Neil Young, The Reasons Of Wrath

NTR

Hij durft de strijd aan te binden met presidenten. Neil Young, wereldverbeteraar op zang, gitaar en mondharp. Hij geeft Richard Nixon er bijvoorbeeld van langs in Ohio, als die in 1970 de Nationale Garde afstuurt op een demonstratie op Kent State University, met vier dode studenten tot gevolg. Hij zingt Let’s Impeach The President nadat George W. Bush in 2003 Irak is binnengevallen. En hij schaart zich openlijk achter de Democraat Bernie Sanders als de Republikeinse kandidaat Donald Trump zich ongevraagd zijn hit Rockin’ In The Free World heeft toegeëigend als campagnelied.

In de tv-docu Neil Young – The Reasons Of Wrath (52 min.) loopt regisseur Thomas Boujut het leven en de loopbaan van de gedreven Canadese muzikant nog eens door, aan de hand van zijn liedjes en de sociale initiatieven die daaruit zijn voortgevloeid. Zo probeert Young bijvoorbeeld sinds halverwege de jaren tachtig, samen met Willy Nelson en John Mellencamp, Amerikaanse boeren een hart onder de riem te steken met het Farm Aid-festival. En hij verzet zich ook in woord en muziek tegen Monsanto, het dominante bedrijf in de landbouwsector dat menige boer het mes op de keel zet.

Young laat zich dan kennen als een eigenwijs en principieel man. Tegelijkertijd toont hij ook zijn zachte kant in dit rechttoe rechtaan portret, waarin een alwetende verteller links, connecties en dwarsverbanden vindt in oude interviews, concertfragmenten en ander archiefmateriaal van de protagonist. De loner Neil bijvoorbeeld die een zielsverwantschap voelt met een Old Man op het platteland. De familieman Neil die via modeltreinen contact legt met zijn ernstig gehandicapte kinderen. En de autoliefhebber Neil die zijn passie probeert te verenigen met zijn milieubewustzijn.

Het zijn niet meer dan willekeurige ijkpunten in een leven dat ten volle lijkt te zijn geleefd – en dat na tachtig jaar ogenschijnlijk nog altijd voluit wordt geleefd. Deze archieffilm, die buiten de vertelstem dus volledig uit al bestaand materiaal bestaat, werpt daarop geen nieuw licht en graaft ook niet al te diep, maar zet alles nog eens netjes achter elkaar. Neil Young, de man, muziek en missie.

It’s Never Over, Jeff Buckley

Piece Of Magic / vanaf donderdag 8 januari in de bioscoop

Op z’n 29e verjaardag zegt Jeff tegen z’n vriendin Rebecca: ik ben nu ouder dan mijn vader. De befaamde singer-songwriter Tim Buckley was in 1975 bezweken aan een overdosis heroïne. Zijn zoon, voor wie hij nooit een echte vader zou worden, zal alleen niet héél veel ouder worden. Jeff Buckley gaat op 27 mei 1997 zwemmen in de Mississippi-rivier in Memphis en komt nooit meer uit het water. Hij is slechts dertig jaar oud. Kort daarvoor heeft hij nog vol overtuiging verklaard: ik ga niet eindigen zoals mijn vader, met een label aan mijn teen.

Bij leven en welzijn wil ie alles zijn, behalve ‘de zoon van Tim Buckley’. Want aan de bijbehorende verwachtingen kan hij als kind toch nooit voldoen. Zo lijkt ‘t tenminste. In werkelijkheid zal Jeff zijn illustere vader al snel overvleugelen. Als een interviewer hem vraagt wat hij heeft geërfd van zijn vader, heeft hij dat alleen nog niet door. ‘Mensen die zich mijn vader herinneren’, antwoordt de jonge zanger resoluut. ‘Volgende vraag.’ Buckley zal altijd een moederskind blijven. Net voor zijn dood spreekt hij nog een liefdevolle boodschap in op haar voicemail.

Mary Guibert heeft die ongetwijfeld vaker terug gehoord. Toch raakt ze in de documentaire It’s Never Over, Jeff Buckley (106 min.) weer geëmotioneerd als ze de laatste woorden beluistert van haar zoon, de jongen die zij als tiener op de wereld zette en vervolgens grotendeels alleen opvoedde. Zoals ook die andere vrouwen in zijn leven, Jeffs ex-vriendin Rebecca Moore en zijn verloofde Joan Wasser, bijna dertig jaar na zijn plotselinge overlijden nog altijd bevangen raken door emoties als ze die even kwetsbare als krachtige jongen weer voor hun geestesoog zien.

Met dit postume portret tilt de gelauwerde Amerikaanse documentairemaakster Amy Berg (West Of MemphisThe Case Against Adnan Syed en Phoenix Rising) Buckley weer in het hier en nu. Voorbij Hallelujah, de Leonard Cohen-song waarvan hij uiteindelijk een echte evergreen maakte. Voorbij zijn gelauwerde debuut Grace (1994), het enige album dat hij bij leven uitbracht en dat inmiddels als een klassieker wordt beschouwd. En voorbij het iconische beeld van de ongrijpbare zanger met het enorme bereik, die zich in ieders ziel etste en onderweg menig hart stal en brak.

Jeff wordt weer de jongen die op de middelbare school flink werd gepest. De muzikale veelvraat, die net zo gemakkelijk Edith Piaf als Sjostakovitsj, Nina Simone, Nusrat Fateh Ali Khan of Led Zeppelin verorberde. En de kunstenaar die gedurig twijfelde aan zichzelf. Of Grace toch geen toevalstreffer was en hijzelf een bedrieger? Amy Berg roept hem op met een veelheid aan archiefbeelden en geluidsopnames, animaties die z’n gemoedstoestand verbeelden en – natuurlijk – ’s mans tijdloze composities, waarvan de teksten voor de gelegenheid ook zijn ondertiteld. Zodat eenieder recht in zijn ziel kan kijken.

Deze stemmige, geladen film blijft in elk geval ver uit de buurt van gemakzuchtige popbio’s, waarin willekeurige concullega’s superlatieven uitstrooien over de held van dienst. Berg beperkt zich tot intimi, die daadwerkelijk een kijkje achter het gordijn hebben gekregen bij Buckley en die hem als mens, kunstenaar en artiest kunnen duiden. It’s Never Over, Jeff Buckley wordt daarmee het gelaagde psychologische portret, dat je zowel de hoofdpersoon zelf als zijn achterban, gehoor en muziekliefhebbers toewenst.

Lilith Fair: Building A Mystery

Disney+

‘Never play two women back to back.’ Op de Amerikaanse radio is het tot ver in de jaren negentig goed gebruik om nooit twee liedjes van vrouwelijke artiesten achter elkaar te draaien. Dat kan het publiek helemaal niet aan. Of twee opeenvolgende vrouwelijke acts op een festival. Ook niet doen. Daar komt alleen maar ellende van.

En dat is dan weer tegen het zere been van de Canadese singer-songwriter Sarah McLachlan, die zich sowieso verbaast over het alomtegenwoordige seksisme binnen de Amerikaanse muziekindustrie. Vrouwelijke artiesten worden nog altijd keihard worden afgerekend op hun uiterlijk en moeten zich, bijvoorbeeld op festivals zoals Lollapalooza, staande houden in een vrijwel volledig mannelijke omgeving. McLachlan en haar – overigens ook volledig mannelijke – team zinnen op een alternatief: een rondreizend festival met louter vrouwelijke acts, die nu eens niet hoeven te wedijveren met macho mannen.

Ze dubben dit Lilith Fair – vernoemd naar de eerste vrouw van Adam, voordat die aan de zijde van Eva belandde – en strikken toonaangevende artiesten zoals Patti Smith, Tracy Chapman, Sinead O’Connor, Dixie Chicks en Missy Elliott. Ook de festivalcrew en het publiek bestaan voor een belangrijk deel uit vrouwen. Dat zorgt voor een enorme saamhorigheid en aandacht voor thema’s die de Lilith-gemeenschap aangaan, zoals het recht op abortus en de emancipatie van LHBTIQ+’ers (via rolmodellen zoals Indigo Girls en Brandi Carlile). Van elk festivalkaartje wordt bovendien een dollar gedoneerd aan een goed doel.

In de onvervalste trip nostalgia Lilith Fair: Building A Mystery (99 min.) blikt Ally Pankiw met Sarah McLachlan en haar team en participanten zoals Sheryl Crow, Suzanne Vega, Jewel, Liz Phair, Paula Cole, Shawn Colvin, Erykah Badu en Joan Osborne terug op de jaren 1997-1999, waarin Lilith Fair een divers en inclusief alternatief biedt voor de veelal door mannen en mannetjes gedomineerde popfestivals. Zoals bijvoorbeeld de volledig uit de hand gelopen reprise van Woodstock in 1999, waarbij lompe macho acts als Limp Bizkit en Kid Rock de toon zetten en een zeer agressieve, vrouwonvriendelijke omgeving creëren.

Tegelijkertijd is kritiek op ‘Vulvapalooza’ ook onvermijdelijk en krijgt het reizende circus zeker in het Amerikaanse hartland te maken met aanvallen uit conservatieve hoek. Die kunnen het zusterschap, waarvan uiteindelijk ook aanvankelijke kritische vrouwen zoals comedian Sarah Bernhard en Chrissie Hynde (The Pretenders) deel zijn gaan uitmaken, echter niet verstoren, blijkt uit deze liefdevolle reconstructie, die tevens tegemoet komt aan iedereen met ‘nineties nostalgia’.

Janis Ian: Breaking Silence

NTR

Janis Ian is er nog nauwelijks van bekomen dat ze halverwege de jaren zeventig ongevraagd is ge-out als biseksueel in een artikel in het tijdschrift The Village Voice of de Amerikaanse singer-songwriter krijgt de volgende klap te verwerken: haar geliefde Claire is verliefd geworden op iemand in haar band, drummer/percussionist Barry Lazarowitz. En zij is zo’n beetje de allerlaatste die dat in de gaten krijgt.

Claire en Barry zullen later trouwen en kinderen krijgen. En Janis blijft alleen achter. Met haar gitaar, dat wel. Ze schrijft een heel droevig liedje over de breuk, vertelt ze in de documentaire Janis Ian: Breaking Silence (84 min.). Een paar weken later wordt de zangeres gebeld door haar uitgever. ‘Prachtig, dat jazznummer’, schijnt hij gezegd te hebben. ‘We zijn er dolblij mee. Jij ook?’ De schrijfster ervan moet even slikken. ‘M’n hart is gebroken, maar ik voel me al iets beter.’

Het is een treffende passage – de geboren artiest die haar tranen plengt in en droogt met haar werk – op ongeveer tweederde van deze film van Varda Bar-Kar, die netjes Ians leven en loopbaan doorloopt. Die beginnen allebei in een Joodse familie in New Jersey, waar dochter Janis al op dertienjarige leeftijd doorbreekt. Het meisje met gitaar zingt Society’s Child, een lied over een interraciale relatie dat halverwege de jaren zestig heel wat commotie veroorzaakt.

En daarmee start ze een carrière op, die haar in de navolgende zestig jaar over hoge toppen en door diepe dalen zal leiden. Langs Grammy Awards, een faillissement en (verloren) liefdes, bijvoorbeeld. En altijd, soms met tussenpozen, blijven de liedjes komen, waaronder klassiekers zoals At SeventeenStars en Fly Too High. Samen met getrouwen, collega’s en bekende fans loopt Janis Ian – behalve in het intro en outro van de film: volledig buiten beeld – de hele santenkraam langs.

Bar-Kar brengt de andere sprekers overigens wél in beeld en toont dan ook meteen de setting van het interview – alsof ze de kijker eraan wil herinneren dat er achter hen een hele wereld schuilgaat, een beetje zoals bij de liedjes van haar hoofdpersoon. Behalve met oude concertbeelden en archiefinterviews omkleedt de filmmaakster Janis Ians herinneringen ook met gedramatiseerde scènes, die soms wat kluchtig aandoen, en geanimeerde clips bij enkele van haar signatuursongs.

Breaking Silence ontwikkelt zich zo tot een gedegen portret van een singer-songwriter, die op latere leeftijd definitief uit de kast komt en zich dan opwerpt als een icoon van de LHBTIQ+-beweging. En daar wijdt ze natuurlijk ook weer liedjes aan. ‘Love has no colours’, zingt ze in Married In London bijvoorbeeld van zich af. ‘And hearts have no sex. So love where you can. And fuck all the rest.’

Lomax: The Songhunter

MM Filmprodukties

John en Alan Lomax hebben zo’n tienduizend veldopnames op hun naam gezet, schat Michael Taft van de Library Of Congress, terwijl hij door het gigantische archief van Amerika’s centrale bibliotheek loopt. Vader en zoon Lomax reisden in de eerste helft van de twintigste eeuw stad en land af, om in elke uithoek van de Verenigde Staten volksliedjes vast te leggen.

Toen pa John besloot om af te gaan bouwen, sloeg Alan Lomax (1915-2002) zijn vleugels uit naar het buitenland en ontwikkelde zich tot een toonaangevende folklorist en etnomusicoloog. Hij wilde de traditionele volksmuziek vastleggen, vóórdat die definitief door de gulzige massacultuur zou worden opgeslokt. Met zijn bandrecorder vereeuwigde Lomax een wereld, eigen en aards, die inmiddels zowat lijkt te zijn weggevaagd.

Als Rogier Kappers hem aan het begin van de 21e eeuw opzoekt in Florida, is Alan Lomax door een hersenbloeding niet meer in staat om hem echt te woord te staan. Met zijn kinderen, medewerkers en muzikanten zoals Pete en Peggy Seeger, Henrietta Yurchenco en Shirley Collins vangt de Nederlandse filmmaker in Lomax – The Songhunter (92 min.) niettemin het leven en werk van de gepassioneerde Texaanse collectioneur.

In een busje reist Kappers bovendien in het spoor van Alan Lomax naar landelijke gebieden in Schotland, Spanje en Italië. Hij grijpt daarbij terug op diens oorspronkelijke dagboekaantekeningen en gaat op zoek naar lokale mensen die ooit door Lomax met zijn recorder werden vastgelegd. Dit resulteert in prachtige scénes van oudere mensen die zichzelf of een dierbare voor het eerst terug horen. Alsof de geesten van een ver verleden tot hen spreken.

De Nederlandse liedjesjager heeft deze innemende roaddocu uit 2004 bovendien verrijkt met prachtig archiefmateriaal. Van illustere singer-songwriters zoals Woody Guthrie en Pete Seeger, maar vooral van gewone (werke)mensen, die hun dagelijks bestaan inkleurden, opluisterden of simpelweg draaglijk maakten met traditionele liederen: wasvrouwen, schaapsherders, spoorweglui, gevangenen, mijnwerkers en vissers.

Voor Lomax had zijn levensmissie, waaronder z’n eigen familieleven overigens flink had te lijden, een enorm maatschappelijk belang. Het ging hem, vertelt hij gepassioneerd in een archiefinterview uit de tijd dat hij zijn ideeën nog heel krachtig kon formuleren, om niets minder dan de vrijheid voor een cultuur om zich uit te kunnen drukken. Deze film van Rogier Kappers, bekroond met een Gouden Kalf, is een weldadige weerslag van die gedachte.

Horen – en zien – is geloven.

This Is Sparklehorse

Sparklehorse

Mark Linkous (1962-2010) stond te boek als een ‘muzikantenmuzikant’, een zanger en songschrijver die wel een potje kon breken bij collega’s. Op de gastenlijst van This Is Sparklehorse (91 min.) prijken dan ook talloze andere prominenten uit de indie-hoek: David Lowery (Cracker), Ed Harcourt, Jonathan Donahue (Mercury Rev), Gemma Hayes, Adrian Utley (Portishead), Jason Lytle (Grandaddy) en John Parish.

Acts voor fijnproevers die, net als Linkous’ artistieke alter ego Sparklehorse, nooit stadions konden vullen, maar zich wel in het hart van menige muziekliefhebber hebben gewurmd. De bekendste naam in deze DIY-film van Alex Crowton en Bobby Dass is zonder twijfel David Lynch. ‘Trieste schoonheid’, noemt de befaamde filmmaker Linkous’ muziek. John Carter (Phantogram) omschrijft die dan weer als ‘gothic country-muziek’.

Sparklehorse-albums klinken als een slecht afgestelde draagbare radio: te midden van ruis en gekraak doemt er ineens een vlijmscherpe rocksong op of meldt zich bijna ongemerkt een gefluisterd melancholiek liedje. Die fluistervorm ontdekte Linkous volgens David Lowery per ongeluk. Als hij ‘s nachts in zijn thuisstudio nieuwe liedjes wilde opnemen, lag zijn echtgenote vaak al te slapen en moest hij zacht te werk gaan.

Zij ontbreekt in dit postume portret. Net als Brian Burton (Danger Mouse), met wie Linkous een compleet album maakte. Zijn broer Matt is wel van de partij. En er is een prominente rol voor singer-songwriter Angela Faye Martin, die deze docu opzette en tevens dienst doet als verteller. In die hoedanigheid richt ze zich af en toe rechtstreeks tot de protagonist. Martin verschijnt soms ook in beeld en claimt zo wel erg veel ruimte.

Hun protagonist blijft intussen een enigma. En dat was vast de bedoeling: een held die net zo ongrijpbaar blijft als zijn muziek. Duidelijk is wel dat Linkous al jong worstelde met het leven. Met allerlei roesmiddelen probeerde hij de depressies op afstand te houden. Daar was soms ook alle reden toe. Nadat hij in 1995 ging touren met zijn debuutalbum Viadixiesubmarinetransmissionplot, sloeg in Londen bijvoorbeeld het noodlot toe.

In een hotel viel hij – beneveld? onder invloed van pijnstillers? – in slaap, met zijn benen onder zich bekneld. Uiteindelijk volgde een hartaanval. Linkous kwam er ernstig beschadigd uit. Een tijd leek ’t alsof hij de rest van zijn leven veroordeeld zou zijn tot een rolstoel. ‘Bij de eerste gelegenheid waarop we alleen waren zei hij: je moet me doden’, herinnert David Lowery zich die donkere periode. ‘Ik kan niet leven met deze pijn.’

Later, toen Mark Linkous met de nodige hulpmiddelen weer kon staan en lopen, bleven de donkere episoden – ook omdat zijn muziek nauwelijks genoeg geld binnen bracht om van te kunnen leven. Toen zijn vriend en collega Vic Chesnutt, daadwerkelijk veroordeeld tot een rolstoel, in 2009 de dood boven het leven verkoos, belandde ook Linkous in een niet meer te stoppen neerwaartse spiraal. Binnen drie maanden was hij eveneens dood.

Deze film veegt een flink aantal brokstukken van Mark Linkous’ leven bij elkaar, van een man zonder beschermingslaag, die ver van waar ’t in de muziekbusiness gebeurt, New York en Los Angeles, waar hij zelf nooit kon floreren, zijn eigen stem vond. Ruw, zacht en breekbaar – en nauwelijks te vatten. Zoals de onnavolgbare slogan van die schoorsteenveger op het T-shirt dat hij soms droeg: we may not be good, but we sure are slow.

In Restless Dreams: The Music Of Paul Simon

Piece Of Magic

Tijdens het werken aan Seven Psalms verliest hij het gehoor in z’n linkeroor. De muziek van Paul Simon luistert nochtans nauw. De Amerikaanse zanger en songschrijver laat zich er echter niet door van de wijs brengen. Het album dat via een droom tot hem is gekomen – in de nacht van 15 januari 2019, kan hij zich nog haarfijn herinneren – moet er koste wat het kost komen. Een spirituele plaat, daarbij passen natuurlijk ook obstakels. Simon had al enkele jaren geen nieuwe liedjes meer geschreven. De aandrang was verdwenen. Totdat hij dus begon te dromen…

Terwijl hij in zijn thuisstudio in Wimberley, Texas, werkt aan Seven Psalms, vertelt Simon in de epische documentaire In Restless Dreams: The Music Of Paul Simon (209 min.) het verhaal van zijn loopbaan. Regisseur Alex Gibney blijft daarbij op de achtergrond. De filmmaker die naam heeft gemaakt met messcherpe documentaires over prangende, actuele onderwerpen – een portret van Elon Musk is alweer aangekondigd – houdt zich ditmaal ogenschijnlijk afwezig. Geen dodelijke voice-over dus, om bepaalde ontwikkelingen in perspectief te zetten. En hij gaat ook niet met venijnige vragen op zoek naar waar het schuurt.

Gibneys film over de Amerikaanse zanger en songschrijver past in de lijn van zijn liefdevolle portretten van James BrownFela Kuti en Frank Sinatra. Hij start in Queens, New York, waar de rechtenstudent Simon samen met zijn jeugdvriend Art Garfunkel en geïnspireerd door de legendarische Everly Brothers, liedjes begint uit te brengen. Eerst nog als – jawel! – Tom & Jerry, later onder de noemer Simon & Garfunkel. Na een aanzienlijke aanloopperiode worden ze in de tweede helft van de jaren zestig alsnog zeer succesvol, met klassiekers als The Sound Of SilenceMrs. Robinson (van de film The Graduate) en Bridge Over Troubled Water.

Met de vriendschap gaat ‘t ondertussen bergafwaarts. Als de songschrijver van de twee mist Simon commitment bij zijn partner, die zich steeds meer op een acteercarrière begint te richten. Hij heeft ook het gevoel dat hij zelf niet op waarde wordt geschat als zanger. ‘Natuurlijk, Paul, jij hebt een goede stem’, zou nota bene zijn eigen moeder tegen hem hebben gezegd. ‘Maar Art heeft echt een bijzondere stem.’ De vriendschap tussen de twee jeugdvrienden verzuurt zienderogen. Totdat Garfunkel van ‘iemand die het helemaal begreep‘ voor Paul Simon is verworden tot ‘een persoon die ik mijn hele leven niet meer hoef te zien.’

Alex Gibney neemt de tijd om het klappen van de samenwerking uit te diepen en volgt zijn protagonist daarna tijdens diens grillige solocarrière en al dan niet geslaagde pogingen om te acteren en de lolbroek uit te hangen in Saturday Night Live. Hij verlaat zich daarbij vooral op de melancholieke bard zelf, maar laat zo nu en dan ook – buiten beeld – intimi zoals Art Garfunkel, Simons voormalige echtgenote Carrie Fisher en zijn huidige vrouw Edie Brickell aan het woord. Op een organische manier stuurt Gibney de film dan steeds terug naar de opnames voor Simons vijftiende studioalbum Seven Psalms (2023), dat zomaar zijn zwanenzang zou kunnen worden.

Begin jaren tachtig is er een kortstondige reünie met Garfunkel, vervat in het legendarische Concert In Central Park (1981), maar de liefde blijkt definitief bekoeld. In Zuid-Afrika vindt Paul Simon, onder de hoede van zijn vertrouwde producer Roy Halee, daarna nieuwe inspiratie. Het ‘wereldalbum’ Graceland (1986) wordt een hoogtepunt in ‘s mans oeuvre, maar veroorzaakt ook meteen een controverse omdat hij de boycot tegen het Zuid-Afrikaanse Apartheidsregime zou hebben doorbroken – een bewogen geschiedenis die door regisseur Joe Berlinger al is uitgediept in de hele fijne documentaire Under African Skies (2012).

In Gibneys overtuigende film, van bijna drieënhalf uur, is die ophef niet meer dan een voetnoot. Een hobbel die Simons muziek, waarin de luiken naar Afrika inmiddels wijd open zijn gezet, nu eenmaal moest nemen én de opmaat naar de finale van In Restless Dreams, waarin hij de laatste hand legt aan zijn nieuwste langspeler. Hoewel ouderdom ook bij hem met gebreken is gekomen, wil Paul Simon de pijp nog altijd niet aan Maarten wil geven. ‘Wait’, zingt hij bijvoorbeeld in het slotstuk. ‘I’m not ready. I’m just packing my gear. Wait. My hand’s steady. My mind is still clear.’

Whatever Forever: Douwe Bob

BNNVARA

Tien jaar geleden lagen dat ruige imago, al die verwekte kinderen en de alcoholverslaving waarvoor hij onlangs in behandeling ging nog in de toekomst verscholen. De documentaire Whatever Forever: Douwe Bob (38 min.) van Linda Hakeboom en Rolf Hartogensis uit 2013 bevat echter wel degelijk een soort aankondiging van wat er nog zou komen voor de getalenteerde Nederlandse zanger/gitarist. Ik schreef er destijds zelf over op een persoonlijk blog.

‘Als twee ondeugende kleuters zitten ze naast elkaar in de woonkamer’, constateerde ik toen geërgerd over Douwe Bob en zijn vader Simon Posthuma. ‘Stoere verhalen. Over hoe vader sigarettenfilters opat en peuken uitdrukte op zijn hand. Het litteken is nog te zien. Over de eerste snuif van zoonlief. Samen met papa. Toch? En over Korsakov, want dat krijg je niet van drinken, aldus Posthuma senior. Tenminste, niet alléén van drinken.’

‘Singer-songwriter Douwe Bob – de aller-allerbeste van Nederland – en zijn vader Simon, voormalig kunstenaar, muzikant én drankorgel’, schreef ik verder. ‘De intrigerende documentaire Whatever Forever schetst een ontluisterend beeld van de man die als designer ooit met The Beatles werkte en zijn getalenteerde zoon. Ook Douwe Bobs moeder komt aan het woord. Ze is opmerkelijk mild over haar ex-man, die zichzelf altijd voorop stelde. Ten koste van alles en iedereen’, stelde ik destijds ferm, om mijn punt te maken.

‘En Douwe Bob, volgens zijn moeder een leuk maar lastig kind, is inmiddels bij zijn drankzuchtige vader ingetrokken en probeert vooral diens leuke, spannende kant te zien. Dat past ook bij hoe Douwe zichzelf ziet als kunstenaar. Je vader die stomdronken in zijn broek plast is vooral een hilarische anekdote. Geen deerniswekkend beeld van een man die zijn wilde rondedans met het leven duur moet bekopen. Niet doorvertellen, Douwe, gebaarde papa nog. Of beter: doe maar wel. Het draagt bij aan onze mythevorming.’

‘Vanwaar onze fascinatie met de creatieve dronkaards en dopeheads?’ vroeg ik me tien jaar geleden ook nog af. ‘Waarom vergapen we ons zo graag aan verloren helden zoals Shane MacGowan, Courtney Love en Pete Doherty, die en plein public hun talent en leven verkwanselen? Zij weerspiegelen blijkbaar iets in ons dat we van een afstandje willen aanschouwen, maar zelf liever niet aanboren. Is het dat onontgonnen terrein in onze geest waarnaar alle kunstenaars op zoek zijn, een soort El Dorado, waarvan ook Douwe Bob en zijn vader lijken te dromen?’

‘Wij doen wat niemand durft,’ concluderen zij eensgezind aan het eind van de documentaire. ‘Kunstenaars en criminelen. Wij flirten met de onderwereld. En de onderwereld flirt altijd met de kunst.’ Ze zijn buitenmaatschappelijk, volgens Posthuma Senior, duidelijk nog steeds een kind van de sixties. Koorddansers. Romantici. Ze fucken ongegeneerd met ons. En – niet te vergeten – met zichzelf.’

Door al die dronkenmanspraat heb ik me, als echte moralist, toch wat in de luren laten leggen, denk ik nu. Want Douwe Bob zei wel degelijk ook heel andere dingen in dat muzikale portret uit 2013. ‘Ik wil gewoon niet zoals mijn vader eindigen’, bijvoorbeeld. En dat hij, net als zijn pa, geneigd was om over zijn eigen grenzen en die van anderen heen te gaan. ‘Ik wil dat helemaal niet, maar ik ben wel zo.’

Whatever Forever: Douwe Bob is hier te zien.

Ed Sheeran: The Sum Of It All

Disney+

Waarom Ed Sheeran en zijn echtgenote Cherry zoveel van zichzelf en hun privéleven laten zien voor de camera? Daarvoor hebben ze volgens eigen zeggen een goede reden, die tegen het einde van de eerste aflevering van de vierdelige serie Ed Sheeran: The Sum Of It All (129 min.) wordt onthuld. ‘Anders zou ik hiermee nooit akkoord zijn gegaan’, benadrukt Cherry nog maar eens. Die reden zou inderdaad een goede motivatie kunnen zijn om alles te vast te leggen, maar of ‘t dan ook meteen logisch is om dit met de hele wereld te delen? En zouden Ed en Cherry zónder de camera ook zijn gaan actionpainten, de activiteit die het verhaal achter deze reden lijkt los te wrikken?

Waar Sheeran ook gaat, er is een camera, zo lijkt het. En dat resulteert in allerlei leuke scènes. Als de Britse singer-songwriter tijdens de Oktoberfesten in Frankfurt bijvoorbeeld spontaan aanbiedt om zelf, met een ondeugende glimlach en natuurlijk in Lederhosen, ook een liedje te spelen. Als de gearriveerde ster ouderwets op straat gaat spelen in Ipswich en naderhand een willekeurig tienjarig jongetje uit het publiek zijn gitaar en versterker in de handen drukt (zodat hij, net als de Ed van elf ooit, zichzelf kan leren spelen). En als hij, toch nog dat rossige joch, met zijn jeugdheld Eminem mag optreden tijdens de introductie van de rapper in de Rock & Roll Hall Of Fame.

Regisseur David Soutar toont verder allerlei geinige filmpjes uit Sheerans (muzikale) verleden en puike concertimpressies, geeft Ed en Cherry vrijelijk het woord en is er natuurlijk ook bij als er nieuwe songs worden geschreven, opgenomen en uitgevoerd, waarvoor dan ook nog videoclips moeten worden geschoten. Intussen sluipt er drama in het leven van de populaire zanger, dat zo lang op rolletjes leek te lopen. Begin 2022 overlijdt plotseling zijn vriend Jamal Edwards, de man die mede aan de basis stond van Sheerans doorbraak. En deze tragische gebeurtenis vindt natuurlijk ook weer z’n weg naar diens muziek, de nieuwe langspeler Subtract om precies te zijn.

Dat album wordt zowat tegelijkertijd uitgebracht met deze miniserie, die daardoor toch weer het karakter krijgt van een bijsluiter. Zodat Eds (potentiële) publiek zijn nieuwe muziek op waarde weet te schatten. Daarbij blijft het dan wel de vraag of hier een geretoucheerde versie van Sheerans werkelijkheid wordt gepresenteerd. Zou hij bijvoorbeeld echt alleen verdrietig zijn geweest om Edwards’ dood? Of misschien ook een héél klein beetje kwaad? Geen spoor daarvan in The Sum Of It All. Dat zou de emotionele boodschap van wat hij wil zeggen alleen maar vertroebelen. Zoals de afwikkeling van de kwestie die alle ‘openheid’ veroorzaakte zich ook wel laat voorspellen.

Het past allemaal in de manier waarop Ed Sheeran ‘leeft’ voor de kunst – en zich niet schaamt voor het vermarkten daarvan.

Jason Isbell: Running With Our Eyes Closed

HBO Max

Je imago beheersen is het tegenovergestelde van kunst maken, zegt Jason Isbell aan het begin van de documentaire Jason Isbell: Running With Our Eyes Closed (94 min.). Moet dat worden opgevat als een sneer naar al die artiesten die een opgepoetste promotool, vermomd als documentaire, de wereld insturen? En heeft hij regisseur Sam Jones dan wél de vrije hand gegeven bij dit portret van hem, de Amerikaanse singer-songwriter die toevallig binnenkort ook een nieuwe plaat aflevert?

Dat album heet overigens Weathervanes, maar daarover gaat deze docu dan weer niet. Die behelst de opnames voor Isbells vorige plaat Reunions uit 2020. Als je ’t nog begrijpt. ‘Mijn liedjes gaan over dingen die onder de oppervlakte van m’n geest zitten’, zegt de songschrijver, bedachtzaam formulerend, over het werk dat voor hem is te vergelijken met het bijhouden van een dagboek. ‘Voor mij is het belangrijk om er een rock & roll-album over te maken, omdat je je publiek niet het idee wilt geven dat ze met een zelfhulpboek staan mee te zingen.’

Daarbij weet hij echtgenote Amanda Shires (zang/viool) aan zijn zijde. Hij had net een wilde periode achter de rug, met de band Drive-By Truckers, toen ze iets kregen met elkaar. Sterker: Shires liet manlief eerst een SOA-test doen voordat ze besloot om met hem in zee te gaan. ‘Die heeft een jaar aan de koelkast gehangen’, vertelt zij erbij. Inmiddels zijn de twee al een hele tijd samen. ‘Ze geeft me het gevoel dat ik geen outcast ben’, zegt hij. ‘Een deel van mij had altijd het gevoel dat ik hier niet thuishoor. Als zij me het gevoel geeft dat ik er wél bij hoor, kan ik me overal thuis voelen.’

De opnames voor zijn plaat Reunions – want deze docu bestaat dus, vreemd genoeg, vooral uit materiaal uit de (pré-)Coronaperiode – zorgen desondanks voor een serieuze huwelijkscrisis. Amanda Shires begint zelfs serieus te denken aan relatietherapie. Want Jason loopt permanent gestrest rond. En dat doet weer denken aan de tijd dat zijn eigen ouders uit elkaar gingen. Hij werd daar een ‘angry young man’ van. Tijdens zijn jaren bij Drive-By Truckers, waarop zijn voormalige maatje Patterson Hood in dit portret met gemengde gevoelens terugkijkt, zoop hij zich zowat naar de kloten.

Daarna heeft Jason Isbell zichzelf, met de hulp van zijn vrouw, weer opgeraapt. Voor Jones’ camera lijkt die relatie nu echter op knappen te staan. Waarbij hun liefde de muzikale samenwerking belemmert – en die weer lijdt onder hun privébesognes. Cru gesteld: zulke persoonlijke malheur, zeker als die van zo dichtbij is vastgelegd, kan een goede voedingsbodem zijn voor waardevolle kunst. Of het nu gaat om een documentaire (inderdaad: méér dan zomaar een promofilm) of om doorleefde Americana-muziek (het album Reunions, dat binnenkort dus een opvolger krijgt: Weathervanes).

Lewis Capaldi: How I’m Feeling Now

Netflix

Hij heeft vrienden die grafdelver, dakdekker of recruiter zijn geworden. Twee anderen spelen in zijn band. Want Lewis Capaldi, een guitig joch uit het Schotse dorp Whitburn, is uitgegroeid tot een wereldberoemde zanger. Van zijn debuutalbum Divinely Uninspired To A Hellish Extent (2019), met de hit Someone You Loved, zijn inmiddels meer dan tien miljoen exemplaren verkocht.

Nu moet er een opvolger worden geproduceerd. De altijd moeilijke – cliché-waarschuwing! – tweede plaat. Die moet aantonen dat Lewis géén eendagsvlieg is. Dat hij onder druk kan presteren. Dat hij op commando hits, hits, hits! kan produceren. En filmmaker Joe Pearlman mag dit vanaf de eerste rij aanschouwen voor de documentaire Lewis Capaldi: How I’m Feeling Now (97 min.).

Vanaf het begin zit de druk er goed op bij de Schotse singer-songwriter. Voortdurend wordt er vanuit zijn professionele entourage benadrukt hoeveel albums en singles hij heeft verkocht, welke plaats die bereikten in de hitlijsten en hoe vaak hij in totaal is gestreamd. Als Capaldi al geen last had van het ‘imposter syndrome’ en schrijverspaniek, dan zou hem dat al snel worden aangepraat.

Op een gegeven moment heeft hij, samen met allerlei ingevlogen songschrijvers, toch maar liefst 54 kant en klare liedjes afgeleverd. Als hij in de opnamestudio een voorbeeld laat horen, is de eerste vraag die bij zijn manager Ryan Walter opkomt: ‘Wat vinden we? Is het zo een hitsingle?’ Toetsenist en ‘musical director’ Aiden Halliday reageert met een gepijnigde glimlach: ‘Wat een vraag, Ryan.’

‘Maar dat zijn de vragen die we moeten beantwoorden’, riposteert Walter. ‘Het heeft niet dezelfde aantrekkingskracht als Someone You Loved’, moet Halliday bekennen. Dit gesprek wordt gevoerd in aanwezigheid van de verantwoordelijke artiest, die zelf ook kritisch is. ‘Mensen houden van dingen die hetzelfde klinken’, stelt Capaldi’s manager nog. ‘Willen ze hetzelfde, maar beter, of hetzelfde?’

Het is een pijnlijke scène: de jongen die ooit onbekommerd zijn hart uitstortte op zang en gitaar dreigt vermalen te worden door de machinerie die rond hem is ontstaan. Scoren moet hij! En dat gevoel wordt alleen maar sterker naarmate de albumrelease dichterbij komt en Capaldi om de tafel moet met allerlei types uit de popbusiness. Dan spelen zijn paniekaanvallen en tics steeds nadrukkelijker op.

Dit portret maakt dat ongemak invoelbaar, maar heeft tegelijkertijd zelf ook iets ongemakkelijks. Want dat persoonlijke verhaal, en de daaraan verbonden diagnose Gilles de la Tourette, wordt nadrukkelijk ingezet om de doorstart van Lewis Capaldi’s carrière kracht bij te zetten en zijn tweede album Broken By Desire To Be Heavenly Sent, dat er op 19 mei dus gewoon gaat komen, aan te keilen. 

Deze documentaire wordt daarmee toch weer eerst en vooral een promoproduct, waarbij het kwetsbare persoonlijke relaas van de artiest slim wordt uitgevent om een ‘verhaal’, en daarmee aandacht, te creëren rond zijn muziek.

Dark Days

Dogwoof

In de ‘freedom tunnel’ voelen ze zich veilig. Verschoond van de misprijzende blikken van gewone New Yorkers, veilig voor de politie en dieven bovendien. Want die komen echt niet naar beneden. Dat durven ze niet. Of ze vinden het er gewoon smerig. In het tunnelsysteem onder de Amtrak-treinlijn, tussen Penn Station en Harlem, is een soort wijk voor verschoppelingen ontstaan. Volgens Tommy, die op zijn zestiende van huis wegliep, zijn ze echter niet dakloos. Ze hebben immers een thuis.

Voor het aangrijpende groepsportret Dark Days (82 min.) uit 2000 trok de jonge Brit Marc Singer, in de VS aan het werk als fotomodel, halverwege de jaren negentig zo’n tweeënhalf jaar bij hen in. Dit is hun verhaal, samen verteld. Over hoe ze hun geld verdienen, hun liefde voor honden en de elektriciteit die ze stiekem aftappen bijvoorbeeld. En over traumatische ervaringen, psychische problemen en – de grote gelijkmaker – crack. Waaraan een aanzienlijk deel van de tunnelpopulatie verslaafd is.

Ralph, die zelf alleen nog joints rookt, vindt bijvoorbeeld dat Dee maar eens moet stoppen. Zij wil dat echter pas doen als hij geen druk meer op haar legt. En zo belandt het kibbelende duo in een patstelling, waarbinnen ze zich allebei wel senang lijken te voelen. Voor Singers camera, speciaal voor de opnames aangeschaft, leggen ze los van elkaar hun ziel bloot. Hun leven in de tunnel, waarbij ze zich de ratten van het lijf moeten zien te houden, lijkt de logische slotsom van een turbulent leven.

Via de verschillende tunnelbewoners en hun bezigheden dringt deze documentaire in duister zwart-wit diep door in een parallelle wereld, waarbinnen mensen die over de rand van de westerse winner-takes-all wereld zijn gevallen zich, soms al tientallen jaren, staande weten te houden en samen een gemeenschap vormen. Totdat Amtrak hen laat weten dat ze nu toch eindelijk eens weg moeten en de sloophamer eraan te pas dreigt te komen om hun provisorische thuis aan gruzelementen te slaan.

Dark Days – voorzien van een iconische soundtrack door DJ Shadow, met bestaand en speciaal voor deze documentaire geschreven werk – werd overladen met prijzen, maar zou desondanks Marc Singers enige film blijven. Na de opnames ging hij, volgens dit interview, enkele jaren reizen en duiken. Een latere film wilde maar niet lukken en werd door hemzelf vernietigd. Intussen bleef hij contact houden met sommige van zijn oud-tunnelgenoten, die hij had leren kennen als gewone mensen zoals jij en ik.

Joni Mitchell – Lady Blue

Getty Images / NTR

Ze heeft dan misschien een klassiek lied gewijd aan Woodstock, maar zelf ontbreekt ze in de zomer van 1969 op het ultieme hippiefestival. Haar nieuwe manager David Geffen heeft de Canadese singer-songwriter Joni Mitchell ervan overtuigd dat ze moet kiezen voor een optreden in The Dick Cavett Show, een toentertijd toonaangevend televisieprogramma. Terwijl Jimi Hendrix, Janis Joplin en haar vrienden van Crosby, Stills, Nash & Young dus ten overstaan van zo’n 400.000 festivalgangers popgeschiedenis schrijven, is Mitchell voor het eerst in heel Amerika op televisie te zien.

Het zal haar definitieve doorbraak betekenen, op een moment dat de jaren zestig tot een climax komen. In de wat brave tv-docu Joni Mitchell – Lady Blue (53 min.) schetsen Julia en Clara Kuperberg vervolgens hoe dat gelukzalige hippiegevoel rigoureus de nek wordt omgedraaid door de moordlustige Manson Family en het volledig uit de hand gelopen Altamont-festival van The Rolling Stones, waarbij een concertganger de dood vindt. Terwijl het algehele gevoel van hoop vervliegt, haalt Joni Mitchell echter het beste uit zichzelf met heel persoonlijke en eigenzinnige muziek.

Met concertbeelden en ander archiefmateriaal, oude interviews met Mitchell zelf en (muzikale) partners zoals David Crosby en Graham Nash en een erg aanwezige verteller lopen de Kuperbergs netjes de lange carrière door van hun hoofdpersoon, die haar tijd tegenwoordig vooral besteedt aan familie en schilderen en onlangs voor het eerst in twintig jaar (!) optrad. In Joni Mitchell: Lady Blue krijgen haar kenmerkende folky stem, akoestische gitaar en maatschappijkritische songteksten de aandacht, die een toonaangevende (vrouwelijke) boomer nu eenmaal toekomt.

Een trailer van Joni Mitchell – Lady Blue is hier te bekijken.

Searching For Sugar Man

Over profeten die in eigen land niet worden geëerd gesproken: de Amerikaanse zanger Rodriguez zou met zijn elpees Cold Fact (1970) en Coming From Reality (1971) nooit verder reiken dan een heel klein groepje ingewijden, dat hem binnenhaalde als een soort nieuwe Dylan. Het grote publiek bleef altijd buiten handbereik. Tenminste, totdat hij enkele jaren later werd ontdekt aan de andere kant van de wereld…

Halverwege de jaren zeventig groeide zijn muziek stilletjes uit tot de soundtrack van een nieuwe generatie (witte) Zuid-Afrikanen die zich afzette tegen het Apartheidsregime. De singer-songwriter uit Detroit lag toen zelf al lang en breed onder de groene zoden, zo wil het verhaal. Rodriguez, die tijdens concerten altijd met zijn rug naar het publiek stond, zou zichzelf in brand hebben gestoken op het podium. Tragisch verhaal.

De Zuid-Afrikaanse muziekjournalist Craig Bartholomew-Strydom heeft dan weer gehoord dat de mysterieuze zanger zich met een kogel van het leven heeft beroofd. Hij besluit om op zoek te gaan naar wie deze Sixto of Jesus Rodriguez was en waarom het zo met hem is afgelopen. Zijn queeste start vanuit een aloud journalistiek principe: follow the money. En dan wordt al snel duidelijk dat (de erven) Rodriguez nooit een cent hebben gezien van zijn Zuid-Afrikaanse succes.

Searching For Sugar Man (86 min.), een film van Malik Bendjelloul uit 2012 die de Oscar voor beste documentaire won, serveert Rodriguez’s levensverhaal uit als een onvervalste detective. Via allerlei mensen uit zijn directe omgeving, waaronder zijn drie volwassen dochters, komt de docu steeds dichter bij de illustere zanger. Waarna het verhaal, zoals het een muzikale thriller betaamt, een onverwachte wending neemt en vervolgens toewerkt naar een bijzonder bevredigende apotheose.

Noem het ‘stranger than fiction’, ‘too good to be true’ of ‘de waarheid een handje helpen’, feit is dat deze Hollywood-docu uiteindelijk wonderwel werkt. De mythologie van een verdwenen popheld die in een ander leven alsnog succes krijgt, spreekt nu eenmaal tot de verbeelding en wordt bovendien, gebruikmakend van ’s mans mysterie en zijn krachtige songs (waarvoor Bedjelloul een soort videoclips heeft gemaakt), bijzonder effectief uitgewerkt.

Totdat alle geheimen zijn ontrafeld en Rodriguez er weer een schare fans bijheeft.

De Nederlandse documentairemaakster Willemiek Kluijfhout had ooit ook vergevorderde plannen om een film over Sixto Rodriguez te maken, vertelt ze in deze podcast.

Snelle: Zonder Jas Naar Buiten

Netflix

Nee, het is niet zo dat hij altijd al voorbestemd was om volle zalen te trekken: Lars Bos uit het Gelderse dorp Gorssel. Een hele gewone jongen, met een schisis bovendien. En als het grote succes dan tóch komt, onder zijn nom de plume Snelle, en de gelegenheid zich aandient om dat in heel het land hoogstpersoonlijk in ontvangst te komen nemen, slaat het Coronavirus toe en wordt de ‘singer-songrapper’ gedwongen om pas op de plaats te maken, in een speciaal voor het werk op de kop getikte flat te Diemen en op een jurystoel van het televisieprogramma The Voice Kids.

Intussen moeten ook zijn Gelderse vrienden, die zijn opmars in de afgelopen jaren hebben ondersteund en begeleid, elders hun heil zoeken. Het is een klassieke catch-22: de artiest die door zijn succes letterlijk wordt losgezongen van zijn achtergrond en natuurlijke omgeving. Snelle worstelt ermee. Net als met de roem die hem ten deel is gevallen en de druk die er daardoor op hem wordt uitgeoefend. Zie daar het, op zichzelf weinig opzienbarende, centrale drama van de documentaire Snelle: Zonder Jas Naar Buiten (89 min.), die enkele weken geleden is ‘aangekondigd’ met het nieuws dat de hoofdpersoon vanwege oververmoeidheid een pauze inlast.

De documentaire van Anne de Clercq wordt alleen nooit meer dan een tamelijk vlakke biografie, opgehangen aan een actueel haakje. Een prima platform ook om zijn nieuwe single, die toevallig dezelfde titel draagt, te lanceren. In de film komt natuurlijk Snelle’s complete entourage aan het woord: moeder Saskia, vader Jan, opa Willem, vriendin Sterre, collega Maan, platenbaas Jebroer en de kameraden die hem ter zijde staan als manager, muzikale partner of tourmanager. Zoals deze film vanzelfsprekend ook privèfilmpjes, videoclips en achter de schermen-werk van het gesleutel aan nieuwe hits bevat. En, ja, de hoofdpersoon komt sympathiek over, heeft ook best wat te melden en laat zo nu en dan zeker iets over zichzelf los.

Doordat De Clercq het complete Snelle-verhaal wil vertellen, komt de kijker echter ‘weinig over veel’ te weten. Terwijl ‘veel over weinig’ wellicht interessanter was geweest. Misschien zit ‘t ook in de hoofdpersoon zelf en is Snelle misschien toch nét iets te veel Lars Bos om interessant documentaire-materiaal te zijn. Om het te vertalen naar zijn muziek: hij lijkt uiteindelijk meer op Acda & De Munnik, niet voor niets zijn grote inspiratiebron, dan op pak ‘m beet Boef, die hem ooit na een sessie op het hiphopplatform 101Barz op weg hielp. Dat wordt ook duidelijk zichtbaar in de ontknoping van dit portret. Waar zijn controversiële concullega in de docuserie Gewoon Boef moederziel alleen eindigt in een protserige villa, gaat Snelle, als de verstandige jongen die hij nu eenmaal is, toch weer huiswaarts.

Operation Varsity Blues: The College Admissions Scandal

Netflix

Prima deal. In ruil voor een aardige donatie krijgt je nageslacht toegang tot een droomschool. Wat is nu een miljoen dollar – of een ietsiepietsie meer – als de toekomst van je kind ervan afhangt? Via een kleine omweg koop je bijvoorbeeld een sportbeurs. Ook al heeft je ‘allesie’ nog nooit een football vastgehouden, een waterpolocap gedragen of op een zeilboot gevaren. En dan staan de deuren van Yale, Harvard of Princeton plotsklaps wagenwijd open en is het kostje van Junior gekocht.

Schoolkeuzecoach Rick Singer was daarvoor jarenlang een perfecte postiljon d’amour. Als geen ander wist hij welk (sport)onderwijsprogramma van een Ivy League-school nog wel wat financiële ondersteuning kon gebruiken. Via hem konden gefortuneerde ouders zo ‘prestige’ inkopen voor hun kroost. Volgens John Reider, voormalig lid van de toelatingscommissie van Stanford University, betekent dat woord in het Frans niet voor niets bedrog. ‘Dat is wat prestige is op de universiteit: het is denkbeeldig, een illusie. En toch geloven mensen erin.’

Regisseur Chris Smith, die in Fyre: The Greatest Party That Never Happened al de gebakken lucht van een gigantisch festivalfiasco blootlegde, ontleedt in Operation Varsity Blues: The College Admissions Scandal (100 min.) hoe Singer zijn schoolzwendel opzette. Dat wordt nooit zo buitenissig of grappig als in Fyre, maar zeker zo pijnlijk. Smith heeft de beschikking over opnamen die de FBI maakte van Singers (telefoon)gesprekken met bereidwillige ouders en schoolmedewerkers. Die heeft hij letterlijk, soms in gecondenseerde vorm, laten naspelen door acteurs, met Matthew Modine in de rol van aalgladde schooladviseur.

Hij, de slinkse ‘coach’, wordt in dit gesmeerde docudrama gepresenteerd als het oliemannetje van een volledig geperverteerd systeem, waarbinnen gefortuneerde ouders, zoals bijvoorbeeld de actrices Felicity Huffman en Lori Loughlin, er geen been in zien om hun kind op onoorbare wijze vooruit te helpen en universiteiten rustig dubieuze donaties incasseren en vervolgens een oogje dichtknijpen als leerlingen onder valse voorwendselen de school worden binnengesmokkeld. Het is al met al een treurige bedoening, de totale verwording van een door en door competitieve maatschappij. 

Die kent natuurlijk ook zijn slachtoffers: behalve alle kinderen die onder de prestatiedruk dreigen te bezwijken gaat het dan ook om bollebozen die door de fraude níet worden toegelaten. ‘Het is gewoon klote om je zo te voelen’, zegt een meisje, dat net heeft gehoord dat ze niet welkom is op de school van haar voorkeur. ‘Maar ik weet zeker dat de iedereen die wel is aangenomen het verdient.’ Daarop introduceert Chris Smith met bijna sardonisch genoegen Olivia Jade, een YouTube-sterretje met miljoenen volgers dat zomaar een plek kreeg toegespeeld in het roeiteam van de prestigieuze University of Southern California. Ze zou nooit aan een training of wedstrijd deelnemen.

In een wereld waarin alleen winnen, of de schijn daarvan, lijkt te tellen kan dat zomaar gebeuren. Uiteindelijk is het wel de vraag of het werkelijk in het belang is van de betrokken kinderen, die vaak overigens niet of nauwelijks op de hoogte waren van de schimmige praktijken van hun ouders, dat ze terechtkomen op een school waar ze eigenlijk niet op hun plek zijn. En wanneer het omkoopschandaal in 2019 plotseling in de openbaarheid komt, nadat de centrale figuur daarvan rücksichtslos dubbelspel is gaan spelen, worden zij bovendien publiekelijk gebrandmerkt als jongeren die het niet op eigen kracht kunnen. Over een slechte deal gesproken.

Night Will Fall

Zelfs de cameralens, die doorgaans van het gruwelijkste tafereel simpelweg een shot met personages, kleurstelling en een kader maakt, kon ditmaal geen bescherming bieden. De cameramannen die de geallieerde troepen vergezelden toen deze in 1945 de Duitse concentratiekampen ontdekten, zouden hun eigen beelden nooit meer kwijt kunnen spelen. Die stonden voor altijd op hun netvlies gebrand.

Dat had ook te maken met de specifieke opdracht die ze van hun meerderen hadden gekregen: verzamel concreet bewijsmateriaal. Leg de ellende van dichtbij en zo plastisch mogelijk vast, zodat niemand ooit kan ontkennen dat dit ooit is gebeurd (en wie ervan op de hoogte waren). Waar de dodelijkste details in oorlogsverslagen vaak on(der)belicht blijven, werd er nu juist op ingezoomd. Met alle gevolgen van dien. Het resultaat is 75 jaar later, zelfs met oorlogsmoeie ogen, nog altijd niet om aan te zien.

De Britse filmmaker Sidney Bernstein probeerde het schokkende beeldmateriaal direct na afloop van de Tweede Wereldoorlog te verwerken in de documentaire German Concentration Camps, waaraan ook topregisseur Alfred Hitchcock zijn medewerking verleende. De film, nooit helemaal afgerond, zou echter achter slot en grendel verdwijnen. Als huiveringwekkend bewijsstuk van waartoe de mens in staat is, dat alleen even niet te pas kwam in een wereld die zich alweer opmaakte voor een volgende oorlog, een koude ditmaal.

In de bijzonder indringende reconstructie Night Will Fall (73 min.) uit 2014 ontleedt regisseur André Singer met direct betrokkenen de totstandkoming van deze documentaire die in eerste instantie, tot de geruchtmakende Neurenberg-processen, vrijwel niemand te zien zou krijgen. Hij laat de ontluisterende beelden daarnaast voor zichzelf spreken en komt zo akelig dicht bij de ervaring van de gewone soldaten die destijds nietsvermoedend, en met draaiende camera, de hel van Bergen-Belsen of Auschwitz betraden en daar werden geconfronteerd met het werk van een duivelse machine die in een mum van tijd menselijk afval had gemaakt van gewone stervelingen.

Wat zij toen tot in de goorste details vastlegden, heeft vele oorlogen later nog niets aan kracht ingeboet en laat zich ook op een 21e eeuws beeldscherm slechts met afgewend hoofd, dichtgeknepen neus en het nodige doorzettingsvermogen aanschouwen. Al is het zonder enige twijfel belangrijk om dat bij tijd en wijle tóch te doen.

Dont Look Back

De jonge honden die in de jaren zestig stormenderhand de documentairewereld overnamen met hun mobiele camera- en geluidsapparatuur en het bijbehorende nieuwe docugenre, direct cinema, injecteerden ook hun eigen onderwerpen in die films. Popmuziek en documentaire gingen vanaf de swingin’ sixties een natuurlijk huwelijk aan, dat nog steeds standhoudt. Al piept en kraakt de verbintenis, die door de professionalisering van de popbusiness ook veel zouteloze promotiefilms heeft opgeleverd, zo nu en dan flink.

Dont Look Back (96 min.), een film uit 1967 waarin Bob Dylan in korrelig zwartwit wordt geobserveerd, geldt als het archetype van de tourfilm, een subgenre van de muziekdocu. In de navolgende halve eeuw zijn er talloze portretten gemaakt van artiesten of bands die floreerden, of juist verdwaald raakten, in de eindeloze, zichzelf repeterende rondgang langs concertzalen, kleedkamers, journalisten, superfans, groupies en afterparty’s. Met Meeting People Is Easy (1998), Grant Gees desolate verbeelding van een volledig verweesd ‘Radiohead on tour’, als absoluut hoogtepunt.

D.A. Pennebaker, één van de absolute direct cinema-pioniers, schetst in zijn volgportret van de jonge Dylan die Londen verovert, een minder dramatisch beeld: van een muzikant die de roem en aandacht ogenschijnlijk redelijk gemakkelijk van zich laat afglijden en oog houdt voor waar het hem om gaat. Tussen de optredens en interviews door wordt er bijvoorbeeld druk gemusiceerd in zijn hotelkamer. Terwijl Joan Baez een lied zingt, zoekt Dylan op een typemachine naar de bijbehorende woorden. Even later neemt hij zelf ook zijn instrument ter hand. Gezamenlijk prikken ze zo even een gaatje in de enorme zeepbel die rondom hem wordt opgeblazen.

In dat verband is een scène met Dylans manager Albert Grossman, een gesoigneerd heerschap dat eerder al hotelmedewerkers die het waagden om te klagen over lawaai vanuit Dylans hotelkamer op onbeschofte wijze heeft afgeblaft, eveneens verduiveld interessant. Samen met een Britse concertpromotor probeert hij op gehaaide wijze de BBC te verleiden om de gage voor enkele concerten van ‘zijn’ artiest te verhogen. Dat levert een fraai inkijkje op in het dagelijkse loven en bieden rond een gewild popproduct, dat je tegenwoordig nog maar zelden krijgt voorgeschoteld.

Ook verhelderend en ontluisterend tegelijk: de ontmoetingen van Dylan met een keur aan concertorganisatoren, would be-muzikanten en popjournalisten, die opzichtig hengelen naar zijn aandacht en goedkeuring en zo nu en dan ‘s mans toorn of afkeer over zich afroepen. Als een keizer tegen wil en dank wikt en beschikt de singer-songwriter, die een halve eeuw later de Nobelprijs voor de Literatuur zal ontvangen, met een enkele blik, besmuikte lach of messcherpe opmerking over zijn hovelingen.

Pennebakers zoekende camera, zowel naar de ideale verhaallijn als het juiste kader en de focus, schetst ondertussen een onopgesmukt en voor die tijd ongekend portret van een fenomeen dat tegenwoordig heel vertrouwd voelt: de muzikant als beroemdheid, opiniemaker en machtsfactor.

De openingsscène van Dont Look Back, het iconische beeld van Dylan die tekstkaarten laat zien tijdens Subterranean Homesick Blues, zou overigens de geschiedenisboeken ingaan als zo’n beetje de allereerste videoclip.

The Trial Of Ratko Mladic

De filmbeelden tonen een niet te bevatten waarheid. ‘Nermin, kom hier. Ik ben hier!’, schreeuwt Ramo Osmanovic met zijn handen rond z’n mond naar zijn zoon, die zich buiten beeld in de bossen heeft verstopt. ‘Het is hier veilig. Bij de Serviërs. Kom allemaal hierheen.’ Als ze zich overgeven, zo is Ramo verzekerd, zullen de Serviërs hen sparen. Zijn weduwe kan het afschrikwekkende tafereel bijna twintig jaar later nog altijd nauwelijks aanzien.

Saliha Osmanovic is door het Internationaal Strafhof in Den Haag opgeroepen als getuige. Ze legt een verklaring af tegen de voormalige Servische legerleider Ratko Mladic, die het Bosnische dorp Srebrenica in 1995 zou hebben laten zuiveren van moslims en duizenden moslimmannen en –jongens de dood zou hebben ingejaagd. Waaronder Saliha’s echtgenoot Ramo en hun twee zoons, die hij ongewild met zich mee heeft genomen in het (massa)graf.

In de indringende documentaire The Trial Of Ratko Mladic (113 min.) wordt het proces gevolgd tegen de man die door veel van zijn landgenoten nog steeds wordt beschouwd als een patriottische held, terwijl de rest van de wereld een oorlogsmisdadiger in hem ziet. De filmmakers Henry Singer en Rob Miller hebben vijf jaar gefilmd bij het Joegoslavië-Tribunaal en kregen daarbij toegang tot zowel de aanklagers en slachtoffers van de verdachte als zijn verdediging en familie.

Mladic zelf zwijgt in alle toonaarden, in de rechtszaal en in deze film. Zijn gedrag in archiefmateriaal van de oorlog spreekt echter boekdelen. Hoe hij zijn opponenten intimideert of als een onvervalste oorlogshitser haattaal uitslaat (‘Eindelijk is de tijd gekomen om wraak te nemen op de moslims in deze regio’). Maar ook: hoe hij de leiding neemt bij het regelen van vervoer voor een groep mensen, weg van het strijdgewoel. ‘Wees niet bang en blijf kalm. Laat de vrouwen en kinderen eerst gaan.’

Tenminste, dat laatste beeld willen zijn advocaten over het voetlicht brengen: een rechtschapen man die simpelweg voor zijn land en volk opkomt. Mladic’ belangenbehartigers ontkennen niet dat daarbij doden zijn gevallen, maar stellen dat de generaal zelf daarvoor niet verantwoordelijk was. De aanklagers zetten daar een uitputtende hoeveelheid bewijsmateriaal en schokkende persoonlijke getuigenissen van nabestaanden tegenover.

De gruwelen van de oorlog worden tastbaar in een hartverscheurende scène met een vrouw uit één van de moslimdorpen die tijdens de Joegoslavische burgeroorlog volledig zijn weggevaagd. Na ruim twintig jaar moet Elvira Karagic haar vader identificeren. Zijn lichaam is aangetroffen in een massagraf bij Tomasica, dat tijdens de rechtszaak is ontdekt. Elvira heeft in totaal 32 familieleden verloren, vertelt ze. En nu ziet ze, bij het stoffelijk overschot van haar vader, eindelijk de kogelgaten in diens kleding.

The Trial Against Ratko Mladic verbindt ontwikkelingen tijdens de rechtszaak zo op een logische manier met de onderliggende gebeurtenissen en maakt bovendien een zeer afgewogen indruk. Het is een film die de oorlog in zijn historische context plaatst, geen gemakkelijke tweedeling maakt tussen daders en slachtoffers en toch laat zien dat de waarheid, hoe betwist of ongemakkelijk ook, uiteindelijk altijd moet prevaleren.