Paid In Full: The Battle For Black Music

BBC

Tekenen bij het kruisje. Daar kwam het in de afgelopen honderd jaar vaak op neer voor Amerikaanse artiesten. Pas later bleek dan wat zo’n platencontract inhield – en dat het doorgaans niet de mensen die de muziek maakten waren die er rijk van werden. Dat gold dubbel zo hard voor zwarte performers, die soms op een wel heel geniepige manier werden uitgeknepen. Hun strijd om artistieke vrijheid en financiële onafhankelijkheid duurt, getuige Paid In Full: The Battle For Black Music (180 min.), nog altijd voort.

Toonaangevende artiesten zoals Bessie SmithBillie Holiday en Nina Simone kregen in de beginjaren van de muziekbusiness vaak nog een vast bedrag per opnamedag betaald. Als daar vervolgens een hit uitrolde, werd iedereen daar rijk van – de witte mannen voorop –behalve zij. En anders was er wel een louche manager, zoals bij Louis Armstrong, die z’n cliënt op slinkse wijze helemaal leeg trok. ‘What a wonderful world’, croont de jazzgigant met een kamerbrede glimlach tijdens een optreden, als de kwestie wordt aangesneden in deze boeiende driedelige serie van Guy Evans.

Exploitatie van zwarte artiesten is van alle tijden. We zijn zo blut als maar kan, meldt de succesvolle meidengroep TLC bijvoorbeeld na de uitreiking van de Grammy Awards in 1996. De manoeuvres om geld weg te sluizen blijken eindeloos. In de jaren vijftig worden bij de composities van rock & roll-held Chuck Berry bijvoorbeeld doodleuk ook andere rechthebbenden opgevoerd, die niets te maken hebben met het ontstaan van zijn songs. Voor de man zelf blijft er nog maar een klein deel van de opbrengsten over, waarvan de gemaakte, vaak flink opgevoerde kosten dan nog worden afgetrokken.

Andere truc: maak een beschaafde witte versie van een zwarte hit, zoals Pat Boones brave versie van de Little Richard-hit Tutti Frutti, en zet die vervolgens wél goed in de markt. Dan stroomt het geld – het is in feite steeds hetzelfde liedje – weer op de juiste plek binnen. Er zijn uitzonderingen: soulzanger Sam Cooke probeert in de sixties met een eigen platenlabel financiële autonomie te verwerven. Hij krijgt navolging via de zwarte labels MotownStax en Def Jam, die echter stuk voor stuk zullen worden uitgebuit, weggeconcurreerd of overgenomen door witte mannen met diepere zakken.

Artiesten zoals Smokey RobinsonGloria GaynorNile RodgersChaka KhanIce-T en een keur aan kenners van de muziekindustrie vertellen in deze serie ‘graag’ over de misstanden waarmee ook zij zijn geconfronteerd. Paid In Full is overigens meer dan één grote klaagzang. Ook de initiatieven van eigengereide en ondernemende artiesten zoals PrinceJay-ZKendrick LamarrStormzy en Jessie Reyez, die een nieuw zelfbewustzijn hebben laten zien, komen aan de orde. Master P vat die attitude heel aardig samen. ‘Als een witte man me een miljoen dollars biedt, hoeveel zou ik dan werkelijk waard zijn?’

De meeste verhalen in deze fijne miniserie, bijeengehouden door verteller Zawe Ashton, zijn al wel eens verteld, maar hier worden ze vanuit een heldere invalshoek – wie wordt er rijk van? – verteld en in een bredere historische context geplaatst, zowel van de ontwikkeling van de muziekbusiness als de emancipatie van zwarte Amerikanen. En de vertelling is natuurlijk gelardeerd met fijne performances van baanbrekende artiesten zoals Ruth Brown, The Supremes, Sam & Dave, Public Enemy en Lil Nas X.

In de afgelopen jaren heeft zich met het streamen van muziek, laat de slotaflevering zien, overigens alweer een nieuwe manier aangediend om (zwarte) artiesten te exploiteren. Naar hoe de grote platenlabels Warner, Universal en Sony daarmee omgaan en terugkijken op het beladen verleden, blijft het overigens gissen. Want die wilden documentairemaker Evans niet te woord staan en houden ’t bij een schriftelijke verklaring.

Conversations With A Killer: The Son Of Sam Tapes

Netflix

Hoe zou de Amerikaanse documentairemaker Joe Berlinger zijn brein gezond houden? In de vorige seizoenen van Conversations With A Killerkroop hij al in het hoofd van de beruchte seriemoordenaars Ted BundyJohn Wayne Gacy en Jeffrey Dahmer – nadat Berlinger zich eerder jarenlang vastbeet in de West Memphis Three-kindermoorden, de beruchte Clutter-moorden uit In Cold Blood nog eens de revue liet passeren en zich verdiepte in allerlei Crime Scenes en Cold Cases. En nu duikt hij dus in de zwartgeblakerde ziel van één van de beruchtste killers aller tijden, David Berkowitz, in Conversations With A Killer: The Son Of Sam Tapes (172 min.).

Berkowitz spreekt tot Berlinger via journalist Jack Jones. Die heeft in 1980 een brief van de verknipte moordenaar ontvangen vanuit de Attica-gevangenis. Hij wil wel met Jones praten. In maart zitten zij voor het eerst tegenover elkaar. De opnames van hun gesprekken, die gedurende enkele maanden plaatsvinden, vormen nu het geraamte voor deze driedelige serie, die netjes de geruchtmakende ‘Son Of Sam’-moorden afloopt. Daarbij komen ook mensen aan het woord die zo’n beetje hun halve carrière danken aan David Berkowitz: politiemensen, journalisten en schrijvers, die tot aan hun laatste adem zullen worden bevraagd en blijven vertellen over de zaak van hun leven.

Crimekraker Joe Berlinger – wat zou hem als maker toch steeds weer richting moord en doodslag sturen? – heeft ook enkele overlevenden, ooggetuigen en nabestaanden van de .44-kaliber-moordaanslagen, die uiteindelijk resulteren in zes doden en acht gewonden, voor de camera gekregen. Samen schetsen zij de donkere jaren 1976 en 1977, waarin de New Yorkse politie eerst geen verband ziet tussen de verschillende aanslagen en daarna volledig in het duister tast over de mogelijke dader. Totdat Berkowitz een compleet gestoorde brief achterlaat op een plaats delict. ‘Sam drinkt graag bloed’, staat daarin te lezen. ‘Ga heen en moord, beveelt vader Sam.’

‘Ik schreef die brieven om de politie aan te sporen’, stelt het monster zelf, die in tamelijk opgelegde reconstructiesènes wordt geportretteerd als een op John Belushi gelijkende creep. ‘Om ze te motiveren en onder druk te zetten om meer te doen om me te pakken.’ Wat doet het met je mensbeeld, vraag je je onwillekeurig af, als je, zoals Joe Berlinger, vrijwel continu afdaalt in zulke verwrongen geesten, van mannen met een ongekende moordlust? Die werd bij Berkowitz, laat Berlinger in deze stevig doortimmerde miniserie zien, overigens aangewakkerd door vakbroeders zoals Jack The Ripper en The Zodiac Killer en geïnspireerd door de bioscoophit Taxi Driver.

‘Hij was een personage op zoek naar een auteur’, stelt Jack Jones. En die rol werd geclaimd door de befaamde columnist Jimmy Breslin, die in de zomer van 1977 brieven begon te ontvangen van de geheime moordenaar en die vervolgens in The New York Daily News publiekelijk met hem ging corresponderen. Ze werden er het gesprek van de dag mee. Geleidelijk begon het net rond de doortrapte killer zich echter te sluiten – al probeerde die nog het uiterste te halen uit de tijd die hem restte en was zijn aandachtshonger ook na z’n arrestatie zeker niet gestild. Een kleine halve eeuw later blijft de naam David Berkowitz tot de donkerste verbeelding spreken.

Dat blijft ook het wrange aan roestvrijstalen true crime-producties zoals Conversations With A Killer: niet alleen Joe Berlinger en onverbeterlijke misdaadfreaks zoals hij kunnen zich verdiepen in, blijven verbazen over en zelfs verlustigen aan het spoor van vernieling dat Berkowitz in de jaren zeventig trok door New York, ook de moordenaar zelf kan er waarschijnlijk nog altijd een macaber genoegen uit halen – hoezeer hij tegenwoordig ook zijn spijt betuigt over deze ‘zwarte bladzijde uit mijn leven’.

What They Found In Bergen-Belsen

EO

Ze zeiden er volgens de Britse sergeant Bill Lawrie geen woord over tegen elkaar toen ze eenmaal in hun bed lagen. De medewerkers van de Army Film and Photographic Unit waren die dag in het concentratiekamp Bergen-Belsen geconfronteerd met het ergste wat de mens kan aanrichten en overkomen.

‘Het waren geen mensen meer, maar wat er nog over was van mensen’, vertelde Lawrie later over die dag in april 1945 aan filmconservator Kay Gladstone, die medewerkers van de eenheid interviewde voor het Imperial War Museum in Londen. ‘Lege hulzen’, zoekt hij naar de juiste woorden. ‘Helemaal dood. Er was complete hopeloosheid. Wanhoop. Alsof het einde was gekomen en niemand daar nog iets aan kon doen. En ik denk dat niemand van ons zich realiseerde wat er met ons gebeurde.’

‘Er waren wachttorens in het kamp’, herinnert Lawries collega Mike Lewis, die zelf van Joodse afkomst was, zich de volgende dag. ‘Ik klom erin, om beelden te maken. Het was een andere planeet, een andere aarde, een hel. Hoewel ik al verschrikkelijke dingen had gezien tijdens de oorlog, kon ik me niet voorstellen dat mensen elkaar zo konden behandelen.’ Intussen zijn de beelden te zien die Lawrie, Lewis en hun collega’s destijds maakten van What They Found In Bergen-Belsen (37 min.).

Als cameramensen moesten ze emotionele afstand proberen te bewaren, vertellen ze als die oorlog allang tot de geschiedenis behoort. Anders was het werk ondraaglijk. En het hielp dat ze zich achter een zoeker konden verbergen. Om vast te leggen wat er zich daar, in dat hellehol van nazi-Duitsland, had voltrokken. Bewijsmateriaal. Zwart-witte 35mm-beelden, zonder geluid. Met commentaar erbij van hen, de makers. Over dat ze elke dag, na de opnames, moesten worden ontluisd bijvoorbeeld.

En dan verstommen ook Lewis en Lawrie en mogen de gruwelijke beelden van Bergen-Belsen even voor zichzelf spreken. In doodse stilte. Hun boodschap, door samensteller Sam Mendes vervat in een sober document zonder enige franje, is tachtig jaar later nog altijd met geen mogelijkheid te negeren.

The Trouble With Mr Doodle

Acme Films

Als het aan Sam Cox ligt, is de hele wereld niet meer dan een canvas voor zijn ‘doodles’, de lijntekeningen die de meeste mensen vooral maken om hun gedachten te verzetten. Als kind wilde de jonge Brit al obsessief tekenen, liefst vijftien uur per dag. Gedachteloos de stift ter hand nemen en dan letterlijk elk papier vullen waar je de hand op kunt leggen. Zo blijft de echte wereld ook op afstand. En dat is wel zo prettig, want Sam is nu niet direct een sociale jongen.

Hij ontwikkelt een alter ego: Mr Doodle, een slapstickachtige figuur met een doodlepak aan, die alles voltekent wat hij op zijn pad treft en die via foto’s en filmpjes op social media al snel een populair personage en een gewaardeerde kunstenaar wordt. Sams grote doom is een volledig wit geschilderd huis, dat hij vervolgens, van binnen en van buiten, he-le-maal kan voltekenen met zijn kenmerkende naïeve figuurtjes, voorwerpen en vormen. Tegen die tijd hebben zijn enthousiast ontvangen ‘droedels’ alleen al een behoorlijk ongezond trekje gekregen.

The Trouble With Mr Doodle (88 min.) is een aangrijpend portret van een jonge getalenteerde tekenaar die stilaan volledig doordraait. Totdat Sam Cox zichzelf dood verklaart en daadwerkelijk verder wil als Mr Doodle, een tragische figuur die z’n levensdagen slijt in het nachtmerrieachtige Doodleland. ‘Ik dacht dat ik bevriend was geraakt met Banksy en heel close was met Kanye West’, vertelt hij daarover. ‘Donald Trump vroeg me om te doodelen op de muur tussen de Verenigde Staten en Mexico. Wij gingen samen de hele wereld doodelen!’

Deze film van Jamie D’Cruz, Ed Perkins en Alex Nott maakt alvast een ferme start met die wereld en is volkomen volgedoodeld. Zodat het intimiderende karakter van dat tekenen in Sams leven bijna fysiek voelbaar wordt. De documentaire begon ooit bij het witte huis – wat een project om te documenteren! – maar ontwikkelde zich gaandeweg tot een portret van de wankele man daarachter. De doodles spatten daarin zowat van het scherm af en overweldigen elke plek waarin ze terecht zijn gekomen. Cox zit gevangen in zijn eigen kunst en het manisch vervaardigen daarvan.

The Trouble With Mr Doodle maakt zichtbaar hoe dun en fragiel de lijn kan worden tussen genie en gekte. Het kunstenaarschap wordt voor Sam Cox, zonder dat hij daar zelf vat op krijgt of ’t zelfs maar door heeft, een juk om onder te bezwijken. Sams mentale staat baart natuurlijk ook zijn ouders Andrea en Neill en Oekraïense vriendin Alena ernstige zorgen. Maar hoe red je iemand van zijn zelfverkozen levensmissie?

One To One: John & Yoko

Magnolia Pictures

Eind 1971 verhuizen John Lennon en Yoko Ono van Londen naar New York, waar ze anderhalf jaar lang in een klein appartement in Greenwich Valley wonen, kunstenaars en politieke activisten ontvangen en héél véél televisie kijken. Ze zijn zelf overigens ook vaak op de buis, getuige de documentaire One To One: John & Yoko (100 min.) van Kevin Macdonald en Sam Rice-Edwards, in één van de vele Amerikaanse nieuws-, entertainment- of praatprogramma’s.

Want dat kennen ze dan nog niet buiten de Verenigde Staten: de hele dag door televisie, een permanent venster op de wereld, gewoon in je eigen huiskamer. Waarop bijvoorbeeld is te zien hoe een lid van The Ray Conniff Singers in het Witte Huis de Amerikaanse president Richard Nixon de mantel uitveegt over de Vietnamoorlog, leden van de tegencultuur zoals Jerry Rubin ongegeneerd hun kans grijpen in talkshows en een opstand in de Attica-gevangenis met brute kracht wordt neergeslagen.

John en Yoko’s Greenwich-periode culmineert in One To One, het énige volledige optreden dat Lennon heeft gegeven ná het einde van The Beatles. Macdonald en Rice-Edwards matchen fragmenten van dit benefietconcert voor kinderen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, op 30 augustus 1972 in Madison Square Garden, met andere activiteiten van de Britse zanger/gitarist en de Japanse kunstenares, die elkaar hebben gevonden in zowel de liefde als een alomvattend activisme.

Deze archieffilm bevat ook talloze telefoongesprekken van het tweetal. Met vrienden, managers, journalisten en allerlei andere lieden die iets van hen willen. Lennons echtgenote moet zich bijvoorbeeld de vele Yoko-haters van het lijf houden, die haar het einde van Johns eerste huwelijk en van The Beatles verwijten, en probeert zelf, ook via de televisie overigens, de relatie met Kyoko, de dochter uit haar relatie met kunstpromotor Anthony Cox, te herstellen. Haar ex is spoorloos verdwenen met het meisje.

Terwijl de camera zwerft over een replica van het voormalige appartement van Lennon en Ono, komt via de beeldbuis de rest van de wereld binnen. Zowel het segregatie-boegbeeld George Wallace als zijn absolute tegenpool, de zwarte vrouw Shirley Chisholm, stellen zich bijvoorbeeld namens de Democratische Partij kandidaat voor de presidentsverkiezingen van 1972. Het Watergateschandaal rond de Republikeinse president Nixon komt op gang. En intussen zijn er tv-reclames in alle soorten en maten.

Via het iconische duo John en Yoko – en hun optredens, opgenomen belletjes en televisietoestel – brengen Macdonald en Rice-Edwards haarscherp een getroebleerde natie in beeld. Een land dat aan het begin van de jaren zeventig wordt verscheurd door Vietnam, raciale spanningen en maatschappelijke tegenstellingen. Waar Richard Nixon in 1972 een gigantische verkiezingsoverwinning kan boeken, om nog geen twee jaar later, als gevolg van Watergate, roemloos af te druipen als niets meer dan een ‘crook’.

John Lennon en Yoko Ono zijn dan al enige tijd weg uit Greenwich Valley en hebben elders in New York een appartement betrokken.

Surviving Black Hawk Down

Netflix

Bij de volvette openingssequentie van Surviving Black Hawk Down (156 min.) is de gedachte onvermijdelijk: dit wordt simpelweg een verdocumenteerde versie van de ronkende Ridley Scott-speelfilm Black Hawk Down (2001), het relaas van enkele Amerikaanse legereenheden die op zondag 3 oktober 1993 in serieuze problemen raken in de Somalische hoofdstad Mogadishu. ‘We’re the good guys’, zegt één van de hoofdpersonen van deze door Scotts bedrijf geproduceerde driedelige docuserie geheel in Hollywood-stijl. ‘We’re America. We wouldn’t be doing it if it wasn’t right.’ Right!

De Amerikanen en hun neergehaalde helikopters zijn in het door een burgeroorlog verscheurde Afrikaanse land om een vredesmissie van de VN te begeleiden en enkele luitenants van de rebellenleider, generaal Mohammed Farrah Aidid, in te rekenen. Een loffelijke missie, toch? Daar denken de Somaliërs in deze productie – cameraman Ahmed ‘Five’, enkele slachtoffers en omstanders, en twee gestaalde strijders – alleen heel anders over. Het feit dat zij ditmaal wél de gelegenheid krijgen om hun kant van het verhaal te doen is in elk geval prettig (en, eerlijk gezegd, ook bittere noodzaak) – al blijft het Amerikaanse perspectief te allen tijde dominant.

Dat wordt nog eens versterkt door de onheilszwangere dramascènes, geregisseerd door Sam Hobkinson, die de gebeurtenissen steeds weer vanuit de Amerikaanse soldaten belicht. En ook de manier waarop de maker van deze miniserie, Jack MacInnes, zijn geïnterviewden framet is veelzeggend. De Amerikanen zitten stuk voor stuk comfortabel in een vertrouwde omgeving recht voor de camera. Terwijl Yasin Dheere, een lid van de Aidid-militie, bijvoorbeeld van schuinonder en met erg veel schaduw in beeld wordt gebracht. De man oogt direct als een archetypische schurk. En dan zegt ie dingen zoals: ‘Als je aan een mans ballen komt, krijg je klappen van zijn handen en voeten.’

De bikkelharde confrontatie tussen de yanks en de Somaliërs zorgt voor huiveringwekkende taferelen in de straten van Mogadishu, waar de reputatie van het Amerikaanse leger een stevige deuk oploopt – ook al zijn er in werkelijkheid aan Amerikaanse zijde uiteindelijk ‘maar’ achttien doden en ruim tachtig gewonden te betreuren. Tegenover driehonderd tot vijfhonderd dode Somaliërs en nog eens zo’n duizend gewonden. Deze typisch Amerikaanse oorlogsdocu erkent dit op zich wel, maar bekrachtigt deze ‘false balance’ met z’n insteek en opzet toch gewoon.

Citizen Ashe

Magnolia

Nog nooit had een zwarte tennisser Wimbledon gewonnen. Zelfs Arthur Ashe (1943-1993) niet, de eerste Afro-Amerikaanse topspeler. In 1975, op 31-jarige leeftijd, kwam alsnog zijn kans. Tegen zijn grote rivaal, nota bene: Jimmy Connors. Een man die Ashe waarschijnlijk bedoelde toen hij zei. ‘Winnaars zijn de mensen die op een bepaalde dag tegenstander verslaan.’ Voor zichzelf had Arthur iets anders voor ogen: ‘Maar kampioenen laten hun sport beter achter dan ze die hebben aangetroffen.’

Daar zag ’t overigens lang niet naar uit, laten Rex Miller en Sam Pollard zien in Citizen Ashe (94 min.). Terwijl de basketballer Kareem Abdul-Jabbar de Olympische Spelen van 1968 in Mexico-stad boycotte, zijn sprintende landgenoten Tommie Smith en John Carlos daar hun Black Power Salute maakten en Muhammad Ali weigerde om naar Vietnam te gaan en zo zijn eigen carrière helemaal ontregelde, hield de enige zwarte tennisser in een verder volledig wit circuit zich ogenschijnlijk geheel afzijdig bij de strijd van de Afro-Amerikaanse gemeenschap om burgerrechten.

Arthur Ass, noemde Abdul-Jabbar hem. De zwarte activist Harry Edwards vond Ashe niet meer dan een ‘Oom Tom’. En de man zelf voelde zich een lafaard. Hij was bang om de familienaam in diskrediet te brengen en zo zijn vader, bij wie hij stevig onder de plak zat, te bruuskeren. Ashe had bovendien een toernooi te winnen: de US Open van 1968, waar hij ’t in de finale opnam tegen de Nederlander Tom Okker. Ashe kon daar overigens alleen spelen doordat zijn broer Johnnie besloot om nog een extra ‘tour of duty’ in Vietnam te doen. Zodat Arthur kon tennissen en studeren.

Arthur Ashe wist dat hij in een door en door witte sport van onbesproken gedrag moest zijn. Hij mocht toernooidirecteuren geen excuus geven om hem uit te sluiten. Dat idee had hij grondig geïnternaliseerd. Ashe was opgegroeid in Richmond, Virginia, een geheel gesegregeerde wereld. Jongens zoals hij zaten achter in de bus en hielden zich koest. En anders… Net als andere zwarte Amerikanen had hij natuurlijk ook meegekregen wat er was gebeurd met Emmett Till. De 14-jarige zwarte jongen werd in 1955 bruut gelyncht nadat hij zou hebben geflirt met een wit meisje.

Op zijn eigen diplomatieke manier was Ashe zich later toch uit gaan spreken. Over Apartheid in Zuid-Afrika bijvoorbeeld. Zo won hij uiteindelijk het respect van zwarte activisten die eerder nog zo kritisch op hem waren geweest. Zij spreken in dit portret stuk voor stuk met respect over de man, die als captain van het Amerikaanse Davis Cup-team nog heel wat te stellen kreeg met het heethoofd John McEnroe. ‘Ik ergerde me dood en was tegelijkertijd jaloers op hem’, zei Ashe daarover in een tv-interview. ‘Want ik zou dat ook wel willen doen. Die luxe heb ik alleen niet.’

Want hoewel hij zou uitgroeien tot een voorbeeld voor al die Afro-Amerikaanse sporters die zich in het openbaar durven uit te spreken, zoals Colin Kaepernick, Lebron James en de tennissende zussen Williams, bleef Arthur Ashe zich er altijd van bewust dat hij een gewone zwarte jongen was in een wereld die nog altijd werd gedomineerd door witte mannen. En toen hij verzeild raakte in het laatste gevecht van zijn leven – misschien wel het meest heroïsche gevecht in dit fijne portret – toonde Arthur Ashe zich nog eenmaal een echte kampioen.

Downfall Of The Crypto King

Videoland

De cryptowereld wordt voor een belangrijk deel bevolkt door praatjesmakers, louche figuren en oplichters – en lieden die snel rijk willen worden en zich door hen laten tillen. Documentairemakers varen er wel bij, getuige recente producties zoals Trust No One, Bitconned, Lie To Me en Biggest Heist Ever.

Gelukkig zijn er ook nog weldoeners zoals Sam Bankman-Fried. Hoewel SBF steenrijk is geworden met zijn eigen handelsplatform voor cryptovaluta, is de CEO van FTX heel gewoon gebleven. Hij rijdt in een Toyota Corolla, speelt tijdens meetings gewoon lekker een videogame en maakt alleen grappen over de aankoop van een jacht. Zijn bedrijf maakt intussen overigens goede sier met slicke commercials rond beroemdheden zoals comedian Larry David, American footballer Tom Brady en fotomodel Gisele Bündchen.

Het duurt niet lang of die goeiige Sam wordt in de media op het schild gehesen. ‘Only Zuck has been as rich ($23 billion!) this young (29!)’, constateert Forbes Magazine dolenthousiast op de cover. En Fortune vraagt zich af: ‘The next Warren Buffett?’ Omdat hij de basisgedachte van het ‘effectief altruïsme’ lijkt te omarmen, komt SBF bovendien te boek te staan als ‘the most generous billionaire’, een veganistische superheld die het leeuwendeel van zijn vermogen aan goede doelen wil gaan schenken.

Alleen investeerder en fraudejager Marc Cohodes vertrouwt het cryptogenie SBF voor geen cent. ‘He is The Biggest Scam of The Bunch’, tweet hij. Op 2 november 2022 komt journalist Ian Allison van CoinDesk vervolgens met een enorme scoop, op het moment dat Sam Bankman-Fried, zijn medewerkers en allerlei celebrities nét druk aan het feesten zijn op de Bahama’s. De financiële situatie van FTX blijkt ronduit penibel. Binnen een dag of tien voltrekt zich daarna de Downfall Of The Crypto King (90 min.).

Deze stevige docu van Storm Theunissen reconstrueert de zogenaamde ‘cryptoarmageddon’-affaire met FTX-medewerkers, klanten, insiders en Anthony Scaramucci van SkyBridge Capital, een vertrouweling van SBF (en bekend geworden als de kortst zittende directeur communicatie, in totaal elf hele dagen, van een Amerikaanse president ooit; drie keer raden van welke) en lardeert die met animaties en ludieke filmfragmenten. Zo maakt ze een (bewust) ondoorzichtige wereld toch toegankelijk.

‘Was FTX opgezet als een spaarpotje voor de persoonlijke handeltjes van Sam?’ probeert Scaramucci de SBF-zaak aan het eind te vatten. ‘Ik ben bang van wel. Maar ik kan je niet met volle overtuiging zeggen dat hij Darth Vader is.’ Hij verduidelijkt: ‘Als je naar mensen kijkt alsof ze in een computerspel zitten en ze niet ziet als echte mensen met echte levens kun je erg domme dingen doen.’ Waarvan akte.

Wham! The Story Of Last Christmas

Tony McGee

Niets werd in 1984 aan het toeval overgelaten: een onweerstaanbaar popliedje, van twee knappe en jonge tienersterren, met een hartverwarmende videoclip, opgenomen in een idyllisch wintersportoord in Zwitserland. Dit moest dé Kersthit van het jaar worden! Last Christmas zou echter nooit die felbegeerde eerste plek in de Britse hitlijsten bereiken. Daarvoor was er toentertijd simpelweg te veel hongersnood in Afrika.

Veertig jaar later geldt de hitsingle van Wham! als een absolute kerstklassieker. Tijd om, met Kerst natuurlijk, Wham! The Story Of Last Christmas (61 min.) te vertellen. En Andrew Ridgely, één van die twee jeugdidolen, is natuurlijk ook best bereid om met de toenmalige Wham!-entourage, waaronder de achtergrondzangeressen Shirlie Kemp en Pepsi DeMacque-Crockett, af te reizen naar het Zwitserse Saas-Fee, voor een uitgelaten bezoek aan de plek waar toentertijd de magie werd gemaakt. De videoclip, welteverstaan, een gelikt liefdesverhaaltje dat was gemaakt om ieders hart te raken.

Alleen George Michael, de man die de geheide hit schreef en ook helemaal in z’n eentje inzong en -speelde, schittert natuurlijk door afwezigheid. Hij overleed in 2016, op slechts 53-jarige leeftijd. Tijdens Kerstmis, ook dat nog. Via archiefbeelden en -interviews is Michael natuurlijk alsnog aanwezig in deze tv-docu. En via zijn stem, natuurlijk. Als singer-songwriter Sam Smith in de studio bijvoorbeeld de oorspronkelijke zangopname van Last Christmas mag horen, verdwijnt hij helemaal in de stem die tot hem spreekt via de koptelefoon. ‘Hij legt z’n ziel bloot’, constateert Smith geraakt.

Behalve Smith steken ook andere collega’s in deze feelgood-docu de loftrompet over de zanger en songschrijver George Michael: Neil Tennant (Pet Shop Boys), Mary J. Blige en Martin Kemp (Spandau Ballet), de man die uiteindelijk het hart van Wham!s achtergrondzangeres Shirlie wist te veroveren. Hun meerwaarde is beperkt. Interessanter zijn de ervaringen van mensen die daadwerkelijk betrokken waren bij de totstandkoming van Last Christmas, zoals manager Simon Napier-Bell, muzikaal leider Chris Cameron, opnametechnicus Chris Porter en clipregisseur Andy Morahan.

En ook Band Aid-organisator Bob Geldof, de man die in 1984 een stok tussen Wham!s spaken stak met de liefdadigheidssingle Do They Know It’s Christmas?, waarmee ettelijke miljoenen werden opgehaald voor Ethiopië, is van de partij. Daarmee wordt deze typische kerstfilm van Nigel Cole een aardige aanvulling op de recente docu’s over Wham! en de solocarrière van George Michael en een eerbetoon aan het nummer waarmee zij allemaal tot in de oneindigheid zullen worden geassocieerd en dat het uiteindelijk zowaar ook nog tot nummer één in de hitlijsten schopte: Last Christmas.

Grand Theft Hamlet

Altitude Film

‘Please don’t kill me again’, vraagt Sam Crane aan één van de personages die hij ontmoet in Grand Theft Auto Online. Samen met zijn vriend Mark Oosterveen is hij op een missie in de online game. Hun privéprojectje mag dus niet ontregeld worden door moordlustige types. De twee Britse acteurs, die in januari 2021 werkeloos thuiszitten vanwege de derde Corona-lockdown, hebben zich voorgenomen om binnen Grand Theft Auto Shakespeare’s Hamlet te gaan uitvoeren.

Speciaal voor Grand Theft Hamlet (90 min.) heeft ook Sams echtgenote Pinny Grylls zich in diens online-wereld gevoegd. Samen hebben ze voor deze documentaire, die zich volledig in de virtuele wereld van Grand Theft Auto afspeelt, het volledige proces van de Shakespare-uitvoering vastgelegd: van de audities met bizarre, schietgrage en ontwapenende personages tot de licht chaotische repetities, met als kroon op het werk natuurlijk de live-stream première van het ‘videogametheaterstuk’.

Die film is al even inventief als het idee om een klassiek toneelstuk van William Shakespeare te vertalen naar een gewelddadige game. Grylls en Crane slagen erin om van veelal tamelijk groteske digitale creaturen echte mensen van vleesch en bloed te maken, die in de online gecreëerde wereld net zo normaal lijken te functioneren als ‘in real life’ – ook al ontleent GTA z’n bestaansrecht natuurlijk aan een vlucht uit de werkelijke wereld, die op dat moment volledig is ontregeld door de globale pandemie.

Met veel creativiteit, doorzettingsvermogen en humor en zelfspot banen Sam en Mark zich een weg door hun parallelle biotoop, waarbij het bepaald geen vanzelfsprekendheid is dat ze ook in leven blijven. Voor je ’t weet dendert de één of andere bloeddorstige onverlaat het decor binnen, te voet of in een blits voer- of vliegtuig, en verstoort dan bijvoorbeeld een gedragen monoloog over de verrotte staat van Hamlets Denemarken. En er kan ook zomaar een hoofd- of bijrolspeler ‘wasted’ op de grond achterblijven.

Tegelijkertijd laat Grand Theft Hamlet zien wat schietgames en andere online werelden óók kunnen zijn: een toevluchthaven voor eenieder die zich in ‘de echte wereld’ eenzaam of onthecht voelt, simpelweg gelijkgestemden zoekt of – het klinkt gekker dan het blijkt te zijn – een al dan niet stiekeme liefde voor Engelse literatuur koestert. Aan iemands avatar is alleen nauwelijks af te lezen wie je voor je hebt: iemand die een Shakespeare-personage wil citeren of een ander die erop uit is om je kop eraf te blazen?

Het is dus niet meer dan logisch dat Sam en Mark elkaar na zo’n ontmoeting even een checkvraagje stellen: ‘he’s not gonna kill us, is he?’

Here I Go

Menuetto Film

Here I Go (53 min.), dacht Ruben toen hij in België op het perron stond, om de trein naar Frankrijk te nemen. De Vlaamse tiener was ‘gewoon blij’, herinnert hij zich. ‘Op naar Albezon.’

Afscheid nemen van zijn moeder was ‘makkelijk’, vertelt Ruben nog, als hij eenmaal op de plaats van bestemming, een afgelegen boerderij in de Cevennen, is gearriveerd. Bij een Belgisch gastgezin kan hij twee maanden terecht en mag ie z‘n handen uit de mouwen gaan steken. Toen hij vertrok heeft Ruben alleen wel zijn mobiele telefoon thuis moeten laten.

De zeventienjarige jongen is met een zwaar gemoed afgereisd naar Zuid-Frankrijk. Wat hem precies dwarszit, openbaart zich pas helemaal aan het einde van deze kalme observerende film van Jaan Stevens. Duidelijk is dat z’n ouders gescheiden zijn, dat Ruben slecht overweg kan met z’n zussen en dat hij al een behoorlijke tijd niet naar school gaat.

In de natuur van Albezon wordt de jongen aan het werk gezet. Hij helpt mee bij klusjes in en om het huis, gaat dieren voeren, planten en onkruid wieden en neemt zo nu en dan een verkwikkende duik in de nabijgelegen rivier. Intussen proberen zijn gastouders Sam en Emmy en hun kinderen hem, vaak tevergeefs, aan de praat te krijgen over wat hem dwarszit.

Stukje bij beetje geeft Ruben toch een deel van zijn geheimen prijs tijdens alle praktische bezigheden in die idyllische, fraai vereeuwigde omgeving – al doet hij tegelijkertijd ook z’n best om niet het achterste van zijn tong te laten zien. De tiener communiceert veelal zonder woorden en vraagt van anderen of ze een beetje tussen de regels door willen lezen.

Intussen vangt Jaan Stevens in deze serene coming of age-docu hoe zijn aanvankelijk tamelijk stuurse hoofdpersoon, via subtiele (non-)verbale communicatie met z’n omgeving, gaandeweg ontspant. Dat gaat niet gepaard met een klassieke catharsis, waarna alle problemen ineens zijn opgelost, maar met het langzaam openen van wat eerder potdicht zat.

Zodat Ruben daarna zijn leven weer kan vervolgen.

James Ensor. De Man Achter Het Masker

VRT

‘s Mans leven en werk roepen driekwart eeuw na zijn dood nog altijd meer vragen op dan er antwoorden voorhanden zijn. De verschillende sprekers in James Ensor. De Man Achter Het Masker (55 min.) krijgen er hun vinger maar niet achter. Hij is ‘the first Belgian modern artist’ (kunsthistorica Susan Canning), ‘die schilder vanuit de Vlaanderenstraat’ (een buurtgenote die als kind doodsbang voor hem was) en vooral ‘een blijvend intrigerend geval’ (curator Herwig Todts).

Al op de Koninklijke Academie Voor Schone Kunsten in Brussel wilde James Ensor (1860-1949) volgens archivaris Patrick Florizoone de uitzondering zijn – ook al was hij er helemaal geen hoogvlieger. Ensor was ervan overtuigd dat hij uitzonderlijk was. Kunstacademies waren in zijn optiek voor kortzichtigen, voor lieden die het gebaande pad namen. Hij daarentegen wilde raken met zijn werk. ‘Hij cultiveert hoe hij miskend werd’, aldus Florizoone. James Ensors wapen wordt het licht. Compromisloos blijft hij de grenzen opzoeken en laat anderen dan ontzet of bewonderend achter.

De Intrede Van Christus In Brussel, het pièce de résistance van de tegendraadse kunstenaar uit Oostende uit 1889, hangt sinds 1987 in het J. Paul Getty Museum te Los Angeles. Ensor schilderde ‘t op z’n achtentwintigste – als statement en reactie op Dimanche d’Été à La Grande Jatte,het meesterwerk van zijn op dat moment toonaangevende collega Georges Seurat – maar liet het daarna veertig jaar lang hangen in z’n eigen atelier. In LA weten ze er nog altijd niet goed raad mee. Het schilderij is extra hoog opgehangen en omgeven door sculpturen, zodat het de rest niet in de weg zit.

Ensors werk is kleurrijk, agressief, filmisch, provocatief en luguber, toont deze krachtige film van Maarten Vandeursen en Pieter Verbiest, waarin ook Oostendenaar Sam Louwyck, schilder Fred Bervoets en kunstenaar Paul McCarthy hun licht laten schijnen over die enigmatische man met meer vijanden dan vrienden. Vreemd is dat overigens niet. Ook in zijn schilderijen trapt Ensor wild om zich heen. Naar notabelen – men neme bijvoorbeeld Doctrinaire Voeding waarin hij koning Leopold en co letterlijk in de bek van het gewone volk laat schijten – maar ook naar de kunstwereld zelf.

James Ensor wil de hypocrisie blootleggen. Ontmaskeren. Letterlijk: door het veelvuldig gebruik van maskers in zijn schilderijen. Zijn oeuvre heeft nog niets aan kracht ingeboet, betoogt deze documentaire, gezegend met een onheilszwangere soundtrack, die zijn kunst weer helemaal in het nu plaatst. Dat is knap: hoe een man en zijn werk, 75 jaar na zijn dood, weer tot leven worden gewekt. Zodat het mysterie Ensor wordt verlicht en toch blijft voortbestaan.

Outstanding: A Comedy Revolution

Netflix

‘Is het Witte Huis bekend met deze epidemie, Larry? Het wordt de ‘gaypest’ genoemd.’

– gelach

‘Echt’, probeert de journalist weer. ‘Het is heel ernstig. Één op de drie patiënten sterft. Is de president daarvan op de hoogte?’

‘Ík heb het niet’, reageert de woordvoerder van de Amerikaanse president Reagan. ‘Jij wel?’

‘Je hebt het niet. Dat is goed om te horen, Larry. Ziet het Witte Huis dit als een grap?’

Het lachen is Amerikaanse gays dan, in 1982, allang vergaan. AIDS ontwricht hun complete gemeenschap. Het zal niettemin nog tot drie jaar duren voordat president Ronald Reagan het woord ‘AIDS’ voor het eerst in de mond neemt.

Getuige de documentaire Outstanding: A Comedy Revolution (99 min.) van Page Hurwitz zijn ‘t tevens zware jaren voor queer-comedians, die worden geconfronteerd met bepaald niet homovriendelijke performances van collega’s zoals Eddie Murphy, Sam Kinison en Andrew Dice. Met hedendaagse ogen bekeken is het nauwelijks voor te stellen dat er destijds geen haan kraaide naar hun lompe en smakeloze grappen.

Dat is en blijft natuurlijk ook de vraag bij humor: wanneer houdt simpelweg de draak steken op en begint bijvoorbeeld queerhaat? Hoe moeten bijvoorbeeld de transgrappen van Ricky Gervais, Bill Maher en Dave Chapelle worden geduid? En kan en mag je daarbij het verband leggen met geweld tegen de LHBTIQ+-gemeenschap? ‘Er bestaat niet zoiets als: just kidding’, stelt Robin Tyler, die in de jaren zeventig als één van de eerste vrouwen uit de kast kwam. ‘Dus als iemand homofobe grappen maakt, menen ze het.’

Met comedians van verschillende generaties zoals Lily Tomlin, Sandra Bernhard, Scott Thompson, Margaret Cho, Rosie O’Donnell, Wanda Sykes, Tig Notaro, Eddie Izzard en Hannah Gadsby loopt Hurwitz in deze vlotte film belangrijke ijkpunten uit de geschiedenis van de Amerikaanse queerhumor door. Het pionierswerk van Moms Mabley en Christine Jorgensen bijvoorbeeld, de bikkelharde ‘truthin’ van Richard Pryor bij een homorechten-benefiet en Ellen DeGeneres’ coming out op televisie.

‘Comedy geeft mensen de kans om de wereld door de ogen van een ander te zien’, betoogt Judy Gold. ‘En een goede komiek laat je lachen en zet je aan het denken. En verandert misschien zelfs hoe je denkt.’ Dat lijkt tevens de boodschap van deze film, waarin iedereen ‘t wel heel erg eens is met elkaar. Outstanding had enkele stoorzenders kunnen gebruiken om de discussie over wat wel en niet kan nog wat verder op scherp te zetten en samen de eventuele grenzen aan de vrijheid van meningsuiting verder af te tasten.

Ashley Madison: Sex, Lies & Scandal

Netflix

‘Life is short’, houdt de datingsite Ashley Madison potentiële klanten voor. ‘Have an affair.’ Al snel pronkt de site voor getrouwde mensen die wel eens een avontuurtje willen met niet minder dan 37 miljoen subscribers. CEO Noel Biderman manifesteert zich intussen nadrukkelijk in de media. ‘De perfecte affaire is niet alleen iemand ontmoeten, maar er ook nog mee wegkomen’, zegt hij, soms ook met zijn eigen vrouw Amanda aan z’n zijde. ‘Een affaire op je werk, onze grootste concurrent, wordt ontdekt.’

Het verdienmodel van Ashley Simpson is eenvoudig volgens voormalig vice president of sales, de guitige Evan Back: pay to play: klanten kopen credits om berichten te kunnen versturen aan potentiële ‘sex interests’. Het is dus zaak om ze, op alle mogelijke manieren, te stimuleren om zoveel mogelijk credits te blijven kopen. Zodat de kassa blijft rinkelen. En dan staat er ineens een melding in het interne systeem: ‘Wij zijn het Impact Team. We hebben alle systemen in uw kantoor- en productieomgeving overgenomen. Ashley Madison moet meteen en voorgoed stoppen.’ Kortom: de boel is gehackt. Met één druk op de knop kan gevoelige informatie van miljoenen vreemdgangers – persoonlijke gegevens, creditcardinformatie én seksuele fantasieën – op straat belanden. Hoeveel huwelijken gaan er dan omvallen?

Dat smeuïge verhaal is al eens eerder verteld, bijvoorbeeld in de erg gelikte miniserie The Ashley Madison Affair, maar wordt door Toby Paton in deze driedelige serie nog eens grondig en smakelijk opgediend. Hij kan daarvoor een beroep doen op enkele medewerkers van het bedrijf, waarbij de flamboyante Back, die volgens eigen zeggen ook al bijna 25 jaar een monogame relatie heeft, als centrale figuur is gepositioneerd. Daarnaast heeft Paton ook enkele stellen gestrikt die tot de klantenkring van Ashley Madison behoren. Soms zonder dat ze het weten of willen, maar zo nu en dan ook met instemming van de ander. In de regel – en daar zit natuurlijk ook het verdienmodel – faciliteert de datingsite echter buitenechtelijke escapades die het daglicht niet kunnen verdragen. En is er dus ook een bedrogen partner…

Men neme in Ashley Madison: Sex, Lies & Scandal (155 min.) bijvoorbeeld Sam en Nia, twee Amerikaanse ‘gezinsvloggers’ die samen met hun kinderen regelmatig een inkijkje geven in ‘hoe je kunt leven voor de Heer’. Als ze in de auto eens enthousiast playbacken bij het Frozen-liedje Love Is An Open Door, gaat het stel viral en lijkt hun kostje als christelijke influencers gekocht. Zeker als Sam later ook nog eens stiekem Nia’s urine test en haar fantastisch nieuws brengt in de video Husband Shocks Wife With Pregnancy Announcement. Wanneer het Impact Team start met datadumps van de Ashley Madison-hack, vestigt manlief echter ook nog op een heel andere manier de aandacht op zich. Sam blijkt een account op de overspelsite te hebben gehad. Tot daadwerkelijke ontmoetingen met andere vrouwen is het natuurlijk niet gekomen.

Terwijl dit persoonlijke verhaal zich ontvouwt, zoomt de serie steeds verder in op de hack van de overspelsite, de zoektocht naar de mogelijke dader(s), de lozingen van privéinformatie van miljoenen klanten en de schade – persoonlijk, sociaal en maatschappelijk – die daarmee worden veroorzaakt. Want onderweg blijkt dat Ashley Madison bepaald niet zo discreet te werk gaat als het z’n klanten altijd heeft voorgehouden en vallen er nog veel meer lijken uit de kast in deze slim opgebouwde miniserie over een tot de verbeelding sprekend schandaal – al hadden de voormalige medewerkers van de ondeugende datingsite, zoals die koddige vice president of sales, wel wat steviger aan de tand gevoeld mogen worden.

Secrets Of Prince Andrew

Bitachon365 / Candle Media

Het vuurtje dat hij op televisie uit had willen trappen ontploft als een bom in zijn gezicht. Op 14 november 2019 geeft de Britse prins Andrew een rampzalig interview aan het BBC-programma Newsnight (op basis waarvan onlangs overigens de speelfilm Scoop is gemaakt). Sindsdien is zijn naam onlosmakelijk verbonden geraakt met het seksueel misbruik-schandaal rond Jeffrey Epstein en Ghislaine Maxwell, dat hem al eerder in verlegenheid had gebracht. ‘Prince & Perv’, kopte The New York Post bijvoorbeeld in 2010. ‘1st Photos: Randy Andy with NYC sex creep.’

Met Newsnight-interviewer Emily Maitlis en -producer Sam McAlister schetst regisseur Paula Wittig in Secrets Of Prince Andrew (170 min.) de totstandkoming van het spraakmakende interview. Dat mondt soms bijna uit in zelfpijperij. De twee zijn nogal verguld met zichzelf en hun rol in ‘the biggest news story in the world’ en ‘the scoop of the century’. Tegelijkertijd hebben McAlister, de vrouw die Andrew langzaam binnen hengelde voor Newsnight, en Maitlis, die als vrouwelijke interviewer helemaal op haar plek was in het gesprek met de losgeslagen prins, natuurlijk ontegenzeggelijk iets teweeg gebracht in een geruchtmakende affaire, waarbij talloze minderjarige meisjes en machtige mannen (waarbij steeds weer de namen vallen van Bill Clinton, Donald Trump én Andrew, de Hertog van York) betrokken zouden zijn geweest.

Dit tweeluik schetst tevens het leven waarvan dit schandaal het publicitaire dieptepunt is; hoe Andrew in de beeldvorming van prins op het witte paard, via onverbeterlijke rokkenjager, verwordt tot een notoire pedo. Onderweg bekent hij zo nu en dan openlijk kleur. Als een jonge corpsbal-achtige uitvoering van de Hertog van York bijvoorbeeld te gast is in het televisieprogramma van Selina Scott flirt de prins heel opzichtig met de knappe presentatrice en dwingt hij haar ook min of meer om zijn bijnaam ‘Randy Andy‘ uit te spreken. Het is een ontluisterende scène. Hier zit duidelijk een man die zijn hele leven nauwelijks is begrensd en zomaar over de grenzen van een ander heen kan gaan.

Zijn gedrag lijkt ook het gevolg van zijn positie als tweede zoon van koningin Elizabeth, die gaandeweg buiten beeld raakt als potentiële troonopvolger en daarna elke vorm van richting lijkt te ontberen. Hij heeft een relatie met de actrice/fotografe Koo Stark, trouwt met en scheidt van Sarah Ferguson en openbaart zich met de jaren steeds nadrukkelijk als een Peter Pan-achtige figuur: een jongen die maar niet volwassen wil/kan worden – en daardoor steeds vaker in botsing komt met de burgersamenleving. Deze ontwikkeling wordt aardig in de verf gezet met vrienden, historici, biografen, koningshuisdeskundigen, advocaten, slachtoffers en beroepsgetuigen, zoals ‘lady’ Victoria Hervey, die er bijna een dagtaak van hebben gemaakt om over de Epstein-zaak te verhalen.

In het laatste deel van deze gedegen terugblik op de Andrew-affaire krijgen alle betrokkenen vervolgens pijnlijke fragmenten uit het gewraakte interview te zien. Daarin openbaart zich een man, die in al z’n arrogantie en wereldvreemdheid, geen oog heeft voor wat Epstein en zijn omgeving – waaronder vermoedelijk ook hijzelf, getuige de verklaringen van Victoria Giuffre – hebben aangericht. Daardoor wordt het Newsnight-interview met Andrew inderdaad een televisiemoment om niet snel te vergeten – al ligt dat uiteindelijk toch echt meer aan het klunzige opereren van de overjarige prins Casanova dan aan het kundige BBC-team.

Saving Africa’s Witch Children

Channel 4

‘Die twee daar hebben hun oma vermoord’, zegt de Nigeriaanse profeet Cecilia Udoeyo terwijl ze twee jongens aanwijst. ‘Dat hebben ze ook al bekend.’ De jongens doen er het zwijgen toe. De vijfjarige Mary, waarvan de moeder is overleden en vader al een jaar in het buitenland verblijft, wordt intussen door haar directe omgeving beschouwd als de belichaming van Satan. In de levensgrote ogen van het kleine meisje vechten angst en verdriet om voorrang.

Mary en de jongens behoren tot de naar schatting 15.000 behekste kinderen in de Akwa Ibom-regio in de Nigerdelta. Als de gemeenschap is getroffen door onheil of wordt geconfronteerd met een onverwacht sterfgeval, krijgen kinderen zoals zij daarvan – ogenschijnlijk volstrekt willekeurig – de schuld. Daarna worden ze verlaten, gruwelijk gemarteld en/of vermoord, door lieden die een geheel eigen en zeer brute mengvorm van het christendom, voodoo en bijgeloof aanhangen.

De zelfverklaarde bisschop Sunday Ulup-Aya doet bijvoorbeeld aan duiveluitdrijving en verdient daar goud geld mee. In de horrordocu Saving Africa’s Witch Children (48 min.), waarmee Joost van der Valk en Mags Gavan in 2008 een Emmy Award wonnen, demonstreert de man een ritueel waarmee hij een doodsbang jongetje zogenaamd zuivert van kwalijke invloeden. Volgens eigen zeggen heeft de geestelijke, die eerder overkomt als een kwaadaardige tovenaar, ook al 110 kinderen gedood.

De opleving van heksenjacht wordt toegeschreven aan de invloedrijke evangeliste Helen Ukpabio van de Liberty Gospel Church. Zij maakte een film, genaamd End Of The Wicked, waarin kinderen worden verleid door de Duivel, mensenvlees eten en daarna dood en verderf zaaien in hun families. In een stiekem opgenomen interview werpt ze tegenover de filmmakers echter elke verantwoordelijkheid ver van zich. J.K. Rowling hoeft zich toch ook niet te verontschuldigen voor Harry Potter?

De Britse hulpverlener Gary Foxcroft voert met zijn organisatie Stepping Stones Nigeria al jaren actie tegen dit soort barbaarse praktijken. Hij weet Sam Itauma, een Nigeriaanse man die een opvangplek biedt aan zo’n 150 verstoten kinderen, aan zijn zijde. Samen proberen zij aandacht te vragen voor het redeloze geweld tegen volstrekt weerloze kinderen. Die worden met zuur overgoten, bewerkt met machetes of zomaar in brand gestoken. Hun verwondingen tarten elk voorstellingsvermogen.

De schokkende beelden zorgen dan ook voor heel wat consternatie. In 2009 maken Van der Valk en Gavan in Return To Africa’s Witch Children (48 min.), een beetje een herhalingsoefening, de balans op: hebben zij de situatie ten goede kunnen keren met hun film? Hoe gaat het met Gary, Sam en enkele slachtoffers die ze in hun documentaire hebben geportretteerd? En heeft de Nigeriaanse overheid inmiddels korte metten gemaakt met deze diabolische jacht op onschuldige kinderen?

Volgens dit bericht en deze artikelen is heksenjacht in elk geval nog altijd een actueel thema in Afrika.

Eternal You

creatie avatar: Gareth Moon / Gebrueder Beetz

Hij is bang. ‘Ik ben het nu eenmaal niet gewend om dood te zijn’, zegt Cameroun tegen zijn vriendin Christi Angel. Via de Artificial Intelligence-service Project December, kunnen de twee met elkaar communiceren – ook al is hij, inderdaad, al enige tijd overleden.

Project December, een AI-toepassing die is ontwikkeld door de startup van de Amerikanen Jason Rohrer en Tom Bailey, is onderdeel van een groeimarkt. Elk jaar sterven er tientallen miljoenen mensen. Veel nabestaanden hebben de behoefte om nog iets tegen hen te zeggen, even van hen te horen of zomaar een praatje te maken. Nieuwe ondernemingen zoals HereAfter.ai, YOV en Soul Machines spelen maar al te graag in op die vraag. En de techniek waarvan zij zich bedienen, die volgens OpenAI-voorman Sam Altman in potentie elk aspect van ons leven kan verbeteren (of ruïneren), wordt steeds immersiever. De kopie is soms nauwelijks van het origineel te onderscheiden.

Zo luistert de hele familie van Stephenie Oney ademloos naar de met Resemble AI gekloonde stem van opa Bill, die toch echt al een tijdje niet meer onder hen is. Bills virtuele terugkeer zorgt voor verbazing, ontroering én scepsis. Zoals zijn stem nu wordt gebruikt om zijn verhaal te vertellen, constateert een familielid, kan met diezelfde stem ook zijn verhaal wordt verzonnen. En juist op die ethische implicaties van de toepassingen van generatieve AI richten Hans Block en Moritz Riesewieck, die ook in The Cleaners en Made To Measure al de achterkant van het internet en moderne technologie onderzochten, zich in de intrigerende documentaire Eternal You (86 min.).

Want wat nu als zo’n ‘overledene’ uit de bocht vliegt? Als Cameroun bijvoorbeeld vertelt dat hij zich in de hel bevindt en is omringd door louter verslaafden, begint de gelovige Christi Angel zich af te vragen of ze misschien onbedoeld een demon heeft gecreëerd. Jason Rohrer van Project December reageert laconiek. ‘Ik geloof niet dat hij in de hel is’, zegt hij lachend. ‘Ik geloof trouwens ook niet dat hij in de hemel is. Als ze mijn mening wil, heb ik slecht nieuws voor haar: hij bestaat helemaal niet meer. Zo denk ik erover. Dat is zelfs nog slechter voor haar. Volgens mij deugt haar hele geloof niet.’ Zonder scrupules biedt hij haar niettemin een digitale variant op het eeuwige leven aan.

Los van de menselijke implicaties van het idee van postume communicatie – kunnen we deze nieuwe mogelijkheden eigenlijk wel bevatten, wat betekenen ze ‘In Real Life’ en welke plek neemt rouwen daar dan nog in? – heeft dat ook allerlei praktische consequenties. Weten we bijvoorbeeld werkelijk hoe de Artificial Intelligence-techniek werkt? En van wie zijn de data van de overledene? Intussen gaan de ontwikkelingen natuurlijk gewoon in sneltreinvaart door. In het Zuid-Koreaanse tv-programma Meeting You heb je als nabestaande bijvoorbeeld al de kans – John de Mol en co. opgelet! – om in Virtual Reality een digitale kloon van een gestorven dierbare te ontmoeten.

De rouwende moeder Jang Ji-Sung kon er nog eenmaal een geïdealiseerde versie van haar overleden dochtertje Nayeon in de armen sluiten – en de rest van de wereld mocht, inderdaad, lekker meegenieten.

Lover, Stalker, Killer

Netflix

Geen wapen, geen lijk en zelfs nauwelijks een plaats delict. Hoezo kan het dan een moordzaak zijn? De openingsscène van de true crime-docu Lover, Stalker, Killer (90 min.), waarin alvast wordt vooruitgeblikt naar wat er de komende anderhalf uur nog gaat komen, roept meteen een elementaire vraag op: wie is uiteindelijk wie in de duivelse driehoeksverhouding tussen de hoofdpersonages Dave, Liz en Cari, die ten grondslag ligt aan het spannende drama dat zich rondom hen gaat voltrekken?

Hebben zij elk hun eigen rol, zoals bijvoorbeeld in de film The Good, The Bad And The Ugly? Of is één van hen zowel geliefde als stalker en moordenaar? En zo ja, wie dan? Automonteur Dave Kroupa, die na een stukgelopen huwelijk wel zin heeft in een avontuurtje? Liz Golyar, de eigenaresse van een schoonmaakbedrijf, met wie Dave via een datingsite kennismaakt? Of toch Cari Farver, de aantrekkelijke dame die hem bepaald niet koud laat als zij toevallig eens langskomt in zijn garage?

Als de twee vrouwen elkaar in het najaar van 2012 per ongeluk tegen het lijf lopen bij Dave’s appartement, ontvouwt zich een real life-thriller, die zo nu en dan doet denken aan de Hollywood-hit Fatal Attraction. Over een man die een slippertje heeft met de verkeerde vrouw. En de muziek die alle navolgende intriges in Lover, Stalker, Killer begeleidt lijkt zowaar een echo van de Basic Instinct-soundtrack, ook al zo’n film over een argeloze man die in een dodelijke affaire verzeild raakt.

Dave raakt steeds meer in het nauw als – tromgeroffel, paukengeschal, doodse stilte – Cari zich openbaart als de wraaklustige maîtresse uit ieders bangste dromen. Zij maakt zijn leven, dat van Liz en zelfs van zijn ex Amy tot een levende hel. Althans, met die gedachte stuurt regisseur Sam Hobkinson (The Kleptocrats, Fear City: New York Vs. The Mafia en Misha And The Wolves) z’n kijkers doelbewust het bos in. Totdat ze volledig verdwaald zijn in wie nu wat heeft gedaan – en waarom ook alweer.

Pas als een bijna karikaturaal rechercheduo uit Pottawattamie County, dat zo uit een Coen Brothers-film lijkt te zijn weggelopen, zich met de zaak begint te bemoeien, komt er langzaam maar zeker klaarheid in wat er is gebeurd tussen Dave, Liz en Cari. Hobkinson houdt de aandacht zo tamelijk probleemloos vast – al ziet een beetje oplettende kijker de ontknoping al wel een tijdje aankomen en is het tevens de vraag of hij de waarheid soms ook niet een handje heeft geholpen.

Bitconned

Netflix

Zoals hij daar zit in het centrale interview van Bitconned (94 min.), oogt Raymond Trapani als een klassieke snelle jongen. De gesoigneerde Amerikaanse twintiger heeft plaatsgenomen op een grote fauteuil, die netjes uitgelijnd in een luxueus ogende kamer is geplaatst. Ray zit er duidelijk op zijn gemak. Gekleed in een casual zwarte Ralph Lauren-outfit, met modieuze witte sneakers erbij. Quiet luxury, zogezegd. En zo nu en dan neemt hij, nog altijd een meester in het verkopen van lucht, een achteloos trekje van zijn vape. Zo, brave burgermensen, ziet succes eruit.

Hoe anders zou deze aanstekelijke schelmendocu hebben aangevoeld als Ray was opgevoerd in zo’n typisch oranje gevangenispak en vanachter het glas van een spreekruimte regisseur Bryan Storkel te woord zou hebben gestaan? Nadat eerst nog even zijn handboeien waren losgemaakt, welteverstaan. Want Ray Trapani is een rascrimineel, zo geeft hijzelf meteen grif toe. ‘Het is niet makkelijk om een huis te kopen’, zegt hij bijvoorbeeld in de openingsscène, terwijl ie een nieuw maatpak krijgt aangemeten. ‘Je moet het systeem te slim af zijn. Dat is de moderne American Dream.’

Nadat hij met zijn vaste partner Sam ‘Sorbee’ Sharma een tijdje een autoverhuurbedrijf heeft gehad in Florida, besluiten de twee in 2017 in de ondoorzichtige bitcoin-wereld te stappen. Met Centra Tech willen ze een credit card uitbrengen waarmee je altijd en overal met cryptovaluta kunt betalen. Vrijwel direct stromen de investeerders toe. Want als er ergens snel geld is te verdienen… Bovendien wekken de achtergrond van de twee oprichters (Harvard) en de oudere CEO die zij hebben aangetrokken, voormalig Chase Bank- en Wells Fargo-bestuurder Michael Edwards, vertrouwen.

Storkel laat er vanaf het begin geen misverstand over bestaan: Centra is niet meer dan de toevalstreffer van twee omhoog gevallen kruimeldieven. ‘Als ik wist dat ik illegaal dertig miljoen kon verdienen, zou ik het dan doen of niet?’ reageert Ray Trapani, inmiddels allang tegen de lamp gelopen, op de vraag of hij nog eens zo’n zwendel zou opzetten. ‘Ik denk dat ik het risico zou nemen.’ Hij geniet in elk geval zichtbaar van alle aandacht. De lefgozer laat zich maar al te graag in strak pak en stropdas, met een cocktail aan het zwembad of achter het stuur van een snelle bolide filmen.

Want net als bij Centra, zonder scrupules aan de man gebracht door (dik betaalde) beroemdheden zoals bokser Floyd Mayweather en DJ Khaled, is ook in deze film het beeld, het image, wat beklijft. Zolang het maar lijkt alsof je succesvol bent, ben je ook daadwerkelijk succesvol – ook als dat succes volledig op een leugen berust. Bryan Storkel geeft zijn protagonist daarvoor alle ruimte. Hij is duidelijk niet uit op een psychologisch portret van Ray Trapani, kind van een alleenstaande moeder met drie kinderen, maar wil vooral diens hondsbrutale ‘scam’ in al z’n groteske absurditeit tonen.

En dat werkt heel aardig, ook op de lachspieren. En zoveel onbeschaamdheid heeft, ook doordat de slachtoffers ervan nauwelijks in beeld komen, op de één of andere verwrongen manier ook wel weer z’n charme. Totdat journalist Nathaniel Popper van The New York Times eens begint te graven in het bedrijfsmodel van de crypto-startup. Wordt die Centra Card werkelijk ondersteund door bedrijven als Visa, Mastercard en Bancorp? En dan dondert het hele kaartenhuis, opgebouwd in een gigantisch spiegelpaleis, in elkaar en is het ouderwets ieder voor zich en… juist. Samen voor ons eigen.

Waarbij de één in de cel belandt en de ander in een koophuis. En daarmee krijgt Bitconned op de valreep, als de balans voor de verschillende betrokkenen wordt opgemaakt, ook nog wel een lekker kartelrandje. Een moraal van het verhaal, zo je wilt. Over misdaad en lonen – alleen dan nét anders. Nu is het alleen nog wachten op het moment dat Sam ‘Sorbee’ Sharma in zijn eigen docu, liefst met een sigaar in de mond en een koffer vol contant geld binnen handbereik, zijn kant van dit ongelooflijke (en toch ook wel weer heel gemakkelijk te geloven) verhaal doet.

South To Black Power

HBO Max

Het is een prikkelend idee: als zwarte Amerikanen nu eens collectief terug verhuizen naar de zuidelijke Staten waar ze tijdens De Eerste Grote Migratie (1915-1940), met zes miljoen sterk, zijn vertrokken om werk te gaan zoeken in grote steden zoals New York en Chicago. Volgens schrijver en New York Times-columnist Charles Blow, die het idee uitwerkte in zijn boek The Devil You Know: A Black Power Manifesto, is zo’n Tweede Grote Migratie een uitgelezen mogelijkheid voor Afro-Amerikanen om, op het niveau van de individuele staten, macht te verwerven. Zeker nu Black Lives Matter over z’n hoogtepunt heen lijkt, moet de zwarte gemeenschap volgens Blow manieren bedenken hoe ze meer invloed kan krijgen.

Aardig gedachtenexperiment om South To Black Power (85 min.) in gang te zetten, zo lijkt ‘t, maar natuurlijk geen serieus plan. Dat laat zich echter nog bezien. Er zijn wel degelijk min of meer geslaagde voorbeelden. In de jaren zestig verhuisden hippies bijvoorbeeld collectief naar de staat Vermont en zorgden daar voor een aanmerkelijk liberaler klimaat, dat als voedingsbodem heeft gefungeerd voor de bekende linkse senator Bernie Sanders. In Jackson, Mississippi, werd ondertussen de zogenaamde Republic Of New Africa opgericht. Die bleek weliswaar geen lang leven beschoren, maar de huidige burgemeester, Chokwe Antar Lumumba, is wel een afstammeling van een zwarte activist die destijds voor de Republiek overkwam vanuit Detroit. Dat is Black Power in de praktijk.

Net als veel Afro-Amerikanen is Blow zelf ooit van het zuiden naar het noorden gemigreerd. Hij groeide met vier broers op bij een alleenstaande moeder in Louisiana en wilde zich als veelbelovende jongeling losmaken van zijn gesegregeerde omgeving. In New York vond hij zijn plek en missie. Inmiddels is de schrijver, vertelt hij in deze documentaire van Sam Pollard en Llewellyn M. Smith, weer terug verhuisd naar het zuiden, Georgia. Omdat, behalve woorden, ook daden ertoe doen. Blow gaat daar dan wel weer over in gesprek met zwarte Amerikanen die altijd in een zuidelijke staat zijn blijven wonen, net als hij naar het noorden zijn vertrokken, daar nooit meer weg willen en/of juist overwegen om te migreren naar een plek waar op termijn een Afro-Amerikaanse meerderheid kan ontstaan.

Het idee van een Tweede Grote Migratie blijft dus vooral aanleiding voor een, tamelijk braaf, gesprek tussen gelijkgestemden en wordt verder niet uitgetest. In staten zoals Georgia en North Carolina is tijdens de parlementsverkiezingen van 2022 al wel te zien wat de gevolgen van zo’n zwarte meerderheid zouden kunnen zijn. Tegenover een versterkt zwart zelfbewustzijn komen al snel pogingen te staan om het stemmen te ontmoedigen of om, via gerrymandering, kiesdistricten zo in te richten dat de zwarte bevolking alsnog in een district met een witte meerderheid terecht komt of dat alle Afro-Amerikanen juist bij elkaar worden geplaatst (zodat ze alleen daar, op dit kleine stukje Amerika, invloed kunnen uitoefenen).

Dat zijn best interessante en relevante constateringen. En ook het antwoord daarop, vanuit zwarte activisten, levert denkvoer op. Het resulteert alleen niet in een heel sprankelende film. Na een prikkelend begin wordt South To Black Power een soort kruising tussen een politiek pamflet en een praatfilm, die vooral in de eigen parochie heel goed zal worden ontvangen.