Ladies & Gentlemen… 50 Years Of SNL Music

Saturday Night Live

Als je ruim twee uur toch wat te gortig vindt voor een documentaire over de live-optredens in een legendarische Amerikaanse comedyshow, houdt ‘t dan simpelweg bij het intro van de film. Welgeteld vijf minuten puur muzikaal genot.

Nelly doet ‘t met Franz Ferdinand. Mmmbob van Hanson en Chers I Found Someone versmelten met elkaar. Queens Another One Bites The Dust lanceert Ice Ice Baby (Vanilla Ice), She Drives Me Crazy (Fine Young Cannibals) en Love Is A Wonderful Thing (Michael Bolton). John Mellencamp, INXS en Roy Orbison vechten ‘t samen uit. Prince, Rick James en Duran Duran jutten elkaar op. Lenny Kravitz leent het ritme van James Brown. Billie Eilish botst op U2 en Olivia Rodrigo. En *NSYNC, Dido en Destiny’s Child steken elkaar de helpende hand toe.

Deze volvette mashup, waarin de hoogte- en dieptepunten uit Saturday Night Live’s rijke muzikale historie zijn samengebald, vormt de opmaat naar Ladies & Gentlemen… 50 Years Of SNL Music (128 min.) van Oz Rodriguez en Ahmir ‘Questlove’ Thompson, de drummer van de hiphopgroep The Roots en maker van de muziekdocu’s  Summer Of Soul (…Or, When The Revolution Could Not Be Televised), een terugblik op het Harlem Cultural Festival in 1969, en Sly Lives! (Aka The Burden Of Black Genius), een portret van de legendarische funkband Sly & The Family Stone.

De Saturday Night Live-film, opgebouwd uit thematische hoofdstukjes van een minuut of negen, belicht met comedians die tot het vaste ensemble behoorden (zoals Eddie Murphy, Adam Sandler, Maya Rudolph,  Bill Hader en Jimmy Fallon) en artiesten die er optraden (Mick Jagger, Billie Eilish, Dave Grohl, Olivia Rodrigo, Miley Cyrus, Debbie Harry, Tom Morello, Jack White en Dua Lipa) de roemruchte geschiedenis van het New Yorkse televisieprogramma, dat al een halve eeuw een podium biedt aan nieuwe en gevestigde artiesten om zich live (LIVE!) te manifesteren.

Vanaf het allereerste optreden – Billy Preston in oktober 1975 – probeert het programma van showrunner Lorne Michaels de artiesten van het moment te strikken en vóór de trends uit te programmeren. Deze docu herbergt talloze van zulke dampende performances: Funky Four Plus One, Elvis Costello, Run-DMC, David Bowie, Nirvana en Adele. En soms veroorzaken die commotie. Na een tegendraads optredens van Captain Beefheart roept iemand uit het publiek hoorbaar ‘shit!’. Sinéad O’Connor verscheurt een foto van de paus. En Kanye West gaat z’n boekje weer eens helemaal te buiten.

En wat is er nu mooier dan om die artiesten ook te laten participeren in sketches? Madonna als ordinaire fan van Barbra Streisand. Paul Simon die Still Crazy After All These Years zingt in een belachelijk vogelpak). En Dave Grohl als de drummer van een punkband die een bruiloft versjteert. Saturday Night Live creëert overigens ook z’n eigen muzikale helden als John Belushi en Dan Aykroyd The Blues Brothers vormen, Eddie Murphy zich in James Brown’s Hot Tub Party waagt en het trio The Lonely Island hilarische muziekvideo’s zoals Dick In A Box begint uit te brengen.

Aan het niveau van dat daverende intro kan Ladies & Gentlemen… 50 Years Of SNL Music in de navolgende twee uur, die even fragmentarisch als vermakelijk zijn, niet meer tippen. Één probleem: zie hem na die eerste vijf minuten nog maar eens af- of stil te zetten.

Tallon: Onder Druk

HBO Max

Hij is van plan om in 2024 de top tien aan te gaan vallen. In het voorgaande jaar is de Nederlandse tennisser Tallon Griekspoor doorgestoten naar plek 23 op de wereldranglijst. Hij heeft zelfs het tennistoernooi van Rosmalen op zijn naam weten te schrijven. Aan de top blijven is alleen een stuk moeilijker dan aan de top komen.

Met zijn vader Ron en broers Kevin en Scott in het publiek moet Tallon eerst maar eens proberen om opnieuw boven zichzelf uit te stijgen in Rosmalen. Dat is zeker niet gemakkelijk. Pers en publiek vragen voortdurend om zijn aandacht en leiden hem af van waar ’t uiteindelijk allemaal om draait: presteren op de baan. Zijn Belgische trainer Kristof Vliegen probeert hem, door alle weerstand heen, naar overwinningen te loodsen.

De voormalige toptennisser Vliegen is tevens prominent aanwezig in Tallon: Onder Druk (49 min.), de korte film die Jan-Willem de Lange heeft gemaakt over Griekspoors verrichtingen in 2024. Wedstrijden worden belicht via zijn kritische blik. Hij roept Griekspoor soms non-verbaal tot de orde, geeft hem na een geslaagde rally opzichtig complimentjes of deelt hardop zorgen over z’n pupil met bondscoach Paul Haarhuis.

Duidelijk is: Tallon Griekspoor moet aan de bak. Om zijn huidige status te behouden of zelfs uit te bouwen, openlijke twijfelaars te logenstraffen en – vooral – aan zijn eigen verwachtingen te kunnen voldoen. Die druk was er altijd al. Van jongs af aan heeft Griekspoor moeten concurreren met andere talenten, waarvan de ouders, volgens zijn vader Ron, in de stellige overtuiging waren dat ze ‘de nieuwe Krajicek’ in huis hadden.

Terwijl hij de strijd aanbindt met cracks als Djokovic, Sinner en Zverev blijkt Griekspoors grootste tegenstander, jawel, Tallon te heten. Kristof Vliegen probeert dat in goede banen te leiden en tegelijk zijn relatie met de explosieve tennisser, die zijn woede na een verloren wedstrijd ouderwets botviert op z’n racket, te behouden. Dat blijkt een serieuze uitdaging, verraadt deze film, die verrassend dicht bij de trainer en z’n speler komt.

Want daar blijkt het hart van deze boeiende sportdocu te zitten: bij de delicate omgang tussen twee mensen die elkaar nodig hebben om te kunnen presteren, maar op een gegeven moment niet meer mét en niet meer zónder elkaar lijken te kunnen. En dat dreigt dan weer ten koste te gaan van de prestaties. Zo stevent Tallon: Onder Druk af op een onvervalst do or die-moment: op de tennisbaan en ernaast.

Sons Of Ecstacy

HBO Max

Nadat eerst de regels van het spel – een gevecht om de XTC-markt van Arizona, aan het begin van de jaren negentig – zijn uitgelegd, zetten Elli Hakami en Julian P. Hobbs de pionnen op het bord voor hun misdaaddocu Sons Of Ecstacy (88 min.): de tegenpolen Gerard Gravano en English Shaun. Eerst wordt het doopceel van de één gelicht, daarna dat van de ander. Om en nabij een kwartier per persoon. 

Gerard Gravano is de zoon van de New Yorkse gangster en huurmoordenaar Salvatore Gravano, alias Sammy The Bull. In 1985 heeft die voor maffiabaas John Gotti diens voorganger Big Paul Castillo omgelegd. Sammy ontwikkelt zich vervolgens tot ’s mans onderbaas bij de beruchte Gambino-familie. Wanneer hij zich zes jaar later alsnog tegen Gotti keert en uit de school klapt tegenover de politie, wordt ‘de rat’ in een getuigenbeschermingsprogramma geplaatst. Hij belandt in Phoenix, Arizona, waar Sammy’s zoon Gerard zowaar direct het criminele pad vindt dat zijn vader eerder ook al heeft bewandeld.

Een stief kwartier later is het de beurt aan English Shaun. Diens wieg stond in de omgeving van Liverpool. Hij studeerde er bedrijfskunde en raakte verzeild in de Britse Acid House-scene. Toen Shaun was afgestudeerd, vertrok ie naar een tante in Phoenix, om nog vóór zijn dertigste miljonair te worden in het land van de onbegrensde mogelijkheden. Hij werkte eerst als effectenhandelaar, maar merkte al snel dat er in de ravescene van Arizona serieus behoefte was aan pretpillen. En omdat ‘greed’ in die tijd, met dank aan Gordon Gekko, werd beschouwd als ‘good’, hield niets hem tegen om op industriële schaal pillen te gaan lossen. 

En dan is er nog – de docu is dik een half uur onderweg – een serieuze spelbreker: de Amerikaanse politie.  Die wil die hele XTC-markt het liefst direct wegvagen en grijpt de machtsstrijd tussen de rivaliserende bendes van Gerard Gravano en English Shaun aan om hen tegen elkaar uit te spelen en achter slot en grendel te krijgen. Hakami en Hobbs tekenen dat in wezen vrij simpele misdaadverhaal gelikt op met een combinatie van lekker archiefmateriaal, nogal dikke reconstructies en een heel arsenaal aan sterke (misdaad)verhalen.

Zeker Salvatore Gravano blijft lekker in zijn rol van eeuwige voetsoldaat van de Cosa Nostra. Hij schiet op commando weliswaar iedereen een kogel tussen de ribben, zo wil de man doen geloven, maar gaat voor zijn vrouw en kinderen natuurlijk door het vuur. Een klassieke gangster, zogezegd. Of, anders gesteld: een cliché gangster. Zo’n man die leeft volgens de regels van een dubieuze erecode en die zich bijna niets ergers kan voorstellen dan ‘disrespect’. En hij heeft zijn zoon, die volgens eigen zeggen een veel zachtere inborst heeft, daarin meegetrokken.

Als aan het einde van Sons Of Ecstacy duidelijk is wie het spel heeft gewonnen – spoiler: zo’n spel kent doorgaans vooral verliezers – kan de rekening worden opgemaakt: wat hebben al die criminele activiteiten nu feitelijk opgeleverd en gekost?

Blood + Thunder: The Sound Of Alberts

Australia Broadcasting Corporation

In een directievergadering van de firma J. Albert & Son in 1963 bracht het nieuwste directielid, de 25-jarige Ted Albert, een onorthodox idee te berde: zullen we zelf platen gaan produceren en zo een eigen Australische sound creëren?

Ongeveer tegelijkertijd arriveerde er een Schotse arbeidersfamilie in Sydney, met drie geniale gitaristen en songschrijvers in de gelederen: George, Malcolm en Angus Young.

Getuige de tweedelige documentaire Blood + Thunder: The Sound Of Alberts (115 min.) uit 2015 was ‘t onvermijdelijk dat de wegen van Ted Albert en de Youngs elkaar zouden kruisen. Dat gebeurde via The Easybeats, het bandje dat George Young startte met de Nederlander Harry van den Berg, die hij al snel Harry Vanda begon te noemen. Met hits zoals Friday On My MindHello, How Are You en Good Times groeiden zij uit tot een soort Australische Beatles.

Intussen was het oog van de ogenschijnlijk zo nette zakenman Ted Albert ook gevallen op George’s jongere broertjes Malcolm en Angus. Onder de hoede van hun oudere broer en diens maatje Vanda startten zij met AC/DC de Australische rockmachine nog eens goed op. Samen ontwikkelden zij de poepruige pubrock-sound, waarmee de rockwereld een halve eeuw later nog altijd niet klaar is. Australische bands als The Angels en Rose Tattoo, eveneens onder contract bij Alberts, volgden in hun slipstream.

Deze gesmeerd lopende rockdocu van Paul Clarke, met verve aan elkaar gepraat door de Australische acteur David Field, schetst soepel wat de combi Albert-Youngs te weeg heeft gebracht met prachtig archiefmateriaal, enigszins misplaatste reconstructiescènes en terugblikinterviews met insiders en Alberts-artiesten zoals Harry Vanda, Gordon ‘Snowy’ Fleet (The Easybeats), Angus Young (AC/DC), Angry Anderson (Rose Tattoo), Stevie Wright en John Brewster (The Angels).

Het Australische label bleek overigens niet voor één gat te vangen en had bijvoorbeeld ook pop- en discohits met John Paul Young (Love Is In The Air) en Flash & The Pan (Midnight Man), een project dat de succesproducers Vanda en Young voor zichzelf uit de grond stampten. Zo bleven de Alberts-acts de successen aaneenrijgen. Toen Ted Albert in 1990, op slechts 53-jarige leeftijd, plotseling overleed, had hij Malcolm Young net per brief gecomplimenteerd voor het nieuwe AC/DC-album The Razors Edge.

Het is meteen een passend slotakkoord voor een fijne film die een welhaast vergeten rock & roll-akker nog eens lekker afploegt.

Inmiddels zijn overigens, behalve Ted Albert, ook George en Malcolm Young overleden.

De Eeuw Van Simeon ten Holt

Cinema Delicatessen

‘De bunker’ beschikte begin jaren vijftig niet over gas, water of licht en zou oorspronkelijk ook alleen dienst doen als studio. Op een gegeven moment trok Simeon ter Holt (1923-2012) er toch maar gewoon in. De componist zou uiteindelijk een jaar of tien wonen in het basale huisje in zijn geboorteplaats Bergen. Met een olielamp, petroleumstel en een emmer water met soeplepel hield hij zichzelf in leven – en aan het werk. ‘Hij speelde natuurlijk heel veel piano, ook als ik er was’, vertelt Ten Holts dochter Marijn, die toentertijd doordeweeks bij haar moeder woonde, bij de bunker van haar grote held. Even later: ‘Hij heeft zich er altijd over verwonderd dat ie kinderen had.’

Want haar vader was een vakidioot, een einzelgänger én één van de grootste Nederlandse componisten van de twintigste eeuw. Een man die met zijn pièce de résistance Canto Ostinato tot menig muziekhart is doorgedrongen. Daar begint de documentaire De Eeuw Van Simeon ten Holt (79 min.) van Paul Hegeman dus ook. Bij hoe ‘t is om Ten Holts composities te spelen en te beleven. Met een serie quotes van zijn dochter, enkele (oud-)geliefden en de musici en gezelschappen die zijn werk (nog altijd) uitvoeren, aangevuld met registraties van de klassieker. Canto Ostinato bracht hem weliswaar naar een groot publiek, maar hing soms ook als een molensteen om z’n nek.

Hegeman valt in deze film met de deur in huis en kiest er niet voor om zijn protagonist eerst uitgebreid te introduceren en vervolgens (chrono)logisch zijn carrière door te lopen. Dit postume portret heeft daarmee een behoorlijk hoog instapniveau; wie nog niet bekend is met Simeon ten Holt heeft enige tijd – en doorzettingsvermogen – nodig om alsnog vat op de man en zijn oeuvre te krijgen. Ten Holts muziek fungeert daarbij als postiljon d’amour. Via zijn werk worden ook de mens en de vakman ontsloten. ‘Ik ben een procesbewaker’, zei hij daar zelf over. ‘Ik ben dus ook geen maker van muziek. Ik ben eigenlijk het werktuig dat dienstbaar is aan het ontstaan van het stuk zelf.’

De Eeuw Van Simeon is verder tamelijk anekdotisch en fragmentarisch. Afzonderlijke herinneringen van verschillende mensen uit Ten Holts leven, enkele quotes uit interviews met de componist zelf en hedendaagse uitvoeringen van zijn werk vormen samen een losvast geheel, waaruit zowel de man als zijn levens- en muzikale filosofie zijn te destilleren. Vanuit de gedachte dat Simeon ten Holt zelf dan misschien niet onsterfelijk is gebleken, maar de muziek die hij heeft nagelaten vooralsnog wel.

Graham Taylor: An Impossible Job

Channel 4

Het is een absolute hondenbaan, dat bondscoachschap van Engeland. Bijna net zo erg als door het leven moeten gaan als prinses van Wales, zegt een grapjas in de klassieke voetbaldocu Graham Taylor: An Impossible Job (77 min.). De verwachtingen zijn altijd veel te hoog gespannen en elke misstap wordt uitvergroot en eindeloos herkauwd. Totdat je, als onschuldige voetbaltrainer, ineens tot volksvijand nummer 1 bent verklaard.

In deze observerende film van Ken McGill wordt Graham Taylor, de geplaagde bondscoach van het Britse nationale elftal, gevolgd tijdens de kwalificatie voor het WK van 1994 in de Verenigde Staten. Sterspeler van het team is enfant terrible Paul Gascoigne. Die zit alleen niet lekker in zijn vel. ‘You’ve got good feet’, voegt medespeler Carlton Palmer hem, goedbedoeld, toe tijdens een training. ‘But you’ve got a fucked up knee, a fucked up brain and a fucked up belly.’

Intussen vallen de resultaten tegen. De Britse pers ruikt bloed. Je hebt journalisten die echt geïnteresseerd zijn in het spel, stelt Taylor daarover, en anderen die op zoek zijn naar verhalen. Zulke types vinden altijd wel een relletje. Taylor maakt ’t zichzelf ook niet altijd gemakkelijk. Hij haalt bijvoorbeeld de onverzettelijke linksback Stuart Pearce terug bij de ploeg en bombardeert hem tot aanvoerder. Dat moet de bondscoach alleen nog gaan vertellen tegen de huidige captain David Platt

McGills camera mag dan ook mee. Het resulteert in een aandoenlijk tafereel tussen speler en trainer.  De ongefilterde toegang die de coach geeft, zowel tijdens wedstrijden en trainingen als bij zijn andere activiteiten, is tegenwoordig ondenkbaar. De communicatieafdeling van de voetbalbond zou ongetwijfeld ‘final cut’ bedingen en de verhaallijn bewaken. Zodat ’t misschien lijkt alsof de maker ‘all access’ heeft gekregen, maar in werkelijkheid de officiële communicatielijn uitdraagt.

Graham ‘Do I Not Like That!’ Taylor zou er ook hoogstpersoonlijk voor hebben gezorgd dat McGills cameraploeg toegang krijgt tot de allesbeslissende wedstrijd tegen het Nederlands elftal van Bergkamp, Rijkaard en de Koemannen in Rotterdam. Tijdens de eerdere ontmoeting tussen de twee teams, die werd afgesloten met een 2-2 gelijkspel, was Oranje nog goed weggekomen. Jan Wouters ontsnapte aan een rode kaart nadat hij Paul Gascoigne bruut had geveld met z’n ellenboog. 

Op de persconferentie voor de wedstrijd op 13 oktober 1993 zoekt Taylor doelbewust de confrontatie met een inmiddels vijandige pers. Today-verslaggever Rob Shepherd is naar zijn smaak bijvoorbeeld veel te somber. ‘Ik hoop dat ik morgen kan glimlachen’, reageert de sportjournalist zuinig. ‘Werkelijk waar. Maar ik maak me ernstig zorgen.’ De Britse bondscoach ruikt nu ook z’n kans. ‘Maak je gerust druk, Rob’, sneert hij. ‘Maar laat de rest van ons met rust. Maak je lekker in je eentje zorgen.’

Tijdens de wedstrijd wordt echter al snel duidelijk dat de spanning ook Taylor niet onberoerd laat. Dit levert bijzonder treffende close-ups op: van een voetbaldier, met die alomtegenwoordige bril, dat is bevangen door stress en gedurig uit z’n vel springt. In een klassieke geworden scène vaart hij, na een onbestraft gebleven overtreding van de huidige Nederlandse bondscoach Ronald Koeman, uit tegen de wedstrijdofficial. ‘Ik weet dat jij niets kunt zeggen, maar uiteindelijk krijg ik de zak.’

De man mag de scheidsrechter nog van harte bedanken namens hem. Want Graham Taylor weet als geen ander: wanneer Engeland wordt uitgeschakeld, moet de kop van de bondscoach rollen. Hij heeft nog wel een gouden tip voor zijn opvolger: zorg ervoor dat je elftal niet verliest.

Paul En Paultje

Mooie Nel / BNNVARA

Binnen luttele minuten heeft zich in deze film een geheel eigen wereld geopend. Zomaar in een rijtjeshuis in Amsterdam-Noord, in zwart-wit vereeuwigd. Een wel heel bizar samengesteld gezin, vervat in pijnlijke scènes en sprekende shots en lekker aangezet met tragikomische muziek. Met twee onvergetelijke personages bovendien: Paul En Paultje (49 min.). Broers: Paul (79) en Paultje (61).

Dat verdient enige uitleg. Ze hebben dus dezelfde vader, maar een andere moeder. En dat klinkt dan weer eenvoudiger dan ’t is. Want Paultje is volgens eigen zeggen ‘een incestkindje’. Pauls zus is zijn moeder. Dat verdient natuurlijk nog veel meer uitleg. En die komt er ook in deze nieuwe versie van de docu waarmee Hugo Drechsler in 2023 is afgestudeerd aan de Filmacademie. Met frisse tegenzin en horten en stoten, dat wel.

Die film begint bij de gevangenis, als Paultje vrijkomt na een ongedefinieerde straf voor een vergrijp dat verder ook niet ter sprake komt. Het doet er blijkbaar niet toe. Paultje ziet geen andere mogelijkheid en reist af naar dat rijtjeshuis in Amsterdam-Noord, waar zijn nurkse oudere broer Paul en diens vrouw Jannie wonen. Paul zit alleen helemaal niet op hem te wachten. ‘Hier kun je ook niet terecht, jongen’, zegt hij bars. ‘Het spijt me voor je.’

Zijn vrouw wil nog wel een keer met de hand over het hart strijken, maar Paul is niet te vermurwen. Hij is vaak genoeg in de maling genomen. ‘Dus je moet maar kijken waar je kunt slapen. Het park is groot genoeg.’ En als hij dan toch, met gezonde tegenzin, overstag is gegaan, kijkt hij z’n broer ongegeneerd de deur uit. ‘Ga jij maar effe lekker boodschappen doen, jongen’, zegt hij dan bijvoorbeeld. ‘En blijf zo lang mogelijk weg.’

De twee broers kampen intussen allebei met ernstige gezondheidsproblemen. Daardoor zijn ze in zekere zin veroordeeld tot elkaar. En anders is er nog wel die gedeelde familiegeschiedenis: hun vader, die ‘teringlijer’. De man die zoveel kapot heeft gemaakt en hen heeft opgescheept met elkaar. Twee mannen die niet meer mét, maar uiteindelijk toch ook niet meer zónder elkaar blijken te kunnen. Broers, tegen wil en dank.

In een hartveroverend dubbelportret, dat een gulle lach oproept, soms verbazingwekkend grimmig wordt en uiteindelijk ook weer oprecht ontroert.

Undercover: Exposing The Far Right

Tigerlily Productions

Harry Shukman wordt Chris. Hij infiltreert, voorzien van een verborgen camera en geluidsapparatuur, in een internationaal opererend extreemrechts netwerk. Daarbij richt hij zich nu eens niet op de bullebakken, de kaalkoppen die racistische leuzen scanderend en amok makend de straat op gaan, maar op de intelligentsia, de denkers van een radicale beweging die inmiddels op diverse plekken in de wereld toegang tot de macht lijkt te krijgen.

Harry is onderdeel van de Britse organisatie Hope Not Hate, die zich ten doel heeft gesteld om te openbaren wat er in die extreemrechtse kamers werkelijk over tafel gaat, de wereld achter de omfloerste woorden. Voor de documentaire Undercover: Exposing The Far Right (90 min.) heeft Havana Marking toegang gekregen tot zo’n operatie, waarvan ‘Chris’ het uithangbord is en Patrik Hermansson dienst doet als zijn ingenieuze secondant. Samen begeven ze zich in kringen waar fatsoenlijke mensen doorgaans liever weg blijven – en waar ’t ook niet ongevaarlijk is als ze ontdekken wie je écht bent.

De officiële verklaringen van de lieden die in deze verborgen camera-docu figureren, bij wijze van wederhoor opgenomen in de aftiteling, schetsen een aardig beeld van in welke beerput de twee hun neus hebben gestoken: de extreemrechtse partij Britain First, het voormalige English Defence League-boegbeeld Tommy Robinson, een kopstuk van Alternative für Deutschland, de aanjagers van de rechts-extremistische rellen in Groot-Brittannië in de zomer van 2024 én de mysterieuze investeerder die een ondergronds onderzoek naar intelligentieverschillen tussen rassen financieel ondersteunt.

Marking volgt de medewerkers van Hope Not Hate naar (stiekem gefilmde) activiteiten, bijeenkomsten en besprekingen met dubieuze figuren in Estland, Polen en Griekenland, maar belicht ook de impact van het werk op het persoonlijk leven van de gezichten van de ideële organisatie. Want zulke activiteiten gaan gepaard met gerichte intimidatie en de dreiging van geweld vanuit extreemrechtse hoek. Oprichter en CEO Nick Lowles krijgt bijvoorbeeld te horen dat een negentienjarige extremist zijn afgeschermde adres en telefoonnummer heeft achterhaald én een vuurwapen heeft gekocht op het internet.

Als Hope Not Hate in oktober 2024 de resultaten van z’n onderzoek naar buiten brengt, kan Chris weer Harry Shukman worden. Hij vervolgt zijn werk. Niet meer – nooit meer! – undercover, maar vanuit een safehouse.

Greta Gerwig: Itenary Of A Rising Star

Arte

Greta Gerwig is nauwelijks veertig jaar oud als ze van Barbie (2023) de succesvolste film maakt die ooit door een vrouw is geregisseerd. In de tv-docu Greta Gerwig: Itinerary Of A Rising Star (52 min.) analyseert Pierre-Paul Puljiz hoe een meisje uit de wat duffe Californische hoofdstad Sacramento één van de belangrijkste hedendaagse filmmakers kon worden.

Puljiz kan daarvoor natuurlijk gebruik maken van talloze filmfragmenten en heeft ook jeugdbeelden van Gerwig en interviews met haar uit de talkshows van Stephen Colbert, Jimmy Fallon en James Corden tot z’n beschikking. Zelf heeft ie Gerwig niet te spreken gekregen. Hij moet ‘t doen met enkele oud-docenten, de filmcritici Richard Brody en Amy Taubin en een ogenschijnlijk tamelijk willekeurige actrice/fan, Joan Marie Flaherty. Daarnaast geeft hij z’n verteller, zoals te doen gebruikelijk in dit type celebrity-portretten, een sleutelrol.

‘Elke echte kunstenaar die de titel waard is worstelt met tegenstrijdige gevoelens, zegt die bijvoorbeeld, bij algemene beelden van New York. ‘Het verlangen om wonderen te creëren en de onzekerheid, de angst, om het niet te kunnen waarmaken. Dat is spannend maar ook angstaanjagend.’ Dit zou natuurlijk voor iedere willekeurige kunstenaar kunnen gelden. Net als bijvoorbeeld: ‘In het theater wordt op een klein podium een complete wereld gecreëerd, maar is de buitenwereld niet ook bijna een toneel?’

Hoe dan ook, Gerwig gaat in New York studeren aan Barnard College, wint al snel een prijs voor toneelschrijven en raakt bevangen door het medium film. Eerst gewoon als liefhebber. Daarna ook als actrice, in de zogenaamde mumblecore-films en producties van regisseur Noah Baumbach zoals Greenberg en Frances Ha, waaraan ze zelf bovendien druk meeschrijft. En tenslotte als regisseur van drie totaal verschillende speelfilms: het semi-autobiografische Lady Bird, het kostuumdrama Little Women én de blockbuster Barbie.

Het duurt ruim een half uur voordat dé bioscoophit van 2023 ter sprake komt. Een grote studiofilm, die tevens een artistiek succes wordt. Een feministisch pamflet, over een pop die een totaal onrealistisch vrouwbeeld representeert. Een onwaarschijnlijke hit kortom, die perfect de tijdgeest weerspiegelt. Woke, zou je kunnen zeggen. Al snel klinkt er dan ook kritiek vanuit Conservatief Amerika. Barbie zou het idee van het gezin als hoeksteen van de samenleving ondermijnen en bovendien ‘giftige vrouwelijkheid’ bevatten.

Die kritiek lijkt het imago van Greta Gerwig als beeldbepalende filmmaakster, als voorbeeld voor andere vrouwen in Hollywood, echter alleen maar te bevestigen.

Carville: Winning Is Everything, Stupid

Janus Film / Altimeter Film

Ruim dertig jaar later draagt James Carville een vrijwel identieke sweater – met horizontale paarse, groene en gele strepen – als in de scène waarmee hij een onvergetelijk documentaire-personage werd in The War Room (1993). Toen, aan de vooravond van de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 1992, sprak hij als campagneleider van Bill Clinton nog eenmaal, onverwacht geëmotioneerd, zijn team toe. Het zou het onbetwiste hoogtepunt worden van zijn lange carrière als politieke strateeg: ‘zijn‘ kandidaat werd gekozen tot leider van de westerse wereld.

Nu er in 2024 opnieuw verkiezingen op het programma staan – een rematch tussen Biden en Trump, zo laat het zich dan nog aanzien – pakt regisseur Matt Tyrnauer (Studio 54, Where’s My Roy Cohn? en The Reagans) de draad op met de politieke insider uit Louisiana, die van zijn hart nooit een moordkuil maakt, altijd vast is blijven houden aan die kenmerkende ‘southern drawl’ en zowat elke zin doorspekt met één of meerdere krachttermen. Hij is één van de eersten binnen de Democratische partij die durft uit te spreken dat Joe Biden geen verkiesbare kandidaat is en moet wijken voor een ander. Ook al wil, halverwege 2023, werkelijk geen partijgenoot die boodschap horen.

Terwijl Cartwright de verwikkelingen rond Bidens kandidatuur volgt en zonder terughoudendheid becommentarieert, blikt Tyrnauer samen met ‘The Ragin’ Cajun’ en familie, vrienden, collega’s en opponenten terug op zijn veelbewogen bestaan in Carville: Winning Is Everything, Stupid (98 min.). De man die tegenwoordig wordt beschouwd als een politiek orakel won pas op z’n 42e zijn eerste verkiezingen. Enkele jaren later zou hij z’n grootste overwinning boeken tijdens de campagne van 1992: Bill Clinton versloeg niet alleen zijn Republikeinse tegenstander George H. Bush, James Carville kreeg bovendien een relatie met één van diens topmedewerkers, Mary Matalin.

Twee geloven op één kussen, daar slaapt de Duivel tussen. De gestaalde ‘liberal’ en Republikeinse spin doctor zijn echter nog altijd samen – al maken ze er ook geen geheim van dat ze een lastige periode doormaakten toen Matalin ging werken voor de regering van George W. Bush. Net als andere veteranen uit die gedenkwaardige ’92-campagne – George Stephanopoulos, Paul Begala, Mandy Grunwald en Bill Clinton zelf – slaat ook Carvilles vrouw permanent rake taal uit. Haar echtgenoot is ‘a two fisted shit catcher’. Begala, met wie hij al sinds halverwege de jaren tachtig dagelijks belt, noemt Carville verder ‘the smartest son of a bitch who has ever done this for a living’.

En die verzet zich als overtuigde Democraat dan weer stellig tegen woke en ‘preachy females’. Want daarmee, is zijn zoals altijd stellige overtuiging, verliest zijn partij mannelijke kiezers. En uiteindelijk telt voor James Carville – getuige dit voor politieke junks bijzonder smakelijke portret, waarin het de hoofdpersoon overigens geen moment moeilijk wordt gemaakt – maar één ding: verkiezingen winnen. Voor de goede zaak, welteverstaan. Of, zoals Carville zelf, die nog nét voor die verkiezingen van 2024 tachtig wordt, ‘t vervat in een kenmerkende oneliner: ‘Screw the argument, win the election.’

After Baywatch: Moment In The Sun

ABC News

‘Iedereen in de serie was mooi’, vertelt Billy ‘Eddie Kramer’ Warlock. ‘Je moest wel mooi zijn. Anders kwam je er niet in.’

‘Veel mensen zeiden: ik kijk de serie met het geluid uit’, herinnert Nicole ‘Roberta “Summer” Quinn’ Eggert zich.

‘Eerlijk gezegd waren die scènes in slow-motion ook het beste’, vult Carmen ‘Lani McKenzie’ Electra aan. ‘Want daarin was je op je meest sexy te zien.’

Met een hedendaagse bril bekeken kan Baywatch eigenlijk helemaal niet meer door de beugel. Veel afleveringen van de naughty nineties-serie lijken vooral een alibi om mooie lijven te tonen. Liefst in slow-motion rennend over het strand, in veel te krappe rode badpakken of minuscule rode slips. De serie over Californische strandwachten zette dan ook de nodige sekssymbolen op de kaart, zoals Pamela AndersonCarmen Electra en Erika Eleniak, de enige echte Knight Rider (David Hasselhoff) en een hele stoet knappe jongens met wasbordjes, die vaak allang weer zijn vergeten.

Zij halen nu stuk voor stuk herinneringen op in After Baywatch: Moment In The Sun (168 min.), een vierdelige serie van debuterend documentairemaker Matthew Felker. Hij heeft vijf jaar gewerkt aan deze productie over de serie, die hem ooit inspireerde om zelf naar Californië te verhuizen en strandwacht (!) te worden. En hij heeft zichzelf ook maar meteen tot deskundige gebombardeerd en duidt dus in beeld (!!) alle verwikkelingen. Felker weet zich in de rug gedekt door een vrijwel complete sterrenlijst. Alleen Yasmine Bleeth en David Charvet schitteren ditmaal door afwezigheid.

Gezamenlijk roepen zij een serie op, die de tijdgeest perfect weerspiegelde. Baywatch was ongegeneerd sexy, leek soms bijna een reclamefolder voor plastische chirurgie en leverde sterren af, waar paparazzi een dagtaak aan hadden. De tumultueuze relatie van Pamela Anderson met Mötley Crüe-drummer Tommy Lee, nog eens aangejaagd door die beruchte sekstape, maakte de blondine bijvoorbeeld alleen maar populairder. Tegelijkertijd joeg de roddelpers ook op compromitterende foto’s van de Australische ‘hunk’ Jaason Simmons, die maar niet uit de kast durfde te komen.

Er was destijds ook volop kritiek op de gelikte strandserie, herinneren reflectieve castleden zoals Alexandra Paul en Gregory Allan Williams zich: was Baywatch bijvoorbeeld niet erg seksistisch? En werd ‘t ook niet eens tijd voor een meer diverse cast? Zulke thema’s worden wel aangestipt in deze soapy miniserie, maar nooit serieus uitgewerkt. Felker werkt liever zijn checklist af (de liefde ‘irl’ tussen Erika en Billy? Vink) en concentreert zich ook op trivialiteiten: het ontstaan van de themasong, de inzet van sluikreclame en hoe het merk Baywatch op alle mogelijke manier te gelde werd gemaakt

En vanzelfsprekend krijgen ook de persoonlijke verhalen van de sterren alle ruimte. Voor de rol van David Hasselhoffs zoon in de serie moesten de makers bijvoorbeeld kiezen tussen de veertienjarige Jeremy Jackson en diens twee jaar jongere concurrent Leonardo DiCaprio. De keuze viel uiteindelijk op Jackson, die was opgegroeid zonder vader en in Hasselhoff een surrogaatouder dacht te vinden. Als broekie moest Jackson zich vervolgens staande houden op de filmset. Te jong voor de vrouwen, maar oud genoeg voor crystal meth. Al voor z’n twintigste stond hij te boek als een ‘has been’.

Ruim twintig jaar later is Jeremy Jackson enkele afkickpogingen en de nodige jaren gevangenis verder en lijkt het evenwicht dat hij nu heeft gevonden nog altijd erg broos. Voor meer castleden is het een opgave gebleken om hun leven een vervolg te geven na dat verblindende ‘moment in de zon’. Anderen kampen inmiddels met serieuze gezondheidsproblemen, iets waarop Felker nét iets te gretig inspeelt in deze gladde en tamelijk sentimentele miniserie. Die is best vermakelijk hoor, maar heeft uiteindelijk niet heel veel meer om het lijf dan de gemiddelde Baywatch-aflevering.

The Tragically Hip: No Dress Rehearsal

Prime Video

Met de geladen tourdocu Long Time Running (2017) zet de Canadese rockband The Tragically Hip na ruim dertig jaar noodgedwongen een punt achter z’n carrière. Zanger Gordon Downie is twee jaar eerder gediagnosticeerd met een terminale hersentumor en wil in 2016 nog eenmaal met z’n maatjes een serie concerten geven. Het wordt een emotionele tournee en waardige afsluiting. Als ‘Gord’ vervolgens op slechts 53-jarige leeftijd z’n laatste adem uitblaast op 17 oktober 2017, houdt ook de groep automatisch op te bestaan. 

Zeven jaar later documenteert Gords oudere broer, documentairemaker Mike Downie, met de vierdelige serie The Tragically Hip: No Dress Rehearsal (261 min.) de carrière van de populairste band van Canada. Het is een archetypisch popverhaal, over vijf jongens uit Kingston, Ontario, die wereldberoemd worden in eigen land – en ook nog behoorlijk populair bij de grote onderbuur. Al wordt dat laatste wel een terugkerend thema, ook in deze productie: waarom zijn ze eigenlijk niet definitief doorgebroken in de Verenigde Staten? Is The Hip daar dan mislukt?

Met de nog levende leden – ondersteund door de entourage van de band, familieleden en Canadese prominenten zoals premier Justin Trudeau, acteur/komiek Dan Aykroyd en filmregisseur Atom Egoyan – loopt Downie hun carrière door. Na zes albums waarin The Tragically Hip als een gestaalde eenheid heeft gepresteerd, komt toch de klad erin en verwordt de groep vrinden tot een dysfunctionele familie, die nauwelijks meer in staat blijkt om normaal te communiceren. En daarover spreken ze nu, met de wijsheid van achteraf, zonder meel in de mond en zonder te zwarte pieten.

Gord Downie zelf vergroot soms, veelal onbedoeld, de verdeeldheid binnen de groep. Hij is een bevlogen zanger, uitgesproken poëet en theatrale performer die z’n hele hebben en houwen in de strijd gooit, maar ook de man die al snel alleen nog zijn eigen teksten wil zingen. Zo kortwiekt hij de andere songschrijvers in de band – al is Downie wel bereid om de inkomsten eerlijk te delen. Alle spanningen komen uiteindelijk tot een climax tijdens de opnames van het elfde studioalbum We Are The Same in 2009, waarbij de zanger los van de rest van de band komt te staan.

‘Gord is niet The Tragically Hip’, klaagt vaste technicus Dave Koster dan tegen producer Bob Rock, die Downie een status aparte geeft. ‘Gord is de zanger van The Tragically Hip. The Tragically Hip bestaat uit vijf gasten, die innig samenwerken en geweldige muziek maken.’ En uiteindelijk zullen die vijf, laat deze fijne miniserie eveneens overtuigend zien, de weg terug naar elkaar weer vinden. Zodat ze nog eenmaal samen, met een voorman die zijn eigen teksten en zanglijnen opnieuw moet leren, kunnen gloriëren als de band die ze ruim drie succesvolle decennia zijn geweest.

Intussen komt het einde steeds naderbij, van Gords leven en van die band. ‘Wie ben ik nu nog?’ vraagt gitarist Rob Baker zich af tijdens de aangrijpende apotheose van No Dress Rehearsal. Hij zal al snel in een neerwaartse spiraal terechtkomen. Zoals alle leden van The Hip op zichzelf worden teruggeworpen en los van elkaar afscheid moeten nemen van wie ze samen waren. Een complete natie, belichaamd door een geëmotioneerde premier Trudeau, rouwt met hen mee. Over het verlies van een groep die als geen ander verklankte wat het betekent om Canadees te zijn.

‘Ik zei tegen mezelf: je hebt al vaker tijden gehad waarin je hem weinig zag’, vertelt Gord Downies moeder Lorna tegen haar ene zoon Mike, die als filmmaker zoveel mogelijk buiten beeld blijft, over hoe zij het verlies van die andere zoon probeert te dragen. ‘Ik stel me gewoon voor dat hij op tournee is.’

In Vogue: The 90s

Disney+

Het duurt welgeteld twintig seconden voordat ze in de zesdelige serie In Vogue: The 90s (281 min.) het beeld instapt: Anna Wintour, de almachtige hoofdredacteur van de Amerikaanse editie van het modetijdschrift Vogue. Zoals altijd is ze uit duizenden herkenbaar: zuinig gezicht, kolossale zonnebril, strakke boblijn en een elegante outfit. Met de ene vinger aan de pols bij de ‘Zeitgeist’ en de andere in de richting van waar het, sneller dan wie dan ook in de gaten heeft, straks gaat gebeuren.

Zij wikt en beschikt over wat er toe deed, doet en gaat doen. Anna’s wil is wet, al zeker veertig jaar. Zij maakte zich bijvoorbeeld eind jaren tachtig sterk voor de nieuwe popster Madonna op de cover, maar moest dan weer niets hebben van grunge in Vogue. Zij zag even later in John Galliano een beeldbepalende ontwerper die wel een steuntje in de rug kon gebruiken, maar kon in eerste instantie Alexander McQueens bloed wel drinken nadat hij haar bij één van zijn shows buiten had laten wachten. En zij bracht hoogstpersoonlijk The Met Gala naar een hoger plan, maar had wel even tijd nodig om met haar trendy magazine de uitbundige hiphopcultuur te omarmen.

Zo wandelt deze miniserie van Jane Preston langs allerlei onderwerpen die de mode-industrie in de jaren negentig in hun greep hielden. Van het tijdperk van de supermodellen, ‘heroin chic’ en de opkomst van Stella ‘de dochter van’ McCartney tot de moord op Gianni Versace, ‘ghetto fabulous’ en Liz Hurleys weinig verhullende jurk bij de première van de film Four Weddings And A Funeral. ‘I announced that ‘the body’ was back’, stelt Wintour over dat laatste, ‘and that we were moving into a different era of fashion.’ Die deelonderwerpen zijn doorgaans elders al eens behandeld – en soms ook grondiger – maar worden hier netjes op een rijtje gezet en in een groter kader geplaatst.

Behalve Wintour zelf, leden uit haar directe entourage en ontwerpers zoals Marc Jacobs, Jean Paul Gaultier, Tommy Hilfiger, Misa Hylton en Donna Karan doen daarbij natuurlijk ook talloze topmodellen hun zegje: Claudia Schiffer, Naomi Campbell, Kate Moss, Linda Evangelista, Tyra Banks en Jenny Shimizu bijvoorbeeld. En om de sterrenparade helemaal compleet te maken hebben ook Kim Kardashian, Gwyneth Paltrow, Sarah Jessica Parker, Victoria Beckham, Claire Danes,  Missy Elliott, Baz Luhrmann, Mary J. Blige, Nicole Kidman en Hillary Clinton plaatsgenomen voor de camera om kond te doen van hun ervaringen met Vogue – en nog eens met verve hun eigen publieke zelf te spelen.

Het zegt iets over de schaal van deze documentaireproductie – waarbij Wintour zelf natuurlijk een flinke vinger in de pap heeft gehad – en de bedoeling ervan: het vieren van American Vogue’s rol en positie in de hedendaagse modewereld. Want wat er ook gebeurt op de cover, catwalk of fotoset, het vindt altijd zijn weg naar het grote publiek via die dekselse Anna Wintour en haar tijdschrift. Als zij in beeld komt – en dat weet ze zelf maar al te goed – gebeurt er iets – en, denkt een buitenstaander er wellicht bij, buigt de rest ook wel erg deemoedig het hoofd en luistert. Waarbij niemand meer lijkt/durft te kijken naar de kleren van de Keizerin.

Zoals ook The Devil Wears Prada – het boek dat Wintours voormalige assistente Lauren Weisberger in 2003, drie jaar te laat dus voor deze serie, uitbracht en dat werd verfilmd met Meryl Streep als de ijzige hoofdredactrice van een modetijdschrift – natuurlijk geheel onvermeld blijft.

Paul McCartney & Wings – One Hand Clapping

Piece Of Magic / vanaf zondag 29 september in de bioscoop

Zelf heeft hij er met veel plezier naar gekeken, zegt Paul McCartney in z’n introductie van deze studiodocu, een film over zijn band Wings die inmiddels een halve eeuw oud is. Hij stelt vervolgens de (nieuwe) leden van de groep voor en staat er nog even bij stil dat drie van hen (de gitaristen Denny Laine en Jimmy McCullogh en zijn eigen vrouw, toetsenist Linda) inmiddels zijn overleden.

En dan kan die film beginnen: Paul McCartney & Wings – One Hand Clapping (67 min.). Regisseur David Litchfield heeft de band in augustus 1974 gefilmd, tijdens vier opnamedagen in de Londense topstudio Abbey Road. Hij concentreert zich vooral op de live-sessies van de opmerkelijk vitaal klinkende groep en laat tussendoor alle leden nog even, buiten beeld, aan het woord.

‘Probeer ’t je voor te stellen’, stelt Wings-gitarist Denny Laine dan over McCartney. ‘Je hebt in The Beatles gezeten, de grootste band van de wereld in de voorgaande tien jaar. En dan moet je ineens alleen verder. Dan is het moeilijk om je zelfvertrouwen terug te krijgen.’ Laine weet waar hij over praat. Hij zat zelf enkele jaren in The Moody Blues. ‘Ik weet dus precies hoe hij zich voelt.’

‘Mijn ideaal is een vaste groep die echt werkt als een team’, zegt de Wings-frontman zelf, ‘waarbij er ook voldoende ruimte is voor ieder van ons om los te gaan en te doen wat ie wil.’ Samen met zijn kompanen levert hij zelf de boter bij de vis: zijn band excelleert tijdens uitvoeringen van klassiekers zoals Band On The RunJet en het titelnummer voor de James Bond-film Live And Let Die.

En als deze aangeklede studioregistratie is afgerond, volgt een akoestisch optreden van de voormalige Beatle in de tuin, genaamd The Backyard Sessions, waarbij hij nog eens vijf songs ten gehore brengt, waaronder covers van Buddy Holly en Chuck Berry. De liefhebber van de betere clichés voelt de kwalificatie van dit kleinood dan allang aankomen: verplichte kost voor alle Macca/Beatles-fans.

En die maken toch al gauw – natte vingerwerk – de helft van de complete mensheid uit.

Like Tears In Rain

NTR

‘Oh-oh’, zegt Paul Verhoeven in de openingsscène van Like Tears In Rain (78 min.) als Sanna Fabery de Jonge hem vraagt naar zijn eerste ontmoeting met Rutger Hauer (1944-2019). ‘Ik krijg kippenvel als ik eraan denk’, vult zijn collega-regisseur Robert Rodriguez (Sin City) aan. ‘O, mijn hemel’, lacht Jason Eisener, die Hobo With A Shotgun maakte met de Nederlandse acteur. Waarna Mickey Rourke spontaan ontroerd raakt als hij aan Hauer denkt, zijn voormalige tegenspeelster Miranda Richardson een aardige anekdote over hem opdist en de Nederlandse fotograaf en filmmaker Anton Corbijn constateert dat Rutger ‘iemand was die we allemaal willen zijn.’

Terwijl Rutger Hauer op archiefbeelden uit 1988 vervolgens een Golden Globe in ontvangst neemt voor zijn rol in de film Escape From Sobibor, krijgt zijn goede vriendin Whoopi Goldberg nog even de gelegenheid om te vertellen dat ze alles bij hem kwijt kon en steekt Vincent D’Onofrio de loftrompet over ‘s mans vakmanschap. En daarna is het weer aan Paul Verhoeven om het intro van dit persoonlijke portret af te sluiten. Hauer was niets minder dan ‘de belangrijkste acteur die we ooit in Nederland hebben gehad’, aldus de belangrijkste filmregisseur die we ooit in Nederland hebben gehad. Hij kon zichzelf verwerkelijken via Hauer en werkte in totaal vijf keer met hem samen.

En dan kan die documentaire daadwerkelijk beginnen. Waarin Rutger Hauers leven en carrière worden doorgenomen, geïllustreerd met filmfragmenten en aangezet met herinneringen en superlatieven van vrienden en collega’s. Routinewerk, zo lijkt ‘t. Een clichématige Hollywood-docu. Fabery de Jonge heeft alleen iets anders voor ogen. Natuurlijk, deze film over de Nederlandse acteur bevat alle eerdergenoemde elementen, maar vertrekt vanuit een veel persoonlijkere insteek. Rutger Hauer en diens vrouw Ineke ‘Sien’ Hauer – ten Cate, die ook een prominente rol krijgt in dit portret, waren dierbare vrienden van haar ouders en fungeerden als peetouders voor de kleine Sanna.

En dus introduceert Fabery de Jonge haar eigen familie en poogt ze met hen en Ineke – en fraaie privébeelden, veelal van de veelfilmer Hauer zelf – de man achter het imago van ‘de blonde God’ vandaan te halen. Een vrije man. Een avontuurlijke man. Een man ook die zonder angst probeerde te leven. Gehaast, omdat het leven altijd te kort is. Zoals hij van dichtbij ervoer toen zijn boezemvriend Marius, tevens de broer van zijn echtgenote, op 29-jarige leeftijd overleed. Hauer stond zelf net op een keerpunt in zijn carrière en besloot het Nederland van Turks Fruit, Keetje Tippel en Soldaat van Oranje de rug toe te keren en te verkassen naar de VS voor Blade Runner, Ladyhawke en The Hitcher.

Tijdens zijn allereerste dag op een filmset, voor Paul Verhoevens serie Floris (1969), had Hauer zich volgens eigen zeggen al gerealiseerd dat de camera zijn vriend was. ‘En ik besloot dat dit een dans was met het publiek, bijna een tapdans van angst’, vertelt hij daarover. ‘En in veel opzichten een spel. Een denkspel.’ En dat heeft hij tot het einde van zijn leven, dat zich afspeelde tussen Friesland en Hollywood, kunnen spelen. Als de aftiteling van dit ge(s)laagde portret loopt, realiseert menigeen zich ongetwijfeld dat ie (weer) een heel klein beetje van Rutger Hauer is gaan houden, zowel van de begenadigde acteur als van de mens van vlees en bloed daarachter.

In Restless Dreams: The Music Of Paul Simon

Piece Of Magic

Tijdens het werken aan Seven Psalms verliest hij het gehoor in z’n linkeroor. De muziek van Paul Simon luistert nochtans nauw. De Amerikaanse zanger en songschrijver laat zich er echter niet door van de wijs brengen. Het album dat via een droom tot hem is gekomen – in de nacht van 15 januari 2019, kan hij zich nog haarfijn herinneren – moet er koste wat het kost komen. Een spirituele plaat, daarbij passen natuurlijk ook obstakels. Simon had al enkele jaren geen nieuwe liedjes meer geschreven. De aandrang was verdwenen. Totdat hij dus begon te dromen…

Terwijl hij in zijn thuisstudio in Wimberley, Texas, werkt aan Seven Psalms, vertelt Simon in de epische documentaire In Restless Dreams: The Music Of Paul Simon (209 min.) het verhaal van zijn loopbaan. Regisseur Alex Gibney blijft daarbij op de achtergrond. De filmmaker die naam heeft gemaakt met messcherpe documentaires over prangende, actuele onderwerpen – een portret van Elon Musk is alweer aangekondigd – houdt zich ditmaal ogenschijnlijk afwezig. Geen dodelijke voice-over dus, om bepaalde ontwikkelingen in perspectief te zetten. En hij gaat ook niet met venijnige vragen op zoek naar waar het schuurt.

Gibneys film over de Amerikaanse zanger en songschrijver past in de lijn van zijn liefdevolle portretten van James BrownFela Kuti en Frank Sinatra. Hij start in Queens, New York, waar de rechtenstudent Simon samen met zijn jeugdvriend Art Garfunkel en geïnspireerd door de legendarische Everly Brothers, liedjes begint uit te brengen. Eerst nog als – jawel! – Tom & Jerry, later onder de noemer Simon & Garfunkel. Na een aanzienlijke aanloopperiode worden ze in de tweede helft van de jaren zestig alsnog zeer succesvol, met klassiekers als The Sound Of SilenceMrs. Robinson (van de film The Graduate) en Bridge Over Troubled Water.

Met de vriendschap gaat ‘t ondertussen bergafwaarts. Als de songschrijver van de twee mist Simon commitment bij zijn partner, die zich steeds meer op een acteercarrière begint te richten. Hij heeft ook het gevoel dat hij zelf niet op waarde wordt geschat als zanger. ‘Natuurlijk, Paul, jij hebt een goede stem’, zou nota bene zijn eigen moeder tegen hem hebben gezegd. ‘Maar Art heeft echt een bijzondere stem.’ De vriendschap tussen de twee jeugdvrienden verzuurt zienderogen. Totdat Garfunkel van ‘iemand die het helemaal begreep‘ voor Paul Simon is verworden tot ‘een persoon die ik mijn hele leven niet meer hoef te zien.’

Alex Gibney neemt de tijd om het klappen van de samenwerking uit te diepen en volgt zijn protagonist daarna tijdens diens grillige solocarrière en al dan niet geslaagde pogingen om te acteren en de lolbroek uit te hangen in Saturday Night Live. Hij verlaat zich daarbij vooral op de melancholieke bard zelf, maar laat zo nu en dan ook – buiten beeld – intimi zoals Art Garfunkel, Simons voormalige echtgenote Carrie Fisher en zijn huidige vrouw Edie Brickell aan het woord. Op een organische manier stuurt Gibney de film dan steeds terug naar de opnames voor Simons vijftiende studioalbum Seven Psalms (2023), dat zomaar zijn zwanenzang zou kunnen worden.

Begin jaren tachtig is er een kortstondige reünie met Garfunkel, vervat in het legendarische Concert In Central Park (1981), maar de liefde blijkt definitief bekoeld. In Zuid-Afrika vindt Paul Simon, onder de hoede van zijn vertrouwde producer Roy Halee, daarna nieuwe inspiratie. Het ‘wereldalbum’ Graceland (1986) wordt een hoogtepunt in ‘s mans oeuvre, maar veroorzaakt ook meteen een controverse omdat hij de boycot tegen het Zuid-Afrikaanse Apartheidsregime zou hebben doorbroken – een bewogen geschiedenis die door regisseur Joe Berlinger al is uitgediept in de hele fijne documentaire Under African Skies (2012).

In Gibneys overtuigende film, van bijna drieënhalf uur, is die ophef niet meer dan een voetnoot. Een hobbel die Simons muziek, waarin de luiken naar Afrika inmiddels wijd open zijn gezet, nu eenmaal moest nemen én de opmaat naar de finale van In Restless Dreams, waarin hij de laatste hand legt aan zijn nieuwste langspeler. Hoewel ouderdom ook bij hem met gebreken is gekomen, wil Paul Simon de pijp nog altijd niet aan Maarten wil geven. ‘Wait’, zingt hij bijvoorbeeld in het slotstuk. ‘I’m not ready. I’m just packing my gear. Wait. My hand’s steady. My mind is still clear.’

De Taxioorlog

Powned

Als er op 1 januari 2000 een nieuwe taxiwet in werking treedt in Nederland, barst de bom in Amsterdam. Taxichauffeurs die bij de monopolist TCA (Taxicentrale Amsterdam) een verplichte, peperdure vergunning hebben aangeschaft, zijn woest dat concurrenten van de nieuwe centrale Taxi Direkt zonder zo’n vergunning aan de slag kunnen.

Broodroof, menen de verontwaardigde TCA-chauffeurs. Hun eigen taxivergunning, die te zijner tijd als oudedagsvoorziening had moeten dienen, is ineens geen dubbeltje meer waard. Dat gevoel van onrecht leidt tot ernstige ongeregeldheden op straat, de eerste schermutselingen van wat uitmondt in De Taxioorlog (125 min.). En die zal in de navolgende jaren nog danig escaleren.

Gaandeweg ontdekken de chauffeurs daarbij dat hun eigenlijke vijand zich misschien wel binnen de eigen gelederen bevindt: het driekoppige bestuur van de TCA, onder leiding van oud-politieman Dick Grijpink. Met een roestvrijstalen glimlach en snedige oneliners werpt die alle beschuldigingen steeds ver van zich en deelt intussen ferme sneren uit naar z’n concurrent en de politie, rechters en politiek.

Samen met zijn collega’s wordt Grijpink, een man met een hoofd en manier van doen die bepaald niet hadden misstaan in de misdaadserie Penoza, geassocieerd met allerlei dubieuze zaken: onrechtmatige verrijking, belastingontduiking, intimidatie, omkoping en witwassen. De Amerikaanse term ‘racketeering’ valt ook. Afpersing van z’n eigen mensen. Als de eerste de beste maffiabaas.

Wanneer de verhoudingen verharden en zijn chauffeurs niet meer zo gemakkelijk in het gareel zijn te krijgen, begint Grijpink, de onmiskenbare ‘schurk’ van deze straffe serie, zich zelfs te omringen met een eigen ‘controledienst’ van kooivechters. Misdaadjournalist Paul Vugts kwam ermee in aanraking. ‘Wat zal ik met hem doen?’ zou één van hen dreigend hebben gezegd. ‘Neusje of ruggetje?’

Joey Boink pelt deze gelaagde zaak in deze vierdelige serie, die is gebaseerd op het gelijknamige boek van onderzoeksjournalist Sander ’t Sas en zijn bekroonde podcast voor BNR, gestructureerd af. Een belangrijke rol is daarbij weggelegd voor de voormalige TCA-chauffeurs Cees Meester en Jan den Hartog. Zij hebben zich, met gevaar voor eigen leven, opgeworpen als klokkenluider.

Hun herinneringen aan de tijd waarin ze meer en meer onder vuur komen te liggen bij de TCA, worden verder ingekaderd door onder anderen ‘t Sas, voormalig minister Tineke Netelenbos, Taxi Direkt-directeur Peter Fonckert, politiecommissaris Ad Smit, TCA-advocaat Rob IJsendijk, misdaadjournalist John van den Heuvel en de zoon van Peter R. de Vries, advocaat Royce de Vries.

Zij schetsen een ontluisterend beeld van de hoofdstedelijke taxiwereld, die wordt gedomineerd door een uiterst dubieuze monopolist, met vermoedelijk directe banden met de penoze. Boink omkleedt de verklaringen van zijn bronnen – Grijpink en z’n medebestuurders wilden overigens niet meewerken – met treffend archiefmateriaal, spannende reconstructiebeelden en smakelijke (volks)muziek.

Zo ontstaat een even stemmige als enerverende vertelling over de verwevenheid van onder- en bovenwereld, die tijdens De Taxioorlog voor eenieder zichtbaar werd – niet voor het eerst en zeker ook niet voor het laatst.

James Ensor. De Man Achter Het Masker

VRT

‘s Mans leven en werk roepen driekwart eeuw na zijn dood nog altijd meer vragen op dan er antwoorden voorhanden zijn. De verschillende sprekers in James Ensor. De Man Achter Het Masker (55 min.) krijgen er hun vinger maar niet achter. Hij is ‘the first Belgian modern artist’ (kunsthistorica Susan Canning), ‘die schilder vanuit de Vlaanderenstraat’ (een buurtgenote die als kind doodsbang voor hem was) en vooral ‘een blijvend intrigerend geval’ (curator Herwig Todts).

Al op de Koninklijke Academie Voor Schone Kunsten in Brussel wilde James Ensor (1860-1949) volgens archivaris Patrick Florizoone de uitzondering zijn – ook al was hij er helemaal geen hoogvlieger. Ensor was ervan overtuigd dat hij uitzonderlijk was. Kunstacademies waren in zijn optiek voor kortzichtigen, voor lieden die het gebaande pad namen. Hij daarentegen wilde raken met zijn werk. ‘Hij cultiveert hoe hij miskend werd’, aldus Florizoone. James Ensors wapen wordt het licht. Compromisloos blijft hij de grenzen opzoeken en laat anderen dan ontzet of bewonderend achter.

De Intrede Van Christus In Brussel, het pièce de résistance van de tegendraadse kunstenaar uit Oostende uit 1889, hangt sinds 1987 in het J. Paul Getty Museum te Los Angeles. Ensor schilderde ‘t op z’n achtentwintigste – als statement en reactie op Dimanche d’Été à La Grande Jatte,het meesterwerk van zijn op dat moment toonaangevende collega Georges Seurat – maar liet het daarna veertig jaar lang hangen in z’n eigen atelier. In LA weten ze er nog altijd niet goed raad mee. Het schilderij is extra hoog opgehangen en omgeven door sculpturen, zodat het de rest niet in de weg zit.

Ensors werk is kleurrijk, agressief, filmisch, provocatief en luguber, toont deze krachtige film van Maarten Vandeursen en Pieter Verbiest, waarin ook Oostendenaar Sam Louwyck, schilder Fred Bervoets en kunstenaar Paul McCarthy hun licht laten schijnen over die enigmatische man met meer vijanden dan vrienden. Vreemd is dat overigens niet. Ook in zijn schilderijen trapt Ensor wild om zich heen. Naar notabelen – men neme bijvoorbeeld Doctrinaire Voeding waarin hij koning Leopold en co letterlijk in de bek van het gewone volk laat schijten – maar ook naar de kunstwereld zelf.

James Ensor wil de hypocrisie blootleggen. Ontmaskeren. Letterlijk: door het veelvuldig gebruik van maskers in zijn schilderijen. Zijn oeuvre heeft nog niets aan kracht ingeboet, betoogt deze documentaire, gezegend met een onheilszwangere soundtrack, die zijn kunst weer helemaal in het nu plaatst. Dat is knap: hoe een man en zijn werk, 75 jaar na zijn dood, weer tot leven worden gewekt. Zodat het mysterie Ensor wordt verlicht en toch blijft voortbestaan.

Sprint

Netflix

‘Fijne verjaardag!’ zegt Sha’carri Richardson tegen haar Jamaicaanse rivale Shericka Jackson, nadat ze haar tijdens een wedstrijd in Polen voor het eerst heeft verslagen bij de 100 meter Sprint (245 min.). Op 16 juli 2023, de dag waarop Jackson 29 jaar eerder werd geboren, gaat de grote favoriete voor de bijl. Eerst op de baan zelf, in dik tien seconden. Daarna, tijdens een al dan niet bewuste ‘slip of the tongue’, voor de camera van deze zesdelige sportserie van Phil Turner.

Het is een exemplarisch tafereel: winnen doe je tijdens de wedstrijd zelf, maar ook ervoor en erna. Door keihard te trainen en jezelf, je directe omgeving en de rest van de wereld wijs te maken dat jij toch echt de aller-allerbeste bent. Eerder is Sha’carri ook al eens heel hooghartig langs haar Jamaicaanse concurrente gelopen, als een onverslaanbare ridder te paard die tijdens het passeren z’n lans nog even bij zich houdt. Met een blik van: straks stoot ik je definitief van je ros.

Shericka Jackson behoort tot het Jamaicaanse team MVP, dat tijdens de laatste vier Olympische Spelen de winnaar bij de 100 meter sprint voor de vrouwen heeft geleverd. Voormalige coryfeeën zoals Shelly-Ann Fraser-Pryce en Elaine Thompson-Herah zijn inmiddels vertrokken bij het team van de broers Paul en Stephen Francis. De hoop is nu dus gevestigd op Shericka. Zij moet eerst met haar voormalige teamgenoten afrekenen, zodat ze daarna de strijd kan aanbinden met de Amerikanen.

Ook binnen Team USA is de concurrentie moordend. Sha’carri Richardson moet Gabby Thomas voorblijven. En bij de mannen wil 200 meter-topper Noah Lyles zijn vleugels ook uitslaan naar de100 meter. Daarvoor moet hij dan wel de favorieten Marcell Jacobs, Zharnel Hughes en Fred Kerley verslaan. Met zijn mond is de blufkikker overigens allang kampioen. ‘Binnen de atletiek moet je je gedragen als de absolute hoofdpersoon’, zegt Lyles daarover. ‘Anders ben je niet op je plek op de baan.’

Voor Turner volstaan zulke platitudes blijkbaar. Hij krijgt er, sprintend van de ene naar de andere dramatische races, maar geen genoeg van. Zeker de Amerikaanse atleten spreken voortdurend in pocherige oneliners. Alsof ze van tevoren zijn bedacht – wat ook zeker niet is uitgesloten. Veel dieper reikt deze miniserie niet. Op grootspraak volgen eclatante overwinningen – of daverende nederlagen, die dan weer direct onschadelijk worden gemaakt met beloftes voor de toekomst.

Slechts zelden komt Sprint voorbij de buitenkant van de influencer-achtige atleten en achter hun glorieuze titel of smadelijke aftocht, die met obligate quotes van voormalige sprintkanonnen zoals Usain Bolt, Alyson Felix en Michael Johnson en een bombastische montage en soundtrack nog eens worden geaccentueerd. Vreugde en verdriet liggen dicht bij elkaar, zoveel is duidelijk, en worden dus panklaar uitgeserveerd. Maar wat er verder in de topsporters omgaat…

Stevie Van Zandt: Disciple

HBO Max

Hij is één van de weinige frontmannen die ook genoegen kan nemen met een rol als rechterhand van The Boss – of als consigliere van een lokale maffiabaas. Zelfs in dit verrukkelijke portret van Steven Van Zandt komt eerst Bruce Springsteen en pas daarna de hoofdpersoon zelf aan het woord. Tony Soprano, de licht ontvlambare Jersey-boss van Stevies personage Silvio Dante, meldt zich pas na ruim één uur en drie kwartier, als de carrière van de Amerikaanse zanger, gitarist en producer al over hoge toppen en door diepe dalen is gegaan en dan nog een nieuwe dimensie krijgt via een prominente rol in één van de beste televisieseries aller tijden, The Sopranos.

‘s Mans leven lijkt in Stevie Van Zandt: Disciple (140 min.) sowieso op een zorgvuldig gearrangeerde productie. Soms letterlijk. Als hij in het huwelijk treedt met Maureen Santoro, wordt dit ingezegend door één van zijn helden, Little Richard. Bruce is natuurlijk getuige, de band uit The Godfather verzorgt de muziek en soulzanger Percy Sledge komt nog even When A Man Loves A Woman zingen. En dan stapt Van Zandt begin jaren tachtig uit Springsteens E Street Band. ‘Toen hij z’n eerste plaat maakte, nam hij afstand van Bruce’, vertelt scenarioschrijver en recensent Jay Cocks. ‘Ze hielden van elkaar. Het was niet de grote broer van wie hij afstand nam. Hij wilde zich niet langer het kleine broertje voelen.’ De man die tot dan bekend heeft gestaan als ‘Miami Steve’ begint zich ‘Little Steven’ te noemen. Zijn band dubt hij ‘The Disciples Of Soul’.

Eenmaal solo (her)ontdekt Van Zandt zijn maatschappelijke betrokkenheid. Hij begint de rock & lol die hij sinds jaar en dag aan de mens bracht met Springsteen en die andere band uit New Jersey, Southside Johnny & The Asbury Jukes, te injecteren met een fikse dosis politiek activisme. Stevie neemt bijvoorbeeld het voortouw in de strijd tegen Apartheid in Zuid-Afrika. Voor de hitsingle Sun City (1985), zijn eigen militante variant op de benefietsongs Do They Know It’s Christmas? en We Are The World, verzamelt hij een opvallend diverse en inclusieve groep artiesten, die publiekelijk uitspreken dat ze nooit zullen gaan spelen in het Las Vegas van Zuid-Afrika. Met zijn activisme schildert hij zichzelf alleen in een hoek, waar uiteindelijk verdacht weinig geld valt te verdienen. Een lange loopbaan lijkt begin jaren negentig tot een halt te komen.

Volgens eigen zeggen houdt Steven Van Zandt zich dan een jaar of zeven vooral onledig met ‘het uitlaten van de hond’. Totdat Southside Johnny hem vraagt voor een productieklus, Bruce zijn inmiddels ontmantelde band weer opstart en showrunner David Chase de non-acteur cast in The Sopranos. Het is een mooi rond verhaal over onmetelijke liefde voor muziek, hechte vriendschap en het vinden, verliezen en weer heruitvinden van jezelf. Dat wordt verteld door de man zelf, prominente vakbroeders (Paul McCartney, Bill Wyman, Jackson Browne, Bono en Eddie Vedder) en Sopranos (David Chase, Vincent ‘Pussy Bonpensiero’ Pastore en Maureen Van Zandt, alias Silvio’s echtgenote Gabriella Dante). De documentaire concentreert zich volledig op Van Zandts artistieke carrière. Zijn persoonlijke leven blijft vrijwel volledig buiten beeld.

In bijna tweeëneenhalf uur, volgepropt met een eindeloze serie (bijna) hits, moet regisseur Bill Teck nochtans alle zeilen bijzetten om alle aspecten van zijn kleurrijke protagonist te belichten. Want behalve artiest, acteur, producer en onmisbare schakel (inmiddels opnieuw 25 jaar!) binnen Springsteens gereanimeerde E Street Band heeft Steven Van Zandt zich met de radioshows Little Steven’s Underground Garage en Outlaw Country ook ontwikkeld tot een soort Leo Blockhouse, een rock & soul-professor die Amerika’s jeugd de juiste weg wil wijzen: richting muziek. Valse of kritische noten ontbreken verder vrijwel volledig in deze film, die daarom, met enige kwade wil, een hagiografie kan worden genoemd. Een mensch moet alleen wel een hart van steen hebben om géén discipel van Stevie te worden.