Chaplin: Spirit Of The Tramp

Periscoop Film

Na de dood van hun moeder vindt Victoria Chaplin in een afgesloten lade van een kast in hun Zwitserse huis Manoir de Ban een brief die haar vader Charlie heeft ontvangen na het publiceren van zijn autobiografie in 1964. Ze geeft hem aan haar broer Michael, die er helemaal van ondersteboven is. De brief is afkomstig van ene Jack Hill. Hij noemt hun vader een leugenaar. ‘Hallo Charlie, je schrijft over je geboortehuis’, schrijft Hill. ‘Je liegt alleen dat je barst. Je kunt helemaal niet weten waar je bent geboren of wie je eigenlijk bent. Als je ‘t zo nodig wilt weten: je bent geboren in een caravan.’

De wereldberoemde Britse komiek en acteur Charlie Chaplin (1889-1979) – die vader dus – kwam ter wereld op de zogenaamde Black Patch in Smethwick, nabij de Britse industriestad Birmingham. In een Roma-caravan, naar verluidt zelfs van de Gypsy Queen van de gemeenschap, Jack Hills tante. Chaplin had dus ‘zigeunerbloed’ door zijn aderen vloeien en zou zijn jonge jaren in erbarmelijke omstandigheden en diepe armoede doorbrengen. In Chaplin: Spirit Of The Tramp (90 min.) onderzoeken twee kleindochters van Chaplin, de zussen Carmen (regie) en Dolores (productie), hoe die wortels zijn te traceren in ‘s mans leven en werk.

Chaplins oudste zoon, de schrijver Michael J. Chaplin, fungeert daarbij als verteller. Hij wordt terzijde gestaan door zijn broer Christopher (musicus) en zussen Geraldine (actrice), Victoria (circusartiest) en Jane (schrijfster) en gaat verder in gesprek met bekende vertegenwoordigers van de Roma-gemeenschap zoals regisseur Tony Gatlif, schrijver Damian Lebas, regisseur Emir Kusturica en muzikant Stochelo Rosenberg. Stuk voor stuk vinden zij talloze aanknopingspunten in Chaplins oeuvre. Te beginnen natuurlijk bij zijn voornaamste creatie, The Tramp. Een zwerver die zomaar voor een zigeuner kan worden versleten.

Het feit dat Charlie Chaplin in producties als de stomme film-klassieker The Gold Rush (1925) en de genadeloze Hitler-pastiche The Great Dictator (1940) gebruik maakte van composities van Johannes Brahms, die sterk was beïnvloed door Romani-muziek, is minder voor de hand liggend. Of dat de manier waarop hij, in de woorden van Emir Kusturica (de maker van de ultieme gypsy-komedie Black Cat, White Cat), vecht met de zwaartekracht (zoals naderhand treffend wordt geïllustreerd met een slapstick koorddansscène uit The Circus, waarvoor Chaplin in 1928 een Oscar won) ook kan worden verbonden met zijn Roma-roots.

Hoewel de verhaallijn in deze ‘familiefilm’ van The Chaplins, waarin ook Charlies biograaf David Robinson en acteur Johnny Depp nog even kort hun zegje mogen doen, soms wat scherper had gekund en de docu ook stilistisch een beetje een ratjetoe wordt (met interviews, ontmoetingen, archiefbeelden, filmfragmenten en uitzinnige Roma-sequenties) voegt Chaplin: Spirit Of The Tramp wel degelijk een waardevol perspectief toe aan The Real Charlie Chaplin (2021), de documentaire die enkele jaren geleden het definitieve portret leek van de baanbrekende entertainer.

After Baywatch: Moment In The Sun

ABC News

‘Iedereen in de serie was mooi’, vertelt Billy ‘Eddie Kramer’ Warlock. ‘Je moest wel mooi zijn. Anders kwam je er niet in.’

‘Veel mensen zeiden: ik kijk de serie met het geluid uit’, herinnert Nicole ‘Roberta “Summer” Quinn’ Eggert zich.

‘Eerlijk gezegd waren die scènes in slow-motion ook het beste’, vult Carmen ‘Lani McKenzie’ Electra aan. ‘Want daarin was je op je meest sexy te zien.’

Met een hedendaagse bril bekeken kan Baywatch eigenlijk helemaal niet meer door de beugel. Veel afleveringen van de naughty nineties-serie lijken vooral een alibi om mooie lijven te tonen. Liefst in slow-motion rennend over het strand, in veel te krappe rode badpakken of minuscule rode slips. De serie over Californische strandwachten zette dan ook de nodige sekssymbolen op de kaart, zoals Pamela AndersonCarmen Electra en Erika Eleniak, de enige echte Knight Rider (David Hasselhoff) en een hele stoet knappe jongens met wasbordjes, die vaak allang weer zijn vergeten.

Zij halen nu stuk voor stuk herinneringen op in After Baywatch: Moment In The Sun (168 min.), een vierdelige serie van debuterend documentairemaker Matthew Felker. Hij heeft vijf jaar gewerkt aan deze productie over de serie, die hem ooit inspireerde om zelf naar Californië te verhuizen en strandwacht (!) te worden. En hij heeft zichzelf ook maar meteen tot deskundige gebombardeerd en duidt dus in beeld (!!) alle verwikkelingen. Felker weet zich in de rug gedekt door een vrijwel complete sterrenlijst. Alleen Yasmine Bleeth en David Charvet schitteren ditmaal door afwezigheid.

Gezamenlijk roepen zij een serie op, die de tijdgeest perfect weerspiegelde. Baywatch was ongegeneerd sexy, leek soms bijna een reclamefolder voor plastische chirurgie en leverde sterren af, waar paparazzi een dagtaak aan hadden. De tumultueuze relatie van Pamela Anderson met Mötley Crüe-drummer Tommy Lee, nog eens aangejaagd door die beruchte sekstape, maakte de blondine bijvoorbeeld alleen maar populairder. Tegelijkertijd joeg de roddelpers ook op compromitterende foto’s van de Australische ‘hunk’ Jaason Simmons, die maar niet uit de kast durfde te komen.

Er was destijds ook volop kritiek op de gelikte strandserie, herinneren reflectieve castleden zoals Alexandra Paul en Gregory Allan Williams zich: was Baywatch bijvoorbeeld niet erg seksistisch? En werd ‘t ook niet eens tijd voor een meer diverse cast? Zulke thema’s worden wel aangestipt in deze soapy miniserie, maar nooit serieus uitgewerkt. Felker werkt liever zijn checklist af (de liefde ‘irl’ tussen Erika en Billy? Vink) en concentreert zich ook op trivialiteiten: het ontstaan van de themasong, de inzet van sluikreclame en hoe het merk Baywatch op alle mogelijke manier te gelde werd gemaakt

En vanzelfsprekend krijgen ook de persoonlijke verhalen van de sterren alle ruimte. Voor de rol van David Hasselhoffs zoon in de serie moesten de makers bijvoorbeeld kiezen tussen de veertienjarige Jeremy Jackson en diens twee jaar jongere concurrent Leonardo DiCaprio. De keuze viel uiteindelijk op Jackson, die was opgegroeid zonder vader en in Hasselhoff een surrogaatouder dacht te vinden. Als broekie moest Jackson zich vervolgens staande houden op de filmset. Te jong voor de vrouwen, maar oud genoeg voor crystal meth. Al voor z’n twintigste stond hij te boek als een ‘has been’.

Ruim twintig jaar later is Jeremy Jackson enkele afkickpogingen en de nodige jaren gevangenis verder en lijkt het evenwicht dat hij nu heeft gevonden nog altijd erg broos. Voor meer castleden is het een opgave gebleken om hun leven een vervolg te geven na dat verblindende ‘moment in de zon’. Anderen kampen inmiddels met serieuze gezondheidsproblemen, iets waarop Felker nét iets te gretig inspeelt in deze gladde en tamelijk sentimentele miniserie. Die is best vermakelijk hoor, maar heeft uiteindelijk niet heel veel meer om het lijf dan de gemiddelde Baywatch-aflevering.

Misslukt

c: Otto van den Toorn / KRO-NCRV

Het is weer eens wat anders dan Verbrande Herman, Rooie Jos of Jantje van Amsterdam, de voortdurend tussen de onder- en bovenwereld laverende vrije jongens die hij nu al enkele decennia volgt voor het documentaireproject Foute Vrienden. En dat geldt evenzeer voor Frank MasmeijerRob Scholte en Emile Ratelband, die hij doorlichtte in vlijmscherpe persoonlijke portretten. Want nu heeft Roy Dames een heuse Miss Nederland voor zijn camera. Misslukt (54 min.), dat wel.

Tenminste, zo kijkt fotomodel, onderneemster en presentatrice Stephanie Tency, inmiddels in de dertig, tegenwoordig naar zichzelf. Een nog altijd jonge vrouw, die zich in de afgelopen jaren volledig heeft verloren in plastische chirurgie: Botox-behandelingen, borstimplantaten, neuscorrecties, liposuctie, fillers, facings… ‘Ja, het is eigenlijk meer van: wat heb ik niet gedaan?’ zegt ze, enigszins ongemakkelijk lachend. ‘Ik heb eigenlijk alles gedaan wat je maar kan bedenken.

Stephanie heeft zelf een ‘timeline’ gemaakt van alle cosmetische ingrepen, inclusief onsmakelijke foto’s, filmpjes en vlogs. En die moeten allemaal in deze film, vindt ze. ‘Ik wil een sensationele documentaire, dat mensen met een teiltje naast hun bank moeten gaan zitten.’ Want Stephanie Tency schaamt zich er volgens eigen zeggen voor dat ze al die jaren naar ‘die achenebbisj-praktijken’ is gegaan om aan haar uiterlijk te laten sleutelen en wil jongere meiden daar nu voor waarschuwen.

Tegelijk is het de vraag of ze er zelf eigenlijk wel klaar voor is om zonder borstimplantaten door het leven te gaan. Ze boomt erover met Dames, bezoekt een psycholoog en gaat langs bij actrice Fajah Lourens, die haar siliconenborsten enige tijd geleden heeft laten weghalen. Tussendoor spreekt Stephanie ook met haar ouders. Moeder Carmen maakt zich regelmatig zorgen, terwijl vader Jack vindt dat ze haar lichaam heeft ‘mismaakt’. Hij moet niets hebben van die ‘plofkopklinieken’.

Natuurlijk vraagt zijn dochter zich in deze rechttoe rechtaan-film, een soort vervolg op Dionne Slagters Moordtieten (2021), ook af waarom juist zij zo gevoelig is gebleken voor de verlokkingen van schoonheid. Het antwoord was eigenlijk wel te bedenken – enter: zelfrespect en -acceptatie – en wordt slechts beperkt uitgediept in deze wat eendimensionale film, die gezien het toenemende aantal cosmetische ingrepen natuurlijk wel een bijzonder urgent thema aansnijdt.

‘Wie ben ik zonder mijn uiterlijk?’ vraagt Stephanie Tency zich onderweg naar de apotheose van deze docu, de keuze om wel of niet nieuwe borstimplantaten te nemen, nog maar eens hardop af. ‘Wie is Steph?’

Disco: Soundtrack Of A Revolution

PBS/BBC

ABBA, Donna Summer, Village People, The Bee Gees en John Travolta in een wit pak op de dansvloer. Zomaar wat associaties rond het fenomeen ‘disco’ bij de start van deze driedelige docuserie van Louise Lockwood en Shianne Brown. En meteen een constatering erbij: disco is terug. Van nooit weg geweest. Ook al staat volgens sommige haters nog altijd als een paal boven water: disco sucks.

Disco: Soundtrack Of A Revolution (153 min.) gaat terug naar het New York van de jaren zeventig. Na de zogenaamde Stonewall-rellen van 1969 ontstaat in de huiskamer van David Mancuso een nieuwe, inclusieve scene, waarbinnen ook gekleurde Amerikanen, feministische vrouwen en de LHBTIQ+-gemeenschap hun plek vinden. Tijdens deze feesten in ‘The Loft’ wordt de basis gelegd voor een muziekstroming die in het navolgende decennium de hele wereld zal veroveren: D.I.S.C.O.

Aflevering 1 schetst met wegbereiders, ‘early adopters’ en kenners hoe de ondergrondse danscultuur volwassen wordt. Daarbij wordt disco ook nadrukkelijk in z’n maatschappelijke context geplaatst, als onderdeel van de tweede feministische golf, Black Power en de homo-emancipatie. In het tweede deel, over de hoogtijdagen van het even geliefde als verguisde genre, komen de (sub)toppers aan het woord: Thelma Houston, George McCrae, Anita Ward en één van de discodiva’s, Candi Staton.

Bijzondere aandacht is er dan voor de New Yorkse club Studio 54, dé plek voor seks, drugs & disco. Waar zien en gezien worden het parool is. Tenminste volgens één van de oprichters van de ‘place to be’, Carmen D’Alessio. Andy Warhol zou volgens haar bijvoorbeeld nog naar de opening van envelop gaan, bang dat hij anders iets zou missen. Het succes van disco barst daarna helemaal uit z’n voegen met de film Saturday Night Fever, waarmee John Travolta en The Bee Gees wereldsterren worden.

En dan begint het genre volgens de echte trendsetters, waarop deze gedegen miniserie zich vooral concentreert, z’n ziel kwijt te raken. Illustratief is het verhaal van Village People, een groep die allerlei homostereotypen presenteert aan een groot publiek. Een paard van Troje zogezegd, maar discopuristen moeten er niks van hebben. ‘Je had baggermuziek van baggerplatenmaatschappijen die voor het snelle geld gingen’, zegt Ana Matronic van Scissor Sisters in de slotaflevering.

De markt raakt oververzadigd. Intussen bereikt de weerzin tegen disco een nieuw hoogtepunt. Op 12 juli 1979 wordt er in het sportstadion Comiskey Park, waar het plaatselijke honkbalteam The Chicago White Sox ‘t opneemt tegen The Detroit Tigers, een heuse ‘Disco Demolition’ georganiseerd door de radiodeejay Steve Dahl. Gekleed in een militair uniform brengt hij discoplaten tot ontploffing. Een ludieke actie of toch een moderne variant de boekverbrandingen? De meningen verschillen.

Het mediaspektakel luidt in elk geval het begin van het einde in voor de lijfmuziek van de Amerikaanse LHBTIQ+-gemeenschap, die in dezelfde tijd ook wordt overvallen en gestigmatiseerd door de AIDS-epidemie. En die tragische crisis vormt tevens het ‘point of no return’ van deze gesmeerd lopende productie, die zeker in het nostalgiecircuit gretig aftrek zal vonden. Want daarna neemt disco vanuit datzelfde Chicago ongenadig wraak, onder een nieuwe noemer: house.

La Mano En El Fuego

HBO Max

‘Om tegen een kind te zeggen: je bent een hoer en je hebt Pincelito verkracht.’ Mari Carmen Espinosa kan er nog altijd niet bij. ‘Godverdomme! Pfff….’ Haar dochter Verónica was dertien toen ze op zaterdagochtend oktober 1998 door een dorpsgenoot werd verkracht. De metselaar en duivenhouder Antonio ‘Pincelito’ Cosme was 63. En de andere inwoners van Benejúzar in Alicante stonden aan zijn kant. Zij konden zich niet voorstellen dat hij, lid van een bekende familie in het Spaanse dorp, zich werkelijk had vergrepen aan dat kind van die vrouw van buiten.

‘We kregen alleen maar minachtig, beledigingen en agressie van het dorp’, vertelde het tienermeisje zelf destijds. ‘Mensen op straat hebben me bedreigd: als Pincelito vrij is, snijdt hij je keel door. En die van je familie ook.’ Ruim 25 jaar later kunnen Verónica en haar inmiddels bejaarde moeder, die elkaar regelmatig moed inspreken tijdens hun gesprekken voor deze docuserie, nog altijd nauwelijks geloven hoe zij in de beklaagdenbank terecht kwamen. Het was een pijnlijk staaltje ‘victim blaming’. Want toen had Mari Carmen nog helemaal geen wraak genomen op Pincelito.

In het gelikte intro van La Mano En El Fuego (Engelse titel: Hell On Earth: The Veronica Case, 132 min.) – waarin, zoals tegenwoordig ‘goed’ gebruik is, alvast wordt geteased naar wat er nog gaat komen – geeft documentairemaakster Elena Molina dat direct prijs: de moeder van het dertienjarige slachtoffer heeft de verkrachter zeven jaar later overgoten met benzine en vervolgens levend in brand gestoken. Daarmee ligt het complete tragische verhaal al bij de start van deze driedelige serie op tafel en is het vooral de vraag hoe en waarom het zover heeft kunnen komen.

En dat is onvoldoende om drie afleveringen lang, ruim twee uur, te blijven boeien. Hoeveel drama Molina met tamelijk gekunstelde toneelstukjes tussen moeder en dochter, onheilspellende muziek en symbolische sequenties met duiven, een ontsnapt paard en vuur ook toevoegt, de serie blijft voelen als een eindeloze herhaling van zetten. Achteraf bezien zaten alle elementen die er echt toe deden in deze tragische geschiedenis al in die allereerste minuten verstopt en blijkt vrijwel alles wat daarna volgt niet héél veel meer dan het uitmelken daarvan.

Het is alleen nog de vraag of die wraakactie het gevolg was van spontane verstandsverbijstering of toch tot in detail was voorbereid.

Samen Alleen

KRO-NCRV

Hij loopt voor z’n gevoel als een dronken man. Filmproducent Kees Rijninks moet continu op zijn evenwicht letten. Anders kan hij zomaar ineens vallen. Dat is ook een permanente angst. Dan verstijft hij. Letterlijk. Freeze. Sinds enkele maanden heeft Kees het gevoel dat hij de strijd met de ziekte van Parkinson, die hij nu al negen jaar onder de leden heeft, aan het verliezen is. Lichamelijk levert hij steeds meer in, terwijl hij ook als persoon lijkt te veranderen. De evenwichtige man van weleer is een onrustige piekeraar geworden, die zo’n beetje permanent in een zwart gat kijkt.

‘Ik denk dat het slecht afloopt’, sombert ook zijn vrouw, regisseur Carmen Cobos, elders in deze persoonlijke film over hoe de ziekte hun leven in een wurggreep houdt. ‘Zoals bij elke Parkinson-patiënt. Er is geen uitweg.’ Daarmee is de toonzetting van Samen Alleen (75 min.) wezenlijk anders dan van Samen (2020), de documentaire die ze eerder maakten over hun leven met Parkinson. Daarin spraken Cobos en Rijninks ook met andere patiënten en hun verwanten, mensen die ieder voor zich en toch samen het beste probeerden te maken van het lot dat het leven hen had toebedeeld.

De positieve grondtoon waarmee ze Parkinson toen nog leken te verduren, mede gevoed door het maken van een film erover, heeft zeker bij Kees plaats gemaakt voor wanhoop. ‘Ik voel me verraden door m’n lichaam en m’n geest’, constateert hij bedrukt, tussen allerlei afspraken met artsen, neurowetenschappers en psychiaters in. Het leidt tot een ‘verlies van mezelf’ én afstand tot zijn vrouw, die naarmate de film vordert steeds duidelijker zichtbaar wordt. Het moet een crime zijn geweest om dat te laten zien voor de camera en om het vervolgens ook nog te delen met de buitenwereld.

Het optimistische idee dat Kees Rijninks en Carmen Cobos koesterden ten tijde van zijn diagnose – over tien jaar is er een medicijn tegen Parkinson – lijkt in elk geval vervlogen en heeft plaatsgemaakt voor onmogelijke keuzes: leven met of zonder een medicijnpomp, een ingrijpende hersenoperatie wellicht om de klok enkele jaren terug te zetten (waarna ie overigens weer gewoon begint te tikken) of zelfs het overwegen van euthanasie. Godsonmogelijke dilemma’s waarvoor ze zich samen gesteld zien, maar die ze ook ieder voor zich, vanuit hun eigen rol en positie, van een antwoord moeten voorzien.

Deze pijnlijk intieme film, waarin het lot van twee felgroene vogeltjes die Kees en Carmen vanuit hun raam kunnen observeren symbool lijk te staan voor hun eigen wel en wee, maakt treffend invoelbaar hoe een ziekte als Parkinson niet alleen het lichaam van een patiënt sloopt, maar ook in diens psyche en sociale leven kruipt en daar onmetelijke schade toebrengt.

De Koninklijke Republiek

Amstelfilm

Slechts 26 musici hebben er in de 135 jaar dat Het Koninklijke Concertgebouworkest nu bestaat deel uitgemaakt van de pauken- en slagwerkgroep. En nu gaat één van de vijf leden van dit eliteteam, eerste paukenist Nick Woud, na een dienstverband van twintig jaar met pensioen. Kan het hechte collectief, dat volgens de vermaarde dirigent Bernard Haitink ‘een eigen republiek binnen het orkest’ vormt, een waardige vervanger vinden?

Terwijl het afscheid van hun ervaren collega steeds dichterbij komt portretteert regisseur Carmen Cobos de individuele leden, camaraderie en liefde voor muziek van De Koninklijke Republiek (85 min.). Uit dit broederschap – dat in de toekomst wellicht, wie weet, een zusje zal gaan toelaten – weerklinkt een uitgesproken ‘niemand is groter dan de club’-gevoel, dat raakt, vertedert en tot de verbeelding spreekt.

Ook, of júist, voor wie nooit uitgebreid heeft gedelibreerd over de dienende positie van de pauken- en slagwerksectie binnen een symfonieorkest, bij wie niet direct een lampje gaat branden als de naam Mariss Jansons (befaamde Letse dirigent, ruim tien jaar chef-dirigent bij het Concertgebouworkest) weer eens valt en die zelfs niet à la minute melodieën begint te neuriën bij afkortingen zoals Tsjaikovski Four of Mahler Five.

Met zowel oog voor de mens en groep als oor voor de muziek en de specifieke rol daarbinnen van de pauken en het slagwerk dringt Cobos door tot dit kleine en boeiende universum en zet enkele musici die doorgaans op de achtergrond blijven eens vol in het licht. Zoals bijvoorbeeld de jonge paukenist Tomo uit Japan, die niet eens zo lang geleden nog een selfie maakte met wijlen Bernard Haitink en inmiddels is doorgedrongen tot diens republiek.

‘Als wij iemand nieuw in de groep krijgen, dan weet je dat hij goed pauken kan spelen’, zegt slagwerker Herman Rieken. Daarnaast is er echter de persoonlijke connectie. Die speelt tijdens de audities voor een nieuw lid alleen geen enkele rol. Het moet volgens zijn collega Mark Braafhart iemand worden ‘met een bepaald gevoel, een bepaalde empathie en een bepaalde intelligentie voor wat we hier doen, wat we hier hebben en wat we hier delen.’

Want samen gaan ze weliswaar de taal van de muziek spreken, maar gaan ze vooral ook een werkruimte, instrumentarium en leven delen. En dat zal uiteindelijk bepalen of de republiek van het slagwerk, ook met een nieuwe collega in de gelederen, in zijn huidige hoedanigheid kan blijven voortbestaan.

Mamacita

wiserwithage.com

Toen hij vanuit Mexico naar Europa vertrok om film te gaan studeren, moest José Pablo Estrada Torrescano beloven dat hij ooit een film over haar zou maken. De jongen heeft geen idee waarom zijn oma dat wil, maar weet wél waarom hij zelf toehapte. Er is maar één persoon de baas in zijn familie: Mamacita (75 min.). Zij kan hem vast ook alles vertellen over zijn moeder. José Pablo was slechts dertien jaar oud toen zij overleed en voelde zich toen in de steek gelaten door de rest van z’n familie.

Als hij grootmoeder nu vanuit zijn huidige woonplaats Düsseldorf opbelt in haar imposante villa in Mexico-Stad, vraagt hij het nog maar eens een keer: waarom is het zo belangrijk dat ik een film over jouw leven maak? ‘Een film over mijn leven is belangrijk, jongeheer, omdat je dan een vrouw ziet die zoveel heeft geleden als kind dat ze wel moest slagen in het leven’, antwoordt zij met trillende stem. ‘Begrijp je dat? Zij móest wel slagen.’

María del Carmen Torrescano groeide op in een getroebleerd aristocratisch gezin, bracht vervolgens zelf acht kinderen groot en bouwde ondertussen een schoonheidsimperium op, waarmee ze Mexicaanse vrouwen probeerde te overtuigen van de zegeningen van afvallen, massage en plastische chirurgie. Tijdens de gesprekken met haar kleinzoon komt er nogal wat oud leed boven bij de flamboyante, trotse en dominante vrouw, die eigenlijk geen tegenspraak duldt.

Een voorzichtig kritische vraag ziet grootmoeder al snel als een persoonlijke aanval. Dan trekt ze haar pantser op of reageert zich af op één van haar vaste bedienden. Pas als José Pablo voor de wat opgelegde slotscène van deze egodocumentaire uit 2018 een theatrale truc uithaalt, breekt Mamacita te langen leste en rest van de ijdele 95-jarige matrone even slechts een breekbare oude vrouw. En dan moet ze de film over haar eigen leven nog bekijken.

Fly So Far

IDFA

Dertig jaar gevangenisstraf. Na de moord op je eigen kind. Wij zouden ‘t een miskraam noemen. Een afschuwelijk ongeluk. Of een doodgeboren kind. In het zwaar katholieke El Salvador, waar een onvoltooide zwangerschap direct verdacht is, kan dat de moeder evenwel op een verblijf in de gevangenis komen te staan. Teodora del Carmen Vásquez, de hoofdpersoon van Fly So Far (89 min.) werd bijvoorbeeld beroofd in de bus. Daarna viel ze, hoogzwanger, op haar buik. Op 13 juli 2007 ging het mis.

Vásquez zit inmiddels meer dan tien jaar vast. Ze dacht in eerste instantie dat ze de enige was in de Ilopango-vrouwengevangenis die voor dit ‘vergrijp’ achter slot en grendel was gezet. Tegenwoordig weet ze wel beter. De 34-jarige vrouw heeft zich opgeworpen als woordvoerster van Mujeres Libres, een groep van ruim twintig moeders die het dragen van het verdriet om een verloren kind moeten combineren met de ontberingen van het gevangenisleven. En dat is in Latijns-Amerika bepaald geen sinecure.

Tegenover deze strijdbare vrouwen, die gaandeweg Amnesty International aan hun zijde krijgen, staat een krachtige pro-life beweging – mannen natuurlijk – die zich sterk maakt om abortus koste wat het kost strafbaar te houden in El Salvador en die ook nauwelijks genade kent als er onverhoopt iets misgaat tijdens een zwangerschap. Dit resulteert onvermijdelijk in een publieke confrontatie, waarna het uiteindelijk toch weer mannen zijn die over het lot van de vrouwelijke gedetineerden mogen beslissen.

Regisseur Celina Escher schaart zich achter Vásquez en haar vrouwen en verbeeldt met stemmige animaties ook enkele van hun persoonlijke verhalen. De tragiek ligt er duimendik bovenop: terwijl ze worden geconfronteerd met één van de grootste drama’s van hun leven, rukt justitie hen ruw weg uit hun gewone leven, waarbij er bovendien vaak nauwelijks gelegenheid is om afscheid te nemen van eventuele andere kinderen. Dat drama drijft deze geïnspireerde en inspirerende film, die aan het eind alleen wel erg veel tijd neemt voor de uitlopers van de triestige kwestie.

Samen

Nederland, Amsterdam, 22 november 2019. Carmen Cobos en haar man Kees Rijninks. Foto: Jorgen Caris

Misschien beleven ze ook deze fase in hun bestaan te veel samen. ‘Anderen zeggen dat ik meer mijn eigen leven moet leiden’, zegt Carmen Cobos over haar echtgenoot Kees Rijninks, die sinds enige tijd de ziekte van Parkinson heeft. ‘Maar ik wil me geen weduwe voelen voor ik dat ben.’ Het koppel maakt een film over hoe ze Samen (77 min.) met zijn aandoening omgaan – en hoe dat in de toekomst moet.

In deze persoonlijke film ontmoeten ze ook andere stellen die de verduivelde ziekte in hun leven hebben gekregen. Gezamenlijk representeren zij de verschillende stadia van Parkinson: van een jong koppel dat samen bloembollen teelt tot een ouder echtpaar, waarvan de vrouw eigenlijk niet meer thuis kan wonen. En dan is er nog de alleenstaande man, die enkele jaren geleden plotseling zijn vrouw verloor en alleen is achtergebleven met Parkinson.

Cobos en Rijninks tekenen hun verhalen met veel begrip en nog meer blikken van herkenning op en verweven die met hun eigen stappen op het pad dat de ziekte voor hen uitlegt. Wat de toekomst brengt is voor allen glashelder: de aandoening is ongeneeslijk. Maar hoe en wanneer je dat eindstadium bereikt, ligt in de toekomst verscholen. ‘Die Parkinson kruipt stiekem naar binnen en je weet niet waar en wat er gebeurt’, stelt Ans, die de diagnose alweer zeven jaar geleden kreeg.

Te midden van deze onzekerheid, alle praktische problemen die de aandoening met zich meebrengt en de angst dat hun denk- of communicatievermogen raakt aangetast, proberen deze gewone mensen te bewaren wie ze zijn en waar ze van houden. Samen met hun partner, die natuurlijk ook met zijn eigen angsten en onzekerheden moet zien te dealen. Want Parkinson hebben ze inmiddels echt met zijn twee, zo laat deze fijngevoelige film zien.

Samen brengt al die verhalen liefdevol samen. Van mensen die, ieder voor zich en toch samen, het beste proberen te maken van het lot dat het leven hen heeft toebedeeld.

Carmen Meets Borat

‘Ik ben Borat’, zegt het gelijknamige typetje van de Britse komiek Sacha Baron Cohen tot grote hilariteit van de verzamelde dorpsbewoners in het gemeenschapshuis van het Roemeense zigeunerdorp Glod. Ze kijken welwillend toe hoe hij op het krakkemikkige televisietje door hun eigen dorp loopt: ‘Dit is mijn land Kazachstan.’ De opmerking leidt tot commotie in het zaaltje. ‘Kazachstan? Dat is geen Kazachstan. Eikels!’

‘Kijk, Oana is op tv!’ constateren ze niettemin gierend, als Borat ‘Orkin, de dorpsverkrachter’ heeft voorgesteld. Niet veel later introduceert hij ene Muktar Sahanov ‘de dorpsmecanicien en -aborteur’. Langzaam maar zeker begint het de dorpsbewoners te dagen: die Amerikaanse filmcrew heeft hen voor de gek gehouden. Ze kwamen helemaal geen documentaire opnemen. ‘Borat heeft ons helemaal verkeerd gefilmd! Hij zet het hele dorp voor lul.’

Roemeense cameraploegen die vervolgens verhaal komen halen in Glod krijgen de wind van voren. Ook de Nederlandse filmmaakster Mercedes Stalenhoef en haar crew, die al een hele tijd filmen in het dorp, kunnen op weerwerk rekenen. Uiteindelijk wil ‘aborteur’ Spiri het nog wel één keer uitleggen: ‘Ze stonden daar te filmen en vroegen of ik vonken wou maken’, zegt hij, terwijl hij met een laskap op staat te lassen en verdwijnt in zijn eigen rookwolk. ‘Ze zeggen dat ik gynaecoloog ben en dat ik abortussen doe.’

Het bezoek van Borat – en de dolkomische afwikkeling daarvan – heeft ook Stalenhoef overvallen. Zij was wel degelijk een documentaire aan het maken over het desolate leven van de Roemeense zigeuners, waar de drank nogal eens in de man en de wijsheid dus in de kan is. In dat kader volgde ze Spiri’s zeventienjarige kleindochter Ionela – zelf geeft ze de voorkeur aan de naam Carmen – die Glod nog liever vandaag dan morgen zou verlaten. Zij droomt van een bestaan in het Spanje, dat ze kent van soapseries.

Wat waarschijnlijk een stemmig portret van een ongedurige tiener in een stuk achtergesteld Europa had moeten worden, is in 2008 uitgemond in Carmen Meets Borat (60 min.), een heerlijke tragikomische film waarin niet alleen de bespotte ‘Glodiatoren’ een slaatje proberen te slaan uit het bezoek van Borat. Intussen zit Carmen nog altijd vast in dat godvergeten dorp, waar ze allang een echtgenoot in spe had moeten strikken.

Carmen Meets Borat is hier te bekijken.

Radio Silence

IDFA

Het ‘pax mafioso’ werd simpelweg hersteld, volgens filmmaakster Juliana Fanjul. Na ruim zeventig jaar aan de macht – een periode waarin Mexico was veranderd in een ‘perfecte dictatuur’ – werd de PRI in 2000 afgestraft door de kiezer. Twaalf jaar later won de oude autocratische partij echter opnieuw de verkiezingen. De okselfrisse Enrique Peña Nieto, zorgvuldig klaargestoomd in bevriende media, werd president.

Een belangrijke criticaster van de nieuwe leider, de populaire radiopresentatrice Carmen Aristegui, kreeg vrij snel daarna ontslag. In een poging om haar monddood te maken, aldus Fanjul in de grimmige documentaire Radio Silence (78 min.). Tevergeefs. Aristegui en enkele getrouwen, gadegeslagen door de filmmaakster, benutten haar verplichte radiostilte om een eigen internetplatform op te starten. Van daaruit hervat ze haar taak als controleur van de macht

Intussen lijkt Mexico definitief te verworden tot een narcostaat: aan bruggen verschijnen demonstratief opgehangen lijken, in Iguala verdwijnen 43 studenten en kritische journalisten bekopen hun werk regelmatig met de dood. ‘Hier stelen we, want daar staat toch geen straf op’, formuleert Fanjul het scherp in één van de vele voice-overs waarmee ze het verhaal van Aristegui en haar land begeleidt. ‘Je kunt beter zwijgen en medeplichtig zijn dan degene worden die zich uitspreekt.’

In die bedreigende atmosfeer, waarin het recht op vrijheid van meningsuiting een welhaast ondraaglijke plicht wordt, weigeren de protagonist en haar medewerkers om (zelf)censuur te accepteren. Juliana Fanjul volgt hen gedurende vier enerverende jaren, op weg naar de volgende verkiezingen. Ben je bereid om te sterven voor deze baan? vraagt ze. Het is een vraag die ze zichzelf vooral niet stellen.

Cat Stories

Hoe zou een Internationaal publiek naar deze film over Nederlanders en hun liefde voor katten kijken? Zouden ze daarin iets wezenlijks over onze volksaard vinden? De Spaanse filmmaakster Carmen Cobos woont al geruime tijd in Nederland en verbaast zich over het feit dat mensen hier massaal poezen als huisdier houden. In eigen land kende ze dat fenomeen helemaal niet. De kat was toch een buitendier?

In de documentaire Cat Stories (73 min.) onderzoekt ze als een soort antropoloog de kattenliefde van miljoenen Nederlanders. In dat kader biedt ze zichzelf ook aan als oppas, een keuze die wat gekunsteld aandoet en bovendien relatief weinig oplevert (of het moet een verdwenen kat zijn).

Via hun katten portretteert Cobos ook enkele baasjes, waaronder een gedreven fokster van Siamese katten. Met hen bezoekt ze het asiel, de dierenarts en kattenshows. Uit hun verhalen komt een vertrouwd beeld naar voren: het huisdier als trouwe metgezel in tijden van ziekte, eenzaamheid en verdriet, die menselijke eigenschappen wordt toegedicht en waar stevig om wordt gerouwd als het zelf afscheid van het leven moet nemen.

Sommige van die gesprekken voert Cobos in het Engels. Dat schept soms een zekere afstand en verhindert sommige hoofdpersonen om echt in hun ziel te laten kijken. Je zou ook kunnen zeggen: het versterkt de buitenstaandersblik van deze film, die in Nederlandse ogen wel heel erg gewoon blijft en weinig nieuws – of écht bijzonders – heeft te bieden. Maar wellicht zien vreemde ogen veel meer. Of juist iets heel anders.