit postume portret zo de gelegenheid om zich een beetje te verschuilen achter haar werk.

Elvis ’56

Media Home Entertainment

‘Terwijl hij onderweg is en in kleine clubs speelt, wil Elvis Presley niets liever dan een grote ster worden’, constateert Levon Helm, de verteller van Elvis ‘56 (58 min.). ‘Die droom lijkt volstrekt buiten zijn bereik. Op één klein detail na: de manier waarop meisjes beginnen te gillen als ze zien hoe Elvis beweegt terwijl hij zingt.’

Aan het begin van 1956 neemt de dan 21-jarige Presley, ingelijfd door de illustere manager Colonel Tom Parker (een pseudoniem van de Nederlandse ritselaar Dries van Kuijk), zijn allereerste nummer op voor het vermaarde platenlabel RCA: Heartbreak Hotel. Daarna zal het leven van de voormalige truckchauffeur uit Memphis, Tennessee, nooit meer hetzelfde zijn. 

Deze documentaire van Alan en Susan Raymond uit 1987 richt zich volledig op het sleuteljaar 1956, waarin Elvis van een ‘rockin’ nobody’ binnen korte tijd de onbetwiste ‘king of rock & roll’ wordt, een contract voor zeven jaar bij Paramount Pictures tekent en de ongevraagde aandacht, torenhoge verwachtingen en scherpe (en bekrompen) kritiek leert kennen die gepaard gaan met plotselinge roem.

Elvis voelt die druk ook, getuige deze film die volledig bestaat uit archiefmateriaal: dampende performances en fraaie zwart-wit foto’s. Voor Hound Dog heeft hij maar liefst dertig takes nodig. Pas dan is hij tevreden. Take 28 zal uiteindelijk de hitlijsten bestormen, in datzelfde jaar nog gevolgd door klassiekers als Don’t Be Cruel en het titelnummer van zijn debuutfilm Love Me Tender.

Met vaste hand schildert Elvis ’56 een jonge, viriele artiest die de duffe jaren vijftig een schop in hun kloten geeft met muziek die hij ‘leent’ van zwarte muzikanten en zulke ‘weerzinwekkende bewegingen’ maakt tijdens optredens dat een rechter ze probeert te verbieden. Hij zal in de navolgende decennia nog véél groter worden, constateert verteller Helm, die zelf furore maakt als drummer en zanger van The Band.

Elvis Presley wordt echter nooit meer zo benaderbaar als in het jaar 1956.

All-In: Team Jumbo-Visma

Prime Video

Hoewel ze de beste wielerploeg van de wereld vormen, winnen ze nog altijd vaker niet dan wel. De verwachtingen bij Jumbo-Visma zijn niettemin hooggespannen voor 2022: enkele klassiekers willen sportief directeur Merijn Zeeman en zijn team winnen, net als de Giro d’Italia en zowel de gele als de groene trui in Tour de France. Ze hebben daarvoor meerdere ijzers in het vuur: de kopmannen Wout van Aert, Tom Dumoulin, Primoz Roglic en Jonas Vingegaard.

In de traditie van Nederlandse wielerfilms als De Tour Van BaukeNieuwe Helden: In Het Hart Van De Tour en Code Geel laat de zesdelige serie All-In: Team Jumbo-Visma (300 min.) van Job van der Zon van binnenuit zien wat er van die ambities terechtkomt. Dat betekent dus wederom: teambesprekingen, trainingskampen, hotelkamers, massagetafels én peptalkende, juichende en teleurgestelde taferelen in de ploegleiderswagen, die steevast als de machinekamer van de koers fungeert. Één van de machinekamers van de koers, welteverstaan. Want elke ploeg beleeft immers zijn eigen race, viert uitbundig zijn eigen overwinningen en likt stiekem z’n wonden.

Dit is wel duidelijk een Jumbo-Visma productie, waarbij Van der Zon veel kan laten zien, maar ongetwijfeld ook regelmatig rekening heeft moeten houden met de wensen van de ploegleiding. Zoals dat gaat in een tijd waarin pak ‘m beet celebrities, bands en sportteams een documentaire(serie) als een probaat promotiemiddel beschouwen. Bezien vanuit die context bevat de serie overigens best aardige elementen, zoals de gesproken columns van schrijver Frank Heinen over de wielersport, z’n helden en hun mythologie – al blijven die miniatuurtjes ook wel fremdkörpers binnen een verder tamelijk conventioneel opgezette en strak afgewerkte productie.

Behalve fly on the wall-materiaal bij diverse wielerwedstrijden en interviews met de renners en teamleiding bevat All-In ook bijdragen van oud-wielercrack Tom Boonen en sportjournalisten zoals Thijs Zonneveld, Raymond Kerkhoffs en Diana Kuip. Zij moeten voor onafhankelijke duiding zorgen bij de verschillende gebeurtenissen. Daarbij is opnieuw een bijzondere rol weggelegd voor de (voormalige) klasbak Tom Dumoulin, die ook in de eerdere wielerdocu’s al voor het nodige drama zorgde. Gedurende de serie wordt steeds duidelijker dat een definitief afscheid van de sportcarrière, die hij eerder al eens op pauze heeft gezet, nu echt onvermijdelijk wordt voor Dumoulin.

De flegmatieke renner die zich steeds nadrukkelijker naar de finish moet worstelen, waar hij zo vaak met bloemen is opgewacht, slaat vermoedelijk de spijker op z’n kop als hij stelt dat hij weliswaar de benen heeft van een topper, maar zich ongemakkelijk voelt bij de bijbehorende positie. Dat pleit tegelijkertijd ook voor hem en leidt bovendien tot één van de mooiste verhaallijnen in deze miniserie (waarvan ik tot dusver drie afleveringen heb gezien), als hij zijn maatje Koen Bouwman aan een etappeoverwinning helpt. ‘Koen is gewoon een schat van een jongen’, zegt Dumoulin, na de koers liggend op de massagetafel. ‘Die ene rit in de Giro gaat voor mij – dat is misschien cru om te zeggen – het verschil niet meer maken. En voor hem is dit gewoon de mooiste wielerdag uit zijn leven.’

Daarmee geeft Dumoulin zowel uitdrukking aan wie hij is als mens en als (voormalige) toprenner, maar ook als lid van een ploeg die zichzelf voorhoudt dat niemand groter is dan het team. En daar zit ongetwijfeld ook, doelbewust, de voornaamste boodschap van All-In: Team Jumbo-Visma, waarin de totstandkoming van een ongekend succesverhaal van binnenuit wordt belicht.

Inmiddels is er ook over het wielerseizoen 2022 van Jumbo-Visma’s concurrent Quick-Steph Alpha Vinyl een documentaireserie gemaakt: Wolfpack.

Trappers

Robin de Puy / VPRO

Terwijl zijn mannen per fiets de stad doorkruisen om overal pakketjes af te leveren, bewaakt Stanley Winter met zijn vaste kompaan Martijn het fort van Stichting Fietskoeriers Amsterdam. Zij zorgen ervoor dat de planning klopt en ook daadwerkelijk wordt gehaald. Dat is voortdurend passen en meten. Een extra ritje hier, een extra adresje daar. Stresswerk, met grillige klanten en mannen die voortdurend – soms letterlijk – aan het werk moeten worden gehouden.

Het is tevens een boeiende arena voor een docuserie, waarbij de verschillende karakters en beslommeringen van de fietskoeriers en hun chefs voortdurend voor leven in de brouwerij zorgen. In de vijfdelige serie Trappers (223 min.) zoomen Halil Özpamuk en Eva van Pelt steeds in op een andere medewerker. Op Nanne bijvoorbeeld, een inmiddels 62-jarige rocker die er al het langst werkt en het fietsen fysiek en mentaal nauwelijks meer trekt. Hij heeft zijn hoop gevestigd op het televisieprogramma Per Seconde Wijzer. Daarmee valt misschien een aardige zakcent te verdienen.

Of voormalig rechtenstudent Rolf, die in zijn vrije tijd urenlang in het oeuvre van de Russische schrijver Dostojevski duikt, aan oude auto’s sleutelt en luistert naar klassieke muziek. Fietsen is voor hem eigenlijk geen baan met toekomst, maar een gebrek aan zelfvertrouwen weerhoudt hem ervan om echt op zoek te gaan naar iets anders. ‘Ik kan me moeilijk met mensen verhouden’, vertelt hij. ‘Ik weet nooit echt waar ik sta.’ En daarbij werkt Rolfs keurige verschijning voor zijn gevoel eerder tegen dan voor hem. ‘Ik heb de schijn van competentie over me’, constateert hij zelfkritisch.

De excentrieke Pool Maciej, die tegenwoordig vaak met zichtbare tegenzin op de fiets zit en zijn frustraties daarover bepaald niet verbergt, clasht ondertussen regelmatig met de gedreven oprichter Stan, die van zijn hart ook geen moordkuil maakt. De Surinaamse spil van Fietskoeriers is als jongen beide benen kwijtgeraakt, loopt erg moeilijk en krijgt nu nieuwe protheses aangemeten. Bovendien is Stanley, niet eens zo heel stiekem, verliefd op huisvriendin Laura. Die liefde is alleen niet onder een gelukkig gesternte geboren. Het lijkt een kwestie van tijd voordat hij de deksel op de neus krijgt.

Via Raymond Thiry als alomtegenwoordige verteller proberen Özpamuk en Van Pelt onder de huid te kruipen van hun hoofdpersonen, mannen met een krasje en een deukje die zich desondanks niet laten afschrikken door het leven. Met veel inlevingsvermogen, een vleugje humor en het nodige drama benoemen ze wat er in hen omgaat. Zeker bij Stans crush slalommen ze daarbij regelmatig tussen oprechte empathie en gemakkelijk sentiment, maar uiteindelijk komen ze er toch steeds mee weg. Zodat dit groepsportret, waarin tegenslag voor wegversperringen zorgt en lekker stuwende muziek toch de vaart erin houdt, onvermijdelijk koers zet richting het hart.

All The Beauty And The Bloodshed

Cinéart

Het is alsof Nan Goldins complete leven een aanloop is geweest naar haar huidige rol als Nemesis van de Amerikaanse familie Sackler. Die verdiende via het bedrijf Purdue Pharma miljarden dollars met de pijnstiller OxyContin, een medicijn dat zo verslavend bleek te zijn dat er in de Verenigde Staten een heuse Opioid Crisis ontstond. Die zou inmiddels in totaal zo’n half miljoen Amerikanen het leven hebben gekost. Intussen kochten de Sacklers zich met hun ‘bloedgeld’ in bij allerlei goede doelen en musea.

Nan Goldin, die na een turbulente jeugd als fotografe doorbrak met de intieme serie The Ballad Of Sexual Dependency, raakte in 2014 na een operatie zelf verslaafd aan de pijnmedicatie en wist drie jaar later na een overdosis slechts met heel veel moeite weer af te kicken. Sindsdien is ze één van de drijvende krachten van de actiegroep P.A.I.N. (Prediction Addiction Intervention Now). Met guerrilla-acties attaqueert deze groep specifiek de filantropie van de Sacklers, die zich nog altijd comfortabel in de hoogste kringen bewegen.

All The Beauty And The Bloodshed (117 min.), de documentaire die de fotografe maakte met regisseur Laura Poitras (My Country, My CountryThe Oath en Oscar-winnaar Citizenfour), valt in dat opzicht meteen met de deur in huis: The Sackler Wing van The Metropolitan Museum in New York wordt op 10 maart 2018 overgenomen door demonstranten onder leiding van Goldin die en masse pillenpotjes droppen en een ‘die-in’ organiseren, waarbij ze voor dood op de grond gaan liggen en onderwijl de leus ‘Sacklers lie, people die’ scanderen.

Zulke acties, waarmee de omstreden familie steeds verder in het nauw wordt gedreven, lopen als een rode draad door deze meeslepende documentaire, die er in september op het Filmfestival van Venetië zowaar met de Gouden Leeuw voor beste film vandoor ging. Patrick Radden Keefe, de auteur van de bestseller Empire Of Pain, geeft daarbij context over OxyContin en de agressieve marketing waarmee het middel door Purdue Pharma aan de man is gebracht, ook toen allang duidelijk was hoe verslavend ‘t was.

Dat klassieke Big Pharma-verhaal is door documentairemaker Alex Gibney al eens tot in detail opgetekend in The Crime Of The Century. Poitras verrijkt dit met enerverende protestacties en blikt parallel daaraan met Goldin terug op haar bijzonder turbulente leven, dat al heel vroeg ernstig werd ontregeld door de psychische problemen van haar zus Barbara en de inadequate reactie van haar ouders daarop. Zij zou al snel helemaal op drift raken. In fotografie – volgens Goldin een sublimatie van seks en meestal ook beter dan seks – vond ze uiteindelijk een uitweg.

De opwinding, hardheid en tristesse van dat leven, waarbij de AIDS-epidemie van de jaren tachtig en de bijbehorende Act Up-acties vormend blijken te zijn geweest, worden door Poitras verbonden aan Goldins activisme, dat haar leven extra scherpte en richting lijkt te hebben gegeven. Zo stuurt deze topdocu aan op een bijzonder geladen apotheose, waarin Nan Goldins P.A.I.N. daadwerkelijk vruchten begint af te werpen en zij zelf oog in oog komt te staan met enkele prominente leden van de gehate Sackler-familie.

Bestemming Sobibor

VPRO

Het is een reis die niemand uit vrije wil maakt. Die wordt uitgesteld tot hij onontkoombaar is geworden. En die onvermijdelijk diepe sporen achterlaat. De reis die vrijwel al je familieleden fataal werd.

75 Jaar nadat zijn grootouders en hun kinderen werden afgevoerd naar een nazivernietigingskamp in het Oosten van Polen, reist Hein Piller de Bruijn hen achterna. Zijn moeder, het enige familielid dat de tragedie overleefde, een baby’tje nog destijds, blijft achter in Nederland. Hij kan haar wel bellen als hij vragen heeft. Want hoe zij precies de dans is ontsprongen, daarover hebben de twee het nooit echt gehad.

Heins tocht voert hem van Amsterdam naar Westerbork en via de Poolse stad waar zijn familie ooit huisde uiteindelijk naar Bestemming Sobibor (57 min.). Hij wordt daarbij vergezeld door zijn filmende vriend Raymond Grimbergen, die hem bestookt met indringende vragen en kritische opmerkingen. Hij kan nauwelijks geloven dat Hein bepaalde dingen helemaal niet weet en ook nooit eens heeft uitgezocht.

Die tweegesprekken vormen het hart van deze roadmovie in zwart-wit, die nooit meer wordt dan een emotioneel geladen bijna-aflevering van het televisieprogramma Verborgen Verleden. Een indringend verhaal, nauwelijks te bevatten voor een buitenstaander, maar ook een verhaal dat al heel vaak, en eerlijk gezegd ook met beduidend meer impact, is verteld.

De Pedaalridder – Het Buitenaardse Leven Van Willem Koopman

RTV Rijnmond

‘Hij reed zo het beeld uit’, zegt stadgenoot Jules Deelder met zijn gebruikelijke gevoel voor theater. Willem Koopman was niet te stoppen tijdens het Nederlands kampioenschap baanwielrennen in 1967. Die titel was voor hem. Dat ene pilletje, net voor de meet, had hij echter beter niet kunnen nemen. De Rotterdammer moest zijn titel inleveren. Hij werd ook geschrapt als partner op de tandem van Jan Janssen, die bij de Olympische Spelen van 1968 zilver won met een andere teamgenoot. Koopman zou de top nooit bereiken en ging de boeken in als dopingzondaar. ‘Een Lance Armstrong avant la lettre’, aldus Deelder.

Daarna ging het rap bergafwaarts met de sprintkampioen: (kleine) criminaliteit, psychisch verval en, uiteindelijk, dakloosheid. Deelder ontmoette hem in de herentoiletten van een Rotterdams café, vertelt hij in de bijzonder vermakelijke documentaire De Pedaalridder – Het Buitenaardse Leven Van Willem Koopman (49 min.) van zijn dochter Ari Deelder uit 2016. Het kwam zelfs tot een transactie tussen de beide heren. Over de details wil de dichter met de rappe tong verder niet uitweiden. Het is immers niet zeker of de deal is verjaard.

Gaandeweg ontwikkelde Koopman een geheel eigen visie op dit aardse bestaan, dat volgens hem ieder moment onder vuur kon worden genomen vanuit het heelal. Voor de zekerheid bouwde hij alvast ruimteschepen met de gesmolten stampers van zijn Tonic. In 1995 vertelde de oud-wielrenner in het televisieprogramma Sportpaleis de Jong zelfs dat hij niet was geboren, maar uit grond kwam en was geleverd door de spin Atlanta. Interviewer Wilfried de Jong sprak de inmiddels wat smoezelige en duidelijk verwarde oudere man niet tegen. ‘Ik ben wereldkampioen op de 300 meter’, vertelde Koopman nog. ‘Met 1100 kilometer per uur.’

Deze film is een geslaagde verbeelding van Koopmans wonderlijke belevingswereld. Ari Deelder heeft scènes uit zijn absurde leven in een theatrale setting laten naspelen door de acteurs Klaas Postmus en Raymond Thiry. Tussendoor plaatst ze interviews met intimi van de man die in Rotterdam een absolute cultstatus heeft verworven. Dat wordt nog eens bevestigd door de sixtiesband The Kik. Die maakte de tributesong Van Wie Hij Was En Wie Hij Is, waarmee dit joyeuze en liefdevolle portret naar een fijne climax wordt gebracht. ‘Ik denk dat Willem ons met zijn manier van praten en leven beschermde tegen de saaiheid van het bestaan’, heeft Wilfried de Jong even daarvoor nog gezegd. Lachend: ‘Als je daarnaar keek, dacht je: ja, zo kun je ook leven!’

Raymond!

NTR

‘Wat bent u?’ vraagt een jongetje als Raymond van het Groenewoud, achtervolgd door een cameraploeg, het schoolplein van de Amsterdamse Montessori school oploopt. ‘Ik zing’, antwoordt die goedgeluimd. ‘Een zanger dus. Een Belgische zanger.’ Een meisje wil weten waarom hij dan in Nederland is. ‘Omdat ik hier naar school ging toen ik zeven of acht jaar oud was’, antwoordt Van het Groenewoud vriendelijk. ‘In de Tweede Wereldoorlog?’ wil een jongen weten. ‘Nee, nee, na de Tweede Wereldoorlog’, reageert hij ad rem. ‘Vóór de volgende.’

En daarmee is de toon gezet voor dit lekker scherpe portret van de Vlaamse muzikant, die zijn wortels in Nederland heeft liggen. In Raymond! (60 min.) onderneemt Van het Groenewoud een onvervalste trip nostalgia langs de plekken die zijn leven en carrière hebben gevormd. Wat begint als een weemoedige stroom van herinneringen (versterkt met fraaie uitvoeringen van sleutelliedjes op locatie, begeleid door Golden Earring, Black Box Revelation en Triggerfinger) mondt uiteindelijk uit in een bij vlagen tamelijk schrijnend (zelf)portret, zeker als zijn zoons en ex-geliefden als de zussen Mie en Nana de Backer aan het woord komen.

Er is een voorkant, stelt zijn laatste echtgenote Sigrid Spruyt. Een prachtig, imposant en wondermooi oeuvre. ‘Maar als je omkijkt en je kijkt naar de achterkant, dan zie je natuurlijk de puinhopen die het gekost heeft om dat op te bouwen. Je zou het als een soort seriemoord op relaties kunnen zien.’ Van het Groenewoud zelf beaamt dit min of meer. Het was een keuze tussen: ‘Wil ik het juiste leven, waarbij ik pijn doe? Of wil ik geen pijn doen en daardoor scheefgetrokken leven?’ Hij heeft het antwoord geformuleerd dat veel kunstenaars geven. ‘Dan heb ik eigenlijk op den duur altijd gekozen voor: ik wil het juiste parcours doen. Ook als het vreselijk veel pijn doet of kan doen.’

Zo kenschetst filmmaker Karel van Mileghem in Raymond! trefzeker de somberaar achter de songschrijver. Van het Groenewouds composities krijgen daardoor nog eens extra lading. En ’s mans songboek bevat ook genoeg luchtige bijdragen (waaronder zijn gospelhit Liefde Voor Muziek, die hij uitvoert op het schoolplein van het atheneum, waar hij in de jaren zestig acht jaar nodig had om uit te vinden dat hij er helemaal niets te zoeken had) om ervoor te zorgen dat dit portret nooit al te zwaarmoedig wordt.

Barney, Het Verdriet Van Een Wereldkampioen

RTL

Zelden zal een geboren loser zoveel hebben gewonnen. Verliezen zit Raymond van Barneveld in het bloed. Op school had hij moeite om bij te blijven, beweert hij. Voetballen of taekwondo kon hij ook al niet. En in darts bleek hij niet héél veel beter. Tenminste, als je hem zo hoort praten in Barney, Het Verdriet Van Een Wereldkampioen (45 min.). De ondertitel van deze bijna aandoenlijke televisiedocumentaire verraadt het echter al: @RayBar180 heeft met die vermaledijde pijltjes wél de wereldtitel bij elkaar gegooid. Vijfmaal zelfs.

Sinds 2007 wil het echter niet meer lukken met de man die de cafésport eind jaren negentig serieus op de kaart zette in Nederland en sindsdien landgenoot Michael van Gerwen langszij heeft zien komen. Dat vreet aan hem. Als Van Barneveld verloren heeft, kan hij zich bijvoorbeeld nauwelijks voorstellen dat iemand met hem op de foto wil. ‘Dan keer ik mijn rug om. Omdat ik gewoon een gevoel van schaamte heb. Dan denk ik: waarvoor wil je met mij op de foto? Ik ben een loser, gek! Wat doe je bij me, waarvoor vraag je dat?’

‘Raymond is ook gewoon een heel groot kind’, zegt zijn manager Jaco van Bodegom, die noodgedwongen bijklust als Van Barnevelds mental coach. ‘Bij een tegenslag voelt hij zich zo’n mislukking. Voor mijn gevoel is het niet eens hijzelf die verliest, maar hij verliest voor zijn vrienden, voor zijn familie en voor zijn publiek.’ Nadat hij, voor zijn eigen gevoel tenminste, weer eens genadeloos is afgegaan, valt er volgens zijn vrouw Silvia geen land te bezeilen met Van Barneveld: ‘Als Raymond direct na een toernooi naar huis komt, is hij inderdaad ontoerekeningsvatbaar.’

Dat wordt in deze film, gemaakt door het team van Helden Media, prachtig geïllustreerd met een treffende scène op de German Darts Masters in Gelsenkirchen. Voor Van Barnevelds partij tegen de flamboyante Peter Wright probeert Van Bodegom zijn pupil nog opzichtig moed in te praten. Met een welgemeend ‘het is jouw avond’ stuurt hij hem het podium op. ‘Eye of the tiger, pik!’ De dubbels willen echter niet vallen voor de gewezen wereldkampioen. Naderhand is hij ontroostbaar. ‘Ik heb echt zin in stoppen, weet je dat?’, sombert Van Barneveld als hij met de staart tussen de benen de sporthal verlaat. ‘Wat heb het voor nut? Iedere keer weer die pijn.’

Thuis lijkt alle stress terstond van hem af te vallen. Het liefst zou ‘Barney’ de hele dag films en series kijken, bekent hij. Bij de deur van zijn eigen privébioscoop op zolder hangt de ‘Geen Gezeik, Iedereen Rijk’-poster van de Tegenpartij. Binnen heeft hij volgens eigen zeggen ruim 2500 films verzameld. Alien, Star Wars, Vaiana en – kleine verrassing – Cry Freedom. In een belendende kamer laat het grote Haagse jongetje een enorme superheldenverzameling zien, met als absoluut pronkstuk een massieve replica van de Hulk. ‘Enig idee wat zoiets kost?’, vraagt hij, besmuikt lachend. ‘Dat kost 3300 euro. Lekker beeldje. Ja, dat is bizar toch, hè?’

Inmiddels heeft Nederlands beste darter aller tijden zijn afscheid aangekondigd. Nog één jaar zal Raymond van Barneveld de wereld afreizen om, in de kermisachtige atmosfeer die hem eigenlijk volledig vreemd lijkt, zijn allerlaatste pijlen te gooien. In de hoop nog eenmaal die ‘triple twintig’ te vinden en alle dubbels te raken. Deze stemmige film is een treffend eerbetoon aan de kampioen die zoveel beter is geweest dan hijzelf kan bevatten. Met een vreemdsoortige mengeling van ontzag, verwondering en – en dat blijft opmerkelijk voor een man die alles gewonnen heeft wat er te winnen viel – compassie wordt een grote sporter geëerd, die helaas nooit lang van die erkenning zal kunnen genieten.

De documentaire Barney, Het Verdriet Van Een Wereldkampioen is hier te bekijken.

12 Jours

In de beperking toont zich de meester. Of: het beste idee is een simpel idee. De drie gitaarakkoorden die tezamen een wereldhit vormen, het gebaar dat een stortvloed aan woorden voorkomt of – in dit geval – de doodeenvoudige documentairesetting die elke verdere regie-ingreep overbodig maakt.

Regisseur Raymond Depardon kiest in 12 Jours (85 min.) voor een mise-en-scène zonder enige opsmuk: gewone, kwetsbare mensen presenteren zich aan de rechter, houden hun pleidooi en leveren zich daarna over aan zijn/haar oordeel. Gewone, kwetsbare mensen die gedwongen zijn opgenomen in een psychiatrische inrichting, dat wel. Binnen twaalf dagen na de verplichte opname moet worden bepaald of die behandeling nog noodzakelijk is.

En daar zitten ze dan: tot in elke vezel van hun lijf gespannen, troebel voor zich uitstarend of, gewoon, zoals wij daar zouden zitten. Strijdbaar misschien, de schijn ophoudend en afhankelijk, heel afhankelijk. Ze zijn schizofreen, gaan gebukt onder paranoia of hebben een zeer zware depressie. Ze leiden hun leven niet, ze lijden het.

Neem de man met de ontheemde blik. Hij zou zomaar in een willekeurig nieuwsbericht kunnen worden opgevoerd. Als anonieme dader van een gruwelijke misdrijf, met alleen een hoofdletter en punt als achternaam. Een monster, zonder enige twijfel. Deze indringende film laat hem zien als mens: een gewone man, overspoeld door wanen en nachtmerries. Een man die een politieke partij wil oprichten om psychiaters af te schaffen.

Tussen al die tragische gesprekken plaatst Depardon, een Franse documentairemaker met inmiddels een indrukwekkende staat van dienst, trage beelden van patiënten in hun verplichte leefomgeving. Dramatische muziek begeleidt hoe ze verweesd en ontzield ronddolen in een wereld, die maar niet van hen wil – en mag – worden. Als schimmen van wie ze ook hadden kunnen zijn.