To End All War: Oppenheimer & The Atomic Bomb

MSNBC

De tragiek van de man en zijn grootste verdienste is al vaak benadrukt. J. Robert Oppenheimer wilde de westerse beschaving redden en ontwierp vervolgens een wapen waarmee elke vorm van beschaving kon worden vernietigd. En de Amerikaanse wetenschapper, over wie regisseur Christopher Nolan onlangs de groots opgezette speelfilm Oppenheimer maakte, besefte dat zelf als geen ander. To End All War: Oppenheimer & The Atomic Bomb (87 min.) vormt het tastbare bewijs. ‘Nu ben ik de Dood geworden’, zegt hij daarin mistroostig. ‘De vernietiger van werelden.’

Door zijn reputatie als outsider en relatie met een overtuigde communiste, ex-vriendin Jean Tatlock, leek de natuurkundige Oppenheimer niet de meest voor de hand liggende kandidaat  om het nucleaire programma van de Verenigde Staten, The Manhattan Project, te gaan leiden en zo het gevaar van nazi-Duitsland te bezweren. ‘Hij had geen grote verdiensten op zijn naam staan’, stelt Gregg Herken, auteur van het boek Brotherhood Of The Bomb. ‘Een wetenschapper die Oppenheimer kende zei zelfs: hij kan niet eens een hotdogkraam runnen.’

En die man moest er dus voor zorgen dat de race tegen het Duitse bomproject, geleid door zijn concullega Werner Heisenberg, werd gewonnen. Vanuit Los Alamos, in de woestijn van New Mexico, zette Oppenheimer met zijn team alles op alles om Hitler voor te blijven. En toen de Duitsers begin 1945 geen bedreiging meer vormden voor de VS – zo betogen enkele historici in deze breed ingestoken, goed gedocumenteerde en subtiel met animaties aangeklede film van Christopher Cassel – werd er een andere vijand gezocht. Want De Bom moest uitgeprobeerd worden!

‘Hoe kon de wereld anders de kracht ervan ontdekken?’ stelt historicus Richard Rhodes (The Making Of The Atomic Bomb). Met dit afschrikwekkende nieuwe wapen hoopten ze bovendien het aantal Amerikaanse slachtoffers in de rest van de oorlog te kunnen beperken. ‘Mijn vader en moeder zijn veteranen uit de Tweede Wereldoorlog’, zegt tv-wetenschapper Bill Nye daarover. ‘Na vier jaar oorlog was er volgens mijn moeder echt niemand die zich afvroeg of het wel ethisch verantwoord was om een nucleair wapen te gebruiken.’ Alles was geoorloofd om de oorlog te verkorten.

‘We hebben meer dan twee miljard dollar geïnvesteerd in de grootste wetenschappelijke gok in de geschiedenis’, declameerde de Amerikaanse president Harry Truman triomfantelijk, nadat een Amerikaans vliegtuig op 6 augustus 1945 een atoombom had gedropt op de Japanse havenstad Hiroshima. ‘En we hebben gewonnen!’ ’t Was een gotspe! ‘Ik herinner me elke seconde,’ vertelt overlevende Hideko Tamura, die zelf de bom overleefde, maar haar halve familie verloor. ‘Ik heb me nog nooit zo hulpeloos gevoeld.’ Drie dagen later zou ook Nagasaki nog worden geslachtofferd.

Robert Oppenheimer werd het gezicht bij die beruchte paddenstoelenwolk. Een wereldwijde bekendheid, die werd gekweld door schuldgevoelens. ‘Hij had geen spijt van zijn rol en werk tijdens de oorlog’, vertelt zijn kleinzoon Charles Oppenheimer. ‘Maar vrijwel direct daarna begon hij al zijn aandacht te richten op het beheersen van de gevolgen ervan.’ En daarmee werd ‘de vader van de atoombom’, in de hoogtijdagen van het McCarthisme, zowaar het slachtoffer van een heksenjacht. De briljante wetenschapper eindigde zijn carrière als een tragische figuur.

AC/DC: Forever Young

Arte

Ooit waren er drie broers. George, Malcolm en Angus. In die volgorde – al was het in de ogen van de wereld precies andersom: Angus Young, de absolute blikvanger van de Australische hardrockband AC/DC. Een gitaarheld, vermomd als eeuwige schooljongen. Zijn grote broer Malcolm Young, de bandleider die voor buitenstaanders op een willekeurige slaggitarist leek. En George Young, hun oudste broer die zelf naam had gemaakt met The Easybeats, vervolgens de Youngsters wegwijs maakte in de muziekwereld en samen met zijn bandmaatje Harry Vanda meteen ook hun eerste platen produceerde.

Samen schreven ze muziekgeschiedenis. Ook doordat ze de flamboyante zanger Bon Scott op de kop wisten te tikken, een ongegeneerd rockbeest dat de krachtige stampers van de gebroeders Young lekker uit de bocht liet vliegen. Totdat hij zichzelf op 19 februari 1980 definitief verslikte in zijn eigen drankzucht. Tegen die tijd had de AC/DC-machine echter allang de Highway To Hell bereikt en kon zijn opvolger Brian Johnson simpelweg aanhaken. Met hem zouden Malcolm en Angus enkele maanden later hun grootste succes boeken, het album Back In Black. Waarna ze de band vier decennia lang met het nodige kunst- en vliegwerk op koers wisten te houden.

De degelijke tv-docu AC/DC: Forever Young (53 min.) van Marie-Claire Javoy en Dominique Mesmin richt zich vooral op de beginjaren van de ogenschijnlijk onverwoestbare groep. De Young-broers komen daarbij niet aan het woord – al is Angus wel te horen in enkele archiefinterviews. De smakelijke anekdotes en inkijkjes, waarmee AC/DC’s nog altijd bijzonder opwindende concertbeelden zijn omkleed, komen van mensen uit de periferie van de band: eerste bassist Mark Evans, oud-drummer Chris Slade, studiomuzikant Tony Currenti, geluidstechnicus Mark Opitz, voormalig manager Michael Browning, fotograaf Philip Morris en biograaf Murray Engleheart.

Intussen is er nog maar één broer over. In oktober 2017 stierf de grote inspirator van AC/DC, George Young. Een kleine maand later overleed ook bandleider Malcolm, nadat hij zijn mannen al in 2014 had moeten achterlaten vanwege gezondheidsproblemen. Alleen Angus is over, ‘the last Young-man standing’. Alhoewel, tegenwoordig zit er ook een neefje in de groep: Stevie.

Heart Of Invictus

Netflix

Niet de beste atleten worden geselecteerd voor de Invictus Games in Den Haag, een groots opgezet sportevenement voor gewonde oorlogsveteranen, maar wie er zelf het meeste behoefte aan heeft. Stuk voor stuk hebben de deelnemers, in totaal ruim vijfhonderd sporters uit zeventien landen, psychische en/of lichamelijke klachten overgehouden aan hun tijd in het leger en kunnen ze maar moeilijk aarden in de ‘burgermaatschappij’.

Terwijl de atleten zich in de vijfdelige serie Heart Of Invictus (261 min.) voorbereiden op de Games, die door het Coronavirus pas in het voorjaar van 2022 kunnen plaatsvinden, dreigt er oorlog in Oekraïne. Boogschutter Yuliia ‘Taira’ Paievska, een stoere militaire paramedicus, ziet haar deelname in gevaar komen. Net als haar teamgenoten moet zij de belangen van haar land afwegen tegen haar eigen welzijn. Die keuze is echter snel gemaakt, met dramatische gevolgen.

Regisseur Orlando von Einsiedel (The White HelmetsVirunga & Convergence: Courage In A Crisis) verweeft het tragische relaas van de Oekraïense boogschutter met persoonlijke portretten van sporters uit Groot-Brittannië, Denemarken, Canada, Zuid-Korea en de Verenigde Staten. Het gaat om gebroken mensen die, via deelname aan het jaarlijkse toernooi, weer heel willen worden. Dit gaat onvermijdelijk gepaard met de crises, doorbraken en zeges die ook een docuserie nodig heeft.

De promo voor de Invictus Games ligt er intussen nét iets te dik bovenop. De verschillende wedstrijdonderdelen krijgen, zeker in de tweede helft van de serie, wel erg veel ruimte. Net als de activiteiten van initiatiefnemer Prins Harry. Hij diende een korte periode als militair in Afghanistan en kwam daarvan beschadigd terug. Heart Of Invictus lijkt vooral een verlengstuk van de persoonlijke missie die daaruit voortkwam: deze Games.

Dit laat onverlet dat de worsteling van fragiele mensen die hun beperkingen achter zich proberen te laten – of in elk geval hanteerbaar willen maken – ook hier weer voor aangrijpende taferelen zorgt. De sociaal ongemakkelijke Brit bijvoorbeeld, die als rugby-aanvoerder ineens boven zichzelf uitstijgt. Of een Canadese veteraan die eindelijk durft te bekennen dat hij nog altijd stevig drinkt. En de stoere Deense soldaat die naar zijn kinderen weer een liefdevolle vader kan zijn.

Via de Invictus Games, althans dat wil deze serie ons doen geloven, hebben ze de stap richting zichzelf en de toekomst definitief kunnen zetten.

2nd Chance

Showtime

Hij stopt de kogels demonstratief één voor één in de 44. Magnum-revolver en geeft dan zijn autosleutels af. Voor het geval dat er onverhoopt toch iets misgaat. Daarna demonstreert Richard Davis nog even achteloos hoe handig hij is met de blaffer die we vooral associëren met Dirty Harry en stroopt zijn mouwen op. ‘Veel mensen denken dat het ontzettend dom is wat ik nu ga doen’, zegt hij in de camera. ‘Maar als dit ook maar voor één domoor het verschil maakt…. Als die dit ziet en denkt: “ja zo’n ding wil ik ook”, dan is ’t het waard geweest.’ Davis pakt de revolver nog eens goed vast en richt hem dan… op zichzelf. Hij zucht diep en haalt de trekker over. ‘Makkelijk zat!’

Het is Richard Davis, de bedenker van nauwelijks zichtbare en gemakkelijk te dragen kogelwerende vesten, ten voeten uit. Een vlotte prater, een gladde verkoper én een slimme filmmaker. In zijn leven als het boegbeeld van Second Chance heeft hij zichzelf in totaal bijna tweehonderd keer beschoten en – nog veel belangrijker, vindt hij zelf – honderden Amerikaanse agenten en soldaten het leven gered. In deze film van Ramin Bahrani slaat hij zichzelf daarvoor regelmatig opzichtig op de borst. Zoals hij, nooit vies van een spraakmakende reclametruc, politiemannen die iemand hebben neergeknald die het vuur op hen had geopend ook regelmatig een wapen cadeau heeft gedaan.

De slimmerik heeft de vuurgevechten van zijn helden tevens verfilmd, als een gewiekste mixture tussen reconstructie en commercial. Één van de hoofdpersonen van die films, politieagent Aaron Westrick, vertelt in 2nd Chance (89 min.) hoe een kogelvrij vest zijn leven heeft gered tijdens een schietpartij. Westrick zal zich ontwikkelen tot een trouwe secondant van Davis én aan de basis staan van diens ondergang. Want als de nieuwe vesten die Davis’ bedrijf vanaf 1998 begint te verkopen niet blijken te deugen, daardoor mannen om het leven komen en de professionele bullshitter desondanks aan zijn vaste promoverhaal vasthoudt, begint Westricks geweten duchtig op te spelen.

De rechtschapen oud-politieman komt recht tegenover de praatjesmaker te staan. En die blijkt nog wel meer lijken in de kast te hebben liggen, ontdekt Ramin Bahrani in dit wat grillige portret van Richard Davis. De voormalige eigenaar van een pizzeria probeert in die gevallen recht te praten wat toch echt krom lijkt en de filmmaker laat hem daar in zekere zin ook mee wegkomen. Hij zorgt weliswaar voor bewijsmateriaal en verklaringen van direct betrokkenen, waaronder twee ex-vrouwen, die ’s mans lezing van de feiten ondergraven, maar legt hem voor de camera nooit écht het vuur aan de schenen. Davis zou zich er vermoedelijk, ongetwijfeld met de nodige bravoure, toch uit hebben gekletst.

Elke aanval op zijn integriteit ketst af op de ‘body armor’ waarmee Richard Davis zichzelf, zijn zelfbeeld en de zijnen, waaronder een WOII-veteraan als geadoreerde vader en zijn zoon Matt die met de onderneming Armor Express in papa’s voetsporen treedt, probeert te beschermen. Die onverzettelijkheid maakt van hem tegelijkertijd een onweerstaanbaar documentairepersonage. 

That Peter Crouch Film

Prime Video

Freak. The Laughing Stick. All elbows and ugly. Als jonge speler leerde Peter Crouch de wreedheid van het voetbal kennen. Vanaf de tribune, op televisie en ongetwijfeld ook in de kleedkamer gingen ze bepaald niet zachtzinnig om met hem, de lange slungel die maar niet wilde ogen als een goede voetballer. Crouch moest heel wat twijfel overwinnen en had uiteindelijk ook een flink aantal jaren en clubs nodig om via Liverpool en het nationale elftal van Engeland alsnog de top te bereiken. En toen smeten de tabloids ineens met superlatieven over de Britse bonenstaak, die veel beter was dan hij leek: ‘Crouch Standing Tall’, ‘Saint Peter’ en ‘Crouch Aims For The Heights’.

Inmiddels is ‘Crouchie’ in eigen land allang uitgegroeid tot een volksheld, een man die ná zijn carrière zeker zo populair is als tíjdens zijn voetballoopbaan. Niet in het minst door een no-nonsense houding en ontwapenend gevoel voor humor. In That Peter Crouch Film (86 min.), die volgt op onder andere That Peter Crouch Podcast en Crouchfest, blikt de voormalige spits samen met zijn (typische voetbal)vader Bruce, echtgenote Abbey Clancy, beste vriend Greg Chapman, voormalige trainer Harry Redknapp, oud-bondscoach Sven-Göran Eriksson, medespelers als Steven Gerrard en Jamie Carragher en lekker veel zelfspot terug op zijn onverwacht succesvolle carrière.

Waar deze, ja, sympathieke film van Benjamin Hirsch uiteindelijk tamelijk cheesy eindigt – met een cultfiguur, die geniet van zijn succes en populariteit – begint ie eigenlijk best grimmig: bij de harde omgangsvormen, of simpelweg het gebrek aan fatsoen en respect, binnen het betaalde voetbal. Waar je openlijk wordt aangepakt om wie je bent of hoe je eruit ziet. Als je daarbinnen wilt overleven, moet je over incasseringsvermogen beschikken en een olifantshuid ontwikkelen. Wanneer er openlijk wordt gespeculeerd dat je wel eens homo zou kunnen zijn (Graeme Le Saux) bijvoorbeeld. Of, omdat je zo lelijk bent, wordt voorgedragen als nieuwe vertolker van Hannibal Lecter (Luke Chadwick).

Peter Crouch blijkt uiteindelijk in staat om, na een ellenlange doelpuntloze start bij Liverpool en een wedstrijd met het Engelse elftal waarin hij steeds luidkeels wordt uitgejoeld, alle kritiek en zijn eigen gebrek aan (zelf)vertrouwen achter zich te laten en de allerlaatste stap naar de top te zetten. De lange weg daarnaartoe, en de twijfel bij Jan en alleman (waaronder Peter zelf) die daarmee gepaard ging, heeft hem alleen maar menselijker en sympathieker gemaakt. Zoals laatbloeiers als Marten de Roon, de al even humorvolle Nederlandse Crouch, nu eenmaal altijd meer van ‘ons’ zullen voelen dan spelers van het Nederlands elftal die als kind al werden vergeleken met Cruijff, Van Basten of Sneijder.

Crouchie speelt ook openlijk met dat sentiment. Als ze hem in een televisieprogramma vragen wat hij zou zijn geweest als hij geen topvoetballer was geworden, antwoordt de voormalige schlemiel, die allang met een topmodel is getrouwd, bijvoorbeeld precies goed getimed met: ‘maagd’. En daar lacht hij dan zelf het hardst om.

Hearts And Minds

Military Report

Als er één land met zelfvertrouwen uit de Tweede Wereldoorlog is gekomen, dan moet het de Verenigde Staten zijn. Het idee van Amerika als politieagent van de wereld heeft zich dan stevig in het collectieve zelfbeeld vastgezet. Een militaire kracht ten positieve. Onoverwinnelijk. En voortgedreven door hoogdravende idealen.

Deze Oscar-winnende anti-oorlogsfilm uit 1974, waarin Amerika’s tragische exercitie in Vietnam wordt belicht, maakt voor eens en altijd korte metten met dat idee. Het superioriteitsgevoel van de VS – op een treffende manier belichaamd door fier zingende soldaten uit de musical This Is The Army, die beweren dat ze ‘dressed up for victory’ zijn en beslist ‘won’t stop winning’ – wordt door regisseur Peter Davis op alle mogelijke manieren uitgekleed. Tot er niet veel meer rest dan militair jargon als ‘kill ratio’, ‘free fire zones’ en ‘search & destroy’. Of, zoals Amerikaanse Vietnam-veteranen hun modus operandi tegenover elkaar kortweg samenvatten: ‘kill some gooks’.

Davis start bij het begin. ‘Ons idee over vooruitgang beperkt zich niet tot ons eigen land’, zegt de Amerikaanse president Harry Truman (1945-1953), met gevoel voor understatement. ‘Dat delen we met mensen in de hele wereld.’ Zijn woorden worden direct gevolgd door bombardementen en beschietingen in Vietnam. Die beelden zijn een logisch gevolg van de acties van Trumans opvolgers. Van Eisenhouwers domino-theorie, dat de hele wereld direct communistisch wordt als ze Vietnam laten vallen, via Kennedy’s eenzijdige blik op het licht aan het eind van de tunnel tot Johnsons larmoyante betoog dat ze de Hearts And Minds (112 min.) van de plaatselijke bevolking moeten winnen.

Tegenover verdedigers van die doctrine, zoals ideoloog Walt Rostow, generaal William Westmoreland en de voormalige krijgsgevangene George Coker, plaatst Davis enkele landgenoten met gewetensbezwaren, een dienstweigeraar én defensieanalist Daniel Ellsberg, die geheime documenten over de oorlog lekte, de Pentagon Papers. Ellsberg windt er geen doekjes om: ‘We willen er niet aan dat dit onze oorlog is, want dat zou inhouden dat we moeten erkennen dat de slachtoffers die aan beide zijden zijn gevallen een gevolg zijn van ons eigen beleid en dat we misschien aan de verkeerde kant vechten. Wij vechten niet alleen aan de verkeerde kant, wij zíjn de verkeerde kant.’

Voor die stelling is zonder al te veel moeite bewijs te vinden. Davis laat vaak eerst de arrogante onwetendheid van Amerikaanse beslissers zien en daarna de dood en destructie die zij aan het andere eind van de wereld zaaien. Gewone Vietnamezen tonen vervolgens wat er werkelijk in hun harten en hoofden omgaat en hoe ze kapot gaan van verdriet om wat er bij hen, in hun familie of onder hun volk is aangericht. ‘De Oriëntaal hecht nu eenmaal niet zoveel waarde aan het leven’, bestaat William Westmoreland, die vier jaar lang bevelhebber van de Amerikaanse troepen in Vietnam was, ‘t desondanks te zeggen. ‘Het leven is overvloedig en goedkoop in de Oriënt.’

Intussen blijft de Amerikaanse generaal ziende blind en horende doof voor de rol die hij en de zijnen daarin hebben gespeeld – en die glashelder is voor iedereen die dit krachtige schotschrift tegen Amerika’s brute oorlogsdrift heeft gezien.

A Bunch Of Amateurs

MetFilm

Sinds 1932 komen ze elke maandagavond bij elkaar. A Bunch Of Amateurs (93 min.), een klein gezelschap van gedreven cinefielen uit Bradford in Noord Engeland. Andere clubs van amateur-filmmakers zijn allang ter ziele, maar zij houden het hoofd nog steeds boven water. Al is het met moeite. De huur van het krakkemikkige pand, waarin ze sinds jaar en dag samen naar hun eigen en andermans producties kijken, is nauwelijks op te brengen. En ook de Bradford Movie Makers worden langzaam maar zeker met uitsterven bedreigd.

Colin Egglestone, een gepensioneerde timmerman, is tegenwoordig bijvoorbeeld slecht ter been en kan nauwelijks de trap meer op naar hun eigen filmzaaltje. Zijn vrouw Shirley heeft bovendien dementie en zit in een verpleeghuis. Mary, al zo’n zestig jaar de vrouw van Harry Nicholls, ligt op haar beurt al tijden apathisch voor zich uit te staren in bed. De lekker amateuristische filmclub geeft hun mannen een doel en een thuis. Dat clubgevoel, met zijn verplichte lach en traan, sijpelt ook moeiteloos door naar deze aandoenlijke, typisch Britse film van Kim Hopkins.

Harry heeft het daarin in zijn hoofd gehaald dat hij een remake wil maken van de openingsscène van de musical Oklahoma, waarin een cowboy te paard het onvergetelijke Oh, What A Beautiful Morning zingt. Het was de eerste film die hij ooit samen met Mary heeft gezien. De nieuwe versie, waarin hij zelf ook de hoofdrol voor zijn rekening neemt, moet een soort eerbetoon worden aan hun liefde. Een ervaren ruiter is de geblokte Harry echter niet. En ook met acteren voor een ‘green screen’ – en op een denkbeeldig paard – heeft hij nauwelijks ervaring.

Tijdens de opnames komt Harry Nicholls regelmatig in botsing met het enige jongere clublid, Phil Wainman, die behalve manusje van alles bij zo’n beetje elke filmopname ook mantelzorger is voor zijn gehandicapte broer. Phil kan vaak niet mét Harry, maar zeker ook niet zónder hem. Hun gesteggel kleurt de familiaire sfeer in de club, die allerlei initiatieven onderneemt om weer wat leven in de brouwerij te krijgen – en geld in het laatje, dat ook. Hun pogingen zijn sympathiek – een dansmiddag in The Old Cock (!) bijvoorbeeld – maar lijken vaak gedoemd om te mislukken.

Als het Coronavirus zich ook in Bradford meldt, heeft dit groepsportret zich dan ook allang in de hartstreek genesteld. Zoals overal zorgt de pandemie voor consternatie: als de club nu een pauze inlast, houdt ze dan definitief op te bestaan? Vreemd genoeg blijkt het virus, via een kleine omweg, echter een zegen voor de amateurfilmers, die zich misschien toch nog mogen opmaken voor dat honderdjarige jubileum in 2032. Tot die tijd vertoont hun projector ongetwijfeld nog talloze films van twijfelachtige kwaliteit en blijven zij met elkaar verbonden. Tot de dood erop volgt.

Wildcat

Prime Video

‘Hij redt mij’, stelt Harry Turner tevreden vast. ‘En ik red hem.’ Zo simpel zou het inderdaad kunnen zijn. Hij, de getraumatiseerde soldaat, gaat een pasgeboren ocelot, een pardelkat die lijkt op een klein luipaard, de komende anderhalf jaar voorbereiden op het leven in de jungle en leert intussen via de katachtige ook weer van zichzelf houden. Zo simpel wordt het alleen niet in Wildcat (106 min.), waarin Harry en zijn roofdier danig op de proef worden gesteld.

Als achttienjarige jongen is de Brit op missie gegaan naar Afghanistan. Hij kwam terug met een depressie en PTSS en kon in zijn gewone leefomgeving niet meer aarden. In een onbezonnen bui heeft hij alles achtergelaten en is vertrokken naar het Amazone-regenwoud in Peru. Te midden van de wilde dieren en weelderige natuur, zo’n vijf uur reizen verwijderd van het dichtstbijzijnde stadje, probeert hij zichzelf – of tenminste de tegenwoordige versie daarvan – terug te vinden. 

In de Zuid-Amerikaanse jungle is de getroebleerde jongeling aangewezen op zichzelf én op Samantha Zwicker, een jonge Amerikaanse biologe die met haar organisatie Hoja Nueva de strijd aanbindt met alles wat het Peruviaanse regenwoud bedreigt. Intussen neemt ze ook gewonde of achtergelaten dieren onder haar hoede. Harry en Samantha lijken voor elkaar gemaakt. Zeker als de twee zich samen kunnen ontfermen over een jong roofdier dat de wetten van de jungle nog moet leren kennen.

‘Ik ga je leren om een killer te worden’, roept Harry zijn ‘kindje’ enthousiast toe als hij hem in deze film van Melissa Lesh en Trevor Beck Frost, die veelvuldig gebruik maken van (nacht)beelden die Turner en Zwicker zelf hebben gemaakt, leert hoe hij andere dieren moet aanvallen en doden. Als de ocelot wil overleven in het wild, dan is dit bittere noodzaak. Tegelijk mag hij zich ook niet te veel hechten aan zijn menselijke beschermers. Want de mens, dat moet hij goed begrijpen, kan gevaarlijk zijn.

Tijdens de even intieme als intense trainingen blijft Harry Turners mentale gezondheid intussen uiterst fragiel. Elke tegenslag kan oude wonden openrijten en elk klein succesje brengt het eindpunt van het traject (en deze fijne en aangrijpende film) dichterbij: het moment waarop ze na achttien maanden afscheid van elkaar nemen. Als de één zijn rechtmatige plek in het regenwoud moet gaan opeisen en de ander wellicht weer wil proberen om zich staande te houden in de menselijke jungle.

Is That Black Enough For You?!?

Netflix

Waarom zijn we eigenlijk gestopt met het maken van de zwarte speelfilms die in de jaren zeventig zo succesvol waren? vraagt regisseur Elvis Mitchell zich af bij de start van het video-essay Is That Black Enough For You?!? (135 min.), waarin hij de zwarte Amerikaanse filmhistorie doorlicht.

Aan de hand van een enorme verzameling filmfragmenten laat Mitchell eerst zien hoe (wit) Hollywood door de jaren heen Afro-Amerikanen heeft geportretteerd en vervolgens hoe er in jaren zestig, op de golven van de burgerrechtenbeweging, een zelfbewuste en diverse generatie zwarte filmmakers opstaat, die ruimte vindt voor de authentieke verhalen en personages uit hun eigen wereld.

Met als meest uitgesproken uitingsvorm: de Blaxploitation-films van de jaren zeventig, die kaskrakers als Shaft, Super Fly en Foxy Brown heeft voortgebracht. De benadering van zwarte regisseurs en scenarioschrijvers, de serieuze rollen die daaruit voortvloeien voor iconische acteurs en actrices én de muziek waarmee die verhalen worden aangekeild en begeleid, sijpelen vervolgens ook door naar het werk van witte regisseurs zoals Sergio Leone, Francis Ford Coppola en Quentin Tarantino.

Elvis Mitchell onderbreekt zijn persoonlijk ingestoken en met veel feitjes en weetjes gestutte betoog zo nu en dan voor herinneringen, observaties en constateringen van de prominente Afro-Amerikaanse acteurs en regisseurs Margaret Avery, Harry Belafonte, Samuel L. Jackson, Whoopi Goldberg, Laurence Fishburne, Sheila Frazier, Billy Dee Williams, Suzanne De Passe, Charles Burnett, Glynn Turman, Mario von Peebles Jr. en Zendaya.

In tegenstelling tot de stilistisch verwante essays Disclosure (transcultuur), Body Parts (vrouwbeelden) en Brainwashed: Sex-Camera-Power (het vrouwelijk lichaam) voelt Is That Black Enough For You?!?, mede door Mitchells overcomplete voice-over en het ondanks de aanzienlijke speelduur toch behoorlijk hoge verteltempo, alleen eerder als een op cinefielen gerichte verhandeling over een essentieel stuk filmgeschiedenis dan als een breed toegankelijke beschouwing op de representatie van zwart Amerikanen in film en de maatschappelijke gevolgen daarvan.

Blijven Gaan

The Film Kitchen

Een fit lijf houdt ook de geest lenig. Of andersom. In een Rotterdamse sportschool probeert een groepje zeventigplussers uit handen te blijven van Magere Hein – en intussen lichaam en geest ook een beetje op peil te houden. Anneloek Sollart portretteert deze vitale senioren liefdevol in Blijven Gaan (56 min.) en laat hun belevenissen bovendien met de nodige sjeu aan elkaar praten door stadgenoot Wilfried de Jong.

Leen Sitskoorn is voor zijn negentig jaar nog heel fit. Hoewel hij volgens eigen zeggen al even ‘over de datum’ is en zijn geliefde saxofoon ook al een jaar of tien geleden definitief heeft opgeborgen, wil hij vooral niet ‘krakkemikkerig’ worden. En dus loopt Leen dagelijks talloze trappen om de krant te halen en gaat hij een paar keer per week naar de sportschool. Daar treft hij regelmatig Jan Wijntjes. Ook al werkt diens linkerarm dan niet meer helemaal naar behoren, Jan wil toch best 120 worden. Dat betekent dus stug doortrainen. ‘Want doe ik het niet, dan ken ik dadelijk in een rolstoel gaan zitten of met een rollator lopen’, constateert hij nuchter. ‘Dat zie ik helemaal niet zitten.’

Ria de Leeuw komt vooral voor de gezelligheid naar de sportschool en laat er ook echt geen bokkenpootje voor liggen om fit te blijven. Haar echtgenoot is nog niet zo lang geleden plotseling overleden. ‘Ik mis hem zo, met mijn grote muil’, zegt ze in plat Rotterdams, als het haar even te veel wordt. ‘Ik mis hem echt zo. Elke dag weer alleen.’ Harry van Dormolen kan daarover meepraten. De weduwnaar heeft een prachtig penthouse, maar wat heb je daaraan in je eentje? Hij heeft inmiddels kennis gekregen aan een 25 jaar jongere Russische vrouw, waarvoor hij ook wat geld in een hondentrimsalon heeft gestoken. Die duizenden kilometers afstand blijven alleen behelpen…

In de sportschool, bij hun enthousiaste trainster Lieve en de goedlachse gastheer en trainer Remi (de man met de open glimlach en lekkere koffie), komen senioren zoals zij letterlijk los. In een aandoenlijke film die een lekker rozig sausje over hun oude dag giet, een beetje zoals Young @ Heart een aantal jaren geleden deed over de leden van een Amerikaans ouderenkoor, dat geheel eigen interpretaties van pop- en rocksongs zong. Terwijl de Rotterdamse oudjes ook in de winter van hun bestaan consequent het adagium ‘stilstand is achteruitgang’ blijven huldigen, sluipen ze stiekem bij de kijker naar binnen, als personages om voor even in het hart te sluiten.

The Princess

Piece Of Magic / HBO

Als het verhaal en de tragische afloop daarvan – tijdens een auto-ongeluk op 31 augustus 1997 in een Parijse tunnel, achtervolgd door paparazzi die haar ook na de scheiding van prins Charles zijn blijven opjagen – zo breed is uitgemeten in de pers als bij Lady Diana, blijft het natuurlijk verdomd lastig om nog nieuwe verhaalelementen te ontdekken of het narratief bij te sturen of zelfs om te keren.

Met The Princess (109 min.), een film die volledig bestaat uit archiefmateriaal (nieuwsreportages, interviews, vox-pops en talkshowfragmenten), waagt regisseur Ed Perkins niettemin een dappere poging. Hij concentreert zich volledig op de gekte rond de Britse monarchie in de media en hoe die de verhoudingen tussen de twee echtelieden steeds verder op scherp zet. Totdat hun leven samen, precies halverwege de documentaire, echt ondraaglijk is geworden.

Was het huwelijk tussen de prins van Wales Charles Windsor en het ‘burgermeisje’ Diana Spencer niet sowieso gedoemd om te mislukken? Hij verlangde immers naar zijn oude vlam Camilla Parker Bowles, met wie hij later inderdaad weer een relatie zou krijgen. En viel zij niet gewoon voor de prins, in plaats van voor de man? Zelfs in het live-verslag van hun huwelijk komt Camilla al zijdelings ter sprake, als een zwaard van Damocles dat vanaf het allereerste begin boven hun relatie hangt.

‘Naast prins Charles kan me niks gebeuren’, zegt Diana nochtans tijdens een gezamenlijk interview, als hun liefde nog heel pril is. En ze lijkt het echt te menen. Gaandeweg sluipt er echter ongemak in hun publieke optredens, laat Perkins met een knappe montage zien, als Charles steeds meer in de schaduw komt te staan van zijn bevallige echtgenote. Of wanneer een journalist aan haar vraagt: ‘Wat zegt u ervan als u in de krant leest dat u een vastberaden, bazige vrouw bent?’

Als hun huwelijk in verregaande staat van ontbinding is geraakt, schakelen de Britse tabloids nog een tandje bij. Elke stap die Diana zet, alles wat ze zegt, alles wat ze niet zegt, elke steelse, verlegen of ongemakkelijke blik, iedereen in haar omgeving… is ‘BREAKING NEWS!’. Als horzels stormen fotografen en cameraploegen op alles af waarmee ‘Di’ zich onledig houdt. Ze serveren dat in hapklare brokken aan het volk, dat steeds iets nieuws wil zien van steeds weer dezelfde poppenkast. 

Perkins kneedt alle losse elementen tot een meeslepende vertelling, waarbij de stuwende soundtrack de verschillende verhaallijnen verbindt en een dramatische lading meegeeft. Dat het leven van Lady Diana vrijwel onmogelijk werd gemaakt door de onstilbare honger van (schandaal)pers en publiek kan natuurlijk moeilijk een nieuwe take worden genoemd. The Princess maakt echter zeer overtuigend zicht- en voelbaar hoe dat in zijn werk is gegaan.

Mijn Geniale Broer Harry

Harry Dames (l) en Roy Dames (r) / c: Roy Dames

Mijn Geniale Broer Harry (54 min.) lijkt een film over de oudere broer van Roy Dames, die op 22-jarige leeftijd overleed. ‘Anderhalf jaar ouder was hij, maar vele lichtjaren wijzer.’ In wezen is deze indringende film uit 2013 echter vooral een portret geworden van de filmmaker zelf, die na Harry’s vroegtijdige dood met zijn camera steevast de zelfkant begon op te zoeken.

Zijn broer Harry zocht het juist hogerop: in de sterren. Hij ging wiskunde en sterrenkunde studeren in Leiden, had best astronaut willen worden en kreeg uiteindelijk van de NASA de kans om een prestigieus promotieonderzoek naar de planeet Jupiter te gaan doen. Totdat hij in 1974, in hun ouderlijk huis te Beverwijk, overleed aan een hersentumor.

Roy was twintig toen Harry stierf. Bijna veertig jaar na zijn dood gaat hij op zoek naar de betekenis van diens leven – en probeert hij vat te krijgen op zijn dood. Hij brengt daarom een bezoek aan hun moeder, zijn zussen, Harry’s studiebegeleider, zijn promotor, een studievriend, de wetenschapper die z’n onderzoek afrondde en de pastoor die hem moest begraven.

Terwijl hij Harry’s sporen traceert, vertelt Dames – via een persoonlijke, aan zijn broer gerichte voice-over – ook zijn eigen levensverhaal: over hoe hij via een studie tropische landbouw op een melaatsenkolonie in India belandde en daarna Nederlandse ‘onaanraakbaren’ ging filmen. Kleine krabbelaars, zwervers en – net als hijzelf – onverbeterlijke zuipschuiten.

Hij voelde zich verwant met hen. Ze hadden vaak niets meer te verliezen. Behalve een film over zijn broer, zijn woelige eigen bestaan en onderwerpen zoals de hemel, het heelal en die ongrijpbare dood wordt Mijn Geniale Broer Harry daarmee ook een handzame bijsluiter voor het omvangrijke oeuvre van Roy Dames, dat op overtuigende wijze wordt verbonden met zijn leven.

Te midden van rauwe, uit het leven gegrepen producties zoals Foute Vrienden, Meiden Van de Keileweg en Afrikaanse Bruid is dit zonder twijfel zijn meest persoonlijke film – en misschien ook wel gewoon zijn mooiste.

Jij Bent Van Mij

‘Zie je wel dat je van me houdt?’, zei ze, met het kroos nog in haar haren. Toen wist gitarist Harry Sacksioni dat hij echt iets moest gaan doen. De vrouw tegenover hem, die hij net achter zijn huis in een sloot had gesmeten en op het enge af onder water had gehouden, liet zich écht nergens door afschrikken. Al vijftien jaar kon ze op elk onbewaakt ogenblik opduiken in zijn leven, bij zijn huis of een optreden, er rotsvast van overtuigd dat Zij voor elkaar gemaakt waren.

Toentertijd was er nog geen wet tegen stalking. Die kwam er rond de eeuwwisseling alsnog. In eerste instantie ging deze zelfs door het leven als ‘De Wet Sacksioni’, vertelt de gitarist in deze tv-docu van Hetty Nietsch. Hij wilde echter beslist niet de geschiedenisboeken ingaan als ‘de artiest met die stalkster’. Uiteindelijk bood deze wet, en de mogelijkheid om de geobsedeerde vrouw op basis daarvan te straffen, ook geen enkel soelaas. Harry Sacksioni zou nog lang niet van haar af zijn.

Jij Bent Van mij (55 min.) bevat nog enkele andere schrijnende verhalen van mensen die ongevraagd doelwit worden van een obsessieve liefde. Het medium Daniëlle Nijhuis van Astro-TV hield aan haar werk bijvoorbeeld een nauwelijks af te schudden bewonderaar over. Hoe en waarom de belager van Astrid Tillema zich juist op haar richtte, is dan weer niet helemaal te verklaren. In 1994 was ze ‘met’ haar stalker te gast in het praatprogramma De Ronde Van Witteman.

Het is een pijnlijk tafereel: een veel oudere en op het eerste gezicht doorsnee man, die er heilig van overtuigd lijkt dat zij bestemd is voor hem. Astrid houdt intussen haar hand voor haar gezicht en kijkt hem niet aan. Iedereen kan zien dat zijn gedrag zowel ziekelijk als schadelijk is. Iedereen, behalve hij. Intussen voelt de jonge vrouw zich schuldig. Ooit, toen ze nog niet kon weten met wie ze van doen had, is ze bij diezelfde man in de auto gestapt. Heeft ze de ellende zo over zichzelf afgeroepen?

Het is welhaast nóg gecompliceerder als een voormalige partner zich ontwikkelt tot stalker. Na het beëindigen van hun relatie veranderde de vriend van Ingrid Smit – die haar, zo vertelt ze geëmotioneerd, nog zo goed had ondersteund na het overlijden van haar vader – in een engerd die haar bestookt met bedreigende boodschappen. Hij kalkt zelfs haar halve huis vol, een treffende verbeelding van het feit dat de slachtoffers van stalking echt nergens veilig zijn.

Dat is ook letterlijk het geval. Daarvan kan de directe omgeving van Laura Kosman en Hümeyra Ergincanli getuigen. Beide jonge vrouwen zouden de razernij van hun ex-vriend niet overleven. Politie en justitie lijken daarbij niet adequaat te hebben ingegrepen. Tegelijkertijd wordt ook duidelijk dat stalking een buitengewoon gecompliceerde kwestie is. Zolang de belager niets strafbaars doet, is het blijkbaar heel moeilijk om hem of haar te dwingen om te stoppen.

Dat is de somber stemmende slotsom van deze indringende interviewfilm, die een voor alle betrokken partijen tragische patstelling schetst. Harry Sacksioni vat dat treffend samen: als hij eindelijk van zijn belaagster verlost lijkt, voelt hij niet alleen opluchting. Hij ervaart ineens ook een enorme tristesse, over een red(d)eloos verloren leven.

Harry Mulisch: Schepper Van Zichzelf

Harry Mulisch in zijn werkkamer naar aanleiding van een interview voor de Belgische krant De Standaard / C: Michiel Hendryckx

‘Hij is er, maar hij is er ook héél erg niet’, constateert Adriaan van Dis in de voormalige werkkamer van wijlen Harry Mulisch (1927-2010). Dat is een soort mausoleum geworden. ‘Ik geloof niet aan de dood’, beweert de bewierookte schrijver zelf in een interview. ‘Dood ben je alleen voor de omstanders. Ik zal nooit naar waarheid de zin kunnen uitspreken: ik ben dood.’

Hij is natuurlijk wel degelijk kassiewijlen, de man die jarenlang de Nobelprijs voor de Literatuur níet won. Harry Mulisch: Schepper Van Zichzelf (56 min.). Hij kijkt zogezegd nu al tien jaar op ons, doodgewone stervelingen, neer. Zoals hij ook bij leven en welzijn regelmatig deed. Met intimi probeert Coen Verbraak nog eenmaal het fenomeen Mulisch te pakken te krijgen.

‘Hij moest zich als jongetje en opgroeiend kind uitvinden.’ (biograaf Robbert Ammerlaan)

‘Altijd de juiste woorden.’ (collega Remco Campert)

‘Hij dacht dat ie precies wist hoe de wereld in elkaar zat.’ (schrijver/presentator Adriaan van Dis)

‘Een zekere mate van genialiteit.’ (beeldend kunstenaar Jeroen Henneman)

‘Hij was onbenaderbaar.’ (Jeroen Krabbé, regisseur van de film The Discovery Of Heaven)

‘Aardiger tegen honden dan tegen vele mensen.’ (schrijver Cees Nooteboom)

‘Een introvert iemand.’ (vriend Julius Roos)

‘Hij was altijd in zijn eigen bubbel.’ (dochter Anna Mulisch)

 ‘Het leek alsof hij de dood met open ogen tegemoet wilde treden.’ (echtgenote Kitty Saal)

‘Hij kon niet meer spreken, maar hij zag ons nog. Met zijn ogen ging hij ons af en nam op die manier afscheid.’ (Marcel van Dam, vriend en lid van ‘De Herenclub’)

In deze interessante tv-docu, die voor een groot deel uit gesproken woord en pratende hoofden bestaat, krijgt De Grote Mulisch beslist niet alleen lof toegezwaaid, maar in het algemeen wordt de schrijver wel met alle egards benaderd. Niet als de overcompenserende, egocentrische en wellicht ook wat contactgestoorde man, die je met enige afstand ook in hem zou kunnen zien.

En dan is er ook nog prachtig archiefmateriaal. ‘De naam is Mulisch en ik schrijf boeken’, zegt de gevierde auteur bijvoorbeeld tegen een medewerker van een taxibedrijf die maar niet op zijn naam kan komen. ‘Zo zit het in elkaar.’ Waarna de man hem enthousiast bij de chauffeur introduceert. ‘Nou, Dirk, je krijgt meneer Mulisch, de Nobelprijs-winnaar van de vrede geloof ik, mee.’

Waarmee die pompeuze schrijver even, onbedoeld, op zijn plek wordt gezet. Waarna hij in dit eerbetoon zijn zelfgebouwde troon weer mag beklimmen. Als, zeker in zijn eigen ogen, De Grootste van De Grote Drie van de Nederlandse literatuur (Hermans, Mulisch en Reve), die alleen alsmaar minder worden gelezen.

All Or Nothing: Tottenham Hotspur

Amazon Prime

‘Wat voor Harry en Lucas geldt, geldt ook voor jou’, schreeuwt doelverdediger Hugo Lloris tegen zijn medespeler Heung-Min Son. ‘Met één minuut te gaan móet je meelopen.’ Het komt in de Spurs-kleedkamer zelfs bijna tot een handgemeen tussen de twee ploeggenoten. Trainer Mourinho ziet er wel wat positiefs in: ‘Dit was een jaar geleden niet voorgekomen. Dit gebeurt omdat jullie meer van elkaar eisen.’

De koning is dood, lang leve de koning! Na vijfeneenhalf jaar moet Mauricio Pochettino, de coach die de Londense club enkele maanden eerder nog naar de Champions League-finale heeft geleid, het veld ruimen bij Tottenham Hotspur. Zijn opvolger staat al klaar: José Mourinho, één van de succesvolste trainers van de afgelopen twintig jaar en tevens één van de meest gehate mensen van het internationale voetbal.

Even later, in de eerste aflevering van de negendelige serie All Or Nothing: Tottenham Hotspur (440 min.), na een eerdere reeks over Manchester City, begint ‘The Special One’ zelf dozen uit te pakken en nauwkeurig zijn nieuwe kantoor in te ruimen. Foto’s van zijn carrière om op te hangen, ordners in de vakkenkast. Paperassen op het bureau, netjes recht. Lineaaltje erbij. En dan alleen de flipover nog installeren. Via de televisie komt intussen het nieuws van zijn benoeming binnen. ‘Kijk wat er gebeurde bij zijn laatste clubs’, zegt een sportcommentator. ‘Hij is over zijn top heen.’ Mourinho loopt direct naar het toestel en zet dat demonstratief uit. ‘Fuck you!’

En daarmee is de toon gezet. De nieuwe koning schrijft zijn eigen wetten uit, zet z’n onderdanen op hun (juiste) plek en begint meteen de media te bespelen. Het sleutelwoord is: winnen. ‘Ik haat het om te verliezen’, heet ‘t dan. Terwijl Mourinho zijn veel te lieve team een over mijn lijk-mentaliteit probeert bij te brengen, hebben sommige spelers zo hun eigen beslommeringen: de flegmatieke international Dele Alli worstelt met zijn vorm, vaste linksachter Danny Rose valt ineens geregeld buiten de basis en spelverdeler Christian Eriksen lijkt in ongenade te zijn gevallen omdat hij een transfer wil maken. En dan raakt ook spits en boegbeeld Harry Kane nog ernstig geblesseerd.

All Or Nothing laat ongetwijfeld heel veel níet zien van wat er in het binnenste van de trainersploeg, het elftal en de directie omgaat, maar wat er overblijft is méér dan voldoende: (crisis)overleg tussen directie en coach, kleedkamerbeelden van voor, tijdens en na de wedstrijd en Mourinho’s persoonlijke gesprekken met (on)tevreden spelers bijvoorbeeld. Zulk fly on the wall-materiaal wordt doorsneden met lekker bombastische wedstrijdregistraties, waarbij volvette shots, ronkende muziek en overspannen commentatoren een glorieus huwelijk aangaan. Zo wordt zelfs van het meest onbeduidende competitieduel een soort strijd op leven en dood gemaakt, waarbij er nooit enige twijfel is over wie de ‘good guys’ (moeten) zijn.

Zelfs de totstandkoming van transfers blijft niet geheel onbelicht. Saillant is in dat verband de komst van de Nederlandse aanvaller Steven Bergwijn, een overgang die bij zijn vorige club PSV begin dit jaar heel wat kwaad bloed zette. De speler zou hebben geweigerd om nog te spelen in Eindhoven. Bij Tottenham Hotspur wordt Bergwijn evenwel binnengehaald als redder in nood. Geen woord over hoe de transfer tot stand is gekomen (en of er eigenlijk wel zoveel aan de hand was bij zijn vorige werkgever, of dat alle partijen gewoon het welbekende onderhandelingsspel speelden).

Deze puike sportserie, waarvoor acteur en Spurs-fan Tom Hardy als verteller fungeert, laat alleen onbeantwoord wat er precies zo speciaal is aan de nieuwe koning van de Spurs. José Mourinho lijkt vooral een archetypische teambuilder, die onvermoeibaar blijft hameren op agressie, discipline en de absolute wil om prijzen te pakken. ‘We moeten winnen’, zegt de manager bijvoorbeeld tijdens de wedstrijdbespreking voor Bergwijns eerste match, tegen titelkandidaat Manchester City. ‘We moeten aanvallen. We moeten risico’s nemen, maar hebben ook stabiliteit nodig. En we moeten georganiseerd spelen als we de bal hebben…. Oké, we zijn er klaar voor.’

Of zulke peptalks, doorgaans vergeven van de fucks en fuckings, werkelijk voldoende zijn om het tij te keren bij Mourinho’s zwalkende elftal? En kan hij zijn team tijdens de verplichte Corona-pauze echt met Zoom-sessies klaarstomen voor toch nog een succesvolle bekroning van het seizoen?

Inside Deep Throat

De gimmick is eigenlijk te lachwekkend om nog enige vorm van seksuele opwinding toe te laten: Linda Lovelace zou een clitoris in haar keel hebben. En er is maar één manier om die te stimuleren. Deep throat, juist. Waarbij zij dan óók een orgasme krijgt. Een smakelijke premisse, die het mannelijke publiek destijds natuurlijk héél goed uitkwam.

De Amerikaanse pornofilm, die op 12 juni 1972 in première ging, zou een enorm kassucces worden. Een B-productie die een habbekrats, slechts 25.000 dollar, had gekost en uiteindelijk jarenlang in de bioscoop zou draaien en meer dan zeshonderd miljoen opbracht. Intussen kwam er een serieuze discussie over de vrijheid van meningsuiting op gang (en werd Deep Throat tevens de schuilnaam van de mysterieuze klokkenluider in het Watergate-schandaal).

De lekker schmutzige documentaire Inside Deep Throat (85 min.), een titel die verwijst naar de infame Deep Inside-seksfilmserie, neemt de kijker mee naar de tijd dat pornografie nog werd gezien als een belangrijk onderdeel van de seksuele revolutie en een soort cultuuroorlog met vertegenwoordigers van Conservatief Amerika, zoals de moraalridder Charles Keating, op gang bracht.

De filmmakers Fenton Bailey en Randy Barbato reconstrueren het maakproces van de film (met sleutelfiguren als regisseur Gerard Damiano en acteur Harry Reems), laten erotische kopstukken als Hugh Hefner, Xaviera Hollander en Larry Flynt aan het woord over de bijbehorende industrie en schetsen met opiniemakers als Gore Vidal, Camille Paglia en Norman Mailer het maatschappelijke klimaat (dat bijvoorbeeld gestalte kreeg via de actie porNO).

Het geheel wordt in deze sappige docu uit 2005 opgediend met jofele archiefbeelden, kekke seventiesmuziek én acteur Dennis Hopper als verteller en krijgt nog een rauw randje als de veelbesproken seksfilm blijkt te zijn gefinancierd met maffiageld en de grote ster Linda Lovelace begint te beweren dat ze in werkelijkheid wordt verkracht als ze haar orale arbeid verricht voor de camera.

Kap Nâh!! – Het Verhaal Van Marnix Rueb

NTR

Zijn eerste Haagse Harry-tekening publiceerde Marnix Rueb in 1991 in het tijdschrift Doen, bij een artikel van zijn jongere broer Robert-Jan over Haagse dichters. Ruebs volkse ‘poëet-proleet’ Harry staat achter de microfoon op een podium en draagt voor uit eigen werk: ‘Uit me laaste bundel ut plèn bè nach: ut erotiese ve’haal “Kânkâhoeâ!”.’

Harry was het duiveltje in Marnix, zegt Jean-Marc van Tol, tekenaar van de Fokke en Sukke-strip in de documentaire Kap Nâh!! – Het Verhaal Van Marnix Rueb (60 min.) van Bart Grimbergen en Roel Wijngaards-de Meij. De Hagenees met die mat in zijn nek en zijn eeuwige campingsmoking past perfect in de prachtige Haagse traditie van Jacobse en Van EsHarrie ‘O, O, Den Haag’ Klorkestein enne… Henk Bres (al is dat geen typetje; niet bewust, tenminste).

De man achter Haagse Harry was echter bepaald geen Hagenees, maar een echte Hagenaar. Als zoon van een kinderrechter groeide hij op in een bevoorrecht milieu. Zonder moeder, dat wel. Zij overleed toen hij nog een kind was. En dan was er nog die persoonlijke tragiek die hem als persoon heeft gevormd. Misvormd, aldus zijn vriend Sjaak Bral (een typetje overigens van Marcel van der Heijden). Marnix Rueb, een echte binnenvetter, sprak er nooit over. Beter: bijna nooit.

Via gesprekken met Ruebs broers, weduwe, beste vriend en dochter vertelt dit vlotte portret het levensverhaal van de in 2014 overleden striptekenaar. Dat is ook meteen het nadeel van de film: veel pratende hoofden en erg anekdotisch. Filmisch blijft deze biografie een beetje achter, al werken de archiefbeelden van gewone mensen, Hagenezen en Hagenaars, die hardop voorlezen uit de strips erg aanstekelijk en is de scène waarin Rueb kort voor zijn dood meezingt bij een concert van zijn idool Bruce Springsteen zeer ontroerend.

Kap Nâh!! wordt nooit meer dan een typisch televisieportret, maar is daarom niet minder vermakelijk. ‘Vestaat u mèn?!’, zou Harry zelluf zeggen. Met opgestoken middelvinger, natuurlijk.

O, O, Harrie

21mei_Harrie_Jekkers_nu

 

Je kunt de man wel uit de arbeid halen, maar de arbeider niet uit de man. Misschien verklaart dat de aantrekkingskracht die Harrie Jekkers heeft op ‘gewone’ mensen. Zeker als hij lacht, oogt de zanger/kleinkunstenaar nog steeds als een rasechte volksjongen. En dan heb je hem nog niet eens horen praten…

Een doodgewone Hagenees was hij natuurlijk nooit. Al weet Jekkers, getuige bijvoorbeeld het onofficiële volkslied van zijn stad O, O, Den Haag of z’n portret van Koos Werkeloos, nog altijd moeiteloos de weg te vinden naar zijn arbeidersroots. Met de puntgave Nederlandstalige liedjes van het Klein Orkest voegde hij daar een linkse signatuur aan toe.

Jekkers legt nog altijd moeiteloos een connectie met gewone mensen: de man die zijn broer verloor en troost vond in Over 100 Jaar, een vrouw die na het horen van Ik Hou Van Mij besloot te gaan scheiden en de man die zijn carrière een nieuwe boost gaf, met Man In De Wolken in zijn achterhoofd. Via hen laat Karin Junger in O, O, Harrie (55 min.) zien welke impact Jekkers heeft gehad op zijn publiek.

Dat blijkt een tweesnijdend zwaard. Zelf koestert hij de vele brieven die hij door de jaren heeft ontvangen van zijn fans. Jekkers heeft ze altijd bewaard. Als hij erin terugleest, zo blijkt tijdens een sleutelscène van de film, kan hij nog altijd geëmotioneerd raken. Zijn fans vormen een soort verkapte familie, in een bestaan dat uiteindelijk, volgens hemzelf door bindingsangst, relatie- en kinderloos is gebleven.

In deze boeiende televisiedocumentaire slaagt Karin Junger erin om de man achter de gezellige drinkebroer vandaan te halen: een einzelgänger, die zich heeft verschanst in zijn eigen huis op Ibiza, tevreden lijkt met wat hij heeft opgebouwd en geen grootse plannen meer koestert voor de toekomst. Of het moet (nog) een reünietournee met het Klein Orkest zijn…

Bij het zoeken naar weblinks voor dit stuk stuitte ik overigens op dit verhaal over O, O Den Haag, de hit die onder de naam Harry Klorkestein – de achternaam is een anagram van Klein Orkest – werd uitgebracht en overal door de playbackende geluidstechnicus van de groep, Henny de Jong, aan de man is gebracht.