I Am A Woman Now

Cinema Delicatessen

In Casablanca openbaarde zich vanaf halverwege de jaren vijftig een nieuwe wereld voor een aantal vrouwen die in het verkeerde lichaam waren geboren. De Franse arts Georges Burou (1910-1989) had zich in zijn vrije tijd verdiept in geslachtsoperaties en bleek bereid om in hun behoefte voorzien. Voor enkele generaties transvrouwen werd hij vervolgens niets minder dan een verlosser. Burou bevrijdde hen van het lijf dat een kerker was geworden en bezorgde hen een wedergeboorte. Aan psychologisch onderzoek deed de vooruitstrevende gynaecoloog overigens niet. Hij liet zijn clientèle simpelweg een aantal bloederige foto’s zien. Dat schrok wel af. En wie er daarna nog op stond, kon de ingreep krijgen.

Coccinelle, inmiddels overleden, was naar verluidt één van de eerste vrouwen die zo werd geholpen. Samen met Bambi (echte naam: Marie-Pierre Pruvot) was zij rond 1960 één van de grote sterren van de befaamde Parijse travestieclub Le Carrousel. Coccinelles wedergeboorte ging daar als een lopend vuurtje rond. Bambi, die nog steeds optreedt, waagde eveneens de grote stap. En ook voor het Britse topmodel April Ashley, die onlangs met zangeres Amanda Lear nog centraal stond in de intrigerende transdocu Enigma (2025), diende het moment zich aan, waarop ze zonder enig voorbehoud kon zeggen: I Am A Woman Now (86 min.).

In deze liefdevolle film uit 2011 portretteert Michiel van Erp in totaal vijf transvrouwen. Voor de Duitse Jean Lessenich betekende de ingreep bij Burou de start van een persoonlijke zoektocht, terwijl haar Nederlandse lotgenote Colette Berends algauw de liefde vond. En de Vlaamse Corinne van Tongerloo was ‘zo trots als een meisjespauw’ toen ze haar hele naakte lichaam kon laten zien tijden een nachtcluboptreden. Tegelijk moet ze één van haar beste vriendinnen nog altijd inlichten over het feit dat ze ooit werd geboren als jongetje. Dat gebeurt voor de camera. Het is een ontroerend tafereel: twee vrouwen die zowel zeer intiem zijn als verlegen met de situatie waarmee moeder natuur hen heeft opgezadeld.

Want dat is toch de slotsom van deze film, die door Van Erp is afgewerkt met zalige zon- en strandbeelden, fraai archiefmateriaal en een nostalgische soundtrack, boordevol bloemrijke Franse chansons: hun eerste geboorte was feitelijk niet meer dan een soort bedrijfsongeval, zij werden pas echt geboren bij dokter Burou. In een tijd waarin dat bepaald nog niet vanzelfsprekend was, bleek deze ‘lieve, excentrieke man’ – hier vertegenwoordigd door zijn nog altijd trotse zoon – bereid om hen te zien zoals zij zichzelf zagen.

Enigma

HBO Max

‘Wat wil je dat mensen van je weten?’, vraagt de interviewster van de Duitse televisie in 1976 aan ‘de Europese discokoningin’ Amanda Lear. ‘Waar ben je trots op?’ Lear steekt direct van wal: ‘Nou, ten eerste is het belangrijk om te zeggen dat vrijwel alles wat je in mijn biografie hebt gelezen niet waar is.’ Ze specificeert: ‘Iedereen die gelooft dat ik een man ben, is duidelijk een idioot.’

‘Surgeon built me so well nobody could tell’, zingt ze nochtans cryptisch in haar hitje Fabulous Lover, Love Me (1980). ‘That I once was somebody else.’ Lear is een Enigma (94 min.) en wil dat duidelijk ook blijven. ‘Voor iemand die zo krachtig ontkent dat ze trans is’, zegt schrijfster en historica Morgan M. Page (Eldorado: Alles, Was Die Nazi’s Hassen) in deze film van Zackary Drucker (The Stroll), ‘heeft ze toch een hele carrière opgebouwd met trans zijn en dat gewoon nooit bekennen.’

De andere hoofdpersoon van dit dubbelportret van twee transvrouwen uit vervlogen tijden heeft helemaal geen keuze. Het veelgevraagde Britse model April Ashley behoort tot de eerste transvrouwen die een geslachtsbevestigende operatie ondergaat en wordt vervolgens in 1961 ongevraagd ge-out en gecanceld. Geen merk wil immers geassocieerd worden met transseksualiteit. De rest van haar leven zal Ashley blijven strijden voor haar recht om vrouw te zijn en als zodanig erkend te worden.

Ashley en Lear hebben elkaar leren kennen bij de Parijse nachtclub Le Carrousel, waar ze allebei travestieoptredens verzorgen. Alle performers lijken er op elkaar, vindt April. Of ze misschien familie zijn? vraagt ze. Een collega barst in lachen uit. ‘Gekkie! Doe niet zo stom. Ze zijn allemaal bij dezelfde chirurg geweest.’ In I Am A Woman Now (2011) portretteerde Michiel van Erp al eens enkele klanten van deze dokter Georges Burou in Casablanca, waaronder ook April Ashley en haar Carrousel-collega Bambi.

Amanda treedt daar op onder de nom de plume Peki d’Oslo en ondergaat in die tijd ook, zoals ze dat zelf blijkbaar noemde, ‘Operation Pussycat’. Al zal ze dat vermoedelijk tot haar dood blijven ontkennen. Via het Londen van de ‘swinging sixties’, waar ze zowel The Beatles als The Stones leert kennen, komt de vrouw die zich inmiddels Amanda Lear noemt in de entourage van beeldbepalende kunstenaars als Salvador Dali, Bryan Ferry en David Bowie terecht en verwerft een status als sekssymbool en popicoon.

De carrière van April Ashley, die (noodgedwongen) wél open is over haar transitie, komt intussen nooit meer op gang. Zij moet zich bovendien nog de nodige vernederingen laten welgevallen. Drucker, zelf transvrouw, zet die twee levens tegenover elkaar en creëert daarmee een schrijnende tegenstelling. Ze legt de kwestie ook voor aan Lear zelf: zij zou waarschijnlijk nooit zo succesvol zijn geworden als ze zich bekend had gemaakt, maar zou ze nu niet veel meer waardering krijgen als ze dat alsnog deed?

De vrouw tegenover haar, een product van haar tijd, blijft dralen en draaien. Ze kan niet anders, denkt ze vermoedelijk. Niet meer. Of toch wel? Het blijft een enigma wat er precies in Amanda Lear omgaat, maar het is in elk geval zeer treffend voor de benarde situatie waarin zij heeft moeten leven: het laveren tussen spel en realiteit, met haar eigen identiteit als onvermijdelijke inzet. Zo bezien heeft April Ashley, haar tegenpool in dit aangrijpende dubbelportret, ’t bijna eenvoudiger gehad. Zij kon zijn wie ze wilde.

Tegelijkertijd lijkt ook dit weer een simplificatie van de levens die deze twee transvrouwen moesten leiden in een zeer onveilige wereld. Hoe zij zich staande hielden – dát ze zich überhaupt staande hielden – tekent hun veerkracht, creativiteit en ausdauer. En het is waardevol dat die juist nu, op een moment dat transrechten hier en daar weer onder druk staan, nog eens zijn opgetekend. In een film die een krachtig tijdsbeeld schetst – en vermoedelijk tóch van alle tijden is.

The Invisible Ones

c: Pim Hawinkels / Amstelfilm

‘Ik ben veel dank verschuldigd aan de vele superhelden en hun scheppers die mij vanaf mijn jeugd hebben geïnspireerd om ook een superheldenfilm te maken’, begint Martijn Blekendaal aan de aftiteling van zijn, ja, superheldenfilm The Invisible Ones (Nederlandse titel: De Onzichtbaren, 77 min.). ‘In het bijzonder de filmmakers die met hun prachtige films licht in mijn duisternis toverden.’ Hij noemt meteen enkele titels van comics en superheldenfilms, waarvan hij in de voorgaande vijf kwartier toch maar mooi tekeningen, shots en fragmenten heeft mogen verwerken: Superman, Batman, Wonder Woman, Captain America en The Hulk.

Blekendaal vervolgt zijn mission statement in de aftiteling van deze sprankelende jeugddocu met een ode aan films over onzichtbare helden, waarbij er een bijzondere vermelding is voor Paul Verhoevens Hollow Man. ‘Deze prachtige films met een onzichtbaar karakter inspireerden mij om voorbij het zichtbare te denken en zelf op zoek te gaan naar een speelse vorm die de verbeelding alle ruimte geeft.’ En dat is ook precies waarin The Invisible Ones met verve slaagt: de verbeelding aan de macht. Met vallende sterren als superheldenmobielen, een laboratorium waar het uitvindersduo Keez en Ruud z’n eigen superheld gaat ontwerpen én onzichtbaar gemaakte hoofdpersonen.

Het gaat om mensen die als kind al onzichtbaar konden worden. Meestal niet uit vrije wil overigens. Eerder door omstandigheden gedwongen. Zoals hijzelf ooit was, een bang tienjarig jongetje, dat van een ander joch kreeg te horen: ‘Jij hoort hier niet, je bent zwart.’ En misschien had die nog wel gelijk ook. Want: ‘Niemand die op mij lijkt.’ De kleine Martijn wilde daarom graag – aap uit de mouw! – onzichtbaar zijn. Andere voorbeelden? De blinde skateboarder Nathan die met zijn tong klikgeluiden maakt, een oude vleermuizentechniek, om te navigeren. Of de negentienjarige dakloze jongen Samir, die zich thuis altijd onzichtbaar moest maken en nog altijd onder de radar wil blijven.

En, natuurlijk, het Joodse ‘Broertje’, dat in 1944 meermaals moest verdwijnen om uit de handen van de Duitsers te blijven. Inmiddels is hij een oudere man, genaamd meneer Eljon, met een wel heel bijzonder huis. Verder een Palestijnse jongeling, die vanwege zijn geaardheid vanuit Gaza naar België is gevlucht. En een oudere mevrouw, Walvisch genaamd, die veel krachtiger is dan ze in eerste instantie lijkt. Daarvoor moet je dan wel héél goed naar haar kijken. En in dat geval kun je, als je het slingerachtige pad langs allerlei ontmoetingen, activiteiten en beeldgrappen dat Martijn Blekendaal hier met overduidelijk plezier uitstippelt, ook nog wat van haar en de andere superhelden leren.

Blekendaal blijft zelf ook onzichtbaar in deze film. Als in: hij laat zich niet zien. Of ’t moet zijn in een greenscreen-groen superheldenpak. Zijn stem is intussen, letterlijk, uit duizenden herkenbaar. Of tenminste uit de jeugdfilm De Man Die Achter De Horizon Keek (2019), een hartveroverend portret van de avonturier Bas Jan Ader die in 1975 in een piepklein bootje de Oceaan wilde oversteken en sindsdien nooit meer is gezien. Niet alleen qua dictie en timbre trouwens, ook hoe hij als verteller speels verbanden legt, onmogelijke bochten neemt en soms hoog boven ons allen uittorent. Zo formuleert hij een speels en inventief pleidooi voor empathie. Om, simpel gezegd, het goede te doen.

Intussen spat de makerslol er vanaf in deze lijvige jeugddocu. En daarover zegt hij dan weer in de aftiteling. ‘Deze film is gemaakt vanuit een diepe en persoonlijke fascinatie voor het superheldenfenomeen in de populaire cultuur en liefde voor de filmgeschiedenis.’  Waarvan akte.

I’m Your Venus

Netflix

De drie Amerikaanse broers Pellagatti zijn in het verkeerde verhaal beland. Joe, John en Louie zouden vast helemaal op hun plek zijn geweest in een film over politiemannen, brandweerlieden of – voor mijn part – Sopranos-achtige ‘wisemen’ uit New Jersey. Door een schokkende gebeurtenis in hun familieverleden zijn de drie no nonsense-mannen van Italiaanse en Puerto Ricaanse afkomst echter in een transtragedie beland: hun zus Venus werd in december 1988 vermoord. En de dader is nooit gepakt.

Venus Xtravaganza (1965-1988) was een transvrouw, die door haar participatie aan de klassieke documentaire Paris Is Burning (1990), een bruisend portret van de New Yorkse ballroom-scene, een ijkpunt in de Amerikaanse transhistorie werd. Óók omdat het dus slecht met haar afliep. Dat gebeurde in die tijd overigens wel vaker: transvrouwen bewogen zich noodgedwongen aan de rafelranden van de samenleving en hielden zichzelf vaak in leven met sekswerk. En dat lukte soms alleen met drugsgebruik.

De drie broers van Venus – de naam die ze bij haar geboorte als jongen heeft gekregen, haar zogeheten ‘deadname’, wordt in deze film van Kimberly Reed nooit genoemd – gaan ruim dertig jaar na dato alsnog op onderzoek uit. Niet alleen naar hoe, waar en door wie ze stierf, maar ook naar wie zij eigenlijk was. In dat kader zoeken ze in I’m Your Venus (84 min.) ook nadrukkelijk contract met vertegenwoordigers van haar andere familie, het House Of Xtravaganza, waar tegenwoordig ‘mother’ Gisele de scepter zwaait.

Joe, John en Louie Pellagatti hebben bijvoorbeeld een ontmoeting met José Disla Xtravaganza, die Venus destijds heeft gekend. Dit gesprek begint buitengewoon stroef. José weet dat hun zus zich niet geliefd voelde door haar familie en legt dat nu op hun bord. ‘Hoe kan ik iets begrijpen waar ik niets over weet?’, reageert Louis, vanuit zijn tenen, maar zeker niet zonder respect. ‘Maar ik begrijp haar pijn omdat ze van ons en haar familie hield. En hoe ze zich gevoeld moet hebben. En dat doet mij ook pijn.’

Dat is ook het aardige van deze film: hier komen daadwerkelijk twee werelden samen, waarbij het verleden niet zomaar wordt gladgestreken. Het vormt tegelijkertijd ook geen onoverkomelijke beletsel richting de toekomst. ‘Ik heb veel dingen gedaan die haar kapot maakten’, bekent oudste broer John bijvoorbeeld tegenover een vriendin van zijn zus, Helen. Als Venus op zijn zoon Mikey oppaste, kreeg ze van John een duidelijke boodschap mee: ‘Als je met hem naar buiten gaat, kleed je dan niet als een vrouw.’

En nu werken ze samen, zulke traditionele mannen en leden van het huis Xtravaganza, aan de nalatenschap van hun gezamenlijke familielid. Kan Venus wellicht een postume naamsverandering krijgen? Dat is nog nooit eerder gebeurd, maar zou haar recht doen. En kan er dan ook gewoon ‘Venus’ op haar grafsteen en overlijdensakte worden gezet? Tegelijk is er nog altijd dat vastgelopen moordonderzoek. Wat heeft dit opgeleverd? En kan dit – en daarover lopen de meningen van de Pellagattis uiteen – worden vervolgd?

Hoewel I’m Your Venus, zeker tegen het eind, soms wel erg Amerikaans wordt, raakt de film ook aan iets heel wezenlijks: hoe het vreemde weer eigen kan worden – ook al was ’t dat feitelijk altijd al. En dat raakt.

The Pilgrimage Of Gilbert And George

Gilbert & George

Twee mensen, één kunstenaar. Al ruim een halve eeuw onafscheidelijk: George Passmore en Gilbert Prousch. Ze zijn hun eigen kunst. Samen dus. Ze ontmoetten elkaar in 1967 tijdens de opleiding beeldhouwen op de Saint Martin’s School Of Art in Londen. Hij, uit het Engelse graafschap Devon. En hij, uit de Italiaanse Dolomieten. Ze vormden subiet een duo. Voor het leven. Met als motto: kunst voor allen.

Getweeën lopen ze in The Pilgrimage Of Gilbert & George (88 min.), statig en liefst volstrekt synchroon, door hun eigen carrière, op weg naar het onvermijdelijke einde. Strak in het pak. Met een uitgestreken gezicht ook. En volstrekt onverstoorbaar. Al hun hele leven willen ze niet tot de gevestigde orde behoren – of erdoor geaccepteerd worden. Bijgestaan door enkele intimi en kenners doen ze in dit dubbelportret van Mike Christie zo hun verhaal. Twee monden, één vertelling.

Over levende standbeelden, ‘eeuwenoude’ houtskooltekeningen, The Dirty Words Pictures, schreeuwerige spandoeken en, jawel, The Naked Shit Pictures. En een kunstenaar met twee hoofden en Iijven, maar slechts één hart. Één idee. Om werk te maken voor een breed publiek, voorbij de linkse kunstelite. ‘We proberen kunst te maken waarmee we de straat op kunnen’, zeggen Gilbert & George. ‘Niet voor de ingewijden, maar voor elke taxichauffeur en elke drugsverslaafde.’

En deze joyeuze film, waarin het symbiotische tweemanschap alle ruimte krijgt én neemt, zet vol de schijnwerper op die directe, kleurrijke en soms ook provocatieve kunst, waarin thema’s als straatcultuur, de AIDS-crisis en religie hun plek hebben gevonden. ‘Veel mensen vragen ons of de werken over onze sterfelijkheid gaan’, zeggen de twee tachtigers, die al bijna zestig jaar met één stem spreken, bepaald niet zonder zelfspot. ‘We vinden het echter nog te vroeg om daar werk over te maken.’

En ook dat lijkt dan weer een sprekend voorbeeld van twee zielen, één gedachte. Als het inmiddels niet gewoon om één ziel gaat….

Sally

National Geographic

Als de eerste vrouwelijke astronaut van de Verenigde Staten groeit Sally Ride (1951-2012) in de jaren tachtig uit tot één van de bekendste gezichten van haar land. Ze geldt als een rolmodel, een vrouw die erin is geslaagd om een plek te verwerven in een ongekend mannenbastion, de NASA. In de praktijk wordt ook zij echter nog altijd regelmatig geconfronteerd met vooroordelen over vrouwen die de ruimte in willen – astronauten huilen toch niet? – en loopt ze zelf ook met een geheim rond. Ride verbergt een wezenlijk deel van haar leven: ze valt op vrouwen.

Bij één van haar eigen voorbeelden, toptennisser Billie Jean King, heeft ze gezien wat er kan gebeuren als je publiekelijk wordt geout. Sally (103 min.) kiest dus de vlucht naar voren: ze trouwt met medeastronaut Steve Hawley. Tegelijk besluit ze om zich niets aan te trekken van de vooroordelen en bekrompen sfeer binnen de NASA – waarmee ook zwarte astronauten, getuige de recente documentaire The Space Race, jarenlang hebben moeten dealen. Sally Ride laat zich niet uit het veld slaan en blijkt helemaal in haar element binnen de ruimtevaartorganisatie.

Behalve tijdens de verplichte persmomenten. Kan een ruimtereis later gevolgen hebben voor een mogelijke zwangerschap? vragen journalisten dan. Of: hoe hebt u tijdens de crewtrainingen gereageerd op stressvolle situaties? Huilt u dan bijvoorbeeld? Sally lacht eens ongemakkelijk. ‘Waarom vraagt niemand dat aan Rick?’ wendt ze zich gegeneerd tot de collega naast haar. En dan zijn er nog de praktische vragen vanuit de NASA zelf. Heeft ze bijvoorbeeld behoefte aan een make-up set in de ruimte? Hoeveel tampons moeten er eigenlijk mee op een vlucht van een week?

Behalve zulk ongemak belicht deze ferme film van Cristina Costantini ook de spanning en extase van het astronautenbestaan, vervat in de gebruikelijke zinnenprikkelende beelden vanuit de ruimte. Sally Ride wordt tegen die tijd allang beschouwd als ‘one of the guys’. Wanneer ze terugkeren op aarde, is zij echter het enige crewlid dat een ongetwijfeld goedbedoelde bos bloemen krijgt aangeboden van de NASA. En wanneer ze die teruggeeft, springen de media daar natuurlijk weer bovenop. Want voor de buitenwacht blijft zij altijd Sally Ride, de eerste astronaute.

De vrouw die zo gesloten was als een oester en liever niet over haar gevoelens sprak, ook niet met de mensen om haar heen, wordt in dit postume portret liefdevol opgetekend door haar moeder Joyce en zus Bear Ride, voormalig echtgenoot Steve Hawley, ex-vriendin Molly Tyson en haar NASA-collega’s Kathy Sullivan, Anna Fisher, John Fabian en Mike Mullane, volgens eigen zeggen destijds een onvervalste ‘male sexist pig’. En ook Tam O’Shaugnessy, die 27 jaar in stilte haar levenspartner was, voelt zich tegenwoordig vrij om te vertellen over haar grote liefde.

Gezamenlijk vangen zij een vrouw die weliswaar door het glazen plafond van de aarde brak, maar liever niet al te zeer in de belangstelling stond. Ook omdat dan wel eens ontdekt zou kunnen worden wie zij werkelijk was.

Portrait Of A Confused Father

UpNorth Film / DR Sales

Als de Noorse documentairemaker doet Gunnar Hall Jensen wat natuurlijk voelt als hij vader wordt: hij begint z’n zoon Jonathan in 2002 direct vanaf z’n geboorte te filmen. En zichzelf, in de ouderrol die onwennig blijft voelen. Zo wil hij in contact blijven met zijn kind. Inmiddels is ie daarmee opgehouden. Noodgedwongen. Jonathan is dood, verklapt Jensen aan het begin van Portrait Of A Confused Father (93 min.).

En dan begint die film over hun gezamenlijke leven. De documentairemaker loodst ons, als argeloze kijkers, erdoorheen met een reflectieve voice-over. Hij weet wat ie doet: Jensen maakte al diverse egodocu’s. Zijn naasten zijn er inmiddels ook min of meer aan gewend dat er altijd wel een camera meekijkt terwijl ze hun leven leven – al heeft Gunnars vrouw Jonna ervoor gekozen om zoveel mogelijk buiten beeld te blijven.

Jonathan is die luxe niet vergund. Waar zijn vader is, is een camera. Tijdens persoonlijke gesprekken, in de auto en op reis. Als ze samen gaan kamperen in de sneeuw bijvoorbeeld. Dat idee is dan weer geïnspireerd door zijn grote held Roald Amundsen. Deze Noorse ontdekkingsreiziger ondernam aan het begin van de twintigste eeuw allerlei ambitieuze poolexpedities. Hij is al sinds jaar en dag Gunnar Hall Jensens rolmodel.

Want zijn eigen vader, kapitein op cruiseschepen, heeft hij slechts één keer ontmoet, op z’n dertigste. En na diens overlijden heeft hij zichzelf met hem gefilmd, natuurlijk. Dat filmen – en het doen van dingen voor de camera – krijgt al snel iets exhibitionistisch. En wat is nog waar van wat er wordt vastgelegd? Vader en zoon dansend op een balkon, met zicht op de hemelsblauwe zee? Spontane actie? Of toch vooral een act?

En als Jensen Jonathan naar een militair boot camp stuurt, om de discipline aan te halen, is het ook de vraag: hard nodig, of ook wel goed voor ‘hun’ film? Feit is dat zijn zoon gaandeweg toch uit het zicht verdwijnt. Als Jonathan Jensen op z’n achttiende samen met een vriend een huisje in de bergen betrekt, ontglipt hij zijn vader en diens alziende oog. Dan ontwikkelt dit zelfgemaakte dubbelportret zich tot een zoektocht.

De jongen is terechtgekomen in een voor zijn vader volstrekt onbekende ‘manosfere’ en daarmee helemaal buiten het bereik van Gunnar geraakt. Stukje bij beetje weet die, de camera altijd paraat, toch bij elkaar te puzzelen waarin zijn zoon – en zoveel andere jongens van zijn generatie – verzeild is geraakt en welke rolmodellen hem op dat pad naar roem en snel geld hebben gezet. Met uiteindelijk bijzonder tragische gevolgen.

Portrait Of A Confused Father wordt daarmee een actuele en urgente film – al is het ook een grillige vertelling, met losse flodders en eindjes. Over een rusteloze en op zichzelf betrokken man, die zijn kind uiteindelijk niet kan behoeden voor de hedendaagse gevaren waarvoor mensen zoals zij zo gevoelig zijn. Bij het laatste afscheid ontbreekt natuurlijk ook de camera niet: Gunnar Hall Jensen filmt er ook zijn eigen tranen mee.

Pee-wee As Himself

HBO Max

Regisseur Matt Wolf en de andere makers van Pee-wee As Himself (202 min.) hadden er geen idee van dat de hoofdpersoon van hun portret, entertainer Paul Reubens, al zes jaar kanker had. Zijn dood op 30 juli 2023 kwam voor hen volledig onverwacht – al was de man achter het personage Pee-wee Herman inmiddels toch al zeventig. Hij liet hen achter met veertig uur aan interviews. Samen met zo’n duizend uur beeldmateriaal en een karrenvracht foto’s uit zijn privé-archief vormen die nu het fundament onder dit lijvige tweeluik over de ontdekking en opkomst van de cultheld Pee-wee in de jaren tachtig (deel 1) en Pee-wee’s gloriejaren, neergang en rehabilitatie (deel 2).

Reubens vertelt hoe hij begin jaren tachtig, te midden van een wirwar van personages, zijn alter ego Pee-wee vond en merkte dat hij daarin zijn volledige zelf kwijt kon – én kwijt kon raken. Want die kinderlijke bonenstaak met het rode vlinderstrikje nam ook Paul Reubens over, een man die zijn geaardheid verborg – ook al was hij jaren daarvoor al uit de kast gekomen naar zijn ouders. ‘Mijn vader schreef me een ongelooflijke brief en zei: zoon, als je homoseksueel bent, wil ik dat je weet dat ik hoop dat je de beste homoseksueel wordt die je kunt zijn’, herinnert Reubens zich. ‘En ik ging die nacht uit om te proberen de beste te zijn…’ Hij laat een korte stilte vallen. ‘Nee, grapje.’

Het is een positie, die de entertainer vaker zal innemen tijdens z’n gesprekken met Wolf: laveren tussen ernst en scherts en dan in het midden laten waar hij precies is uitgekomen. Ruebens vervolgt zijn verhaal. Over hoe hij zichzelf als jongeling compleet had verloren in een relatie en zich daarna volledig op z’n loopbaan als conceptuele (klein)kunstenaar ging richten. Hij glipte ook weer terug de kast in. Zodat anderen hem voor hetero konden verslijten. Want openlijk homo zijn zou z’n carrière beslist hebben geschaad, stelt Ruebens nu. ‘Weet je, ik ben van gedachten veranderd’, laat hij, als een meesterontregelaar, direct daarop volgen. ‘Ik voel me geen homo meer, dus…’

Nadat Paul Ruebens samen met collega’s als Tim Burton (de film Pee-wee’s Big Adventure), Laurence Fishburne (het kinderprogramma Pee-wee’s Playhouse) en David Arquette (Buffy The Vampire Slayer) uitgebreid stil heeft gestaan bij Pee-wee’s gloriejaren, maakt het grote publiek alsnog kennis met de man achter het infantiele personage. Paul Reubens verschijnt in de media met een, zoals ie ’t zelf noemt, ‘Charlie Manson-politiefoto’. Daarmee wordt zijn zéér pijnlijke neergang ingezet, een verplicht onderdeel van elk zichzelf respecterend portret. En die komt tot een climax in een ‘homofobe heksenjacht’, waarmee Wolf toewerkt naar de al even verplichte comeback.

Pee-wee lijkt herboren. Herstel: Paul Reubens. Ik bedoel: Paul Rubenfeld. Want zelfs Reubens blijkt een artiestennaam. Voor een man met meer dubbele bodems dan soms goed voor hem was. Een buitenbeentje, een controlefreak, een beschadigd mens ook. En een geboren entertainer, zo toont dit even lange als bevredigende portret aan, die veel meer punk en underground was dan je op basis van Pee-wee’s voorkomen misschien zou verwachten.

Short Dick Man

Labyrint Film / BNNVARA

‘Ik weet gewoon niet of ik dit aankan.’ De documentaire Short Dick Man (57 min.) is ruim een half uur onderweg als Matthijs Janssen zich afvraagt of hij er nog wel mee wil doorgaan. Is hij werkelijk bereid om dit zeer persoonlijke thema met de wereld te delen? En welke reacties roept dit dan op?

Deze film, gemaakt met Willem Timmers, vormt meteen het antwoord: ja dus. Matthijs wordt beheerst door het idee dat hij minder bedeeld is dan veel andere mannen. En dat heeft voor een enorme onzekerheid gezorgd, die hem, ook als gay, ernstig in zijn leven belemmert. Hij heeft ‘een hekel aan mijn geilheid’ en denkt soms dat hij zich beter als aseksueel kan profileren. Dat voorkomt pijnlijke situaties.

Als hij al een jongen mee naar huis neemt, voelt Janssen zich genoodzaakt om een ‘disclaimer’ te geven. Om teleurstellingen te voorkomen. Het is duidelijk dat de grootte van z’n penis in zijn eigen hoofd buitensporige proporties heeft aangenomen – en dat de oorzaak daarvoor, behalve in hemzelf, ook zit in hoe porno en media in het algemeen groot geschapen mannen blijven verheerlijken.

Janssen en Timmers vervatten dit schoonheidsideaal in suggestieve sequenties, die invoelbaar maken hoe zulke beelden invloed hebben op hoe mannen zichzelf en hun lichaam ervaren. Dat ideaalbeeld van een ‘goedgevulde onderbroek’ is overigens niet van alle tijden, laten ze ook zien. De oude Grieken zwoeren naar verluidt bij een kleine penis. Die stond blijkbaar voor een bepaalde verfijning.

Zulke constateringen lijken vooralsnog echter niet besteed aan Janssen. Hij bespreekt zijn onzekerheid met zijn moeder, gaat in therapie en overweegt een penisvergroting. Gaandeweg wordt ook hem duidelijk wat voor menigeen al vrij snel helder is: het probleem zit vooral in zijn eigen hoofd. Naar waarom dat zo is, gaat Short Dick Man niet echt op zoek – al levert de film wel aanknopingspunten.

De documentaire toont hem vooral, gebruik makend van een ‘green screen’, in situaties waarin zijn ongemak ongenadig opspeelt: bij een pisbak, op het strand of in een sportkleedkamer. Door het naspelen van zulke pijnlijke ervaringen proberen Janssen en Timmers die onschadelijk te maken. Deze geacteerde scènes – en het feit dat de film sowieso erg geconstrueerd oogt – zorgen tegelijk voor distantie.

Janssens persoonlijke relaas blijft daardoor best lastig invoelbaar. Hoewel de thematiek van deze film in principe heel veel mannen raakt – niet alleen de mannen die denken dat ze minder bedeeld zijn – zijn de aanpak en setting van deze film zo specifiek dat het voor veel van hen waarschijnlijk toch een ver van mijn bed-show blijft.

Trailer Short Dick Man

F*ck Normaal

Human

F*ck Normaal (50 min.), houden de deelnemers aan het het Pioneers Programme in Rotterdam elkaar voor. Ze hebben stuk voor stuk een beperking of psychiatrische problemen en willen nu wel eens geaccepteerd worden voor wie ze zijn – ook door zichzelf, overigens.

In de zomer van 2024 gaan ze samen, onder begeleiding van allerlei professionals, een speelfilm maken. Ze nemen daarbij alle belangrijke functies zelf voor hun rekening. Van het bedenken van het verhaal tot de montage van de gemaakte opnames. En in het najaar moet de rode loper worden uitgerold voor een officiële première.

De opdracht lijkt eenvoudig: een verhaal dat zich afspeelt in een wereld waarin iedereen een beperking heeft, ‘ook de dieren’. John Appel legt in deze documentaire vast hoe ze met dat uitgangspunt aan de slag gaan. Iedereen bedenkt en presenteert zijn eigen ideeën, die ze vervolgens stuk voor stuk een plek proberen te geven in de film.

Voordat ze die kunnen gaan draaien, moet er gecast worden. Dat is en blijft lastig . Hoe zorg je er bijvoorbeeld voor dat de degenen die niet gekozen worden dat niet opvatten als een afwijzing van wie ze zijn? Dat is sowieso een thema bij deze mensen, die vaak worden onderschat en wel een steuntje in de rug kunnen gebruiken.

Roxanne Oostdijk, een jonge vrouw die oorspronkelijk uit Roemenië komt, heeft bijvoorbeeld moeite met afwijzingen. De eerste drie jaar van haar leven zat ze in een kindertehuis, daarna werd ze geadopteerd door een Nederlands gezin. Zij zweert nog altijd bij een knuffeldier. ‘Flap blijft bij me’, vertelt ze daarover, ‘en wijst me niet af.’

Joyce van der Velden heeft vanwege een darmaandoening soms zoveel buikpijn dat ze overwoog om een einde aan haar leven te maken. ‘Toen ben ik in transitie gegaan, want ik moet een eigen identiteit ontwikkelen die niet gaat over mijn darmziekte.’ Ze realiseert zich dat dit vreemd klinkt. ‘Maar voor mijn mentale rust heeft het enorm geholpen.’

Hoofdrolspeler Timothy Dos Santos heeft een lichamelijke handicap, maar had moeite om naar zichzelf en anderen te erkennen dat hij ook een verstandelijke beperking heeft. Zijn rol in de film, en de bijbehorende documentaire, dwingen hem nu om zichzelf te tonen aan de wereld. ‘Heel veel mensen gaan mij écht echt zien. Ben je daar klaar voor?’

Appel volgt de deelnemers tijdens het maakproces en probeert tussendoor in korte interviews de mens achter het probleem of de diagnose vandaan te halen. Daarin slaagt hij heel behoorlijk – al blijven die miniportretjes tamelijk schetsmatig. Samen slagen die er wel in om het beeld dat er van mensen zoals zij leeft te nuanceren en bij te stellen.

Intussen weten ze de korte film Pizza Paniek met vereende kracht tot een goed einde te brengen. F*cking goed!, constateren de filmmakers eensgezind na afloop van een project – en de sympathieke documentaire die daarbij hoort – dat ongetwijfeld positief heeft bijgedragen aan hun zelfwaardering.

The Fox Hollow Murders: Playground Of A Serial Killer

Disney+

Als lijkschouwer Jeff Jellison van Hamilton County wordt benaderd door Eric Pranger, met de vraag of hij het lichaam van zijn neef Allen Livingston kan traceren, zoekt hij zijn heil bij de universiteit van Indianapolis. Daar zijn botten opgeslagen die in de jaren negentig werden aangetroffen op de Fox Hollow Farm, het privéterrein van de seriemoordenaar Herb Baumeister. Jellison is met stomheid geslagen als hij ziet hoeveel er bewaard is gebleven: tienduizend stukjes bot.

‘Dat is het op één na hoogste aantal ongeïdentificeerde menselijke resten in de Verenigde Staten’, zegt de lijkschouwer in de vierdelige true crime-serie The Fox Hollow Murders: Playground Of A Serial Killer (209 min). ‘Het World Trade Center staat op één. En ik dacht bij mezelf: waar ben ik aan begonnen?’ Jellison plaatst een openbare oproep. ‘Als je iemand mist, laat het ons weten. Dan nemen we wat DNA en halen het door de database van vermisten.’

Van een serieuze poging om de stoffelijke resten te identificeren was het eerder nooit gekomen. Toen de seriemoordenaar in 1996 definitief van het toneel verdween, besloot de politie van Indiana om het onderzoek te staken. Nabestaanden mochten eventueel onderzoek naar de identiteit van de slachtoffers zelf betalen. Dat had alles met de aard van die slachtoffers te maken. Beter: hun geaardheid. De jonge homoseksuele mannen hadden ‘t er vast zelf naar gemaakt.

De zaak was nochtans saillant genoeg: Herbert Baumeister, ogenschijnlijk een brave huisvader, zou stiekem mannen mee naar huis hebben genomen als zijn vrouw en kinderen tijdens de zomermaanden elders verbleven. Bij het unheimische zwembad, dat werd omringd door paspoppen, verleidde hij hen vervolgens tot wurgseks. Met dodelijke afloop. Hoe hij de lijken vervolgens naar een stuk bos vervoerde, is overigens nog altijd de vraag. Kreeg Baumeister misschien hulp?

Die vraag drijft ook deze trashy productie van Alex Jablonski – al gaat die wel bij bijzondere figuren op zoek naar een antwoord. Bij Rob Graves bijvoorbeeld, de huidige eigenaar van de Fox Hollow Farm, die het naargeestige imago van zijn huis maar wat graag uitbaat. Hij laat de paranormale filmmakers Russ Walker en Jane Gerlach er bijvoorbeeld filmen. En die nodigen Mark Goodyear weer uit, de bizarre getuige die de zaak tegen Herb Baumeister destijds aan het rollen bracht.

Als de ervaren cold case-onderzoeker Steve Ainsworth zich aan het begin van de derde aflevering over de zaak-Baumeister begint te buigen en een eigen hypothese ontwikkelt over wat er destijds is gebeurd, heeft The Fox Hollow Murders z’n geloofwaardigheid al een heel eind verloren. De zoektocht naar de waarheid is verzand in een freakshow, waarin enkele hoofdrolspelers zich helemaal in hun element voelen. Zij floreren in hun signatuurrol als onnavolgbare getuige/verdachte.

Intussen blijven Herbert Baumeister en de stoffelijke resten op zijn boerderij een raadsel. In de komende jaren zal menige (amateur)detective ongetwijfeld nog proberen om dit alsnog op te lossen.

Van Binnen Stroomt Het

Witfilm / KRO-NCRV

Hoe kun je tieners laten vertellen over wat hen ten diepste bezighoudt, zónder hen daarmee kwetsbaar te maken tegenover anderen? Natalie Bruijns lijkt in deze jeugdserie de ideale vorm te hebben gevonden. In vijf korte portretjes laat ze de ene tiener, buiten beeld, vrijuit vertellen over een heel persoonlijk onderwerp, terwijl een andere tiener al die gedachten, ervaringen en gevoelens in een ravissant vormgegeven slaapkamer vervat in een zeer expressieve dans. 

Zo wordt de zoektocht naar intimiteit en seksualiteit van de twaalfjarige Luna bijvoorbeeld begeleid door een dappere dans van Gaia met knuffelbeesten, een schommel en een wolkendecor. Meis voelt zich ondertussen ongemakkelijk in het contact met de wereld, maar krijgt via roleplay in een virtual reality-omgeving – door haar danspartner Elizabeth uitgedrukt in een sprekende performance – contact met een jongen, zichzelf en daarmee ook weer de echte wereld.

Met behulp van haar immense verbeeldingskracht bereikt Bruijns in Van Binnen Stroomt Het (66 min.) daadwerkelijk de binnenwereld van enkele pubers, die worden geconfronteerd met elementaire levensvragen: wie ben ik, waarom ben ik zo en hoe verhoud ik me tot de wereld? Door de gekozen vertelvorm kunnen zij echt in het binnenste van hun ziel laten kijken en kunnen anderen voor hen ongegeneerd hun dagelijkse dilemma’s, engste gedachten en stoutste dromen uitspelen.

De ontwapende verhalen van de tieners, het doorleefde spel van hun jeugdige alter ego’s, de bloemrijke choreografie van Dian Ijkhout, het prachtige camerawerk van Jeroen Kiers en de geheel bijdetijdse soundtrack (Billie Eilish, Florence + The Machine, Imagine Dragons, Agnes Obel en Ben Gold & Ruben de Ronde) zorgen ervoor dat in deze vijfdelige serie 1 + 1 = >3 wordt. Van Binnen Stroomt Het is een lust voor zowel het oog als de geest. Héél intiem en overweldigend mooi.

Strijders Voor Gelijke Rechten: HTIP 50 Jaar

Human

Met de komst van Turkse gastarbeiders naar Nederland kwam ook de behoefte om op te komen voor hun belangen. In 1974 werd HTIB opgericht door politieke vluchtelingen uit Turkije. Hollanda Turkiyeli Isciler Birligi. Ofwel: de Turkse Arbeidersvereniging Nederland. De organisatie vierde onlangs zijn vijftigjarige bestaan. In die periode heeft HTIB zich sterk gemaakt voor het bevorderen van de integratie, emancipatie en participatie van de Turkse gemeenschap in Nederland.

In de documentaire Strijders Voor Gelijke Rechten: HTIP 50 Jaar (51 min.) blikt Nilüfer Öder met leden van verschillende generaties terug op de roerige geschiedenis van de organisatie, die zich consequent schrap zette tégen racisme en discriminatie en streed vóór democratische rechten. Ze staken daarbij ook hun nek uit voor mensen met wie ze het niet eens waren, vertelt journalist Sinan Can, die opgroeide in een echt HTIB-gezin. Hij is ervan overtuigd dat zijn eigen morele kompas in die omgeving, tijdens de eindeloze debatavonden in het bijzonder, verder scherp is gesteld.

De Turks-Nederlandse belangenorganisatie bemiddelde daarnaast bij taal- en huisvestingsproblemen van gastarbeiders. Die leefden in Nederland vaak in erbarmelijke omstandigheden. Veel meer dan een piepkleine kamer met een bed kregen ze niet. En als ze ploegendienst draaiden, moesten ze die ook nog delen met een collega uit een andere dienst. HTIB boekte daarnaast ook politieke successen: stemrecht voor gastarbeiders bij de gemeenteraadsverkiezingen, gezinshereniging werd vergemakkelijkt voor buitenlandse arbeiders en er kwam amnestie voor witte illegalen.

Soms moesten ze daarbij ook hun eigen grenzen flink verleggen, vertelt Mustafa Ayranci, sinds twintig jaar voorzitter van HTIP. Voor een demonstratie na de racistische moord op Kerwin Duinmeijer (Lucas) in 1983 wilde een vertegenwoordiger van het COC bijvoorbeeld dat er in de gezamenlijke tekst ook een passage werd opgenomen over discriminatie tegen homo’s. Dat kon wel eens verkeerd vallen in de Turkse gemeenschap. ‘In die tijd dacht ik dat homoseksualiteit een ziekte was’, vertelt Ayranci, die afkomstig is uit een klein dorp. ‘Ik was in shock. Wat moest ik doen?’

Hij ging te rade bij toenmalig voorzitter Nihat Karaman. ‘Hij zei: ga naar die tafel en zeg ja’, herinnert Ayranci zich. ‘Als jij zijn rechten niet verdedigt, kan morgen iemand anders jouw rechten niet verdedigen.’ En dat zou, blijkens deze interessante terugblik, een belangrijke leidraad worden voor HTIB, dat zich ging inzetten voor vrouwen- en LHBTIQ+-rechten, de strijd aanbond met huiselijk geweld en eerwraak en zich met hand en tand verzette tegen de extreemrechtse Turkse organisatie De Grijze Wolven, die ook in Nederland voet aan de grond probeerde te krijgen.

Met wijlen Nihat Karaman, die samen met zijn echtgenote Maviye aan de wieg stond van HTIP, is meteen de grote afwezige in deze documentaire genoemd – al wordt niet helemaal duidelijk wat er precies waarom met hem is gebeurd (als dat al helemaal helder is). Via zijn vrouw en zoons Deniz en Saydan, die samen met bijvoorbeeld de voormalige kamerleden Tofik Dibi en Emre Ünver een nieuwe HTIB-generatie vertegenwoordigen, waart zijn geest echter nog altijd rond in de organisatie, die ook in tijden van individualisering onverminderd saamhorigheid blijft prediken.

Boyzone: Life, Death And Boybands

SkyShowtime

Na het eerste televisieoptreden van Boyzone in 1993 – van zingen kwam ’t niet, het bleef bij dansen – kegelde initiatiefnemer Louis Walsh zonder duidelijke reden twee bandleden eruit. Ze pasten er toch niet helemaal tussen, waarschijnlijk. Toen waren er nog maar vier over. ‘Ik moest ze laten weten dat ze op elk moment vervangen konden worden’, legt Walsh uit. De jongens in zijn boyband moesten hongerig en ambitieus blijven en mochten niets voor vanzelfsprekend aannemen.

Nu had de manager alleen nog een nieuw groepslid nodig. Want vijf was volgens hem het ideale aantal voor zo’n jongensband. Als er dan eentje z’n biezen pakte, had ie er nog genoeg over om gewoon door te kunnen gaan. Walsh rekruteerde Michael Graham, die altijd een Fremdkörper zou blijven in de groep. En daarmee was ‘de Ierse Take That’ compleet, klaar om de wereld te veroveren. Tenminste, het vrouwelijke deel. Beter: de meisjes. Daarvan moesten de harten sneller gaan kloppen.

De driedelige docuserie Boyzone: Life, Death And Boybands (145 min.) van Sophie Oliver is een opvallend open, kritische en schrijnende terugblik op de carrière van de vijf Adonissen uit Dublin en hun gehaaide manager Louis Walsh, een man die al net zo rücksichtslos opereerde als Frank Farian, de bedenker van Milli Vanilli, en Lou Pearlman, de manager van Backstreet Boys en *NSYNC, popacts waarover in de afgelopen jaren ook smeuïge documentaireproducties zijn uitgebracht.

Alleen kwam daarin de man die achter de schermen aan alle touwtjes trekt zelf niet aan het woord. Hier wel. En Walsh spreekt niet met meel in de mond. Volgens journalist Paul Martin van de tabloid The Irish Mirror, tabloid, gefilmd in een schemerige parkeergarage, was de Boyzone-manager een geweldige bespeler van de pers. Walsh gaf hen vaak carte blanche en verzon zonder problemen allerlei onzinverhalen over de groep om maar in beeld te blijven, desnoods over de rug van zijn jongens.

Zo kreeg Martins coververhaal ‘Baby Spice & Boyzone Steve are live and kissing’ een wrange nasmaak. Want Boyzone-kanjer Stephen Gately, waarvan menig meisjeshart sneller ging kloppen, was in werkelijkheid homo. In 1999 kwam dat alsnog uit. ‘Iemand verraadde hem’, herinnert Boyzone-voorman Ronan Keating zich, ‘en deed Steo in de uitverkoop.’ Het verhaal bereikte vervolgens showbizzjournalist Rav Singh van The Sun, de concurrent van The Irish Mirror. En die had niet geaarzeld.

‘Boyzone-ster Stephen Gately koos The Sun om z’n moedige mededeling te doen’, leest Keating 25 jaar later voor uit de krant. ‘Flikker op! Hij heeft niet gekozen.’ De hele groep was destijds verontwaardigd over wat er met hun vriend en collega gebeurde. ‘Hij was er niet klaar voor, die arme jongen’, zegt Shane Lynch. ‘Hij was zo bang.’ Manager Walsh kan een glimlach echter niet onderdrukken als hij The Sun onder ogen krijgt. ‘Goed om te zien’, zegt hij tevreden. ‘Hij haalde de voorpagina.’

De tabloids zouden een dubieuze rol blijven spelen in de bandhistorie, in het bijzonder na Gately’s overlijden in 2009. En de verhoudingen in de groep zouden daarna ernstig verzuren, waardoor de verplichte reünietournee, die dit soort docu’s doorgaans aftopt, er in Boyzone’s geval echt niet in lijkt te zitten. Alhoewel? Ronan Keating, Shane Lynch en Keith Duffy zeggen niet direct nee. Alleen Mikey Graham, die altijd twijfels heeft gehouden bij het boybandbestaan, staat vooralsnog niet te springen.

Louis Walsh zou in elk geval helemaal niets veranderen aan de voorbije dertig jaar. ‘Het was misschien niet perfect’, zegt hij triomfantelijk. ‘Maar het was perfect voor mij.’

Marwencol

marwencol.com

In een zelfverzonnen Belgisch dorpje heeft Mark Hogancamp zichzelf teruggevonden. Tijdens een dronken avond op 8 april 2000 werd de 38-jarige Amerikaan door vijf mannen in elkaar geslagen. Hij lag daarna negen dagen in coma en veertig dagen in het ziekenhuis. Zijn zorgverzekeraar was vervolgens niet langer bereid om zijn behandeling te betalen. Hogancamp, die een fikse hersenbeschadiging had opgelopen en bovendien zijn geheugen was kwijtgeraakt, moest z’n eigen boontjes maar gaan doppen.

Met behulp van zijn eigen verbeeldingskracht is de voormalige zuipschuit, die tegenwoordig geen druppel meer drinkt, beland in Marwencol (82 min.), een dorp dat hij in zijn eigen achtertuin heeft gebouwd en laat bewonen door poppen. Hun leven speelt zich af ten tijde van de Tweede Wereldoorlog: stoere G.I. Joe’s, met een verleidelijke Barbie aan hun arm, krijgen ‘t daar geregeld aan de stok met snode SS’ers. In deze zelf gecreëerde wereld kan Mark Hogancamp de liefde beleven of zijn trauma’s verwerken.

Mensen uit zijn directe omgeving in Kingston, New York, kijken er niet meer vreemd van op als ze zichzelf herkennen in een personage, vertellen ze in dit talloze malen bekroonde debuut van documentairemaker Jeff Malmberg (Shangri-La & The Saint Of Second Chances) uit 2010. Hogancamp geeft hen stuk voor stuk een alter ego, zodat hij in dat fictieve dorp in elk geval wordt omringd door vrienden en bekenden. Dan kan hij in het reine komen met zijn verleden en de traumatische avond die hem blijft achtervolgen.

In Marwencol zet de voormalige drinkebroer de werkelijkheid heel nauwgezet naar zijn hand. En met de foto’s die hij van deze geënsceneerde situaties en gebeurtenissen maakt, bouwt Mark Hogancamp zelfs zijn eigen publiek op. In dit delicate portret, rudimentair gefilmd en gemonteerd en met nostalgische muziek aangekleed, registreert Malmberg hoe er zelfs een expositie wordt opgezet. Dit blijkt geen onverdeeld genoegen voor de getroebleerde man, met een verleden dat hij zelf eigenlijk ook liever vergeet.

Deze documentaire toont intussen de kracht van verbeelding. In zijn fantasie kan Hogancamp zijn angsten en frustraties uitleven, dealen met zijn eigen misstappen en zich heel even, in een wereld waarvan hij onmiskenbaar de schepper is, veilig voelen. Dat is een zeer aansprekend idee gebleken. In 2018 heeft regisseur Robert Zemeckis (Back To The Future, Forrest Gump en Who Framed Roger Rabbit?) Marwencol nog gebruikt als uitgangspunt voor een speelfilm met Steve Carrell: Welcome To Marwen.

En Mark Hogancamp heeft er Mark Hogancamp ontdekt: in die dronkenlap – met saillante heimelijke voorkeuren, waarmee hij zijn aanvallers in de kroeg tegen zich in het harnas joeg – bleek zowaar een kunstenaar verborgen te zitten.

Elton John: Never Too Late

Disney+

Achter al het succes gaapt een enorme leegte. Elton John maakt zich in 1975 op voor het grootste concert van zijn leven in het Dodger Stadion te Los Angeles. 110.000 fans wachten op de 27-jarige superster, die in de voorgaande vijf jaar talloze hits heeft gescoord. Hij is alleen doodongelukkig. Bijna een halve eeuw later staat diezelfde Elton John op het punt om met pensioen te gaan. Met zijn band werkt hij in 2022 toe naar een afscheidsconcert in datzelfde Dodger Stadium.

Met die twee verhaallijnen – over een jonge ster die op weg naar de top steeds meer met zichzelf overhoop komt te liggen en een gearriveerde held die zijn loopbaan afsluit, in elk geval als optredend artiest, en zich opmaakt voor een gemoedelijke ouwe dag – kan Elton John: Never Too Late (102 min.) van start. Het regisseursduo R.J. Cutler, maker van beeldbepalende portretten over bekendheden zoals John BelushiBillie Eilish en Martha Stewart, en Elton Johns partner David Furnish alterneren in deze gesmeerd lopende documentaire voortdurend tussen deze twee ijkpunten uit het leven en de loopbaan van Reg Dwight, alias Elton John.

Audiocassettes met gesprekken die de hoofdpersoon voor zijn memoires voerde met de journalist Alexis Petridis fungeren daarbij als anker, met animaties worden bovendien enkele cruciale gebeurtenissen uit Elton Johns verleden verbeeld. Never Too Late wordt echter nooit een regulier, chronologisch opgebouwd carrièreoverzicht. Aan de welhaast vijftig jaar tussen 1975 en nu wordt bijvoorbeeld nauwelijks aandacht besteed. En ‘s mans brillencollectie, voetbalclub Watford of de monsterhit Nikita komen helemaal niet aan de orde. Zoals ’t ook tevergeefs zoeken blijft – en dat is niet onprettig – naar sappige quotes van intimi, andere pophelden en deskundigen.

Cutler en Furnish focussen zich liever op de emotionele ontwikkeling die hun protagonist heeft doorgemaakt. Van een wereldberoemde man, die voor de buitenwereld in de kast bleef en zich intussen steeds meer verloor in drank en drugs, naar een ogenschijnlijk gelukkig getrouwd LHBTIQ+-icoon dat stopt met touren om meer tijd met z’n gezin door te kunnen brengen. ’s Mans songboek fungeert als smeermiddel om die ontwikkeling op te tekenen, waarbij er daarnaast ook plek is ingeruimd voor Elton Johns stiekeme relatie met zijn manager John Reid, de allerlaatste keer dat John Lennon (bij hem) optrad en zijn muziekpodcast Rocket Hour.

‘Het heeft me 43 jaar gekost om te leren functioneren als mens, in plaats van een rockster’, zegt Elton John er zelf over in deze film, die zijn leven als twee hapklare, onlosmakelijk met elkaar verbonden brokken uitserveert: succes -> eenzaamheid -> verslaving -> afkicken -> loslaten -> geluk. Zodat zijn verhaal, als ook voor de Britse zanger definitief het doek valt, in elk geval helemaal rond is gemaakt.

God, Ik Ben Gay

KRO-NCRV

In de kerk in Bergambacht, het zwaar gelovige Zuid-Hollandse dorp waar Robbert Rodenburg opgroeide, werd er soms gebeden voor mensen die psychisch lijden, een onzichtbaar kruis met zich meedragen of worstelen met hun geaardheid. Zijn jeugdvriend Nick van Herk herinnert dat zich hij daar als kind absoluut niet bij wilde horen. Robert hoorde er wel bij. Hij was homo. En alleen Nick, die zelf ook op jongens viel, wist daarvan. Van de dominee kregen ze te horen dat mensen zoals zij nooit ‘een praktiserende relatie’ mochten aangaan. Het leidde bij Rodenburg tot ‘heel erge bewijsdrang, omdat ik toch ergens heb gevoeld dat je toch de teleurstelling bent.’

Inmiddels is de influencer, presentator en acteur, die bekendheid verwierf met de online-serie Open Kaart, Expeditie Robinson en The Passion (!), uit de kast. In God, Ik Ben Gay (51 min.) deelt Robbert Rodenburg zijn worsteling met het geloof met Linda Hakeboom. Zij doet daarbij dienst als een soort biechtmoeder, die geduldig luistert, vragen stelt en ook voorstellen doet over wat hij zou kunnen doen. Samen duiken ze in zijn getroebleerde verleden met het geloof. Rodenburg herinnert zich bijvoorbeeld hoe hij als kind al verkikkerd raakte op een judoleraar. ‘Als ik een meisje was geweest, was ik echt op hem verliefd geworden’, zou hij toen, zich van geen kwaad bewust, hebben gezegd.

Heel pijnlijk is een ontmoeting met de directeur en staffunctionaris leerlingenzorg van zijn oude middelbare school Het Driestar College. Terwijl zij hem bij binnenkomst enthousiast oude schoolfoto’s laten zien, heeft Rodenburg vooral nare herinneringen. Het derde en vierde jaar noemt hij in hun bijzijn ‘de ongelukkigste jaren van mijn leven’. In boekjes hield hij bij hoeveel dagen hij nog moest ‘doorstaan’, voordat hij weg kon. Zijn ‘homofiele gerichtheid’ was er niet geoorloofd. Daardoor voelde hij zich absoluut niet veilig op school. Het leidt tot een ongemakkelijke, maar wel respectvolle uitwisseling van standpunten, waarbij elk van de betrokkenen zich kwetsbaar durft op te stellen.

Verder spreekt Robbert Rodenburg met zijn broers en zussen, voormalige klasgenoten en een voormalige docent. Zo stevent hij af op geladen ontmoetingen met zijn eigen ouders en de dominee van de kerkgemeenschap waarbinnen hij opgroeide. Het is geen gemakkelijk proces, bekent hij met een gepijnigde blik, die wel vaker zijn gezicht bepaalt. ‘Ik heb echt een zware error. In de zin van: waarom ben ik al deze lades van teleurstelling aan het opentrekken?’ Hij vraagt zich ook af: is er een uitweg uit deze impasse? Daarvoor belandt Rodenburg in deze treffende tv-docu bij de gay-voorganger van de Oranjekerk en een theoloog, in de hoop dat hij via hen weer vrede kan sluiten met het/zijn geloof.

Teaches Of Peaches

Pink Moon

Het zijn bijna onwerkelijke beelden uit 1994: Merrill Nisker, een lieflijk meisje met lang krullend haar speelt met haar akoestische gitaar liedjes voor de jongens en meisjes van de kinderopvang. Slechts zes jaar later fleemt diezelfde jonge vrouw over ‘sucking on my titties like you wanted me, calling me’ in de signatuursong van haar alter ego PeachesFuck The Pain Away. Over dat Canadese meisje, die ‘t ooit probeerde als folkzangeres, laat de inmiddels 58-jarige artiest verder weinig los in Teaches Of Peaches (102 min.).

Des te meer ruimte is er voor de artiest/kunstenaar, die zich opmaakt voor een reprise van haar succesvolle debuutalbum waarnaar deze film van Philipp Fussenegger en Judy Landkammer is vernoemd. Die elektroclashplaat brengt het feministische icoon ook compleet ten gehore in haar tweede thuis Berlijn. Tijdens dat jubileumconcert komt het provocerende, theatrale en uitgesproken seksuele karakter van haar podiumact volledig tot z’n recht. ‘Ik ben niet meer vulgair dan wie dan ook’, beweert ze zelf.

En dat wordt min of meer bevestigd door haar vriend Ellison Glenn alias Black Cracker. Toen hij haar voor het eerst op het podium aan het werk zag, vast half ontkleed en tijdens (het simuleren van) de één of andere seksuele activiteit, dacht hij volgens eigen zeggen dat het elke nacht prijs zou zijn met deze dame. Dat blijkt in de praktijk alleen toch wat genuanceerder te liggen. Het is een kwestie van ‘finding moments to touch the booty’. Zoals menige komiek thuis nu eenmaal ook een sombermans schijnt te zijn.

Als Peaches exploreert ze de vrouwelijke seksualiteit. Met veel bloot of de suggestie daarvan, bijvoorbeeld in die kenmerkende, veel te kleine roze shorts, zodat haar ‘cameltoe’ goed zichtbaar is – en het schaamhaar dat ze, net als haar okselbeharing, weigert bij te werken. Al haar strapatsen worden in context geplaatst door haar modeontwerper Charlie Le Mindu, oud-sidekick Feist en haar voormalige duopartner Chilly Gonzales, die oogt als een kruising tussen Nicholas Cage en Ron Jeremy.

Naar de vrouw achter de artiest en performancekunstenaar blijft ’t ondertussen zoeken in deze uiteindelijk tamelijk conventionele popdocu. Dat ze ooit keelkanker heeft gehad, wordt bijvoorbeeld in enkele zinnen afgedaan. Een voetnoot. En als Fussenegger, naar aanleiding van haar provocerende T-shirt Thank God For Abortion, wil weten of abortus ook een persoonlijk onderwerp is voor haar, wordt ze zowaar even pinnig. Die vraag vindt Peaches ongepast. Alsof zo’n privé-ervaring nodig is om vóór het recht op abortus te zijn.

Op het podium manifesteert ze zich als een fiere vechter voor vrouwen- en LHBTIQ+-rechten, blijkt opnieuw tijdens dat geladen concert in Berlijn, waarnaar dit portret steeds weer terugkeert. Fussenegger en Landkammer snijden van daaruit ook regelmatig naar het verleden, naar performances waarin hun heldin steevast de grenzen van het betamelijke en de goede smaak opzoekt (en overschrijdt). Zoals mannelijke rocksterren ook zo vaak doen – al lopen die beslist niet zo overtuigend over hun eigen publiek.

In 2024 is er overigens nóg een documentaire over Peaches uitgebracht: Marie Losiers Peaches Goes Bananas. Wellicht dat de aandacht daarin meer uitgaat naar Merrill Nisker – al doet de trailer vermoeden dat ’t toch vooral weer heel veel Peaches wordt.

Nomade In Niemandsland

Omroep Zwart

Een leven lang heeft hij gecreëerd en verzameld. Van zijn huis een zeer persoonlijk museum gemaakt. En dan, als de gebreken van de oude dag komen, moet de hele boel ontmanteld worden en hij afscheid nemen van wie ie was. Voor ‘homo universalis’ Felix de Rooy vormt een herseninfarct de aanleiding om afstand te doen van de kunstwerken en objecten in z’n huis te Amsterdam. Black Archives ontfermt zich bijvoorbeeld over zijn Negrophilia-collectie. En het Stedelijk Museum organiseert in 2023 een speciale tentoonstelling: Felix de Rooy – Apocalypse.

‘Felix is voor ons een soort van supervoorbeeld’, vertelt hoofd onderzoek Charl Landvreugd van het Stedelijk in Nomade In Niemandsland (57 min.). Als zwarte filmmaker, beeldend kunstenaar en theatermaker zette De Rooy – geboren op Curaçao en via Mexico, Suriname en New York in Nederland beland – volgens hem in de afgelopen vijftig jaar onderwerpen op de kaart waar ons land eigenlijk helemaal niet klaar voor was en die nu, gezien bijvoorbeeld de Black Lives Matter-protesten en de aandacht voor de vaderlandse slavernijgeschiedenis, actueler zijn dan ooit.

Deze weelderige documentaire van Hester Jonkhout valt direct met de deur in huis met een danssequentie van Justin Brown, waarbij een pronte, door acteur Steven Hooi ingesproken voice-over klinkt: ‘Als erfgenaam van het koloniaal orgasme, als buitenechtelijke bastaard geschrapt uit het Europese testament ontsnap ik aan de gevangenis van genetische en historische identiteit’, stelt De Rooy daarin. ‘Gevlucht naar het mythische land van ‘la rasse mélange’, het niemandsland van het vuilnisbakkenras. Het dolende ras, geboren uit conflict en confrontatie.’

Met hulp van intimi zoals zijn zus Marguerite de Rooy, psychiater Glenn Helberg, producent Barbara Martijn, actrice Helen Kamperveen, kunstenaar Floris Guntelaar, ontwerper René Wissink, theatermaker Maarten van Hinte, cameraman Ernest Dickerson en De Rooys voormalige (film)partner Norman de Palm exploreert Jonkhout vervolgens het gehele terrein dat haar hoofdpersoon in zijn werk heeft bestreken. In de tentoonstelling Wit Over Zwart boog hij zich bijvoorbeeld al in 1989 over zwarte stereotypen in (strip)boeken, speelgoed en reclame.

Mensen zoals hij – zwart, queer en dwars – hebben nu eenmaal een breder perspectief dan vertegenwoordigers van de witte Nederlandse monocultuur en kunnen andermans eurocentrische gedachten omkeren, is de gedachte. Zo maakte De Rooy eens een schilderij van een zwarte Jezus, met een enorme erectie en een regenboog erachter. ‘Zo queer als maar zijn kan’, constateert Charl Landvreugd van het Stedelijk Museum daarover. En een treffend voorbeeld van waarom witte opiniemakers in de afgelopen halve eeuw soms een tandje bij moesten zetten om De Rooy te kunnen bijbenen.

Dit kleurrijke portret, op smaak gebracht met een smeuïge soundtrack, doet de Caribische kunstenaar, die op het Nederlands Film Festival van 2024 nog werd geëerd met het Gouden Kalf voor de Filmcultuur, meer dan recht. Als een essentiële wegbereider voor een nieuw Nederland en inclusieve kunst.

Ik Zeg Je Eerlijk

NTR

‘Ik identificeer mij als een meisje of een vrouw’, begint Peter ‘Musa’ van Maaren het kennismakingsgesprek waarmee hij zijn les ‘culturele, religieuze en seksuele diversiteit’ voor leerlingen van de basis- en middelbare school opent. De meisjes uit de kring staan op. En de jongens kijken toe. Volgende stelling: ‘anderen zien mij als een meisje of een vrouw.’ Verbazing alom. Want Peter staat zelf ook op. ‘Écht?’ vraagt de jongen naast hem. ‘Ja’, antwoordt Peter. ‘Ja, dat kan.’ Volgende stelling: ‘ik geloof in een God.’ En ook dan staat Peter op. Hij is moslim.

In de korte documentaire Ik Zeg Je Eerlijk (24 min.) volgt Eva Nijsten wat Van Maaren te weeg brengt bij verschillende groepen pubers. Haar film is opgebouwd uit verschillende kringgesprekken, waarbij net zo vaak luisterende jongeren in beeld zijn als degenen die het woord nemen of krijgen. Onderwerpen als zoenen (voor de huwelijksnacht), internetporno en geaardheid passeren de revue. Op gezette tijden toont Nijsten bovendien als intermezzo wat er zoal op schoolmuren is geschreven, gekalkt of gekerfd. Grappige, seksueel getinte of onverdraagzame tekeningen of boodschappen.

Halverwege confronteert Peter van Maaren de diverse groepen jongeren met zichzelf: als kleine katholieke jongen was Petertje verliefd op Zwarte Piet. Later als tiener had hij ‘voor de schijn’ verkering met Monique. Totdat haar ouders eens een avondje weg waren…. ‘Ik was gewoon een vette homo’, vertelt hij over die tijd, zonder omhaal van woorden. ‘Maar ik probeerde wel hetero te worden.’ Het noopt een islamitische jongen, rechts van hem, tot een reactie: ‘De dingen die u nu doet is allemaal voor niks’, zegt die gedecideerd. ‘Want homo is niet geaccepteerd in de Islam.’

Peter van Maaren lijkt echter niet op zoek naar de confrontatie. Hij blijft de dialoog aangaan, op zoek naar verbinding. En daarmee lijkt hij de meeste tieners – en vast ook het leeuwendeel van de kijkers van deze boeiende gespreksfilm – wel te kunnen ontwapenen.