Agatha’s Almanac

Bantam Film / vanaf donderdag 21 mei in de bioscoop

‘Wil je het verhaal horen?’ vraagt Agatha Brock aan haar nicht Amalie. ‘Vrijer nummer één’, begint ze vervolgens. ‘Ik gaf les in de buurt van Arborg. Even verderop woonde een vrijgezel. En die had een oogje op me. Hij knipte z’n heg, zodat hij me door de tuin kon zien lopen.’ Het kon echter niets worden tussen hen, vertelt de hoogbejaarde Canadese vrouw, terwijl ze een spade in de grond van haar uitgestrekte moestuin zet. ‘Ik zou nooit met een katholiek trouwen.’

Door met verhaal twee. Dat werd dus ook niks. Net als met nummer drie… ‘Als het geen ware liefde is, ben je alleen beter af’, constateert Agatha. ‘En dat ben ik al m’n hele leven. Maar ik ben niet eenzaam, ik ben altijd bezig.’ Ze woont nog altijd in haar eentje op de oude familieboerderij in Manitoba, een perceel van 22 hectare. Daar neemt ze haar nicht, multidisciplinair kunstenaar Amalie Atkins, mee in alle wederwaardigheden van het leven op het platteland.  Hoe je groenten en fruit zaait, oogst en bewaart – en hoe je aan de grond, planten en lucht kunt zien wat je moet doen.

Agatha’s Almanac (86 min.) is de weerslag van inmiddels negentig jaar leven op het land, in de loop van zes jaar vereeuwigd op 16mm-film. Door een filmmaakster die vrijwel volledig op de achtergrond blijft, maar met haar kiene oog voor Agatha’s zorgvuldig gelabelde spullen, sequenties van details uit Agatha Brocks leven en kleurrijke synth-soundtrack wel degelijk kleur geeft aan de praktische tips van de vrouw die volledig in harmonie met de natuur lijkt te leven – en tevens vrede heeft met de grillen van het bestaan, dat ook aan haar de nodige klappen heeft uitgedeeld.

En sommige delen daarvan kunnen het best onbesproken blijven, laat ze haar nicht in niet mis te verstane bewoordingen weten. Want Agatha is een eigenzinnige vrouw. Ze spreekt regelmatig voicemails in bij Amalie – ook omdat ze zelf wel kan bellen, maar niet gebeld kan worden. Atkins gebruikt deze berichtjes als rode draad voor dit aandoenlijke portret van een kromgetrokken, dapper voortploegende vrouw en een levensstijl die met het verdwijnen van haar generatie alsmaar zeldzamer wordt in de westerse wereld.

The Shipwrecked

The Shipwrecked

We zijn allemaal maar schipbreukelingen. Op drift geraakt,  afgedreven van waar ’t echt om draait of onderweg als verloren opgegeven – soms ook door onszelf. Na dertig jaar in Nederland keert Diego Gutiérrez (Parts Of  A Family, Het Hut Syndicaat en The Mirror And The Window), teleurgesteld in de mens en op zoek naar zingeving, terug naar zijn geboorteland, Mexico. Daar steekt hij zijn licht op bij enkele landgenoten die allemaal hun eigen afslag hebben genomen.

In wat misschien wel zijn laatste film wordt – maar dat denken kunstenaars wel vaker: de nieuwste queeste als belangrijkste ooit – zoekt de Mexicaanse filmmaker hoop, troost en verlossing bij een vrouw die een Jezusbeeld restaureert, twee natuurbeschermers met een fascinatie voor vleermuizen, een arme boer die ternauwernood het hoofd boven water kan houden en een ontheemde jongeling die is teruggekeerd naar zijn geboortegrond, het erf van zijn vader.

Gutiérrez begeleidt deze ontmoetingen met een filosofische, bijna geprevelde voice-over. ‘De filmmaker realiseerde zich dat hij nog nooit dichterbij was gekomen, door afstand te creëren’, constateert hij bijvoorbeeld tegen het eind van zijn queeste over zichzelf. ‘En dat hij, hoezeer ie dit ook wilde, nooit kon weggaan.’ ’s Mans zoektocht brengt hem ook bij de realisatie dat zijn enige truc om te leven het maken van films is – en dat die het leven zelf soms ook weer in de weg staat.

The Shipwrecked (118 min.) wordt daarmee een contemplatieve film, een exploratie van de grote thema’s des levens. De weg naar binnen is daarbij veruiterlijkt met fraaie beelden van de majestueuze wereld waarbinnen die wordt afgelegd. Veel grootse topshots bijvoorbeeld. Alsof het leven op aarde, door een soort opperwezen, vanaf een afstandje wordt bezien en aanschouwd – en er zo meteen een zekere orde wordt aangebracht in de chaos die dat leven zo vaak is.

De verhalen in deze film ontvouwen zich langzaam, soms op het trage af, en beginnen gaandeweg ook in elkaar over te lopen. Intussen gaan ze tevens een verbinding aan met de staat van zijn van die ene spartelende filmmaker. Bij de anderen vindt Diego Gutiérrez ogenschijnlijk houvast. Zij kunnen de stukken drijfhout vormen, waaraan hij zich zou kunnen vastklampen. Zodat ie zijn eigen leven weer kan vervolgen – een nieuwe film maken wellicht – in een wereld die zomaar op drift kan raken.

Monikondee

Cinema Delicatessen

Met zijn motorboot bevaart Boggi Josef Adijontoe, alias ‘Boogie’, de Marowijne-rivier. Die markeert de grens tussen Suriname en Frans Guyana. Boogie bevoorraadt inheemse en Marron-gemeenschappen, die al sinds mensenheugenis aan de rivier wonen. Zij hebben het kapitalisme heel lang op afstand weten te houden, maar worden door overstromingen, droogte en vervuiling alsmaar afhankelijker van de aanvoer van elementaire goederen.

Bootsman Boogie is onderdeel van deze dynamiek. Met zijn korjaal van achttien meter voert hij bijvoorbeeld ook olievaten aan voor goudzoekers. Die kwamen enige tijd geleden en masse vanuit Brazilië. Zoals eerder Amerikaanse missionarissen en Chinezen al aanmeerden in het Marron-gebied. En deze nieuwkomers jagen, vissen, kappen bomen, zoeken vertier en dumpen afval in het water. Het regenwoudgebied is veranderd in ‘Geldland’, Monikondee (103 min.). ‘Sinds we geld zijn gaan gebruiken’, zegt een plaatselijke vrouw treffend, ‘delen we minder met elkaar.’

Tolin Alexander, Lonnie van Brummelen en Siebren de Haan volgen Boogie tijdens z’n tochten naar het Surinaamse binnenland, als hij zijn boot door het verraderlijke water stuurt. Onderweg ontmoet hij vertegenwoordigers van plaatselijke gemeenschappen, voert met hen tamelijk vormelijke onderhandelingen en luistert naar hun monologen en liederen. Zo ontstaat een fraaie synthese van documentaire, poëzie en theater. Een logische voortzetting ook van hun vorige film Stones Have Laws (2019), die eveneens in nauwe samenwerking met de hoofdpersonen is gemaakt.

Tussendoor laat de nijvere bootsman, een plaatselijke variant op de pakketbezorger of truckchauffeur, zijn gedachten de vrije loop over het heden en verleden van zijn gemeenschap. Boogie beschouwt zichzelf als een ‘Fiiman’, een vrije man. Zijn voorouders sloten in 1760 als eerste vrede met de Nederlanders die zich in Suriname hadden gemeld. ‘Maar je weet hoe de witte mannen zijn: een overeenkomst duurt net zo lang als dat zij er voordeel van hebben’, zegt hij mismoedig. ‘Toen er goud werd gevonden, vergaten ze de overeenkomst.’

Kalm en trefzeker ontsluiten Alexander, Van Brummelen en De Haan via Boogie de leefwereld van de volkeren in het Surinaamse regenwoud, waarbij de interactie van de bootsman met de mensen die hij onderweg ontmoet soms wel erg geënsceneerd aandoet. Dit geldt overigens ook voor het plot waarmee de oogstrelende film naar z’n climax wordt gestuurd: Boogie wordt door zijn clanleiders opgeroepen om in Diitabiki, bij de Tapanahony-rivier, te verschijnen. Daar gaan zij een conflict afhandelen waarin zijn goud winnende neef verzeild is geraakt.

De boodschap van Monikondee is dan allang helder: van deze ‘vooruitgang’ wordt lang niet iedereen beter. 

De Wolkenfietsers – Erfenis Van Een Droom

NTR

Ze behoren tot de tweede generatie wolkenfietsers. De broers Ruud en Gijs van de Wint beheren en exploiteren De Nollen, een voormalige vuilnisbelt in de duinen bij Den Helder die door hun vader Rudi gedurende ruim 25 jaar werd omgeturnd tot een levend kunstwerk. In de natuur bij zijn geboortestad maakte hij met bunkers, sculpturen en andere kunstwerken een klein paradijs. In het onderhoud daarvan gaat alleen enorm veel werk inzitten. Bovendien is de boel in z’n huidige vorm nauwelijks rendabel te krijgen.

‘Zorg ervoor dat je ‘t afmaakt!’ hield de kunstenaar zijn zoons voor, voordat hij in 2006 plotseling overleed. En daarvan hebben zij een levensopdracht gemaakt. In de woorden van oudste zoon Ruud: ‘Je boetseert door waar hij gestopt is.’ Buitenmens Ruud fungeert als geweten van De Nollen, de representant van zijn lekker dwarse vader die niets moest hebben van de reguliere kunstwereld. Zijn jongere broer Gijs, een echt mensenmens, zet daar realisme naast. Om te kunnen overleven moet De Nollen ook worden vernieuwd.

In de zeer fraaie documentaire De Wolkenfietsers – Erfenis Van Een Droom (67 min.) volgt Gülsah Dogan de missie van de twee broers, die zelf met hun gezinnen ook in De Nollen zijn neergestreken. Zij leven letterlijk de droom van hun vader. Die wordt, al naar gelang je gezichtspunt, verrijkt/bedreigd door plannen om ook een R.W. van de Wint-museum te starten in de groene oase. Daar zouden de honderden schilderijen, die nu in Van de Wints opslag liggen te verstoffen, toegankelijk kunnen worden gemaakt.

Beoogd directeur Ralph Keuning wil van het museum in wording echter ‘geen mausoleum voor Rudi van de Wint’ maken, maar een bruisende plek waar ook ruimte is voor ‘de Rothko van 28 van nu’. Zo hoopt hij de 7.000 mensen die De Nollen nu per jaar ontvangen op te krikken naar zo’n 50.000 bezoekers. En dat roept bij de conservatoren van de droom van ‘de grootste kosmische kunstenaar’ Rudi van de Wind (1942-2006), zijn zoons Ruud en Gijs, serieuze vragen op. Gaat dit niet in tegen alles waar hun vader voor stond?

Want hun landschap mag dan een levend organisme zijn – bijzonder fraai vastgelegd met (drone)shots – het moet wel een eigen universum blijven. Cultuurclash verzekerd – ook, indirect, tussen de broertjes. Dogan vangt intussen de passie van de twee mannen, die altijd een kind van hun vader zullen blijven. Dit is wat ze zijn. Wat ze waren. En wat ze (willen) blijven. Ook als de meningen uiteenlopen over hoe precies. En ze mogen dan moeilijke tijden hebben gekend, in al die jaren is er nooit ook maar één schilderij verkocht.

Met parallellen tussen heden en verleden, door het vermengen van actuele scènes met de zoons en archiefbeelden van hun vader, laat Gülsah Dogan bovendien zien hoe zij daadwerkelijk een eenheid vormen met de oorsprong van De Nollen. En het ‘buitenlaboratorium’ voor Van de Wints kunst en de verheven vaderliefde van zijn zoons vormt meteen een idyllisch decor voor deze intrigerende parabel over de strijd tegen institutionalisering en het behouden van je idealen. Zonder daarbij te bevriezen in de tijd.

Lost In The Jungle

Disney+

De kans dat er überhaupt overlevenden zijn als een klein vliegtuig neerstort boven het regenwoud lijkt al te verwaarlozen. Als het vier kinderen dan ook nog lukt om zonder begeleiding veertig dagen te overleven in de jungle, is er sprake van niets minder dan een mirakel.

Van zulke verhalen, die hoop kunnen bieden in desperate tijden, krijgen we nooit genoeg. En dus mag het geen verbazing wekken dat Lost In The Jungle (96 min.) zeker niet de eerste documentaire is – men neme bijvoorbeeld de Netflix-productie Los Niños Perdidos (2024) – over de dertienjarige Lesly, haar zus Soleiny van negen, hun vierjarige halfbroertje Tien en de baby Cristin. Nadat hun Cessna 206-toestel, met ook hun moeder Magdalena Mucutuy aan boord, op een halve dag varen van de dichtstbijzijnde stad in het Amazonegebied uit de lucht is gevallen, begint het Colombiaanse leger een grootscheepse zoektocht naar de overlevenden.

Nu buigt het vermaarde docuduo Elizabeth Chai Vasarhelyi en Jimmy Chin, dat eerder ook al de reddingsactie van een Thais jeugdvoetbalteam uit een immense grot reconstrueerde in The Rescue (2021), zich over dit onwaarschijnlijke verhaal. De twee hebben hun krachten gebundeld met de Colombiaanse filmmaker Juan Camilo Cruz. Met een slimme mixture van authentieke en geënsceneerde beelden laten zij de enerverende tocht van het militaire team, dat is gepaard aan inheemse gidsen van het Huitoto-volk, door het oerwoud herleven. Van oudsher zijn zij gezworen vijanden, tegenstanders op leven en dood in koloniale- en drugsoorlogen.

Nu worden ze gedwongen om samen te werken. Ook de militairen moeten dus helpen om de Duende – een duistere kracht volgens Don Rubio, de leider van het Huitoto-smaldeel van de expeditie – om de tuin te leiden. Zodat de kinderen aan diens aandacht kunnen ontsnappen. Uiteindelijk zien ze nog maar één redmiddel: yagé, ofwel ayahuasca, een zelfgemaakte drank die verhelderende hallucinaties moet oproepen. Terwijl de zoekers steeds wanhopiger worden, proberen de gezochten simpelweg te overleven. Chai Vasarhelyi, Chin en Cruz visualiseren de herinneringen van de kinderen zelf met fraaie animaties, die over junglebeelden zijn gelegd.

De miraculeuze redding van Lesly, Soleiny, Tien en Cristin wordt verder ingekleurd door familieleden en hun zeer omstreden (stief)vader Manuel Ranoque, die zelf ook in de jungle meezoekt naar de kinderen. Hij is dan en in de bijbehorende familiegeschiedenis, die via flashbacks wordt opgeroepen, een dissonant, de man die wel erg aards denkt en doet in een verhaal dat soms bijna magisch aandoet en in deze sterke film zeer overtuigend wordt opgeroepen.

The Shepherd And The Bear

Willa

In 2004 stierf de laatste bruine beer die was geboren in de Ariège, een streek in de Franse Pyreneeën. Sinds enige tijd zet de OFB, het Franse Bureau voor Biodiversiteit, echter weer beren uit in het idyllische berggebied. En net als de wolf, elders in Europa, zorgt dit voor onrust bij de mensen en dieren die in het gebied wonen en werken.

Als de oudere herder Yves Raspaud, de hoofdpersoon van The Shepherd And The Bear (101 min.), één van de schapen uit zijn kudde dood aantreft en daarbij ook berenharen vindt, is dat vooral een bevestiging: het herintroduceren van de beer is een heilloze weg, die ten koste zal gaan van mensen zoals hij en hun manier van leven. Tijdens een felle discussie met natuurbeschermers over de ‘probleembeer’ Goiat, die zich naar verluidt heel listig aan de andere kant van de grens met Spanje heeft verschanst, is hij dan ook glashelder: schiet gericht en met scherp. ‘We moeten hem laten zien dat de mens de baas is.’

Yves wordt langzamerhand ook te oud voor het vak van schaapsherder. Zijn opvolging blijft evenwel lastig, nieuwe aanwas van herders is er nauwelijks. Yves prijst zich gelukkig met Lisa Laguerre, een jonge vrouw die bij hem in de leer is en zich hopelijk niet laat verjagen door die vervloekte beer. Tegelijkertijd introduceert regisseur Max Keegan de al even jonge boerenzoon Cyril Balthasar, die juist helemaal geobsedeerd is door het wilde dier. Hij wil hem koste wat het koste in levende lijve zien en ambieert een plek bij de natuurpolitie, de organisatie die de kwetsbare berenpopulatie beschermt tegen herders en jagers en hun geweren. 

Met oog voor zowel de mensen als hun oogstrelende biotoop observeert Keegan het leven op en rond de bergen, dat onderdeel is geworden van een venijnige ideologische strijd. Yves Raspaud ziet met lede ogen aan hoe het herdersbestaan waarmee hij is opgegroeid naar z’n einde loopt. ‘Jouw school is daar’, zei zijn vader vijftig jaar geleden tegen de jonge Yves en wees vervolgens naar de berg. Inmiddels is hij bijna een heel leven verder. De nurkse herder kent de eenzaamheid en de vrijheid, de verbondenheid die hij voelt met zijn dieren en hoe zij nu allebei gevaar lopen door een nieuwe oude gast die ook z’n territorium wil afbakenen.

Terwijl zijn honden de schapen naar boven drijven, over een weg waarop ‘zeg nee tegen beren’ staat, lijken confrontaties onvermijdelijk. Heel veel meer dan een zaklamp heeft Yves, een man die is wat hij doet, dan niet om zichzelf te verdedigen. En als de beren zich daardoor al laten verjagen, dan wacht nog altijd het verglijden van de tijd. Zijn dagen zijn geteld, de precieze uitslag is alleen nog niet bekend. Keegan begeleidt Raspauds herderswerk met prachtige beelden en weemoedige muziek en vangt enkele magische scènes, waarmee de relatie tussen mens en dier en hun verhouding tot de wereld om hen heen nog eens wordt benadrukt.

In wezen willen de herders, boeren en jagers geen andere wereld dan hun opponenten, de natuurbeheerders die de afnemende biodiversiteit proberen te keren. The Shepherd And The Bear laat tegelijkertijd zien hoe de spanningen oplopen in het rustieke landschap, dat voor de eeuwigheid bedoeld lijkt te zijn.

Ellis Park

Pink Moon

Als je ziet hoe hij zijn instrument nog altijd te lijf gaat, uitwringt als een vaatdoek of juist laat wenen als een troosteloze weduwe, is het niet vreemd dat Warren Ellis ooit ‘de Jimi Hendrix van de viool’ werd genoemd. De Australische multi-instrumentalist heeft met zijn favoriete instrument nooit de klassieke concertzalen opgezocht, maar is in de rock & roll beland, in rokerige zalen en op bruisende festivals.

Daar is ie in Ellis Park (105 min.), de documentaire die zijn landgenoot Justin Kurzel over hem maakte, dan overigens weer nauwelijks te zien. De Australische filmmaker heeft geen regulier popportret van Warren Ellis gemaakt, waarbij eerst diens opkomst als boegbeeld van de invloedrijke instrumentale rockband The Dirty Three uitgebreid wordt behandeld en daarna zijn entree bij Nick Cave & The Bad Seeds, waarin hij zich van één van de bandleden heeft ontwikkeld tot volwaardige partner in crime van de begenadigde frontman, nog eens goed aan de orde komt.

In de kantlijn passeren die twee groepen wel even de revue. Zoals onderweg tevens wordt vernoemd dat Warren Ellis, al dan niet met Cave, naam heeft gemaakt als maker van soundtracks. Daar blijft ’t dan ook bij. Geen obligate quotes van zijn muzikale bloedsbroeder of concullega-muzikanten dus en ook slechts een te verwaarlozen hoeveelheid concertfragmenten. Alleen een man en zijn viool (of synthesizer), op plekken waar hij zich kan overgeven aan zijn muziek. In een Parijse studio, alleen op het podium van een theaterzaal of in een lege kerk.

Musiceren als een vorm van meditatie. ‘De wereld stopt’, zegt de hoofdpersoon. ‘En je bent gewoon op die ene plek. Dat zou ik in het echte leven nooit kunnen doen.’ Kurzel volgt hem tevens naar zijn ouderlijk huis in de Australische stad, waar zijn inmiddels hoogbejaarde vader ‘Screaming Johnny’ Ellis nog altijd graag zijn liefde voor muziek met hem deelt en zijn fragiele moeder Diane inmiddels in niets meer lijkt op de labiele en onberekenbare vrouw die Warren ooit zo’n lastige jeugd bezorgde. Stukje bij beetje kleuren zulke scènes de hoofdpersoon verder in.

Het hart van deze film wordt echter gevormd door zijn verbondenheid met het Sumatra Wildlife Center, waar Femke den Haas en haar medewerkers illegaal verhandelde en mishandelde dieren oplappen. In Warren Ellis heeft de Nederlandse dierenredster een bondgenoot gevonden. Hij is alleen nog nooit op bezoek geweest bij de opvang. Als Ellis zich daar meldt, nederig en in een fleurige nieuwe blouse, sluit Justin Kurzel aan om hun eerste ontmoeting te vereeuwigen. De muzikant heeft een geschenk meegebracht: zijn persoonlijke talisman. De kauwgom van Nina Simone.

Ellis Park wordt ondertussen niet het definitieve portret van de begenadigde muzikant Warren Ellis – op dat vlak blijft er best nog het nodige te wensen over – maar een sfeervolle reis door het huidige leven van een gevoelsmens, dat zich steeds weer laat raken en ook nog steeds anderen weet te raken.

Tigre Gente

Green Planet Films

Op de zwarte markt van Guangzhou brengt een set jaguartanden al gauw tweeduizend dollar op. En als er in China vraag is naar een bepaald product, dan komt er vanzelf aanbod. Aan de andere kant van de wereld, in het Boliviaanse natuurpark Madidi, wordt er dus volop illegaal gejaagd op het roofdier, dat net zoals de tijger en neushoorn in z’n voortbestaan wordt bedreigd. Directeur Marcos Uzcuiano heeft zich ten doel gesteld om de Tigre Gente (87 min.) te beschermen.

Voor Uzcuiano is de jaguar een mythisch dier, dat een essentiële rol speelt in het ecosysteem van het regenwoud. In China, waar de freelance journaliste Laurel Chor uit Hong Kong de schimmige handel in kaart probeert te brengen, is het dier in wezen niet meer dan het omhulsel van een verzameling tanden, de populaire hoektanden in het bijzonder. Met een beetje geluk kunnen die bovendien worden verkocht als een nog veel exclusiever product: tijgertanden.

Regisseur Elizabeth Unger sluit in Bolivia aan bij de jacht op illegale stropers en handelaars. Dit leidt bijvoorbeeld tot een enerverende confrontatie op de Tuichi-rivier, waar een boot met vermoedelijk gewapende stropers aan Marcos Uzcuiano en zijn park rangers probeert te ontvluchten. Elders in het Zuid-Amerikaanse land proberen zij, gewapend met een verborgen camera, illegale handelaars in jaguartanden op heterdaad te betrappen en in te rekenen.

Tegelijkertijd probeert Chor te vatten hoe en waarom deze wilde dieren juist in China zo populair zijn geworden en wat die betrokkenheid bij illegale jacht en handel betekent voor China’s imago in de rest van de wereld. Daarmee brengt Tigre Gente de verschillende kanten van de clandestiene dierenhandel, het terrein van zowel kleine krabbelaars als georganiseerde misdaad, helder in beeld.

Les Glaneurs Et La Glaneuse

Cinéart / vanaf donderdag 4 september in de bioscoop

De opzet van de film zit al in de titel verscholen. Met haar zojuist aangeschafte digitale camera verzamelt de befaamde Franse cineaste Agnès Varda, oftewel La Glaneuse, fragmenten uit de levens van landgenoten die na de oogst verlaten akkers, boomgaarden of kassen leegrapen, tussen het restafval nog voldoende voedsel vinden of overal afdankertjes op de kop weten te tikken. Deze Glaneurs leven van wat er in de hedendaagse consumptiemaatschappij overblijft. En Varda weer van wat zij aan haar overlaten. Les Glaneurs Et La Glaneuse (82 min.), juist.

Agnès Varda (1928-2019) is al even in de zeventig als ze door Frankrijk trekt. Ze gold in de jaren vijftig als één van de pioniers van de nouvelle vague-filmstroming, maakte vervolgens als documentairemaakster naam met films over onder andere de tegencultuur in de Verenigde Staten (Black Panthers, 1968), de winkeliers in haar eigen Parijse straat (Daguerréotypes, 1975) en actrice Jane Birkin (Jane B. Par Agnès V., 1988) en zou later, enkele jaren voor haar dood, samen met fotograaf JR nog eens duchtig pieken met de weldadige roadmovie Visages Villages (2017).

Deze reisdocu over verzamelaars, afgerond in 2000, geldt als een essentiële titel in Varda’s oeuvre. Het is een zoektocht naar wat werkelijk waarde heeft. Ze spreekt daarvoor met een keur aan rapers, jutters en verzamelaars. Zij hebben allemaal hun eigen redenen: om in hun levensonderhoud te voorzien, verspilling en overconsumptie tegen te gaan of gewoon voor de leuk. Anderen, de rechtmatige eigenaars, stellen daar dan weer grenzen aan of vaardigen een verbod uit – óf ze geven hun bezit juist vrij, zodat ieder aan z’n trekken komt en er ook niets verloren gaat.

Op haar tocht ontmoet Agnès Varda, die haar sprokkeltocht begeleidt met een bespiegelende voice-over, bijvoorbeeld alternatieve jongeren die voor de rechter zijn gedaagd omdat ze steeds de vuilcontainer van een supermarkt plunderen en spreekt ze tevens met de desbetreffende winkelier. Zij trekt even op met een man die al ruim tien jaar vanuit principe leeft van weggegooid voedsel en in die tijd volgens eigen zeggen nooit ziek is geweest. En ze laat zich verrassen door de kok van een tweesterrenrestaurant die een deel van zijn kaart zelf verzamelt op het land.

Tussendoor waaiert Varda ook lekker uit, bijvoorbeeld naar de vochtplekken en schimmel in haar eigen huis. Die zorgen ervoor dat de muren ogen als landschappen of abstracte schilderijen. Of ze buigt zich over het pionierswerk van de chronofotograaf Étienne-Jules Marey, die halverwege de negentiende eeuw al met bewegend beeld experimenteerde. Het is, zo lijkt ze te willen zeggen in dit subtiele vertoog tegen de hedendaagse consumptiemaatschappij waarin alles van waarde in feite weerloos is, afhankelijk van hoe je naar de wereld kijkt wat je ziet.

Les Glaneurs Et La Glaneuse is 25 jaar dato, getuige de voedselbanken, weggeefwinkels en blikjesverzamelaars in onze hedendaagse wereld, bovendien nog even actueel als toen de film, direct na de millenniumwisseling, werd uitgebracht.

Shark Whisperer

Netflix

Als knappe, blonde vrouw is Ocean Ramsey een uitstekend uithangbord voor de haai. De Shark Whisperer (90 min.) uit Hawaï heeft zich voorgenomen om het imago van dit gevreesde dier te verbeteren. Haaien zijn volgens haar zeker niet de moordlustige beesten die we kennen van films als Jaws. Je kunt er best mee zwemmen! En Ramseys partner, de onderwaterfilmer Juan Oliphant, maakt daar dan onvergetelijke beelden van.

De haaieninfluencer oogst intussen ook heel wat spot en (vrouwen)haat. Dat ze maar eens goed gebeten wordt! wensen anonieme criticasters haar toe. Waarop Ocean dan weer zegt dat ze niets anders riskeert dan haar eigen leven. Zoals in 2007, toen werd gefilmd hoe ze ogenschijnlijk een fatale ontmoeting had met een haai, de start van deze documentaire van J.P. StilesHarrison Macks en James Reed (My Octopus Teacher).

Er is ook serieuze kritiek. Dat ze het verkeerde voorbeeld geeft. Anderen zouden inderdaad wel eens kunnen denken dat je zomaar kunt knuffelen met haaien. Het zijn echter levensgevaarlijke roofdieren. ‘Bij haaienaanvallen ziet de aangevallen persoon bijna nooit aankomen dat ie wordt aangevallen’, stelt onderwaterbioloog Kim Holland. ‘Ze hebben dus nooit de kans gehad om ontwijkende maatregelen te treffen.’

En over Ocean, die zich heeft opgeworpen als beschermster van het dier dat al zo’n 400 miljoen jaar rondzwemt op aarde en wordt beschouwd als essentieel voor het ecosysteem onder water, zegt niet alleen hij: ‘Wat ze doet, is meer voor de show dan voor de wetenschap.’ Voor die show is overigens wel enige aanleiding: elk jaar worden er zo’n honderd miljoen haaien gedood, als bijvangst van visser of om haaienvinnensoep te maken.

Die boodschap is, zeker sinds Jaws, niet nieuw. Ook de Australische ‘zeemeermin’ Valerie Taylor, die de inspiratie vormde voor de bestseller van Peter Benchley en de blockbuster die regisseur Steven Spielberg op basis daarvan maakte, heeft zich opgeworpen als een soort Jane Goodall voor de haai. De inmiddels hoogbejaarde duikster werd enkele jaren geleden geportretteerd in de docu Playing With Sharks.

Als we verder gaan op de ingeslagen weg, is de haai ten dode opgeschreven. Ramsey wil het niet zover laten komen en zet daarvoor ook deze film in. Ze wil een mediamomentje creëren, een onvergetelijk beeld. Want zo’n beeld zegt meer dan duizend woorden. Ze start bij de film die haar grote liefde in een kwaad daglicht heeft gesteld en besluit om met een grote witte haai te gaan knuffelen. Een onvervalst anti-Jaws moment.

Zo geven Stiles, Macks en Reed haar in deze gelikte, met fraai onderwatermateriaal verlevendigde film alle ruimte om haar positieve en tegelijk alarmistische boodschap te verkondigen. Ramsey is zich ervan bewust dat wat ze doet niet zonder gevaar is. ‘Het gaat om het leven in je jaren’, zegt de zelfbenoemde haaienredster, terwijl ze, op weg naar de oceaan, haar hond Shark aanhaalt. ‘En niet om de jaren in je leven.’

En uiteindelijk gaan we toch allemaal naar de… juist.

Pangolin: Kulu’s Journey

Netflix

Hij kan alleen niet praten, zingen of dansen. Verder is Gijima, alias Kulu, een ideaal Disney-dier. Het Temmincks schubdier oogt vertederend en is volstrekt ongevaarlijk. Gijima kan niet vluchten of bijten. Als ie in gevaar is, kan het dier zich alleen als een bal oprollen en er dan maar het beste van hopen.

Schubdieren zijn geliefd bij stropers. Ze worden in China gebruikt als ingrediënt voor zeker zestig commerciële geneesmiddelen. Als de illegale handel in de dieren op het huidige niveau wordt voortgezet, zijn ze over dik twintig jaar uitgestorven – en eindigt een periode van 85 miljoen jaar op aarde. Want het schubdier, het zoogdier dat het meest illegaal wordt verhandeld in de wereld, heeft de dinosaurus nog meegemaakt.

Schubdieren kunnen hun mond niet opendoen, vertelt één van de Zuid-Afrikaanse dierenbeschermers die zich het lot van Kulu en zijn soortgenoten aantrekt. Hij bedoelt ‘t letterlijk: het dier kan alleen z’n lange tong naar buiten steken en zo mieren en termieten vangen om op te eten. Geluid maken lukt niet. Het is echter ook symbolisch: het schubdier kan zelf niet om hulp roepen. Dat zal de mens voor hem moeten doen.

En Pippa Ehrlich, die eerder samen met James Reed een Oscar won voor My Octopus Teacher (2020), is natuurlijk zeer gekwalificeerd om een ‘call to action’-docu te maken voor zo’n bijzonder dier: Pangolin: Kulu’s Journey (90 min.). Ze sluit daarvoor aan bij de vrijwilligers van het Wildlife Veterinary Hospital in Johannesburg, die met een lokoperatie het jonge schubdier Kulu hebben gered uit de grijpgrage klauwen van stropers.

En zoals dat gaat in dit soort dierenfilms – men neme bijvoorbeeld Wildcat, Patrick And The Whale of Billy & Molly: An Otter Love – staat er dan al een mensenvriend klaar om een innige band op te bouwen met het getraumatiseerde schubdier: fotograaf Gareth Thomas. Die heeft zelf in de afgelopen jaren ook de nodige butsen opgelopen en is klaar om een nieuwe start te maken. Met een beetje geluk kunnen de twee elkaar helen.

De interactie tussen mens en (schub)dier bloeit vervolgens op binnen een zeer fotogenieke omgeving, waarin ook een bedrijvige mierenkolonie nog een hoofdrol claimt. Die biotoop wordt door Ehrlich ten volle uitgenut. Pangolin: Kulu’s Journey legt een oogstrelende wereld bloot, waarin zowel Gareth als Kulu z’n natuurlijke plek kan vinden. Eerst groeien de twee zichtbaar naar elkaar toe. Totdat ze onafscheidelijk zijn geworden.

En dan is het moment gekomen om weer afstand te nemen en de natuur z’n werk te laten doen. Een ontroerend moment, in een film die met een gerust hart een Disney-docu mag worden genoemd. Over een man die op zoek is naar de zin van het leven en een zeer aaibaar dier dat hem dit geschenk – gewoon door te zijn wat het is: een 85 miljoen jaar oud schubdier – zomaar overhandigt.

The Wolves Always Come At Night

Madman

Terwijl hij met een pikhouweel een gat in de grond probeert te graven, dat dienst moet gaan doen als toilet, spreekt Davaa een bijzonder pijnlijke gedachte uit. ‘Toen ik m’n hele kudde kwijtraakte, vroeg ik me af: wat voor een herder ben ik eigenlijk?’

Samen met zijn vrouw Zaya, vier kinderen en hun kudde leek Davaa eerder helemaal in zijn element op de Mongoolse steppe. Regisseur Gabrielle Brady neemt aan het begin van The Wolves Always Come At Night (96 min.) ook uitgebreid de tijd om hun nomadische bestaan en de wereld waarin dat zich afspeelt op te tekenen. De kale vlakten, fraai vereeuwigd, en dan dat handjevol mensen daarbinnen. Met de man des huizes als liefdevolle echtgenoot en vader, als vurige berijder van zijn favoriete hengst en als betrouwbare hoeder van zijn dieren. Het resulteert in prachtige scènes, bijvoorbeeld van hoe Davaa liefdevol de bevalling van een geit begeleidt.

Tegelijk staan die wereld en leefwijze permanent onder druk. Als na een verwoestende storm een groot deel van de kudde is gesneuveld, wordt het Mongoolse gezin gedwongen om de tering naar de nering te zetten: ze verkopen hun paarden, pakken al hun huisraad in en trekken naar de stad, die oogt als een nauwelijks te nemen fort. Brady vervat deze dramatische ontwikkeling in zeer doeltreffende scènes. Davaas verhuiswagen, volgestouwd met hun hele hebben en houwen, past bijvoorbeeld maar nét (of niet) door de doorgang naar het perceel waar ze nu gaan wonen. Nog voor ze daadwerkelijk hun intrek hebben genomen in die stad, is hun vrijheid al beknot.

‘We gaan terug’, bezweert de herder tegen zijn vrouw, als ze samen in bed liggen. Een zeer intieme scène, die toch niet gekunsteld voelt en vermoedelijk de Ausdauer van de maakster verraadt, die dan al een tijd aan hun zijde bivakkeert. Eenmaal aan het werk bij de plaatselijke grindfabriek, in zijn bedrijfskloffie en met een heldere opdracht, wordt nog eens helder hoeveel Davaa van zichzelf heeft moeten inleveren. Brady gebruikt ‘s mans favoriete hengst en de andere paarden die het nomadengezin ooit bezat als verbeelding daarvan. In mythische sequenties draven de dieren ook door Davaas huidige leefwereld en keert zelfs zijn favoriete hengst terug in zijn bestaan.

Wat minder duidelijk is: ook het hele steppeleven van het gezin is geënsceneerd. Gabrielle Brady heeft Davaa en zijn gezin pas ontmoet toen ze al in de stad waren neergestreken. Alle scènes van vóórdat ze daar zijn gaan leven zijn uitgewerkt aan de hand van herinneringen, waarvoor het ouderpaar ook een ‘writing credit’ krijgt in de aftiteling. Als de herder zijn kudde aantreft na de steppestorm en de lijken van zijn dieren afvoert, gaat het dus om een reconstructie van de werkelijkheid. En dat roept meteen de vraag of hoeveel er dan is gestaged in deze fraaie film, waarin allerlei actuele thema’s, zoals de tegenstelling stad-platteland en klimaatverandering, een plek vinden.

Iemand die eenmaal hier is, gaat nooit meer weg, zegt een oudere man, die twintig jaar eerder zijn kudde is kwijtgeraakt en toen met zijn vrouw naar de stad is verhuisd. Spontaan of ingefluisterd? En de diepe wanhoop die zich soms meester lijkt te maken van Davaa, een man die losgerukt is van zijn oorsprong, is ongetwijfeld authentiek, maar of hij spontaan met zijn ziel onder z’n arm in een karaokebar is beland? De vraag stellen is hem vermoedelijk beantwoorden. Die constatering doet in wezen weinig af aan de zeggingskracht van The Wolves Always Come At Night, maar plaatst de film wel in een ander perspectief. En zulke kijkkennis hoort eigenlijk aan de voorkant.

Food For Profit

MCO Film

Het punt dat Food For Profit (90 min.) wil maken, is binnen enkele minuten helder: de Europese ‘green deal’ is niet meer dan een rookgordijn. Met Europees geld worden megastallen gefinancierd, die bijzonder schadelijk zijn voor mens, dier en aarde.

De Italiaanse onderzoeksjournaliste Giulia Innocenzi en filmmaker Pablo D’Ambrosi, bijgestaan door de lobbyist Lorenzo met z’n verborgen camera, leveren het toch weer schokkende bewijsmateriaal in deze activistische documentaire, waarmee misstanden in Europese megastallen en de invloed van de agrifoodsector op het Europese landbouwbeleid aan de kaak worden gesteld. Van veronachtzaamde en mishandelde dieren tot smerige stallen, milieuverontreiniging en zulke beroerde hygiëne dat het serieuze gevaren oplevert voor de volksgezondheid.

Daarvoor maken ze niet alleen gebruik van een verborgen camera, maar ook van een duidelijk zichtbare camera waarmee (overigens onherkenbaar gemaakte) medewerkers en eigenaren van megastallen worden overvallen. Giulia Innocenzi is duidelijk in haar element als ze de confrontatie kan aangaan met dierenbeulen, smeerpoetsen en milieuverontreinigers van bedrijven, waarvan de namen eveneens zorgvuldig zijn weggepoetst, en hen ter verantwoording mag roepen. Sommige confrontaties raken zo verhit dat een handgemeen dreigt.

Achter de schermen probeert Lorenzo intussen op slinkse wijze Europarlementariërs, lobbyisten en landbouwspecialisten uit de tent te lokken. Niemand lijkt echter wakker te liggen van varkens met zes poten, kippen zonder veren (zodat ze niet meer geplukt hoeven te worden) of koeien met twee voortplantingsorganen, die ‘dus’ dubbel zoveel melk produceren. De Italiaanse volksvertegenwoordiger Paolo de Castro vertrekt ook geen spier bij een nepamendement om koeienmest, opgehaald via een buis in het rectum van het dier, voortaan om te zetten in voer.

De Castro, die warme banden onderhoudt met de vleesindustrie, zou vermoedelijk ook geen bezwaren hebben gehad tegen de hilarische ‘Reburger’ die The Yes Men ooit introduceerden in hun gelijknamige documentaire. Dergelijke humor ontbeert dit ronkende groene pamflet – type: van dik hout zaagt men planken – wel een beetje. Zoals ook de uiteindelijke boodschap een wel erg hoog ‘waarheid als een koe’-gehalte heeft: democratie in plaats van lobbycratie. En, natuurlijk: minder vlees eten.

Een Kano Naar Zee

Amstelfilm

‘Weinig mensen beseffen dat zij die in Rotterdam, het Rijnmondgebied of in het Westland wonen voortdurend de kans lopen om, ondanks alle veiligheidsmaatregelen, in één klap uitgerookt, vergiftigd of opgeblazen te worden’, stelt een stem op gezaghebbende toon bij beelden van zware industrie en een uitslaande brand in het Rotterdamse havengebied. ‘Men leeft hier in feite op een vulkaan die elk moment kan ontploffen, maar de bewoners en de overheid blijven toekijken hoe het waterweggebied zich ontwikkelt tot een gouden delta, terwijl ‘t in feite niet meer is dan een industrieel getto, waar iedereen die erin woont z’n leven ter beschikking stelt als offer aan wat wij welvaart noemen.’ De man laat een dramatische stilte vallen. ‘We stinken erin..!’

Het alarmistische filmpje – gericht tegen Shell in het bijzonder, waarbij de S consequent wordt weggelaten en de tweede l soms ook – markeert de ommekeer in het denken over de haven van Rotterdam. Van grote aanjager van werkgelegenheid en welvaart in de jaren na de Tweede Wereldoorlog naar steen des aanstoots voor eenieder die het milieu liefheeft. Die imagoverandering begint zich te voltrekken vanaf de jaren zeventig, vermoedelijk ook de periode dat het antifilmpje werd gemaakt, en is door regisseur André van der Hout zo’n beetje halverwege zijn erg lijvige documentaire Een Kano Naar Zee (135 min.) geplaatst. Als scharnierpunt in een groter verhaal over de ontwikkeling van het Rotterdamse havengebied in de afgelopen honderd jaar.

Met archiefquotes en nieuwsbeelden en -reportages, ingekaderd door interviews met allerlei deskundigen en direct betrokkenen, schetst hij eerst de ‘Polderconsensus’ die ervoor zorgt dat het havenbedrijf heel lang min of meer vrij spel krijgt. Daardoor moeten woon- en natuurgebieden bijna per definitie wijken voor de economische vooruitgang die de haven heeft te bieden. Daarna belicht Van der Hout de periode waarin, aangejaagd door de Club van Rome, de schaduwzijden van fossiele brandstoffen zoals kolen en olie steeds nadrukkelijker aan de orde worden gesteld. En dit zorgt voor een fundamentele discussie over de toekomst van ‘de meest gehavende stad van de wereld’. Kan die met enige aanpassingen op de oude voet verder?

Biedt technologie wellicht de oplossing? Of is toch een totaal andere manier van denken noodzakelijk? Daarover verschillen de meningen in deze helikopterview op de Rotterdamse haven, die te midden van alle uiteenlopende visies over hoe de levensader wel of niet de toekomst in moet wel wat sjeu en kleine individuele verhalen had kunnen gebruiken. De menselijke maat komt nu in de vorm van enkele fraaie muzikale intermezzo’s van Ferry Heine & De Kift, die lucht geven aan een documentaire die verder volledig op de inhoud zit.

Architecton

Cherry Pickers

Ooit zijn het wellicht trotse gebouwen geweest – of op z’n minst levendige gebouwen. Nu ogen ze verweesd. Verlaten, afgedankt. Tanks hebben er gaten ingeschoten, bommen een hap uitgenomen. Of een aardbeving is er ongegeneerd z’n gang mee gegaan.

De Russische documentairemaker Victor Kossakovsky (BelovySvyato en Gunda) laat zijn camera zweven over flatgebouwen die de oorlog of het natuurgeweld ternauwernood hebben doorstaan – of niet. Als ze niet meer te redden zijn, worden ze uit elkaar getrokken door een graafmachine. Zo wordt een deel van de stad ontmanteld, waar ergens vast ook nog wel, stiekem, mensen huizen.

Kossakovsky’s impressies van gehavende Oekraïense en Turkse steden behoren tot de meest imposante taferelen van Architecton (97 min.), zijn beeldsymfonie over de verhouding tussen architectuur, natuur en beschaving, in het bijzonder de rol van steen en beton daarin. Hij begeeft zich ook naar eeuwenoude ruïnes en moderne bouwwerken en toont het leven daar – of het ontbreken daarvan.

Met dank aan cameraman Ben Bernhard (All That Breathes), die ogenschijnlijk dood materiaal tot leven kan brengen in grootse shots en close-ups, en componist Evgueni Galperine, wiens soundtrack beurtelings dreiging, schwung of drama meegeeft aan de materie. Zij kunnen rotsblokken bijna letterlijk laten dansen of geven het afvoeren van puin de bedrijvigheid van een nijvere mierenhoop.

Bijzondere aandacht is er voor de Italiaanse architect Michele de Lucchi, die in zijn eigen tuin een ‘magische cirkel’ laat aanleggen. Mensen zijn daarbinnen niet welkom. Het is bedoeld als een les in bescheidenheid tegenover de natuur, die prima aansluit bij Kossakovsky’s pleidooi om duurzamer te bouwen en de aarde niet vol te storten met beton of overal zielloze stenen kolossen op te trekken.

‘Hoe kan ’t dat mensen altijd wisten hoe ze gebouwen moesten maken die duizenden jaren konden blijven bestaan?’ vraagt Victor Kossakovsky zelf, in de epiloog van deze film waarin verder nauwelijks wordt gesproken, aan De Lucchi. ‘En waarom bouwen we nu dan voor slechts een jaar of veertig?’ En waarom, bijt hij door, al die lelijke saaie gebouwen als we ook mooie kunnen ontwerpen?

De architect probeert Kossakovsky’s kritiek niet te pareren. Hij omarmt die. Sterker: Michele de Lucchi schaamt zich zelfs voor een project waarbij hij zelf betrokken is. Hij pleit voor een herbezinning. ‘Als we iets ontwerpen, ontwerpen we geen product, gebouw of ruimte’, zegt hij tegen de filmmaker. ‘We ontwerpen het gedrag van mensen.’

Beelden Uit Tuvalu

Doxy

Ze gaan er eens goed voor zitten. Gewone Nederlanders, in hun eigen woonkamer. Benieuwd naar wat Dylan Werkman hen gaat voorschotelen op hun eigen televisie. ‘Tuvalu?’ zegt een vader even later, bij beelden van een strand waar de golven wild tegenaan klotsen. ‘Ik ga ‘t wel opzoeken’, zegt zijn tienerzoon.

‘Het tropische eiland Tuvalu verdwijnt langzaam in de Stille Oceaan’, leest een man in een andere huiskamer vanaf z’n mobiele telefoon voor aan zijn vrouw en drie kinderen, die tussen hen in op de bank zijn gekropen. ‘Als de klimaatverandering zo doorgaat, komt het nog deze eeuw, over vijftig of zestig jaar, volledig onder water te staan.’

Waarna een jonge man, in alweer een andere Nederlandse kamer, tegen de vrouw naast hem op de bank zegt: ‘ja, dit zal wel weer zo’n zielig verhaaltje zijn, of zo’. Op Beelden Uit Tuvalu (25 min.) is het bedreigde eiland te zien. Het aandoenlijke gezin Nagatalevu in het bijzonder. Vader, moeder, zoon en dochter springen en spelen in het woeste water.

In hun dagelijks leven hebben Tuvaluanen constant te maken met de stijging van de zeespiegel. De straten staan permanent blank, in huis moet alles omhoog gezet worden en aan de kust kan het ronduit gevaarlijk zijn. ‘Het is heel ver van mijn bed’, zegt een Nederlandse vrouw nochtans. ‘Ik kan me niet overal zorgen om maken.’

Zij spreekt uit wat menige Nederlander denkt – áls ie al denkt aan plekken zoals Tuvalu. Die onverschilligheid maakt Werkman treffend zichtbaar. Zijn kijkers hebben al genoeg aan hun eigen problemen. Een enkeling legt nog wel de link met onze dijken. Want zonder zou Nederland wel eens hetzelfde lot beschoren kunnen zijn als Tuvalu.

En dan tovert hij in deze interessante korte film nog een konijn uit de hoge hoed, dat z’n Nederlandse hoofdpersonen bijna dwingt om zich persoonlijk tot die sympathieke Tuvaluaanse familie te verhouden. Kan hij daarmee empathie afdwingen? En wat vinden de Nagatalevu’s eigenlijk van de lui die hen bekijken vanuit ons kikkerlandje?

The Coriolis Effect

Zindoc

Met een aantal mensen gaan ze het strand opruimen. Verpakkingen, lege waterflessen en aangespoelde visnetten. Zodat zojuist geboren schildpadden niet vast komen te zitten in de troep en, liefst zelfstandig, weer de zee kunnen bereiken. Met vereende kracht lukt het uiteindelijk om alles naar een zelf aangelegde dumpplaats te sjouwen. Niets staat de zeeschildpadjes nu meer in de weg.

De zeeschildpad vormt een terugkerend element in de associatieve documentaire The Coriolis Effect (110 min.) van Petr Lom en Corinne van Egeraat. De schildpad is kind aan huis in Kaapverdië, één van de grootste broedplaatsen ter wereld, en symboliseert de gecompliceerde relatie waarin mens en dier daar terecht zijn gekomen. Want op de eilandengroep voor de kust van West-Afrika worden de gevolgen van onze achteloze houding tegenover de aarde zichtbaar: de zee rukt op, net als vervuiling. Tegelijkertijd is er sprake van aanhoudende droogte. Het heeft er al jarenlang niet meer geregend.

In Kaapverdië doet het zogenaamde corioliseffect zich gelden: doordat de aarde ronddraait krijgt elke beweging er een afwijking. De archipel wordt daarom regelmatig gegeseld door wind en heeft het imago gekregen van een ‘land van wind’, een plek waar orkanen worden geboren. Lom en Van Egeraat proberen deze mythische wereld in al z’n diversiteit, complexiteit én schoonheid te vatten in een non-lineaire vertelling, zonder echte hoofdpersonen, over de verstoorde verhouding tussen mens en natuur, waarin alle verschillende elementen op de één of andere manier met elkaar verbonden lijken te zijn.

The Coriolis Effect vangt dit universum met lange en fraaie scènes, die, ogenschijnlijk intuïtief, met elkaar zijn verknoopt. Een visser geeft zijn boot bijvoorbeeld de naam van z’n overleden vriend Dery en sleept die vervolgens met vrienden de zee in. Een eenzame vis is onder water verstrikt geraakt in een vissersnet. Een krab doet zich tegoed aan een dode aangespoelde vis en maakt zich dan uit de voeten. Vogels proberen via de dop een druppel mee te pikken van aangevoerde flessen water. En een man maakt liefdevol met een tandenborstel en een bakje water de poten van een verminkt vogeltje schoon.

Dat mens en dier niet tegenover elkaar hoeven te staan in tijden van klimaatverandering en milieuvervuiling is tevens treffend vervat in een andere schildpadscène. Enkele jonge Kaapverdianen treffen een dood dier aan, dat gedesoriënteerd is geraakt en vervolgens uitgedroogd. ’s Nachts proberen zij een andere schildpad richting zee te sturen. En als dat maar niet wil lukken, tillen ze hem gewoon op en dragen het tegenspartelende dier naar het strand. Al snel neemt de natuur ’t over. Het dier ruikt de zee en kruipt het water in, om daar vrijwel direct uit het zicht te verdwijnen. Het is een hoopvol tafereel.

De Thuiskomst

Doxy

‘Toen God naar de hemel was verwezen’ constateert Jos de Putter halverwege zijn documentaire-essay De Thuiskomst (50 min.), ‘nam de mens zijn plek in op aarde. En die mens maakte vervolgens van God een wetenschapper. Waar hij zich dan weer aan kon spiegelen.’

Het is een logische stap in zijn betoog over hoe de mens stelselmatig heeft gestolen van de aarde. Hijzelf niet in het minst: De Putter rekende uit dat hij in de afgelopen dertig jaar als filmmaker zo’n 21 keer de aarde rond heeft gereisd. Is de kracht van die films – van z’n debuut Het Is Een Schone Dag Geweest (1992), over het boerenbedrijf van zijn ouders, tot pak ‘m beet A Way 2 B (2022), een vlammende hybride van docu en dans – voldoende om zijn eigen ecologische voetafdruk te verantwoorden?

Voor een film over dit onderwerp is in elk geval een andere benadering nodig. Indachtig de filosoof Walter Benjamin wil De Putter ditmaal niet als reiziger, die allerlei avonturen beleeft, zijn verhaal vertellen, maar als een boer die de wisselende seizoenen meemaakt. Hij neemt zich voor om nu niet te reizen en elders in de wereld verhalen op te halen, maar om gebruik te maken van de verhalen die hij eerder heeft verteld of de korte films van anderen, die hij heeft geproduceerd. Een recycle-docu, zogezegd.

Vanuit alle uithoeken van de wereld – van Brazilië en Nieuw-Zeeland tot Mexico en Nepal – tekent De Putter zo de verstoorde relatie tussen de mens en de aarde op. Én hij breekt de belofte aan zichzelf en reist toch, per trein, naar Londen. Voor een gesprek met de Britse auteur Karen Armstrong. In Sacred Nature onderzoekt zij de invloed van religie op onze houding tegenover de wereld. De moderne mens is z’n heilige ontzag voor de natuur kwijt en ziet de aarde simpelweg als een soort decor voor zijn eigen leven.

Volgens Armstrong moet de mens God terugroepen uit de hemel en het Goddelijke in de wereld om hem heen weer te gaan zien. Dat gaat alleen bepaald niet vanzelf. Jos de Putter illustreert dit met oude afleveringen van het VPRO-programma Diogenes, videobrieven voor De Correspondent en fragmenten uit recente documentaires zoals I Am The River, The River Is Me en Schone Bergen. De microverhalen die daarin worden verteld krijgen daarmee een nieuwe plek in een groter, persoonlijk ingestoken narratief.

Over de ontheiliging van de aarde, die nodig zijn Goddelijke dimensie terug moet krijgen.

Fiore Mio

Vedette Film

Behalve schrijver van bestsellers zoals De Acht Bergen (Le Otto Montagne), in 2022 verfilmd door Felix van Groeningen en Charlotte Vandermeersch, is Paolo Cognetti ook filmmaker. In de documentaire Fiore Mio (Engelse titel: A Flower of Mine, 79 min.) zoekt hij opnieuw de bergen op. Cognetti fungeert bovendien zelf als hoofdpersoon in deze heilzame roadmovie, waarvoor hij rondtrekt op de Alpentop Monte Rosa.

Samen met zijn hond Laki belandt hij uiteindelijk bij Rifugio Mezzalama, een bergherberg die ruim drieduizend meter boven zeeniveau ligt, vanwaar hij met de jonge uitbaatster langs imposante rotspartijen, helblauwe meren en besneeuwde bergtoppen wandelt en mijmert over de verschillende afslagen die het leven kan nemen, de ontzagwekkende wereld voor hun ogen en hoe die wordt bedreigd door klimaatverandering.

Daar is Cognetti’s reis in zekere zin ook begonnen: bij de droogte waarmee hij ook in zijn eigen huis in Estoul kampt. Vandaar trekken hij en zijn trouwe viervoeter door het bergmassief en gaan in gesprek met de mensen die ze onderweg ontmoeten: een oude jeugdvriend, een voormalige sjerpa uit Tibet en een berggids op leeftijd bijvoorbeeld. Gesprekken over oud hout, de herfstblues en – natuurlijk – zorgen over de aarde.

Marta Squinobal, die met haar familie de veganistische Orestes Hütte uitbaat en tegelijkertijd yogatrainingen verzorgt, is bijvoorbeeld ontzet over hoe de mens met zijn leefomgeving omgaat, maar gelooft tegelijk dat de wereld ’t wel overleeft. ‘Als de natuur uiteindelijk zegt: ‘ik heb er genoeg van’, dan neemt ze gewoon afscheid van ons of laat slechts een klein deel van ons in leven’, zegt ze. ‘En daarna gaat ze vrolijk verder.’

Cameraman Ruben Impens, die ook verantwoordelijk was voor de cinematografie van Le Otto Montagne, tekent Cognetti’s gesprekken sfeervol op, maar gaat zich natuurlijk vooral te buiten aan de natuurpracht van Monte Rosa. Het kalme en sfeervolle Fiore Mio wordt zo, letterlijk en figuurlijk, een film van fraaie vergezichten. En een pleidooi om de wereld, zoals die er al lang voor de komst van de mens was, een beetje in ere te houden.

Wild Coast Warriors

VPRO

Tijdens protesten op het strand hebben amaMpondo-demonstranten op een gegeven moment letterlijk een lijn in het zand getrokken. Tot hier en niet verder. De inheemse bewoners van de Zuid-Afrikaanse wildkust verzetten zich met hand en tand tegen de toestemming die Shell heeft gekregen om bij die kust op zoek te gaan naar olie en gas. De oceaan is hun levensbron en heeft voor de amaMpondo-gemeenschap sowieso grote symbolische betekenis. Onze voorouders huilen, stelt Siyabonga Ndovela, voorman van het Amadiba-crisiscomité.

In de documentaire Wild Coast Warriors (72 min.) belichten Nick Chevallier, Leigh Wood en Guido Zanghi hun David & Goliath-achtige strijd. De amaMpondo weten daarbij klimaatactivisten, natuurbeschermers en sociale strijders aan hun zijde. Want Shells activiteiten zouden wel eens zeer schadelijk kunnen zijn voor walvissen, dolfijnen, plankton en het leven onder water. En de opbrengsten van olie- en gaswinning komen, eufemistisch gesteld, ook niet automatisch ten goede aan de plaatselijke bevolking, die voor een belangrijk deel leeft van visserij.

Het conflict belandt onvermijdelijk in de rechtszaal, waar de pleitbezorger van de inheemse bevolking de degens kruist met het advocatenteam van de Britse multinational. Volgens Shell is er nauwelijks wetenschappelijk bewijs voor hoe schadelijk bijvoorbeeld het seismische onderzoek is dat de oliegigant wil laten uitvoeren in de oceaan. Tegenstanders van zulk onderzoek wijzen vervolgens direct op hoe moeilijk ‘t is om zulk bewijs te verzamelen. Dat er geen wetenschappelijk bewijs voor is, wil natuurlijk niet zeggen dat er ook geen schade is.

Aan welke kant Chevallier, Wood en Zanghi staan, daarover kan geen twijfel bestaan. Wild Coast Warriors is in wezen één lang betoog voor de missie van Shells opponenten, met hier en daar wat weerwoord van een vertegenwoordiger van de fossiele industrie. De strijdbare boodschap wordt begeleid door idyllische beelden van de leefwereld van amaMpondo-gemeenschap, stevig aangezet met gezwollen muziek. En aan het einde van deze activistische film – als duidelijk wordt wie aan het langste eind trekt: Goliath, of toch David? – volgt nog nét geen call to action:

‘The battle continues…’