Fashion Babylon

Bellota Films

Zien en gezien worden. In Fashion Babylon (tv-versie: 52 min.) portretteert regisseur Gianluca Matarrese drie influencers die zich het liefst permanent ophouden in de directe omgeving van modeshows, rode lopers en fotoshoots. De van oorsprong Haïtiaanse veteraan Michele Elie moet bijvoorbeeld soms allerlei trucs uithalen om ergens binnen te komen en probeert dan de aandacht te trekken met buitenissige uitdossingen, die de welvingen van haar lijf alleen maar benadrukken.

‘Ik moet een illusie in stand houden’, zegt de flamboyante Amerikaanse kunstenaar/muzikant Casey Spooner, die eveneens op leeftijd begint te raken, op zijn beurt. ‘Ik moet eruit blijven zien als succesvol, om daadwerkelijk succesvol te worden. En die illusie is dodelijk vermoeiend.’ Terwijl hij voor de buitenwacht allang is doorgedrongen tot de ‘happy few’, heeft Spooner in werkelijkheid vaak geen cent te makken. ‘Eerlijk gezegd ben ik doodmoe, uitgewoond, blut en eenzaam.’

De frisse energie in deze observerende film over de rafelranden van de mode-industrie moet komen van de ambitieuze drag queen Violet Chachki, winnaar van het zevende seizoen van RuPauls tv-programma Drag Race, die een plek in de afscheidsshow van de befaamde Franse modeontwerper Jean Paul Gaultier heeft bemachtigd. Daarmee is Chachki’s kostje echter bepaald nog niet gekocht, want zeker in een wereld die bestaat uit schone schijn kun je ook genadeloos afgeschminkt worden.

Matarrese legt de verwikkelingen van de drie fashionista’s van dichtbij vast, geeft die met barokke muziek extra schwung en drama en schildert zo een vlijmscherp portret van de wereld waarvan zij deel (willen) uitmaken. Die lijkt in eerste instantie volledig te bestaan uit ‘places to be’ en ‘people to meet’, maar neemt met hetzelfde gemak nieuwe discipelen op als dat ze hen weer afstoot. Ofwel: zien en gezien worden óf zijn.

McCurry: The Pursuit Of Colour

Afghan Girl / Steamroller Media

In India kreeg de wereld kleur. Na enkele jaren buffelen voor een kleine krant in Philadelphia vond fotograaf Steve McCurry er in 1978 zijn stem. Hij ging voor het eerst met kleurfilm werken en ontdekte de bloemrijkste taferelen. Via buurland Pakistan belandde de Amerikaanse fotograaf vervolgens in Afghanistan, waar toen een bloedige oorlog met de Sovjet-Unie woedde. McCurry was er gek genoeg helemaal op zijn plek. ‘Hij koos de oorlog niet’, zegt Anthony Bannon, oud directeur van het George Eastman Museum of Photography, daarover. ‘Die koos hem.’

Daar, in dat jarenlange conflict, zou Steve McCurry in 1984 ook zijn beroemdste foto schieten: Afghan Girl, een portret van het twaalfjarige meisje Sharbat Gula dat in een Pakistaans vluchtelingenkamp was beland. Vanaf de cover van het tijdschrift National Geographic leek ze, met haar felgroene ogen, de wereld met een mengeling van wanhoop en verwijten aan te kijken. Pas toen hij enkele maanden later thuis zijn materiaal ging bekijken, ontdekte McCurry wat hij had gemaakt: een soort moderne Mona Lisa, een symbool voor alle slachtoffers van de oorlog.

‘Ik heb mijn leven gewijd aan het najagen van kleur’, zegt hij zelf in McCurry: The Pursuit Of Colour (53 min.). ‘Om de schoonheid van diversiteit uit te drukken.’ Samen met mensen uit zijn directe omgeving, zoals z’n zus Bonnie en vriend/schrijver Paul Theroux, loopt de fotograaf zijn loopbaan door en probeert intussen z’n filosofie onder woorden te brengen. Tegelijkertijd toont regisseur Denis Delestrac hoe de kwieke zeventiger nog altijd als een fotograferende nomade naar alle uithoeken van de wereld afreist, om te laten zien hoe kostbaar het leven is.

Aan het eind van de film komt ook de controverse aan de orde die ooit rond McCurry is ontstaan: in de nabewerking van zijn foto’s zou hij de waarheid nét iets te veel naar zijn hand hebben gezet. ‘Ik ben zeer dankbaar dat iemand dat heeft ontdekt en onder de aandacht heeft gebracht van mij en de wereld’, zegt hij onderkoeld tegen Delestrac. ‘Ik wil ze daar oprecht voor bedanken.’ Die kan zijn oren niet geloven. ‘Dat meen je niet, toch?’ Zijn gesprekspartner begint te lachen. ‘Nee, dat is bullshit.’

Steve McCurry is van mening dat hij als ‘visuele verhalenverteller’ meer artistieke vrijheid heeft dan een willekeurige fotojournalist. ‘Ik fotografeer niet voor jou’, zegt hij ferm. ‘Ik fotografeer ook niet voor iemand anders. Ik fotografeer voor mijn eigen plezier en hoop dat mijn foto’s communiceren. Punt.’ Wie niet beter weet – of gewoon heeft gezien: in de talloze foto’s waarmee dit verzorgde portret is aangekleed – zou bijna gaan denken dat die hele wereld hem gestolen kan worden.

Nothing Compares

Showtime

Natuurlijk ontbreekt dat ene spraakmakende tafereel niet in Nothing Compares (96 min.): het moment waarop zangeres Sinéad O’Connor, een ontaard product van het diep katholieke Ierland, voor het miljoenenpubliek van de Amerikaanse televisieshow Saturday Night Live een foto van de paus verscheurt. Hij zou betrokken zijn geweest bij het afdekken van seksueel misbruik binnen de Ierse kerk.

Als onhandelbare tiener uit een gebroken gezin, die volgens eigen zeggen had geleden onder een loeder van een moeder, was O’Connor ondergebracht geweest bij de nonnen. Die hadden haar met harde hand proberen te disciplineren. Tevergeefs. Op eigen voorwaarden – zwanger en met gemillimeterd haar bijvoorbeeld – werd de zangeres eind jaren tachtig wereldberoemd. En toen, getriggerd door het seksisme waarmee ze vrijwel continu werd geconfronteerd en de publieke afwijzing na het incident met de foto van de paus, begon haar verleden toch op te spelen.

Regisseur Kathryn Ferguson bewaart Sinéad O’Connors psychische aftakeling voor het allerlaatste deel van haar portret en besteedt dan vooral aandacht aan de persoonlijke en maatschappelijke context van O’Connors crises, niet aan de ongetwijfeld pijnlijke details daarvan. ‘Ze braken mijn hart en probeerden me te vermoorden, maar ik ben niet gestorven, zegt de hoofdpersoon zelf over de (misogyne) haat die jarenlang en masse over haar als jonge vrouwelijke artiest werd uitgestort. ‘Ze probeerden me te begraven, maar hadden geen idee dat ik een zaadje was.’

Behalve in de slotscène, waarin Ferguson laat zien dat ze zich nog altijd in ieders hart kan zingen, blijft de vijftiger Sinéad O’Connor volledig buiten beeld in deze stevige film over de eerste jaren van haar tumultueuze carrière. Net als de mensen uit haar directe omgeving die de ontwikkelingen inkaderen. Een film zonder pratende hoofden dus, over een jonge vrouw met een zeer sprekend hoofd. Als O’Connor bijvoorbeeld haar moeder toezingt in haar eerste hit Troy, spuugt haar mond gal en spuwen haar ogen vuur. ‘Er was geen therapie toen ik opgroeide’, zegt ze daar nu over. Ze had ook helemaal niet de ambitie om popster te worden. ‘Ik wilde gewoon schreeuwen.’

Slechts één ding ontbreekt in deze biopic: haar grootste hit Nothing Compares 2 U. Daarvoor wilden de erven van Prince, die het ontwapenende nummer ooit schreef, geen toestemming geven. De beelden van de iconische videoclip, waarin zij met betraande ogen recht in de camera zingt, maken desondanks nog altijd indruk. Hier legt een beeldbepalende artiest van het laatste deel van de twintigste eeuw, zonder geluid, voor het oog van de wereld haar ziel bloot. En daarmee maakt Sinéad O’Connor ook haar publiek weerloos.

Endangered

HBO

’We moeten de mainstream-media vernietigen’, houdt een spreker de achterban van de Braziliaanse president Jair Bolsonaro voor tijdens een politieke bijeenkomst in 2020, waarbij verslaggever Patrícia Campos Mello van de kritische krant Folha De São Paulo gewoon haar vak probeert uit te oefenen. ‘Iemand moet het doen. En het Braziliaanse volk en president Bolsonaro krijgen dat voor elkaar. Die verslaggevers zijn criminelen. Ze moeten worden uitgeroeid.’

Campos Mello heeft het twee jaar eerder, tijdens de verkiezingscampagne van 2018, hoogstpersoonlijk aan de stok gekregen met de Trumpiaanse leider van haar land. Toen zij onwelgevallige artikelen over hem publiceerde, maakte hij haar voor de camera zwart. Ze zou haar ‘gat’ hebben aangeboden, in ruil voor belastende informatie over Bolsonaro. Het is een beproefde methode om vrouwelijke journalisten onschadelijk te maken, waarmee meteen haar hele beroepsgroep in een kwaad daglicht wordt gezet.

Endangered (89 min.), de nieuwe film van het gerenommeerde docuduo Rachel Grady en Heidi Ewing (Jesus CampOne Of Us en Love Fraud), toont een beroepsgroep in de verdrukking. Ook in landen die te boek staan als democratie. De journalistiek komt steeds meer onder vuur te liggen. Dat geldt bijvoorbeeld voor de Mexicaanse fotografe Sáshenka Gutiérrez. Terwijl haar land in de loop van 2020 in de greep komt van Coronavirus, wordt het niet gewaardeerd als zij het regeringsbeleid ter discussie stelt.

In de Verenigde Staten raakt de Afro-Amerikaanse fotograaf Carl Juste verzeild in Black Lives Matter-demonstraties waarbij de politie hard optreedt. Intussen probeert de Britse journalist Oliver Laughland van The Guardian in de aanloop naar de Amerikaanse presidentsverkiezingen vat te krijgen op de aanhangers van Donald Trump en hun soms totaal eigen idee van de waarheid, dat achteraf bezien wel tot de gewelddadige bestorming van het Capitool op 6 januari 2021 móest leiden.

Elk op hun eigen manier moeten de (foto)journalisten in het geladen Endangered zich staande houden in een buitengewoon vijandig klimaat, doelbewust gecreëerd door politieke leiders die hun aanhang wijsmaken dat de pers ‘de vijand van het volk’ is. Grady en Ewing tonen wat het deze bewakers van de vrijheid van meningsuiting, zowel privé als beroepsmatig, kost om ondanks alle desinformatie, intimidatie en het gebruik van de diskwalificerende term ‘fake news’ gewoon hun werk te blijven doen. 

Zo hopen ze het slachtoffer in elke (informatie)oorlog, de waarheid, in elk geval voorlopig nog in leven te houden.

Hitler En De Macht Van Het Beeld

Heinrich Hoffmann / NOS

Al lang voordat hij een machtige leider was, werd Adolf Hitler al als zodanig geportretteerd. Dat was een weloverwogen keuze: als het beeld maar krachtig genoeg is, volgt de werkelijkheid vanzelf. Centraal in die bepalende beeldvorming was Heinrich Hoffmann, de fotograaf van de NSDAP, betoogt Hitler En De Macht Van Het Beeld (135 min.).

Hoffmann zorgde er bijvoorbeeld voor dat Hitler op foto’s altijd centraal in beeld stond, dan streng in de camera tuurde en zo overkwam als een sterke leider. Een echte staatsman, die achter de schermen stiekem op grote gebaren oefende. Beelden waarop de aanstaande Führer als een gewoon kwetsbaar mens was te zien werden natuurlijk zorgvuldig weggehouden van gewone Duitsers. Tegelijkertijd moest hij als een echte man van het volk worden geportretteerd.

Die delicate balanceeract vormt de kern van de eerste aflevering van dit interessante journalistieke drieluik, waarin de beeldonderzoekers Erik Somers en René Kok van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), die onlangs het boek Adolf Hitler, De Beeldbiografie uitbrachten, worden gevolgd bij hun pogingen om Hitlers beeldvoering te reconstrueren. Daarbij komen ook diverse historici, direct betrokkenen en overlevenden aan het woord.

Deel 2 van de miniserie van Mélinde Kassens en Arjan Nieuwenhuizen belicht de periode dat Hitler, na de door propagandaminister Joseph Goebbels gedirigeerde verkiezingscampagne Hitler Über Deutschland, aan de macht komt: de slinkse campagnes om de jeugd aan deze vader des vaderlands te binden, Richard Wagners bombastische muziek, het massamedium radio, de duivels knappe propagandafilms van Leni Riefenstahl en het ultieme witwasevenement, de Olympische Spelen van Berlijn.

In het slot buigt Hitler En De Macht Van Het Beeld zich over de oorlogsjaren, als Adolf Hitler steeds meer een geïsoleerde leider wordt. Op de beelden van die tijd blijft hij echter het onbetwiste ‘Dreh- und Angelpunkt’ van de Duitse oorlogsmachine. Intussen is het onafwendbare verlies van nazi’s nooit te zien. Zulke beelden zijn pas achteraf, toen Hitlers nederlaag al was bezegeld, beschikbaar gekomen. En toen zou er nog veel meer bewijsmateriaal tegen de nazi’s boven tafel komen…

Als Der Führer zijn land, miljoenen mensen en zichzelf in de afgrond heeft gestort, krijgt zijn beeltenis ook zijn definitieve karakter: als verpersoonlijking van het kwaad. Deze miniserie drukt eenieder echter nog eens goed met de neus op de feiten: een leider die de media van zijn tijd beheerst, zowel letterlijk als figuurlijk, kan tot ongekende hoogten stijgen – of voorgaan in een afdaling richting de hel.

Skin + Soul: The Life And Images Of Perry Ogden

Ciara Nic Chormaic

De kracht van dit portret van fotograaf Perry Ogden zit in zijn werk: commerciële klussen voor Vogue, Ralph Lauren en Kent & Curwen of persoonlijke projecten over de zogenaamde Smithfield Pony Kids, het verweesde atelier van schilder Francis Bacon of de opgroeiende Ierse jongens Paddy & Liam (die hij al jaren portretteert). In dat imposante oeuvre komt de man tot leven: in de kleuren, enscenering en – vooral – gezichten van zijn personages.

‘Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in het idee van schoonheid en wat mooi is’, vertelt de Britse fotograaf in Skin + Soul: The Life And Images Of Perry Ogden (53 min.), een fraai ogende film van de Ierse filmmaakster Ciara Nic Chormaic. ‘Daarvoor heb ik niet per sé een topmodel nodig. Ik probeer mensen te vinden die ik mooi vind en die diepte hebben. Als je in hun ogen kijkt, moet je het gevoel hebben dat er nog iets achter zit.’ En via hen kijken we waarschijnlijk naar hem, de man achter de camera.

Ogden is alleen geen heel enerverende verteller. Tamelijk droog vertelt hij over zijn werk, dat zich op het grensvlak van mode, kunst en documentaire afspeelt. En waarvoor hij, als het enigszins kan, buiten de studio aan het werk gaat. In het echte leven, dat hij dan wel naar zijn hand zet. Dit uitgangspunt wordt door Chormaic optimaal uitgebuit. Deze documentaire bevat prachtige plaatjes van een man in zijn element, op idyllische locaties.

Ze volgt Ogden bij enkele projecten en laat haar hoofdpersoon tussendoor vertellen over zijn carrière. Die heeft hem van het Engelse platteland via (punky) Londen en New York naar Dublin gebracht. De focus ligt in deze documentaire ook bij zijn werk. Pas in de slotscène, als hij zich voor een fotoshoot omringt met directe familie, toont Ogden een tedere glimlach die de hele verdere film verscholen is gebleven achter serieuze bespiegelingen over zijn vak.

The Mirror And The Window

Doxy

Hij laat een foto van een klein meisje zien. Als filmmaker/editor weet Danniel Danniel als geen ander dat elke film een belofte inhoudt. Hij had daarvoor eerst een pistool in gedachten. Als hij die in het begin zou laten zien, zou de kijker vast benieuwd zijn wanneer, door wie en waarom ermee zou worden geschoten. Maar hoe kom je aan een wapen in Nederland? En hoe zou hij de film daarmee dan moeten afronden? Zijn belofte wordt dus een foto van een onbekend kind. En dat moet aan het einde van de film dan terugkomen.

Danniel weet dat hij niet meer lang zal leven en heeft zijn vriend Diego Gutiérrez gevraagd om hem te filmen. Ze spreken regelmatig af in een Nederlands restaurant, waar Danniel zich op een vreemde manier thuis voelt. Juist omdat het zo’n onpersoonlijke plek is en de echte allure ervan tot het verleden behoort. Intussen is ook Gina Coppe, de moeder van Gutiérrez, aanbeland in de allerlaatste fase van haar leven. In haar woning in Mexico-Stad, waar ze persoonlijke verzorging krijgt, vertelt ze over de relatie met zijn vader en mijmert ze over de liefde van haar leven, waarmee ze hem bedroog.

In The Mirror And The Window (93 min.) portretteert de Mexicaanse filmmaker, die vanuit Nederland opereert, deze twee mensen van wie hij afscheid zal moeten nemen. Hij doorsnijdt hun verhalen met beelden van een bootreis naar Antarctica, daar waar de mens zich nauwelijks doet gelden en de natuurlijke orde der dingen ongestoord zijn gang kan gaan. Die moet ongetwijfeld hun tocht naar het einde weerspiegelen. ‘Daniel en mijn moeder, ik heb het gevoel dat ik twee brandende kaarsen film die me vragen om door te gaan met filmen’, verzucht Gutiérrez in één van de voice-overs waarmee hij de film bijeenhoudt. ‘Zelfs als de kaars uitdooft.’

Ondanks het pistool dat de hele tijd boven de vertelling hangt, in de vorm van de foto van een ‘meisje’, blijft die tamelijk taai. Voor een buitenstaander blijft het zoeken naar de betekenis van de intieme scènes en gesprekken die hem worden voorgeschoteld. Zoals de direct betrokkenen zelf, aan de vooravond van hun levenseinde, ook naarstig op zoek zijn naar zingeving. Ze editten hun leven, selecteren de scènes die in hun verhaal te pas komen en laten de rest achterwege, als ruw materiaal dat ze liever voor zichzelf houden. Intussen komt het aangekondigde einde naderbij, in een zoekende film die wil aanzetten tot bespiegeling.

Foto-Eddy: De Negatieven Van Mijn Vader

NTR

Voor een artikel voor Vrij Nederland over de autolobby en Neerlands overvolle wegennetwerk zou hij halverwege de jaren zeventig de fotografie verzorgen. Enkele dagen voor de deadline overlegde Eddy de Jongh een enorme stapel foto’s op de redactie van het weekblad. ‘Er stonden bijna geen auto’s op’, herinnert een collega zich nog altijd verbaasd. ‘Doodstille straten’, vertelt een ander. Eddy haalde hulpeloos zijn schouders op: ‘Ja, ze waren er niet.’ Nog jaren later kreeg de schrijver van het artikel, Gerard Mulder, volgens eigen zeggen af en toe telefoontjes van de fotograaf. ‘Die zei dan met een soort grafstem: kijk op de klok. Ik zei: ja, het is vijf uur. Dan zei ie: en geen files! Ik zeg het je maar even: geen files!’

Zulke verhalen waren er in overvloed over Eddy de Jongh (1920-2002), die tevens jarenlang voor het NOS Journaal werkte. Was het onhandigheid of opzet, onderdeel van een soort zelfvernietiging? Zoon David gaat in de documentaire Foto-Eddy – Negatieven Van Mijn Vader (83 min.) uit 2013 met collega’s, andere kinderen en ex-vrouwen (vijf in getal, David is uit huwelijk vier) op onderzoek uit in het turbulente leven van zijn vader. De naam Foto-Eddy kreeg hij omdat er nog een andere Eddy in de familie was, een neef die internationale faam zou verwerven als kunsthistoricus. Ofwel: Kunst-Eddy. Ze waren de enige twee van hun familie, niet-gelovige Joden, die de Tweede Wereldoorlog overleefden.

Dat leek heel lang geen thema in het leven van Eddy de Jongh. Althans, er werd niet over gesproken. Er waren ook genoeg andere gespreksonderwerpen: drank, schulden en vrouwen bijvoorbeeld. Altijd weer vrouwen. ‘Bij elk opwaaiend zomerjurkje gingen de hormonen alweer de Bolero dansen’, zegt een vriendin. ‘Een rokkenjager eerste klas’, noemt een collega hem. ‘Verliefd zijn is een ziekte’, constateert Eddy zelf in één van de interviews, vastgelegd op ouderwetse audiocassettes, die David ooit met hem deed. ‘Maar een heerlijke ziekte.’ Nadat hij zich een delirium had gedronken en daarna even was opgenomen in een psychiatrische kliniek beschreef Eddy ’t aan Davids moeder Toos ooit als volgt: ‘Het neuken staat mij nader dan het lachen.’

Zo’n vent – een flierefluiter waar je nooit helemaal nooit vat op kreeg, een kerel die de oorlog de leukste tijd van zijn leven noemde en een man waarop je met geen mogelijkheid boos kon worden en die zijn laatste echtgenote tóch tot razernij dreef – is natuurlijk een tot de verbeelding sprekend filmpersonage. David de Jongh smeedt Eddys lotgevallen bovendien hoogstpersoonlijk aaneen met een nuchtere voice-over, onderkoelde humor en swingende jazzmuziek (die de man zelf ook wel had kunnen waarderen). Behalve een fijn postuum portret van zijn vader is Foto-Eddy ook een boeiend document geworden over de tijd dat Vrij Nederland nog de dienst uitmaakte in de door allerlei kleurrijke figuren bevolkte journalistiek.

En te langen leste bleken die autoloze wegen zowaar ook nog hun eigen verhaal te hebben…

Foto-Eddy: De Negatieven Van Mijn Vader is hier te bekijken. En op David de Jonghs YouTube-account zijn allerlei extra’s te vinden.

Four Journeys

Op de foto die van het gezin werd gemaakt op het Plein van de Hemelse Vrede, met op de achtergrond een afbeelding van de grote leider Mao, staan drie mensen: Louis‘ moeder, zijn vader en z’n oudere zus. Louis Hothothot (echte naam: Louis Yi Liu) zelf ontbreekt op de Tiananmen-familiefoto, waarnaar hij onlangs flink heeft moeten zoeken in zijn ouderlijk huis. Althans, hij is er niet op te zien. Louis zit dan nog in de buik van zijn moeder. En zij is naarstig op zoek naar een plek om in stilte te bevallen.

Officieel mocht hij niet bestaan, als tweede kind. Ten tijde van zijn geboorte in 1986 stond de Chinese overheid gezinnen slechts één nakomeling toe. Hij was dus illegaal. Zijn vader moest ervoor boeten. Letterlijk. Dat tweede kind kostte hem zo’n drie jaarsalarissen en zijn politieke carrière. Het is en blijft voor alle partijen een lastig thema, dat vanzelfsprekend tóch komt bovendrijven als Hothothot, die vijf jaar in Europa heeft gebivakkeerd, zijn ouders en zus gaat opzoeken in hun nieuwe appartement te Beijing.

Louis Hothothot snijdt in de persoonlijke documentaire Four Journeys (112 min.), die hij met intieme, bijna gefluisterde voice-overs tot een eenheid smeedt, wel vaker gevoelige thema’s aan: de broze verhouding die hij heeft met z’n vader en moeder, de steeds weer opspelende jaloezie tussen hem en zijn zus en die ene olifant in de kamer, een onderwerp dat eigenlijk te pijnlijk is om ter sprake te brengen en misschien juist daarom wel aan de orde moet komen. Omdat ook dat anders tussen hen in blijft staan.

Nadat hij bij hen op bezoek is geweest, ontvangt Louis zijn ouders en zus, die langzamerhand zo’n typische, in China betreurde ‘leftover woman’ dreigt te worden, in zijn huidige thuisbasis Amsterdam. Daar komt ook de vraag op tafel of het dan niet hoog tijd is dat hij en zijn Franse vriendin Artemise ook eens over kinderen – meervoud! – gaan nadenken. Waar ooit de eenkindpolitiek regeerde, dreigt nu immers vergrijzing. En waar de onderlinge verhoudingen soms gespannen zijn, moeten de familiebanden in deze delicate film nodig worden aangehaald.

Four Journeys ontwikkelt zich zo tot een universeel familieverhaal, waarin desondanks op alle mogelijke manieren de moderne Chinese historie doorklinkt.

Hondros

Netflix

Het is gemakkelijk om oorlogsfotografen te reduceren tot een eenvoudige stereotype: de ‘thrill seekende lone wolf’. Een man van weinig woorden, die zich met zijn camera staande weet te houden in een machowereld waarin veel gelegenheid is voor bravado en – wellicht uit puur zelfbehoud – heel weinig ruimte voor introspectie.

‘Het probleem van oorlogsfotografie is dat je het nu eenmaal niet vanaf een afstandje kunt doen’, zegt Chris Hondros droog in deze aan hem gewijde film van zijn vriend en collega Greg Campbell. Hondros (92 min.) kwam uiteindelijk toch te dichtbij: hij overleed tijdens een mortieraanval in Libië in 2011.

In de voorafgaande decennia struinde de Amerikaanse fotograaf alle mogelijke oorlogsgebieden af. Hij maakte in die periode zeker twee klassieke foto’s: een uitzinnige Liberiaanse kindsoldaat (2003), die zojuist een raket heeft afgevuurd, en een huilend meisje in Irak (2005) waarvan de ouders even daarvoor een bevel om met hun auto te stoppen hebben genegeerd en vervolgens door het Amerikaanse leger zijn doodgeschoten.

Campbell exploreert in deze film niet alleen het leven en werk van zijn dierbare vriend, die volgens zijn eigen moeder in 41 jaar meer meemaakte dan menigeen in dubbel zoveel jaren, maar gaat ook op zoek naar de hoofdrolspelers van zijn klassieke foto’s en kijkt met hen wat er daarna gebeurde. Dat geeft dit postume eerbetoon aan de gelauwerde oorlogsfotograaf echt meerwaarde.

Tijdens de aanval die Chris Hondros het leven kostte stierf ook de Britse fotograaf Tim Hetherington, die de Oscar-winnende documentaire Restrepo maakte. Over hem werd eveneens een documentaire gemaakt: Which Way Is The Frontline From Here?: The Life And Time Of Tim Hetherington.

Het turbulente leven van oorlogsfotografen leent zich sowieso goed voor een documentaire. Zo zijn er al films gewijd aan ‘war photographer’ James Nachtwey, Kevin Carter (lid van de beruchte Bang Bang Club) en James Foley, de fotojournalist die werd onthoofd door IS.

Ook interessant (en bovendien online te bekijken): de documentaire Underfire: The Untold Story Of Pfc. Tony Vaccaro, een Amerikaanse soldaat die de Tweede Wereldoorlog van binnenuit vastlegde.

Instant Dreams


‘De dood van een vriend’, noemt Christopher Bonanos, de schrijver van het boek Instant: The Story Of Polaroid, ‘t met gevoel voor drama. Dat fatale moment in 2008 waarop Polaroid besloot om te stoppen met de productie van direct klaar-films. Tien jaar later, in een tijdsgewricht waarin letterlijk iedereen aan de lopende band digitale foto’s maakt, zijn er nog steeds romantici die zweren bij analoge fotografie.

De instant film moet opnieuw worden uitgevonden, vinden zij. Zoals bepaalde muziekliefhebbers een terugkeer naar vinyl of cassettebandjes bepleiten. Terug naar imperfectie, de menselijke maat. Het gecompliceerde chemische proces waarmee een Polaroid-foto zichzelf binnen enkele minuten realiseert is alleen bepaald niet gemakkelijk te reproduceren, stelt de gepensioneerde chemicus Stephen Herschen die ooit werkte met de grote man van Polaroid, Edwin Land.

In Instant Dreams, waarvan donderdag de televisieversie (53 min.) wordt uitgezonden, belicht regisseur Willem Baptist een kleine parallelle wereld waarin de Polaroid wordt geïdealiseerd. Dat is beslist een socialere wereld, betoogt pleitbezorger Bonanos. Terwijl je wacht op hoe de foto die je zojuist hebt geschoten zich ontwikkelt, ontstaan er als vanzelf gesprekken. En niet veel later worden de verschillende Polaroids natuurlijk met elkaar vergeleken. Nu gunnen we elkaar niet meer zoveel tijd en aandacht, wil hij maar zeggen.

Baptist laat zijn personages, waaronder ook de Duitse fotografe Stefanie Schneider die de laatste Polaroids uit een speciale koelkast wegwerkt tijdens fotosessies in de Californische woestijn, uitgebreid filosoferen over de hedendaagse tijd en plaatst hun gedachtespinsels in een zinnenprikkelende trip van beeld, geluid en muziek. Instant Dreams bevat geen lineair verteld verhaal en roept meer vragen op dan worden beantwoord, maar overtuigt als volledig gesatureerde snapshot van een verloren tijd, waarin je als kijker even helemaal kunt verdwijnen.

Raghu Rai, An Unframed Portrait

KRO-NCRV

Hoeveel kans heeft een kind dat in de voetsporen van een beroemde ouder treedt om daadwerkelijk uit zijn/haar schaduw te stappen? Avani Rai maakt op een zeer verdienstelijk niveau foto’s, maar of ze daarmee ooit ook maar in de buurt kan komen van haar befaamde vader Raghu valt te betwijfelen.

Tijdens het maken van deze persoonlijke film over de Indiase fotograaf, die meer dan vijftig boeken publiceerde en danig van zich deed spreken met zijn werk over Moeder Teresa, het Bhopal-gifschandaal en de Dalai Lama, is die verhouding tussen vader en dochter in alles voelbaar. Hoewel hij eigenlijk het subject is van de film, geeft Pa Rai Avani regelmatig aanwijzingen en corrigeert hij haar ook als hij dat nodig acht.

Raghu Rai is een dwingende, eigenzinnige man, zo toont Avani’s egodocumentaire Raghu Rai: An Unframed Portrait (54 min.) feilloos aan. Een karaktereigenschap die, gepaard aan ’s mans opvallende sensitiviteit, ongetwijfeld ook debet is geweest aan zijn wereldwijde succes. Zijn dochter probeert haar veeleisende vader, diens indringende werk en hun relatie intussen met filosofisch getinte voice-overs in te kaderen.

De documentaire hinkt daardoor wel een beetje op twee gedachten; Avani wil enerzijds de schurende vader-dochter relatie in beeld brengen (wat niet helemaal uit de verf komt), maar ook een overzicht geven van zowel zijn imposante fotografie als de personen en ontwikkelingen die hij daarin heeft vereeuwigd. Dat is wat veel gevraagd. Uiteindelijk zijn het vooral die fraaie en diep menselijke foto’s, die een plek in je hart veroveren.

Visages Villages


Je kunt allerlei grote woorden verbinden aan deze film en het bijbehorende kunstproject: lofzang op de gewone man, een eerste stap in diens empowerment en het vergroten van sociale cohesie in het algemeen. Je kunt ook gewoon een hopeloos romantische viering van het leven zien in Visages Villages (93 min.), een kostelijke roadmovie van de bijna negentigjarige nouvelle vague-filmster Agnès Varda en de ruim een halve eeuw jongere fotograffiti-kunstenaar JR.

Het idee is even simpel als effectief: Varda en JR reizen samen in een mobiele fotostudio door het platteland van Frankrijk. Ze ontmoeten plaatselijke bewoners, fotograferen hen en maken van die foto’s grote prints die ze op treffende plekken in de directe omgeving plakken. Gewone mensen worden zo letterlijk metershoge helden. De laatste bewoonster van een rij mijnwerkerswoningen, die op de nominatie staan om te worden gesloopt, wordt bijvoorbeeld vereeuwigd op de muur. Net als enkele mannen die er jarenlang naar het diepste der aarde afdaalden.

Het is geen kunst voor de eeuwigheid; regen, wind of gewoon overijverige ambtenaren kunnen wat vandaag nog fier of olijk op een muur prijkt morgen zomaar hebben weggewerkt. Dat is ook niet erg. Het speelse duo is dan alweer op een volgende plek. Bij boeren die de hoorns van geiten wegbranden en anderen die daartegen ageren. Bij een sympathieke postbode die heel aardig blijkt te kunnen schilderen. Of bij dokwerkers in de haven van Le Havre, waar ze nu eens de vrouwen in het zonnetje zetten – of beter: op een enorme stapel containers.

Gaandeweg verdiept ook de band tussen de twee reisgenoten zich en krijgt deze documentaire een wat introspectiever karakter – al blijft er altijd meer dan genoeg lucht om het hart. Hij stelt haar voor aan zijn grootmoeder, zij neemt hem mee naar plekken waar nog onvoltooid verleden ligt. Tijd om daarmee aan de slag te gaan! Want alleen nostalgie is aan de hoogbejaarde filmmaakster nog altijd niet besteed. Ze barst van de levenslust en wil nieuwe beelden creëren zolang haar ogen, die zienderogen slechter worden, het toelaten. En hij is oprecht geïnteresseerd in alles en iedereen.

Samen maken ze van Visages Villages, ook wel bekend onder de Engelse titel Faces Places, een aanstekelijke ode aan het bestaan, waarin het gewone algauw heel bijzonder wordt.