Stephen: The Murder That Changed A Nation

BBC

Tien jaar nadat Nederland wordt opgeschrikt door de racistische moord op Kerwin Duinmeijer, een vijftienjarige Antilliaanse jongen die in 1983 in Amsterdam is doodgestoken door een skinhead, sterft Stephen Lawrence in Londen een gewelddadige dood. Op 22 april 1993 wordt de achttienjarige jongen van Jamaicaanse afkomst aangevallen bij een bushalte.

De lafhartige moord – de vierde met een racistisch motief in minder dan twee jaar – zet de plaatselijke zwarte gemeenschap, die zich in de steek gelaten voelt door de politie en getergd door de extreemrechtse British National Party, in vuur en vlam. En de zaak krijgt zelfs een (inter) nationaal karakter als het Zuid-Afrikaanse icoon Nelson Mandela op bezoek komt en zijn steun betuigt aan de familie. Al gauw worden er enkele witte jongeren gearresteerd, die vanwege gebrek aan bewijs ook weer snel worden vrijgelaten. En daarna gebeurt er heel veel – en verdacht weinig.

In 1999 wijdt regisseur Paul Greengrass de speelfilm The Murder Of Stephen Lawrence aan de kwestie, in 2006 volgt Neil Grants The Boys Who Killed Stephen Lawrence. Scènes uit die speelfilms en interviews met de hoofdrolspelers hebben teven hun weg gevonden naar de driedelige docuserie Stephen: The Murder That Changed A Nation (177 min.) uit 2018, waarin James Rogan de geruchtmakende zaak doorlicht met Stephens ouders Doreen en Neville, politieagenten, advocaten, journalisten en politici en uiteindelijk ook enkele verdachten aan het woord komen..

Stephens vriend Duwayne Brooks, die erbij is op die fatale avond in april 1993, vertelt hoe hij tijdens demonstraties na de moord op zijn vriend is gearresteerd. Zijn ervaringen werpen een navrant licht op het betrokken politiekorps, dat door en door racistische elementen blijkt te bevatten. Als een agent een zwarte man ‘nigger’ noemt, wil een journalist van het tv-programma Panorama in 1983 bijvoorbeeld weten van de voorzitter van de politievakbond Les Curtis, of die dan ontslagen moet worden. ‘Nee, waarom?’ antwoordt die. ‘Die mening mag je hebben.’

Binnen dat krachtenveld kan de moord op een zwarte jongen als Stephen Lawrence plaatsvinden en ook ongestraft blijven. Gedetailleerd reconstrueert Rogan deze tragische geschiedenis, die mettertijd woede en verontreiniging in het halve land (en bij de willekeurige kijker) veroorzaakt en uiteindelijk wellicht iets ten goede kan keren in de strijd tegen racisme in Groot-Brittannië. Van tevoren worden de nabestaanden van Stephen Lawrence echter gedwongen om de gifbeker helemaal leeg te drinken.

A Radical Life

Discovery+

‘Ik wilde dat mijn kinderen de besten en slimsten zouden zijn’, zegt Tania Joya vol overtuiging en recht in de camera aan het begin van de aan haar gewijde documentaire A Radical Life (84 min.). ‘Ik laat domkoppen niet de wereld overnemen.’ Dit wordt gezegd door een vrouw die getrouwd is geweest met de hoogste Amerikaan binnen de terreurgroep Islamitische Staat (IS): John Georgelas, een tot de islam bekeerde jongeling uit een welgesteld gezin in Texas. Tijdens de huwelijksvoltrekking stapte hij bewust op haar voet. Om te laten zien wie er de baas was.

In deze gedegen, soms wat vet aangezette documentaire van Ricki Stern blikt Tania gedetailleerd terug op een veelbewogen leven dat haar naar het hart van het kalifaat in Irak en Syrië zal leiden. Ze groeit op in Londen als jongste van een gezin met Bengaalse wortels, wil als kind vooral dansen en is jarenlang fan van Boys 2 Men en Madonna. De ommekeer komt ook voor haar met de aanslagen van 11 september 2001. Die wordt door sommige mensen in haar directe omgeving met gejuich ontvangen en bezorgt de grote man van de terreurbeweging al-Qaeda, Osama bin Laden, de status van ‘Robin Hood van de moslimgemeenschap’.

Als de Amerikaanse president George W. Bush vervolgens begint te spreken over een ‘kruistocht’ tegen de terroristen, is dat voor Tania reden om voortaan een nikab te gaan dragen (en om dat, met een dramatisch gebaar, te onderstrepen trekt ze tijdens het centrale interview voor deze film daadwerkelijk een zwarte sluier over haar gezicht). Haar radicalisering is vanaf dat moment een feit, wil ze maar zeggen. De stap is meteen bedoeld als middelvinger naar de extreemrechtse British National Party en skinheads die haar en andere leden van de Aziatische gemeenschap van het Verenigd Koninkrijk jarenlang hebben belaagd.

Via de website Muslim Matrimony gaat Tania Joya op zoek naar een vrome echtgenoot. Zo stuit ze op een negentienjarige Amerikaan, die zich voorstelt als Yahya al-Bahrumi. Hij zal van haar, een jong onvolwassen meisje op zoek naar ‘Aladdin’-achtige romantiek en avontuur, een Britse zuster van de bekende Nederlandse IS-bruid Laura H. maken. Daarbij is het de vraag – en die wordt aan het eind zowel aan Tania als aan (terrorisme)deskundigen voorgelegd – wat haar als (ongelukkige) echtgenote van een overtuigde jihadist valt aan te rekenen en of zij medeverantwoordelijk is voor de wandaden van IS. En moet zij de kans krijgen om zich te rehabiliteren?

Getuige A Radical Life’s enigszins zijige einde is Ricki Sterns antwoord helder: ja, vrouwen zoals de inmiddels geheel verAmerikaanste Tania Joya hebben een belangrijke signaalfunctie. Zij kunnen voorkomen dat andere verdwaasde jongeren het pad richting radicalisme nemen.

MC5: A True Testimonial

‘Als je opgroeit in Detroit, dan is dat je voorland’, zegt Wayne Kramer, terwijl hij langs de autofabrieken van de industriestad in Michigan rijdt. ‘Het vooruitzicht dat ik daar de rest van mijn leven zou moeten werken stond me niet aan. En dus zocht ik een paar gasten om een band mee te beginnen.’ Die band werd The MC5, een belangrijke voorvader van wat later punk zou gaan heten, de belichaming van de tegencultuur van de sixties en simpelweg één van de opwindendste rockbands die ooit op een podium heeft gestaan.

Een MC5 zou volgens gitarist Kramer, die met veel humor als voornaamste verteller fungeert van deze documentaire van David C. Thomas uit 2002, zomaar een auto-onderdeel kunnen zijn. MC zou natuurlijk ook kunnen staan voor Motor City. Of voor: Manufacturing Center, Morally Corrupt, Marihuana Cigarette, Much Cock of Mongolian Clusterfuck. Om maar eens wat te noemen. Samen met zanger Rob Tyner, de frontman met de imposante stem en bos kroeshaar, en zijn medegitarist Fred ‘Sonic’ Smith, die later een relatie zou krijgen met zangeres/dichteres Patti Smith, vormde Wayne Kramer de kern van de groep die in zijn korte bestaan (1965-1972) talloze zinderende concerten gaf en in elk geval één onvervalste songklassieker naliet: Kick Out The Jams. Een strijdkreet die meteen werd gevolgd door een eensgezind gebruld ‘Motherfucker!’.

MC5: A True Testimonial (121 min.) is een typische bandjesdocu, waarin de opkomst en ondergang van deze beeldbepalende groep uit de doeken wordt gedaan door de nog levende leden en hun toenmalige entourage. Een bijzondere rol is weggelegd voor beatnik-poëet, kunstenaar, überhippie, LSD-goeroe en bandmanager John Sinclair. Hij zorgde ervoor dat The MC5 in de zomer van 1968 de ‘Motor City’ Detroit verliet en onderdeel werd van de Trans-Love & MC5 Commune in het nabijgelegen Ann Arbor. Daar vond de band definitief zijn onstuimige sound en fuck you-attitude, die zou resulteren in talloze confrontaties met de politie. Er ontstond zelfs zoiets als The White Panther Party, een eigen variant op de in die tijd zeer omstreden Black Panthers. En ook een platencontract was niet meer ver weg: samen met kleine broertje The Stooges tekende The MC5 bij Elektra Records.

Die overeenkomst zou echter niet het startsein blijken voor een lange, lucratieve carrière, maar eerder het startschot voor een ongenadige Blitzkrieg, waarbij de groep nog eenmaal doorschakelde en zich als een typisch hedonistische rock & roll-band begon te manifesteren. Daarna implodeerde de hele boel in een vloek en een zucht, als gevolg van een overdosis dope en ego. En dat doet tijdens het maken van deze documentaire, zo’n dertig jaar later, nog altijd zichtbaar pijn bij Kramer en zijn voormalige bandmaten. Met het einde van The MC5 was ook hun glorieperiode – door Thomas hier vereeuwigd met een hele sloot, lekker energiek gemonteerd archiefmateriaal en nog altijd zeer enerverende concertimpressies – definitief voorbij. Voor de voormalige rockrebellen, die met evenveel trots als zelfspot terugblikken, moesten de jaren des verstands gaan beginnen.

En dat ging, zo blijkt in de toch wat tragische epiloog van deze kostelijke film, bepaald niet vanzelf.

MC5: A True Testimonial is hier te bekijken.

This Much I Know To Be True

Piece Of Magic

De één gold een kleine veertig jaar geleden met de post-punkband The Birthday Party als de wildeman van de Australische muziek, de ander werd begin jaren negentig als voorman van het instrumentale trio The Dirty Three ‘de Hendrix van de viool’ genoemd. Toen Nick Cave in 1993 een violist nodig had voor een opname met zijn nieuwe band The Bad Seeds benaderde hij natuurlijk Warren Ellis. Die bleek een blijvertje.

‘Hij schikte zich in eerste instantie in een ondergeschikte rol en verfraaide gewoon wat we toch al deden’, vertelt Cave, ooit de ster van zijn eigen mockumentary 20.000 Days On Earth, in de (privé)concertfilm This Much I Know To Be True (105 min.) van Andrew Dominik. ‘En vervolgens heeft hij gewoon één voor één de leden van The Bad Seeds eruit gewerkt. Ik ben de volgende op zijn lijst. Hij begint tegenwoordig ook steeds meer te zingen.’

Van zulke meligheid is uiteindelijk geen woord gelogen: Warren Ellis speelt allang geen tweede viool meer. Hij speelt sowieso lang niet altijd viool. De twee zijn volwaardige samenwerkingspartners geworden: in The Bad Seeds en het zijproject Grinderman. Als filmcomponisten voor producties zoals The Proposition, Andrew Dominiks The Assassination Of Jesse James By The Coward Robert Ford en de prachtdocu The Velvet Queen.

En onder de noemer Nick Cave & Warren Ellis. In die laatste hoedanigheid zijn ze ook te zien in deze film van Dominik, die Cave in One More Time With Feeling (2016) al eens portretteerde toen die rouwde om zijn overleden zoon Arthur. Deze docu is geen logisch vervolg – er zit overigens ook een film tussen: Cave’s stemmige solo-performance Idiot Prayer – en heeft ook niet zo’n topzware lading, maar voelt toch wel vergelijkbaar.

This Much I Know To Be True bestaat voor het leeuwendeel uit een privé-optreden, opgenomen in het voorjaar van 2021, waarin het illustere duo op gezette tijden wordt bijgestaan door een strijkkwartet, drummer en achtergrondkoor. De locatie, in Brighton en Londen, is uiterst sfeervol. Net als de ‘in your face’-registratie. Dynamisch, fraai uitgelicht en héél intiem. Alsof de twee alleen voor jou, en mij, optreden.

Dominik lardeert dit bezwerende geheel, ogenschijnlijk lukraak, met enkele scènes (de entree en spoken word-performance van een inmiddels erg broze Marianne Faithfull bijvoorbeeld) en losse interviewfragmenten (waarin Cave bijvoorbeeld vertelt over The Red Hand Files, een website waarop hij uitgebreid en zeer persoonlijk ingaat op vragen van fans). Die zijn soms best aardig, maar het is toch echt de muziek die ’t moet doen.

Met een uitgelezen selectie songs van het Bad Seeds-album Ghosteen (2019) en de Cave/Ellis-collaboratie Carnage (2021) creëren Nick Cave en Warren Ellis een soort sacrale atmosfeer, de perfecte manier om in tijden van quarantaine en lockdowns – of als je niet zo nodig onderdeel wilt zijn van een mensenmassa – tóch onderdeel te worden van een concert.

Hating Peter Tatchell

Netflix

Een homo was toch een viezerik die jonge jongens aanrandde? Hoewel klasgenoten regelmatig grapten dat hij gay was, kon Peter Tatchell zich als opgroeiende tiener in Melbourne helemaal niet indenken dat hij zelf homoseksueel zou kunnen zijn. Totdat hij in 1968 bij zijn eerste baantje thuis werd uitgenodigd door een collega. Ze genoten van een diner en hadden daarna seks. ‘Als dit is wat gay is’, dacht Peter volgens eigen zeggen, ‘ben ik gay.’

Zijn gesprekspartner, de Britse topacteur Ian McKellen, moet erom glimlachen. Hij lijkt zich wel in het verhaal te herkennen. Er was maar één probleem: Tatchells ouders waren zwaar christelijk, vertelt hij in Hating Peter Tatchell (91 min.). Hij was bang dat ze hem zouden aangeven bij de politie. Peters moeder, dik in de negentig inmiddels, heeft er overigens nog altijd moeite mee om te zeggen dat gay zijn oké is. En zijn zus Heather lijkt zich daar weer een beetje voor te schamen.

Omdat hij zijn dienstplicht niet tijdens de oorlog in Vietnam wilde vervullen, vertrok Peter Tatchell uiteindelijk naar Groot-Brittannië. Daar zou hij uitgroeien tot een bekend gezicht van de emancipatiebeweging Gay Liberation Front. Toen hij zich in 1981 namens de Labour Party kandidaat stelde voor het Britse parlement, werd Tatchell echter genadeloos kalt gestelld met een lastercampagne. De AIDS-crisis zou de boodschap er vervolgens nóg duidelijker in hameren: echte homoacceptatie moest op een andere manier worden bewerkstelligd.

Met de provocerende acties van Outrage!, en daarachter de meer overleggezinde belangenorganisatie Stonewall, zetten Tatchell en zijn medestanders hun strijd voort. Daarvan zijn in deze documentaire van Christopher Amos talloze omstreden voorbeelden opgenomen; van mannen die zichzelf gaan aangeven bij de politie omdat ze zich schuldig hebben gemaakt aan seksmisdaden (zoenen in het openbaar) tot het ongevraagd outen van bekende Britten die in het openbaar anti-homoregelingen steunden (zoals bijvoorbeeld de toenmalige bisschop van Londen).

Zelfverdediging, noemt Peter Tatchell dat tegenover interviewer McKellen. En zéér effectief: geen van de in opspraak gebrachte kerkleiders heeft zich daarna nog tegen homo’s uitgesproken. Ook in eigen kring kwam er echter veel kritiek op deze tactiek van de verschroeide aarde. Het was een egotrip, volgens de één. Dogmatisch en arrogant, volgens een ander. En hijzelf werd een ‘homofascist’ en ‘queer terrorist’ genoemd. Dat was zwaar, zegt Tatchell nu, maar hij draagt die bijnamen tegelijkertijd met trots.

Terwijl hij in dit scherpe portret ontspannen terugblikt op zijn activisme, schermt de vleesgeworden demonstrant zijn privéleven zoveel mogelijk af. Hij heeft al genoeg (verbaal) geweld te verduren gekregen. Hating Peter Tatchell belicht daarom vooral ‘s mans publieke bestaan, dat al een halve eeuw omspant en zich inmiddels uitstrekt tot zo’n beetje alle mensenrechten. De persoon achter de activist openbaart zich dus hoofdzakelijk in de acties zelf, waarin hij ook op gevorderde leeftijd nog met gevaar voor lijf en leden de confrontatie blijft zoeken.

Nail Bomber: Manhunt

Netflix

Zie hem in de beginscène van Nail Bomber: Manhunt (72 min.) zitten in een net iets te donkere ruimte, die lijkt op een verlaten wegrestaurant. Verscholen in zijn kraag. Het gezicht verduisterd. Een biertje bestellend. Arthurs identiteit moet, ruim twintig jaar na dato, nog altijd geheim blijven. Omdat Zij nog altijd geloven dat hij, de infiltrant, óók een nazi is. ‘Een spion zijn vind ik leuk’, zegt Arthur nochtans. ‘Het geeft een kick.’

In 1999 ging hij undercover bij de extreemrechtse British National Party. Arthur begaf zich daarmee tevens in de omgeving van de man die dat jaar een spijkerbom op een multiculturele markt in de Londense wijk Brixton plaatste. Ook deze ‘David’ komt aan het woord. Niet letterlijk overigens, maar via een re-enactment van zijn politieverhoor. ‘s Mans identiteit blijft in eerste instantie onbekend en wordt in deze documentaire van Daniel Vernon pas gaandeweg onthuld.

In de weken na ‘Brixton’ zou de mysterieuze extremist, die op de onscherpe beelden van beveiligingscamera’s een wit honkbalpetje lijkt te dragen, nog meerdere malen toeslaan. En wederom op plekken waar vooral minderheden waren te vinden. De getroffen gemeenschap wist het zeker: de dader moest in extreemrechtse kringen worden gezocht. Dat hadden ze goed aangevoeld. De bommenlegger, op wiens persoonlijkheid en achtergrond overigens nauwelijks wordt ingegaan, wilde niets minder dan een rassenoorlog ontketenen.

Deze degelijke reconstructie van de terreurcampagne die de Britse neonazi net voor de eeuwwisseling ontketende en de klopjacht die er vervolgens op hem werd geopend moet het intussen niet van zijn spanning hebben. Op voorhand staat immers al vast dat de man uiteindelijk in de boeien wordt geslagen en valt ook te voorspellen dat het infiltrant Arnold zal zijn die hem het laatste zetje geeft. Nail Bomber: Manhunt is vooral geslaagd als sfeertekening van een onguur milieu, een geschokte gemeenschap en een grimmig tijdsgewricht, die op een noodlottige manier zullen samenkomen.

Tiananmen: The People Versus The Party

PBS

Het is een tafereel dat op het netvlies van een complete generatie staat gebrand: een Chinese man stelt zich op het Plein van de Hemelse Vrede in Beijing te weer tegenover een rij oprukkende legertanks en dreigt erdoor verpletterd te worden. In één enkel beeld is vervat hoe het communistische regime in 1989 de roep om democratisering, ‘dialoog’, van de Chinese studentenbeweging met bruut geweld de nek omdraaide.

Dertig jaar later is nog altijd onbekend wie deze ‘Tank Man’ was, die het symbool werd van een uiteindelijk vruchteloze campagne om van China een normaal functionerende democratie te maken. In de journalistieke documentaire Tiananmen: The People Versus The Party (111 min,) reconstrueert Ian MacMillan met toenmalige studentenleiders, ooggetuigen, mensenrechtenactivisten en sinologen gedetailleerd de redenen voor, aanloop naar en achtergronden van de confrontatie tussen het communistische regime en de nieuwe generatie Chinezen die westerse waarden nastreefde.

Als alwetende verteller vertolkt Corey Johnson daarbij een prominente rol. Zijn voice-over fungeert als verbindende factor die van alle ervaringen en meningen en het overvloedige archiefmateriaal een coherent verhaal maakt, dat onvermijdelijk afstevent op een dramatische (anti)climax. Waarbij de studenten die zijn opgestaan voor hun idealen voor de elementaire keuze worden gesteld of ze moeten blijven staan of toch beter kunnen buigen voor het overmatige geweld van de machthebbers. De cruciale vraag in dit soort situaties: do or die?

Het Plein van de Hemelse Vrede verandert in het strijdtoneel voor een Hels gevecht, dat drie decennia later nog altijd na-ijlt. Ook al heeft de revolte ogenschijnlijk weinig concreets opgeleverd, zo toont deze interessante en uitstekend gedocumenteerde, maar ook wat schoolse geschiedenisles eens te meer aan. Aan de vooravond van de dertigste ‘verjaardag’ van Tiananmen hebben de Chinese autoriteiten onlangs activisten en familieleden van slachtoffers gearresteerd, onder huisarrest geplaatst of naar andere plaatsen overgebracht. Voor het geval iemand zich nog vreemde ideeën in het hoofd wilde halen…

Fyre: The Greatest Party That Never Happened

Het had een soort Woodstock voor millennials moeten worden. Een zéér exclusief festival op Norman’s Cay, het voormalige eiland van drugsbaron Pablo Escobar op de Bahama’s, waar je een luxueuze villa kon huren, de beschikking zou krijgen over een eigen jacht of speedboot en he-le-maal uit je plaat kon gaan bij wereldberoemde artiesten als Major Lazer en Blink-182. En, o ja, je zou er zo’n beetje non-stop worden gefêteerd door topmodellen als Bella Hadid, Emily Ratajkowski en Rose Bertram.

‘We verkopen een droom aan gewone sukkels’, aldus organisator Billy McFarland, die nooit eerder een festival uit de grond had gestampt. De marketingcampagne voor het Fyre Festival, met al die modellen en de dikbetaalde steun van influencers als Kendall Jenner, was alvast een doorslaand succes. McFarland en zijn zakenpartner, hiphopper Ja Rule, zagen het al helemaal voor zich als ze samen het glas hieven: ‘Leven als filmsterren, feesten als rocksterren en… neuken als pornosterren.’

De snelle jongens hebben maar één probleem: nu moet er ook nog zoiets als een festival komen. Die klus wordt op zijn minst schromelijk onderschat (en is in het slechtste geval onderdeel van een serieus geval van list & bedrog). In de navolgende maanden voltrekt zich een organisatorische ramp, die tot een enorme anticlimax komt in het weekend dat het festival had moeten plaatsvinden. Chris Smith reconstrueert in Fyre: The Greatest Party That Never Happened (97 min.) met zowel medewerkers als festivalgangers hoe eerst een gigantische marketingzeepbel wordt gecreëerd, die vervolgens en plein publique uit elkaar spat.

‘Fyre was instagram dat tot leven kwam’, zegt Jillionaire, deejay van Major Lazer, erover. En daarmee is het festival meteen een uithangbord voor onze tijd, waarin imago regelmatig voor identiteit wordt versleten. Die attitude heeft Fyre eerst op de kaart gezet en vervolgens ten gronde gericht. Want toen het fiasco op de Bahama’s zich aftekende waren dezelfde influencers, die een enorme smak dollars hadden neergeteld om zich bij de happy few van het festival te voegen, er natuurlijk als de kippen bij om het evenement via de sociale media helemaal af te maken. En dat zorgde online natuurlijk weer voor het nodige leedvermaak.

Organisator Billy McFarland, die wordt beschuldigd van oplichting, komt zelf niet aan het woord in de Fyre-documentaire. Enkele dagen voordat de film afgelopen week werd uitgebracht door Netflix, pakte concurrent Hulu echter uit met een andere documentaire over hetzelfde thema (die ik overigens nog niet heb gezien): Fyre Fraud. En wie verschijnt daar wél voor de camera? Juist. De grote vraag daarbij: is McFarland betaald voor zijn bijdrage?