SeriousFilm / VPRO / maandag 22 december, om 23.05 uur, op NPO2
Terwijl Hai Yi aan tafel zit met zijn Nederlandse vriend Fred, komt er een bericht binnen vanuit China. Zijn moeder attendeert hem op voeding waarmee hij zijn hormoonhuishouding op orde kan brengen. Zodat hij seksueel beter presteert. ‘Het werkte ook voor Yen en Lin’, schrijft ze enthousiast. ‘Een drieling!’
De Chinees-Nederlandse journalist en activist houdt zijn geaardheid nog altijd verborgen. Zoals hij noodgedwongen ook zijn identiteit zoveel mogelijk afschermt. Als het Chinese regime hem op het spoor komt, zijn hij en zijn familie in China niet veilig. ‘Ik zou in een wereld willen kunnen leven, waarin ik mij veilig voel om in vrijheid mijn werk te doen’, zegt hij daarover in Breaking Walls (22 min.). ‘Zonder daarbij bang te hoeven zijn voor het uiten van mijn persoonlijke of politieke mening.’
De huidige realiteit dicteert echter dat in deze film, die is geïnspireerd op Hai Yi’s leven, zijn anonimiteit is geborgd. Regisseur Jan-Dirk Bouw kiest dus voor een hybride-vorm, een combinatie van documentaire-elementen en animaties van Sverre Fredriksen. Zo tast hij zowel het persoonlijke als het publieke leven van zijn hoofdpersoon af, die afkomstig is uit een samenleving waarin het begrip vrijheid een totaal andere betekenis heeft en die, gedwongen door de omstandigheden, ook een onvrij leven leidt.
Hai Yi moet schipperen. Tussen wie hij is en moet zijn. En: tussen wat hij vindt en in het openbaar kan vinden. Dat eist in deze delicate film onvermijdelijk zijn tol. ‘Als je gedachten zijn gekaapt door anderen’, houdt hij, in zijn rol als activist, zijn publiek voor tijdens een festival voor de vrijheid van meningsuiting. ‘Dan kun je je niet vrijelijk uitdrukken en komt je leven tot stilstand.’ Hij weet waarover ie spreekt.
Oprah Winfrey omarmt het Candid Camera-achtige programma. Jon Stewart is eveneens enthousiast over het concept. En Jimmy Kimmel noemt de show gekscherend ‘Punk’d For Paedophiles’. To Catch A Predator is, als onderdeel van Dateline NBC, van 2004 tot en met 2007 een doorslaand succes op de Amerikaanse televisie. Zelden zal ‘trial by media’ bevredigender hebben gevoeld dan bij het te kijk zetten van deze volwassen mannen, die het hadden voorzien op onschuldige kinderen.
In elke aflevering wordt zo’n kerel met behulp van een ‘decoy’, een volwassene die dienst doet als lokaas en zich voordoet als een kind, naar een met verborgen camera’s uitgerust huis gelokt. Daar wacht presentator Chris Hansen al op hem. Hij ontmaskert het ‘roofdier’ voor het oog van de natie en probeert meteen een gesprek met hem aan te knopen. Buiten staat er dan al een arrestatieteam van de plaatselijke politie paraat, dat de pedo vervolgens met veel machtsvertoon in de boeien zal slaan.
Een kleine twintig jaar later probeert documentairemaker David Osit te vatten waarom ook hij destijds aan de buis gekluisterd zat als Hansen een perverseling op heterdaad wist te betrappen. Hij legt deze vraag ook voor aan etnograaf Mark de Rond. Die begint hardop te denken. ‘Hoe kunnen volwassenen zich zo walgelijk gedragen tegenover wat zij denken dat kinderen zijn?’ probeert hij de fascinatie te vatten in Predators (97 min.). En: ‘Waarom genieten wij er zo van dat zij op televisie worden vernederd?
‘Op dat moment stopt de tijd’, stelt De Rond. ‘Wat we in feite zien is hoe het leven van een ander eindigt.’ Via interviews met lokazen, politiemensen en officieren van justitie en met behulp van ruw materiaal van de uitzendingen en het navolgende politieverhoor neemt Osit nu een grondige kijk achter de schermen bij de ontmaskering van deze verdachten en hun confrontatie met presentator Chris Hansen. Politiewerk kwam, zo is al snel duidelijk, in dienst te staan van het maken van spraakmakende televisie.
‘Ik wil niet dat dit de rest van mijn leven ruïneert’, zegt een man bijvoorbeeld, die na zijn ontmaskering om therapie vraagt. Deze opnames hebben de montage niet overleefd, want dat was niet het doel van To Catch A Predator. Het programma wilde hem vooral portretteren als een beest, dat het best uit zijn lijden kon worden verlost. Hansens vaste gespreksopener ‘help me understand’ moest dus niet worden verstaan als een poging om de ander te begrijpen, maar als de start van een volkstribunaal. Tot het fout ging…
Daarmee eindigt de eerste akte van Osits film. In het vervolg sluit hij aan bij een verborgen camera-actie van een erfgenaam van Chris Hansen, een YouTuber die zich Skeet Hansen noemt. Dan maakt de documentairemaker zelf ook vuile handen, een bewuste keuze die nog eens wordt bestendigd met een scène waarin zijn eigen producer Jamie Gonçalves de verdachte een ‘quit claim’ probeert te laten ondertekenen, zodat hij ook in Predators herkenbaar in beeld mag. Skeet stelt die vraag helemaal niet.
In het laatste deel van deze documentaire haalt David Osit tenslotte Chris Hansen zelf voor de camera. Op z’n eigen YouTube-kanaal borduurt die nog altijd voort op zijn succesformule, met alle morele dilemma’s van dien. Osit wil die natuurlijk aankaarten, maar maakt er geen gemakkelijk volkstribunaal van – ook omdat hij als maker van true crime-achtige producties zelf evenmin brandschoon is. Bovendien heeft hij zo z’n eigen reden om juist Hansens programma te onderzoeken. En die geeft deze film extra lading.
Predators is intussen tot tweemaal toe volledig van karakter veranderd en voelt toch als een coherente vertelling, die steeds dieper in de thematiek verdwijnt en die tenslotte op een even logische als dramatische manier wordt afgewikkeld. Zonder gemakkelijke conclusies. Met oog voor zowel de slachtoffers als hun belagers. Een genuanceerde film die prikkelt, wroet en raakt. Één van de beste documentaires, kortom, van het jaar.
Al honderd jaar kan Ons Soort Mensen blind varen op The New Yorker, de plek voor baanbrekende onderzoeksjournalistiek, briljante korte verhalen, geestige columns, gezaghebbende recensies en nét iets te slimme cartoons. En daar zijn ze bij het New Yorkse opinieblad niet een klein beetje trots op ook. Samen maken ze niets minder dan hét tijdschrift voor de Amerikaanse elite. Herstel: de élite.
Bij zo’n jubileum hoort een documentaire waarin de historie wordt geëerd, successen nog eens worden gevierd en de eigen relevantie opnieuw, natuurlijk ten overvloede, wordt aangetoond. Die is er nu: The New Yorker At 100 (97 min.), een film van een gerespecteerde regisseur, Marshall Curry, die bovendien is ingesproken door een bekendheid die uitstekend aansluit bij de doelgroep, actrice Julianne Moore.
Verder steken trouwe lezers zoals Sarah Jessica Parker, Jon Hamm, Molly Ringwald en Jesse Eisenberg de loftrompet over het blad dat dwars tegen de tijdgeest in – en bepaald niet zonder succes – Intellectueel Amerika blijft bedienen. De huidige redactie onder leiding van David Remnick, sinds 1998 aan het roer als pas de vijfde hoofdredacteur in honderd jaar, toont bovendien hoe het jubileumnummer van februari 2025 tot stand komt.
Curry stuurt vaardig op en neer tussen heden en verleden en houdt daarbij ook halt bij enkele beeldbepalende publicaties en figuren – John Herseys essay over overlevenden van ‘Hiroshima’, de omstreden true crime-klassieker In Cold Blood van Truman Capote en Ronan Farrows #metoo-onthullingen over filmproducent Harvey Weinstein bijvoorbeeld – maar heel veel meer dan een vermakelijke terugblik en stavaza wordt dit nooit.
The New Yorker At 100 doet ‘t vermoedelijk uitstekend bij Ons Soort Mensen, tijdens de onvermijdelijke festiviteiten ter gelegenheid van het honderdjarige bestaan. Als artistiek verantwoorde zelffelicitatie, netjes ingebed in de democratische crisis waarin de VS zich nu bevinden en de pers nogal eens tot vijand van het volk wordt verklaard. En als stevige bodem voor de drankjes en hapjes die dan, al even onvermijdelijk, nog zullen volgen.
En dan staan ze ineens voor de deur, een journalist en een fotograaf. Steve Hartman en Lou Bopp bellen netjes aan. De ouders nemen hen vervolgens mee naar boven. Ze hebben eerder al uitgebreid met de twee gesproken. Naar die immens lege slaapkamer. Alhoewel, leeg? De kamer staat vol met SpongeBob, foto’s en vuile kleren. Met een houten kastje, fleurige schoolprojecten en die ene kattentrui van Amazon. Of: met knuffelberen, roze muren en allerlei lichtjes, die sindsdien nooit meer uit zijn geweest.
Toen verslaggever Steve Hartman van CBS News in 1997 zijn eerste reportage maakte over een schietpartij op school, waren er nog maar zo’n zeventien ‘school shootings’ per jaar in de Verenigde Staten. Inmiddels staat de teller op 132. Om de dag dringt er een schutter een willekeurig schoolgebouw in en maakt daar één of meerdere slachtoffers. Hartman is lam geslagen door al dit uitzinnige geweld en zijn eigen verslagen daarvan. Sinds zeven jaar werkt hij daarom aan een langere productie over de slaapkamers van vermoorde kinderen. Samen met fotograaf Lou Bopp heeft hij er nog drie te gaan.
In de korte documentaire All The Empty Rooms (35 min.) sluit filmmaker Joshua Seftel bij hen aan, te beginnen met de online-kennismaking met de getroffen ouders. Daarna stappen ze samen die huizen binnen, waar het leed nog altijd alomtegenwoordig is. De ouders ontvangen Hartman en Bopp met verhalen over hun kinderen en laat hen familiefoto’s en -filmpjes zien. Tussendoor koesteren de twee mannen hun eigen kinderen, ook hun dierbaarste bezit. Met zijn dochter Rose maakt Bopp bijvoorbeeld elke dag ‘de ochtendfoto’, om de voortgang van het leven vast te leggen. Die elders ontbreekt.
Hartman denkt tevens na over de rol van de media na de ‘shootings’. Is er niet veel te veel aandacht voor de daders, met de schutters van Columbine als meest navrante voorbeeld? En heeft hij met zijn eigen, veelal positief ingestoken, reportages de wereld niet vaak witgewassen? Met hun productie over de verlaten slaapkamers, en Seftels ingetogen weerslag daarvan, leggen ze de aandacht weer waar die hoort: bij de kinderen. En hun ouders krijgen naderhand een persoonlijk fotoboek. Met herinneringen aan de jurk voor het schoolbal, een schoenenverzameling en briefjes aan een toekomstige zelf.
In december 2022, vijftig jaar na dato, krijgt fotograaf Gary Knight van de belangenorganisatie The VII Foundation een telefoontje van Carl Robinson, een voormalige fotoredacteur van het Amerikaanse persbureau Associated Press (AP) in Saigon: die ene foto van het Vietnamese ‘Napalmmeisje’ Kim Phúc, misschien wel de meest iconische oorlogsfoto ooit, is helemaal niet gemaakt door AP-fotograaf Nick Út, die er een Pulitzer Prize en de World Press Photo Of The Year van 1973 mee won. Het tragische beeld van een naakt negenjarige meisje met ernstige brandwonden zou in werkelijkheid zijn gemaakt door een Vietnamese freelancer.
Wie The Stringer: The Man Who Took The Photo (103 min.) was, is altijd onbekend gebleven. Dat Huỳnh Công Út, alias Nick Út, de bekroonde foto niet had gemaakt, was destijds wel ‘een publiek geheim onder Vietnamese fotografen’, ontdekt Gary Knight. Aan hem de taak om een halve eeuw later alsnog diens naam te ontdekken en vervolgens te bekijken of de fotograaf nog in leven en op te sporen is. Tijdens zijn uitgebreide onderzoek, de basis voor deze boeiende documentaire van Bao Nguyen, maakt hij een rondgang langs allerlei direct betrokkenen en ooggetuigen. Hij stuit op stilzwijgen, tegenwerking én de identiteit van de stringer: Nguyen Trành Nghê.
Stukje bij beetje, ook met behulp van een analyse van de foto’s en filmbeelden die op de bewuste dag zijn gemaakt, verzamelt Knight alle puzzelstukjes van wat er zich op 8 juni 1972 heeft afgespeeld bij de Cao Dai-tempel in Trang Bang, zo’n vijftig kilometer van Saigon. Een cruciale rol was daarna ook weggelegd voor AP-eindredacteur Horst Faas. Hij had zo z’n eigen motieven, zowel professioneel als persoonlijk, om de klassiek geworden foto toe te schrijven aan Út, een 21-jarige Vietnamese fotograaf met een beladen familiehistorie bij Associated Press. En die heeft vermoedelijk een doorslaggevende rol gespeeld in de afwikkeling van de zaak.
De gevolgen daarvan zijn in feite voor alle betrokkenen tragisch, toont deze genuanceerde reconstructie aan. Ook voor de man die een halve eeuw onterechte eer van zich af moet schudden en daar voorlopig nog niet aan wil. Deze kwestie ken écht alleen verliezers. Net als de oorlog zelf.
Regisseur Eugene Jarecki hamert ‘t er bij de start van The Six Billion Dollar Man (129 min.) nog even in: vóórdat Julian Assange een hacker, een verkrachter en een spion werd (genoemd), was hij de man die in 2010 met WikiLeaks de beruchte Collateral Murder-video publiceerde. Schokkend beeldmateriaal waarmee ondubbelzinnig werd aangetoond dat Amerikaanse militairen zich in Irak schuldig maakten aan oorlogsmisdaden.
Want daar ligt de oorsprong van al wat Assange daarna overkwam: een beschuldiging van seksueel misbruik in Zweden, een jarenlang verblijf als verstekeling op de Ecuadoriaanse ambassade te Londen en daarna nog een tragische periode van eenzame opsluiting in de Engelse gevangenis Belmarsh. Een rechtsgang – lees: martelgang – die in totaal toch al gauw veertien jaar in beslag heeft genomen.
Dat proces is natuurlijk al op diverse momenten en vanuit verschillende gezichtspunten opgetekend in gewaardeerde documentaires zoals We Steal Secrets: The Story Of WikiLeaks (2013), Ithaka: A Fight To Free Julian Assange (2021) en A Dangerous Boy (2024). Niet eerder werd dit verhaal echter zo compleet, goed gedocumenteerd en meeslepend gepresenteerd als in deze essentiële film van Eugene Jarecki.
Jarecki (The Trials Of Henry Kissinger, The House I Live In en The King) moest zijn film volgens eigen zeggen in Duitsland maken, omdat in het huidige Amerika niemand z’n vingers eraan wilde én wil branden. Niet vreemd: Julian Assange wordt, zéér overtuigend, geportretteerd als het slachtoffer van een buitengewoon geraffineerde Amerikaanse lastercampagne, die in feite neerkomt op ‘een slow-motion publieke executie’.
De documentairemaker kan daarvoor terugvallen op een ware sterrencast, met Edward Snowden, Sigurdur ‘Siggi The Hacker’ Thordarson, Naomi Klein, Yanis Varoufakis en Chelsea Manning. Zelfs Vivienne Westwood en, jawel, Pamela Anderson, die Assange opzochten tijdens zijn ballingschap, sluiten nog even aan. Alleen de man zelf ontbreekt. Hij wordt vertegenwoordigd door zijn vrouw Stella Moris en advocate Jennifer Robinson.
De onkreukbare Robinson, Assanges trouwste metgezel in een episch juridisch gevecht, fungeert tevens als verteller. Zij scheidt, vanuit het perspectief van haar cliënt, het kaf van het koren in een tragische zaak die uiteindelijk uitmondt in koehandel tussen de leiders van Ecuador en de Verenigde Staten, Moreno en Trump. Voor een slordige zes miljard dollar wordt de banneling van de hand gedaan – en in een Britse cel gesmeten.
The Six Billion Dollar Man belicht de zaak in z’n volle omvang. Rond een man die – of je nu sympathie voor hem hebt of niet; alsof dat er eigenlijk toe doet – stelselmatig kapot is gemaakt. Een kwaadaardig geval van ‘kill the messenger’, waarvan iedereen die belang hecht aan het vrije woord ernstige buikpijn zou moeten krijgen. Julian Assange bekent uiteindelijk wel schuld: ‘I plead guilty to journalism’, zegt de Man van Zes Biljoen cynisch.
Als onverschrokken journalist is Amy Goodman zonder enige twijfel een product van haar familie. Thuis, in huize Goodman te New York, hadden ze vroeger bijvoorbeeld een familiekrant, Dave’s Press. Die was opgericht door haar achtjarige broer Dave. En kleine Amy zorgde ervoor dat alle familieleden netjes hun penny abonnementsgeld betaalden. Op een dag schreef Dave in de krant dat zijn moeder hem een tik had gegeven. Dit was ma Goodman toch te gortig. En dat vond Dave dan weer censuur.
Via ingezonden brieven bestookten de Goodmans elkaar met meningen over actuele thema’s, zoals de oorlog in Vietnam. ‘Dat hoorde ook bij mijn Joodse opvoeding’, vertelt Amy Goodman, inmiddels al zo’n dertig jaar het boegbeeld van het onafhankelijke Amerikaanse platform Democracy Now!. ‘Je stelt vragen en neemt niets voor vanzelfsprekend aan. Je benadert de wereld vanuit een intense nieuwsgierigheid en bent nooit bang om voor je principes te gaan staan.’ Die attitude heeft ze, kunnen we zo’n zestig jaar later wel vaststellen, sindsdien met verve in de praktijk gebracht.
Steal This Story, Please! (100 min.) is zowel een eerbetoon aan Amy Goodmans journalistieke loopbaan als aan onafhankelijke journalistiek in het algemeen. Want of ‘t nu in Nigeria, Irak of Gaza is, Goodman gaat met haar poten in de modder staan en stelt de vragen die gesteld moeten worden. Zij wil tevens een podium bieden aan mensen die anders niet aan het woord komen. Ook die attitude heeft ze van thuis meegekregen. Haar grootouders konden in Oost-Europa ternauwernood aan de Jodenvervolging ontkomen. Zij gaven het belang van het vrije woord door aan volgende generaties van de familie.
De journalist in Amy Goodman beleefde haar vuurdoop in Oost-Timor. Daar was ze er in 1991 getuige van hoe het Indonesische leger een bloedbad aanrichtte onder demonstranten. Sindsdien laat ze niet meer los. In dat opzicht zet de openingsscène van deze urgente documentaire van Carl Deal en Tia Lessin meteen de toon: nadat de Amerikaanse president Donald Trump in 2018 heeft verklaard dat klimaatverandering niets meer is dan een hoax, zet Goodman op de navolgende klimaattop in Katowice de achtervolging in op zijn vertegenwoordiger. De man rent voor zijn politieke leven.
Goodmans vasthoudendheid pakt in Steal This Story, Please! – een oproep aan andere media om er vooral ook met haar verhalen vandoor te gaan – wel vaker grappig uit. Als de Amerikaanse president Bill Clinton op de dag van de verkiezingen van 2000 bijvoorbeeld even inbelt om burgers op te roepen om vooral te gaan stemmen, onderwerpt ze hem aan een waar vragenvuur. Een half uur later is Clinton kribbig en krijgt Amy Goodman een ferme reprimande van zijn persvoorlichter. Daarover haalt ze haar schouders op: hij is de leider van de vrije wereld, die kan toch gewoon de hoorn erop gooien?
Hoewel haar achtergrond in dit bewonderende portret regelmatig wordt verbonden aan haar werk, blijft Goodmans privéleven volledig buiten beeld. Behalve d at haar hondje Zazu heet – nee, niet vernoemd naar het gelijknamige personage uit de Disney-klassieker The Lion King, maar naar een antifascistische jeugdbeweging in Frankrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog – worden we over de vrouw achter de journalist nauwelijks iets wijzer. Zelfs niet of het haar soms zwaar te moede is, met een man zoals Donald Trump, die zijn achterwerk afveegt aan de persvrijheid, aan de macht.
Duidelijk is dan al wel: Amy Goodman laat zich niet de mond snoeren. Nooit.
Fake it till you make it. Dat is zo ongeveer Elon Musks handelsmerk, beweert een Tesla-insider. Grootspraak is sinds jaar en dag een essentieel onderdeel van de strategie waarmee hij zijn eigen automerk aan de man brengt. Musk belooft regelmatig dingen waarvan hij zelf ook wel weet dat z’n auto’s die helemaal niet waar kunnen maken.
En dat is beslist niet zonder risico, betoogt Andreas Pichler in de uitstekend gedocumenteerde onderzoeksfilm Elon Musk Unveiled – The Tesla Experiment (90 min.). Met name Tesla’s zelfrijdende auto kan zomaar een gevaar op de weg worden, want de ingebouwde automatische piloot werkt lang niet altijd naar behoren.
De Duitse filmmaker maakt zijn punt aan de hand van één concreet voorbeeld: een tragisch ongeval bij een T-splitsing in Florida, waarbij in 2019 een 22-jarige vrouw overlijdt. De nabestaanden van Naibel Benavides Leon dagen Tesla voor de rechter, waar de autofabrikant staande houdt dat het ongeluk de schuld was van de bestuurder.
Deze kwestie staat niet op zichzelf. Klokkenluiders vanuit Tesla maken aannemelijk dat zulke ongevallen bij Musks bedrijfsvoering horen. Hij gebruikt nietsvermoedende consumenten als proefkonijn. En als het fout gaat, wordt direct het autopilot-systeem uitgeschakeld. Zodat de crash een menselijke fout kan worden genoemd.
Hoewel de nadruk in Elon Musk Unveiled ligt op Tesla, komen zijn ruimteavonturen met SpaceX, aankoop van Twitter en alliantie met Donald Trump – naar verluidt vooral om zijn eigen juridische problemen onschadelijk te maken – ook aan de orde in deze ontluisterende exegese van de persoon, ondernemer en bekendheid Elon Musk.
Een zéér intelligente man met een Messiascomplex – hij gaat er hoogstpersoonlijk voor zorgen dat de mensheid kan overleven op Mars – en intussen verdacht weinig oog en gevoel voor z’n medemens. Met gewone stervelingen heeft de techmiljardair duidelijk heel weinig op. Die stuurt hij dus ongevraagd als testpiloot de openbare weg op.
Zo bezien is ‘t ook helemaal niet zo vreemd dat Musk in de afgelopen jaren aansluiting heeft gevonden bij totalitaire krachten. Voor hem is democratie niet meer dan een obstakel, zeggen mensen die Musk van dichtbij kennen. Niemand mag hem in de weg staan. Hij is immers bezig om de mensheid te redden – ook al heeft ie niets met mensen.
In zorgvuldig gekozen archieffragmenten van een sociaal onhandige of erg ongemakkelijke Musk toont Andreas Pichler hem ook zo: als een 21e eeuwse variant op de excentrieke entrepreneur Howard Hughes, die zich alsmaar wereldvreemder begint te gedragen en ondertussen aanzienlijke maatschappelijke schade veroorzaakt.
‘Hallo, buitenlandse agent’, grappen de medewerkers van de onafhankelijke Russische nieuwszender Dozhd, ofwel TV Rain, naar elkaar – hoewel het lachen hen eigenlijk allang is vergaan. Het Poetin-regime heeft Dozhd en andere journalistieke organisaties, opiniemakers en mensenrechtenactivisten in het najaar van 2021 tot buitenlandse agenten bestempeld. Zij zijn ook verplicht om zichzelf als zodanig kenbaar te maken. Elke uitzending van TV Rain wordt dus voorafgegaan door een officiële staatsboodschap: dit nieuws en deze mensen zijn niet te vertrouwen.
Presentatrice Anna Nemzer, één van de hoofdpersonen van My Undesirable Friends: Part I – Last Air In Moscow (322 min.), probeert zich dan nog met galgenhumor staande te houden. ‘Dit is echt Mordor’, zegt de journaliste scherp als ze in Moskou om zich heen kijkt, naar de totalitaire staat die in de afgelopen twintig jaar om hen heen is ontstaan. Dan wordt er bij haar werkgever nog dapper geprotesteerd tegen de overheidsmaatregelen, bijvoorbeeld tijdens een vurige marathonuitzending. Al snel draaien de machthebbers de duimschroeven nog verder aan. Elke vrijdag worden er nieuwe Russen tot buitenlandse agent bestempeld. Totdat elke vorm van (pers)vrijheid vakkundig is gesmoord.
Deze vijfdelige serie van de Russisch-Amerikaanse filmmaakster Julia Loktev, een goede vriendin van Nemzer, begint eigenlijk waar F@ck This World (2021), een documentaire over Dozhd-boegbeeld Natasha Sindeeva, ooit ophield. Loktev volgt Sindeeva’s navolgers: jonge vrouwelijke journalisten zoals Olga Churakova, Alesya Marokhovskaya, Ira Dolinina, Sonya Groysman, Elena Kostyuchenko en Ksenia Mironova, de verloofde van journalist Ivan Safronov die al meer dan een jaar in voorarrest zit vanwege vermeend landverraad. In de aanloop naar de Russische inval in Oekraïne blijven zij moedig, en soms ook met de moed der wanhoop, berichten over de gebeurtenissen in hun land.
Het beest mag in elk geval niet bij zijn naam genoemd worden: de oorlog is in Poetins newspeak niet meer dan een ‘speciale militaire operatie’. In de uitzendingen van TV Rain, waarmee Loktev haar groepsportret doorsnijdt, is het dus voortdurend spitsroeden lopen. Wél de feiten benoemen, maar níet opzichtig de ruimte geven aan verzet tegen het Russische regime. Intussen neemt de dreiging ook voor hen persoonlijk toe. Kunnen ze nog wel zomaar de deur opendoen? Of in hun eigen huis vrijuit spreken? Als Poetin-criticasters bereiken ze bovendien ogenschijnlijk helemaal niets. Toch gaan ze onversaagd door. Zodat, zoals ze tegen elkaar zeggen, zwart zwart blijft en wit wit.
Tegelijk moet ieder voor zichzelf afwegen of ie het land wil verlaten. ‘Ook in nazi-Duitsland wachtten mensen af’, zegt Anna. ‘In de hoop dat alles toch nog goed zou komen.’ Intussen gaat het gewone leven verder. Tussen uitvoerige discussies aan de keukentafel, op de werkvloer of onderweg door worden er dus ook spelletjes gedaan, huisdieren uitgelaten en Harry Potter-weetjes uitgewisseld. Loktev neemt de tijd om ook deze momenten te laten zien. Haar miniserie wordt daarmee wel een lange zit. Die wint echter aan kracht en urgentie als de aanval op Oekraïne, die menigeen toch nog verrast en raakt tot op het bod, wordt ingezet. ‘Ik heb geen land meer’, zegt Anna dan.
My Undesirable Friends: Part I – Last Air In Moscow ontwikkelt zich zo tot een wezenlijk ooggetuigenverslag vanuit het andere Rusland, gemaakt op een scharnierpunt in de moderne historie.
My Undesirable Friends:Part II – Exile is overigens al aangekondigd.
‘Zou je bereid zijn om de video te bekijken die ik op de avond van de aanval heb opgenomen?’ vraagt Daniel Psenny aan enkele overlevenden van de moordpartij in de Bataclan op 13 november 2015. Toen drie terroristen in de Parijse rockclub het vuur openden op fans van de Amerikaanse band Eagles Of Death Metal, pakte de Franse journalist, destijds werkzaam bij de krant Le Monde, zijn mobiele telefoon en registreerde vanuit zijn raam de paniek op straat.
Zeven mensen die hij toen filmde hebben nu tegenover hem plaatsgenomen. Ze zuchten eens, slikken hun emotie weg en halen nog een keer diep adem. Voordat ze inderdaad Psenny’s tablet aanpakken en de gruwelijke gebeurtenissen, die ze vast al zo vaak voor hun geestesoog hebben gezien, nog eens de revue laten passeren. 131 doden vielen er te betreuren na de aanslagen op deze klassieke vrijdag de 13e. En nog eens ruim 350 mensen raakten gewond.
Psenny’s huiveringwekkende beeldmateriaal woelt alle emoties van die fatale avond weer los. Vendredi Noir (53 min.), de indringende film die Daniel Psenny nu heeft gemaakt met Franck Zahler, gaat daarna terug naar het concert. Om 21.47 uur klinkt er ineens geweervuur in de Bataclan. De Eagles Of Death Metal verlaten daarna halsoverkop het podium. Hun publiek kijkt de dood echter in de ogen – al duurt het even voordat iedereen zich dat realiseert.
Stapsgewijs lopen de Bataclanners opnieuw de tragische gebeurtenissen langs op die inktzwarte vrijdag, waarop Psenny hen nog te hulp schoot en zelf ook ernstig gewond raakte. Ze zijn stuk voor stuk door het oog van de naald gekropen, realiseren ze zich, ontkomen aan de Kalasjnikovs van drie nietsontziende terroristen. Die hebben een drama veroorzaakt dat tien jaar na dato nog altijd voortleeft in de harten van de mensen die ze destijds niet raakten.
Vendredi Noir roept deze tragische avond waarop hun leven veranderde – en dat van anderen in een horrorverhaal eindigde – nog eens op alsof ’t dag van gisteren was.
Er is vrijwel geen brandhaard die ze niet heeft bezocht. Irak, Libië, Somalië, Soedan en Afghanistan. Het is dus niet meer dan logisch dat de Amerikaanse fotojournaliste Lynsey Addario enkele dagen vóór de Russische aanval al in Oekraïne verblijft, om de gevolgen van een scharnierpunt in de moderne geschiedenis vast te leggen.
Op 7 maart 2022 publiceert ze een foto op de voorpagina van The New York Times die wereldnieuws wordt omdat ie bewijst dat Russische troepen zich schuldig maken aan oorlogsmisdaden: Addario heeft enkele dodelijke slachtoffers gefotografeerd van een gerichte aanvalsactie op de evacuatie van gewone Oekraïense burgers. Drie dagen later meldt Serhiy Perebyinis zich. Hij heeft zijn vrouw en twee kinderen op de foto ontdekt. ‘De wereld moet weten wat hier gebeurt.’
In de volgende scène, aan het begin van Love+War (95 min.), reist Addario via Polen naar huis in Engeland. Ze heeft haast: haar tienjarige zoon Lukas heeft ‘s avonds een muziekuitvoering. Thuis wordt ze begroet door haar Britse echtgenoot Paul de Bendern, zelf oud-journalist, en is er nog net gelegenheid om even te douchen. En om de enerverende dag af te sluiten mag ze na de uitvoering een verhaaltje voor het slapengaan voorlezen aan haar driejarige zoontje Alfred.
‘Wil je dit blijven doen?’ vroeg een televisie-interviewer al toen haar jongste pas tien weken oud was. Lynsey Addario reageerde quasi-geïrriteerd. ‘Stel je die vraag ook aan mannen?’ Toch is dat ook de centrale vraag van deze gedegen film van Elizabeth Chai Vasarhelyi en Jimmy Chin: hoe houdt een vrouw, met kinderen nota bene, zich staande in de oorlogsjournalistiek, van oudsher echt een mannenberoep? Het eenvoudige antwoord luidt: Paul. Hij houdt de boel thuis bij elkaar.
Zodat zij de wereld in al z’n lelijkheid kan laten zien, in de hoop daarmee impact te maken. ‘Mensen hebben de neiging om verder te gaan’, zegt ze, over de beperkte aandachtspanne van het grote publiek, dat vaak snel door wil naar het volgende verhaal. ‘Het is mijn taak om ervoor te zorgen dat ze hun aandacht erbij houden.’ Vrouwenrechten hebben daarbij haar speciale aandacht, Afghanistan in het bijzonder. Sinds de terugkeer van de Taliban is de situatie daar weer penibel.
Vasarhelyi en Chin schakelen in deze film voortdurend tussen een regulier carrièreoverzicht van de prijswinnende fotografe Addario en haar pogingen om zowel verslag te doen van de oorlog in Oekraïne als ook recht te doen aan haar gezin. In die balanceeract zit ook de toegevoegde waarde van deze nieuwste toevoeging aan wat inmiddels een genre op zich is: de oorlogsfotografendocu.
‘Was ‘t het waard?’, vraagt Lale Gül zich aan het eind van dit persoonlijke portret af. ‘Ik hoop dat ik dat op een dag kan zeggen.’ Sinds zij in 2021 debuteerde met de autobiografische roman Ik Ga Leven, waarin ze haar jeugd binnen een streng islamitisch gezin beschrijft, wordt de Turks-Nederlandse schrijfster zo ongeveer permanent beschimpt en bedreigt. Güls tweede boek Ik Ben Vrij (2024), over de beangstigende periode nadat ze met haar persoonlijke verhaal naar buiten was getreden, heeft dit alleen nog maar versterkt.
‘Het is een gegeven’, zegt de twintiger, tamelijk laconiek, in de documentaire Lale Gül – Ik Leef Mijn Eigen Leven (56 min). Het hoort nu bij mijn leven. Het went gewoon.’ Toch is dat niet het hele verhaal. Hoe dapper en standvastig Gül ook lijkt, de dreiging heeft natuurlijk wel degelijk vat op haar. Volgens haar psycholoog zou ze een ‘vermijdende hechtingsstijl’ hebben. Ze laat mensen niet gemakkelijk binnen in haar gevoelsleven. En een relatie aangaan is ook verdomd lastig – al is ’t alleen maar omdat er permanent beveiligers om haar heen staan. Haar kinderwens heeft ze voorlopig dus ook in de kast gezet. Die past niet in Güls huidige leven.
In deze tv-film krijgt zij alle gelegenheid om haar keuzes toe te lichten. Ze wordt daarbij aangevuld door enkele mensen uit haar directe omgeving. Verder is de schrijfster ook te zien tijdens haar theatertournee en de Zwarte Cross, bij een lotgenotenbijeenkomst en een Holland Zingt Hazes-concert, waarin zij samen met een vriendin helemaal opgaat. En daarna gaat ze met André Hazes Jr. op de foto. Gül lijkt dan even een normale twintiger. Die het leven, ondanks alles wat ze op haar pad vindt, gewoon wil omarmen – ook al moet ze daarvoor dan incognito de straat op en dient ze mentaal altijd voorbereid te zijn op mensen die haar belagen.
Het is de prijs die Lale Gül betaalt voor haar vrijheid om te kunnen schrijven wat ze wil. Sinds zij een column heeft in De Telegraaf is dat alleen maar verergerd. Op zulke momenten speelt haar ‘Middellandse Zee-temperament’ trouwens ook nog wel eens op. Zo kwam Gül enige tijd geleden zelfs in botsing met Femke Halsema, die haar op een moment van crisis nog haar mobiele nummer had gegeven en die ze midden in de nacht ook daadwerkelijk bleek te kunnen bellen. Inmiddels is de kou duidelijk weer uit de lucht tussen de twee. Gül gaat op bezoek bij de burgemeester van Amsterdam en samen bomen ze gezellig over hun haperende relatieleven.
Het is één van de aardigste scènes in een film, die verder vooral het persoonlijke levensverhaal van Lale Gül en de gevolgen van de door haar gemaakte keuzes nog eens onder de aandacht brengt. Een verhaal dat nooit went en ook niet mag wennen.
Dik vijftien jaar geleden was Starsuckers (101 min.) bedoeld als een waarschuwing: een wereld die volledig is gefocust op beroemdheid en celebrities richt zichzelf ten gronde, te beginnen met de kinderen.
De Britse documentairemaker Chris Atkins, later overigens nog in opspraak geraakt, introduceert bijvoorbeeld het wannabe-kindsterretje Ryan, een Amerikaans joch van zes dat door zijn ouders wordt uitgedost als een soort mini-LL Cool J en vervolgens echt overal aan de man wordt gebracht. Hij moet wereldberoemd worden – en zij met hem, en liefst ook nog rijk. Het is bijna onmogelijk om geen kidfluencer en familievloggers in het gezinnetje te zien.
Zoals met hedendaagse ogen ook de nodige influencers zijn te ontwaren in Starsuckers – ook al bestond die term in 2009 nog niet of nauwelijks. De New Yorker Wesley Autrey redde ooit bijvoorbeeld een man van een rijdende trein, door bovenop hem te gaan liggen. Op die manier kon de trein over hen heen rijden. Zo’n tweeduizend interviews later vraagt Autrey zich af of hij zich misschien kandidaat moet stellen voor een publiek ambt. Aan populariteit geen gebrek.
Bagagemedewerker John Smeaton zou in 2007 op het vliegveld van Glasgow enkele terroristen een halt toe hebben geroepen. Rond deze volksheld ontstaat vervolgens een ongelofelijke mediahype. Totdat enkele collega’s, die er ook bij zijn geweest en in de publiciteit helemaal genegeerd worden, zich tegen hem keren. ‘Smeato’ reageert laconiek: there is no bad publicity. En doorrr… in een film die net zo vaak open deuren intrapt als onverwachte kleine luikjes opent.
Carol Craig van het Centre for Confidence & Well-being pleit daarin voor een verbod op reclame voor kinderen onder de twaalf en begrenzing van het aantal commercials voor tieners. Een jaar of vijftien later weten we: kansloze strijd. We worden nu ook online overvoerd met gesponsorde inhoud en sluikreclame. Die zijn bewezen slecht voor ons. Psychiater Phillip Graham veronderstelt zelfs een link tussen het aldus gepropageerde materialisme en de toename van mentale problemen.
Jongeren krijgen in de media, in 2009 net zo goed als nu, een beeld voorgespiegeld dat je er pas toe doet als je geld, status en roem hebt. Daarom melden non-bekendheden zich bij de New York Reality School (zodat ze de aandacht weten te trekken), solliciteren ze als Personal Assistant van een beroemdheid (waarbij ze tot nagenoeg alles bereid lijken) of laten zich verleiden tot een Kiss & Tell-verhaal in de media (nadat ze eerst de koffer in zijn gedoken met een nietsvermoedende celebrity).
En waar Atkins in het cynisch getoonzette Starsuckers, waarin ook de Britse (tabloid)journalistiek en het liefdadigheidsfestival Live Aid een flinke veeg uit de pan krijgen, nog een Litouwse politieke partij met louter beroemdheden laat zien als een soort waarschuwing, weten we inmiddels dat die collectief in de wind is geslagen. Roem, platvloersheid en narcisme hebben sindsdien alleen maar meer ruimte gekregen en zuigen ons langzaam maar zeker helemaal leeg. Tot de bodem is bereikt.
‘Ik weet dat dit is wat Brent zou doen’, vertelt Craig Renaud terwijl hij zijn opgebaarde broer Brent filmt in z’n doodskist. ‘Ik weet dat Brent het altijd belangrijk vond om de realiteit van wat geweld en oorlog met mensen doen niet te verbergen. Ik weet dus dat hij zou willen dat ik dit film.’
Brent Renaud werd op 13 maart 2022 in de omgeving van de Oekraïense stad Kiev gedood door Russische soldaten. Zijn collega Juan Arredondo overleefde de aanval wel. In het ziekenhuis vertelt hij Craig geëmotioneerd hoe hij zijn broer tevergeefs heeft proberen te redden.
Behalve het documenteren van de dood en thuiskomst van zijn twee jaar oudere broer, met wie hij al zo’n twintig jaar documentaires maakt, wil Craig Renaud in de korte film Armed Only With A Camera: The Life And Death Of Brent Renaud (39 min.) tevens Brents leven vieren.
Als documentairemaker en oorlogsjournalist reisde Brent Renaud (1971-2022) samen met Craig, onder de noemer The Renaud Brothers, naar ramp- en conflictgebieden zoals Irak, Afghanistan, Honduras, Somalië en Haïti. Daar portretteerden ze mensen die werden getroffen door rampspoed.
Armed Only With A Camera is doorsneden met scènes van zulke gewone burgers. Rouwend om overleden geliefden, op de vlucht voor de wraak van bendes, natrillend van een terroristische aanslag, woest over een aanval op vrouwen en kinderen of verhongerend na een aardbeving.
Deze documentaire, waarin verder Brents autisme wel wordt aangestipt maar niet wordt uitgewerkt, is niet alleen bedoeld als een eerbetoon van Craig Renaud aan zijn oudere broer, maar als ode aan alle journalisten die hun leven wagen om belangrijke verhalen te vertellen.
Sinds Brent Renauds dood in 2022, meldt de docu in de aftiteling, zijn er elk jaar meer dan honderd journalisten gestorven tijdens de uitoefening van hun vak. Ze lijken steeds vaker te worden gezien als een legitiem doelwit. ‘Journalistiek is één van de gevaarlijkste beroepen ter wereld geworden.’
Nadat ie haar had geschopt, geslagen en gestompt, begon de bekende Ierse springruiter Jonathan Cresswell zijn vriendin Abigail Lyle te wurgen. ‘En ik weet nog dat ik…’, schiet de jonge vrouw helemaal vol. Tot dat moment heeft ze vrijwel onbewogen haar verhaal gedaan. Over aanhoudend huiselijk geweld, nu een kleine vijftien jaar geleden. Dat ontspoorde steeds verder en bracht haar, een amazone die in 2024 nog aan de Olympische Spelen zou meedoen, destijds aan de rand van de afgrond.
‘Mijn broer is overleden in 2005’, vertelt Abi verder. ‘Ik weet nog dat hij me begon te wurgen en ik dacht: je mag niet doodgaan. Dat kun je je ouders niet aandoen.’ Zeg wat hij wil horen, hield Abigail zichzelf voor. ‘Johnny’ bleef haar vragen waarom ze zo’n hoer is. Het juiste antwoord bleek: ‘Omdat mijn moeder een hoer is.’ Enkele maanden later kwam Abi’s moeder, die toen al enige tijd kanker had, daadwerkelijk te overlijden. ‘Ik haat het dat ik dat moest zeggen’, stamelt Abigail.
Tien jaar later raakt diezelfde Johnny betrokken bij de zelfdoding van de talentvolle 21-jarige amazone Katie Simpson uit het dorpje Tynan in het Noord-Ierse graafschap Derry. Hij heeft dan een relatie met haar oudere zus Christina en vindt Katie op 9 augustus 2020 als ze zich in hun huis heeft verhangen. Voor iedereen in hun directe omgeving lijkt Jonathan boven elke verdenking verheven. Hij is een graag geziene gast in de plaatselijke gemeenschap en een ster binnen de Ierse paardenwereld.
Bij de plaatselijke rechtbankjournaliste Tanya Fowles, die destijds verslag deed van de rechtszaak tegen Cresswell vanwege de ernstige mishandeling van Abigail en die ook Katie al van kinds af aan kent, gaan echter alle alarmbellen af. Fowles krijgt ook de politieagenten Nuala Lappin en James Brannigan aan haar zijde. Samen stuiten zij alleen op aanzienlijke weerstand binnen de paardengemeenschap, die Jonathan ook na zijn eerdere veroordeling direct weer in de armen sloot.
Rond Cresswell heeft zich bovendien een hele coterie van jonge vrouwen verzameld, die hem consequent de hand boven het hoofd houdt. In de stevige driedelige true crime-serie Death Of A Showjumper (137 min) probeert Niamh Kennedy te ontleden hoe dat in z’n werk is gegaan: hoe kan een ogenschijnlijk goedlachse allemansvriend zoveel mensen naar z’n hand zetten, zodat ze hun eigen beoordelingsvermogen aan de kant schuiven en zich inlaten met zijn zeer dubieuze acties?
Tegelijkertijd is er de strafzaak zelf: wat is er nu precies waarom gebeurd? Wie moet er meer van weten? En hoe kan er voor gerechtigheid worden gezorgd? Want als deze zaak op z’n beloop wordt gelaten, zoals wel vaker gebeurt als sluitend bewijs ontbreekt, trekken de vrouwen bijna van nature aan het kortste eind.
Zo ziet het Steve Bannon-adagium ‘flooding the zone with shit’ er in de praktijk uit. Vanaf de eerste dag van zijn tweede ambtstermijn, op 20 januari 2025, regeert Donald Trump per decreet. Hij ondertekent, liefst publiekelijk, méér ‘executive orders’ dan al z’n voorgangers. Zo maakt hij als zo’n beetje de eerste Amerikaanse president in de geschiedenis zijn verkiezingsbeloften waar, zeggen zijn medestanders – en draagt hij, volgens al zijn criticasters, de Amerikaanse democratie ten grave. Steve Bannon is vanzelfsprekend enthousiast in Trump’s Power & The Rule Of Law (82 min.). Trump trapt voor de verandering eens het gaspedaal in, zegt hij, in plaats van de rem. Actie!
Als de president ‘t doet, dan kan ‘t eenvoudigweg niet illegaal zijn, stelt Donald Trump zelf al tijdens z’n eerste termijn, in navolging van zijn Republikeinse voorgangers Richard Nixon, die net als Trump in ernstige juridische problemen verzeild raakte, en George W. Bush, die na de terroristische aanslagen van 11 september 2001 op zoek was naar meer armslag. En dit uitgangspunt wordt in 2024 nog eens bekrachtigd door het Amerikaanse hooggerechtshof, voor een belangrijk deel door Trump zelf benoemd, dat zijn grootste juridische problemen uit de weg ruimt en daarmee ook zijn herverkiezing als president van de Verenigde Staten in dat najaar mede mogelijk maakt.
Niet vreemd dus dat Donald Trump zich onaantastbaar waant bij de start van die tweede ambtsperiode. Hij verleent supporters, die zijn veroordeeld vanwege hun aandeel in de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021, algehele amnestie en opent de jacht op iedereen die tegen hem is, was of zou kunnen zijn. Te beginnen met de medewerkers van het ministerie van Justitie, die ‘t ooit hebben gewaagd om strafzaken tegen hem te starten. Geheel terecht, stelt Trumps juridische adviseur Mike Davis in deze docu van Frontline-journalist Michael Kirk, waarin de machtsgreep van Trump 2 in de eerste helft van 2025 wordt gereconstrueerd. Ze hebben ‘t er zelf naar gemaakt.
Het nieuwe ministerie van Justitie, geleid door Trumps vertrouweling Pam Bondi, begint te functioneren als werktuig voor ‘s mans rancune en wraaklust. Daar mogen ze zijn vijandenlijst afwerken: de federale hulporganisatie USAID, eigenzinnige rechtbanken, prominente advocatenkantoren, kritische media, linkse universiteiten en het ministerie van Onderwijs. Trumps dadendrang is zonder precedent, constateren medestanders, journalisten en juristen in deze docu, en wordt niet of nauwelijks gecorrigeerd door de volksvertegenwoordiging en rechterlijke macht. Menigeen houdt z’n hart vast. Een enkeling komt in verzet, waaronder ook enkele oud-advocaten van Trump.
De tussenbalans is vooralsnog duidelijk, stelt Kirk aan het eind van deze grondige ontleding van ‘s mans eerste zes maanden: Donald Trump wint. Bigly.
Zes verschillende vrouwen in zes verschillende landen. Syrië, Mexico, Rusland, India, Egypte en de Verenigde Staten. Met hun cartoons opereren zij aan de frontlinie van het vrije woord. Daar binden ze onversaagd de strijd aan met de vernietigingsdrang van Assad en Poetin, vrouwenhaat en femicide, huiselijk geweld, een religieus bewind dat geen tegenspraak duldt, de lange arm van de Moslimbroederschap en de wankelende Amerikaanse democratie (via een overigens nogal afwijkend college staatsrecht).
De cartoonisten Amany Al-Ali, Mar Maremoto, Victoria Lomasko, Rachita Taneja, Doaa el-Adl en Ann Telnaes zetten hun eigen persoonlijke veiligheid en die van hun geliefden op het spel om gebruik te kunnen maken van de vrijheid van de meningsuiting. Deze zes moedige vrouwen worden in Draw For Change! (322 min.), een zesdelige documentaireserie van de Belgische showrunners Vincent Coen en Guillaume Vandenberghe, geportretteerd door zes – ik bedoel: zeven – vrouwelijke filmmakers.
Alisar Hasan & Alaa Amer, Karen Vazquez Guadarrama, Ana Mosienko, Sama Pana, Nada Riyadh en Laura Nix tekenen de zes cartoonisten, natuurlijk ook met behulp van hun tot leven gewekte tekeningen en de reacties die deze oproepen, op in gloedvolle kleuren en schetsen tevens de grauwe wereld waarbinnen zij opereren. Vrouwen in wat ooit werd beschouwd als een mannenberoep. Feministen. Die in hun persoonlijk leven willen gaan trouwen, dealen met een dominante vader of worden lastiggevallen.
Samen agenderen zij het belang van persvrijheid, hoe die op diverse plekken in de wereld in het geding is en wat daarvan de consequenties zijn voor hen, de vrouwen die zich in het openbaar doen gelden. Die gevolgen laten zich raden: intimidatie, bedreiging (ook van hun naasten) én juridische procedures. Enkele cartoons van Rachita Taneja liggen in India bijvoorbeeld zo gevoelig dat ze een gevangenisstraf van zes maanden riskeert. Taneja’s advocaat raadt haar zelfs af om ze te laten zien in Draw For Change!.
Intussen zet deze zesdelige serie de schijnwerper op zes dappere vrouwen die blijven spreken, liefhebben, twijfelen, zwijgen, provoceren, tandenknarsen, bang zijn, grappen maken, zichzelf censureren en – ondanks alles – tekenen. In zes uiteenlopende verhalen over het belang van het vrije tekenen.
Of hij de linksback kent van… Als Sven-Göran Eriksson in november 2000 als eerste buitenlandse bondscoach wordt gepresenteerd aan de Britse pers, zijn de messen al geslepen. Hij probeert er zich uit te redden. ‘Natuurlijk weet ik niet alles over het Engelse voetbal, want ik heb de laatste dertien jaar in Italië en Spanje gewerkt.’ Of hij twijfelde toen hij de job kreeg aangeboden? wil een andere journalist weten. ‘Nee’, zegt Eriksson ferm en tovert zijn beminnelijkste glimlach tevoorschijn. ‘Dit is Engeland.’
En daar doet ’t er niet toe dat de kalme en ogenschijnlijk wat saaie Zweed met IFK Göteborg, Benfica, AS Roma, Fiorentina, Sampdoria en Lazio Roma al talloze titels heeft gewonnen. Hij is nu de eindbaas geworden van het grootste voetballand ter wereld – ook al heeft dit al bijna 35 jaar niets meer gewonnen. Claudia Corbisiero focust zich in de documentaire Sven (107 min.) eveneens op de bijna zes jaar dat Eriksson het Engelse elftal zal leiden – en zijn turbulente relatie met de Britse tabloids.
Eriksson heeft net te horen gekregen dat hij niet lang meer te leven heeft als ze in de lente van 2023 beginnen te filmen voor dit portret. Vanuit Värmland, de idyllische Zweedse regio waar hij is geboren en uiteindelijk ook weer is neergestreken, blikt de voormalige topcoach terug op zijn loopbaan. Hij wordt bijgestaan door een select gezelschap bronnen: zijn kinderen Lina en Johan, de oud-voetballers David Beckham en Wayne Rooney én de vrouwen die hem zoveel lol en gedoe hebben gegeven.
Zijn huidige echtgenote Yaniseth Bravo laat tot het einde van de film op zich wachten. Eerst maakt de Italiaanse femme fatale Nancy Dell’Olio haar opwachting. Zij maakt samen met ‘Svennis’ de oversteek naar Groot-Brittannië en doet daar heel wat stof opwaaien. Niet tot haar eigen ongenoegen, overigens. Later volgt Faria Alam, een medewerkster van de Britse voetbalbond, die zowel een geheime affaire heeft met Eriksson als een relatie met zijn baas bij de Football Association (FA), Mark Palios.
‘Bedrog zal nu eenmaal altijd de aandacht trekken van de Britse media’, stelt journalist Neil Wallis van News Of The World, de tabloid waarvoor in de jacht op bekendheden alles geoorloofd is. ‘De FA benaderde ons en zei: als jullie dat verhaal over Mark Palios droppen, overtuigen wij Faria ervan dat ze jullie alles over Sven moet vertellen in een exclusief verhaal. Met andere woorden: ze verkochten hun eigen bondscoach om het vege lijf van hun directeur te redden. En dus deden wij wat een tabloid dan doet.’
De schandaalkrant publiceert doodleuk een transcriptie van het gesprek met de communicatiemedewerker van de Engelse voetbalbond: ‘SCREWED! Svengate: Palios set to quit over FA plot.’ Daarmee lijkt de kous af voor Eriksson. Twee jaar later zal de tabloid hem echter nog eens ongenadig in de luren leggen met een nepsjeik, die de bondscoach voor een verborgen camera een lucratieve aanbieding doet. ‘Svend of the world’, kopt News Of The World vilein. ‘Eriksson crisis may now force FA to sack him.’
Als zijn dienstverband bij het Engelse nationale team wordt beëindigd, heeft deze documentaire ook z’n herfst bereikt. Het einde van Sven-Göran Erikssons leven en loopbaan, bezegeld met een standbeeld in zijn geboorteplaats Torsby, beginnen nu echt te naderen. De man die door zijn ambities nooit een familieman kon zijn, wil dat alsnog een beetje goed maken. En de kerel die z’n morele kompas niet altijd helemaal scherp had afgesteld, legt nu toch, zonder al te veel woorden overigens, rekenschap af.
Sven wordt daarmee méér dan een routineus sportportret, waarin de hoogte- en dieptepunten uit de carrière van een gewezen held met veel dramatiek achter elkaar zijn gezet, zodat de hoofdpersoon daar dan verlekkerd op terug kan kijken. Met haar keuze voor de verwrongen relatie tussen Eriksson en de tabloids geeft Claudia Corbisiero haar film behalve richting ook maatschappelijke betekenis. Want de Britse schandaalpers beperkt zich bepaald niet tot linksbacks of buitenechtelijke relaties…
Als oorlog niet meer dan de hel zou zijn, dan zouden we snel stoppen met al die oorlogen, stelt voormalig oorlogscorrespondent Michael Herr, die over zijn ervaringen als journalist in Vietnam het boek Dispatches schreef en later meewerkte aan de klassieke oorlogsfilms Apocalypse Now en Full Metal Jacket. Hoewel hij zelf zeker geen ‘John Wayne Jr.’ was, bleek Herr erg gevoelig voor de verleidingen van oorlog. ‘Het was niet saai. Je kreeg nooit de kans om verveeld te raken.’
En daarop, op hoe je volledig verslingerd kunt raken aan oorlog en er vervolgens door wordt opgevreten, richt Coco Schrijber zich in haar indringende film First Kill (73 min.) uit 2001. Voor de Amerikaanse soldaat Billy Heflin doet bijvoorbeeld maar één ding ertoe tijdens zijn tour in Vietnam: ‘the kill’. Het kost hem geen enkele moeite om de trekker over te halen – ook al is het een kind. Het is hij of ik. En hij wil zijn ‘body count’ op peil brengen. Met elke dode gaat Billy zich beter voelen. Hij vergelijkt ’t zelfs met seks.
Behalve met veteranen zoals Heflin, die steeds verder afdaalt in zijn weerzinwekkende jacht op ‘gooks’, spreekt Schrijber ook met de Amerikaanse fotograaf Eddie Addams. Hij maakte in 1968 een inmiddels klassiek geworden foto, waarin de horror van oorlog héél tastbaar wordt. Een Vietnamese man zet zijn pistool tegen het hoofd van een landgenoot en haalt rücksichtslos de trekker over. Addams voelde er echter helemaal niets bij toen hij die foto maakte. Hij leverde het rolletje in, vertelt hij droog, en ging daarna lunchen.
Een (foto)journalist kan zich natuurlijk verschuilen achter zijn werk en heeft daarmee een plausibele reden om de frontlinie op te zoeken. Michael Herr koestert daarover echter geen illusies: ook mensen zoals hij zijn veel meer dan een observator, zij participeren net zo goed in de strijd en kunnen daarvan eveneens ‘genieten’. En dat oorlogsjournalistiek een heilzame werking heeft, wil er bij hem ook niet in. De eeuw waarin massamedia hun entree hebben gemaakt was tevens de bloedigste. Moordlust wordt er bijna sexy van.
Deze zinnenprikkelende trip naar de donkerste hoeken van de menselijke ziel krijgt daarmee een bijzonder ongemakkelijke boodschap: oorlog beschikt over een zekere schoonheid als je ‘m van z’n morele dimensie ontdoet. Als individuele mensen zijn we, in de juiste verkeerde omstandigheden, tot zo’n beetje alles in staat. En dat kan ook nog lekker voelen. Billy Heflin, inmiddels een breekbare man in een rolstoel, is daarvan het sprekende voorbeeld. Hij zou best terug willen naar Vietnam, zegt ie. Hij mist het doden.
‘Hoe voelt ‘t om een Palestijn in Gaza te zijn?’ vraagt de Iraanse filmmaakster Sepideh Farsi, inmiddels woonachtig in Parijs, als ze op 24 april 2024 voor het eerst videobelt met Fatma Hassona. De 24-jarige fotojournaliste heeft haar eigen huis moeten verlaten en woont nu met haar tienkoppige familie op één enkele kamer in het noorden van Gaza. Van daaruit begint Fatma geregeld te bellen met Sepideh. Waarbij elk gesprek – dat realiseren ze zich allebei – hun laatste kan zijn.
‘Ik ben trots’, reageert Fatma en tovert een stralende glimlach op haar gezicht. ‘Ik ben heel trots omdat ik het gevoel heb dat we bijzonder zijn. We zijn sterk en dapper en belangrijke mensen in de wereld.’ Wat ze ons ook aandoen, wil de jonge Palestijnse vrouw maar zeggen, wij gaan gewoon door met ons leven. Met haar foto’s probeert ze ondertussen de alsmaar toenemende ellende in Gaza te vangen, die ze met haar glimlach dan weer relativeert. ‘We hebben niets te verliezen.’
Fatma’s glimlach blijft in de navolgende maanden verschijnen, hoe wanhopig haar situatie ook wordt. Terwijl ze probeert te schuilen voor verpletterende aanvallen van het Israëlische leger, het ene na het andere verlies moet incasseren en ook nog stelselmatig wordt uitgehongerd, blijft de jonge Palestijnse trouw, zolang de haperende verbinding dit tenminste toelaat, bellen met haar nieuwe vriendin Sepideh. Put Your Soul On Your Hand And Walk (113 min.) bestaat vrijwel volledig uit hun gesprekken.
Via deze intieme conversaties, waarbij Fatma in elementair Engels haar situatie schetst en Sepideh haar moed inspreekt, ontstaat een indringend ooggetuigenverslag van het drama in Gaza. Farsi kadert dit in met beelden die ze met haar telefoon maakt van het televisiescherm, als buitenlandse nieuwszenders verslag doen van Israëls nietsontziende respons op de terroristische aanslagen van Hamas op 7 oktober 2023. En daarbij komt ook haar eigen moederland Iran weer in beeld.
Het contrast tussen de twee vrouwen kan intussen bijna niet groter: Sepideh Farsi, veertig jaar geleden gevlucht vanuit het Midden-Oosten, geniet van de vrijheden van het westen, terwijl haar Palestijnse gesprekspartner steeds verder ingesloten raakt. Fatma Hassona’s kamerbrede glimlach kan dan niet meer verhullen dat het haar inmiddels zwaar te moede is – ook al wordt ‘hun’ film tot blijdschap van hen allebei nog wel geselecteerd voor het prestigieuze filmfestival van Cannes.
Het lot van de Palestijnse fotojournaliste is op een tragische wijze verbonden geraakt met dat van haar geboortegrond. En dat kan eigenlijk met geen mogelijkheid meer, laat deze treurig stemmende film treffend zien, eindigen met een happy end.