Messi

102 Distribution

‘Luister goed: jij wordt de beste voetballer van de wereld’, zegt oma tegen de kleine Lionel in de documentaire Messi (90 min.) uit 2014. Want zo werkt mythevorming: als je weet hoe het verhaal afloopt – ook al wisten ze toentertijd natuurlijk nog niet dat de held in 2022 de wereldtitel zou bemachtigen – dan kun je gerust een scène voor twee acteurs schrijven over de jeugd van de beste voetballer van zijn (of elke) generatie, waarin zijn grootmoeder deze gedenkwaardige woorden uitspreekt tegen haar kleinzoon. En of die dan ooit daadwerkelijk uit haar mond zijn gekomen, doet er dan in wezen niet meer toe.

Zoals het ook niet uitmaakt of de arts, die ‘Leo’ en zijn ouders bezoeken vanwege een groeihormoontekort, ooit daadwerkelijk heeft gezegd dat hij desondanks groter wordt dan Diego Maradona, het Argentijnse icoon waartegen Lionel Messi al zijn hele carrière, tenminste tot die wereldtitel, heeft moeten opboksen. Daarmee krijgt dit verhaal – en een goed verhaal moet je nu eenmaal niet dood checken – alleen maar meer cachet. Deze documentaire van Álex de la Iglesias bevat echter wel héél veel van zulke nagespeelde scènes, vermengd overigens met onweerstaanbare (jeugd)beelden van de dartelende linkspoot.

Messi zelf, althans de volwassen versie daarvan, komt niet aan het woord. Alleen de dertienjarige uitgave, als hij net naar Spanje is verkast, om voor FC Barcelona te gaan spelen. En die zegt dan dat Maradona zijn grote idool is, maar ook dat hij zelf niet op hem lijkt. Verder laat hij vooral zijn voeten spreken. Dat wordt ruimschoots gecompenseerd door anderen. Die hebben zich verzameld in een typisch mediterraan restaurant en bespreken daar in kleine groepjes het leven van de held van deze film. Aan één tafel zitten bijvoorbeeld familie, vrienden en leraren, aan een andere zetelen jeugdtrainers en medespelers bij de Argentijnse clubs Grandoli en Newell’s Old Boys.

Elders in deze hybride van docu, drama en lofzang zitten Barcelona-iconen zoals Gerard Piqué, Javier Mascherano en Andrés Iniesta gebroederlijk bij elkaar, om de loftrompet te steken over de ploeggenoot die hen al aan zoveel trofeeën heeft geholpen. Aan een privétafel prikken bovendien de voormalige verlosser van Barcelona, Johan Cruijff, en een gewezen topspits van Argentinië, Jorge Valdano, samen een vorkje. Ze raken verzeild in een fascinerende dialoog over de brille van de voetballer Lionel Messi. En aan weer een andere tafel legt oud-bondscoach César Luis Menotti intussen uit hoe je zo’n speler inpast in je team.

Uiteindelijk komen al deze passanten uit Messi’s leven natuurlijk ook te spreken over de eeuwige vergelijking met Diego Maradona. Met behulp van split screen worden de overeenkomsten tussen de twee grootheden en hun signatuurdoelpunten fraai in beeld gebracht. Als persoon heeft Messi altijd wat schril afgestoken bij de driftkikker Maradona, die bovendien in 1986 namens zijn land de wereldcup omhoog mocht houden. Dat is onlangs tijdens het wereldkampioenschap van 2022 ruimschoots gecompenseerd. Messi vloog zo nu en dan op z’n Maradona’s uit de bocht en mocht na afloop bovendien poseren met zijn eigen wereldbeker.

Hij was tijdens dit toernooi ook weer diverse malen, na alwéér een doelpunt, te aanschouwen in die karakteristieke pose: dankbaar naar boven kijkend, intussen beide wijsvingers in de lucht stekend. Sinds het veer-in-de-reet portret Messi weten we: hij kijkt niet naar de Heer, maar naar zijn oma in de hemel. Die altijd al wist dat hij de beste zou worden.

We Were Once Kids

Resolution Media

Opeens hangt er een poster in Washington Square Park: ‘Open casting call.’ Gezocht: echte New Yorkse jongeren, van allerlei verschillende achtergronden en kleuren. Jongens en meisjes, tussen de dertien en negentien. Voor de opnames van een film genaamd “Kids”, geregisseerd door Larry Clark en geschreven door een negentienjarige jongen die al een tijdje in de buurt rondhangt, Harmony Korine.

Niet veel later valt het kwartje bij het groepje straatjongeren, dat begin jaren negentig een soort skategroep heeft gevormd. Clark, dat is de oudere jongere, een fotograaf naar verluidt, die de afgelopen tijd nogal eens een jointje met hen is komen roken. Als één van hen, Hamilton Harris, daadwerkelijk naar de casting gaat, blijkt hij auditie te moeten doen voor een personage dat ‘toevallig’ zijn eigen naam draagt.

Tijdens de opnames voor de speelfilm zullen de grenzen tussen fictie en realiteit nog verder vervagen. En als Kids in 1995 wordt uitgebracht, kan ook de buitenwereld nauwelijks onderscheid maken tussen de tieners en hun personages. Ze zijn de verpersoonlijking geworden van ‘de jeugd van tegenwoordig’: volledig oversekst, bijzonder gewelddadig en voortdurend experimenterend met drank en drugs.

In de degelijke documentaire We Were Once Kids (86 min.) van Eddie Martin blikken enkele van die voormalige jongeren terug op hoe hun persoonlijke grenzen flink werden opgerekt tijdens de opnames, de film bij release een fikse controverse veroorzaakte en vervolgens een enorm kassucces werd en de acteercarrière van met name Rosario Dawson en Chloë Sevigny daardoor een pikstart maakte.

Deze hoofdrolspelers, welbekende Hollywood-namen inmiddels, komen overigens niet aan het woord. Net als Larry Clark en Harmony Korine, die allebei voor de eer bedankten. De nadruk komt daardoor automatisch te liggen op wat de film Kids de andere skatejongeren heeft gebracht en gekost. En dan blijkt, enigszins voorspelbaar, dat niet alle betrokkenen het plotselinge succes even goed hebben verwerkt. 

Met enkele ‘acteurs’ is het niet goed afgelopen – waarbij het natuurlijk de vraag blijft of dat rechtstreeks met de film is te verbinden. Dit drama wordt in deze docu in elk geval met dikke muziek aangezet. Daarbij is het ook jammer dat Clark de mogelijkheid om kritiek van zijn voormalige cast te weerleggen – over zijn manipulatieve gedrag op de filmset en uitbuiting van zijn hoofdrolspelers – onbenut laat. 

Daardoor blijft We Were Once Kids een weliswaar interessante, maar ook enigszins gemankeerde terugblik op het maakproces van een omstreden hitfilm.

Een trailer van We Were Once Kids (ook wel bekend als The Kids) is hier te bekijken.

Val

‘Soms voel ik me echt beroerd en heb ik er ontzettend de blues over dat ik het land rond moet reizen’, geeft Val Kilmer halverwege de documentaire Val (109 min.) toe, als hij in Texas is neergestreken voor een publieke vertoning van de bijna dertig jaar oude film Tombstone. ‘Ik zie er niet geweldig uit. In wezen verkoop ik mijn oude zelf, mijn oude carrière. Voor veel mensen is praten over oude films en foto’s verkopen van toen je Batman of The Terminator was zo’n beetje het laagste wat je kunt doen.’ Hij denkt er nog eens over na: ‘Uiteindelijk voel ik me toch eerder dankbaar dan vernederd.’

De stem van de inmiddels 61-jarige Amerikaanse acteur (Top GunBatman Forever en Heat) klinkt robotachtig, het gevolg van keelkanker en de bijbehorende behandeling. Hij maakt daarom noodgedwongen gebruik van een elektrolarynx, een elektronisch spreekapparaat. Als Kilmer zijn levensverhaal vertelt in deze smeuïge autobiografie – samengesteld uit een fikse collectie homevideo’s, auditietapes, speelfilmfragmenten, b-roll beelden, kunstwerken en actuele scènes met z’n ex-vrouw en kinderen – is het in werkelijkheid zijn zoon Jack die de voice-overs voor zijn rekening neemt en de vertelling structureert.

Waar houdt de rol op en begint de acteur af? vraagt ‘Val Kilmer’ zich af. Terugblikkend constateert hij dat hij zichzelf even vaak heeft gevonden als is kwijtgeraakt in een rol. Kilmer was altijd op zoek naar de essentie van zijn werk. Of gewoon een ontzettende lastpost. Daarvan maakt hij in deze persoonlijke film van Leo Scott en Ting Poo ook geen geheim. Hij ging vér voor zijn werk, misschien wel té ver. Dat wordt prachtig zichtbaar in de flink opgetuigde audities die hij deed voor films van Stanley Kubrick en Martin Scorsese. Kilmer gaat ‘all-in’ en reist vervolgens desnoods naar de andere kant van de wereld om zijn pitch kracht bij te zetten.

Beide keren vist hij achter het net. Bij Oliver Stone is het wel raak: met een videocassette waarin hij de songs van The Doors hoogstpersoonlijk zingt, scoort Kilmer de hoofdrol in een film over de beruchte rockband. Als ‘Jim Morrison’ zal hij vervolgens dik een jaar zijn jonge gezin terroriseren. Hoe irritant hij op de filmset kan zijn wordt duidelijk als hij tijdens de geplaagde opnames voor The Island Of Dr. Moreau, stiekem filmend met zijn eigen cameraatje, regisseur John Frankenheimer onder druk zet. De film waarvoor hij eindelijk mag werken met zijn grote held Marlon Brando wordt een fiasco. Val Kilmer heeft zijn reputatie (‘moeilijk om mee te werken’) niet voor niets.

Dat leven ligt ogenschijnlijk achter hem. Sinds hij enkele jaren geleden, tijdens een tournee met een door hem persoonlijk geschreven theaterstuk over Mark Twain, keelproblemen kreeg. Val Kilmer oogt nu oud, afgetakeld zelfs. Een man met aanmerkelijk minder toekomst dan verleden – dat bovendien een echt familiedrama bevat. Toch is dat niet het beeld dat overheerst na dit rake, enerverende (zelf)portret: hier zit een rasacteur die heeft geleefd in zijn films en die voorlopig ook nog wil blijven leven, liefst op een podium of het witte doek.

Leonardo DiCaprio: Most Wanted!

De last van beroemdheid is voor een wereldwijde ster zoals Leonardo DiCaprio nauwelijks te dragen. Waar hij ook komt, proberen bewonderende mannen en – vooral – opgewonden vrouwen een glimp van hem, van Hem!, op te vangen. Hij heeft dus moeten leren om zichzelf daarvan af te schermen. Over zijn privéleven laat de Amerikaanse acteur zo min mogelijk los. In het tv-portret Leonardo DiCaprio: Most Wanted! (52 min.) komt hij zelf, behoudens in oude interviews, dus ook niet aan het woord over zijn leven en carrière.

Wie de openingsscène aanschouwt van deze gelikte Hollywood-docu, met een impressie van zijn immense populariteit ten tijde van de kaskraker Titanic, kan daardoor niet verrast zijn. Het wekt eerder verbazing dat ‘Leo’, een geuzennaam die hem op hetzelfde niveau als de voetballer Messi plaatst, überhaupt in films is blijven acteren. Achter de tienerster is gaandeweg, aan de hand van Martin Scorsese, zelfs een volbloed karakteracteur en gedreven filmmaker tevoorschijn gekomen. Die bovendien nog altijd een miljoenenpubliek aan zich weet te binden.

‘Hij had heel gemakkelijk een enorme klootzak kunnen worden’, stelt Michael Caton-Jones, die de jonge Leo regisseerde in This Boy’s Life, in dit portret van Henrike Sandner. Daarin komen verder filmmaakster Agnieszka Holland (die met DiCaprio werkte in Total Eclipse) en de filmcritici Tim Cogshell, Katja Nicodemus en Brigitte Steinmetz aan het woord. Zij becommentariëren zijn indrukwekkende filmografie, waarvan in dit portret natuurlijk talloze fragmenten zijn te zien, en speculeren over de man – is hij weer vrijgezel? – die daarachter schuilgaat.

Één element van zijn leven heeft DiCaprio intussen wél doelbewust in de publiciteit gebracht: zijn immense zorg over de toekomst van de aarde. Hij heeft zich ontwikkeld tot één van de bekendste klimaatactivisten ter wereld. Dat is evenwel nooit ten koste gegaan van zijn filmcarrière. Sterker: in 2016 brak hij na diverse onverzilverde nominaties eindelijk de ban en sleepte met zijn hoofdrol in The Revenant die felbegeerde Oscar binnen.

Hoewel de allerergste vorm van LeoMania inmiddels wat is geluwd, lijken zijn beste jaren als acteur na ruim dertig jaar (!) nog altijd niet voorbij. Enkele weken geleden veroorzaakten uitgelekte foto’s van de nieuwe film die hij met Scorsese maakt, Killers Of The Flower Moon, bijvoorbeeld nog de nodige reuring op sociale media. Want waar Leo komt, volgen filmliefhebbers, paparazzi en zijn fans al snel.

Les Arbitres

Howard Webb

De vader van de Engelse arbiter Howard Webb maakt zich zorgen. Zijn zoon heeft zojuist een doelpunt goedgekeurd tijdens de voetbalwedstrijd Oostenrijk – Polen. Maar was die bal nou buitenspel? Vanaf de tribune heeft pa het niet goed kunnen zien, maar een fout zou Howards kansen op een topwedstrijd tijdens het Europees Kampioenschap van 2008 in Oostenrijk en Zwitserland aanzienlijk kunnen verkleinen.

Webbs assistent-scheidsrechter Mike Mullarkey realiseert zich in de rust dat ze inderdaad fout zaten en – vooral – dat hij het was die had moeten vlaggen. Het is één van de sleutelscènes van Les Arbitres (75 min.), waarin het hectische bestaan van topscheidsrechters van binnenuit wordt getoond. Vlak voor het einde van de wedstrijd geeft Webb nog een omstreden strafschop aan het thuisland. Thuis in Engeland hebben ze allang gezien dat zoonlief nu de juiste beslissing heeft genomen, zegt een andere tribuneklant tegen zijn vader. Het was zonder enige twijfel een penalty. ‘Super. Dat is goed nieuws.’

In de catacomben krijgt zijn zoon niettemin van onder uit de zak van Leo Beenhakker, de coach van Polen. ‘Niemand trok er aan een shirt’, sneert de Nederlander tegen de mannen in zwart in deze observerende documentaire van Yves Hinant, Eric Cardot en Delphine Lehericey uit 2009. ‘Absoluut niet. En dan ineens wel. Het is een ‘fucking disgrace’.’ Met die woedende woorden kan de ‘Engelse scheidsrechter’ – uit de mond van Beenhakker klinkt het als een ernstige belediging – ‘t even doen. Mullarkey probeert Webb na afloop gerust te stellen: ‘Op televisie zien ze wel dat het een penalty was.’

Bij de wedstrijdevaluatie komt alleen toch weer dat buitenspeldoelpunt aan de orde. ‘Dat is vreselijk voor het toernooi’, aldus de voormalige Nederlandse toparbiter Jaap Uilenberg die tegenwoordig namens de Europese voetbalbond scheidsrechters begeleidt. ‘Ik kan de televisiebeelden niet negeren die de hele wereld over gaan. Over het geheel was het oké.’ Maar daar koop je dus weinig voor, als leidsman met de ambitie om de finale te fluiten. En zijn assistent, die zijn vlag naar de grond hield, voelt zich duidelijk schuldig.

Behalve Webb en zijn team worden in deze intieme kijk in de scheidsrechterswereld (Engelse titel: Kill The Referee) nog drie andere arbiters gevolgd tijdens het EK: de Spanjaard Manuel Mejuto, de Zweed Peter Fröjdfeldt en de Italiaan Roberto Rosetti. Met name de communicatie tijdens de wedstrijd van de scheids met zowel de spelers als zijn assistenten, waarmee je als kijker stiekem mag meeluisteren, geeft een ongekend beeld van hoe zo’n topper zich van zijn taak moet kwijten in de heksenketel die het moderne voetbal kan zijn.

En gaandeweg komt ook de tragische positie van scheidsrechters tijdens zo’n kampioenschap in het oog. Als hun nationale elftal doorstoot naar een volgende ronde, wordt de kans dat zij zijn uitgefloten tijdens het toernooi steeds groter. Één van hen kan slechts uitkomen in de finale. De anderen moeten vervolgens, met een mengeling van bewondering en jaloezie, toekijken hoe hun collega één van de hoogtepunten uit zijn carrière beleeft.

Het is een even vanzelfsprekende als treffende apotheose voor deze prachtige sportfilm.

In 2020 verscheen er een nieuwe en thematisch verwante scheidsrechtersfilm: Das Spiel.

High On Crack Street: Lost Lives In Lowell

Afgetrokken gezichten, verwilderde ogen en rotte tanden. In één oogopslag verraden de hoofdpersonen van de documentaire High On Crack Street: Lost Lives In Lowell (59 min.) hun voornaamste bezigheid: het scoren en gebruiken van crack, de goedkope straatvariant van cocaïne. Aan het einde van de twintigste eeuw behoorden dit soort menselijke ruïnes tot het vaste straatbeeld in grote Amerikaanse steden en tegenwoordig lijken ze, als gevolg van de zogenaamde Opioid Crisis, daarin weer terug te keren.

Deze observerende documentaire uit 1995 is gesitueerd in Lowell, Massachusetts, waar de crackepidemie wild om zich heen grijpt. ‘Ik ben een druggie, maar ik ben tegelijkertijd ook geen druggie’, zegt een blonde vrouw treffend, terwijl haar huisgenoten high worden. ‘Ik wil beter worden, maar ik wil ook niet beter worden. Ik heb hulp nodig, maar sla die hulp ook af.’ Ze pauzeert even: ‘Ik wil het zelf doen. Dat kan ik ook.’ Enkele ogenblikken later heeft ze zich alweer overgegeven aan het roken van crack. Alsof alles wat ze zojuist heeft gezegd voorgoed is vervlogen.

Die eeuwige cyclus van goede voornemens, opzichtige terugvallen en pogingen om weer boven Jan te komen vormen het hart van deze ruwe en ruige film, waarin de filmmakers Jon AlpertMaryAnn De Leo en Richard Farrell zich concentreren op drie hoofdpersonen: Brenda (die zwanger is geraakt op straat, maar van wie?), haar (ex-)vriend Boo Boo (een licht ontvlambare rouwdouwer met, ergens, ook wel een goede inborst) en voormalig profbokser Dicky Ecklund (die ooit nog met Sugar Ray Leonard in de ring heeft gestaan, maar nu vooral tegen zichzelf vecht).

Ze zijn nog slechts schimmen van de mensen die ze ooit geweest moeten zijn. Tegenwoordig houden de drie zich, tussen het spuiten en basen door, vooral onledig met vechtpartijen, winkeldiefstal en straatprostitutie. Elke vorm van schaamte, ook voor de camera, is daarbij verdwenen. In de achttien maanden dat deze documentaire werd geschoten maken ze de ene na de andere crisis door en offreren zo een compromisloos beeld van het leven aan de zelfkant. Een troosteloze wereld, die je je ergste vijand nog niet toewenst.

Deze desolate documentaire vormde de basis voor de speelfilm The Fighter, waarin Christian Bale een bokser met een hardnekkige verslaving vertolkt.

Roes

VPRO

‘Kunnen we dit er niet uitknippen?’ verzucht Leo de Boer in z’n voice-over, bij een scène waarin zijn vrouw zegt dat ze hem al héél vaak op zijn drankgebruik heeft gewezen. De Boer kan er niet omheen: hij heeft zijn eigen drankzucht, verbeeld door het jerrycannetje whisky dat hij zo nu en dan inslaat, altijd gebagatelliseerd. Zoals stevige drinkers dat nu eenmaal plegen te doen.

Net als al die andere ‘gezelligheidsdrinkers’ nam De Boer slechts een biertje tijdens het koken. Een wijntje bij het eten. Tijdens de avonduren enkele glazen voor de gezelligheid. En een bodem whisky als nachtmutsje. Niks aan de hand, toch? Totdat de dokter na een onfortuinlijk fietsongeluk zijn bloed eens onderzocht…

Samen met enkele andere notoire pimpelaars besluit de documentairemaker zijn drankgebruik onder ogen te zien en te participeren in Dry January, een hele maand zonder alcohol. Het proces wordt begeleid door een psycholoog en gaat gepaard met de onvermijdelijke kringgesprekken en persoonlijke sessies, waarin iedereen reflecteert op zijn eigen drankgedrag.

De Boer is een wat onwillige deelnemer en voorziet de activiteiten in Roes (69 min.) van speels commentaar, dat er soms wat dik bovenop ligt. Waar maken ze zich toch eigenlijk druk over? Die attitude geeft de film een luchtige ondertoon, die goed past bij de achteloze manier waarop veel Nederlanders, ook uit de categorie ‘probleemdrinkers’, nu eenmaal drinken.

Deze vermakelijke film is doordrenkt met die laconieke houding. Van drank als alomtegenwoordig smeermiddel in het gewone dagelijkse sociale verkeer. Waarbij het pas opvalt als je níet meedoet. Lastig, hoor. Toch komt elk van hen voor de keuze te staan: gezelligheidsdrinker, gelegenheidsdrinker of toch geheelonthouder?

Becoming Zlatan

Waarom werd juist Zlatan Ibrahimovic een absolute wereldster en weet hij, inmiddels dik in de dertig, nog altijd van geen ophouden? Die vraag ligt impliciet onder de documentaire Becoming Zlatan (95 min.) uit 2016. In deze fijne sportfilm belichten Fredrik en Magnus Gertten hoe het Zweedse voetbaltalent Zlatan Ibrahimovic het fenomeen ‘Zlatan’ werd – hoewel hij dat volgens Mido, de Egyptische aanvaller die zijn directe concurrent was bij Ajax, eigenlijk van jong af aan al was geweest.

‘Ik koop nooit een speler zonder hem in de ogen te kijken’, stelt de toenmalige technisch directeur van Ajax, Leo Beenhakker. ‘Het was bijzonder: hij was 19, maar keek me recht in de ogen. Binnen een half uur waren we klaar. Vraag me niet waarom. Vraag me niet waarom je verliefd wordt op het ene meisje en niet op het andere.’ Zlatan had, volgens de altijd smakelijk formulerende Beenhakker, dat ene. Je ne sais quoi. Een onmiskenbaar vuur in de ogen.

Luciano Moggi, de directeur van Ibrahimimovic’ volgende club Juventus formuleert het anders. ‘Als hij geen voetballer was, was hij waarschijnlijk fietsendief geworden’, zegt hij lachend. Dat is wat minder bezijden de waarheid dan het in eerste instantie misschien lijkt. De boomlange sterspits groeide op in een getroebleerd migrantengezin in Zweden. Zijn ouders waren afkomstig uit het voormalige Joegoslavië en konden hem geen veilige thuisbasis bieden. Ibra, die zichzelf een zigeuner noemt, werd een onvervalst straatratje. Óók op het veld.

Een joch dat nog wel eens een elleboog wilde uitdelen en zo nu en dan in de clinch lag met alles en iedereen, zo wordt duidelijk in deze grotendeels uit archiefmateriaal opgebouwde film, die zijn roerige tijd bij Ajax (2001-2004) als uitgangspunt neemt. In die periode stoomde hij zichzelf klaar voor een loopbaan bij de grootste clubs van Europa. Insiders als David Endt, Ronald Koeman en Marco van Basten en zijn medespelers Mido, Jan van Halst, Jari Litmanen en Andy van der Meijde hebben levendige herinneringen aan het enfant terrible waarmee ze toen te maken hadden.

Parallel aan Zlatans Amsterdamse periode schetsen de gebroeders Gertten zijn ontwikkeling als tiener in Malmö. Ook toen waren er diverse momenten waarop zijn loopbaan een verkeerde afslag had kunnen nemen. Het succes dat nu, met de wijsheid van achteraf, zo vanzelfsprekend lijkt, kwam in werkelijkheid tot stand door een mengeling van talent, geluk en doorzettingsvermogen. Waarbij Zlatan over het vermogen bleek te beschikken om juist als alle signalen op rood leken te staan het allerbeste uit zichzelf te halen.

Deze documentaire toont daarvan het ultieme voorbeeld: na de tumultueus verlopen vriendschappelijke interland Nederland – Zweden, waarin Ibrahimovic teamgenoot Rafael van der Vaart blesseerde, scoorde hij de mooiste goal uit zijn Ajax-periode.

Keeper

Halal

Als Hans van Breukelen – talloze malen kampioen van Nederland, winnaar van de Europa Cup 1 en Europees kampioen met het Nederlands elftal – wordt gevraagd naar het definiërende moment van zijn carrière, dan is de kans behoorlijk groot dat hij ‘het graspolletje’ noemt. Een, relatief kleine, fout die in 1987 de nederlaag van PSV tegen rivaal Feyenoord inleidde. De Eindhovense voetbalclub werd dat jaar overigens gewoon kampioen en zou in het volgende seizoen letterlijk alles winnen wat er te winnen viel. Met Van Breukelen als rots in de branding.

Het incident met het polletje is illustratief voor de 73-voudige international Van Breukelen, de succesvolste doelverdediger uit de Nederlandse historie, en voor zijn stiel in het algemeen: de keeper als een tragische figuur. De bezeten eenling. Het buitenbeentje ook. Een man – of steeds vaker: vrouw – die nooit punten voor je wint, ze alleen kan verliezen. ‘Als het team wint, komt het door de trainer’, zegt Tarek Kharboutly, één van de hoofdpersonen van de documentaire Keeper (75 min.). ‘Als het team verliest, komt het door de keeper.’ Een fout is volgens de doelverdediger van de Zuid-Hollandse tweedeklasser Teylingen, die ooit voor het Syrische nationale elftal speelde, niets minder dan ‘een schande’.

Tegendoelpunten kunnen zelfs intens verdriet veroorzaken, zoals bij jeugdkeeper Lenny Bemboom uit Terschelling die tranen met tuiten huilt als er wéér een bal invliegt. Er moet een volwassene aan te pas komen om de jongen te troosten. Het is één van de mooiste scènes uit deze fijne publieksfilm van Johan Kramer, die verder de ambitieuze doelvrouw Selena Babb en de 74-jarige Jan Dooijewaard van DVV’33 uit Ermelo, ‘de oudste keeper van Nederland’, portretteert. Via hen gaat Kramer, in de rug gedekt door de sportjournalisten en (oud-)keepers Sjoerd Mossou en Leo Oldenburger, op zoek naar het wezen van de spreekwoordelijke sukkel op doel. Die er natuurlijk alleen staat omdat hij niet kon voetballen.

De filmmaker maakt in deze mythologisering van de beroepsgroep, die alle oerbeelden bestendigt die je bij keepers kunt hebben, geen gebruik van archiefmateriaal. Geen legendarische namen uit het verleden dus, zoals Gordon Banks, Dino Zoff of Rinat Dasajev. En ook de moderne ‘krokettenvangers’ Neuer, Courtois of – de grote held van Lenny – De Gea ontbreken. Keeper richt zich op gewone baltegenhouders. In een oer-Hollandse setting is te zien hoe ze hun verdediging dirigeren, spugen in handschoenen, rekken en strekken, de bal uit de sloot halen of klaar gaan staan om een penalty te stoppen (volgens Sjoerd Mossou de enige situatie waarin een keeper alleen maar kan winnen). Kamer vangt hun rituelen in fraaie, door weelderige muziek ondersteunde sequenties. Waarbij natuurlijk ook dat hele kleine beetje sterven na elke tegengoal niet ontbreekt. Als de bal ook nog eens door hen, en door niemand anders, uit het doel moet worden gehaald.

En niemand die dat zo hartverscheurend kon als, juist, Hans van Breukelen. De beelden zijn moeiteloos op te roepen: hoe hij nadat de bal uit het net is gevist, met een mengeling van ongeloof en weltschmerz in de ogen en mismoedig schuddend met het hoekige hoofd, de bal met een larmoyante voetbeweging richting middenstip trapt. Nóg mooier echter zijn de herinneringen aan hoe ‘De Breuk’ eerst, in de aanloop naar de belangrijkste strafschop van zijn leven, met zijn wijsvinger even het rechterooglid omlaag trekt (zo van: ‘ik heb jou door, jongen!’) en later als een ongenaakbare gladiator de knuffels van zijn teamgenoten in ontvangst neemt. Tussendoor heeft hij in de EK-finale van 1988 een penalty van de Rus Belanov gestopt. Die redding vormde de opmaat naar de enige prijs die Oranje ooit won.

Disclaimer: ik sta zelf elke zondag op doel en ben zo ongeveer het tegendeel van Hans van Breukelen: nooit iets gewonnen en na elke redding op zoek naar een schouderklopje.

Dichter Bij Tanja

Leo de Boer wil Dichter Bij Tanja (90 min.) komen. Uiteindelijk komt de filmmaker echter vooral dichter bij een andere Nederlandse vrouw in Colombia, Liduine Zumpolle. Als vertegenwoordiger van de organisatie Handen Voor De Vrede probeert zij, met gevaar voor lijf en leden, guerrillero’s los te weken uit de FARC. En bij die revolutionaire beweging heeft Tanja Nijmeijer zich aangesloten, een Overijssels meisje met een sterk rechtvaardigheidsgevoel. Zo is ze in het hart van de bloedige burgeroorlog beland, die al een halve eeuw woedt in het Zuid-Amerikaanse land.

‘Een zeer onzeker, emotioneel zwabberend meisje’, zegt Liduine over Tanja in deze documentaire uit 2010. ‘A rebel without a cause.’ Ze heeft in eerste instantie weinig goeds te melden over de studente die in het ‘suffe Groningen’ al bezig was met de dierenbescherming en veganistisch at en in Colombia de wapens opnam. ‘Er kwamen een paar linkse, ongetwijfeld goed salsa dansende, muziek makende en hash rokende Colombianen langs en daar is ze aan verslingerd geraakt.’ Tegelijkertijd herkent Liduine zich ook in Tanja. Zij arriveerde ooit met soortgelijke idealen in Zuid-Amerika.

De struise FARC-kenner lijkt Leo de Boers enige kans om in contact te komen met de hoofdpersoon van zijn film. De familie van Tanja wil niets van hem weten, bang om wéér gebruikt te worden door journalisten die maar geen genoeg krijgen van hun iconische dochter. De Nederlandse filmmaker moet zich dus verlaten op Liduine, die net als Tanja door roeien en ruiten gaat om haar doelen te verwezenlijken. Het publiceren van uitgelekte Nijmeijers dagboeken bijvoorbeeld. Zonder dat ze het zelf echt doorheeft, groeit zij uit tot het belangrijkste personage van De Boers documentaire.

Via Liduine brengt hij zijn zoektocht naar de mythische revolutionair Tanja Nijmeijer in beeld. Dat gaat niet zonder slag of stoot. Het knettert regelmatig tussen de vrouw die Tanja wakker wil maken uit haar boze droom en de man die diezelfde droom ook wel romantisch vindt. Allebei hebben ze bovendien hun eigen motieven om ‘de Hollandse’ op te sporen. Hij een film. Zij, zo blijkt later, een boek. Intussen probeert De Boer ook de contacten met Tanjas moeder warm te houden. Als zij ervan overtuigd raakt dat zijn queeste een brug naar haar dochter kan leggen, wil ze wellicht tóch meewerken.

Stukje bij beetje komt Leo de Boer zo steeds dichter bij het subject van zijn film. Al heeft hij geen idee waar hij haar moet zoeken. Of Tanja überhaupt nog in leven is.

De Race – Hoe Bouw Je Een Quantum Computer?

‘Als je denkt dat je kwantummechanica begrijpt, dan begrijp je helemaal niets van kwantummechanica.’ Met dit citaat van Richard Feynman, het eerste van een hele serie wijsheden over de onbegrijpelijke wetenschap, trapt David Kleijwegt zijn documentaire De Race – Hoe Bouw Je Een Quantum Computer? (78 min.) af. Is het een waarschuwing?

Kleijwegt volgt de Delftse Nano-wetenschapper Leo Kouwenhoven, een aspirant-Nobelprijswinnaar als we deze film mogen geloven, in zijn pogingen om een kwantumcomputer, die bijvoorbeeld simulaties van levende organismen en gepersonaliseerde geneeskunde mogelijk moet maken, te fabriceren. Zijn team heeft een voorsprong op de internationale concurrentie omdat het als eerste de zogenaamde Majoranadeeltjes heeft waargenomen – als ik het allemaal goed heb begrepen (en daar zou ik zelf geen geld op durven te zetten).

Dat is tevens de grootste uitdaging van deze documentaire: de finesses van de ontwikkeling van de kwantumcomputer zijn verdomd lastig tastbaar te maken én in beeld te brengen. En dus richt Kleijwegt zich tevens op de persoon Kouwenhoven, zijn team van ambitieuze promovendi en ’s mans pogingen om erkenning en financiering te vinden voor hun onderzoeksproject.

Bij de presentatie van zijn nieuwe onderzoekscentrum QuTech moet Kouwenhoven bijvoorbeeld ook de pers te woord staan. ‘Ik heb me nog een beetje verdiept in de kwantumcomputer’, begint een redacteur die een item voorbereidt over die dekselse wondercomputer. ‘En waar voor ons het grootste probleem zou zitten is: is het begrijpelijk voor de kijkers?’ De topwetenschapper maakt van zijn hart geen moordkuil. ‘Dat is het punt. Want wij begrijpen het zelf ook niet, hè?’

’Wat zeg je?’, klinkt het verward aan de andere kant van de telefoonlijn. Kouwenhoven legt het nog één keer uit: ‘Wij begrijpen het zelf ook niet. De principes van de kwantumcomputer zijn onbegrijpbaar, maar als je dat accepteert kun je daar de meest fantastische dingen mee doen.’ Het optimisme van de wetenschapper wordt gaandeweg de film echter flink getemperd. Waar de supercomputer een pronkstuk voor de nabije toekomst leek, blijft hij door tegenslag vooralsnog buiten handbereik.

Die menselijke insteek, van persoonlijke ambities die moeten worden bijgesteld of zelfs worden geknakt, vormt het interessantste element van deze film, waarin Kleijwegt de kijker naar mijn smaak wat meer had mogen gidsen. Nu heeft De Race een behoorlijk hoog instapniveau en zal de film waarschijnlijk vooral ingang vinden bij een publiek dat de ontwikkelingen in de wetenschap sowieso al op de voet volgt.

Boudewijn Büch: Verdwaald Tussen Feit En Fictie

NTR

Hij heeft zich wat mij betreft onsterfelijk gemaakt, schrijver/televisiepersoonlijkheid Boudewijn Büch, met zijn messcherpe aanklacht tegen de publiek beleefde rouw na de moord op Pim Fortuyn in 2002: ‘De dood dient dood te blijven: stil, verdrietig en ongelooflijk doodstil.’

Enkele maanden later overleed Büch zelf, op 53-jarige leeftijd. Zoals hij zelf al had aangekondigd: hij kon niet meer leven met Het Carnaval Der Rouwenden. Na Büchs dood bleven de raadselen over zijn leven, die inmiddels de grondstof hebben gevormd voor de biografie Boud en twee documentaires.

In Boudewijn Büch  – De Dichter, De Dodo En Het Demasqué (52 min.) uit 2008 probeert Coen Verbraak samen met intimi en prominenten, zoals Diederik van Vleuten, Gerrit Komrij en Maarten ’t Hart, de ‘trieste ADHD-dichter’ (Harry de Winter), ‘dancing clown’ (vriendin Loan Son) en ‘een raar, dik, klein presentatortje uit Holland’ (Büch zelf) te duiden.

Centrale thema daarin is de fascinerende manier waarop hij in zijn verhalen, zowel zijn beweringen tegenover vrienden als de gebeurtenissen die uiteindelijk in romanvorm werden gegoten, omgaat met de (on)waarheid. ‘Het verzonnen leven’, zoals Adriaan van Dis dit noemt. Of ‘het personage Boudewijn Büch’, met zijn eigen breed uitgemeten fascinaties. Voor Mick Jagger, Goethe en blonde jongetjes bijvoorbeeld.

Die verhalen – waar, flink aangedikt of geheel verzonnen – domineren ook Boudewijn Büch – Verdwaald Tussen Feit & Fictie (56 min.) uit 2016. Deze spannende film van Leo de Boer, die donderdag wordt herhaald in Het Uur Van De Wolf, voert zijn biografe Eva Rovers op als verteller. Zij doorzocht Büchs persoonlijke archieven en diepte daaruit ook allerlei persoonlijke geschriften op, die worden voorgelezen door mensen uit zijn directe omgeving.

Waar Verbraak via Büchs werk en carrière stiekem bij hem naar binnen probeert te sluipen, richt De Boer zich vrijwel volledig op Boudewijns innerlijke leven. Tezamen schetsen de twee documentaires een indringend portret van een kleurrijke, gecompliceerde en tragische figuur, die blijkbaar niet met de naakte waarheid kon of wilde leven.