Broken English

Paradiso Films

The Ministry Of Not Forgetting, belast met het bewaren van cultureel erfgoed, heeft zich nu over de casus Marianne Faithfull gebogen. Een typisch geval van: verkeerd herinnerd. Als ex van Rolling Stones-zanger Mick Jagger, op de eerste plaats. En daarna: als hopeloze junk, ruim twintig jaar verslaafd aan alle mogelijke drank en drugs.

Daar wil het Ministerie van Niet-Vergeten, waar deze hybride film is gesitueerd, dus subiet verandering inbrengen. In een futuristisch ogend researchcentrum gaat de onderzoeker van dienst, een rol van de jonge Britse acteur George McKay (1917), het subject nog eens grondig doorlichten. Daarvoor heeft hij Faithfull zelf ook uitgenodigd, om samen met haar de opgediepte bewijsstukken – archiefinterviews, nieuwsbeelden en concertopnamen – te analyseren.

Toegegeven: de opzet van Broken English (99 min.) doet in eerste instantie gekunsteld aan. De regisseurs Iain Forsyth en Jane Pollard, die eerder samen bijvoorbeeld ook de geweldige Nick Cave-docu 20.000 Days On Earth (2014) maakten, hebben wel heel veel beeld- en verteltrucs, inclusief een onderzoeksleider die toch wel erg veel wegheeft van Tilda Swinton, uit hun mouw geschud om de gebruikelijke plaatje-praatje muziekdocu te vermijden. Het werkt alleen wel. Geweldig zelfs. Deze film kantelt het beeld van de hoofdpersoon en ontstijgt haar tegelijk ook.

Met de misogynie waarmee Marianne Faithfull, tijdens het maken van de film overleden, in haar leven stelselmatig te maken kreeg bijvoorbeeld. De continue vragen in talkshows over met welke bekendheid ze nu weer het bed had gedeeld. Of de volledig overtrokken reactie van alles en iedereen op haar ‘drugslied’ Sister Morphine, dat in 1969 direct in de ban werd gedaan. Toen The Stones het nummer twee jaar later op hun album Sticky Fingers zetten, kraaide er echter geen haan meer naar.

Aan Mick maakt de dame in kwestie weinig woorden vuil. Hij komt natuurlijk wel langs in het archiefmateriaal dat wordt bekeken en beoordeeld. En, natuurlijk, in oude interviews met Marianne Faithfull zelf. ‘Stel je voor dat je op je 45e nog Satisfaction moet zingen’, zegt een eerdere incarnatie van haar. ‘Arme donder’, voegt ze er in tegenwoordige tijd aan toe. Faithfull maakt, in die laatste levensfase, een even kwetsbare als montere indruk. Een vrouw die vrede heeft gesloten met het leven. Háár leven.

Forsyth en Pollard geven ook haar beste songs een nieuw leven. Omdat hun heldin tegenwoordig een artiest in ruste is, afhankelijk van zuurstoftoevoer, laten ze onder andere Beth Orton, Suki Waterhouse, Courtney Love en Nick Cave, in de rug gedekt door Warren Ellis, Ben Christophers, Ed Harcourt en Thurston Moore, enkele van haar songs uitvoeren op het Ministerie. En uiteindelijk geeft de grande dame zelf natuurlijk ook nog een allerlaatste performance. Met Johnny Cash-achtige allure.

Haar werk is niet gestold geraakt in de tijd, maar nog net zo vitaal als ooit. Wanneer het onvermijdelijke nieuws komt – Tilda Swintons woorden ‘Onze onbevreesde vriendin is weg. Weg, maar niet vergeten.’ galmen nog wel even na – zijn de keuzes in en uitvoering van misschien wel de beste muziekfilm van het jaar bovendien op een geloofwaardige manier verklaard en lijkt alles ook wel gezegd, gezien en bezongen. Marianne Faithfull gaat ‘gracefullly’ de herinnering in. Als artiest, als icoon en als mens.

Richard Pryor: Omit The Logic

Showtime

De enige die niet aan de kant voor hem ging toen hij brandend naar buiten kwam gerend, vertelt Richard Pryor in zijn onemanshow, was een ouwe dronkelap. ‘Die vroeg om een vuurtje.’ Zo geeft hij de verplichte komische draai aan de dag, maandag 9 juni 1980, waarop ‘t ook voor de buitenwereld glashelder wordt dat het helemaal mis is met de Afro-Amerikaanse stand-upcomedian. Tijdens het freebasen van cocaïne heeft Pryor zichzelf – al dan niet bewust – in brand gestoken. Bij dit crack-incident, waarbij een kleine veertig procent van zijn lichaam verbrand raakt, zal ‘t altijd de vraag blijven of het misschien toch een desolate zelfmoordpoging was.

Richard Pryor (1940-2005), de man die de weg bereidde voor zwarte entertainers zoals Eddie Murphy, Will Smith en Kevin Hart, stamt uit een familie van hoeren en pooiers in Peoria, Illinois. Die achtergrond op de grens van de boven- en onderwereld zou de rest van zijn onstuimige bestaan zichtbaar blijven. Zijn voormalige manager Sandy Gallin zag in de jaren zestig een ruwe diamant in hem. Als ik hem zover krijg dat hij twee zinnen zonder schuttingtaal erin achter elkaar kan zetten, dacht Gallin toen, wordt hij een grote ster. Pryor moest, kortom, een beetje meer Bill Cosby worden. Die gold toen nog, pré-#metoo, als een acceptabele zwarte ster.

Richard Pryor wilde echter niet alleen de populairste zwarte entertainer zijn, vertelt regisseur Paul Schrader in Richard Pryor: Omit The Logic (83 min.), maar ook de zwartste. Dat bracht hem in talloze Hollywood-hits én frontaal in botsing met televisieproducenten. Hij verzette tegelijk baanbrekend werk. ‘Als comedy is te vergelijken met een vrouw waarop ik verliefd ben, dan heeft Richard Pryor haar al in alle lichaamsopeningen genomen’, stelt Dave Chapelle, op z’n geheel eigen wijze, in deze krachtige documentaire van Marina Zenovich uit 2013. ‘Is er ook nog maar één plekje te vinden waar hij zijn pik niet in heeft gestoken?’

Daarover gesproken: Pryor hield er getuige dit portret ook een onstuimig relatieleven op na. Hij was negen keer getrouwd. Ongeveer. Waarbij moet worden aangetekend dat Jennifer Lee zowel vrouw 4 als 7 was. En Flynn Belaine nummertje 5 en 6. Pryor wilde per se getrouwd zijn, vertelt zijn ex-vriendin Patricia von Heitman, maar als hij eenmaal getrouwd was, was de magie weg. ‘Want dan had hij gewonnen.’ Zolang hij je wilde, had jij de macht in handen, vertelt een andere ex, Kathy McKee. ‘Die was direct weg als hij je had. Dan ging hij meteen achter een ander aan. Dat was zijn spel. En dan stelde hij alles in het werk om jou het huis uit te krijgen.’

Intussen werkte hij zich, vooral door overmatig drugsgebruik, steeds verder in de nesten. Totdat er geen redden meer aan was. ‘Soms is het beste wat je hebt niet goed genoeg’, zegt Pryors laatste manager Skip Brittenham, die afstand nam toen hij zag dat Pryor opnieuw het donkerste hoekje van zijn verslaving opzocht, geëmotioneerd in dit postume portret van een zelfverklaarde ‘ni**er’, die volstrekt grenzeloos leek te leven. ‘En dan kun je iemand niet meer redden van zichzelf.’

Back To Da Riddim

NTR

‘Reggae gaat over veerkracht en optimisme’, zegt Joost Nauta, de hoofdpersoon van de overrompelende korte docu Back To Da Riddim (25 min.). En daarvan heeft hij zelf méér dan genoeg. Resilience. Zelfbewustzijn. Ondanks – of is het ook dankzij? – zijn lichaam dat steeds meer een hindernis en kerker wordt. Joost heeft de zeldzame spierziekte SMA2 en zit in een rolstoel. Toch houdt ie onmiskenbaar de schwung in z’n leven. Hij leeft op reggae, ‘de drum die je van binnen voelt’.

En dus wil ie ook naar Jamaica, de bakermat van zijn favoriete muzieksoort. Deze reis had hij eigenlijk willen maken met zijn rastavriend Tito. Die is alleen ziek geworden en overleden – en leeft nu in zwart-wit verder in deze film. Intussen zit Joost Zorgt, de thuiszorgorganisatie die Nauta heeft opgericht en bestuurt, in zwaar weer. Als ondernemer strijdt hij al enkele jaren tegen een faillissement. En dat gaat hem natuurlijk ook niet in de koude kleren zitten.

Toch overheersen in deze vlotte, swingende en lekker associatief gemonteerde film van Bouba Dola de ‘positive vibrations’ rond zijn hoofdpersoon. Dat sluit ook aan bij Nauta’s aanstekelijke levensfilosofie, die hij vervat in de na de andere snedige oneliner. ‘Ik heb geen brief van de dokter dat ik hier moet komen, hè?’ zegt Nauta bijvoorbeeld laconiek over zijn bezoek aan het zonovergoten reggaemekka, waar hij zich laat meenemen op de lome beat van het Caribische eiland.

En als hij reggaecracks zoals Earl ‘Chinna’ Smith, Luciano The Messenger en Tony ‘Mr. T’ Owens, die hun sporen verdienden bij grootheden zoals Bob Marley en Jimmy Cliff, om zich heen verzamelt om eens lekker samen te musiceren in de studio, wordt dat voor Joost Nauta méér dan zomaar de vervulling van een langgekoesterde droom. ‘Deze mensen doen het niet voor hun lol, hè?’ zegt Joost trots, alsof hij er de goddelijke voorzienigheid in ziet. ‘Het is een opdracht.’

Zo laat Dola alle stukjes van Nauta’s puzzel, in eerste instantie ogenschijnlijk lukraak in de lucht gegooid, uiteindelijk op hun plek vallen. De man die volgens de oorspronkelijke prognose maar een jaar of vijf zou worden, leeft nu al een kleine halve eeuw in geleende tijd én op zijn eigen beat. En die brengt iedereen om hem heen in beweging.

The Last Republican

Media Courthouse Documentary Collective

Samen met Liz Cheney is hij verworden tot de risee van zijn eigen partij. Niet alleen heeft het Republikeinse congreslid Adam Kinzinger begin 2021 vóór het opstarten van een afzettingsprocedure tegen de Amerikaanse president Donald Trump gestemd. Net als Cheney is hij nu ook toegetreden tot de commissie die de gebeurtenissen op 6 januari van dat jaar – de dag waarop het Capitool, op instigatie van zijn partijgenoot Trump, werd bestormd – officieel gaat onderzoeken.

Rond die tijd begint Steve Pink ook te filmen met The Last Republican (90 min.). De twee komen allebei uit de Amerikaanse staat Illinois, maar hebben verder niets met elkaar. Pink is een klassieke ‘liberal’, Kinzinger een conservatief. In andere tijden zouden ze elkaar te vuur en te zwaard bestrijden. Nu Donald Trump de Republikeinse partij echter volledig heeft overgenomen, zijn ze ineens veroordeeld tot elkaar – en gaan ze zowaar samen een film maken. Over het verval van de Amerikaanse democratie.

Dat gaat in het begin gepaard met enig wantrouwen, maar dat maakt al snel plaats voor een vertrouwelijke sfeer én humor. Wat had je dan verwacht? houdt Pink zijn hoofdpersoon bijvoorbeeld voor, als die weer eens met pek en veren is overgoten door zijn eigen partijgenoten. Het zijn Republikeinen. Uitroepteken. Kinzinger laat zich op zijn beurt ook niet onbetuigd over Pinks verrichtingen als filmmaker – diens Hot Tub Time Machine in het bijzonder – en blijkt over een gezonde dosis zelfspot te beschikken.

Adam Kinzinger is een klassieke conservatieve Republikein, een man die zijn liefde voor het partij-icoon Ronald Reagan nog altijd niet onder stoelen of banken steekt. Hij werd als jongetje al actief voor de partij (van zijn ouders), begon als tiener taferelen uit de Amerikaanse burgeroorlog te re-enacten en nam na 11 september 2021 direct dienst. Als piloot van de United States Air Force raakte hij betrokken bij de oorlogen in Irak en Afghanistan. Een volbloed patriot, kortom, met bovendien bona fide ‘pro life’-ideeën.

Die nochtans wordt uitgekotst door de mensen waar hij al z’n hele leven bij hoort. Vanwege zijn stem tégen Trump en het feit dat hij in die vervloekte onderzoekscommissie is gaan zitten. Niet uit vrije wil overigens, stelt hij tegenover Pink. Nancy Pelosi, de gewiekste leider van de Democraten in het Amerikaanse congres, heeft hem erin geluisd. Tijdens een televisie-interview kondigde Pelosi doodleuk aan dat ze hem zou gaan bellen, in de wetenschap dat hij dan geen nee meer kon zeggen.

The Last Republican biedt talloze van zulke interessante doorkijkjes. Over Kinzingers bijdrage aan de eerste hoorzitting van de commissie bijvoorbeeld, waarin hij enkele politieagenten toespreekt die gebutst en gehavend uit 6 januari zijn gekomen. ‘You guys won!’ houdt hij hen voor, woorden die hem even daarvoor blijken te zijn ingefluisterd door zijn echtgenote Sofia. Bij de gedachte aan wat die agenten hebben doorgemaakt op de dag dat de Amerikaanse democratie werd aangevallen, schiet Kinzinger zelf vol.

En daarmee maakt hij zichzelf tot een doelwit van volksopruiers zoals Tucker Carlson en Sean Hannity. Intussen stromen de bedreigingen permanent binnen, op kantoor en thuis, waar Sofia hun eerste kind verwacht. Met zijn principiële keuze vóór de democratie vervreemdt Kinzinger zich van vrijwel zijn complete natuurlijke omgeving. Zelfs enkele familieleden zien zich genoodzaakt om in een openbare brief afstand van hem te nemen. Het congreslid begint intussen steeds meer te ogen als een gewond dier.

Met deze meeslepende documentaire brengt Steve Pink de ontmanteling van de Amerikaanse democratie in beeld via één enkele man die daaraan weigert mee te werken. Hij toont tevens hoe dat ontluisterende proces doorwerkt bij Adam Kinzinger zelf, zijn directe familie en z’n medewerkers. Want de nasleep van 6 januari wordt behalve een maatschappelijke ook een persoonlijke tragedie. De relativerende humor van het duo Pink-Kinzinger houdt de ellende nochtans draaglijk en de film in balans.

De tijd zal leren of ook die andere Republikeinen ooit nog worden aangesproken op de keuzes die zij maakten in de nasleep van de bestorming van het Capitool.

The Lives Of My Father

DR Sales

Als nieuwsproducer heeft zijn vader de halve wereld gezien. Hij reisde van brandhaard naar conflictgebied. En overal maakte ie foto’s van zichzelf, liefst met een volautomatisch wapen in de hand. In Bosnië, Cambodja, Syrië, Congo, Iran, Cuba en Afghanistan. Totdat Bjørn Hallstrøm, thuis in Noorwegen, zijn auto aan de kant van de weg zette en aan z’n zoon Didrik bekende dat hij een dubbelleven had geleid. Bjørn beweerde dat hij al die jaren een spion voor de Amerikaanse inlichtingendienst CIA was geweest.

Boven op zolder heeft Didrik een doos met oude VHS-videobanden liggen. Als hij die laat digitaliseren, weet de Noorse veertiger niet wat hij ziet. Zijn vader in Koeweit bijvoorbeeld. ‘Rambo!’ roepend, schiet hij, quasi-stoer, een mitrailleur leeg in de lucht, naar z’n denkbeeldige vijand, de Iraakse leider Saddam Hoessein. Bjørns zoon besluit hem op te zoeken. Hij woont tegenwoordig in de Bulgaarse hoofdstad Sofia en nadert het einde van z’n leven. Daar voelt Didrik hem aan de tand over The Lives Of My Father (86 min.).

Op een zolderkamer biecht Bjørn Hallstrøm aan zijn zoon op hoe hij z’n televisiereportages gebruikte als dekmantel voor zijn werk als spion. Enkele jongeren die hij daarvoor meenam naar het buitenland en in gevaarlijke situaties bracht, tasten daarover nog altijd in het duister. Totdat filmmaker Magnus Skatvold hen op de hoogte brengt van wat die flamboyante producer achter hun rug uitspookte. Hallstrøms strapatsen zorgden ook thuis voor steeds meer problemen, vertelt zijn ex-vrouw en Didriks moeder Jane.

Terwijl zijn verhalen van diverse kanten worden aangevuld en bevestigd – door presentatrice Bettina Rasmussen, cameraman Anders Berg en zijn jeugdvriend Hans Jørgen Insulan bijvoorbeeld, die beweert overal vanaf te hebben geweten – blijft Bjørn, ondanks de longziekte COPD, roken als een ketter. Hij is oud geworden. Een breekbare man uit een andere tijd, met z’n eigen vaderissues. Niet zonder trots schetst hij zijn verborgen bestaan, waarin ie ook nog voor een Britse geheime dienst actief zou zijn geweest.

‘Als ik de keuze had gehad tussen mijn werk en mijn gezin’, laat Hallstrøm zich aan het eind van deze documentaire ontvallen, ‘dan zou ik waarschijnlijk voor mijn werk hebben gekozen.’ Dat is geen verrassing voor zijn zoon. ‘Ik heb altijd het gevoel gehad dat je ergens anders wilde zijn’, zegt hij. Want wat er ook gebeurde in zijn kinderleven, voor z’n vader was er altijd iets belangrijker. Net als Bjørn is hij met één ouder opgegroeid. Voor hem was nooit meer weggelegd dan een bijrol als verweesd kind van de held in een waanzinnige avonturenfilm.

‘Dit begint verdacht veel op psychoanalyse te lijken, Didrik’, verzucht Bjørn. Hij kiest in deze boeiende film, die ook beschikbaar is als miniserie onder de noemer The Agent – The Life And Lies Of My Father, zijn vaste uitweg: een sigaretje.

The New Yorker At 100

Netflix

Al honderd jaar kan Ons Soort Mensen blind varen op The New Yorker, de plek voor baanbrekende onderzoeksjournalistiek, briljante korte verhalen, geestige columns, gezaghebbende recensies en nét iets te slimme cartoons. En daar zijn ze bij het New Yorkse opinieblad niet een klein beetje trots op ook. Samen maken ze niets minder dan hét tijdschrift voor de Amerikaanse elite. Herstel: de élite.

Bij zo’n jubileum hoort een documentaire waarin de historie wordt geëerd, successen nog eens worden gevierd en de eigen relevantie opnieuw, natuurlijk ten overvloede, wordt aangetoond. Die is er nu: The New Yorker At 100 (97 min.), een film van een gerespecteerde regisseur, Marshall Curry, die bovendien is ingesproken door een bekendheid die uitstekend aansluit bij de doelgroep, actrice Julianne Moore.

Verder steken trouwe lezers zoals Sarah Jessica Parker, Jon Hamm, Molly Ringwald en Jesse Eisenberg de loftrompet over het blad dat dwars tegen de tijdgeest in – en bepaald niet zonder succes – Intellectueel Amerika blijft bedienen. De huidige redactie onder leiding van David Remnick, sinds 1998 aan het roer als pas de vijfde hoofdredacteur in honderd jaar, toont bovendien hoe het jubileumnummer van februari 2025 tot stand komt.

Curry stuurt vaardig op en neer tussen heden en verleden en houdt daarbij ook halt bij enkele beeldbepalende publicaties en figuren – John Herseys essay over overlevenden van ‘Hiroshima’, de omstreden true crime-klassieker In Cold Blood van Truman Capote en Ronan Farrows #metoo-onthullingen over filmproducent Harvey Weinstein bijvoorbeeld – maar heel veel meer dan een vermakelijke terugblik en stavaza wordt dit nooit.  

The New Yorker At 100 doet ‘t vermoedelijk uitstekend bij Ons Soort Mensen, tijdens de onvermijdelijke festiviteiten ter gelegenheid van het honderdjarige bestaan. Als artistiek verantwoorde zelffelicitatie, netjes ingebed in de democratische crisis waarin de VS zich nu bevinden en de pers nogal eens tot vijand van het volk wordt verklaard. En als stevige bodem voor de drankjes en hapjes die dan, al even onvermijdelijk, nog zullen volgen.

Het Ondergronds Orkest

Eye Film

Muziek overstijgt elke taal en communiceert met iedereen. Altijd en overal. In de Parijse metro weerklinkt bijvoorbeeld zowel harp- en accordeonmuziek als Otis Redding en zigeunermelodieën. In de onlangs gerestaureerde documentaire Het Ondergronds Orkest (110 min.) uit 1997 probeert de Peruaans-Nederlandse filmmaakster Heddy Honigmann (1951-2022) zowel de muziek zelf als de mensen daarachter te vangen.

De Franse politie is tegelijkertijd onverbiddelijk: filmen in de metro is strikt verboden. Iedereen die dit toch probeert, wordt er zonder pardon uitgebonjourd. Honigmann en haar crew, die al snel naar buiten worden gedirigeerd, laten zich echter niet ontmoedigen en volgen een aantal straatmuzikanten, ogenschijnlijk spontaan, de stad in, richting hun eigen onderkomens. Daar leggen ze hun ziel bloot. Niet alleen met hun zangstem of instrument.

Het gaat veelal om bannelingen, professionele muzikanten die een wereld hebben achtergelaten waar ze niet gelukkig, gewenst of veilig waren. Zanger Malo Kélé uit Kinshasa bijvoorbeeld. Hij leeft in een piepklein appartement, ‘mijn cel’’. Daarvan heeft ie er in Zaïre meer van binnen gezien. ‘Ik was een slaaf van Mobutu’, vertelt hij. ‘Ik was één van de kinderen die hij naar de concentratiekampen stuurde.’ Malo kwam uiteindelijk met de boot naar Frankrijk.

Of de Venezolaanse harpist Mario Guacarán. Hij speelde al in half Europa, maar dreigt nu uit zijn huis gezet te worden omdat hij geen paspoort heeft. ‘Soms huil ik’, zegt hij. ‘Zodat ik niet dood.’ De Malinese zangeres Assitan Keïta betaalt intussen de hoofdprijs voor een eenkamerflat. ‘Je kunt niet anders als je uit Afrika komt. Ik kan nergens anders heen.’ Want in eigen land is geen werk. Ze kan sowieso niet lezen of schrijven. ‘Ik wil sterven in muziek’, zegt ook zij dramatisch.’

De Roemeense cellist Georges Florea raakte teleurgesteld in de revolutie in zijn eigen land, waaraan hij zelf actief had deelgenomen, en besloot daarna om in Frankrijk te blijven toen hij daar met zijn orkest speelde. Hij treedt soms op met zijn zoon. Die is van zins om naar het conservatorium te gaan, maar speelt net zo goed elektrische gitaar. ‘Bach is AC/DC voor mij’, legt ie uit. ‘Het ultieme.’ Van die band hebben zowel zijn vader als Honigmann echter nog nooit gehoord.’

Voor een grijpstuiver spelen deze muzikale nomaden bijna letterlijk alsof hun leven ervan afhangt. Bijzonder indringend is het relaas van de Argentijnse pianist Miguel Angel Estrella. Hij moest vluchten voor de doodseskaders van het Videla-regime omdat ie had opgetreden voor ‘het tuig’ en zo een klassenbewustzijn aanwakkerde waaraan de machthebbers helemaal geen behoefte hadden. Toen hij werd gemarteld, zochten zijn folteraars doelbewust zijn speelvingers op.

Die gesprekken gaan soms diep, maar voelen soms ook wat vluchtig en voxpopperig. Zoals menigeen aan de keukentafel, bij een borreltje of in het café ook wel eens over zichzelf begint te vertellen. Tezamen benadrukken ze echter het belang van muziek, de universele taal waaraan Heddy Honigmann twee jaar later opnieuw een film zou wijden: het eveneens bekroonde Crazy (1999), een aangrijpende documentaire over het belang van muziek voor oorlogsveteranen.

Bajo Las Banderas, El Sol

Icarus Films / vanaf 14 mei in de bioscoop

Vrede, werk en welzijn met Stroessner. Met die slogan zal de president van Paraguay volgend jaar opnieuw worden verkozen, stelt de verslaggever van dienst in een nieuwsreportage over de eerste verre reis van de Zuid-Amerikaanse leider naar Japan. Op 12 april 1972 neemt hij op het Aeropuerto Internacional President Stroessner afscheid van een enthousiaste natie. Alfredo Stroessner zit dan al sinds 1954 in het zadel in Paraguay, na de bijna verplichte militaire coup, en is voorlopig ook niet van zins om te wijken. Hij zal nog tot 1989 aan de macht blijven.

Alfredo Stroessner Matiauda (1912-2006) geldt dan als de langstzittende dictator van Zuid-Amerika. Vanuit de hoofdstad Asunción regeert hij, net als tijdgenoten en gelijkgezinden zoals de generaals Augusto Pinochet en Jorge Videla, met ijzeren land over Paraguay, dat zit ingeklemd tussen Argentinië, Brazilië en Bolivia. In Bajo Las Banderas, El Sol (internationale titel: Under The Flags, The Sun, 90 min.) laat Juanjo Pereira dit land opnieuw zien: via de promofilms en lofliederen die De Grote Leider en zijn Colorado-partij de wereld instuurden. En, zeker in de tweede helft van deze archieffilm, ook via dossiers en kritische reportages, veelal van buitenlandse makelij, over de uitwassen van de dictatuur.

Over Hotel Tirol bijvoorbeeld, waar (oud-)nazi’s zoals de beruchte kamparts Josef Mengele vertoeven en ook Stroessner, die zelf een Duitse achtergrond heeft, zich graag laat zien. Over de abominabele behandeling van Paraguay’s inheemse bevolking, die het leven onmogelijk wordt gemaakt. En over de folteringen in de gevangenissen van het regime, natuurlijk. Geen totalitaire staat kan zonder. ‘Misschien wordt u soms moe van ons’, spreekt een volgeling Alfredo Stroessner geheel in stijl publiekelijk toe op een partijcongres, aan de vooravond van weer een herverkiezing. ‘Maar als u ziet dat wij, als uw volk, u nodig hebben, dan kunt u ons niet in de steek laten, generaal!’

Stroessner en de zijnen presenteren zichzelf dan doodleuk als hoeders van de democratie, die populisten, oproerkraaiers en allerlei links gespuis de pas afsnijden. De hardwerkende Paraguayaan mag zijn handen dichtknijpen bij zoveel onbaatzuchtige gemeenschapszin. Met de selectie en rangschikking van beschikbare beelden, en het vinden van overeenkomsten en contrasten daartussen, laat Pereira intussen een land herleven dat ruim 35 jaar na dato ongetwijfeld van menig netvlies was verdwenen en dat desondanks – onder een andere naam, op een andere plek in de wereld – nog gewoon lijkt te bestaan. Alleen de namen van de zelfverkozen leiders zijn anders.

Voordat hij kon worden geliquideerd door zijn opvolger, generaal Andrés Rodriguez, wist Alfredo Stroessner in 1989 naar het buitenland te ontkomen. Daar zal hij zich nog wel eens achter z’n oren hebben gekrabd. De man die hem met een staatsgreep van de macht beroofde behoorde niet alleen tot zijn eigen Colorado-partij, die overigens nog altijd aan de lakens uitdeelt in Paraguay, maar was ook nog eens aangetrouwde familie. Andrés Rodriguez zou de macht na vier jaar, een opmerkelijke stap die bijna voor democratisch zou kunnen worden versleten, overigens alweer afstaan.

Sean Combs: The Reckoning

Netflix

Achter de schermen moet er iemand vuil spel gespeeld hebben. Omdat het doel de middelen blijkbaar rechtvaardigt – of omdat er genoeg geld op tafel is gekomen. Hoe dan ook: de beelden die Sean ‘Puff Daddy / P. Diddy’ Combs in september 2024 achter de schermen laat maken door een cameraman, als hij in New York zijn alsmaar benardere positie probeert te managen, zijn gelekt naar de makers van deze vierdelige serie. Tot woede van de megalomane entertainer en businessman zelf, die volgens mensen uit zijn omgeving een ‘God-complex’ heeft.

Want laat Sean Combs: The Reckoning (242 min.) nu net door Curtis James Jackson III, ofwel zijn aartsrivaal 50 Cent, zijn geproduceerd. Dat moet dus wel een lynchpartij worden volgens Team Diddy. Daarover later meer. Want ook dit verhaal begint bij het begin: Combs’ jeugd in Harlem, ’s mans opmars als hitproducent bij Uptown Records, de heldenstatus die hij verwerft met z’n eigen Bad Boy Entertainment en tenslotte de geruchtmakende oorlog tussen hiphoppers van de West- en de Oostkust, die halverwege de jaren negentig achtereenvolgens de rappers Tupac Shakur en The Notorious B.I.G. het leven kost en die hier nog eens dunnetjes wordt overgedaan.

Want ook daarin had Diddy, althans volgens Bad Boy mede-oprichter Kirk Burrowes, een sleutelrol. Nu is Burrowes, die zichzelf beschouwt als één de eerste facilitatoren van de hiphopmagnaat, ook al een hele tijd gebrouilleerd met Combs. Misschien kleurt dat zijn herinneringen, die zijn voormalige compagnon bepaald niet in een goed daglicht stellen. Dat is overigens ook een terugkerend thema in het leven van deze machtige man (en figuren zoals hij): zolang ze tot zijn entourage behoren, voelen veel bronnen nooit de aandrang om hem aan te spreken op zijn gedrag. Nu ze los van hem zijn gekomen en zijn macht en status tanende lijken, krijgt Combs alsnog van onder uit de zak.

Ook deze pijnlijk gedetailleerde en rijk gedocumenteerde miniserie van Alexandria Stapleton maakt met graagte gebruik van de docu-industrie die direct rond een gevallen ster wordt opgetrokken. Zo waren Combs’ jeugdvriend Tim ‘Dawg’ Patterson, producer Rodney ‘Lil Rod’ Jones en beveiliger Roger Bonds bijvoorbeeld ook al te zien in The Fall Of Diddy en draafden Patterson, alweer hij, en Al B. Sure! tevens op in Diddy: The Making Of A Bad Boy. Ditmaal krijgen ze ondersteuning en rugdekking van Diddy’s personal assistant Capricorn Clark, rapper Erick Sermon, gigolo Clayton Howard en beschadigde Bad Boy-artiesten zoals Mark CurryKalenna Harper en Aubrey O’Day.

Zij schetsen hem als een ongelooflijke controlefreak. Een man die alles wil bepalen en ook alles wil hebben, inclusief de vrouw van een ander. Zijn leven, zoals dit door Stapleton wordt opgetekend, is een aaneenschakeling van conflicten, geweld én seksueel misbruik. Dat begint al in 1991. Diddy’s collega Joi Dickerson-Neal zou door hem gedrogeerd en misbruikt zijn. En daarvan maakte hij naar verluidt een ‘obscene videoband’. Tijdens feestjes liet hij die zien op een groot scherm. Geëmotioneerd leest Dickerson voor de camera een brief voor die haar ouders in 1992, ruim dertig jaar voordat ze een aanklacht zou indienen, aan Seans ouders schreven.

Sean heeft nooit het verschil tussen goed en kwaad geleerd, stelt zijn jeugdvriend Tim Patterson dan. Hij werd thuis flink geslagen door zijn moeder Janice, keek op tegen zijn gangstervader Melvin en leerde dat alles geoorloofd is om te overleven en winnen. Dit is in zijn hele verdere levensloop, tenminste zoals die in Sean Combs: The Reckoning wordt neergezet, te herkennen. En dat brengt hem in 2006, halverwege aflevering 3, in het leven van Cassie Ventura. In het najaar van 2023 spant zij een rechtszaak tegen hem aan vanwege allerlei vormen van geweld. Er duikt zelfs een video op waarin zij door hem wordt mishandeld. Naar ‘t zich nu laat aanzien markeert die het begin van zijn einde.

Dat proces wordt inzichtelijk gemaakt met de gelekte beelden, waarover Team Diddy zich zo kwaad maakt, als hij in september 2024, enkele dagen voordat de rechtszaak tegen hem van start staat, de PR-machine in gang zet die de schade voor hem moet zien te beperken. En dan is hij, op een totaal verknipte manier, in zijn element. Deze serie – noem het gerust een lynchpartij, al heeft Diddy dan wel zelf de strop om zijn nek gedaan – zet een uitroepteken achter de ondergang van deze man, die lijdt aan een God-complex en ook anderen daaronder laat lijden. Als Sean Combs echter daadwerkelijk is wie hij zelf denkt te zijn, dan kan er natuurlijk altijd nog een wederopstanding komen.

Gerry Adams: A Ballymurphy Man

Galway Film Fleadh

Hij belichaamt als geen ander de afgelopen halve eeuw van Noord-Ierland. Toen ‘The Troubles’ losbarstten, sloot Gerry Adams zich aan bij het gewapende verzet van de Irish Republican Army (IRA) tegen de Britse overheersing. Later ontwikkelde hij zich tot het gezicht van Sinn Féin, de politieke tak van de IRA, en behoorde hij tot de architecten van het zogeheten Goedevrijdagakkoord in 1998, dat nu alweer ruim 25 jaar voor vrede zorgt op dit woelige stukje aarde dat ook wel Ulster wordt genoemd.

De ene Noord-Ier (of Brit) kan het bloed van de katholieke activist nog altijd wel drinken, terwijl een andere Noord-Ier juist zweert bij Gerry Adams: A Ballymurphy Man (117 min.). De Engelse documentairemaakster Trisha Ziff behoort in elk geval niet tot de eerste categorie. Zij voelt hem tenminste niet uitgebreid aan de tand over zijn bijdrage aan het sektarische geweld, zoals z’n vermeende rol als brein achter IRA-aanslagen. Deze beschuldiging stak onlangs weer de kop op in Say Nothing (2024), de veelgeprezen dramaserie die is gebaseerd op een non-fictie bestseller van Patrick Radden Keefe.

Dat zit ook ingebakken in de vorm van dit portret, waarin Adams zelf zijn levensverhaal doet, zonder vragen of andere sprekers, en daarmee meteen chronologisch Ulsters recente historie doorloopt, die wordt geïllustreerd met een weelde aan archiefmateriaal. De documentaire werd gefilmd in de loop van vijf jaar, die ogenschijnlijk vooral aan interviews zijn besteed, en heeft het karakter gekregen van een autobiografie. Dat heeft bij een sleutelfiguur zoals Gerry Adams beslist z’n waarde, maar dus ook zo z’n beperkingen. Want het achterste van zijn tong laat ie doorgaans niet zien.

Het is natuurlijk de vraag wat kritische bevraging van deze door de wol geverfde spreekbuis zou hebben opgeleverd. Elke vraag is waarschijnlijk al eens aan hem gesteld. En het antwoord, op z’n minst in gedachten, allang geformuleerd. Zoals elk deel van zijn leven ook z’n eigen oneliner heeft gekregen. Zijn jeugd in de wijk Ballymurphy in Belfast bijvoorbeeld, als telg van een zéér arm gezin. ‘Maar niemand die dat doorhad, want iedereen in onze omgeving was straatarm.’ Of de vijandigheid en het gevaar die hem al z’n hele leven ten deel vallen. ‘Ik ben gezegend met waardeloze moordenaars.’

Een bevlogen man die inmiddels plaats heeft gemaakt voor een nieuwe generatie Noord-Ieren en die nu nog eens goed op z’n praatstoel gaat zitten. Hij heeft ontegenzeggelijk iets te zeggen en krijgt daar in deze film ook alle gelegenheid voor.

All The Empty Rooms

Netflix

En dan staan ze ineens voor de deur, een journalist en een fotograaf. Steve Hartman en Lou Bopp bellen netjes aan. De ouders nemen hen vervolgens mee naar boven. Ze hebben eerder al uitgebreid met de twee gesproken. Naar die immens lege slaapkamer. Alhoewel, leeg? De kamer staat vol met SpongeBob, foto’s en vuile kleren. Met een houten kastje, fleurige schoolprojecten en die ene kattentrui van Amazon. Of: met knuffelberen, roze muren en allerlei lichtjes, die sindsdien nooit meer uit zijn geweest.

Toen verslaggever Steve Hartman van CBS News in 1997 zijn eerste reportage maakte over een schietpartij op school, waren er nog maar zo’n zeventien ‘school shootings’ per jaar in de Verenigde Staten. Inmiddels staat de teller op 132. Om de dag dringt er een schutter een willekeurig schoolgebouw in en maakt daar één of meerdere slachtoffers. Hartman is lam geslagen door al dit uitzinnige geweld en zijn eigen verslagen daarvan. Sinds zeven jaar werkt hij daarom aan een langere productie over de slaapkamers van vermoorde kinderen. Samen met fotograaf Lou Bopp heeft hij er nog drie te gaan.

In de korte documentaire All The Empty Rooms (35 min.) sluit filmmaker Joshua Seftel bij hen aan, te beginnen met de online-kennismaking met de getroffen ouders. Daarna stappen ze samen die huizen binnen, waar het leed nog altijd alomtegenwoordig is. De ouders ontvangen Hartman en Bopp met verhalen over hun kinderen en laat hen  familiefoto’s en -filmpjes zien. Tussendoor koesteren de twee mannen hun eigen kinderen, ook hun dierbaarste bezit. Met zijn dochter Rose maakt Bopp bijvoorbeeld elke dag ‘de ochtendfoto’, om de voortgang van het leven vast te leggen. Die elders ontbreekt.

Hartman denkt tevens na over de rol van de media na de ‘shootings’. Is er niet veel te veel aandacht voor de daders, met de schutters van Columbine als meest navrante voorbeeld? En heeft hij met zijn eigen, veelal positief ingestoken, reportages de wereld niet vaak witgewassen? Met hun productie over de verlaten slaapkamers, en Seftels ingetogen weerslag daarvan, leggen ze de aandacht weer waar die hoort: bij de kinderen. En hun ouders krijgen naderhand een persoonlijk fotoboek. Met herinneringen aan de jurk voor het schoolbal, een schoenenverzameling en briefjes aan een toekomstige zelf.

We, The Clean

SeriousFilm / AVROTROS

In stilte doet iedereen z’n werk. De wc poetsen, stofzuigen, de was doen en dweilen. Zodat al snel het hele huis aan kant is. Joep de Boer toont al die functionele handelingen in deze korte documentaire zonder commentaar. Met de nadruk op de werkzaamheden. De mensen die deze uitvoeren lijken er in wezen niet toe te doen. Functionarissen zijn ‘t. Mensen die bestaan door en vanwege hun taak.

En de kijker van We, The Clean (26 min.) zoekt naar houvast: waarom zouden we dit te zien krijgen? Ramen lappen, blad blazen, de vloer vegen. Zonder woorden of uitleg. Kopjes en schoteltjes opruimen, alles stofvrij maken en – natuurlijk – de auto poetsen. Gaandeweg begint ‘t echter te dagen: al deze activiteiten, dodelijk saai natuurlijk, behoren tot onze dagelijkse strijd tegen vuil en verval.

Ze zijn tevens te beschouwen als rituelen om afscheid te nemen. En zodra dat duidelijk is, krijgt elke afzonderlijke handeling in deze observerende film ook meteen betekenis. De Boer wisselt al dat geveeg en gepoets af met verstilde beelden van de natuur, in de donkere maanden van het jaar. Als de wereld afscheid heeft genomen van het oude, waardoor er weer ruimte is gekomen voor iets nieuws.

Kaarsen uitblazen, bloemen opruimen en – natuurlijk – de handen wassen. In een contemplatieve vertelling over hoe we zijn door wat we doen en worden door wat we deden.

El Monaguillo, El Cura Y El Jardinero

Nativo Cine / Biofilms

Het verhaal is overal min of meer hetzelfde. In Ierland, België óf Costa Rica. Een priester vergrijpt zich aan een onschuldig kind, dat geen idee heeft wat het overkomt. En als het slachtoffer zich dan toch meldt bij de kerk, wordt de zaak doorgaans zorgvuldig toegedekt. De misbruiker verdwijnt dan meestal stilletjes van het toneel – en kan zijn kwalijke praktijken veel te vaak elders gewoon voortzetten. En met een beetje pech is de zaak verjaard als ie alsnog aanhangig wordt gemaakt. In Costa Rica gebeurt dat al wanneer het slachtoffer achtentwintig wordt. Dan is hij of zij officieel tien jaar volwassen en zou de ergste zielenpijn blijkbaar geleden moeten zijn.

Anthony Venegas Abarca, die van zijn dertiende tot zijn zeventiende werd misbruikt door de priester Mauricio Víquez Lizano, laat ‘t er echter niet bij zitten. Als de verdorven geestelijke na een officiële aanklacht stiekem de wijk neemt naar Mexico, gaat hij erachteraan. Documentairemaker Juan Manuel Fernández volgt met draaiende camera in zijn kielzog, voor wat El Monaguillo, El Cura Y El Jardinero (internationale titel: The Altar Boy, The Priest And The Gardener, 87 min.) is geworden. Een film die al veel vaker is gemaakt, op allerlei plekken in de wereld, en vermoedelijk nog vaak gemaakt zal worden. Verhalen van misbruikte minderjarigen te over. 

Venegas’ slachtofferverhaal, en dat van een lotgenoot genaamd Josué Alvarado, klinkt pijnlijk herkenbaar. Als kwetsbaar kind, uit een gezin waar elk dubbeltje moest worden omgedraaid, kon hij een centje bijverdienen in de pastorie van Patarra. Venegas had geen idee waarmee – of met wie – hij zich zo inliet. En Víquez, tevens actief als professor theologie aan de universiteit, zag er geen been in om de financiële nood van een misdienaar of tuinhulp genadeloos te exploiteren. Met die ene verplichte boodschap erbij: mondje dicht. Niemand hoeft hiervan te weten. Gelukkig ziet God alles, denkt menigeen erachteraan, desnoods via deze documentaire.

Fernández volgt in deze Costa Ricaanse inzending voor de Oscars hoe het net zich uiteindelijk toch sluit rond de gevallen priester en hoe zijn slachtoffers hun dag in de rechtbank krijgen. Dat is de onvermijdelijke climax van deze rudimentaire observerende film, die vermoedelijk echter geen potten zal gaan breken bij de uitreikingen van de Academy Awards. Daarvoor volgt El Monaguillo, El Cura Y El Jardinero toch te trouw het vaste stramien voor dit soort aanklachtdocu’s. De film is vooral de weerslag van een belangrijk maatschappelijk proces, waarbij nu eens de katholieke kerk, liefst niet letterlijk overigens, met de billen bloot moet.

The Stringer: The Man Who Took The Photo

Netflix

In december 2022, vijftig jaar na dato, krijgt fotograaf Gary Knight van de belangenorganisatie The VII Foundation een telefoontje van Carl Robinson, een voormalige fotoredacteur van het Amerikaanse persbureau Associated Press (AP) in Saigon: die ene foto van het Vietnamese ‘Napalmmeisje’ Kim Phúc, misschien wel de meest iconische oorlogsfoto ooit, is helemaal niet gemaakt door AP-fotograaf Nick Út, die er een Pulitzer Prize en de World Press Photo Of The Year van 1973 mee won. Het tragische beeld van een naakt negenjarige meisje met ernstige brandwonden zou in werkelijkheid zijn gemaakt door een Vietnamese freelancer.

Wie The Stringer: The Man Who Took The Photo (103 min.) was, is altijd onbekend gebleven. Dat Huỳnh Công Út, alias Nick Út, de bekroonde foto niet had gemaakt, was destijds wel ‘een publiek geheim onder Vietnamese fotografen’, ontdekt Gary Knight. Aan hem de taak om een halve eeuw later alsnog diens naam te ontdekken en vervolgens te bekijken of de fotograaf nog in leven en op te sporen is. Tijdens zijn uitgebreide onderzoek, de basis voor deze boeiende documentaire van Bao Nguyen, maakt hij een rondgang langs allerlei direct betrokkenen en ooggetuigen. Hij stuit op stilzwijgen, tegenwerking én de identiteit van de stringer: Nguyen Trành Nghê.

Stukje bij beetje, ook met behulp van een analyse van de foto’s en filmbeelden die op de bewuste dag zijn gemaakt, verzamelt Knight alle puzzelstukjes van wat er zich op 8 juni 1972 heeft afgespeeld bij de Cao Dai-tempel in Trang Bang, zo’n vijftig kilometer van Saigon. Een cruciale rol was daarna ook weggelegd voor AP-eindredacteur Horst Faas. Hij had zo z’n eigen motieven, zowel professioneel als persoonlijk, om de klassiek geworden foto toe te schrijven aan Út, een 21-jarige Vietnamese fotograaf met een beladen familiehistorie bij Associated Press. En die heeft vermoedelijk een doorslaggevende rol gespeeld in de afwikkeling van de zaak.

De gevolgen daarvan zijn in feite voor alle betrokkenen tragisch, toont deze genuanceerde reconstructie aan. Ook voor de man die een halve eeuw onterechte eer van zich af moet schudden en daar voorlopig nog niet aan wil. Deze kwestie ken écht alleen verliezers. Net als de oorlog zelf.

De Deal Met Iran

VRT

‘Wat zijn we goedgelovig’, zegt Nasimeh Naami tegen haar vriend Amir Saadouni, die in de cel naast haar zit. ‘Waarom heb ik niet in die tas gekeken?’

De Belgische politie heeft het gesprek tussen de twee geliefden uit Wilrijk, die aan het begin van deze eeuw van Iran naar Europa zijn gevlucht, stiekem afgeluisterd. Zij worden ervan verdacht dat ze in juni 2018 hebben geprobeerd om in Parijs een bomaanslag te plegen bij een bijeenkomst van de Iraanse Volksmoedjahedien (MEK), de oppositie in ballingschap. Zijn zij daadwerkelijk om de tuin geleid, zoals hun gesprek lijkt te suggereren? Of proberen de twee achteraf hun eigen straatje schoon te vegen?

In De Deal Met Iran (46 min.), een driedelige documentaireserie van Maarten en Lennart Stuyck, staat in eerste instantie de enerverende klopjacht op deze ‘sleeper cell’ van het Iraanse regime centraal. Gaandeweg wordt duidelijk dat Nasimeh en Amir onderdeel zijn van een groter netwerk. De Belgische politie arresteert vervolgens ook hun opdrachtgever, de Iraanse diplomaat Assadollah Assadi. En die zal in 2023 onderdeel worden van een zéér omstreden ‘overbrengingsverdrag’ met de schurkenstaat Iran.

Want sinds februari 2022 wordt daar de Belgische humanitair hulpverlener Olivier Vandecasteele vastgehouden in de beruchte Evin-gevangenis. Hij is veroordeeld tot veertig jaar gevangenisstraf, 74 zweepslagen en één miljoen dollar boete. Zijn familie en vrienden in België zetten alles op alles om hem weer thuis te krijgen, het thema van de slotaflevering van deze spannende miniserie, waarin de Belgische premier De Croo en minister van Buitenlandse Zaken Lahbib het diplomatieke steekspel toelichten.

Stuyck en Stuyck ontleden de hele affaire vanuit Belgisch perspectief, maar kijken ook naar hoe het huidige regime aan de macht is gekomen en hoe dit nu al ruim veertig jaar met ijzeren hand regeert. Duidelijk is ook dat Iraanse veiligheidsdiensten zich niet laten beperken door de landsgrenzen. Ze slaan hun tentakels rustig uit naar het buitenland, om daar onwelgevallige stemmen te laten verstommen. Tegelijkertijd proberen tegenstanders op alle mogelijke manieren aandacht te vragen voor zulke misstanden.

Olivier Vandecasteele participeert zelf overigens niet in deze geopolitieke thriller. De honneurs worden waargenomen door Washington Post-journalist Jason Rezaian en enkele dissidenten die de Iraanse gevangenis van binnen hebben leren kennen. Zij schetsen een huiveringwekkend beeld van een land waar elke vorm van kritiek op de staat met wortel en tak wordt uitgeroeid. Een land ook dat internationaal de confrontatie durft te zoeken – en de tegenpartij dan voor allerlei lastige ethische keuzes zet.

The Sadeck Effect

AVROTROS / dinsdag 2 december, om 22.40 uur, op NPO2

Met behulp van een lineaaltje tekent hij zijn choreografieën uit op papier. Zijn werk is in feite geometrie, legt Sadeck Berrabah uit, te vergelijken met de rotaties van een Rubik’s kubus. En hijzelf is dan te beschouwen als de leider van een vlucht vogels, die het tempo en de richting aangeeft. ‘Als we allemaal met elkaar verbonden zijn’, stelt hij in The Sadeck Effect (54 min.), ‘kunnen we magnifieke dingen creëren.

Inmiddels is de Franse choreograaf, die zich ook wel Sadeck Waff noemt en sterk is beïnvloed door hiphop, martial arts, Michael Jackson en manga, een gevierde ster. Via de televisietalentenjacht America’s Got Talent bereikte zijn dansgezelschap enkele jaren geleden een groot publiek. Sindsdien werkt hij samen met wereldsterren zoals Shakira en in opdracht van gerenommeerde organisaties en bedrijven.

Ooit was ie een zorgenkindje, vertelt Sadeck in het gestileerde portret dat Stéphane Carrel van hem maakte. Een stotteraar uit het plaatsje Forbach in het noordoosten van Frankrijk. Zoon van vroeg gescheiden ouders. En een tiener die afhaakte op school. Als achttienjarige werd Sadeck door zowel z’n vader als z’n moeder buitengezet. Hij leefde een tijdje op straat en verkaste daarna naar Montpellier.

Daar haalde Sadeck z’n rijbewijs, begon hij met z’n handen te werken en werd ie voor het eerst vader. Intussen kwam zijn danscarrière op gang. Toen hij in 2017 samen met een vriend een nieuw concept bedacht, gebaseerd op geometrie en menselijke beweging, en vanuit dat idee de video Geometrie Variable maakte, ging die direct ‘viral’. Zijn wereld veranderde compleet. Al snel stroomden de aanbiedingen binnen.

Tijdens deze film werkt Sadeck samen met zijn getrouwen, waaronder enkele broers, aan de theatervoorstelling Murmuration, een show die zich afspeelt op het snijvlak van wiskunde, wetenschap en de natuur. En die begint voor hem, letterlijk, op de tekentafel, met het uitwerken van ideeën op papier. Daarna volgt de vertaling naar een groep dansers die zijn tableaus nauwgezet uitbeeldt.

Zo werkt de gedreven choreograaf toe naar de spectaculaire uitvoering van Murmuration in de Parijse concertzaal Zénith, het eindstation van deze fraaie film die ‘s mans overweldigende werk vol in de schijnwerpers zet. Aan dat succes zit, natuurlijk, ook een keerzijde. Het heeft Sadeck Berrabah weliswaar status en zelfvertrouwen gegeven, maar zorgt ook voor druk, vermoeidheid en afstand tot zijn kinderen.

Want de afstemming tussen zijn bestaan als veelgevraagd kunstenaar en z’n verplichtingen als huisvader luistert eveneens héél nauw.

Come See Me In The Good Light

Apple TV+

De rockster onder de Amerikaanse dichters heeft al enkele jaren niet meer opgetreden. Andrea Gibson is gediagnosticeerd met eierstokkanker en ziet het einde naderen. Geen idee hoe lang ze nog heeft. Ze is al ruim voorbij de twee jaar die ze ooit kreeg.

Samen met haar vriendin Megan Falley, die eveneens spoken word-dichter is en werkt aan haar memoires, verwelkomt Gibson documentairemaker Ryan White in haar huis te Longmont, Colorado. Hij legt van dichtbij vast hoe zij met liefde, taal en humor verder gaan. Want Andrea wil leven zolang ze kan. Ze hoopt in elk geval vijftig te worden.

White (Assassins, Pamela, A Love Story en Into The Fire: The Lost Daughter) is er getuige van hoe de twee elke drie weken tussen hoop en vrees bivakkeren. Een bloedtest fungeert als barometer voor of – en zo ja: hoe – de kanker voortschrijdt. Als het ook maar enigszins kan, wil Gibson nog eenmaal een spoken word-performance geven.

Daarmee heeft Come See Me In The Good Light (104 min.) z’n vanzelfsprekende eindstation – al is het de vraag of de hoofdpersoon dat ook bereikt. Haar poëzie is nochtans alomtegenwoordig in deze sensitieve film, waarin alles bespreekbaar is en wordt uitgesproken. In rake woorden die aangrijpen, verlichten en beklijven.

‘Als ik sterf’, constateert Andrea bijvoorbeeld geëmotioneerd, ‘heeft Meg mij echt nodig als steun.’ Ook Ryan White vindt ondertussen poëzie in het alledaagse, zoals een brievenbus of twee tortelduifjes. Het gewone wordt zo boven zichzelf uitgetild. Zoals het in werkelijkheid vast ook gaat als het einde van iemands levensdagen in zicht komt.

Gibsons levensverhaal werpt tevens licht op hoe ’t is om queer te zijn in Amerika. Nadat ze eenmaal uit de kast was, volgden er allerlei relaties. De meeste exen zijn ook na het beëindigen daarvan in haar leven gebleven. Zij heeft daarvoor een simpele verklaring: ze worden familie. Ook omdat mensen zoals zij onderweg vaak hun familie kwijtraken.

Come See Me In The Good Light beziet Andrea, haar geliefde en hun ‘familie’ met een tedere blik en koerst – zonder ook maar een moment sentimenteel te worden, terwijl Gibson door een chemokuur toch ook haar stem dreigt kwijt te raken – af op een aangrijpende climax, met twee mensen die elkaar helemaal gevonden hebben.

‘Ik wil dat ik op mijn allerlaatste seconde denk’, verwoordt Andrea Gibson ‘t treffend. ‘Wow, ik wou dat ik nog een miljoen van dit soort momenten zou hebben.’

The Carman Family Deaths

Netflix

Tragisch ongeluk of gecalculeerde moord? Zo’n vraag stellen bij een true crimeproductie is hem doorgaans ook beantwoorden: een geraffineerde misdaad dus, liefst gepleegd door een diabolische killer.

In dit geval gaat het bovendien om een verdachte met een autismespectrumstoornis. De 22-jarige Nathan Carman raakte in 2016 tijdens een vistripje met zijn moeder Linda vermist op zee. Na zes dagen staakte de Amerikaanse kustwacht z’n onderzoek. Twee dagen later, na acht dagen op de Atlantische Oceaan, werd Nathan alsnog gevonden op een opblaasbaar reddingsvlot. Hij had op wonderbaarlijke wijze een ramp overleefd.

Wat een heroïsch verhaal leek te gaan worden, mondde echter al snel uit in een rechercheonderzoek. Want waar was zijn moeder? En wat hadden de aantekeningen die werden aangetroffen in zijn huis, waarin Nathan zich al vóór hun vertrek leek voor te bereiden op een politieverhoor, eigenlijk te betekenen? Hoe onschuldig was dit ongeluk in werkelijkheid? Regisseur Yon Motskin diept de spraakmakende zaak vaardig uit.

De titel The Carman Family Deaths (90 min.) is bovendien niet voor niets in het meervoud gesteld. In de Carman-familie was er nóg een verdacht sterfgeval. Drie jaar eerder, op vrijdag 20 december 2013, werd Nathans 87-jarige opa thuis dood aangetroffen.  John Chakalos – voor het laatste gezien door… juist – bleek in koelen bloede te zijn doodgeschoten. Hij liet een erfenis na van zo’n 42 miljoen dollar.

Motskin pelt dit verhaal niet alleen met de gebruikelijke detectives en journalisten en een autismedeskundige af, maar vraagt ook Nathans vader Clark, zijn tante Charlene Gallagher en neef Charles Lapenna om de achtergronden te schetsen van de ‘Griekse dynastie’ die Nathan Carman heeft voortgebracht en de twee tragische sterfgevallen die aan hem worden toegeschreven van enige context en nuance te voorzien.

Zo ontvouwt zich stapsgewijs, met de gebruikelijke onthullingen en onverwachte afslagen, een compleet beeld van de achtergronden van de Carman-doden, die dus inderdaad – voor het geval dat nog een vraag mocht zijn – allebei géén ongeluk lijken te zijn.

The Nazi Cartel

SkyShowtime

Vóór Pablo Escobar was er de Boliviaanse drugsbaas Roberto Suárez. Hij wordt beschouwd als de eerste cocaïnekoning van de wereld en zou zelfs model hebben gestaan voor het personage Alejandro Sosa in de ultieme gangsterfilm Scarface.

En als rechterhand van Suárez fungeerde ene Klaus Altmann, een Duitser die na de Tweede Wereldoorlog in Zuid-Amerika was beland. In werkelijkheid ging het om de oorlogsmisdadiger Klaus Barbie, bijgenaamd ‘De Beul van Lyon’, die ook in Nederland nog ongenadig huis had gehouden. Samen met enkele andere oud-nazi’s speculeerde Barbie eind jaren zeventig nog altijd over een Vierde Rijk.

En er was een Amerikaanse undercoveragent, die zich namens de Drug Enforcement Agency (DEA) al jaren voordeed als dealer. Michael Levine begon zich actief met de handel te bemoeien. Samen met Suárez’s zoon Gary en schoonzoon Gerardo Caballero fungeert deze klassieke ‘tough guy’ nu als voornaamste getuige-deskundige van The Nazi Cartel (145 min.), een driedelige docuserie van Justin Webster.

Die duikt diep in deze onverkwikkelijke geschiedenis, waarin ook het Boliviaanse leger een belangrijke rol zou gaan spelen, en serveert die met veel drama en suspense uit. Webster maakt daarbij gebruik van nieuwsbeelden en reconstructies, spreekt allerlei direct betrokkenen en deskundigen en zet tevens enkele met AI geconstrueerde voice-overs in, die zijn gebaseerd op citaten uit een boek over Suárez.

De kongsi tussen Roberto Suárez en Klaus Barbie leidde in 1980 tot een bloedige staatsgreep, de zogenaamde Cocaïne Coup. Met hulp van het leger en huurlingen van Los Novios De La Muerte werd een linkse regering voorkomen. Onder de nieuwe militaire leider García Meza kon Bolivia vervolgens uitgroeien tot de eerste Zuid-Amerikaanse narcostaat. En de kans dat die Barbie zou uitleveren leek vrijwel nihil.

Dit politieke verhaal, mede verteld door slachtoffers van het regime, beklijft uiteindelijk meer dan de tamelijk routineuze jacht van Amerikaanse DEA-agenten op drugscriminelen. De vraag die daarachter ligt spreekt eveneens tot de verbeelding: was de CIA, die een kleine tien jaar eerder in Chili al de dictator Pinochet aan de macht had geholpen, misschien ook betrokken bij de Boliviaanse coup?

Volgens zijn zoon was Roberto Suárez er in elk geval best trots op dat hij was geportretteerd in Scarface. Hij herkende enkele filmpersonages ook uit zijn eigen omgeving. García Meza bijvoorbeeld. En Pablo Escobar, ofwel het legendarische Al Pacino personage Tony Montana. Suárez zou met Escobar breken, vóórdat die echt helemaal losging en zo aan de basis stond van de narcostaat Colombia.

50 Jaar Hiphop In Nederland – Iemand Moet Het Doen

VPRO

‘Er is een nieuwe rage overgekomen uit Amerika: electric boogie en breakdance’, vertelt de presentator van dienst in één van de eerste Nederlandse televisie-uitzendingen over hiphop. ‘Dat gebeurt daar op straat. Nou, het is niet voor iedereen weggelegd, want je moet er verschrikkelijk lenig voor zijn.’ Waarna, jawel, Ivo Niehe – ere wie ere toekomt – voor Mien uit Assen begint uit te leggen wat ‘scratching’ en ‘rappen’ is.

Vanaf eind jaren zeventig, de hoogtijdagen van punk, hadden jongeren in de grote steden, in het bijzonder de kids met wortels buiten Nederland, allang kennis gemaakt met hiphop en aanverwante stijlvormen zoals graffiti, breakdance en human beatboxen. In de eerste twee afleveringen van 50 Jaar Hiphop In Nederland – Iemand Moet Het Doen (180 min.) belichten Sacha Vermeulen en Ivan Barbosa met enkele sleutelfiguren uit die beginperiode, zoals Niels ‘Shoe’ Meulman, Jeffrey Roberts (The Electric Boogiemen), Badboyz Posse, Extince en Shy Rock, hoe er vervolgens op straat en in buurthuizen ook een eigen Nederlandse variant ontstaat.

Deze zesdelige serie heeft zich dan al op de kaart gezet als een vaderlandse variant op Fight The Power: How Hip Hop Changed The World (2023), de docuserie die de ontwikkeling van hiphop in de Verenigde Staten plaatst binnen z’n maatschappelijke context. In Nederland is dat met name de weerstand, het onbegrip en de discriminatie die jongeren van kleur ontmoeten als ze zich in het openbaar manifesteren. De Nederlandse schrijver Professor Soortkill, van de door hemzelf bedachte Smibanese University, fungeert daarbij als verteller. Hij verbindt de verschillende gebeurtenissen met elkaar en plaatst ze zo nu en dan ook in perspectief.

Vermeulen en Barbosa verbinden de muziek ook steeds aan de bijbehorende attitude, lifestyle, kunst en podia. Behalve ruimte voor muzikale vaandeldragers zoals U-Niq, DuvelDuvel, Opgezwolle, The Opposites, Brainpower, Winne, Fresku, Ronnie Flex en Boef is er dus ook volop aandacht voor opiniemakers zoals Sylvana Simons, Andrew Makkinga en Akwasi, de streetwear van Patta, platenlabel Top Notch, modemerk Daily Paper en de online platforms Puna.nl en 101 Barz. Want in die slordige halve eeuw is hiphop, ondanks de tegenwerking die menigeen daarbij heeft ervaren, allang uitgegroeid tot misschien wel de dominante (jeugd)cultuur van Nederland. Deze rijk gedocumenteerde, vlot gemonteerde en altijd vermakelijke serie, waarvan ik nu vier delen heb gezien, fietst soepel door die vijftig jaar heen en doet daarbij alle essentiële tussenstations aan. Zoals die presentator van z’n eigen TV Show, Ivo Niehe.