Breaking Walls

SeriousFilm / VPRO / maandag 22 december, om 23.05 uur, op NPO2

Terwijl Hai Yi aan tafel zit met zijn Nederlandse vriend Fred, komt er een bericht binnen vanuit China. Zijn moeder attendeert hem op voeding waarmee hij zijn hormoonhuishouding op orde kan brengen. Zodat hij seksueel beter presteert. ‘Het werkte ook voor Yen en Lin’, schrijft ze enthousiast. ‘Een drieling!’

De Chinees-Nederlandse journalist en activist houdt zijn geaardheid nog altijd verborgen. Zoals hij noodgedwongen ook zijn identiteit zoveel mogelijk afschermt. Als het Chinese regime hem op het spoor komt, zijn hij en zijn familie in China niet veilig. ‘Ik zou in een wereld willen kunnen leven, waarin ik mij veilig voel om in vrijheid mijn werk te doen’, zegt hij daarover in Breaking Walls (22 min.). ‘Zonder daarbij bang te hoeven zijn voor het uiten van mijn persoonlijke of politieke mening.’

De huidige realiteit dicteert echter dat in deze film, die is geïnspireerd op Hai Yi’s leven, zijn anonimiteit is geborgd. Regisseur Jan-Dirk Bouw kiest dus voor een hybride-vorm, een combinatie van documentaire-elementen en animaties van Sverre Fredriksen. Zo tast hij zowel het persoonlijke als het publieke leven van zijn hoofdpersoon af, die afkomstig is uit een samenleving waarin het begrip vrijheid een totaal andere betekenis heeft en die, gedwongen door de omstandigheden, ook een onvrij leven leidt.

Hai Yi moet schipperen. Tussen wie hij is en moet zijn. En: tussen wat hij vindt en in het openbaar kan vinden. Dat eist in deze delicate film onvermijdelijk zijn tol. ‘Als je gedachten zijn gekaapt door anderen’, houdt hij, in zijn rol als activist, zijn publiek voor tijdens een festival voor de vrijheid van meningsuiting. ‘Dan kun je je niet vrijelijk uitdrukken en komt je leven tot stilstand.’ Hij weet waarover ie spreekt.

Trailer Breaking Walls

Rowwen Hèze – Blieve Loepe

Tangerine Tree / NTR / vr 2 januari, om 20.25 uur, op NPO2

Al veertig jaar vormen ze samen Rowwen Hèze, de groep die gedurig de Peel in brand zet en nog altijd genoeg geduld heeft om rustig te wachten op ‘de dag dat heel Holland Limburgs lult’. Achter Limburgs trots, die met Bestel Mar zo’n beetje het ultieme feestnummer op z’n naam heeft staan en die elk jaar traditiegetrouw afsluit met een uitgelaten Slotconcert in thuisdorp America, gaan echter mannen met heel verschillende karakters en levens schuil.

Afgaande op de documentaire Rowwen Hèze – Blieve Loepe (56 min.) van Ruud Lenssen gaan die ook lang niet altijd even gemakkelijk samen. De band lijkt in elk geval geen traditionele vriendengroep. Natuurlijk, er waren tijden dat ze samen op vakantie gingen, maar ze lieten elkaar ook vaak links liggen en hebben elkaar vast ook wel eens de tent uitgevochten. ‘Het is niet altijd makkelijk geweest, nee’,  vertelt gitarist Theo Joosten. En dat wordt beaamd door zo’n beetje elk bandlid, ieder in z’n eigen woorden.

Daarmee wordt dit groepsportret niet de volautomatische lofzang die films over een jubilerende band soms kunnen worden – al blijken de verschillende leden, als puntje bij paaltje komt, toch ook wel weer verknocht aan elkaar. Lenssen portretteert hen los van elkaar en lijkt daarna toe te werken naar de speciale editie van hun Slotconcert, waarbij Limburgers van alle leeftijden zich kunnen uitleven op de soundtrack van hun bestaan die Rowwen Hèze nu al zo lang en voorlopig ook nog wel even vertolkt.

Totdat ook de band ooit, in navolging waarschijnlijk van het verscheiden van één van z’n kernleden, met De Neus Omhoeg gaat. Eerst heeft zanger Jack Poels, aangespoord door drummer Martîn Rongen, echter nog bitterzoete herinneringen aan zijn vader Jan, voor wie de lokale gemeenschap destijds insprong, te verwerken in een lied. Samen met Rowwen Hèzes accordeonist en producer Tren van Enckevort sleutelt hij aan een weemoedige Breef Aan Thoes, die daadwerkelijk de climax vormt van deze door en door Limburgse film.

De Originele Karina Beumer

Studio Ruba / VPRO

‘Dus… ik ontsla mezelf en plaats een vacature: Karina Beumer zoekt een vervanger voor zichzelf. En ik neem iemand aan om mij te zijn’, vertelt De Originele Karina Beumer (60 min.) – dat moeten we tenminste maar aannemen – bij de start van deze gelijknamige film.

De Nederlandse beeldend kunstenaar, die kampt met writer’s block, geeft haar acht (!) vervangers vervolgens allerlei opdrachten. Maak een ruimtepak, met mama, bijvoorbeeld. Of: regel een tentoonstelling. En: maak het sculptuur af in het atelier. Daarbij krijgen ze toegang tot zo ongeveer haar hele leven. Behalve tot haar huis, want Karina’s vriend Jan wil niets met het project te maken hebben. Tenminste, dat zegt Karina Beumer – naar verluidt de echte. Bovendien mag Karina™, zo heeft ze hoogstpersoonlijk verordonneerd, zelf niet aanwezig zijn bij het uitvoeren van die opdrachten.

‘Ik zei al tegen mensen’, bekent één van de sollicitanten lachend. ‘Als ze mij niet uitkiest, ga ik het misschien gewoon tóch doen.’ Zo geeft iedereen zijn eigen invulling aan het schimmenspel dat Karina rondom zichzelf heeft opgezet. Inclusief haar moeder Inge Beumer-de Boer. Tenminste… als dat inderdaad mams is. Een buitenstaander begint al snel alles in deze joyeuze film met argusogen te bekijken. ‘Gelukkig’ lijkt Inge inderdaad op de moeder uit Beumers vorige film (…) (2023), een al even associatieve en kolderieke tocht langs het Niet-Aangeboren Hersenletsel van Karina’s vader Ron.

En hoewel zij deze hele onderneming heeft opgezet om zichzelf te ontlasten en een deel van haar werkzaamheden uit te besteden, blijkt het nog een hele klus om de vervangers aan te sturen. Al die identiteiten – zowel de echte als de aangenomen – beginnen volledig door elkaar heen te lopen. Is dit de manier om te ontsnappen aan jezelf en aan een hectisch leven van deadlines en exposities? vraagt Beumer zich af, terwijl ze in haar provisorisch in elkaar geknutselde controleruimte naar haar eigen ‘meerkoppige Karina Beumer-monster’ kijkt. Hoeveel kun je van jezelf uitbesteden?

Terwijl ze zichzelf, in al die verschillende gedaanten, gecompliceerde levensvragen stelt, houdt Beumer ‘t ten allen tijde luchtig. De Originele Karina Beumer wordt daardoor al net zo origineel, grappig en ontregelend als recente films van/over/met geestverwanten zoals Bart Eysink Smeets, Dick Johnson en Stefano Keizers. En als argeloze kijker heb je alle gedachtenkronkels, spitsvondigheden en bokkensprongen van Karina™ en de (ex) Karina Beumers maar te volgen. Totdat hun zorgvuldig geconstrueerde werkelijkheid ’t ook voor niet-Karina’s verdomd lastig maakt om aan haar te ontsnappen.

Want in dit vervangingsproject, waarmee de initiator natuurlijk vooral in haar eigen hoofd laat kijken, is voor de verandering nu eens echt de verbeelding aan de macht.

Operation Dark Phone: Murder By Text

Channel 4 / Videoland

Het is alsof ze ‘de sleutels van het koninkrijk’ ontvingen, herinnert één van de betrokken Britse agenten zich. Terwijl de Coronacrisis op gang komt, krijgen specialisten van de National Crime Agency (NCA) begin 2020 plotseling toegang tot EncroChat, het systeem waarmee de georganiseerde misdaad via versleutelde mobiele telefoons communiceert. Ineens wordt een soort Pandora’s doos geopend, bomvol verwijzingen naar drugshandel, wapensmokkel en liquidaties. Maar wie gaan er schuil achter gebruikersnamen als Live-long, Tyrion Lannister en Ace Prospect?

Operation Dark Phone: Murder By Text (190 min.) combineert nagespeelde scènes van de zware criminelen met de chats en foto’s die zij gedurende 74 dagen, tijdens het begin van de pandemie, met elkaar delen. Ongefilterd, in de veronderstelling dat zij onder elkaar zijn. Intussen kan de politie, samen met collega’s uit andere Europese landen, meelezen en -kijken op deze ‘Linkedin van de georganiseerde misdaad’ en proberen te deduceren wie er verantwoordelijk zijn voor de miljoenen zeer expliciete, van geweld en illegale zaken doortrokken, berichten die zij onderling uitwisselen.

Nauwgezet reconstrueren de Britse rechercheurs in deze vierdelige serie van Luned Tonerai en Sophie Oliver  de grootschalige, internationaal gecoördineerde operatie. Het duurt niet lang of ook de Nederlandse onderwereld komt daarbij nadrukkelijk in beeld. Vanaf aflevering 2 zoomt politiechef Andy Kraag, ondersteund door de Nederlandse misdaadjournalisten Jan Meeus en Wouter Laumans, in op de groepering rond de Rotterdamse crimineel Piet Costa, die in het Brabantse dorp Wouwse Plantage een onderwereldgevangenis met martelkamer in aanbouw heeft.

Één van de direct betrokkenen, sportschoolhouder Robin van O., verschijnt zelfs voor de camera, om alle beschuldigingen ver van zich te werpen. En ook Costa’s advocaat Jan-Hein Kuijpers krijgt nog even de gelegenheid om diens straatje schoon te vegen. Intussen vorderen de pogingen van diverse politiekorpsen om criminele netwerken in kaart te brengen – fraai en overzichtelijk gevisualiseerd – gestaag. Alle betrokkenen zijn zich ervan bewust dat het niet lang kan duren voordat de gangsters in kwestie doorkrijgen dat hun volstrekt onkraakbare telefoons tóch gekraakt zijn.

Deze boeiende miniserie maakt inzichtelijk hoe zowel de politie als de criminelen, die hun tentakels hebben uitgeslagen naar landen als Frankrijk, Dubai, Spanje, Ierland en Australië, inmiddels over de landsgrenzen heen denken en zeer creatief te werk kunnen gaan. En als de internationale klopjacht via Encrochat naar z’n einde loopt – omdat de politie via het meelezen uiteindelijk ook zichzelf in de kaarten laat kijken – verplaatst die zich automatisch maar een ander terrein, waar de criminelen zich opnieuw onbespied wanen. Totdat de jagers daar weer een ingang vinden naar hun prooi.

Jan Brokken Zijn Oorlog

Max

De Nederlandse schrijver Jan Brokken was een buitenbeentje in zijn eigen gezin. Hij, de jongste van drie kinderen, had als enige nooit in Nederlands Indië gewoond. Zijn ouders Han en Olga waren in de jaren dertig naar de Nederlandse kolonie vertrokken, hadden daar Brokkens oudere broers Boris en Michiel gekregen en waren vervolgens alle vier in een Jappenkamp beland. Eenmaal terug in Nederland werd de benjamin Jan geboren, een jongen zonder Indisch verleden. En toch zouden die oorlogstrauma’s ook in zijn leven een belangrijke rol gaan spelen.

Dit is het verhaal van Jan Brokken Zijn Oorlog (55 min.), verteld door de schrijver zelf en vastgelegd door regisseur Nathalie Toisuta. De documentaire bevat tevens de nodige voorgelezen fragmenten uit de drie boeken die Brokken schreef over de Indische geschiedenis van zijn familie: Mijn Kleine Waanzin (2004), De Tuinen Van Buitenzorg (2021) en De Kampschilders (2022). Deze Indië-trilogie kon hij overigens pas voltooien toen alle andere gezinsleden waren overleden. De achterstand die Jan had opgelopen, was tegelijkertijd niet meer in te halen.

In deze reisfilm loopt Jan Brokken, veelal in zijn eentje en begeleid door een weelderige soundtrack, in Indonesië door het schuldige landschap, dat door Toisuta, met veel gebruik van droneshots, bijna idyllisch is vereeuwigd. Tot ontmoetingen met gewone Indonesiërs komt het nauwelijks. Zij worden nooit meer dan decorstukken in het relaas van de schrijver, dat wel wordt geïllustreerd met familiefoto’s en ander archiefmateriaal over Nederlands Indië. Verder zijn het Brokkens woorden, met een zeker gewicht uitgesproken of voorgelezen, die ’t moeten doen.

Lang was er volgens de schrijver weinig begrip voor het leed dat de Nederlanders aan dat andere front van de Tweede Wereldoorlog moesten doorstaan en dat in het gezin Brokken, inmiddels neergestreken in het Zuid-Hollandse dorp Rhoon, nog decennia zou doorwerken in de vorm van psychische en lichamelijke kwalen en drankmisbruik. Alsof ze daar in een soort vakantiekamp hadden gezeten! Via zijn eigen familiegeschiedenis vraagt hij nu nog eens nadrukkelijk aandacht voor dit belangrijke hoofdstuk uit Neerlands koloniale historie, dat de afgelopen jaren weer vol in de belangstelling staat.

De A’dammer – De Man Achter De Kast

MAX/Michaël Ferron

Zijn ontwerp is om zeep geholpen, uitgemolken en daarna vervangen, schrijft Aldo van den Nieuwelaar in 2007 bitter aan Harm Scheltens, de directeur van het Nederlandse designmerk Pastoe. Begin jaren zeventig heeft hij De A’dammer ontworpen. De opbergkast voor grammofoonplaten, geïnspireerd door de bekende parkeerpaaltjes, wordt een enorm succes en zal zelfs een plek in de befaamde serie Star Trek verwerven. Het ontwerp dat zowel Pastoe als hemzelf status en fortuin heeft gebracht, is echter onderdeel geworden van een meningsverschil dat hen beiden te gronde dreigt te richten.

Het conflict loopt als een rode draad door De A’dammer – De Man Achter De Kast (55 min.), de verzorgde film die Harro Henkemans heeft gemaakt over de vermaarde ontwerper Aldo van den Nieuwelaar (1944-2010). Die wordt geboren in het Brabantse Haaren, waar zijn ouders een meubelzaak hebben. Zoon Aldo heeft oog voor design en bovendien een ingebakken verzet tegen burgerlijkheid. Volgens zijn zus Mia en broer Joop wil hij altijd in de belangstelling staan. Na de detailhandelschool in ’s-Hertogenbosch maakt de flamboyante jongeling de overstap naar de kunstacademie St. Joost in Breda.

Zelfs daar, nog altijd in het katholieke Brabant immers, loopt hij echter uit de pas: wanneer hij wordt betrapt op een relatie met een man, wordt Aldo van den Nieuwelaar van school gestuurd. Hij trekt naar het westen. In Amsterdam kan hij dan eindelijk zichzelf zijn, als mens en als ontwerper. Hij heeft een gretige dronk, aanstekelijke schaterlach en volop ideeën en begint zich met gelijkgestemde geesten te omringen. Vrijwel alle vrienden die in dit portret aan het woord komen, hebben zich bewezen als ontwerper, schrijver, interieurarchitect of sieraadontwerper. Aldo gedijt in hun midden.

Halverwege de jaren tachtig lijkt hij niet kapot te kunnen. En dan meldt zich een geduchte vijand: AIDS. ‘Ja, daar ging de vrijheid!’ constateert Aldo’s studievriendin Marieke van der Zeijden. ‘Amsterdam werd een dodenstad’, vult Jan Brokken aan, die een boek wijdde aan hun vriendengroep. ‘Van mijn kennissenkring was ik zeker de helft kwijt.’ Hun gezamenlijke vriend, de Russische concertpianist Yoeri Egorov, behoort tot de eerste AIDS-slachtoffers. Aldo en zijn partner, architect David Griffith, vluchten dan naar Italië. Brokken: ‘Zij moeten allebei hebben gedacht: dit staat ons te wachten.’

Dit strak vormgegeven portret heeft dan zijn verplichte breekpunt bereikt. Want ook de verkoop van de A’dammer loopt terug. De royalties die ervoor zorgen dat Aldo van den Nieuwelaar zijn luxe leven kan leiden, drogen langzaam maar zeker op. Als Harm Scheltens van Pastoe een nieuw ontwerp – de A’dammer – Sideboard – op de markt wil brengen, leidt dit vervolgens tot een ernstig conflict met de compromisloze geestelijk eigenaar ervan, die gaandeweg de greep op zijn bestaan helemaal kwijtraakt en uiteindelijk nog maar één mogelijkheid ziet om zijn leven weer in eigen hand te krijgen.

Terwijl Aldo’s vrienden in de epiloog van deze documentaire ook na zijn dood het glas op hem heffen tijdens zijn verjaardag, krijgt zijn signatuurontwerp bij Pastoe weer een nieuw leven.

Ik Ben Roxy

Prime Video

We willen de hype nu door ontwikkelen naar structureel succes, verkondigt vader Jan Arie, tevens de manager van Roxy Dekker, tijdens een overleg met zijn dochter en andere direct betrokkenen waarin de ambities voor 2025 worden doorgesproken. Zo hopen ze de ‘lijpe rollercoaster’, waarin de tienerster terecht is gekomen, te kunnen continueren. Op het overzicht dat op een digischerm wordt gepresenteerd staan bijvoorbeeld ‘Vrienden van Amstel Live’, ‘Noorderslag’ en ‘AFAS Live’. Één doelstelling die sindsdien is gerealiseerd ontbreekt op de lijst: een eigen docuserie.

Deze: Ik Ben Roxy (100 min.), uitgeserveerd in vier delen van nog geen half uur. YouTube-lengte. Het Nederlandse TikTok-fenomeen Roxy Dekker is met singles zoals Anne-Fleur Vakantie, Sugardaddy en Satisfyer in nog geen jaar uitgegroeid tot een popfenomeen, heeft een bekend vriendje (Koen van Heest van Bankzitters, met wie ze de hit Huisfeestje scoorde) op de kop getikt en wil nu dus de vervolgstap zetten. En dat gaat in deze vlotte, reality-achtige miniserie van Nick Hoedeman bijvoorbeeld gepaard met clipopnames, een schrijverskamp, luistersessies en de nodige stress.

Want ‘Rox’ is natuurlijk allang niet meer dat onbevangen meisje dat in haar eentje liedjes schrijft, opneemt en uitbrengt – al is het de vraag of ze dat ooit was. Dekker was ook al onderdeel van een meidengroep en is nu in elk geval het middelpunt geworden van haar eigen business, die in deze productie onder andere wordt vertegenwoordigd door platenbaas Niels Walboomers, de A&R-managers Soraib el Jelali en Lekeisha Irion, boeker Rens Peters en producer Julian Vahle (die er als ‘nepobaby’ hoogstpersoonlijk voor zorgde dat zijn moeder Linda de Mol is te zien in Roxy’s videoclip Ga Dan!).

En dat brengt z’n eigen verplichtingen met zich mee, zoals bijvoorbeeld een releaseparty voor de nieuwe editie van Linda.meiden, waarvoor ze is gevraagd als ‘guest editor’. ‘De cover is wel ok’, zegt Roxy, terwijl ze nog even haar haren doet. ‘Maar van die andere foto’s zijn er misschien drie leuk. En de rest vind ik eigenlijk allemaal…, ja, bijzonder… laat ik het zo zeggen.’ Ze heeft er zelfs niet van geslapen. ‘Dit ben ik toch gewoon niet!’ Even later speelt Dekker, professioneel als ze is, het spel tijdens het feest natuurlijk gewoon mee. ‘Fantastisch!’ Waarna met veel bombarie die cover wordt onthuld.

Van zulk klein ongemak, passend bij een jonge vrouw die nog moet wennen aan de plotselinge roem die haar ten deel valt, moet deze gelikte productie, waarmee Roxy’s populariteit op z’n minst wordt bestendigd en waarschijnlijk, geheel volgens plan, verder wordt uitgebouwd, ’t ook hebben. Verder houdt de miniserie zich vooral onledig met hoe gewoon de hoofdpersoon is (gebleven) en het uitventen van haar onstuimige succes dat volgens de glunderende profi’s van dienst ‘veel groter dan een hype’ is en nu al moet worden ingeschaald op het niveau van Doe Maar en André Hazes.

‘Er was niemand zoals Rox’, zegt Lekeisha Irion, head of Artist & Repertoire van haar platenmaatschappij Warner Chappell Benelux, zonder een spier van haar gezicht te vertrekken. ‘En er gaat ook nooit meer iemand zoals Rox zijn.’

Mads Mikkelsen, Devil In The Flesh

Druk / c: Alamy / NTR

Zit hij met onze kloten te spelen? Als de Deense topacteur Mads Mikkelsen aan het begin van Mads Mikkelsen, Devil In The Flesh (53 min.) de vraag krijgt of hij druk voelde toen hij werd benaderd voor de rol van slechterik in de James Bond-film Casino Royale (2006), heeft hij zijn antwoord direct paraat. ‘Het geheim was dat ik nog nooit een Bond-film had gezien’, zegt hij met een stalen gezicht en een subtiel lachje. ‘Ik wist niet hoe groot het was.’

Mads Mikkelsens wortels liggen in een arbeiderswijk van Kopenhagen. Hij brengt er een groot deel van zijn jeugd op straat door, te midden van wat met een gerust hart probleemjongeren mogen worden genoemd. Tegelijkertijd is hij bezeten van film, met Buster Keaton en Bruce Lee als grote helden. Mikkelsen durft er alleen niet van te dromen om zelf acteur of – ik noem maar een dwarsstraat – danser te worden. Toch zal hij eerst carrière maken als danser, alvorens hij ook de acteur in zichzelf ontdekt.

En al die tijd zou Mads Mikkelsen dus nooit dat uit duizenden herkenbare 007-gitaarloopje hebben gehoord. Of: ‘shaken not stirred’. Het is nauwelijks voor te stellen. Bij een volleerde acteur weet je echter nooit of hij het achterste van zijn tong laat zien of juist een loopje met de waarheid neemt. Van imposante rollen in kleine Deense arthousefilms groeit Mikkelsen intussen door naar groots opgezette Hollywood-blockbusters, waarin hij vaak de schurkenrollen krijgt toebedeeld.

Toch blijft hij geregeld terugkeren naar z’n land van oorsprong, voor kleinere films zoals Jagten en Druk waarin hij zijn gehele repertoire als acteur kwijt kan. Zoals de verteller van dit enigszins routineuze tv-portret van Jeanne Burel en Florence Ben Saddoun, dat vooral bestaat uit (archief)interviews, backstagebeelden en filmfragmenten, ’t formuleert: ‘In films uit zijn eigen land speelt hij rollen van kwetsbare en gekwelde mannen. Een groot contrast met de masculiene stereotypen van Hollywood.’

Mikkelsen, Mads Mikkelsen, en regisseurs met wie hij werkte, zoals Nicolas Winding Refn (die in 1996 Mikkelsens debuut Pusher en diverse andere films met de Deense acteur maakte), Dogma 95-pionier Anders Thomas Jensen (die Mikkelsen uitdaagde om zichzelf en zijn eigen mannelijkheid te onderzoeken), Jan Kounen (Coco Chanel & Igor Stravinsky) en Arnaud des Pallières (Michael Kohlhaas) geven daarnaast een voorzichtige blik achter de schermen bij een man met duizend gezichten.

Intussen blijft het antwoord op die ene beginvraag in de lucht hangen: is Mads Mikkelsen zo’n beetje de enige filmfreak ter wereld die voor zijn veertigste nooit een James Bond-film heeft gezien? Of heeft de acteur gewoon last van humor, die je door die vele gezichten toch wat moeilijker herkent? Enkele seconden later meldt hij ook doodleuk dat hij geen auditie heeft gedaan voor de rol van slechterik Le Chiffre. ‘Ze waren zo druk met de Bond-meisjes bezig dat ze geen tijd hadden.’

The Hold Down

EO

Zijn surfplank voerde hem al naar Marokko, Indonesië, Hawaii, Namibië én Portugal. Want daar, in het woelige water bij het kustplaatsje Nazaré, kun je wedijveren met de hoogste – en gevaarlijkste – golven. En daar wil de Nederlandse big wave-surfer Sacha Bongaertz dus zijn eigen grenzen opzoeken – en zich meten met alle andere surfals van de wereld.

De documentaire The Hold Down (54 min.) van Jan Paul van der Velden oogt als een Nederlandse variant op 100 Foot Wave, de ultieme surfserie over de Amerikaanse crack Garrett McNamara en zijn entourage. Hij zette het slaperige Portugese kustdorp ooit op de kaart als dé plek om epische golven van ruim twintig meter te bedwingen. Sindsdien geldt Nazaré als een soort bedevaartsoord voor big wave-surfers.

Bongaertz lijkt op het eerste gezicht een typische ‘beach boy’ uit de badplaats Scheveningen. De man die nu imposante golven trotseert was ooit echter een jongetje met een ernstige vorm van reuma, dat helemaal vast dreigde te lopen. Totdat hij ontdekte dat water hielp tegen zijn klachten. Al snel was Bongaertz verknocht aan surfen en vond hij in Hans van den Broek van de plaatselijke surfwinkel een mentor.

In deze film paart Van der Velden het kwetsbare persoonlijke verhaal van zijn hoofdpersoon – verteld door hemzelf, zijn (gescheiden) ouders Mark en Katharina en z’n grootouders – aan spectaculaire beelden van zijn duizelingwekkende toeren op de surfplank, die met behulp van drones en point of view-shots zijn vereeuwigd. Sacha Bongaertz is in Nazaré, inmiddels ook zijn eigen surfplek gestart: Ghetto Palace.

In Portugal liggen ook wortels van de Nederlandse surfer. Zijn grootvader José groeide er op en speelde voor de topvoetbalclub Benfica en het nationale elftal, maar koos ineens halsoverkop het ruime sop en verkaste naar het buitenland. Die impulsiviteit ziet Sacha Bongaertz terug bij zijn vader Mark, die is gediagnosticeerd als manisch-depressief. En hij herkent ‘t ook bij zichzelf. Sacha vaart eveneens op de golven van zijn eigen gemoed.

Met een camper en zijn beste vriendin Suus gaat hij in dit geslaagde portret op zoek naar Portugese familieleden die hij nog nooit heeft ontmoet, bezoekt de reumatoloog die hem als jongetje behandelde en fantaseert over surfles voor kinderen met een broze gezondheid. Zodat hij zijn eigen levenservaring, op en naast die plank, kan doorgeven aan jongens en meisjes die dat goed kunnen gebruiken.

De Verkrotte Droom

IF Productions / BNNVARA

‘Als de funderingspalen slinken, hoor je bij Ymere de champagneglazen klinken’, leest Bart Stuart, een actief lid van de huurdersvereniging van de Amsterdamse Van der Pekbuurt, een oude slogan voor tegen sloopplannen van de woningcorporatie. Die komt uit de koker van zijn strijdbare collega Bert Müssig. Zij herkenden zich ruim vijftien jaar geleden al in dat ene Gallische dorpje uit de Asterix & Obelix-boeken, dat zich maar bleef verzetten tegen de Romeinen. ‘Weg uit de Van der Pek? Hallo, we zijn niet gek!’ Intussen leven ze in De Verkrotte Droom (60 min.).

De ruim 1500 huizen staan er nog steeds. Ze zijn door achterstallig onderhoud verder verloederd. De ‘woonwoede’ van de bewoners en huurdersvereniging is dus zeker niet geluwd. Volgens hen ontbreekt het aan ‘eigenaarschap’ bij Ymere en zijn ze bij de corporatie, die zich volgens hen heeft ontwikkeld van sociaal beheerder naar projectontwikkelaar, vergeten dat alles draait om de huurder. Hun slogans zijn ondertussen met de tijd meegegaan. Tijdens een actie bij Ymere’s hoofdkantoor in 2022 staat er op een spandoek te lezen: ‘Ymere Ga Isoleren’.

De sympathie van de documentairemakers Ilse en Femke van Velzen (Fighting For Silence, Weapon Of War en Prison For Profit) ligt duidelijk bij de activistische huurdersvereniging. Ze sluiten aan als die de schade komt opnemen in woningen (lekkages V scheuren V schimmel V ratten V…) en houden ook de vinger aan de pols als Ymere eindelijk werk begint te maken van de renovatie. Wanneer Ymeres directievoorzitter Erik Gerritsen zelf eens poolshoogte komt nemen in de Van der Pekbuurt, krijgt hij de wind van voren van diverse bewoners.

Via de verwikkelingen in de Amsterdamse buurt belichten de tweelingzussen Van Velzen, die in de afgelopen jaren hun werkveld lijken te hebben verlegd van Afrika naar eigen land, een ontwikkeling die al enige tijd in heel Nederland speelt: het zeer weerbarstige proces rond het vernieuwen van oude stadswijken. Om te laten zien hoezeer woonperikelen intussen ook doorwerken in andere aspecten van het gewone leven volgen ze één van de vijfduizend Van der Pek-bewoners: Angel van Duiven leeft met haar kinderen in een woning, die al jaren smeekt om groot onderhoud.

De Verkrotte Droom plaatst de huidige Van der Pek-problematiek bovendien tegenover de mooie idealen waarmee de buurt begin twintigste eeuw voor mensen met een kleine beurs is ontworpen door de architect Jan Ernst van der Pek. Zijn vrouw Louise Went manifesteerde zich destijds als woningopzichteres en wordt in deze film, via de stem van Ellen Röhrman, opgevoerd als vertelster. ‘Wat is er in hemelsnaam gebeurd met onze mooie buurt?’ vraagt Went zich af aan het begin van de film, die dat proces – en de huidige herstelpogingen – vervolgens treffend in beeld brengt.

Tijdens deze renovatie komen de huurdersvereniging en de woningcorporatie soms recht tegenover elkaar te staan. Een spandoek, dat aan een bouwhekwerk wordt opgehangen, getuigt ervan: ‘Overleeft De VdPek deze renovatie?’

Nowhere Man

Doxy

In al hun jeugdige overmoed reden ze in 1998 gedrieën in een grijze deux chevaux naar Frankrijk om een roadmovie te maken over hun vriendschap. Het werd een mislukking, met veel gedol, gekibbel en gedoe. Géén film in elk geval. De 24 tapes verdwenen in een allengs vergeten doosje, met het idee dat ze er nooit meer uit zouden komen.

25 Jaar later is hun vriend Rob overleden en beschikken Jan Willem den Bok en Jaap van Heusden nog altijd over de tapes met opnames van die roadtrip naar nowhere. Wat vertellen die oude beelden over wie ze waren en zijn, hun onderlinge band en de eigenzinnige vriend die ze mettertijd een heel klein beetje uit het oog zijn verloren?

Hij wordt ongetwijfeld bedoeld met Nowhere Man (30 min.), de titel waaronder ze dat oude materiaal nu presenteren. En daarin zingen ze natuurlijk ook even mee met de gelijknamige Beatles-klassieker. ‘Doesn’t have a point of view’, klinkt ‘t dan, rijdend in die eend door de nacht. ‘Knows not where he’s going to. Isn’t he a bit like you and me?’

Rob was zo te zien een excentrieke jongeling. Iemand die worstelde met zichzelf en het leven, zo valt ook af te leiden uit de voicemail-berichten die Den Bok en Van Heusden in het hier en nu uitwisselen en waarmee ze al dat oude materiaal een beetje inkaderen. Een heel klein beetje. De kijker ervan wordt verder grotendeels aan z’n lot overgelaten.

Deze documentaire is de ode aan hun vriendschap geworden die de oorspronkelijke film had moeten zijn. Aan de jeugd ook, waarin ze elkaar hebben gevonden. Voor een buitenstaander is ’t best lastig om daar vat op te krijgen. De gesprekken en activiteiten, met ook enkele voicemails van Rob zelf uit latere tijden, lijken lukraak bij elkaar geklutst.

Dat is natuurlijk niet zo – er vormt zich onderweg wel degelijk een soort verhaal over die reis en daarmee ook een portret van de man die daarvan het neurotische middelpunt was – maar het kost best veel kruim om naar die serie snapshots van jeugdige branie, onbezonnenheid en twijfel te kijken en daaruit de essentie te destilleren.

Steve Stevaert, De Schaduw Van De Macht

VRT

Tien jaar na zijn tragische dood probeert de vierdelige serie Steve Stevaert: De Schaduw Van De Macht (155 min.) vat te krijgen op de cafébaas uit Hasselt die in de jaren negentig stormachtig carrière maakte in de Belgische politiek. ‘Steve was de man op de fiets die iedereen bij naam noemde’, vertelt zijn vriend Ivo Konings. ‘Hij had zo’n truc. Dan zei ie: ah, ik ken u, hoe heet ge nu weer? En dan zei die man bijvoorbeeld ‘Karel’.  Dan zei hij: ja, Karel, dat wist ik, maar uw familienaam, die ben ik kwijt.’

En na Hasselt tuinde ook België er met open ogen in. Hij was ‘Steve Stunt’, de man die altijd weer een nieuwe troef uit zijn mouw kon schudden. Liefst gratis. Van openbaar vervoer tot elektriciteit. Later werd hij ‘Steve De Sloper’, de bestuurder die illegaal gebouwde huizen liet afbreken. Bij voorkeur van welgestelde landgenoten, want dat viel goed bij zijn linkse achterban. En na de ongelooflijke verkiezingswinst die hij met SP.A behaalde in 2003, schreef de Vlaamse krant De Morgen sans gêne ‘Steve is God’.

Toen begon zo ongeveer ook de ommekeer, betoogt deze productie van Luc Haekens. Steve Stevaert, de gewezen cafébaas, burgemeester van Hasselt, Vlaamse vicepremier, opper-Teletubbie van de Belgische socialisten, de politicus die alles wat hij aanraakte in goud zag veranderen, bleek ook maar een heel gewoon mens. Een heel feilbaar mens zelfs. Na de eerste haarscheurtjes in zijn imago kwamen de beschuldigingen van ernstig wangedrag, die zijn onaantastbare status van volksheld ernstig beschadigden.

Hij kon zich niet meer beroepen op wat politiek journalist Siegfried Bracke ‘het voordeel dat hij niet had gestudeerd’ beroepen. De ‘amateurmassapsycholoog’ Stevaert, die volgens oud-woordvoerder Jan de Zutter van SP.A zo goed aanvoelde hoe mensen werkelijk zijn, was ook z’n fingerspitzengefühl kwijtgeraakt en moest het voortaan doen zonder de erkenning en aandacht waaraan hij verslaafd was geraakt. Dat moest wel verkeerd aflopen. En dat deed ‘t ook, op 2 april 2015 in het Albertkanaal.

Dit postume portret begint bij dit tragische einde, spoelt daarna terug naar het begin als Steve in 1954 als Robert Stevaert wordt geboren in Rijkhoven en volgt daarna chronologisch zijn leven. Van een jongen die ‘t niet van studeren moet hebben, op de hotelschool beland en daarna een succesvolle horecaondernemer wordt tot een gevallen politicus, die is ingehaald door duistere krachten. Een gebroken man, die alles is kwijtgeraakt wat hij dacht te hebben en dan de dood boven het leven verkiest.

Met die keuze zet hij ook een rouwrand om de 61 jaar ervoor. Politieke kopstukken zoals Willy Claes, Louis Tobback, Johan Vande Lanotte en Bert Anciaux zorgen er in deze miniserie, waarvan ik nu drie delen heb gezien, echter voor dat in elk de geval de politicus Steve Stevaert weer kleur op de wangen krijgt. Naar de persoon daarachter, met volgens Ivo Konings ‘tristesse in zijn ogen’, blijft ‘t ondanks talloze anekdotes en typeringen nog altijd een beetje zoeken. Hij is ergens verdwenen geraakt in Steve Stunt, Steve De Sloper en Steve De Politieke God.

Trailer Steve Stevaert, De Schaduw Van De Macht

Tallon: Onder Druk

HBO Max

Hij is van plan om in 2024 de top tien aan te gaan vallen. In het voorgaande jaar is de Nederlandse tennisser Tallon Griekspoor doorgestoten naar plek 23 op de wereldranglijst. Hij heeft zelfs het tennistoernooi van Rosmalen op zijn naam weten te schrijven. Aan de top blijven is alleen een stuk moeilijker dan aan de top komen.

Met zijn vader Ron en broers Kevin en Scott in het publiek moet Tallon eerst maar eens proberen om opnieuw boven zichzelf uit te stijgen in Rosmalen. Dat is zeker niet gemakkelijk. Pers en publiek vragen voortdurend om zijn aandacht en leiden hem af van waar ’t uiteindelijk allemaal om draait: presteren op de baan. Zijn Belgische trainer Kristof Vliegen probeert hem, door alle weerstand heen, naar overwinningen te loodsen.

De voormalige toptennisser Vliegen is tevens prominent aanwezig in Tallon: Onder Druk (49 min.), de korte film die Jan-Willem de Lange heeft gemaakt over Griekspoors verrichtingen in 2024. Wedstrijden worden belicht via zijn kritische blik. Hij roept Griekspoor soms non-verbaal tot de orde, geeft hem na een geslaagde rally opzichtig complimentjes of deelt hardop zorgen over z’n pupil met bondscoach Paul Haarhuis.

Duidelijk is: Tallon Griekspoor moet aan de bak. Om zijn huidige status te behouden of zelfs uit te bouwen, openlijke twijfelaars te logenstraffen en – vooral – aan zijn eigen verwachtingen te kunnen voldoen. Die druk was er altijd al. Van jongs af aan heeft Griekspoor moeten concurreren met andere talenten, waarvan de ouders, volgens zijn vader Ron, in de stellige overtuiging waren dat ze ‘de nieuwe Krajicek’ in huis hadden.

Terwijl hij de strijd aanbindt met cracks als Djokovic, Sinner en Zverev blijkt Griekspoors grootste tegenstander, jawel, Tallon te heten. Kristof Vliegen probeert dat in goede banen te leiden en tegelijk zijn relatie met de explosieve tennisser, die zijn woede na een verloren wedstrijd ouderwets botviert op z’n racket, te behouden. Dat blijkt een serieuze uitdaging, verraadt deze film, die verrassend dicht bij de trainer en z’n speler komt.

Want daar blijkt het hart van deze boeiende sportdocu te zitten: bij de delicate omgang tussen twee mensen die elkaar nodig hebben om te kunnen presteren, maar op een gegeven moment niet meer mét en niet meer zónder elkaar lijken te kunnen. En dat dreigt dan weer ten koste te gaan van de prestaties. Zo stevent Tallon: Onder Druk af op een onvervalst do or die-moment: op de tennisbaan en ernaast.

Merckx

Gusto Entertainment

‘Op de fiets was hij net als zijn vader Jules: serieus, koppig en vasthoudend’, vertelt wielerjournalist Rodrigo Beenkens in deze archieffilm over de grootste wielrenner aller tijden. ‘Maar eenmaal van de fiets af was hij net als zijn moeder Jenny: emotioneel, melancholiek en vrijgevig. De ambivalentie van Eddy Merckx.’

In de documentaire Merckx (83 min.) richten Christophe Hermans en Boris Tilquin zich op de hoogtijdagen van de Belgische wielrenner die, bijvoorbeeld, vijf keer de Tour de France won, eveneens vijfmaal zegevierde in de Ronde van Italië, de Vuelta één keer won en nog eens drie keer wereldkampioen werd. Tussendoor schreef hij ook nog zo ongeveer alle wielerklassiekers op zijn naam. Nee, voor andere wielrenners was er van pakweg 1967 tot 1975 doorgaans héél weinig aan.

Eddy Merckx was een echte vechter die nooit van opgeven wilde weten, stelt zijn Nederlandse coureur Joop Zoetemelk, die mede door de verrichtingen van zijn Belgische rivaal de bijnaam ‘de eeuwige tweede’ verwierf. Verder komen in deze documentaire ook Merckx’s zus Micheline en broer Michel, zijn biograaf Johny Vansevenant, soigneur Guillaume Michiels en zijn concurrenten Jan Janssen, Felice Gimondi, Lucien van Impe, Cyrille Guimard en Bernard Thévenet aan het woord.

Zij blijven buiten beeld. En ook in het fraaie archiefmateriaal is vooral Eddy Merckx zelf te zien: demarrerend, terughalend, klimmend, tijdrijdend en sprintend. Winnend, dat vooral. Een tijd was hij de wielervariant op Duitsland in de boutade ‘voetbal is een eenvoudig spelletje, waarbij 22 mannen negentig minuten achter een bal aanrennen en op het einde Duitsland altijd wint’. Iedere coureur reed zich het snot voor ogen en moest daarna aanzien hoe hij toch weer als eerste de meet passeerde.

De Merckx van na de finish, toen hij zijn fiets definitief in het vet had gezet, bestaat in deze film niet. En zijn jeugd, met een moeder die in eerste instantie weinig fiducie had in de wielercarrière van haar kind en een vader die hardhandig ingreep als het joch weer eens nauwelijks te hanteren was, wordt in tamelijk ruwe pennenstreken afgedaan. Heden ten dage zou Eddy waarschijnlijk met ADHD worden gediagnosticeerd, toentertijd probeerden ze hem gewoon in het gareel te houden.

Hoe hij daar zelf naar kijkt, daarnaar blijft ’t overigens gissen in deze film. De man zelf – en ook zijn echtgenote Claudine, eerder wel prominent aanwezig in Joël Santoni’s Eddy Merckx: La Course En Tête uit 1973 – komen alleen aan bod in archiefinterviews en -reportages. Eddy mag eeuwig jong blijven, de man die Vlamingen en Walen voor de verandering eens trots maakte dat ze Belg waren – al werden wielerfans van buiten de landsgrenzen allengs strontziek van Merckx’s dominantie.

De bijnaam ‘De Kannibaal’ geldt als een weerslag van die weerzin. Merckx was er zelf naar verluidt niet blij mee. Bij de Tour de France van 1975 zou hij de eerste renner in de geschiedenis gaan worden die de ronde zes keer had gewonnen. Een chauvinistische Franse fan kon dat echter niet verkroppen en bracht de Belgische favoriet een slag toe. Merckx reed zich daarna volgens eigen zeggen helemaal kapot. Hij heeft na deze tour ook nauwelijks nog een overwinning van betekenis geboekt. 

Een geboren winnaar was een gewezen winnaar geworden – en Eddy, die enigszins verlegen Belgische jongen, niet langer Merckx, de beste wielrenner van zijn (en wellicht elke) tijd.

De Illusie Aan De Macht – 1412 Dagen Kabinet Den Uyl

Joop den Uyl (l), koningin Juliana en Dries van Agt (r) / Aanpak Film

Alles is veranderd – en tegelijk helemaal niets. Zo’n linkse regering als het kabinet Den Uyl (1973-1977) had Nederland nog nooit en (vooralsnog) ook nooit meer. En tegelijkertijd ging ‘t er in de jaren zeventig, getuige de tweedelige documentaire De Illusie Aan De Macht – 1412 Dagen Kabinet Den Uyl (110 min.), niet zoveel anders aan toe dan nu: premier Joop den Uyl en bewindslieden van de partijen PvdA, KVP, ARP, PPR en D66 werden met de ene na de andere crisis geconfronteerd, kregen te maken met aanzienlijke weerstand en vochten elkaar soms, tot diep in de nacht, de tent uit.

Hun gekrakeel speelde zich alleen af in een grotendeels zwart-witte wereld en werd gekenmerkt door vormelijkere omgangsvormen. De uitgangspunten van de grote vormgever, Joop den Uyl, waren echter glashelder: een eerlijkere verdeling van macht, kennis en inkomen. Het PvdA-kopstuk geloofde in een maakbare samenleving, zijn progressieve regering was ‘van en voor gewone mensen’. En dat betekende dan weer vrij schieten voor de oppositie. ‘Sinterklaas bestaat’, kreeg VVD-leider Hans Wiegel, wijzend naar Den Uyl, bijvoorbeeld de lachers op zijn hand. ‘Daar zit ie, achter de tafel.’

Toen André van der Hout en Chris Vos werkten aan deze historische reconstructie, in 1999 beloond met een Gouden Kalf, was die ‘goedheiligman’ al overleden. Andere bekende kabinetsleden zoals de ministers Dries van Agt, Ruud Lubbers, Jos van Kemenade, Henk Vredeling, Jan Pronk, Tjerk Westerterp en Max van der Stoel en de Kamerleden Willem Aantjes, Hans van Mierlo en Frans Andriessen schoven wel aan om terug te blikken op een tijd die in het teken stond van pak ‘m beet de oliecrisis, Surinaamse onafhankelijkheid, abortus, de Lockheed-affaire en Molukse treinkapingen.

En ergens in die aaneenschakeling van kleinere en grotere crises ontstond er een verwijdering tussen de PvdA, geleid door de zuinige calvinist Den Uyl, en de katholieke minister van justitie Van Agt, die in 1977 de lijst zou gaan aanvoeren van het CDA, een nieuwe politieke partij die uit drie christelijke partijen was ontstaan. En die zou er uiteindelijk voor zorgen dat er, ondanks een enorme verkiezingsoverwinning voor de PvdA, géén tweede kabinet Den Uyl kwam. Dries van Agt werd minister-president in een kabinet met de VVD. Met Wiegel had Van Agt duidelijk meer chemie dan met Den Uyl.

Van der Hout en Vos tekenen die geschiedenis zonder al te veel opsmuk op. Ze verlaten zich op de fraaie archiefbeelden, laten die inkaderen door de toenmalige hoofdrolspelers en zorgen zelf voor een hoofdstukindeling en dienende muziek. Het resultaat is een film die de tijdgeest moeiteloos te pakken krijgt en tevens een aansprekend portret wordt van het gezicht daarvan: Joop den Uyl, een zeer principiële, gedreven en polariserende man, die regelmatig gebukt leek te gaan onder de enorme opdracht die hij zichzelf had gesteld: een Nederland van en voor iedereen.

Het Universum Van Klaas Gubbels

AVROTROS

Bijna een halve eeuw geleden kocht filmmaker Jan Louter z’n eerste schilderij van Klaas Gubbels. In 1988 maakte hij een radiodocu over de Nederlandse kunstenaar, drie jaar later gevolgd door een televisie-item en in 20023 culminerend in de documentaire Stilleven Van Een Schilder. Ruim twintig jaar later is Louter nog altijd niet uitverteld over de inmiddels negentigjarige schilder, getuige Het Universum Van Klaas Gubbels (52 min.).

Intussen waren er gedurende de jaren ook andere documentairemakers te gast bij de aimabele en opmerkelijk vitale Gubbels, die wordt beschouwd als één van de grootste levende Nederlandse kunstenaars. Louter maakt gretig gebruik van hun werk en incorporeert treffende fragmenten in deze nieuwe film, die daardoor het karakter van een retrospectief krijgt. Van een man die overigens volledig in het heden leeft: hij blijft nog steeds dingen maken, benadrukt Gubbels, die voor hem nieuw zijn.

Klaas Gubbels heeft al zestig jaar z’n eigen atelier in een koetshuis nabij Arnhem. Daar gaat hij nog elke dag, tot vreugde van zijn echtgenote en hemzelf, aan het werk. Dat heeft maar één nadeel, vindt hij: binnen vijf minuten maakt hij er een ‘klerenzooi’ van. Tijdens de opnames van dit verzorgde portret werkt Gubbels in die werkruimte toe naar een overzichtstentoonstelling in Arnhem, de stad waarvan hij ereburger is. Schilderen is voor een ‘mierenneuker’ zoals hij overigens lang niet altijd leuk. Want als ’t niet lukt…

Dat werk ontroert z’n vriend, schrijver en documentairemaker Cherry Duyns. Die prijst de ‘ogenschijnlijke eenvoud’ ervan. Al die potten, kannen en tafels. Iets uit niets maken. Met veel meer detail dan menigeen in eerste instantie ziet. En dat blijft niet onopgemerkt. Want Gubbels mag de negentig dan bijna gepasseerd zijn, z’n werk wordt nog altijd op nieuwe plekken ontdekt. Zo meldt zich een Chinese galeriehoudster die het werk van de Nederlandse kunstenaar in Shanghai onder de aandacht wil brengen.

Alleen zijn stem, die z’n oorspronkelijke diepte heeft verloren, verraadt intussen dat Klaas Gubbels inmiddels tegen de tijd schildert. Alle reden dus om zijn werk te vieren. Met een expositie – ‘als ik zeg dat het kunst is, is het kunst’, staat er op de muur bij de tentoonstelling in Arnhem – en een film die zowel de man als de kunstenaar recht doet.

Graham Taylor: An Impossible Job

Channel 4

Het is een absolute hondenbaan, dat bondscoachschap van Engeland. Bijna net zo erg als door het leven moeten gaan als prinses van Wales, zegt een grapjas in de klassieke voetbaldocu Graham Taylor: An Impossible Job (77 min.). De verwachtingen zijn altijd veel te hoog gespannen en elke misstap wordt uitvergroot en eindeloos herkauwd. Totdat je, als onschuldige voetbaltrainer, ineens tot volksvijand nummer 1 bent verklaard.

In deze observerende film van Ken McGill wordt Graham Taylor, de geplaagde bondscoach van het Britse nationale elftal, gevolgd tijdens de kwalificatie voor het WK van 1994 in de Verenigde Staten. Sterspeler van het team is enfant terrible Paul Gascoigne. Die zit alleen niet lekker in zijn vel. ‘You’ve got good feet’, voegt medespeler Carlton Palmer hem, goedbedoeld, toe tijdens een training. ‘But you’ve got a fucked up knee, a fucked up brain and a fucked up belly.’

Intussen vallen de resultaten tegen. De Britse pers ruikt bloed. Je hebt journalisten die echt geïnteresseerd zijn in het spel, stelt Taylor daarover, en anderen die op zoek zijn naar verhalen. Zulke types vinden altijd wel een relletje. Taylor maakt ’t zichzelf ook niet altijd gemakkelijk. Hij haalt bijvoorbeeld de onverzettelijke linksback Stuart Pearce terug bij de ploeg en bombardeert hem tot aanvoerder. Dat moet de bondscoach alleen nog gaan vertellen tegen de huidige captain David Platt

McGills camera mag dan ook mee. Het resulteert in een aandoenlijk tafereel tussen speler en trainer.  De ongefilterde toegang die de coach geeft, zowel tijdens wedstrijden en trainingen als bij zijn andere activiteiten, is tegenwoordig ondenkbaar. De communicatieafdeling van de voetbalbond zou ongetwijfeld ‘final cut’ bedingen en de verhaallijn bewaken. Zodat ’t misschien lijkt alsof de maker ‘all access’ heeft gekregen, maar in werkelijkheid de officiële communicatielijn uitdraagt.

Graham ‘Do I Not Like That!’ Taylor zou er ook hoogstpersoonlijk voor hebben gezorgd dat McGills cameraploeg toegang krijgt tot de allesbeslissende wedstrijd tegen het Nederlands elftal van Bergkamp, Rijkaard en de Koemannen in Rotterdam. Tijdens de eerdere ontmoeting tussen de twee teams, die werd afgesloten met een 2-2 gelijkspel, was Oranje nog goed weggekomen. Jan Wouters ontsnapte aan een rode kaart nadat hij Paul Gascoigne bruut had geveld met z’n ellenboog. 

Op de persconferentie voor de wedstrijd op 13 oktober 1993 zoekt Taylor doelbewust de confrontatie met een inmiddels vijandige pers. Today-verslaggever Rob Shepherd is naar zijn smaak bijvoorbeeld veel te somber. ‘Ik hoop dat ik morgen kan glimlachen’, reageert de sportjournalist zuinig. ‘Werkelijk waar. Maar ik maak me ernstig zorgen.’ De Britse bondscoach ruikt nu ook z’n kans. ‘Maak je gerust druk, Rob’, sneert hij. ‘Maar laat de rest van ons met rust. Maak je lekker in je eentje zorgen.’

Tijdens de wedstrijd wordt echter al snel duidelijk dat de spanning ook Taylor niet onberoerd laat. Dit levert bijzonder treffende close-ups op: van een voetbaldier, met die alomtegenwoordige bril, dat is bevangen door stress en gedurig uit z’n vel springt. In een klassieke geworden scène vaart hij, na een onbestraft gebleven overtreding van de huidige Nederlandse bondscoach Ronald Koeman, uit tegen de wedstrijdofficial. ‘Ik weet dat jij niets kunt zeggen, maar uiteindelijk krijg ik de zak.’

De man mag de scheidsrechter nog van harte bedanken namens hem. Want Graham Taylor weet als geen ander: wanneer Engeland wordt uitgeschakeld, moet de kop van de bondscoach rollen. Hij heeft nog wel een gouden tip voor zijn opvolger: zorg ervoor dat je elftal niet verliest.

Sporen Van Een Spermabank

KRO-NCRV / vanaf dinsdag 17 december op NPO Start

Zouden sommige vruchtbaarheidsartsen, donoren en medewerkers van spermabanken in het verleden de overtuiging hebben gehad dat het doel alle middelen heiligde? En dat toch niemand erachter zou komen hoe ze hun klus klaarden? De misstanden die in de afgelopen jaren, met behulp van moderne DNA-toepassingen, zijn blootgelegd in de fertiliteitswereld – van pak ‘m beet het zaad van de beruchte vruchtbaarheidsarts Jan Karbaat tot de duizend kinderen van de Nederlandse ‘vikingdonor’ Jonathan Meijer – doen vermoeden van wel.

De excessen daargelaten lijkt er in het algemeen, bij mensen die doorgaans natuurlijk vanuit de beste bedoelingen handelden, sprake te zijn geweest van onachtzaamheid, gebrek aan invoelend vermogen en doodgewone slordigheid. Donorkinderen worden echter donorvolwassenen, zoals Roos, zelf kind van een donor, ‘t treffend uitdrukt in de vierdelige serie Sporen Van Een Spermabank (145 min.). De vragen over oorsprong, verwantschap en aanleg volgen dan vanzelf. En mannen die ooit (anoniem) zaad doneerden kunnen dan ineens worden aangesproken als vader.

Deze miniserie van Annemieke Ruggenberg en Martijn Willemen concentreert zich op misstanden binnen het Arnhemse Rijnstate-ziekenhuis en laat zien – op basis van achtergrondgesprekken en inzage in medische dossiers, onderzoeksrapporten en vertrouwelijke stukken – waartoe al dat geïmproviseer kan leiden. Donoren met veel meer nageslacht dan ze door hadden bijvoorbeeld. ‘Het is gewoon veel te veel’, zegt Peter, die zelf geen kinderwens had, maar inmiddels naar schatting zestig tot tachtig kinderen heeft verwekt. Hij betrapt zichzelf op ‘de hoop dat kinderen zich niet melden’. 

Bij donoren zoals Peter, die soms zelfs al zijn vergeten dat ze ooit zaad hebben gedoneerd, kan er echter zomaar een brief van de Stichting Donorgegevens Kunstmatige Bevruchting op de deurmat vallen: één van hun kinderen wil contact. Hans ziet zichzelf bijvoorbeeld niet als vader, maar eerder als ‘biologische veroorzaker’. Ook hij heeft er inmiddels echter diverse malen aan moeten geloven. Het ene na het andere kind meldde zich. Voor de camera van deze serie wordt Hans opgezocht door een gezelschap van vijf volwassen dochters, waarvan hij er eentje zelfs voor het eerst ontmoet.

De eerste twee delen van deze boeiende journalistieke productie richten zich op de donorkinderen en hun donoren, het derde deel speelt zich vooral binnen het ziekenhuis zelf af. Waar artsen en medewerkers van het matchen van wensouders en donoren nogal eens een (administratief) rommeltje hebben gemaakt. Met alle gevolgen van dien: voor onwetende/onwillige donoren, de betrokken ouderparen en – vooral – hun inmiddels volwassen kinderen, die in het duister tasten over van wie ze afstammen – of uitermate ongelukkig worden van de informatie die ze daarover krijgen verstrekt.

De volle reikwijdte van wat er toentertijd mis is gegaan in het Rijnstate dringt pas echt door in de afsluitende aflevering van Sporen Van Een Spermabank, die is opgebouwd rond een onthulling van Karbaat-achtige proporties. Dit bijzonder pijnlijke verhaal krijgt ongetwijfeld nog een staartje en maakt ook erg benieuwd naar de inhoudelijke reactie van het ziekenhuis en de betrokken arts.

De Propagandist

Docmakers

Vorig jaar sleepte Luuk Bouwman samen met collega Aliona van der Horst op het International Documentary Festival Amsterdam de prijs voor beste Nederlandse documentaire in de wacht met Gerlach, een film over ‘de laatste akkerbouwer’. Dit jaar is diezelfde IDFA-Award opnieuw voor hem, nu is alleen alle eer voor hem.

Bouwmans nieuwe film De Propagandist (111 min.) is een soort vervolg op zijn documentaire Allen Tegen Allen (2020), waarin hij de geschiedenis van het Nederlandse fascisme, en alle bijbehorende splinterpartijtjes, helemaal uitvlooit. Nu zoomt hij in op één enkele man: Jan Teunissen (1898-1975), de filmtsaar van Nederlandse nazi’s.

De historicus Rolf Schuursma sprak in 1964 en 1965 enkele malen met de geaffecteerd sprekende Teunissen. Die opnamen, in totaal ruim negen uur, vormen samen met beeldmateriaal dat de gedreven filmmaker zelf maakte het fundament onder deze documentaire. Schuursma geeft daarbij dan, soms nog altijd ontzet, weer commentaar.

In een andere wereld – en met een andere attitude – had hij, net als zijn veel bekendere Duitse vak- en partijgenoot Leni Riefenstahl, een gevierde regisseur kunnen worden. Zijn start was veelbelovend: als G.J. Teunissen maakte hij de eerste Nederlandse film met geluid en Sjabbos, een documentaire over de vooroorlogse Amsterdamse Jodenbuurt .

Toen hij zich in 1934 waagde aan de eerste grote Nederlandse speelfilm, over de nationale trots Willem van Oranje, ging ‘t echter helemaal mis. ‘Een tragische mislukking en een slecht begin van de Nederlandse film’, leest Rolf Schuursma voor uit de vernietigende kritieken in de pers. ‘Willem van Oranje opnieuw vermoord.’

Als voorzitter van de filmdienst van de NSB, het filmgilde van de Nederlandse Cultuurkamer, de Bioscoopbond en de Filmkeuring maakte Teunissen, het enige kind van een zeer gefortuneerde antiquair uit Den Haag, een comeback. Hij werd de allesbepalende factor in de Nederlandse film tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Teunissens privéadres, Lange Voorhout 62 in Den Haag, werd het centrum van de Nederlandse film in de oorlog, stelt historicus Egbert Barten. Hij doet sinds 1989 onderzoek en interviewde vaderlandse filmmakers uit die tijd, zoals Reinier Meijer, Jan Koelinga en Bob Kommer. De één sprak liever over het verleden dan de ander.

Deze historische documentaire diept de geschiedenis van de Nederlandse nazi-propagandafilm, aan de hand van de grote roerganger ervan, weer op. Het levert even vergeten als onvergetelijke verhalen op, zoals de NSB-kluchten Wat Een Tijd en de eerste Nederlandse en uitgesproken antisemitische tekenfilm Van Den Vos Reynaerde

Teunissen spreekt er twintig jaar later zonder al te veel wroeging over, in een fascinerende film over een bezoedeld verleden, dat menigeen liever onbesproken – en ongezien – laat. Dat zijn eigen vooroorlogse beelden van de Jodenbuurt werden verwerkt in de ultieme nazifilm Der Ewige Jude vindt hij ‘een onfortuinlijke kwestie’.

De Jodenvervolging vond De Propagandist ‘een zeer ongelukkige kwestie’. Nee, sjiek was dat niet, zegt hij tegen het einde van dit portret, als zijn ware aard naar voren lijkt te komen en hij zichzelf definitief de das omdoet. Aan serieuze zelfreflectie is hij blijkbaar nooit toegekomen.

Estado De Silencio

IDFA

Verdwijnen als een actieve daad. Niet: hij ís verdwenen. Maar: ze hebben hem láten verdwijnen. In Culiacán in de Mexicaanse provincie Sinaloa zijn zulke verdwijningen aan de orde van de dag. Duizenden mensen zijn in de afgelopen tien jaar vermist ger/maakt. En volgens de Mexicaanse journalist Marcos Vizcarra is het probleem alleen maar groter geworden.

Via Sandra Luz Hernandez is Vizcarra in 2014 zelf betrokken geraakt bij zo’n zaak. Zij wilde op zoek naar massagraven, in de hoop zo haar verdwenen zoon Edgar te vinden. De journalist besloot om haar zoektocht te volgen. En toen werd Sandra dood aangetroffen, vermoord door lieden die vast ook meer weten over Edgars lot. Hoewel hij zich bewust was van de gevaren, liet Vizcarra zich echter niet afschrikken. Hij beet zich vast in de zaak van de vermissingen.

Inmiddels is hij tien jaar verder. Sadder & wiser. Marcos Vizcarra heeft aan den lijve ondervonden welk effect de gevaren op zijn leven hebben. Niet alleen bij hemzelf, ook bij zijn gezin. Dierbaren vormen sowieso de zwakke plek van journalisten die in zulke omstandigheden ‘gewoon’ hun werk proberen te doen. Via hen zijn ze altijd te raken, blijkt ook in Estado De Silencio (Engelse titel: State Of Silence,79 min.) van Santiago Maza.

Juan de Dios García Davish en Maria de Jesus Peters zijn vanwege ernstige bedreigingen bijvoorbeeld naar Los Angeles gevlucht. Juan laat een telefoontje horen van een lid van het drugskartel Los Zetas. Die zegt dat hij een deal met hem wil sluiten, maar slaat direct dreigende taal uit als Juan de uitgestoken hand weigert. De Mexicaanse overheid is ervan op de hoogte dat het zo gaat en laat ‘t gebeuren. Sterker: die laat helemaal niets van zich horen.

President Lopez Obrador (2018-2024) lijkt sowieso vijandig tegenover de media te staan. Hij vecht regelmatig privéoorlogen uit met journalisten. Dat blijft niet zonder gevolgen. ‘Wie geeft er nu om het leven van een journalist als de baas zelf zegt dat ze uitschot zijn?’ stelt Jesus Medina, die bericht over illegale houtkap en de vervuiling van het water, niet voor niets. ‘Het is alsof ze een doelwit op onze borst tekenen, zodat anderen weten waar ze moeten schieten.’

De Mexicaanse overheid is soms ook nauwelijks te onderscheiden van de georganiseerde misdaad. ‘Als journalisten vanwege bedreiging een klacht willen indienen bij de plaatselijke autoriteiten, weten ze niet of die er wellicht bij betrokken zijn’, stelt Jan-Albert Hootsen, de Nederlandse vertegenwoordiger van de plaatselijke variant op Persveilig. ‘Soms weten ze ’t overigens wel: dan komen de bedreigingen juist van de politie.’

Met elke ‘verdwenen’ journalist, letterlijk of figuurlijk, raakt het land verder bezoedeld. Maza illustreert dit met symbolische sequenties, waarin een soort zwart bloed zich als een olievlek over het land verspreidt. Zijn bedompte film – toegeschreven overigens aan de vermoorde journalist Javier Valdez, zoals diens weekblad Riodoce een tijd lang zijn naam boven elk afzonderlijk artikel plaatste – schetst geen opwekkend beeld van Mexico.

Er is ook vrijwel geen land ter wereld waar journalisten zoveel gevaar lopen. Journalistiek is in Mexico daadwerkelijk een roeping. Voor lieden met hart voor de zaak en stalen zenuwen, die weigeren om zomaar van het toneel te verdwijnen – al is dat helaas geen garantie dat ‘t ook niet gebeurt.