Wolfpack

Prime Video

Waar de één wint, verliest de ander. Nadat onlangs in All-In: Team Jumbo-Visma het succesjaar 2022 van de wielerploeg rond Tom Dumoulin, Wout van Aert en Tour de France-winnaar Jonas Vingegaard werd gedocumenteerd, volgt nu hetzelfde seizoen vanuit het perspectief van concurrent Quick-Step Alpha Vinyl. En dat begint ronduit beroerd. De ene na de andere voorjaarsklassieker eindigt in een deceptie voor de ploeg die in de voorgaande jaren zo vaak succesvol was.

Volgens de Belgische ploegleider Patrick Lefevre zit er te weinig ‘grinta’ in de ploeg. ‘Een coureur is als een jong hondje’, legt de uitgesproken wielerprominent even later uit in de zesdelige serie Wolfpack (270 min.), waarvan ik nu drie afleveringen heb gezien. ‘Als je op zijn schouder klopt dat hij het goed gedaan heeft, dan gaat hij liggen op zijn rug met zijn pootjes omhoog en hoopt hij dat je ook op zijn buik wrijft. Als je dat te veel doet, dan gaat het winnen automatisch stoppen.’

Lefevere is meer het type dat zijn pupillen zo nu en dan een schop onder hun kont verkoopt, al is daar naarmate het seizoen vordert steeds minder aanleiding toe. Zijn renners beginnen te winnen. Dat leidt tot emotionele taferelen. Van de Belgische renner Yves Lampaert bijvoorbeeld, die na zijn onverwachte winst in de proloog van de Tour de France, overmand raakt door emoties en een zin uitspreekt die in eigen land een cultheld van hem maakt. ‘Ik ben maar een boerenzoon uit België.’

Ook fraai: de weggeslikte tranen van Florian Sénéchal als zijn ploeggenoot Fabio Jakobsen, een sprinter die anderhalf jaar eerder nog een doodsmak maakte, tijdens een bergetappe nét op tijd binnen komt. ‘Hij is mijn vriend.’ En de constatering van Tim Declercq na alwéér een overwinning van kopman Remco Evenepoel: ‘Op de basisschool zeiden ze: Jezus heeft de talenten allemaal evenredig verdeeld. Maar als je iemand ziet als Remco, dan merk je dat dat eigenlijk niet altijd waar is.’

Vergeleken met All-In is Wolfpack, vernoemd naar de geuzennaam die de ploeg koestert, wat minder gelikt. Ruwer ook. Met volop lekke banden,  teleurstellingen en valpartijen, bijvoorbeeld van wereldkampioen Julian Alaphilippe. Vakkundig dichtgesmeerd bovendien met een synth-soundtrack. Alleen de wel erg brave, wat uitleggerige voice-over valt een beetje uit de toon. Daar was een volkse verteller, die zich in plat Vlaams bedient van onnavolgbaar wielerjargon, beter op zijn plek geweest.

Voormalige wielervedetten zoals Tom Boonen, Alberto Contador en Philippe Gilbert trappen verder nog wat open deuren in, maar moeten op dat gebied zonder enige twijfel hun meerdere erkennen in de continu oneliners ophoestende commentator van Eurosport, Rob Hatch, een Britse erfgenaam van Theo Koomen die zelfs in een zielige klim, val of ontsnapping tijdens de eerste de beste kermiskoers nog een gebeurtenis van epische proporties ziet die de heroïek van de sport onderstreept.

Dat is ook tegen de serie in te brengen: alleen de hoogte- en dieptepunten lijken te tellen. Het gewone, ongetwijfeld vaak ook oersaaie wielerleven ontbreekt. Het routineuze gemopper over arbeidsvoorwaarden, de keuvelgesprekjes onderweg (hedde gij ook zo’n zin in patatten? Ja, houdt je vader van postzegels? Oké, nu weer even aanhaken, maat) en de eindeloze ritten door Niemandsland waarbij niks te winnen of verliezen valt, maar die natuurlijk wel gewoon uitgereden moeten worden.

Dat gezegd hebbende – en daarbij ook het promotionele karakter van de serie in ogenschouw genomen – is Wolfpack eigenlijk verrassend vermakelijk. En dan moet Evenepoel nog echt op gang komen…

All-In: Team Jumbo-Visma

Prime Video

Hoewel ze de beste wielerploeg van de wereld vormen, winnen ze nog altijd vaker niet dan wel. De verwachtingen bij Jumbo-Visma zijn niettemin hooggespannen voor 2022: enkele klassiekers willen sportief directeur Merijn Zeeman en zijn team winnen, net als de Giro d’Italia en zowel de gele als de groene trui in Tour de France. Ze hebben daarvoor meerdere ijzers in het vuur: de kopmannen Wout van Aert, Tom Dumoulin, Primoz Roglic en Jonas Vingegaard.

In de traditie van Nederlandse wielerfilms als De Tour Van BaukeNieuwe Helden: In Het Hart Van De Tour en Code Geel laat de zesdelige serie All-In: Team Jumbo-Visma (300 min.) van Job van der Zon van binnenuit zien wat er van die ambities terechtkomt. Dat betekent dus wederom: teambesprekingen, trainingskampen, hotelkamers, massagetafels én peptalkende, juichende en teleurgestelde taferelen in de ploegleiderswagen, die steevast als de machinekamer van de koers fungeert. Één van de machinekamers van de koers, welteverstaan. Want elke ploeg beleeft immers zijn eigen race, viert uitbundig zijn eigen overwinningen en likt stiekem z’n wonden.

Dit is wel duidelijk een Jumbo-Visma productie, waarbij Van der Zon veel kan laten zien, maar ongetwijfeld ook regelmatig rekening heeft moeten houden met de wensen van de ploegleiding. Zoals dat gaat in een tijd waarin pak ‘m beet celebrities, bands en sportteams een documentaire(serie) als een probaat promotiemiddel beschouwen. Bezien vanuit die context bevat de serie overigens best aardige elementen, zoals de gesproken columns van schrijver Frank Heinen over de wielersport, z’n helden en hun mythologie – al blijven die miniatuurtjes ook wel fremdkörpers binnen een verder tamelijk conventioneel opgezette en strak afgewerkte productie.

Behalve fly on the wall-materiaal bij diverse wielerwedstrijden en interviews met de renners en teamleiding bevat All-In ook bijdragen van oud-wielercrack Tom Boonen en sportjournalisten zoals Thijs Zonneveld, Raymond Kerkhoffs en Diana Kuip. Zij moeten voor onafhankelijke duiding zorgen bij de verschillende gebeurtenissen. Daarbij is opnieuw een bijzondere rol weggelegd voor de (voormalige) klasbak Tom Dumoulin, die ook in de eerdere wielerdocu’s al voor het nodige drama zorgde. Gedurende de serie wordt steeds duidelijker dat een definitief afscheid van de sportcarrière, die hij eerder al eens op pauze heeft gezet, nu echt onvermijdelijk wordt voor Dumoulin.

De flegmatieke renner die zich steeds nadrukkelijker naar de finish moet worstelen, waar hij zo vaak met bloemen is opgewacht, slaat vermoedelijk de spijker op z’n kop als hij stelt dat hij weliswaar de benen heeft van een topper, maar zich ongemakkelijk voelt bij de bijbehorende positie. Dat pleit tegelijkertijd ook voor hem en leidt bovendien tot één van de mooiste verhaallijnen in deze miniserie (waarvan ik tot dusver drie afleveringen heb gezien), als hij zijn maatje Koen Bouwman aan een etappeoverwinning helpt. ‘Koen is gewoon een schat van een jongen’, zegt Dumoulin, na de koers liggend op de massagetafel. ‘Die ene rit in de Giro gaat voor mij – dat is misschien cru om te zeggen – het verschil niet meer maken. En voor hem is dit gewoon de mooiste wielerdag uit zijn leven.’

Daarmee geeft Dumoulin zowel uitdrukking aan wie hij is als mens en als (voormalige) toprenner, maar ook als lid van een ploeg die zichzelf voorhoudt dat niemand groter is dan het team. En daar zit ongetwijfeld ook, doelbewust, de voornaamste boodschap van All-In: Team Jumbo-Visma, waarin de totstandkoming van een ongekend succesverhaal van binnenuit wordt belicht.

Inmiddels is er ook over het wielerseizoen 2022 van Jumbo-Visma’s concurrent Quick-Steph Alpha Vinyl een documentaireserie gemaakt: Wolfpack.

Depeche Mode: 101

Sire Records

Ruim dertig jaar zijn er verstreken sinds de documentaire Depeche Mode: 101 (120 min.) werd uitgebracht in 1989. Zanger Dave Gahan worstelde in die periode opzichtig met een drugsverslaving, songschrijver Martin Gore leek de band daardoor meermaals op te moeten doeken, toetsenist Alan Wilder verliet halverwege de jaren negentig gefrustreerd de groep en keyboardspeler Andrew Fletcher overleed plotseling in 2022. Tegenwoordig bestaat de Britse synthpopband nog slechts uit twee leden, Gahan en Gore, maar is er desondanks opnieuw een wereldtournee aangekondigd.

Deze tourdocu van David DawkinsChris Hegedus en direct cinema-pionier D.A. Pennebaker (die klassieke muziekfilms maakte zoals Dont Look BackMonterey Pop & Ziggy Stardust And The Spiders From Mars), geremasterd in 2021, toont het oorspronkelijke viertal, zoals dat in de jaren tachtig furore begon te maken, en route in de Verenigde Staten. Soms treffen ze daar een uitverkocht huis aan, op een andere plek moeten ze ter plaatse nog allerlei promotionele activiteiten ondernemen om de zaal enigszins vol te krijgen. Intussen is er het leven tussen de concerten door: interviews, cassettebandjes van Roy Orbison en Johnny Cash scoren in Nashville, de stapels geld tellen van verkochte merchandise, spontane jamsessies en zanger Dave Gahan die backstage een baby de fles geeft.

Het meest opmerkelijke aan deze film is echter de aanwezigheid van een groepje kleurrijke Depeche Mode-fans, dat met hun favoriete band meereist naar Pasadena voor het 101ste en laatste concert van de Music For The Masses World Tour in de Rose Bowl, op 18 juni 1988. De acht jongelingen zijn via een danswedstrijd in Club Malibu geselecteerd voor deze trip langs de vermaarde Route 66, van New York naar Californië, en hebben daarmee automatisch ook een prominente plek in de film veroverd. Zij genieten overduidelijk van hun ‘fifteen minutes of fame’ en zullen de geschiedenisboeken ingaan als de allereerste realitysterren, een fenomeen dat in de navolgende jaren door televisieprogramma’s zoals MTV’s The Real World immens populair zal worden.

101 is verder doorsneden met songs, hits om precies te zijn, van het groots opgezette concert in de Rose Bowl, waar Depeche Mode, in voortdurende wisselwerking met diezelfde fans, zich manifesteert als een band die het gevoel van de jaren tachtig in de vingers heeft en moeiteloos het hart van een nieuwe generatie popfans, inmiddels overigens stuk voor stuk dik in de vijftig, weet te winnen.

Hi My Name Is Jonny Polonsky

Humo

‘Ik wil niet alleen met hem in huis zijn’, zegt Iris Nechelput, de vriendin van Otto-Jan Ham. De radio- en televisiepresentator, die carrière maakte bij Studio Brussel, VIER en Canvas, heeft ‘t in zijn hoofd gehaald om zijn jeugdheld, de New Yorkse rocker Jonny Polonsky, over te laten komen voor een korte tournee door België – en om daar, dat lijkt ook al vanaf het allereerste begin het plan, een film over te maken.

Hoewel Polonsky allang in de vergetelheid is geraakt – als er al mensen zijn die zich zijn gruizige debuutalbum Hi My Name Is Jonny (1996), geproduceerd door Pixies-voorman Frank Black, überhaupt nog herinneren – is het Ham toch gelukt om enkele optredens te regelen in het najaar van 2020. Er is alleen nauwelijks budget. En dus zal de Amerikaanse zanger/songschrijver, waarmee hij zelf welgeteld één keer contact heeft gehad via Instagram, in zijn eigen huis in Halle moeten logeren.

Niet alleen daarmee neemt Otto-Jan Ham, die tevens zal optreden als tourmanager en er zelfs over fantaseert om bas te spelen in een speciaal samengestelde begeleidingsband rond Polonsky, een risico: zijn ontmoetingen met een grote held niet sowieso gedoemd om te mislukken? De Jonny Polonsky van toen, die hij overigens nooit zag optreden, kan zomaar een arrogante kwal, schim van zijn vroegere zelf of suffe broodmuzikant zijn geworden. Een man die je berooft van dromen.

Als de Amerikaan arriveert op vliegveld Zaventem staat Ham, ter zijde gestaan door cameraman Sjoerd Tanghe, hem met een naambordje op te wachten. De tour door Vlaanderen, met een uitstapje naar Amsterdam, en de weerslag daarvan, Hi My Name Is Jonny Polonsky (70 min.), kunnen nu echt beginnen. Van tevoren legt Ham voor de zekerheid nog wel even zijn oor te luister bij musici als Mauro Pawlowski, Stijn Meuris en Isolde Lasoen. Die muziek van Polonsky is toch helemaal oké? 

De man die zich in het huis van zijn superfan meldt en beleefd onderhoudt met diens kinderen blijft alleen een enigma. Hij houdt zich in gesprekken steeds op de vlakte en doet tijdens optredens in bars en achterafzaaltjes gewoon zijn ding, terwijl zijn grootste fan, tourmanager en bassist in spe – al heeft Jonny daarvan nog geen idee – zijn uiterste best doet om het hem naar de zin te maken. In de hoop dat de vonk nog eens ouderwets overslaat.

Het blijkt een uitstekend recept voor lol, ongemak, stress en – hopelijk – vlammende rock & roll in deze smeuïge roadmovie, die werkt als een aanstekelijke ode aan live-muziek en het onbekommerd, tegen beter weten in zelfs, najagen van ’s mans jeugddromen.

Hi My Name Is Jonny Polonsky is hier te bekijken.

Overcoming

Netflix

Hoe je een documentaire in de montage totaal kunt verknallen…

Je hebt een fascinerend hoofdpersonage: Bjarne Riis, ploegleider van de wielerploeg CSC en zelf oud-winnaar van de Tour de France. En altijd geassocieerd met doping, dat ook.

Sterke bijrollen: Riis’ toprenners Ivan Basso (een potentiële winnaar), Carlos Sastre (diens interne concurrent en bovendien aanstaand vader) en Kurt-Asle Arvesen (een knecht die betrokken is bij de ene na de andere valpartij).

Een ‘man you love to hate’ als superieure tegenstander: veelvuldig Tour-winnaar Lance Armstrong, die dan nog niet is ontmaskerd als Mr. Doping.

Alle mogelijke uitdagingen: blessures, familietrubbels en – natuurlijk – bergtoppen.

En, vanzelfsprekend, een onweerstaanbaar strijdtoneel: de Ronde van Frankrijk van 2004.

Na drie weken absolute topsport, met alle bijbehorende pieken en dalen, kom je – filmmaker Tómas Gislason uit Denemarken – met ronduit prachtig materiaal thuis en sla je helemaal op hol in de editruimte:

Stevig split screen-gebruik.

Zomaar zwartwit.

Dramatische slow-motion.

Onnavolgbare flashbacks.

Potsierlijke teksten in beeld.

Overdadige kleurcorrectie.

Toevallige timelapse-sequenties.

Opdringerige soundtrack.

Flashy flash forwards.

Overdramatische herhalingen.

Oh ja, dat hadden we ook nog: green screen.

Kortom: een onvervalste ADHD-montage. Waarmee in Overcoming (108 min.) al het afzien, de heroïek, dat gekonkel, de stress en het alomtegenwoordige drama van de ultieme wielerwedstrijd vakkundig de nek om wordt gedraaid.

Pink: All I Know So Far

Amazon Prime

Over twintig dagen staat ‘Wembley’ op het programma. Tot die tijd wil Pink nog de nodige puntjes op de i zetten bij haar extravagante Beautiful Trauma-show. Op een enorm podium en in de rug gedekt door een veelkleurige begeleidingsgroep moet zij de onbetwiste ster van haar eigen circus worden. Ze zingt, danst en bedrijft acrobatiek. Entertainment op hoog niveau. Soms letterlijk. Tussen de bedrijven door probeert Alecia Beth Moore – onderweg, in hotelkamers en tijdens familie-uitstapjes – een normaal gezinsleven te leiden met haar echtgenoot, voormalig motorcrosser Carey Hart, en hun twee kinderen, Willow en Jameson.

Regisseur Michael Gracey buit dit contrast ten volle uit in Pink: All I Know So Far (99 min.), waarbij het privéleven van de Amerikaanse zangeres voortdurend wordt afgewisseld met fragmenten van haar groots opgezette concerten uit 2019. Het één gaat soms natuurlijk ten koste van het ander. ‘Je moeder is een performer die alle zuurstof in een ruimte opzuigt’, heeft ze bijvoorbeeld moeten uitleggen aan haar dochter Willow, die zich soms niet gezien voelt. ‘En dan is er nog je broertje, die een soort miniversie van mij is.’ Terwijl zij zich oprecht zoveel mogelijk probeert weg te cijferen voor haar kinderen, hebben die intussen een verplichte bijrol gekregen in deze lofzang op hun moeder.

Pink is en blijft zelf te allen tijde het middelpunt van elke afzonderlijke scène in deze door haarzelf geproduceerde film. Via interviews en voice-overs zet ze de vertelling volledig naar haar hand. Ondanks de toegang die hij heeft gekregen tot zijn protagonist en haar directe entourage lijkt Gracey nooit voorbij de performer Pink te komen. Als ze backstage tweets van haar fans (voor)leest, wordt dit bijvoorbeeld geregistreerd door twee camera’s. Het is duidelijk: dit is een Pink die Pink graag laat zien. Een krachtige vrouw die oprecht betrokken is bij haar achterban en als geen ander weet hoe het is om een misfit te zijn.

En daar doet ze het dus allemaal voor volgens deze gladgestreken film, die netjes op de twee groots opgezette Wembley-concerten afkoerst. Nadat ze daar een topprestatie heeft afgeleverd zit haar werkdag er echter nog lang niet op. De tweejarige Jameson heeft bijvoorbeeld bedacht dat zijn moeder nog een spelletje moet doen op een turnmat. ‘Heb je het wel door?’ reageert ze met een zekere zelfspot. ‘Ik heb vanavond een hele show gedaan.’ Hij houdt echter aan: ‘Mama, doe dit.’ En dus hijst Pink zich nog eenmaal overeind en achtervolgt de druistige peuter, voor de draaiende camera, over de matten die in de zoveelste hotelkamer zijn uitgestald….

Billie Eilish: The World’s A Little Blurry

Apple TV+

Elke zichzelf respecterende 21e eeuwse popster krijgt z’n eigen documentaire. Letterlijk. Een ‘onthullende’ film over de mens achter de artiest, vaak gemaakt in opdracht van de hoofdpersoon zelf en/of diens vertegenwoordigers. Waarover dan de schijn van openhartigheid hangt, terwijl de productie uiteindelijk toch vooral een promotioneel karakter heeft. Het is een dilemma voor elke zichzelf respecterende documentaireveelvraat: wil je afnemer zijn – of zelfs doorgeefluik – van een slim opererende marketingafdeling? Tegelijkertijd kan ook zo’n ‘product’, soms onbedoeld, een zekere oprechtheid bevatten – of, net zo interessant, zijn eigen onoprechtheid verraden.

Is Billie Eilish: The World’s A Little Blurry (140 min.) ook zo’n film? Het is in elk geval géén aalglad portret van Billie’s opmars naar de wereldtop geworden. Al kan dat natuurlijk ook ‘part of the plan’ zijn, dacht de zichzelf respecterende docufreak er direct achteraan. Billie Eilish is immers een alternatieve popster met een zwaarmoedige inborst, zo nu en dan opspelende Gilles de la Tourette-tics en echt een eigen artistieke visie. Daarbij past geen gladgestreken productie. Deze lijvige documentaire van R.J. Cutler toont hoe ze met haar broer en muzikale partner Finneas O’Connell, die bekent dat hij niet aan Billie mag vertellen dat het zijn taak is om hits te schrijven, thuis werkt aan songs die inderdaad wereldhits zullen worden. Met dank aan de GoPro-camera die moeder Maggie ophing in de slaapkamer. Dat levert fascinerend materiaal op: de wisselwerking tussen broer en zus werkt wonderwel en zal later nog resulteren in de Bond-song No Time To Die, die gewoon even in de tourbus in elkaar wordt gezet.

De film ruimt verder opvallend veel tijd in voor haar concerten, met bijzondere aandacht voor de hartstochtelijk meezingende jeugdige fans die elke beweging die zij maakt vastleggen met hun smartphone. Terwijl Billie zelf tussendoor gewoon de dingen blijft doen die een tiener nu eenmaal doet – rijbewijs halen, liefdesverdriet hebben en net te lang in bed blijven liggen, óók als de Grammy-nominaties bekend worden gemaakt – komt ze tevens in aanraking met de entertainmentwereld. Lekker gênant is in dat verband de kennismaking met Katy Perry en haar verloofde, waarvan Billie pas later in de gaten krijgt dat het de acteur Orlando Bloom is. Hij omhelst en kust haar alsof ze al jaren zielsverwanten zijn. Het voorval demonstreert hoezeer zij, de misfit, nog altijd een buitenstaander is in de wereld die haar op stel en sprong heeft omarmd. Maar voor hoe lang nog?

Zoals elk zichzelf respecterend pubermeisje koesterde Billie ooit een totaal onbereikbare liefde. Als twaalfjarige was ze smoor op Justin Bieber. Nu blijkt dat hij ook helemaal weg is van haar. Of ze misschien met hem wil samenwerken? ‘Ik zou mijn hond voor hem doodmaken’, flapt ze er direct uit in één van de vele ontwapenende scènes van deze observerende film. Maar dat is toch ook wel doodeng. Een remix van haar hit Bad Guy dan maar. Billie, die echt gewoon zichzelf lijkt voor de camera, maakt van haar hart geen moordkuil: ‘Ik zou al blij zijn als hij een keer ‘poep’ zou roepen tijdens het nummer.’ En dan, het is eigenlijk al geen verrassing meer, arriveert inderdaad Biebers versie van Bad Guy.

Op het Coachella-festival van 2019 komt het zowaar tot een ontmoeting. Billie durft haar held bijna niet aan te kijken en rent in eerste instantie zelfs van hem weg. En huilt tenslotte ongegeneerd in zijn armen. Het is de scène waarin de hele film samenkomt: hoe ze voor even met haar eigen idool en geestverwant versmelt. Terwijl de twee, natuurlijk, worden omringd door allerlei tieners die zich aan hen vergapen en het hele tafereel, natuurlijk, vastleggen. En dan moet Billie nog achttien worden en staat ook de uitreiking van die Grammy Awards nog op het programma, de apotheose van deze film, die direct en trefzeker het ongelooflijke zeventiende levensjaar van deze belangwekkende stem van Generatie Z vereeuwigt.

En dat is ongetwijfeld precies wat Billie – en haar complete entourage met haar – ook wil uitstralen. Zodat elke zichzelf respecterende documentairekenner zich na afloop achter zijn oren krabt. Tijdloos document over de opkomst van de Bob Dylan, Madonna of Radiohead van haar generatie? Of toch slim in de markt gezet product om Billies status als popster van het moment verder uit te bouwen? Ik – laat ik daar niet verder omheen draaien – ben weer geneigd te zeggen: allebei. Als Eilish erin slaagt om haar huidige succes te continueren, zou deze film niets minder dan de 21e eeuwse variant op Dont Look Back, Truth Or Dare of Meeting People Is Easy kunnen worden, waarin de formatieve jaren van een beeldbepalende act voor het nageslacht zijn vereeuwigd.

En anders is The World’s A Little Blurry op zijn minst een weldadige weerslag van hoe een getroebleerde tiener met haar diepste zielenroerselen zomaar ineens, voor even, de maat der dingen kon worden.

Madonna: Truth Or Dare

‘De onschuld van de dansers ontroerde me. Ik bedoel: ze waren nog nooit ergens geweest’, zegt de ‘Queen of Pop’ over de jonge dansers die ze onder haar hoede nam. ‘Dit is de kans van hun leven. Ze hebben geen gemakkelijk bestaan gehad: lastige familie of gewoon armoede. Ik wilde hen de sensatie van hun leven geven.’

Kun je als cameraploeg observeren, zonder de werkelijkheid te beïnvloeden? De vraag stellen is hem in zekere zin ook beantwoorden. Toch kan een ervaren team, zolang het zich maar onzichtbaar kan maken en vooral heel veel geduld heeft, wel degelijk iets van de waarheid vinden. Het is alleen de vraag of dat ook nog lukt als degene die bespied moet worden zo imagobewust is als Madonna. Geen detail lijkt aan haar oog te ontspannen. Ook als ze gewoon zichzelf – wat dat ook moge zijn – probeert te zijn.

Madonna: Truth Or Dare (119 min.) uit 1991 was naar verluidt oorspronkelijk bedoeld als concertfilm. Regisseur Alek Keshishian ving achter de schermen van de immens succesvolle Blond Ambition Tour echter zoveel interessant materiaal dat het toch een volwaardige documentaire moest worden. Die beelden werden vervolgens zwart-wit gemaakt om ze de ‘feel’ van klassieke direct cinema-films mee te geven. De concertbeelden van de groots opgezette, ravissante en wellustige show bleven wel in kleur en ogen dertig jaar na dato nog altijd vitaal. Hoewel het absolute ‘Dreh- und Angepunkt’ eerlijk gezegd niet altijd even overtuigend zingt.

Wat er achter de schermen ook gebeurt, het is in één oogopslag duidelijk wie er de lakens uitdeelt. Als ze vanwege stemproblemen bijvoorbeeld naar haar stem laat kijken en vriendje van het moment Warren Beatty zich hardop afvraagt of dat soort dingen eigenlijk wel gefilmd moeten worden (ja dus). Als in een roddelblad wordt beweerd dat ze een relatie is begonnen met haar achtergronddanser Oliver (nu stoppen met die onzin). En als de politie haar dreigt te arresteren vanwege een obscene masturbatiescène tijdens haar show (geen gelul, artistieke vrijheid).

Als een echte moederkloek – die status claimt ze overigens maar al te graag in de voice-overs waarmee de film aaneen is gesmeed – waakt Madonna ook over haar entourage. Ze is bovendien het middelpunt van elk feest. Daar zorgt ze wel voor. Óók, of juist, als andere celebrities zoals Al Pacino, Olivia Newton-John en Kevin Costner op audiëntie komen in de kleedkamer. Een kleine tegenvaller moet ze ook verwerken: de Spaanse acteur Antonio Banderas blijkt al getrouwd en heeft zijn vrouw ook nog eens bij zich. Madonna kan er niet over uit hoe knap Antonio is. Er zal toch ook wel iets níet perfect zijn aan hem? ‘Hij heeft vast een kleine penis.’

Zo is en blijft deze documentaire, die in grote delen van de wereld onder de titel In Bed With With Madonna werd uitgebracht, te allen tijd De Grote Madonna Show. Zelfs als dat ten koste gaat van mensen in haar directe omgeving, zoals in die ene klassiek geworden scène waarin één van haar dansers, die dan nog stevig in de kast zit, tijdens een spelletje Truth Or Dare een andere man moet tongzoenen. Dat tafereel had hij, getuige de documentaire Strike A Pose, maar al te graag uit de film laten verwijderen. Madonna – en niemand anders – beschikte echter anders. De werkelijkheid die zij voor de observerende camera orkestreerde bleek uiteindelijk heilig.

Joop! Eindelijk Weer Kampioen

Max

Het is een onvergetelijk tafereel uit een lang vergeten Tour de France. Joop Zoetemelk, ooit een potentiële winnaar van de wielerronde, heeft nadat hij een tijd geblesseerd is geweest moeite om weer aan te haken. Tijdens de Ronde van Frankrijk van 1975 wordt hij in een bergetappe gelost. Moederziel alleen probeert hij zich terug te knokken, in gevecht met zichzelf. Dan komt de ploegleiderswagen naast hem rijden. Joop heeft blijkbaar behoefte aan wat verkoeling. Die komt er: de man achter het stuur heeft zijn wangen gevuld met water en spuugt het vol in zijn gezicht. En Joop koerst onverstoorbaar verder.

Het verhaal van Joop Zoetemelk is bekend: hij stond bekend als de eeuwige tweede. Zo zag hij er ook uit, een noeste werker die steevast met de troostprijs werd opgezadeld. Achter veelvraten zoals Eddy Merckx en Bernard Hinault. En zelfs achter Bernard Thévenet, een Franse coureur die er halverwege de jaren zeventig tweemaal met de overwinning vandoor ging. Joop was en bleef altijd de eerste verliezer. Jarenlang aan de wereldtop en toch gedoemd om te worden vergeten. Tót de Tour de France van 1980. Toen brak Zoetemelk, ondersteund door de legendarische Nederlandse Raleigh-ploeg, de ban. Als toetje volgde vijf jaar later nog het wereldkampioenschap, op 38-jarige leeftijd.

Al die hoogtepunten ontbreken natuurlijk niet in Joop! Eindelijk Weer Kampioen (60 min.). Het hart van deze vermakelijke tv-film wordt echter gevormd door Zoetemelks privéleven. Achter al die successen, zo openbaart hij met zichtbare tegenzin aan maakster Ariane Greep, zat een ongelukkige man. Gevangen in een huwelijk dat gaandeweg een dood vogeltje van hem maakte. Hij praat er liever niet over. Joop is sowieso een man van weinig woorden. Zijn tweede vrouw Dany en drie bevriende wielerjournalisten, die dit jaar het veertigjarige jubileum van Zoetemelks tourwinst vieren met het fotoboek Ongezien, vullen het verhaal verder in.

Dat zijn voormalige echtgenote Francoise niet meer in de gelegenheid is om te reageren, is daarbij wel een beetje ongemakkelijk. Zoetemelks zoon Karl maakt er ook geen woorden aan vuil als hij met zijn vader een fietstochtje onderneemt of met hem en de rest van de familie gaat langlaufen. De gewezen wielerheld maakt daarbij een ontspannen indruk, als een vriendelijke opa die volstrekt tevreden is met wat hij heeft opgebouwd. En in het huis dat hij met zijn huidige vrouw bewoont, is tegenwoordig een heuse Zoetemelk-zaal ingericht, een plek waar Joop en Dany voor de camera de imposante wielercarrière doornemen die zij alleen van horen zeggen kent.

Lance

ESPN

Kampioen. Winnaar. Leider. Macho. Controlfreak. Wielrenner. Tijdrijder. Dopingzondaar. Valsspeler. Poseur. Leugenaar. Bullebak. Agressor. Psychopaat. Ofwel: Lance (203 min.). En, o ja: kankeroverlever. Beroemdheid. Miljonair. Filantroop.

Wat valt er na talloze interviews, reportages en de documentaires The Armstrong Lie en Stop At Nothing: The Lance Armstrong Story nog te vertellen over de man die zevenmaal de Tour de France won en daarna met donderend geraas van zijn voetstuk donderde, toen de al jarenlang circulerende geruchten over excessief dopinggebruik gewoon helemaal waar bleken te zijn? In hoeverre biedt dit tweeluik Armstrong (opnieuw) een kans om zijn straatje schoon te vegen?

Filmmaakster Marina Zenovich kijkt met zijn moeder Linda, die hem al op zeventienjarige leeftijd op de wereld zette, en stiefvader Terry Armstrong in elk geval serieus naar zijn jeugd. ‘Zonder mij zou Lance nooit de kampioen zijn geweest die hij nu is’, zegt die laatste schuldbewust. ‘Want ik jaagde hem op als een dier.’ Achteraf bezien had stiefpapa hem behalve de zweep ook wat vaker liefde moeten geven, constateert hij. En Lance’s biologische vader was sowieso nooit in beeld. Met de nodige wijsheid van nu is het eenvoudig om te constateren: ideale basis om een Lance Armstrong te worden.

Het navolgende verhaal van de opkomst en ondergang van de bijbehorende wielerkampioen wordt met behulp van het gebruikelijke peloton van ploeggenoten (George Hincapie, Tyler Hamilton en Bobby Julich), begeleiders (zijn ploegleider Johan Bruyneel, managers, advocaten en soigneur), medewerkers van Armstrongs stichting Livestrong, allerhande deskundigen (oud-renners, medewerkers van het anti-dopingagentschap, UCI-officials en journalisten, onder wie Armstrongs nemesis David Walsh) én de renner die Armstrongs dopinggebruik aan de grote klok zou hangen (Floyd Landis) nog eens van binnenuit opgetekend. 

Met Lance zelf opnieuw als de ideale held/schurk (die zich steeds moeiteloos langs Zenovich’s vragen wurmt, lacht of verontschuldigt), een fijne collectie archiefmateriaal en nét iets te geacteerde fly on the wall-scènes in huiselijke kring. Waarbij doping natuurlijk een steeds terugkerend thema is: als middel waarmee hij zijn ongebreidelde ambitie kon waarmaken, een way of life’ bijna. Als mogelijke oorzaak voor de teelbalkanker die hij zou krijgen. En als permanente schaduw over zijn imposante prijzenkast. 

Het blijft een grootse en fascinerende vertelling over een authentieke ‘man you love to hate’. Rest wel de vraag wat het over hem zegt dat hij opnieuw meewerkt aan een documentaire over zijn getroebleerde leven en carrière – een ander zou wellicht voor de rest van zijn leven onder een steen zijn gekropen – en welk belang hij daarbij heeft. Het lijkt er in elk geval sterk op dat hij nog steeds niets anders kan of wil zijn dan ‘Lance Armstrong’, ook al is dat dan een gebutste en íets nederige versie van de vroegere mannetjesputter.

Zonder die ene bijzonder hardnekkige eigenschap om alles naar zijn hand te zetten, in combinatie met de strenge dopingregels en bijbehorende maatschappelijke verontwaardiging, zou hij nu nog altijd vereerd worden als een icoon van zijn sport. Net als die andere ongelofelijke streber, de basketballer Michael Jordan, die dit jaar mocht excelleren in de geweldige docuserie The Last Dance. Lance’s reputatie is en blijft echter bezoedeld. Het kon véél erger, vindt Armstrong zelf in deze toch wel weer intrigerende karakterstudie. ‘Ik had ook Floyd Landis kunnen zijn’, zegt hij, ouderwets fel en vilein. ‘Elke ochtend wakker worden als een enorme zak stront.’

Dont Look Back

De jonge honden die in de jaren zestig stormenderhand de documentairewereld overnamen met hun mobiele camera- en geluidsapparatuur en het bijbehorende nieuwe docugenre, direct cinema, injecteerden ook hun eigen onderwerpen in die films. Popmuziek en documentaire gingen vanaf de swingin’ sixties een natuurlijk huwelijk aan, dat nog steeds standhoudt. Al piept en kraakt de verbintenis, die door de professionalisering van de popbusiness ook veel zouteloze promotiefilms heeft opgeleverd, zo nu en dan flink.

Dont Look Back (96 min.), een film uit 1967 waarin Bob Dylan in korrelig zwartwit wordt geobserveerd, geldt als het archetype van de tourfilm, een subgenre van de muziekdocu. In de navolgende halve eeuw zijn er talloze portretten gemaakt van artiesten of bands die floreerden, of juist verdwaald raakten, in de eindeloze, zichzelf repeterende rondgang langs concertzalen, kleedkamers, journalisten, superfans, groupies en afterparty’s. Met Meeting People Is Easy (1998), Grant Gees desolate verbeelding van een volledig verweesd ‘Radiohead on tour’, als absoluut hoogtepunt.

D.A. Pennebaker, één van de absolute direct cinema-pioniers, schetst in zijn volgportret van de jonge Dylan die Londen verovert, een minder dramatisch beeld: van een muzikant die de roem en aandacht ogenschijnlijk redelijk gemakkelijk van zich laat afglijden en oog houdt voor waar het hem om gaat. Tussen de optredens en interviews door wordt er bijvoorbeeld druk gemusiceerd in zijn hotelkamer. Terwijl Joan Baez een lied zingt, zoekt Dylan op een typemachine naar de bijbehorende woorden. Even later neemt hij zelf ook zijn instrument ter hand. Gezamenlijk prikken ze zo even een gaatje in de enorme zeepbel die rondom hem wordt opgeblazen.

In dat verband is een scène met Dylans manager Albert Grossman, een gesoigneerd heerschap dat eerder al hotelmedewerkers die het waagden om te klagen over lawaai vanuit Dylans hotelkamer op onbeschofte wijze heeft afgeblaft, eveneens verduiveld interessant. Samen met een Britse concertpromotor probeert hij op gehaaide wijze de BBC te verleiden om de gage voor enkele concerten van ‘zijn’ artiest te verhogen. Dat levert een fraai inkijkje op in het dagelijkse loven en bieden rond een gewild popproduct, dat je tegenwoordig nog maar zelden krijgt voorgeschoteld.

Ook verhelderend en ontluisterend tegelijk: de ontmoetingen van Dylan met een keur aan concertorganisatoren, would be-muzikanten en popjournalisten, die opzichtig hengelen naar zijn aandacht en goedkeuring en zo nu en dan ‘s mans toorn of afkeer over zich afroepen. Als een keizer tegen wil en dank wikt en beschikt de singer-songwriter, die een halve eeuw later de Nobelprijs voor de Literatuur zal ontvangen, met een enkele blik, besmuikte lach of messcherpe opmerking over zijn hovelingen.

Pennebakers zoekende camera, zowel naar de ideale verhaallijn als het juiste kader en de focus, schetst ondertussen een onopgesmukt en voor die tijd ongekend portret van een fenomeen dat tegenwoordig heel vertrouwd voelt: de muzikant als beroemdheid, opiniemaker en machtsfactor.

De openingsscène van Dont Look Back, het iconische beeld van Dylan die tekstkaarten laat zien tijdens Subterranean Homesick Blues, zou overigens de geschiedenisboeken ingaan als zo’n beetje de allereerste videoclip.

Dig!


Not If You Were The Last Junkie On Earth, de eerste hit van The Dandy Warhols uit 1997, werd direct vilein gecounterd door The Brian Jonestown Massacre met Not If You Were The Last Dandy On Earth. Het was natuurlijk ook de wereld op zijn kop: Anton Newcombe’s band had de ‘next big thing’ moeten worden, maar de groep van zijn vriend/rivaal Courtney Taylor-Taylor ging er met de eer vandoor.

Dat ‘onrecht’ vormt het hart van de bruisende rockdoc Dig! uit 2004, waarvoor Ondi Timoner beide rockbands gedurende zeven jaar op de voet heeft gevolgd. In die periode kreeg Taylor-Taylor (tevens de verteller van deze film) steeds meer succes, terwijl Newcombe gaandeweg he-le-maal uit de bocht vloog. Totdat het zelfs te veel werd voor zijn trouwe secondant Joel Gion, die jarenlang met een veel te grote zonnebril op en een tamboerijn in de hand naast hem op het podium übercool stond te wezen.

Want de decadente levensstijl waarmee The Dandy Warhols uitbundig flirtten en uiteindelijk ook scoorden – met als meest tastbare resultaat de door een commercial tot wereldhit gebombardeerde kraker Bohemian Like You – werd door The Brian Jonestown Massacre daadwerkelijk geleefd. Hun muzikale verrichtingen, vastgelegd op een stortvloed aan platen, werden steevast overschaduwd door drankgelagen, sterallures, arrestaties, drugsmisbruik en zelfs vechtpartijen op het podium.

De losgeslagen multi-instrumentalist Anton Newcombe wordt door menigeen nog altijd beschouwd als een muzikaal wonderkind, maar in Dig! is hij vooral te zien als een enfant terrible, dat steeds opzichtig aan de noodrem trekt zodra zijn trein op stoom dreigt te komen. De mediagenieke Dandy Courtney Taylor-Taylor oogt intussen als de gedroomde popster, een ideale posterboy voor de lekker slicke alternatieve rock van het fin de siècle.

Behalve lof oogstte filmmaakster Ondi Timoner overigens ook kritiek met deze rudimentaire documentaire, die de juryprijs won op het Sundance Festival van 2004; ze zou wel erg weinig oog hebben gehad voor de muzikale verrichtingen van beide bands en het drama tussen hen bovendien nogal kunstmatig hebben aangezet. Zodat er aan het eind van de film duidelijke winnaars en losers lijken te zijn. De werkelijkheid lag, zoals altijd, een stuk genuanceerder. Maar dat levert natuurlijk niet per definitie ook een spannendere film op.