
Is er na de Nederlandse miniserie Het Zaad Van Karbaat en de Amerikaanse tegenhanger daarvan, Baby God, ruimte voor nóg een documentaire over een fertiliteitsarts die, ongevraagd natuurlijk, zijn eigen zaad heeft gebruikt om patiënten te bevruchten en zo een enorm nageslacht blijkt te hebben nagelaten? In tegenstelling tot zijn twee collega’s, Jan Karbaat en Quincy Fortier, is de stiekeme spermadonor van Our Father (97 min.) in elk geval nog in leven. Donald Cline kan zich dus hoogstpersoonlijk in de zaak mengen en verdedigen tegen alle aantijgingen. Als hij dat tenminste zou willen…
Verder voelt deze documentaire van Lucie Jourdan, wellicht simpelweg door de timing van de release, als een wandeling op bekend terrein. Terwijl het verhaal eigenlijk te gek voor woorden blijft. Net als de Cline-geschiedenis een wel erg hoog mosterd-na-de-maaltijd gehalte dreigt te krijgen, neemt de vertelling ‘gelukkig’ een sinistere wending, die associaties oproept met zowel The Handmaid’s Tale als het beruchte Lebensborn-project. De achtergronden daarvan zitten kernachtig vervat in Cline’s favoriete Bijbelcitaat: ‘Voordat ik u vormde in uw moeders schoot, kende ik u’ (Jeremiah, 1:5). Die intrigerende verhaallijn wordt alleen nauwelijks uitgediept.
Even later hervat Our Father zijn vertrouwde – en natuurlijk toch nog schokkende – betoog over die sjoemelende dokter weer. Met ouders die zich ernstig bedrogen voelen en kinderen die zich schamen voor wie ze (blijkbaar) zijn. De vraag dringt zich op: zou dit altijd al usance zijn geweest in de vruchtbaarheidsbusiness? De kans dat de ware aard van het zaad werd ontdekt leek in het pré-DNA tijdperk immers vrijwel nihil. Was het dan vreemd dat deze artsen, die tenslotte vrijelijk over nieuw leven konden beschikken, een soort God-complex ontwikkelden en begonnen te denken dat de wereld er alleen maar beter van zou worden als zij zich lustig zouden vermenigvuldigen?
Inmiddels zijn er in de Verenigde Staten een kleine vijftig van zulke hulpvaardige artsen tegen de lamp gelopen. Donald Cline, tevens kerkouderling in Indiana, geldt vooralsnog als de productiefste. Zijn nazaten hebben alleen weinig met hem op. Hij wordt door hen consequent ‘Cline’ of ‘that man’ genoemd. Voor hen is hij geen vader, eerder een verkrachter. En dat is dan weer vervat in een vrij plastisch tafereel dat Jourdan, net als andere kerngebeurtenissen uit deze onverkwikkelijke geschiedenis, met acteurs en afstammelingen heeft gereconstrueerd: nét voor de bevruchting maakt Cline zich in een zijkamertje letterlijk klaar voor de klus. Zodat er genoeg zaad is…
Het viezige karakter van ‘s mans levenswerk – zijn heilige missie? – wordt daarmee treffend verbeeld. In een film die een flinke dosis persoonlijk leed blootlegt, veroorzaakt door een man die vindt dat hij mag wikken en beschikken over het lot van een ander. Our Father legt het desondanks af tegen Het Zaad Van Karbaat, waarin dezelfde thematiek met meer diepte, nuance en (beeld)poëzie is uitgewerkt.