Broken English

Paradiso Films

The Ministry Of Not Forgetting, belast met het bewaren van cultureel erfgoed, heeft zich nu over de casus Marianne Faithfull gebogen. Een typisch geval van: verkeerd herinnerd. Als ex van Rolling Stones-zanger Mick Jagger, op de eerste plaats. En daarna: als hopeloze junk, ruim twintig jaar verslaafd aan alle mogelijke drank en drugs.

Daar wil het Ministerie van Niet-Vergeten, waar deze hybride film is gesitueerd, dus subiet verandering inbrengen. In een futuristisch ogend researchcentrum gaat de onderzoeker van dienst, een rol van de jonge Britse acteur George McKay (1917), het subject nog eens grondig doorlichten. Daarvoor heeft hij Faithfull zelf ook uitgenodigd, om samen met haar de opgediepte bewijsstukken – archiefinterviews, nieuwsbeelden en concertopnamen – te analyseren.

Toegegeven: de opzet van Broken English (99 min.) doet in eerste instantie gekunsteld aan. De regisseurs Iain Forsyth en Jane Pollard, die eerder samen bijvoorbeeld ook de geweldige Nick Cave-docu 20.000 Days On Earth (2014) maakten, hebben wel heel veel beeld- en verteltrucs, inclusief een onderzoeksleider die toch wel erg veel wegheeft van Tilda Swinton, uit hun mouw geschud om de gebruikelijke plaatje-praatje muziekdocu te vermijden. Het werkt alleen wel. Geweldig zelfs. Deze film kantelt het beeld van de hoofdpersoon en ontstijgt haar tegelijk ook.

Met de misogynie waarmee Marianne Faithfull, tijdens het maken van de film overleden, in haar leven stelselmatig te maken kreeg bijvoorbeeld. De continue vragen in talkshows over met welke bekendheid ze nu weer het bed had gedeeld. Of de volledig overtrokken reactie van alles en iedereen op haar ‘drugslied’ Sister Morphine, dat in 1969 direct in de ban werd gedaan. Toen The Stones het nummer twee jaar later op hun album Sticky Fingers zetten, kraaide er echter geen haan meer naar.

Aan Mick maakt de dame in kwestie weinig woorden vuil. Hij komt natuurlijk wel langs in het archiefmateriaal dat wordt bekeken en beoordeeld. En, natuurlijk, in oude interviews met Marianne Faithfull zelf. ‘Stel je voor dat je op je 45e nog Satisfaction moet zingen’, zegt een eerdere incarnatie van haar. ‘Arme donder’, voegt ze er in tegenwoordige tijd aan toe. Faithfull maakt, in die laatste levensfase, een even kwetsbare als montere indruk. Een vrouw die vrede heeft gesloten met het leven. Háár leven.

Forsyth en Pollard geven ook haar beste songs een nieuw leven. Omdat hun heldin tegenwoordig een artiest in ruste is, afhankelijk van zuurstoftoevoer, laten ze onder andere Beth Orton, Suki Waterhouse, Courtney Love en Nick Cave, in de rug gedekt door Warren Ellis, Ben Christophers, Ed Harcourt en Thurston Moore, enkele van haar songs uitvoeren op het Ministerie. En uiteindelijk geeft de grande dame zelf natuurlijk ook nog een allerlaatste performance. Met Johnny Cash-achtige allure.

Haar werk is niet gestold geraakt in de tijd, maar nog net zo vitaal als ooit. Wanneer het onvermijdelijke nieuws komt – Tilda Swintons woorden ‘Onze onbevreesde vriendin is weg. Weg, maar niet vergeten.’ galmen nog wel even na – zijn de keuzes in en uitvoering van misschien wel de beste muziekfilm van het jaar bovendien op een geloofwaardige manier verklaard en lijkt alles ook wel gezegd, gezien en bezongen. Marianne Faithfull gaat ‘gracefullly’ de herinnering in. Als artiest, als icoon en als mens.

Surviving Ohio State

HBO Max

Het is aardedonker. Hij vraagt de worsteltalenten om hun onderbroek uit te trekken. Ze zijn inmiddels helemaal naakt, als de dokter zijn lampje aanzet. Hij klemt hem tussen zijn lippen en kijkt tussen hun benen. ‘En op dat moment pakte hij je penis vast en bewoog hem alle kanten op’, herinnert Dan Ritchie zich. ‘De hele tijd probeer je om geen erectie te krijgen’, vult Mike Schyck aan. Het is tevens een moment waarop je volgens Will Knight je eigen seksualiteit gaat bevragen. ‘Toen we naar buiten kwamen, maakten we grapjes omdat we niet wisten wat we meemaakten.’

Genitale controle blijkt in de jaren negentig de specialiteit van dokter Richard Strauss, de teamarts van de ‘Buckeyes’, het prestigieuze worstelteam van Ohio State University (OSU). Elk lichamelijk onderzoek, dat in deze pijnlijke film van Eva Orner ter sprake komt, loopt erop uit. En ‘Dr. Fun Boy’ gebruikt nooit handschoenen. OSU’s coach Russ Helickson en zijn assistent Jim Jordan, tegenwoordig Republikeins congreslid, weten ervan – daarover kan geen twijfel bestaan – maar zij gaan het ongemakkelijke gesprek stelselmatig uit de weg. Strauss slaat intussen zijn vleugels uit naar andere sporten.

De ervaringen van deze jonge topsporters zijn nagenoeg gelijk aan de verhalen van Amerikaanse turntalenten over sportarts Larry Nassar, die eerder al hun weg vonden naar de docu’s At The Heart Of Gold: Inside The USA Gymnastics Scandal en Athlete A. Het seksueel misbruik in Surviving Ohio State (109 min.) – dat tevens aansluit bij vergelijkbare Surviving-producties over R. KellyJeffrey Epstein en Michael Jackson – vindt alleen plaats binnen een uitgesproken macho omgeving, met jongens die vaak niet hebben geleerd om over hun gevoelens te praten en bij tegenslag gewoon doorbijten.

En als de vrouwelijke schermcoach Charlotte Remenyik, die dus nooit in de jongenskleedkamer komt en er desondanks van hoort, melding maakt van Strauss’ zeer ongepaste gedrag, valt dit in dode aarde bij de verantwoordelijke schoolbestuurders. Die doen alsof er niets aan de hand is of openen de doofpot, de zogeheten ‘second rape’. ‘Toen ik erachter kwam dat ze het wisten, dat de Ohio State University Day wist dat hij de atleten betastte, stond ik versteld’, zegt ijshockeyer Al Novakowski. ‘Tot op de dag van vandaag denk ik: allemachtig, hebben deze mensen geen kinderen?’

Nadat ze zich zo voor de tweede keer miskend en misbruikt hebben gevoeld, volgt nog een derde ontluisterende ervaring, als initiatiefnemer Michael DiSabato en enkele andere slachtoffers in 2018, ruim twintig jaar dato, besluiten om met hun ervaringen naar buiten te treden: de smalende reacties. Worstelaars, zoals de latere UFC-vechter Mark Coleman, die zich als kleine meisjes laten misbruiken? sneren buitenstaanders ongevraagd. Dat geloof je toch zelf niet! En ook dan blijven sommige Buckeyes  – politiek kopstuk Jim Jordan voorop – consequent ontkennen dat ze er iets vanaf wisten.

Met een veelheid aan bronnen pelt Eva Orner de geruchtmakende zaak zo helemaal af. Ze vindt daarbij ook een mogelijke verklaring voor het feit dat OSU Richard Strauss al die jaren uit de wind heeft gehouden: hij speelde een cruciale rol in een clandestien onderdeel van topsportprogramma. Het is de treurig stemmende slotsom van een ontluisterende exegese van hoe grensoverschrijdend gedrag maar kan blijven voortwoekeren.

Deaf President Now!

Tim, Bridgetta, Greg en Jerry (vlnr) / Apple TV+

Harvey Corson en I. King Jordan mogen de Gallaudet University in Washington D.C. niet gaan leiden. Het universiteitsbestuur geeft in de lente van 1988 de voorkeur aan een vrouw: Elisabeth Zinser. Niet veel later slaat de vlam in de pan. De studenten ervaren de keuze als een persoonlijke belediging en bezetten de campus. Niet omdat Zinser een vrouw is, maar omdat zij kan horen. De toonaangevende dovenuniversiteit moet nu eindelijk eens worden geleid door één van hen.

Deaf President Now! (100 min.) eisen zij. Volgens Jane Bassett Spilman, de voorzitter van Gallaudets Raad van Toezicht, is er echter geen enkele kans dat het besluit wordt teruggedraaid. Deze kruising van Nancy Reagan en Margaret Thatcher toont zich sowieso behoorlijk toondoof. Zij bestaat het bijvoorbeeld om te zeggen dat dove mensen er nog niet klaar voor zijn om te functioneren in een horende wereld. ‘Ach, dat mens!’ reageert Gerald ‘Jerry’ Lee Covell, die zich opwerpt als één van de leiders van de protestactie, bijna veertig jaar later nog altijd als door een adder gebeten. De IJzeren Heinige opstelling van Spilman heeft hun verzet alleen maar gesterkt.

Deze documentaire van Davis Guggenheim en Nyle DiMarco beslaat slechts één enkele week in de lente van 1988. Met de vier sleutelfiguren uit het studentenprotest blikken ze terug op de turbulente dagen, waarop zij de horende wereld tot de orde hebben geroepen. Voorbij is de tijd dat doven niet meetellen of worden gezien als mensen die moeten worden gerepareerd. Een nieuw zelfbewustzijn vat post in hen. Als het schoolbestuur bijvoorbeeld stelt dat het pas weer in gesprek wil als de studenten hun bezetting van de campus opgeven, reageert Jerry op een manier waarvoor geen kennis van gebarentaal nodig is: twee ferm opgestoken middelvingers.

De vier activisten communiceren ook in deze film louter in gebarentaal, elk op hun eigen manier. Ze hebben daarnaast ook ieder een stem gekregen. Covell, een ‘little demon from hell’ die zich beslist niet zo gedwee wilde opstellen als zijn eveneens dove vader, oogt en klinkt bijvoorbeeld als een punker, terwijl de gekozen studentenleider Greg Hlibok nog altijd overkomt als een klassieke diplomaat. De voormalige cheerleader Bridgetta Bourne-Firl, die letterlijk ritme in de gebarenprotesten bracht, communiceert met de vastberadenheid van een zelfbewuste en strijdbare vrouw. En ook de expressieve activist Tim Rarus maakt op z’n geheel eigen manier een zeer geestdriftige indruk.

Gezamenlijk hebben zij eind jaren tachtig de voorhoede gevormd van een emancipatiebeweging, die gaandeweg steeds meer aan kracht wint en daarmee een essentiële rol speelt in de (zelf)acceptatie van doven. De slogan ‘Deaf president now!’ staat daarbij voor de eis om nu eindelijk eens gehoord te worden. En daarmee lijkt deze aangrijpende documentaire zowat een zusterfilm van het gelauwerde Crip Camp: A Disability Revolution (2020), waarin een al even essentieel hoofdstuk van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging wordt belicht. Zij effenen voor dove Amerikanen het pad naar volwaardige deelname aan de samenleving.

Keith Richards: Under The Influence

Netflix

Hij klinkt nog altijd alsof hij flink in de olie of onwaarschijnlijk high is. En dan die lach: alsof er tegelijkertijd slijm en valse lucht uit lang vervlogen tijden mee naar buiten willen. Het is daarom wellicht verleidelijk om Rolling Stones-gitarist Keith Richards niet al te serieus te nemen. Als een oude vos die nu eenmaal zijn streken niet verleert.

Toch is ‘Keef’ allang niet meer de onbetwiste nummer één op rock & rolls te verwachten dodenlijst – al zou dat tegenwoordig, nu hij zowaar al even in de tachtig is, allang niet meer zo vreemd zijn als in pak ‘m beet de eerste vijftig jaar van zijn turbulente bestaan. Toen hij alles deed wat God verboden had. ‘Je bent pas volwassen op de dag dat ze je begraven’, zegt hij er zelf over, ook alweer tien jaar geleden overigens, in Morgan Neville’s documentaire Keith Richards: Under The Influence (82 min.) uit 2015.

Omdat The Rolling Stones weer even in de pauzestand staan, blaast hij dan met z’n vaste kompanen Waddy Wachtel (gitaar) en Steve Jordan (drummer/producer) zijn solocarrière nieuw leven in. De gitarist zingt en speelt enkele nieuwe songs, ontvangt muzikale gasten voor z’n derde album Crosseyed Heart en demonstreert en passant dat ie ook een lekker moppie piano kan spelen (iets wat hij volgens eigen zeggen leerde van Ian Stewart, de pianist die nooit echt tot The Rolling Stones mocht behoren).

Richards blikt verder terug op zijn jeugd in het Engelse Dartford, vertelt hoe de blues van Robert Johnson, Muddy Waters en Howlin’ Wolf zijn leven veranderde en zoomt dan in op de band die van daaruit ontstond – waarvan hij nu al dik zestig jaar het muzikale geweten is, terwijl Mick Jagger als blikvanger fungeert. Dit portret concentreert zich volledig op zijn onbegrensde liefde voor muziek. Seks en drugs, vaste bestanddelen van andere Stones-docu’s, geven ditmaal voorrang aan rock & roll. De muziek dus.

Achteraf bezien is ‘t een gotspe dat er een Brits bandje aan te pas moest komen om al die Amerikaanse blueshelden aan de vergetelheid te ontrukken. Het zorgde wel voor onvergetelijke momenten, die hij duidelijk koestert. En toen Richards’ relatie met Jagger, die in deze film nooit meer dan een onbeduidende figurant wordt, halverwege de jaren tachtig in de ‘Derde Wereldoorlog’ was beland, ontdekte hij via de docu Chuck Berry: Hail! Hail! Rock ‘N’ Roll (1987) dat er een muzikaal leven bestond buiten The Stones.

Want het podium en de studio beschouwt hij als zijn thuis. Verder bezoekt Keith Richards in dit sympathieke portret het Grand Ole Opry in countrymekka Nashville, zingt hij op tegen de dwarse crooner Tom Waits en speelt in Chicago, de bakermat van de elektrische blues, een partijtje biljart met Buddy Guy. Het is, kortom, de liefhebber in Keith Richards die alle aandacht krijgt in Under The Influence. De man ook, de zoon en de grootvader. Zij hebben in werkelijkheid allang de notoire veelgebruiker vervangen. 

‘Een imago dat ik niet kan afschudden’, zegt hij daarover berustend. ‘Het is geen schaduw want het is er de klok rond. Het verdwijnt niet als de zon ondergaat.’

We Beat The Dream Team

HBO

Grant Hill, de directeur het Amerikaanse basketbalteam, heeft één sterk verhaal: hij heeft ooit ‘het beste team uit de geschiedenis van teamsporten’ verslagen.

Dat zit zo: in 1992 besluit de Amerikaanse basketbalfederatie NBA, na een smadelijke nederlaag bij de Olympische Spelen van 1988, om geen amateurteam, met louter talenten, meer te sturen. Voor het eerst wordt er een team met professionals samengesteld. Dit ‘Dream Team’ bevat enkele van de grootste namen uit de basketbalhistorie: Magic Johnson, Larry Bird en – de speler die wordt beschouwd als de Greatest Of All Time (GOAT) van zijn sport – Michael Jordan.

Om de grote sterren te preppen voor de onvermijdelijke gouden medaille bij de Olympische Spelen van Barcelona doet de NBA wel weer een beroep op een team met aanstormende talenten, zoals Penny Hardaway, Chris Webber én Grant Hill. En dit ‘Select Team’, dat dus bestaat uit jonge spelers die bij eerdere edities wellicht zelf naar de Spelen zouden zijn gestuurd, heeft tijdens een oefenwedstrijd dus afgerekend met de allergrootste basketbalsterren van hun tijd.

Ofwel: We Beat The Dream Team (79 min.). En daarvan blijken zelfs beelden te bestaan: Chuck Daly, de coach van de gedroomde helden, liet het trainingspartijtje filmen, zodat ze er nog wat van konden leren. Naderhand zorgde hij er overigens wel voor dat de uitslag snel van het scorebord werd verwijderd – en dat daarvan geen foto’s waren genomen. Anders zouden USA Today en  The New York Times er de volgende ochtend vast mee hebben geopend, beweert assistent-coach PJ Carlesimo.

Met coaches en spelers van beide teams veegt regisseur Michael Tolajian (die ook al betrokken was bij de epische Jordan-serie The Last Dance) de spinnenwebben uit dit vergeten uithoekje van de Dream Team-historie. Dat is in 2012 overigens ook al eens ter sprake gekomen in de documentaire The Dream Team. Daarin beweert Mike Krzyzewski, een andere assistent-coach, dat Daly zijn supersterren opzettelijk heeft laten verliezen. Als de noodzakelijke ‘wake-up call’ op weg naar Olympisch Goud.

En dat is dan weer tegen het zere been van Grant Hill en zijn voormalige teamgenoten, waarvan een deel later ook furore zou maken in de NBA. Zij worden daarmee beroofd van hun meest tot de verbeelding sprekende wapenfeit. Tolajian serveert de verschillende lezingen van wat er is gebeurd uit met enkele geanimeerde sequenties en een hopelijk ludiek bedoelde soundtrack, die het hele terrein tussen de themamuziek van Rocky en Beethovens Ode An Die Freude bestrijkt.

En zo wordt weer een kleine alinea toegevoegd aan het heldenverhaal dat inmiddels. op alle mogelijke manieren, is gewijd aan The Dream Team.

Melania

DR Sales

Dit is geen film over de voormalige First Lady van de Verenigde Staten, Melania Trump, maar een portret van het Sloveense fotomodel Melania Knauss, dat aan het einde van haar carrière, inderdaad, in het huwelijk is getreden met de Amerikaanse ondernemer en latere president Donald Trump.

Ooit was Melania (51 min) een gewoon meisje uit de Balkan, afkomstig uit een arbeidersgezin in het stadje Sevnica. Haar moeder werkte er in de plaatselijke textielfabriek. En zij was ambitieus, wilde het gaan maken voor de camera. Knauss zou uiteindelijk een succesvolle modellencarrière opbouwen. Die bracht haar via Milaan en Parijs naar New York, waar ze de trotse eigenaar van Trump Model Management ontmoette.

Deze documentaire van Jurij Gruden – uitgebracht in 2022, als Trumps tumultueuze eerste ambtstermijn er alweer opzit en de man zich warm draait voor een nieuwe presidentscampagne – besteedt daaraan echter nauwelijks aandacht. Gruden is vooral geïnteresseerd in de achtergronden van de voormalige First Lady en laat in dat kader, haar Amerikaanse biografe Mary Jordan uitgezonderd, louter Slovenen aan het woord.

Geen echte intimi van Melania overigens, alleen figuren uit de periferie van haar leven: een jeugdvriendin, haar advocaat, meneer pastoor en diverse fotografen, waaronder de Franse fotograaf Philip Plisson. Die had geen idee waarom Gruden hem wilde interviewen en schrikt zich een hoedje als die hem vertelt dat hij een jongere uitvoering van Donald Trumps echtgenote talloze malen voor zijn camera heeft gehad.

Dat is de maker van dit portret dan weer niet gelukt. Hij moet zijn toevlucht nemen tot een oud interview met Knauss uit 2000, kan verder gebruik maken van haar portfolio als model en toont daarnaast bekende fragmenten van Melania in haar rol als First Lady. In wezen is dat ook wel treffend: zijn hoofdpersoon lijkt alle banden met haar vroegere leven en de mensen die daarin een rol speelden te hebben doorgesneden.

Voelt ze zich verheven boven haar voormalige landgenoten? is dan de vraag. Een enkele Sloveen is daar inmiddels van overtuigd. En ook het weinig flatteuze standbeeld Melania 2019 kan moeilijk als een compliment worden opgevat – al beweert de verantwoordelijke kunstenaar met een stalen gezicht dat het vooral de media zijn die de zwaaiende vrouwfiguur in blauwe jurk constant in verband brengen met Melania Trump. 

Toch zijn er ook landgenoten die haar een warm hart toedragen – of een slaatje willen slaan uit haar bekendheid, via speciale First Lady-appeltaart bijvoorbeeld. En dan is er in dit wat houterige portret, opgeleukt met een wel erg prominente (synth)soundtrack, nog de Sloveense poppenspeler die graag in Washington wil komen optreden voor Melania’s zoon Barron. Hoe het met zijn onderneming afloopt laat zich raden.

Zulke randverschijnselen brengen Melania natuurlijk niet dichterbij. Ze illustreren vooral de lange weg die zij in de afgelopen halve eeuw heeft afgelegd. Van Knauss naar Trump.

Year One: A Political Odyssey

HBO Max

Deze documentaire over het eerste jaar van de Amerikaanse president Joe Biden begint met zijn voorganger: de 45e president van de Verenigde Staten en first lady Melania Trump vertrekken uit Washington. Het is 20 januari 2021, de dag waarop Biden wordt geïnaugureerd. Het had een feestdag moeten worden, een viering van de Amerikaanse democratie. De bestorming van het Capitool – en het onterechte sentiment daarachter: dat Donald Trump de verkiezingen eigenlijk heeft gewonnen – heeft de sfeer twee weken eerder echter danig verziekt. En de nieuwe regering moet bovendien de nog altijd welig tierende COVID-19 pandemie in bedwang zien te krijgen.

Daarnaast wordt Team Biden in Year One: A Political Odyssey (81 min ) meteen geconfronteerd met allerlei uitdagingen vanuit het buitenland: een Russische hack van de Amerikaanse overheid en bedrijven, spanningen met een steeds agressiever China en de tragische gevolgen van het besluit om Amerikaanse troepen weg te halen uit Afghanistan. Insiders zoals stafchef Ron Klain, woordvoerder Jen Psaki, minister van Buitenlandse Zaken Anthony Blinken, nationaal veiligheidsadviseur Jake Sullivan, klimaat-tsaar John Kerry, minister van Defensie Lloyd Austin en CIA-directeur William Burns geven inzicht in hoe Biden en zijn medewerkers handelen bij crises (terwijl voorganger Trump intussen, in strijd met elk protocol, als stoorzender blijft fungeren).

Aan klinkende namen dus geen gebrek in deze poging tot snelle geschiedschrijving van John Maggio. Het gaat wel om louter kopstukken van Democratische zijde. Er komen geen prominente Republikeinen aan het woord. Tenminste, totdat het eenjarige ‘jubileum’ van de rellen op 6 januari ter sprake komt. Dan krijgt het Republikeinse congreslid Jim Jordan enkele zinnetjes om de tegenpartij aan te pakken. Dat is ‘t. Onafhankelijke duiding moet komen van politieke consultant Ian Bremner en Witte Huis-correspondent David Sanger van The New York Times, die het opereren van de 46e Amerikaanse president als een soort getuige-deskundige becommentariëren.

Deze degelijke, tamelijk brave terugblik op Joe Bidens debuutjaar concentreert zich intussen met name op het Amerikaanse buitenlandbeleid en doet daardoor enigszins denken aan The Final Year (2018), de weerslag van de internationale inspanningen van de regering van Barack Obama (waarvoor Biden acht jaar heeft gediend als vicepresident) tijdens het laatste jaar van diens presidentschap. Die film herbergde evenwel de nodige ‘fly on the wall’-scènes met bekende gezichten uit Obama’s buitenlandteam, terwijl Year One ‘t toch vooral moet hebben van al bekende nieuwsbeelden, ingekaderd door pratende hoofden die vast niet altijd het achterste van hun tong laten zien.

Als Joe Biden op 1 maart 2022, een jaar na z’n inauguratie, zijn ‘State Of The Union’-speech geeft, wordt de wereld gedomineerd door de doldrieste acties van een andere nietsontziende autocraat: Vladimir Poetin. Met zijn aanval op Oekraïne zorgt hij ervoor dat Bidens tweede regeringsjaar opnieuw voor een belangrijk deel in het teken van het buitenland komt te staan.

A Parked Life

Docmakers

Terwijl hij zijn truck door heel Europa stuurt, heeft Petar Doychev de rest van zijn leven noodgedwongen geparkeerd. De Bulgaarse chauffeur is soms maandenlang van huis. ‘Zonder vrouw die ons vertelt wat we moeten doen zijn wij mannen verloren’, constateert hij, niet zonder zelfspot. ‘Daarom heeft God ons de tachograaf gegeven.’ En die heeft volgens Petar ‘een foutloos geheugen en is klaar om je kleinste foutjes tegen je te gebruiken’. Dus: ‘geen tieten, geen kont’.

Petar is één van de talloze Oost-Europese chauffeurs die het leeuwendeel van het jaar onderweg zijn. Terwijl hij van de ene naar de andere uithoek van het continent rijdt, verliest de trucker langzamerhand het contact met zijn vrouw Snezhina en hun zoontje Jordan, die hij met zijn werk, waaraan hij eigenlijk een gloeiende hekel heeft, probeert te onderhouden. Zoals een collega, die zich herkent in Petars ervaringen, ’t treffend uitdrukt: een leven, vervlogen in de vrachtwagencabine.

In A Parked Life (76 min.) observeert documentairemaker Peter Triest gedurende meerdere jaren het leven van zijn hoofdpersoon, een man die zich steeds meer bewust wordt van wat hij thuis, vaak duizenden kilometers ver weg, allemaal mist. Toen zijn zoon werd geboren, was hij bijvoorbeeld aan het werk in Zweden. En nu zijn echtgenote erop staat dat Jordan eindelijk, na bijna vier jaar uitstel, wordt gedoopt, dreigt hij opnieuw verstek te moeten laten gaan.

Deze roadmovie, waarin Petar via een monologue intérieur mijmert over zijn leven, zet uiteindelijk koers naar het binnenste van de hoofdpersoon. Dit leven kost hem zowat alles, maar wat levert het eigenlijk op? ‘Houd van me en respecteer me omdat ik zorg dat je niet op straat hoeft te wonen’, bijt Petar Snezhina niet voor niets toe tijdens één van hun telefonische ruzies. Met de beste bedoelingen van de wereld heeft hij zichzelf gereduceerd tot een man die elke drie maanden het vlees aansnijdt.

Triest vangt de eenzaamheid, monotonie en vervreemding van Petars nomadenbestaan in straffe snapshots van het leven onderweg: van de verplichte eindeloze files, het barre weer, de wasserettes op een pleisterplaats, het provisorische koken bij de vrachtwagen en het rijden met lege pallets. En ook de lotsverbondenheid met andere chauffeurs, vervat in een spontaan avondje kletsen en drinken, aan wie het leven net zo snel voorbij trekt als het Europese wegennetwerk.

En dan te bedenken dat Petar Doychev ooit droomde van een bestaan als astronaut. ‘Elk jaar rijd ik net zo ver als de afstand naar de maan’ constateert hij somber, in de wetenschap dat hij alleen maar verder verwijderd raakt van alles wat hem lief is.

They Call Me Magic

Apple TV+

Het is in 1979 letterlijk een kwestie van kop of munt: krijgen The Chicago Bulls of The Los Angeles Lakers de kans om het toptalent Earvin ‘Magic’ Johnson in te lijven? Het wordt uiteindelijk Californië voor de topper in spé uit Lansing, Michigan. Naast een bewezen crack als Kareem Abdul-Jabbar kan de mediagenieke Afro-Amerikaan met de kamerbrede glimlach er uitgroeien tot één van de succesvolste Amerikaanse basketballers aller tijden en zo een remonte van de zwalkende National Basketball Association (NBA) inluiden.

Dat is het startpunt voor de gelikte vierdelige docuserie They Call Me Magic (240 min.), waarin Johnsons carrière netjes wordt doorgelopen, gebruikmakend van een mixture van wedstrijdbeelden, nieuwsreportages en interviews. Magic zelf komt natuurlijk aan het woord. Familie, vrienden en kennissen. Collega’s zoals Michael Jordan, Isiah Thomas en Larry Bird. De onvermijdelijke sportjournalisten, basketbalofficials en deskundigen. En ook het verplichte blik Bekende Amerikanen wordt opengetrokken. Daarin blijken ditmaal Barack Obama, Snoop Dogg, Bill Clinton, Samuel L. Jackson, Spike Lee, Rob Lowe, Paula Abdul, LL Cool J, Jimmy Kimmel en Arsenio Hall te zitten.

Met al die verschillende sprekers maakt regisseur Rick Famuyiwa er een typisch Amerikaanse sportdocumentaire van: een vertelling die continu van drama via cliffhanger naar overwinning snelt – en weer terug. Van Johnsons komeetachtige opkomst via de (opgeklopte) zwart-wit rivaliteit met de blanke held Larry Bird van de grote concurrent The Boston Celtics en de entree van de nieuwe superster Michael Jordan tot zijn schokkende mededeling dat hij besmet is geraakt met het HIV-virus. Een vet aangezette basketbalsaga, die natuurlijk is gelardeerd met onnoemelijk veel superlatieven, dramatiek en clichés. Dichtgesmeerd bovendien met een vlotte collectie soul-, pop- en discohits.

Al dat spektakel kan echter niet verhullen dat They Call Me Magic slechts zelden écht de diepte ingaat. Zoals het ook slechts zelden écht lijkt te schuren in het leven van de goedlachse Magic. Zelfs het feit dat hij de relatie met zijn echtgenote Cookie tot driemaal toe heeft afgebroken voordat het kwam tot een huwelijk heeft achteraf bezien ook wel zijn charme. Pas als Johnson krijgt te horen dat hij HIV heeft en vervolgens een spreekbuis wordt voor besmette Amerikanen krijgt de serie werkelijk scherpte en diepgang. Dan gaan de toch wat gladde praatjes aan de kant en toont de man achter Magic, Earvin Johnson, alsnog publiekelijk zijn ziel.

In de laatste aflevering van de serie roept alleen de plicht weer (deelname met het zogenaamde Dream Team aan de Olympische Spelen, terugkeer in de NBA, de start van een eigen zakenimperium en ondertussen ook nog het bij elkaar houden van zijn gezin) en verdwijnt de urgentie net zo snel als ie is gekomen, ten faveure van wat toch wel héél dicht bij een hagiografie komt.

Dream Team: Birth Of The Modern Athlete

Paramount

Ze kwamen, zagen en overwonnen. Daar zit dus niet het verhaal van Dream Team: Birth Of The Modern Athlete (205 min.), een vijfdelige serie over de Amerikaanse basketbalploeg die in 1992 een gouden medaille won op de Olympische Spelen van Barcelona. Die eerste plaats stond op voorhand al min of meer vast.

Voor de eerste keer vaardigden de Verenigde Staten de grote sterren van de NBA af. Het zou een kleine schande zijn geweest als Michael Jordan, Earvin ‘Magic’ Johnson, Larry Bird en de negen andere helden van het Amerikaanse basketbal níet hadden gewonnen. Deze productie van de broers Emmett en Brendan Malloy richt zich dan ook vooral op de dynamiek binnen het team: de rivaliteit bijvoorbeeld tussen de oude heerser van de NBA, Magic Johnson, en de nieuwe troonpretendent, Michael ‘Air’ Jordan. Als twee metershoge alfamannetjes bekampen ze elkaar en stuwen zo het team naar eenzame hoogte 

De Malloys baseren hun vertelling op het boek Dream Team van Jack McCallum. Hij bewaarde bovendien audio-opnamen van zijn gesprekken met de leden van de droomploeg, die nu voor het eerst zijn te horen. Deze quotes worden aangevuld met wedstrijdbeelden, achter de schermen-materiaal en actuele interviews met de dreamteamers Magic Johnson, Patrick Ewing, David Robinson en Chris Mullin, aangevuld door enkele insiders. Zij geven heel aardige inkijkjes bij de wonderploeg. Zo besluit Jordan bijvoorbeeld de nacht voor de Olympische finale door te halen voor een spelletje kaart. En de dag van de gouden wedstrijd brengt de sterspeler freewheelend door in het Olympisch stadion en op de golfbaan.

Als ook de laatste tegenstander in Barcelona moeiteloos is verslagen – aan het eind van aflevering 3 al – wacht de prijsuitreiking, waarbij diezelfde Jordan voor een controverse zal zorgen die de totale vercommercialisering van de sport illustreert. Van slachtoffers van (latent) racisme zijn de grote sterren van de NBA in de voorgaande jaren uitgegroeid tot eigen merken, die in de hele wereld weerklank vinden en te gelde kunnen worden gemaakt. Met deze insteek kiest Dream Team slim positie tussen Shut Up And Dribble, de politiek geladen docuserie over de Afro-Amerikaanse basketbalhistorie, en The Last Dance, een meeslepende reeks over het ultieme winnaarstype Michael Jordan en zijn team The Chicago Bulls.

Alleen de laatste episode, over de erfenis van het Dream Team voor het internationale basketbal, voelt wel heel nadrukkelijk als een langgerekte epiloog. De broers Malloy drijven dan erg ver af van hun hoofdrolspelers en het vuur dat hun sport drijft. Als geheel schetst deze serie, over een selecte groep goudhaantjes die alle na-ijver moeten laten varen om samen de wereld te veroveren, echter een treffend beeld van een scharnierpunt in het moderne basketbal.

The Reason I Jump

Over hen is al zoveel gezegd. Zelf komen ze alleen zelden aan het woord. Ook omdat ze niet altijd in taal kunnen of willen uitdrukken wat hen bezighoudt. In onze taal, welteverstaan. Voor neurotypische mensen is het sowieso erg lastig om zich te verplaatsen in iemand met een autismespectrumstoornis. En zij ervaren de wereld die voor ‘ons’ herkenbaar en vertrouwd voelt dan weer vaak als wezensvreemd en gevaarlijk.

Toen Naoki Higashida in 2007 de bestseller Waarom Ik Soms Op En Neer Spring uitbracht, was dat voor sommige neurotypes dan ook niets minder dan een openbaring. Hier wist een autist, een dertienjarige Japanse jongen nota bene, die in het gewone leven niet of nauwelijks sprak, perfect inzichtelijk te maken hoe hij in elkaar stak en de wereld ervoer. Ineens bleken die vreemde gedragingen eigenlijk volstrekt logisch.

In de documentaire The Reason I Jump (82 min.) gebruikt regisseur Jerry Rothwell passages uit Higashida’s boek, ingesproken door acteur Jordan O’Donegan, als leidraad voor een zinnenprikkelende ontdekkingstocht door de autistische belevingswereld. ‘Wanneer jij een object ziet, lijk je allereerst het geheel te zien’, spreekt hij het neurotype bijvoorbeeld rechtstreeks aan. ‘Pas daarna ontwaar je de details. Terwijl ik in eerste instantie alleen die details zie en pas gaandeweg, detail na detail, het geheel in beeld krijg.

Rothwell portretteert in deze gestileerde film ook vijf niet-sprekende jongeren met een autismespectrumstoornis en hun directe omgeving. Ze komen uit Groot-Brittannië, India, Sierra Leone en de Verenigde Staten en ervaren de wereld elk op hun eigen manier. Want net als bij neurotypische mensen bestaat er ook geen autistische stereotype. Wat ze wel met elkaar gemeen lijken te hebben, is dat de buitenwereld vrijwel permanent hun staat van zijn lijkt te verstoren en moeilijk is in te passen in hun dagelijkse routines.

De documentairemaker laat dit zien en geeft hun verwanten de ruimte om het te verduidelijken, maar laat de neurotypische kijker vooral ook zelf ervaren hoe het is als je vaste gewoonten ruw worden doorbroken of als je plotseling wordt overweldigd door nét iets te opdringerige beelden of veel te harde geluiden. Behalve een mindmap van de autistische wereld wordt The Reason I Jump daardoor ook een zintuiglijke ervaring, die uiteindelijk alleen tot begrip en acceptatie kan leiden. Hoe weerbarstig de praktijk van alledag voor en met autisten soms ook uitpakt.

The End Of The Storm

Apple TV

‘Ik ben geen control freak’, zegt Jürgen Klopp. ‘Ik denk alleen dat bepaalde dingen op een bepaalde manier moeten.’ Bij zijn eerste wedstrijd als manager van Liverpool zag de flamboyante Duitser bijvoorbeeld direct dat de trainingspakken van zijn team niet goed zaten. Zijn spelers zagen eruit als captain Picard uit de tv-serie Star Trek. Dat moest anders. Zo begint in 2015 zijn ‘regeerperiode’ bij de Engelse voetbalclub, die vijf jaar later voor het eerst in dertig jaar de landstitel zal grijpen.

The End Of The Storm (98 min.) documenteert het seizoen 2019-2020 waarin de ommekeer, ondanks de Coronacrisis, ein-de-lijk wordt bewerkstelligd. De documentaire van James Erskine slalomt slim tussen hoogtepunten uit het voetbalseizoen en het persoonlijke verhaal van Jürgen Klopp, kleine portretjes van beeldbepalende spelers als Virgil van Dijk, Jordan Henderson en keeper Alisson Becker en impressies van het leven als Liverpool-fan in Egypte, India, Japan, Brazilië en China (Wuhan, om precies te zijn).

Dit is natuurlijk een succesverhaal, de hervertelling van een grootse triomf. In samenwerking met de club gemaakt, bovendien. Verwacht dus geen kritische noten of alsnog opgediepte conflicten of strubbelingen. In deze docu worden Jürgen en zijn sterrenteam nog eens ouderwets op het schild gehesen. Daarmee is deze lekker bombastisch gemonteerde film zo’n beetje de antithese van Sunderland ‘Til I Die, de inmiddels twee seizoenen tellende serie over een voetbalclub die afglijdt naar de kelders van het Britse betaald voetbal.

The End Of The Storm markeert het einde van zo’n lijdensweg (een begrip dat bij een club als Liverpool overigens direct tussen aanhalingstekens moet worden gezet). Vrijwel moeiteloos stomen de Klopp-boys op naar een al snel onvermijdelijk lijkende titel. Uiteindelijk hoeven ze slechts één serieuze tegenstander te overwinnen: het Coronavirus, dat heel even de complete Premier League, en daarmee ook Liverpools aspiraties om de onbetwiste nummer één te worden, de nek om dreigt te draaien.

Uiteindelijk krijgt zelfs die vijand Klopp van Jürgen en de zijnen. Met Zoom-sessies houden ze de teamspirit op peil. Zodat ze, indachtig het clublied You’ll Never Walk Alone, tegenwind kunnen trotseren, altijd de kop omhoog houden en ook niet meer bang zijn voor het donker. ‘At the end of a storm’ wacht dan die ‘golden sky’: het negentiende kampioenschap, het eerste sinds 1990.

In datzelfde jaar debuteerde bij de modale Zweite Bundesliga-club FSV Mainz overigens een 23-jarige speler die als voetballer nooit de top zou halen: ene Jürgen Klopp.

3 1/2 Minutes, 10 Bullets

Was het de loop van een geweer? Of toch een loden pijp? Of, zoals de vrienden van Jordan Davis beweren, niet meer dan wat uitdagende woorden? Feit is dat Michael Dunn, een 45-jarige witte Amerikaan, op 23 november 2012 bij een tankstation het vuur opende op de zwarte tiener. 3 ½ Seconds, Ten Bullets (98 min.).

Of ging het toch gewoon om te harde muziek? Klotemuziek, dat wel. Gangsterrap. ‘Rapcrap’, aldus Dunn. ‘Kun je die muziek zachter zetten?’ zou hij hebben gevraagd. ‘Ik kan mezelf niet eens horen denken.’ En Jordan reageerde naar zijn maten in de trant van: ‘Fuck dat, zet die muziek weer aan!’ Net iets te agressief. Waarna Michael Dunn zijn pistool pakte, het wapen opzichtig doorlaadde en de trekker overhaalde. Tien maal dus. Uit zelfbescherming, beweert hij. Hij voelde zich bedreigd. Maar rechtvaardigt dat zulke drastische maatregelen? Zeker als dat wapen van de zeventienjarige jongen nooit wordt gevonden.

Marc Silver onderzoekt in deze stemmige documentaire uit 2015 wat er daadwerkelijk is gebeurd op die dramatische Black Friday in Jacksonville, Florida. Hij laat in dat kader ooggetuigen aan het woord, toont beeldmateriaal van beveiligingscamera’s en de politieverhoren van Michael Dunn en laat telefoongesprekken horen die deze na afloop met zijn verloofde Rhonda Rouer voerde. Intussen volgt Silver via Davis’ ouders de rechtszaak tegen Dunn. Die blijkt op de fatale dag naar de bruiloft van zijn zoon te zijn geweest. Had Michael Dunn daar misschien te veel gedronken? Of was hij soms geïrriteerd doordat de muziek op het feest hem niet aanstond? En hoe geloofwaardig is zijn verweer dat hij zich bedreigd voelde?

Het zijn vragen die in de rechtszaal tot in detail worden behandeld en ook in deze stevige film uitgebreid aan de orde komen. Die trekt daardoor soms een beetje. Tegelijkertijd zijn nuance en context wel degelijk van eminent belang om deze zaak in zijn volle omvang te begrijpen. De ‘loud music-shooting’ paste immers binnen een trend. Enkele dagen na de fatale schietpartij bij het benzinestation werd Jordans vader benaderd door de vader van Trayvon Martin, een zwarte tiener die negen maanden eerder was doodgeschoten door een witte man. ‘Welkom bij de club waarvan niemand lid wil zijn’, zei hij volgens Ron Davis. Een nieuwe hashtag zou opgeld doen en een begrip worden in het hedendaagse Amerika: #BlackLives Matter

One Man And His Shoes

Piece Of Magic

Wat valt er na de geweldige documentaireserie The Last Dance, die diep in de ziel van het Amerikaanse basketbal en zijn grootste ster kijkt, nog te vertellen over Michael Jordan? Nou, bijvoorbeeld dat hij na The Chicago Bulls ook het sportmerk Nike in de vaart der volkeren opstootte.

In One Man And His Shoes (83 min.), waarin die ene man zelf overigens schittert door afwezigheid, wordt dat verhaal uitgediept. Het besluit om van de jonge Jordan, die op dat moment nog nauwelijks wat heeft gepresteerd, het gezicht te maken van Nike wordt op het conto geschreven van scout Sonny Vaccaro. Hij ziet in het cocky talent een ‘crossover person’, een icoon in de dop dat zijn eigen prestaties, team en sport kan ontstijgen. ‘Give it to the kid’, zou Vaccaro hebben gezegd. En zo geschiedde.

De ontwikkeling en promotie van de ‘Air Jordan’-schoen in de jaren tachtig en negentig was op zichzelf ook revolutionair: met een uitgekiende marketingcampagne werd de teamsporter Michael Jordan in de markt gezet als een individuele topsporter, compleet met zijn eigen schoenenlijn en kekke Spike Lee-commercials. Die keuze zou een gouden zet blijken te zijn: Nike werd een toonaangevend sportmerk, Jordan liep helemaal binnen en sneakers groeiden uit tot een gigantische rage, die tot op de dag van vandaag nog altijd niet is uitgewoed.

Zo diepgravend en enerverend als The Last Dance wordt deze aardige bijsluiter van Yemi Bamiro (natuurlijk) nooit, maar One Man And His Shoes brengt met ingewijden als voormalig Jordan-manager David Falk, sportschrijver Scoop Jackson, NBA-bobo David Stern en een hele sloot marketeers wel degelijk een belangrijk scharnierpunt in de Amerikaanse sportmarketing in kaart. Toen een doodgewone sportschoen het statussymbool voor een complete generatie werd.

The Last Dance

Netflix

Het moet The Last Dance (500 min.) worden voor The Chicago Bulls. Het basketbalteam rond de Amerikaanse superster Michael Jordan wil in het seizoen 1997/1998 zijn allerlaatste kunstje flikken: de zesde landstitel in nog geen tien jaar. De clubleiding is eigenlijk van mening dat de ploeg over z’n top is en grondig moet worden vernieuwd, maar daar heeft Jordan hoogstpersoonlijk een stokje gestoken. En ook succescoach Phil Jackson, die Bulls-directeur Jerry Krause eigenlijk wilde laten vervangen, heeft er op verzoek/bevel van zijn protegé nog één allerlaatste jaartje bijgekregen.

Alles en iedereen staat, kortom, in de ‘do or die’-stand voor een nieuw NBA-seizoen. Om de zaak nog eens extra op scherp te zetten hebben The Chicago Bulls bovendien een cameraploeg ongekende toegang gegeven. De queeste naar een nieuw, felbegeerd kampioenschap, terwijl het rommelt in zowel de club als het team zelf, vormt het wild kloppende hart van deze geweldige tiendelige serie, die van daaruit uitwaaiert naar de meeslepende loopbaan van Michael ‘Air’ Jordan, de grootste basketballer aller tijden. Niet alleen het fenomeen zelf komt daarbij aan het woord, maar ook zijn moeder en broer en iedereen die verder een rol van betekenis heeft gespeeld in zijn leven.

Vanzelfsprekend ontbreken ook Jordans secondanten bij The Bulls, zijn nummer twee Scottie Pippen (die ernstig werd onderbetaald en dat als een enorm gebrek aan respect opvatte), en de controversiële verdediger Dennis Rodman (een losbol die elk moment vol-le-dig kon ontsporen) niet in deze epische serie. Filmmaker Jason Hehir spreekt verder met andere spelers, NBA-legendes, coaches, clubofficials, bobo’s en allerlei kenners, waaronder de oud-presidenten Barack Obama en Bill Clinton, en heeft daarnaast de beschikking gekregen over bijzonder enerverend, niet eerder vertoond archiefmateriaal.

Hehir alterneert soepel tussen de dramatische ontwikkelingen in het seizoen ’97/’98 en de geschiedenis en achtergronden van The Chicago Bulls, één van de succesvolste teams uit de basketbalhistorie. Hij brengt het geheel met een dramatische montage en enerverende, urgente soundtrack bovendien geregeld helemaal aan de kook. The Last Dance wordt zo tegelijkertijd een ultiem eerbetoon aan Michael Jordan, een fabuleuze speler en een ongelofelijke streber, en een fascinerend inkijkje in de nietsontziende wereld van de topsport, waar rancune de ultieme motivator lijkt en alles, werkelijk alles, moet wijken voor de overwinning. Véél opwindender zal een sportdocu niet snel worden.

The Rise Of Jordan Peterson

Hij verzet zich tegen radicaal-links en is zo het gezicht van radicaal-rechts geworden. Waar de omstreden Canadese klinisch psycholoog Jordan Peterson komt, komt commotie. Voor zijn supportersschare van veelal witte mannen is hij een metershoge held die eindelijk eens de vinger op de zere plek legt, opponenten zien in hem een man die onverdraagzaamheid uitdraagt en dus monddood moet worden gemaakt.

In de genuanceerde documentaire The Rise Of Jordan Peterson (90 min.) worden die beide reacties gepersonifieerd via fans die maar al te graag een selfie willen maken met de rockster van rechts en linkse activisten die keihard lawaai aanzetten zodra hij begint te speechen. ‘Dit is hoe ik er echt uitzie’, zegt hij tegen regisseur Patricia Marcoccia en zet vervolgens een eng masker op. ‘En dit is hoe ik eruit zie volgens mensen die een hekel aan me hebben.’

‘Welke van de twee klopt?’ wil Marcoccia weten. Misschien wel allebei, antwoordt Peterson, die in deze film wordt geportretteerd met zowel zijn gezin, ouders, vrienden en medestanders als ideologische tegenstanders. Daarbij is een speciale rol weggelegd voor zijn (voormalige) vriend Bernard Schiff, bij wie hij ooit zelfs vijf maanden inwoonde. Die schreef in 2018 een spraakmakend opiniestuk: ‘I was Jordan Peterson’s strongest supporter. Now I think he’s dangerous.’

‘Er is de Jordan Peterson die ik ken, de Jordan Peterson die ik zie op Twitter en dan is er de mythe van Jordan Peterson die ook zijn eigen ideeën heeft’, zegt zijn vriend Wil Cunningham, zelf professor in de psychologie, met lichte verbazing. ‘En die houden soms nauwelijks verband met wat hij echt vindt.’ Cunningham vindt tegelijkertijd dat zijn kameraad in het openbaar soms stuitende dingen zegt en zo al die ophef ook over zichzelf afroept.

Waarna de filmmaakster enkele van die provocerende beweringen laat zien. ‘Weigeren feministen om de islam te bekritiseren omdat ze eigenlijk onbewust hunkeren naar mannelijke dominantie?’ tweette de (anti)held van alt-right bijvoorbeeld in het najaar van 2017. Of, in een televisie-interview over maatregelen tegen seksuele intimidatie op het werk zei hij: ‘Hoe zou het zijn zonder make-up op het werk? Of zonder hoge hakken?’

Via the man you love to hate (of hate to love) Peterson agendeert deze afgewogen film tevens het thema vrijheid van meningsuiting en of die, zolang er geen discriminatie of geweld aan te pas komt, eigenlijk mag worden begrensd.

Man Made

Wat hebben de vriend, zoon, broer, vader, buurman, zoon van de buurman en hond van Sunny Bergman met elkaar gemeen? Ze spelen stuk voor stuk een bijrol in de documentaire Man Made (57 min.). Natuurlijk. De hoofdrol is echter voor Sunny Bergman zelf. Ook natuurlijk. In deze nieuwe film buigt ze zich over mannelijkheid. En net als in haar eerdere egodocu’s zoekt ze het niet al te ver van huis. Letterlijk: de film begint en eindigt bij de mannen uit haar eigen leven. En figuurlijk: ze laat toch vooral OSM (Ons Soort Mensen) aan het woord. De kerels die ze bijvoorbeeld in een voetbalkleedkamer spreekt zijn behoorlijk verbaal onderlegd, genuanceerd en vast ook afkomstig uit de Randstad.

Op sommige mannen werkt Bergman als een rode lap op een stier. Dat zal door deze documentaire niet minder worden. Ook niet veel meer trouwens. Dit is geen film van harde conclusies, tegendraadse beweringen of opzienbarende vergezichten. Geen film die prikkelt, confronteert of opzichtig tegen de haren instrijkt. De docu meandert een beetje langs alle thema’s die met moderne mannelijkheid hebben te maken, zonder tot al te opzienbarende conclusies te komen. Met ex-footballer/acteur Terry Crews praat ze over ‘toxic masculinity’, de schadelijke gevolgen van traditionele mannelijkheid. Via Jordan Peterson komt vluchtig diens thema, de ‘demasculinisatie’ van de samenleving, aan bod. En en passant spreekt ze ook even met Wierd Duk over de gewone witte man, die er natuurlijk niets meer van begrijpt.

Sunny Bergman bezoekt verder een coachingssessie voor mannen, laat hersenonderzoek doen naar verschillen tussen mannen en vrouwen en gaat naar IJsland voor gendercompensatielessen voor schoolkinderen. Héél erg veel levert dat niet op. Dat geldt tevens voor de testosterontest die ze bij mannen uit verschillende beroepsgroepen laat afnemen. Deze film laat echter eerst en vooral veel mannen aan het woord. Echt veel ruimte om iets te zeggen krijgen ze niet. Het blijft allemaal op vox pop-niveau steken. Even snel een meninkje vangen en dan door, op naar de volgende man. Bergman filmt die gesprekken zelf – en laat dat soms ook weer filmen. De aldus verzamelde, tamelijk gratuite opinies verbindt ze met een bespiegelende voice-over, ondersteund door iconische manbeelden uit films en de media.

Het is een bekende formule, die inmiddels wat sleets aandoet. Vrijwel geen man in deze documentaire zegt iets waarmee je het heel erg oneens kunt zijn – of eens. Hetzelfde geldt voor Bergmans eigen gedachtespinsels (‘Kan mannelijkheid ook een gevangenis worden?’). Man Made is daarmee geen volledig oninteressante film. De documentaire brengt het gehele speelveld van de hedendaagse man redelijk in kaart, maar maakt als geheel wel een weinig urgente indruk.

Generation Wealth

Amazon

‘Wat heb je gedaan in Dubai?’, vraagt regisseur Lauren Greenfield aan Kacey Jordan, het Amerikaanse pornosterretje dat een veelbesproken affaire had met acteur Charlie Sheen. Ze antwoordt laconiek: ‘de prins.’ Kacey is nu voor de elfde keer zwanger, bekent ze later op een kwetsbaar moment. Ze denkt er ditmaal serieus over om het kind te houden.

Kacey Jordan is één van de mensen die in de afgelopen jaren zijn geportretteerd door fotograaf Greenfield en waarmee ze nu in de documentaire Generation Wealth (106 min.), die wordt vergezeld door een expositie, de balans opmaakt. Tezamen vormen ze een bonte stoet larger than life-personages. De alleenstaande moeder die zich verliest in plastische chirurgie. Het zesjarige beauty queentje Eden dat maar één doel zegt te hebben: money, money en nog eens money. En Greenfields voormalige studiegenoot, die uitgroeide tot een louche geldgraaier.

De documentairemaakster vergelijkt de wereld waarin zij, en wij, leven met de cultuur van de Egyptenaren. Toen zij de piramides bouwden, stonden ze al aan de rand van de afgrond. Zonder dat ze dat zelf in de gaten hadden, overigens. Ook wij dansen volgens Greenfield met zijn allen op een vulkaan, die elk moment kan uitbarsten. De American dream is immers allang verworden tot een plastic zucht naar roem en rijkdom.

Greenfield belandde nog eens nadrukkelijk op dat spoor door haar vorige documentaire The Queen Of Versailles, een lekkere jeukfilm over een Amerikaans nouveau riche-stel dat zich heeft voorgenomen om een (vanzelfsprekend smakeloze) replica van het illustere Franse paleis te laten maken. De filmmaakster/fotografe ontdekte zo een thema dat eigenlijk haar complete oeuvre domineerde: rijkdom. Of de ultradecadentie, waartoe het westerse kapitalisme zijn onderdanen lijkt te dwingen.

In Generation Wealth richt ze haar camera niet alleen op excessen in de buitenwereld. Naarmate de documentaire vordert kijkt Greenfield ook steeds meer naar binnen, naar haar eigen verslaving aan werk. Ze filmt haar man en kinderen en gaat in gesprek met haar eigen ouders. Daarmee verliest de film ook een beetje richting. Want wil ze werkelijk zeggen dat het leven uiteindelijk toch om hele andere dingen gaat dan poen en status? Dat zou een wat al te gemakkelijke conclusie zijn voor deze bijzonder bijdetijdse docu, die pregnante vragen stelt over wie we zijn (geworden).

Shut Up And Dribble

Showtime

Het had een eer moeten zijn. De uitnodiging voor de kersverse basketbalkampioen The Golden State Warriors om het Witte Huis te bezoeken. Sterspeler LeBron James en zijn teamgenoten bedanken er echter voor in de zomer van 2017. In Donald Trump hebben ze geen zin. ‘De nummer één van Amerika begrijpt de mensen niet en geeft ook geen fuck om hen’, maakt James van zijn hart geen moordkuil. Het komt hem – natuurlijk! – op stevige kritiek van Fox News te staan. ‘Houd je politieke praatjes maar bij je’, zegt talkshow-host Laura Ingraham recht in de camera. ‘Of zoals iemand ooit zei: Shut Up And Dribble.’

En daarmee heeft deze driedelige documentaireserie (153 min.) over de rol van Afro-Amerikanen in de basketbalhistorie meteen zijn leidmotief te pakken. Regisseur Gotham Chopra plaatst de politieke stellingname van Lebron James en de zijnen in hun historische context. Hij keert daarvoor terug naar de tijd dat basketbal nog een volledig witte sport was. Het verheven tijdverdrijf kreeg in de jaren vijftig plotseling te maken met zwarte nieuwelingen, die actief aanvallen gingen blocken, ongegeneerd dunkten en in het algemeen veel swingender speelden. De tegenstelling tussen zwart-wit die zo ontstaat zal decennia later nog slim worden uitgevent met de opgeklopte rivaliteit tussen Magic Johnson en ‘the great white hope’ Larry Bird.

Begeleid door volvette soul, funk en hiphop trekt de gelikte serie soepel langs invloedrijke zwarte basketballers zoals Bill Russell, Kareem Abdul-Jabbar en Isiah Thomas. Gezamenlijk belichamen zij tevens de ontwikkeling die zwart Amerika sinds de Tweede Wereldoorlog heeft doorgemaakt; van de burgerrechtenbeweging en Vietnam via de opkomst van de zwarte celibrity-cultuur en het crackgebruik van de jaren tachtig naar het presidentschap van Barack Obama en Black Lives Matter. Het is een aansprekend verhaal dat van context wordt voorzien door zwarte opiniemakers als LL Cool J, Kendrick Lamar. Common en Jay-Z.

Intussen geraakt de sport via met name superster Michael Jordan volledig vercommercialiseerd. Hij opereert als een kameleon, die op verzoek voor iedereen iemand anders kan zijn en zich dus ook niet zomaar laat inzetten voor de zwarte zaak. Zelfs niet als Rodney King voor het oog van de natie gruwelijk wordt mishandeld door enkele witte politieagenten van de Los Angeles Police Department. Zijn redenering daarvoor is even simpel als fnuikend: Republikeinen kopen ook sneakers. Jordan heeft daarnaast een belangrijke les voor alle zwarte sporters goed in zijn oren geknoopt: ‘don’t scare the white man!’.

Met de komst van Donald Trump keert ook het engagement weer helemaal terug in het topbasketbal. Nadat de American footballer Colin Kaepernick uit protest tegen politiegeweld weigert te gaan staan voor het volkslied, verklaart LeBron James zich solidair. ‘Ik heb sport in mijn leven ervaren als iets dat mensen met elkaar verbroedert’, zegt hij in een interview met Don Lemon. ‘Maar Trump gebruikt sport om verdeeldheid te zaaien tussen blank en zwart.’ En daarmee is het zwarte basketbal in zekere zin weer terug bij af. Al zijn de betrokken atleten niet meer automatisch de onderliggende partij.