De Redders Van Het Scheepswrak

NTR / donderdag 25 december, om 22.20 uur, op NPO2

‘De Jurk’ heeft alles veranderd voor de leden van de Duikclub Texel. Zomaar de Waddenzee induiken en rondstruinen in een scheepswrak is er niet meer bij. Dat is sinds die ene vondst in het Palmhoutwrak, op een onbewaakte dag in 2014, ondenkbaar geworden. Toen troffen ze in een kist in dat wrak een puntgave jurk uit de zeventiende eeuw aan, die vierhonderd jaar onder water had gelegen. ‘Onze Nachtwacht’, noemde Corina Hordijk, de directeur van het plaatselijke museum Kaap Skil, deze archeologische schat.

Het verhaal van die bijzondere vondst en de maatschappelijke discussie die daarover binnen en buiten Texel ontstond, tot in Londen aan toe, is al verteld in de puike miniserie De Jurk En Het Scheepswrak (2023). In dit vervolg toont Arnold van Bruggen hoe de redding van dat wrak daarna toch weer grotendeels tot stilstand is gekomen. Want ondanks wereldwijde aandacht voor de jurk en tentoonstelling ervan in Kaap Skill, waar ook koning Willem-Alexander en koningin Maxima een kijkje zijn komen nemen, ligt het Palmhoutwrak nog altijd gewoon bij Burgzand op de bodem van de Waddenzee.

Bij de start van De Redders Van Het Scheepswrak (59 min.) pakt directeur Hordijk dus haar biezen. Zij is teleurgesteld in het gebrek aan vooruitgang. De strijd wordt echter voortgezet door Tweede Kamerlid Sandra Beckerman (SP), die zelf is opgeleid tot archeoloog. Zij pleit binnen en buiten de Kamer voor structurele financiering voor maritieme archeologie en stimuleert de verantwoordelijke minister Eppo Bruins om eens een kijkje te gaan nemen in Texel. Terwijl Beckerman naar politiek draagvlak zoekt, voert de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) een nadere verkenning van het wrak uit.

Van Bruggen volgt hun verrichtingen, in en boven water, om te komen tot een reddingsplan voor Neerlands maritieme erfgoed en steekt tevens z’n licht op bij de mensen waarmee dit verhaal ooit begon: de Texelse hobbyduikers. Zij hebben zich maar aan te passen aan ‘het nieuwe normaal’. Het feit dat er voortaan officieel ontheffing moet worden gevraagd voordat er kan worden gedoken bij wrakken in de Waddenzee strijkt menigeen tegen de haren. Want met al die officiële vergunningsaanvragen en doorlooptijden van een week of acht is dat duiken al snel geen leuke hobby meer.

Hoewel deze nieuwe film de wow!-factor mist van de oorspronkelijke serie, die een hele nieuwe wereld boven water haalde, heeft dit vervolg zeker ook z’n waarde: de documentaire toont hoe het Palmhoutwrak, ondanks die bewierookte jurk, vier eeuwen na dato gewoon vastloopt in de modder van het Hollandse poldermodel. Waar de neuzen echt niet zomaar dezelfde kant op wijzen.

Bajo Las Banderas, El Sol

Icarus Films / vanaf 14 mei in de bioscoop

Vrede, werk en welzijn met Stroessner. Met die slogan zal de president van Paraguay volgend jaar opnieuw worden verkozen, stelt de verslaggever van dienst in een nieuwsreportage over de eerste verre reis van de Zuid-Amerikaanse leider naar Japan. Op 12 april 1972 neemt hij op het Aeropuerto Internacional President Stroessner afscheid van een enthousiaste natie. Alfredo Stroessner zit dan al sinds 1954 in het zadel in Paraguay, na de bijna verplichte militaire coup, en is voorlopig ook niet van zins om te wijken. Hij zal nog tot 1989 aan de macht blijven.

Alfredo Stroessner Matiauda (1912-2006) geldt dan als de langstzittende dictator van Zuid-Amerika. Vanuit de hoofdstad Asunción regeert hij, net als tijdgenoten en gelijkgezinden zoals de generaals Augusto Pinochet en Jorge Videla, met ijzeren land over Paraguay, dat zit ingeklemd tussen Argentinië, Brazilië en Bolivia. In Bajo Las Banderas, El Sol (internationale titel: Under The Flags, The Sun, 90 min.) laat Juanjo Pereira dit land opnieuw zien: via de promofilms en lofliederen die De Grote Leider en zijn Colorado-partij de wereld instuurden. En, zeker in de tweede helft van deze archieffilm, ook via dossiers en kritische reportages, veelal van buitenlandse makelij, over de uitwassen van de dictatuur.

Over Hotel Tirol bijvoorbeeld, waar (oud-)nazi’s zoals de beruchte kamparts Josef Mengele vertoeven en ook Stroessner, die zelf een Duitse achtergrond heeft, zich graag laat zien. Over de abominabele behandeling van Paraguay’s inheemse bevolking, die het leven onmogelijk wordt gemaakt. En over de folteringen in de gevangenissen van het regime, natuurlijk. Geen totalitaire staat kan zonder. ‘Misschien wordt u soms moe van ons’, spreekt een volgeling Alfredo Stroessner geheel in stijl publiekelijk toe op een partijcongres, aan de vooravond van weer een herverkiezing. ‘Maar als u ziet dat wij, als uw volk, u nodig hebben, dan kunt u ons niet in de steek laten, generaal!’

Stroessner en de zijnen presenteren zichzelf dan doodleuk als hoeders van de democratie, die populisten, oproerkraaiers en allerlei links gespuis de pas afsnijden. De hardwerkende Paraguayaan mag zijn handen dichtknijpen bij zoveel onbaatzuchtige gemeenschapszin. Met de selectie en rangschikking van beschikbare beelden, en het vinden van overeenkomsten en contrasten daartussen, laat Pereira intussen een land herleven dat ruim 35 jaar na dato ongetwijfeld van menig netvlies was verdwenen en dat desondanks – onder een andere naam, op een andere plek in de wereld – nog gewoon lijkt te bestaan. Alleen de namen van de zelfverkozen leiders zijn anders.

Voordat hij kon worden geliquideerd door zijn opvolger, generaal Andrés Rodriguez, wist Alfredo Stroessner in 1989 naar het buitenland te ontkomen. Daar zal hij zich nog wel eens achter z’n oren hebben gekrabd. De man die hem met een staatsgreep van de macht beroofde behoorde niet alleen tot zijn eigen Colorado-partij, die overigens nog altijd aan de lakens uitdeelt in Paraguay, maar was ook nog eens aangetrouwde familie. Andrés Rodriguez zou de macht na vier jaar, een opmerkelijke stap die bijna voor democratisch zou kunnen worden versleten, overigens alweer afstaan.

The Six Billion Dollar Man

Charlotte Street Films

Regisseur Eugene Jarecki hamert ‘t er bij de start van The Six Billion Dollar Man (129 min.) nog even in: vóórdat Julian Assange een hacker, een verkrachter en een spion werd (genoemd), was hij de man die in 2010 met WikiLeaks de beruchte Collateral Murder-video publiceerde. Schokkend beeldmateriaal waarmee ondubbelzinnig werd aangetoond dat Amerikaanse militairen zich in Irak schuldig maakten aan oorlogsmisdaden.

Want daar ligt de oorsprong van al wat Assange daarna overkwam: een beschuldiging van seksueel misbruik in Zweden, een jarenlang verblijf als verstekeling op de Ecuadoriaanse ambassade te Londen en daarna nog een tragische periode van eenzame opsluiting in de Engelse gevangenis Belmarsh. Een rechtsgang – lees: martelgang – die in totaal toch al gauw veertien jaar in beslag heeft genomen.

Dat proces is natuurlijk al op diverse momenten en vanuit verschillende gezichtspunten opgetekend in gewaardeerde documentaires zoals We Steal Secrets: The Story Of WikiLeaks (2013), Ithaka: A Fight To Free Julian Assange (2021) en A Dangerous Boy (2024). Niet eerder werd dit verhaal echter zo compleet, goed gedocumenteerd en meeslepend gepresenteerd als in deze essentiële film van Eugene Jarecki.

Jarecki (The Trials Of Henry Kissinger, The House I Live In en The King) moest zijn film volgens eigen zeggen in Duitsland maken, omdat in het huidige Amerika niemand z’n vingers eraan wilde én wil branden. Niet vreemd: Julian Assange wordt, zéér overtuigend, geportretteerd als het slachtoffer van een buitengewoon geraffineerde Amerikaanse lastercampagne, die in feite neerkomt op ‘een slow-motion publieke executie’.

De documentairemaker kan daarvoor terugvallen op een ware sterrencast, met Edward Snowden, Sigurdur ‘Siggi The Hacker’ Thordarson, Naomi Klein, Yanis Varoufakis en Chelsea Manning. Zelfs Vivienne Westwood en, jawel, Pamela Anderson, die Assange opzochten tijdens zijn ballingschap, sluiten nog even aan. Alleen de man zelf ontbreekt. Hij wordt vertegenwoordigd door zijn vrouw Stella Moris en advocate Jennifer Robinson.

De onkreukbare Robinson, Assanges trouwste metgezel in een episch juridisch gevecht, fungeert tevens als verteller. Zij scheidt, vanuit het perspectief van haar cliënt, het kaf van het koren in een tragische zaak die uiteindelijk uitmondt in koehandel tussen de leiders van Ecuador en de Verenigde Staten, Moreno en Trump. Voor een slordige zes miljard dollar wordt de banneling van de hand gedaan – en in een Britse cel gesmeten.

The Six Billion Dollar Man belicht de zaak in z’n volle omvang. Rond een man die – of je nu sympathie voor hem hebt of niet; alsof dat er eigenlijk toe doet – stelselmatig kapot is gemaakt. Een kwaadaardig geval van ‘kill the messenger’, waarvan iedereen die belang hecht aan het vrije woord ernstige buikpijn zou moeten krijgen. Julian Assange bekent uiteindelijk wel schuld: ‘I plead guilty to journalism’, zegt de Man van Zes Biljoen cynisch.

Elon Musk Unveiled – The Tesla Experiment

Beetz Brothers / IDFA

Fake it till you make it. Dat is zo ongeveer Elon Musks handelsmerk, beweert een Tesla-insider. Grootspraak is sinds jaar en dag een essentieel onderdeel van de strategie waarmee hij zijn eigen automerk aan de man brengt. Musk belooft regelmatig dingen waarvan hij zelf ook wel weet dat z’n auto’s die helemaal niet waar kunnen maken.

En dat is beslist niet zonder risico, betoogt Andreas Pichler in de uitstekend gedocumenteerde onderzoeksfilm Elon Musk Unveiled – The Tesla Experiment (90 min.). Met name Tesla’s zelfrijdende auto kan zomaar een gevaar op de weg worden, want de ingebouwde automatische piloot werkt lang niet altijd naar behoren.

De Duitse filmmaker maakt zijn punt aan de hand van één concreet voorbeeld: een tragisch ongeval bij een T-splitsing in Florida, waarbij in 2019 een 22-jarige vrouw overlijdt. De nabestaanden van Naibel Benavides Leon dagen Tesla voor de rechter, waar de autofabrikant staande houdt dat het ongeluk de schuld was van de bestuurder.

Deze kwestie staat niet op zichzelf. Klokkenluiders vanuit Tesla maken aannemelijk dat zulke ongevallen bij Musks bedrijfsvoering horen. Hij gebruikt nietsvermoedende consumenten als proefkonijn. En als het fout gaat, wordt direct het autopilot-systeem uitgeschakeld. Zodat de crash een menselijke fout kan worden genoemd.

Hoewel de nadruk in Elon Musk Unveiled ligt op Tesla, komen zijn ruimteavonturen met SpaceX, aankoop van Twitter en alliantie met Donald Trump – naar verluidt vooral om zijn eigen juridische problemen onschadelijk te maken – ook aan de orde in deze ontluisterende exegese van de persoon, ondernemer en bekendheid Elon Musk.

Een zéér intelligente man met een Messiascomplex – hij gaat er hoogstpersoonlijk voor zorgen dat de mensheid kan overleven op Mars – en intussen verdacht weinig oog en gevoel voor z’n medemens. Met gewone stervelingen heeft de techmiljardair duidelijk heel weinig op. Die stuurt hij dus ongevraagd als testpiloot de openbare weg op.

Zo bezien is ‘t ook helemaal niet zo vreemd dat Musk in de afgelopen jaren aansluiting heeft gevonden bij totalitaire krachten. Voor hem is democratie niet meer dan een obstakel, zeggen mensen die Musk van dichtbij kennen. Niemand mag hem in de weg staan. Hij is immers bezig om de mensheid te redden – ook al heeft ie niets met mensen.

In zorgvuldig gekozen archieffragmenten van een sociaal onhandige of erg ongemakkelijke Musk toont Andreas Pichler hem ook zo: als een 21e eeuwse variant op de excentrieke entrepreneur Howard Hughes, die zich alsmaar wereldvreemder begint te gedragen en ondertussen aanzienlijke maatschappelijke schade veroorzaakt.

Vietnam: The Birth Of A Nation

Looksfilms

Voor veel westerlingen is ‘Vietnam’ een begrip geworden: de plek waar het Amerikaanse leger halverwege de jaren zeventig op een ontluisterende manier z’n Waterloo vond, na wat steeds nadrukkelijker als een zinloze en onmogelijk te winnen oorlog werd beschouwd. Vietnam is echter eerst en vooral een Aziatisch land, dat zich in de afgelopen honderd jaar aan z’n koloniale juk heeft ontworsteld en tegenwoordig geldt als een stabiele en welvarende natie. Vietnam: The Birth Of A Nation (211 min.) is het relaas van dat land, verteld door gewone Vietnamezen.

De Amerikaanse betrokkenheid is niet meer dan een korte, zeer tragische episode in de Vietnamese onafhankelijkheidsstrijd. De eerste Amerikaanse militair zet dus ook pas aan het einde van aflevering 2 voet aan de grond. De vierdelige serie van Philipp Gromov, Luci Mollica en Lena Noad start enkele decennia eerder, in de jaren twintig. Samen met Laos en Cambodja vormt Vietnam dan nog Indochina, de Zuidoost Aziatische kolonie van Frankrijk. Na de Tweede Wereldoorlog klinkt ook hier de roep om onafhankelijkheid steeds luider. Daarbij is er in het westen de vrees dat Vietnam dan communistisch wordt. Tijdens een conferentie in Genève in 1954 wordt het land letterlijk opgedeeld.

In het zuiden schuiven de Verenigde Staten de voormalige Vietnamese keizer Bao Dai naar voren. Noord-Vietnam wordt geleid door de Vietminh van de communistische voorman Ho Chi Minh. ‘Oom Ho’ heeft zich dan al ontwikkeld tot een soort vader des vaderlands. Zijn medewerkster Trân Thi Ngà leest hem in die tijd boeken, kranten en tijdschriften voor. Als hij haar tijdens het avondeten vraagt hoeveel zij verdient, antwoordt ze: ‘Oom, ik krijg 83 dong.’ De president blijkt zelf niet veel meer te verdienen: 200 dong. ‘Ik liep vol wroeging de kamer uit’, herinnert Trân zich. ‘Waarom verdient onze president maar zo weinig en krijg ik dit salaris? Dus ik vroeg om salarisverlaging.’

De tegenstellingen tussen Noord-Vietnam, waar landhervormingen voor veel spanningen zorgen, en Zuid-Vietnam, waar de Amerikaans gezinde president Ngo Dinh Diem de keizer naar de zijlijn verdrijft en communistische bolwerken op het platteland begint uit te roken, moeten wel tot een uitbarsting komen. ‘Als je iemand kende die een volgeling was van Oom Ho zouden ze je doden of je martelen om informatie uit je te krijgen’, verduidelijkt Le Ly Hayslip, die opgroeide in Zuid-Vietnam. De communistische leider Le Duan laat het er niet bij zitten en richt Het Nationaal Bevrijdingsfront van Zuid-Vietnam op. Diems regime dubt hen de Vietcong. Ofwel: Vietnamese commies.

Tegen die tijd zien de Amerikanen zich genoodzaakt om in te grijpen. Met alle gevolgen van dien. Ook dan belicht deze puike historische miniserie de gebeurtenissen echter vanuit Vietnamees perspectief: via persoonlijke verhalen van alle kanten van de oorlog, ondersteund met een weelde aan archiefmateriaal, komt de immense tragedie weer tot leven. En nadat de Verenigde Staten in 1975 met de staart tussen de benen zijn vertrokken, halverwege de slotaflevering, woekert de ideologische strijd gewoon verder en is het leed voor gewone burgers, of ze nu met de vijand hebben geheuld of niet, nog altijd niet geleden. De hereniging van het verdeelde land vraagt tijd en vergiffenis.

De wonden van het verleden leven ondertussen nog altijd voort in de hoofden en harten van gewone Vietnamezen, in eigen land of als onderdeel van de omvangrijke Vietnamese gemeenschap in de Verenigde Staten.

Inside China: The Battle For Tibet

ITVX

De Dalai Lama, het boeddhistische boegbeeld van het Tibetaanse verzet tegen de Chinese overheersing, wordt dit jaar negentig. Als de spirituele leider van het Aziatische land komt te overlijden, moet er een opvolger worden gekozen. Die keuze wordt in principe gemaakt door zijn minder bekende tegenhanger, de zogeheten Panchen Lama. Alleen: die is in 1995 op zesjarige leeftijd op mysterieuze wijze verdwenen.

De Chinese machthebbers zouden er dertig jaar geleden wel eens hoogstpersoonlijk voor kunnen hebben gezorgd dat de Panchen Lama van het toneel verdween. Zodat zij nu een eigen kandidaat naar voren kunnen schuiven als hun vanuit India opererende Nemesis, de Dalai Lama, het tijdelijke voor het eeuwige verwisselt. De inmiddels 75-jarige knechting van het weerspannige Tibet kan dan probleemloos worden voortgezet.

Sinds 1950 is de wil van de Chinese communistische partij al wet in het boeddhistische land, dat alsmaar steviger onder de knoet wordt gehouden en zoveel mogelijk is afgeschermd van de rest van de wereld. Voor de docu Inside China: The Battle For Tibet (57 min.) gaat een journalist met de schuilnaam ‘Chang’ zelf poolshoogte nemen in ‘de autonome Chinese regio’, die al zo lang een onafhankelijk land wil zijn.

Zijn opnames met een verborgen camera onderstrepen hoe de Tibetaanse cultuur en religie genadeloos worden onderdrukt, maar vormen uiteindelijk slechts een zijspoor in deze interessante documentaire van Gesbeen Mohammad over de turbulente recente historie van Tibet, de manier waarop China de Tibetaanse identiteit onderdrukt en de sleutelrol daarin voor de twee geestelijke leiders, de Dalai Lama en de Panchen Lama.

Mohammad spreekt met gevluchte Tibetanen zoals de boeddhistische monnik Arjia Rinpoche, wetenschapper Gyal Lo en dissidente Namkyi. Verder vertelt de Britse wetenschapper Robert Barnett hoe hij in de jaren negentig een document in handen kreeg, waarin uitvoerig stond beschreven hoe China de strijd tegen het separatisme wilde voeren. ‘Om een slang te doden, moeten we eerst zijn kop afhakken.’

Als het China lukt om z’n eigen Panchen Lama na het overlijden van de Dalai Lama te laten bepalen wie diens opvolger wordt, dan is de ‘culturele genocide’ waarover de Tibetaanse leider in ballingschap al zo lang waarschuwt vrijwel voltooid. Tibet dreigt dan, in de woorden van Inside China’s verteller Caroline Catz, ‘langzaam weggevaagd te worden’. Wat rest is een onbeduidende Chinese regio, ontdaan van z’n hart en ziel.

De Chinese reactie op deze docu laat zich intussen raden en is net voor de aftiteling opgenomen. Kort gezegd: die ‘zit vol met vooroordelen en valse beschuldigingen’. Waarvan akte.

Trailer Inside China: The Battle For Tibet

Hollywood On Trial

Kanopy

Bent u nu lid, of bent u in het verleden ooit lid geweest, van de Communistische Partij? De vraag zelf is bedoeld als beschuldiging – of de ondervraagde er nu (bevestigend) op antwoordt of niet. Erg veel kans daartoe krijgt ie overigens ook niet. De vragensteller hamert de respons direct af als die hem niet bevalt.

De House Committee Of Un-American Activities (HUAC) is in 1947 communistische infiltratie van Hollywood op het spoor en roept in dat kader allerlei vertegenwoordigers van de Amerikaanse filmindustrie op als getuige en/of verdachte. Enkele principiële regisseurs, acteurs en scenarioschrijvers, die bekend zullen komen te staan als de Hollywood Ten, zijn er in het begin nog van overtuigd dat ze kunnen aantonen dat de uitgangspunten van deze congrescommissie niet stroken met de grondwet. Sterker: dat het on-Amerikaans is om zo iemands persoonlijke overtuigingen te attaqueren.

Zij zullen echter van een koude kermis thuiskomen. Terwijl de Verenigde Staten alsmaar meer in de ban raken van de Koude Oorlog wordt elke vorm van rede terzijde geschoven. Die linkse filmbusiness moet keihard aangepakt worden. Een heksenjacht is aanstaande. Alles wat naar communisme riekt wordt kaltgestellt. De jacht op het rode gevaar zal enkele jaren later zelfs nog een inktzwarte reprise krijgen onder leiding van een nietsontziende communistenjager, de Republikeinse senator Joe McCarthy. Terwijl de Hollywood Ten excessen zoals het McCarthyisme juist had willen voorkomen.

In de voor een Oscar genomineerde documentaire Hollywood On Trial (102 min.) uit 1976 kijkt David Helpern Jr. samen met enkele hoofdrolspelers terug op deze periode, die hun leven en loopbaan volledig heeft ontwricht. Voor menigeen wacht na HUAC de zwarte lijst en gevangenis. De scenaristen Jack Howard Lawson en Dalton Trumbo worden bijvoorbeeld veroordeeld voor minachting van het Amerikaanse congres. ‘Wat mij betreft was dat een volkomen terecht vonnis’, stelt Trumbo bijna dertig jaar later. ‘Ik had niets dan minachting voor het congres. En dat is sindsdien niet meer veranderd.’

De congrescommissie dwingt Hollywood op de knieën. Filmbonzen zoals Louis B. Mayer, Walt Disney en Jack Warner participeren deemoedig in de hoorzittingen. En de acteurs Gary Cooper, Robert Taylor en de latere president Ronald Reagan, destijds voorzitter van de Screen Actors Guild, schuiven eveneens aan bij HUAC, waar natuurlijk ook FBI-directeur J. Edgar Hoover, die achter elke boom een communist ziet, een duit in het zakje komt doen. En zij die in de beklaagdenbank belanden, worden voor een eenvoudige keuze gesteld: zwijgen en op de blaren zitten of spreken en anderen erbij lappen.

Hoewel de film, waarvoor Hollywood-regisseur John Huston als verteller fungeert, inmiddels een halve eeuw oud is en gebeurtenissen belicht die zich zelfs bijna tachtig jaar geleden hebben voorgedaan, is het niet moeilijk om parallellen met het heden te zien. Dit besmette verleden leert dat het publiekelijk aan de schandpaal nagelen van prominente andersdenkenden onvermijdelijk ook anderen monddood maakt – en dat het heel lang duurt voordat de maatschappelijke schade daarvan is gerepareerd. Los nog van de schade die de openbaar aangeklaagden individueel is toegebracht.

Beijing Spring

Wang Rui

Kunst als teken van vrijheid en daad van protest. Tijdens de zogenaamde Beijing Spring (102 min.), die grofweg van 1978 tot en met 1982 duurt, probeert een generatie Chinese kunstenaars zich te ontworstelen aan de schaduw van Mao’s Culturele Revolutie.

Sinds partijvoorzitter Mao Zedong de revolutie in 1966 heeft uitgeroepen, is ‘t hun (enige) taak geweest om de Communistische Partij en gewone arbeiders, boeren en soldaten te verheerlijken. Mao’s dood, tien jaar later, lijkt echter de grote ommekeer in te luiden. Zijn vrouw Jiang Qing, bijgenaamd Madame Mao, en de zogenaamde Bende van Vier, die China namens de grote leider met ijzeren hand hebben geregeerd, worden opgepakt en berecht. Mao’s Culturele Revolutie lijkt voorbij, maar heeft ongelooflijke hoeveelheden slachtoffers gemaakt en zal nog generaties lang nazingen.

‘Ik heb op het portret van de voorzitter gepoept terwijl ik op het toilet zat’, bekent kunstenaar Kang Wanhua, ogenschijnlijk zonder gêne. Hij legt uit: ‘Ik was een contrarevolutionair en zat in totaal vier jaar in de gevangenis. Ik schilderde achter hun rug om. Mijn familie smokkelde potloden en penselen binnen.’ De piepkleine, uiterst kleurrijke schilderijen die Kang in die periode maakte, waren op geen enkele manier verbonden met de politieke ideeën die hij van de staat moest uitdragen. ‘Als ze me hadden betrapt, was ik ten dode opgeschreven geweest.’

Na Mao’s dood komt er een democratiseringsproces op gang, waarbij er meer artistieke vrijheid lijkt te komen om te schilderen, fotograferen, schrijven, filmen en ontwerpen wat je wilt. Het blijkt een misvatting, laat deze interessante film van Andy Cohen en Gaylen Ross zien. Ook de nieuwe Chinese leider Deng Xiaoping duldt geen serieuze tegenspraak of zelfs maar het verkennen van de grenzen. Als Wei Jingsheng in het politieke tijdschrift Tansuo bijvoorbeeld het artikel ‘Willen we democratie of een nieuwe dictatuur?’ publiceert, is de officiële reactie glashelder: hij wordt gearresteerd.

De Lente van Beijing – vervat in vurige woorden, dwarse exposities en kleurrijke kunstwerken, waaronder zowaar ook naakten – zal nooit uitmonden in zomer. De Muur van de Democratie bij het Plein van de Hemelse Vrede, waar het vrije woord een tijd welig kon tieren, wordt subiet opgedoekt. Het leeuwendeel van de representanten van de Chinese kunststroming, waarvan een belangrijk deel ook aan het woord komt in Beijing Spring, verdwijnt weer het toneel: naar de gevangenis of het buitenland. Een winter van censuur en repressie krijgt China weer in z’n greep.

En vrije geesten worden veroordeeld tot het bestaan van banneling of dissident.

Ik Was Een Kind

Doxy / EO

‘Wat heb ik van die man gehouden!’ constateert Anneloes van ‘t Licht aan het einde van Geertjan Lassches indringende film Ik Was Een Kind (76 min.). Het is een bijzonder wrange conclusie. Diezelfde man – haar eigen vader, inmiddels overleden – heeft haar ook gesloopt.

Als zestienjarig meisje deed Anneloes aangifte tegen hem, een bekende SGP-politicus. Vanwege seksueel misbruik. Incest. Nu, 25 jaar later, overziet ze de schade die dat heeft veroorzaakt in haar leven. De manier waarop ze na die aangifte, ook tegen haar broer, werd behandeld vond ze nog erger dan het misbruik zelf. Ze werden bovendien niet veroordeeld – ook niet in hoger beroep. Het bewijs zou onrechtmatig zijn verkregen.

Voor deze documentaire heeft Anneloes brieven rondgestuurd, in de Gereformeerde gemeenschap waarbinnen ze opgroeide. De brief aan haar moeder heeft ze persoonlijk bezorgd. Slechts een enkeling – een broer van vader, een nicht, een gezinsverzorgster – blijkt bereid om met haar in gesprek te gaan. Net als tal van hulpverleners, die ze in die heftige periode en het van tragiek doortrokken leven daarna, op haar pad vond. 

Van ‘t Licht nodigt hen uit, om de maalstroom van gebeurtenissen die haar hebben getekend door te nemen, om er samen vat op te krijgen. Lassches camera is daarbij permanent gericht op de hoofdpersoon, die centraal in beeld zit. De anderen zijn niet meer dan passanten in haar schrijnende relaas. ‘Ik moet dit doen’, houdt ze zichzelf voor in dagboekfragmenten die de ontmoetingen inkaderen. ‘Voor mezelf, voor m’n kinderen.’

Met deze documentaire wil Anneloes zichzelf laten zien, ‘met alles wat er in mij zit’. Woede bijvoorbeeld. Over de ‘victim blaming’, verhalen over ‘seksueel wervend gedrag’. ‘Dat jullie ‘t in het verborgene willen houden, ergens snap ik het zelfs nog’, zegt ze boos tegen de camera. ‘Maar stóp met mij de schuld geven. Ík heb niet mezelf misbruikt.’ Ze laat een stilte vallen. ‘En ma, u weet, u wéét, dat ik de waarheid spreek. U wéét het.’

Ik Was Een Kind is echter niet zozeer een keiharde afrekening met haar familie als wel een poging om te begrijpen wat er is gebeurd, waarom haar dierbaren hebben gehandeld zoals ze deden en wat dit nu voor haar betekent. De film markeert wel het afscheid van een waardensysteem en de bijbehorende zwijgcultuur, waarvan Anneloes niet langer deel uit wil en kan maken – ook al zit dit, of ze nu wil of niet, diep in haar verankerd.

Die worsteling met het verleden, haar familie en zichzelf is pijnlijk om te zien. Een lijdensweg, een afspiegeling van de weg die ze daadwerkelijk heeft moeten afleggen, die in het hier en nu, voor de camera, nog eens wordt opgeroepen, om die dan, als ‘t enigszins kan, definitief achter zich te laten. Zodat de vrouw, die gedwongen door de omstandigheden altijd kind moest blijven, nu eindelijk in het heden kan gaan leven.

De Illusie Aan De Macht – 1412 Dagen Kabinet Den Uyl

Joop den Uyl (l), koningin Juliana en Dries van Agt (r) / Aanpak Film

Alles is veranderd – en tegelijk helemaal niets. Zo’n linkse regering als het kabinet Den Uyl (1973-1977) had Nederland nog nooit en (vooralsnog) ook nooit meer. En tegelijkertijd ging ‘t er in de jaren zeventig, getuige de tweedelige documentaire De Illusie Aan De Macht – 1412 Dagen Kabinet Den Uyl (110 min.), niet zoveel anders aan toe dan nu: premier Joop den Uyl en bewindslieden van de partijen PvdA, KVP, ARP, PPR en D66 werden met de ene na de andere crisis geconfronteerd, kregen te maken met aanzienlijke weerstand en vochten elkaar soms, tot diep in de nacht, de tent uit.

Hun gekrakeel speelde zich alleen af in een grotendeels zwart-witte wereld en werd gekenmerkt door vormelijkere omgangsvormen. De uitgangspunten van de grote vormgever, Joop den Uyl, waren echter glashelder: een eerlijkere verdeling van macht, kennis en inkomen. Het PvdA-kopstuk geloofde in een maakbare samenleving, zijn progressieve regering was ‘van en voor gewone mensen’. En dat betekende dan weer vrij schieten voor de oppositie. ‘Sinterklaas bestaat’, kreeg VVD-leider Hans Wiegel, wijzend naar Den Uyl, bijvoorbeeld de lachers op zijn hand. ‘Daar zit ie, achter de tafel.’

Toen André van der Hout en Chris Vos werkten aan deze historische reconstructie, in 1999 beloond met een Gouden Kalf, was die ‘goedheiligman’ al overleden. Andere bekende kabinetsleden zoals de ministers Dries van Agt, Ruud Lubbers, Jos van Kemenade, Henk Vredeling, Jan Pronk, Tjerk Westerterp en Max van der Stoel en de Kamerleden Willem Aantjes, Hans van Mierlo en Frans Andriessen schoven wel aan om terug te blikken op een tijd die in het teken stond van pak ‘m beet de oliecrisis, Surinaamse onafhankelijkheid, abortus, de Lockheed-affaire en Molukse treinkapingen.

En ergens in die aaneenschakeling van kleinere en grotere crises ontstond er een verwijdering tussen de PvdA, geleid door de zuinige calvinist Den Uyl, en de katholieke minister van justitie Van Agt, die in 1977 de lijst zou gaan aanvoeren van het CDA, een nieuwe politieke partij die uit drie christelijke partijen was ontstaan. En die zou er uiteindelijk voor zorgen dat er, ondanks een enorme verkiezingsoverwinning voor de PvdA, géén tweede kabinet Den Uyl kwam. Dries van Agt werd minister-president in een kabinet met de VVD. Met Wiegel had Van Agt duidelijk meer chemie dan met Den Uyl.

Van der Hout en Vos tekenen die geschiedenis zonder al te veel opsmuk op. Ze verlaten zich op de fraaie archiefbeelden, laten die inkaderen door de toenmalige hoofdrolspelers en zorgen zelf voor een hoofdstukindeling en dienende muziek. Het resultaat is een film die de tijdgeest moeiteloos te pakken krijgt en tevens een aansprekend portret wordt van het gezicht daarvan: Joop den Uyl, een zeer principiële, gedreven en polariserende man, die regelmatig gebukt leek te gaan onder de enorme opdracht die hij zichzelf had gesteld: een Nederland van en voor iedereen.

Majority Rules

Abramorama

Kiezen tussen twee kwaden. Voor veel Amerikanen komt ‘t daarop neer tijdens de komende presidentsverkiezingen. Zoals ‘t eigenlijk al heel lang is. Al te veel nuance biedt het tweepartijenstelsel nu eenmaal niet. Menigeen brengt z’n stem dus uit met dichtgeknepen neus – als er al wordt gestemd – omdat die andere kandidaat nog véél erger is.

Dat kan anders, betoogt AJ Schnack in Majority Rules (92 min.). Het móet waarschijnlijk ook anders als de Verenigde Staten een vitale democratie willen blijven. Aan het begin van zijn, jawel, optimistische film laat hij overtuigend zien dat het huidige systeem alleen de scherpslijpers beloont. Slechts acht procent (!) van het Amerikaanse electoraat, de schreeuwerige partijtijgers, bepalen voor een belangrijk deel uit welke twee kandidaten de rest van hun landgenoten kunnen kiezen. De filmmaker vergelijkt ‘t met een uitgebreide menukaart die uiteindelijk wordt gereduceerd tot pizza Hawaï of Liver & Onions. Smakelijk! Om dat te veranderen moet het failliete primary-systeem, waarbij de twee politieke partijen hun eigen voorverkiezingen organiseren, helemaal op z’n kop.

AJ Snack gebruikt de staat Alaska als voorbeeld van hoe ’t ook kan. Daar hebben ze ’t in 2022 op een andere manier aangepakt. In plaats van aparte voorverkiezingen voor Democraten en Republikeinen, al dan niet opengesteld voor onafhankelijke kiezers, wordt daar één grote primary georganiseerd. Iedereen kan zich ervoor inschrijven. De vier kandidaten met de meeste stemmen stromen daarna door naar een systeem met ‘ranked choice voting’. Daarbij stemmen kiezers niet alleen op hun favoriete kandidaat, maar geven ze ook hun tweede, derde en vierde voorkeur aan. Zo wordt uiteindelijk, is de gedachte, degene gekozen met daadwerkelijk de meeste steun onder kiezers. Klinkt ingewikkeld, is het eigenlijk niet. Met zijn menukaart-analogie legt Snack ’t heel eenvoudig uit.

En dan zoomt hij in op de verkiezingsstrijd die losbarst in Alaska als Don Young, bijna een halve eeuw de enige vertegenwoordiger voor ‘The Last Frontier’ in het Amerikaanse congres, plotseling overlijdt. Uit de voorverkiezing komen vier kandidaten naar voren: de Democrate Mary Peltola, onafhankelijk kandidaat Al Gross, Republikein Nick Begich en – niemand minder/meer dan – de conservatieve oud-gouverneur en vicepresidentskandidaat Sarah Palin. Zij gaan campagnevoeren binnen een nieuwe politieke realiteit, waarin een coöperatieve houding naar je opponent misschien wel meer waard is dan het uitvechten van cultuuroorlogen. Intussen probeert ook Lisa Murkowski, een gematigde Republikeinse senator van Alaska, haar door Trump gesteunde partijgenote Kelly Tshibaka te verslaan.

Hoe houden zulke politieke tegenpolen zich staande in dit getrapte verkiezingssysteem? En, veel belangrijk nog: zorgt die nieuwe systematiek ervoor dat er een kandidaat wordt gekozen die daadwerkelijkheid door een meerderheid van het electoraat wordt gesteund? AJ Snack belicht in Majority Rules daarnaast ook initiatieven in andere staten om verkiezingen op een andere manier te organiseren en, dat ook, het onvermijdelijke verzet daartegen. Want, zoals hij in de kantlijn opmerkt, de Democraten en Republikeinen zijn ’t doorgaans over helemaal niets eens, maar blijken ineens wel te kunnen samenwerken als ‘t om verzet tegen het huidige primary-systeem gaat. Dat loslaten zou hun eigen bestaan wel eens in gevaar kunnen brengen. Geen pizza Hawaï of Liver & Onions meer.

Zulk cynisme krijgt echter nooit de overhand in deze – origineel waar! – hoopvolle film over de Amerikaanse politiek die doorgaans – en niet zonder reden, natuurlijk – toch zoveel onbegrip, woede en wanhoop oproept.

The Hungarian Playbook

Film Five

Een onafhankelijk opererende pers is alleen maar lastig als je als politicus of politieke partij de volledige macht wilt hebben. En dus hebben de Hongaarse premier Viktor Orbán en zijn Fidesz-partij, die alweer sinds 2010 aan de macht zijn in het Oost-Europese land, zich flink ingespannen om de journalistiek aan banden te leggen. Met een mediawet, het opzetten van faciliteren van een eigen mediaconglomeraat én het knechten van de publieke omroep.

Hoe The Hungarian Playbook (45 min.) er in de praktijk uitziet? Een concreet voorbeeld: ‘In 2015, toen er veel vluchtelingen en migranten naar Hongarije kwamen, kregen we de opdracht om geen kinderen te laten zien’, vertelt András, die destijds nog als journalist werkzaam was bij de Hongaarse publieke omroep. ‘Kinderen zouden voor empathie kunnen zorgen. En dat was duidelijk niet de bedoeling. Er kwamen alleen jonge mannen, die Europa wilden binnenvallen.’

‘Ik moest op zoek gaan naar migrantenverhalen’, vult zijn collega Krisztina aan. Zij behoort tot de Roma-minderheid in het land en heeft haar heil inmiddels buiten de journalistiek gezocht. ‘Ik moest beweren dat zij onbekende ziektes meebrachten en moest daarbij een dokter zoeken die dat voor me kon bevestigen. In Boedapest kon ik zo iemand niet vinden. Toen hebben collega’s van buiten de stad een arts gevonden die woord voor woord zei wat onze eindredacteur wilde horen.’

Zo gaat dat in een autoritair geleide staat. En uit deze journalistieke docu van Bence Máté en Áron Szenpéteri zijn nog wel meer regels te destilleren voor hoe media zich in zo’n omgeving dienen te gedragen. Aan de oppositie besteed je bijvoorbeeld geen of alleen negatieve aandacht. Kritisch berichten over de regering en bondgenoten (zoals de Russische leider Vladimir Poetin) is natuurlijk niet de bedoeling. En zulke regels schenden betekent automatisch de toorn van de staat over jezelf afroepen.

Inmiddels is zo’n tachtig procent van de Hongaarse media of min of meer in handen van Orbán, die zijn verhaal zo dus goed kwijt kan aan het land, tamelijk eenvoudig verkiezingen naar z’n hand zet en weinig last heeft van waakhonden die beginnen te blaffen bij belangenverstrengeling of corruptie. Dus slecht voor de portemonnee is het uiteindelijk ook niet, zo’n gedienstige pers. Alleen de lieden die waarde hechten aan democratie krabben zich misschien even achter de oren.

In dat opzicht zou deze degelijke docu toch ook als waarschuwing kunnen dienen voor bezorgde Nederlanders – ook al lijkt ons land zo op het eerste oog totaal anders dan Hongarije.

De Wouter Tapes

VPRO

Hij is de gedoodverfde favoriet voor het premierschap. Dat is echter bepaald geen garantie op Het Torentje. Partij van de Arbeid-leider Wouter Bos zal in de verkiezingscampagne van 22 november 2006 inderdaad het onderspit delven tegen CDA-voorman Jan Peter Balkenende, de zittende minister-president en tevens zijn grote rivaal. Hij moet genoegen nemen met het vicepremierschap, terwijl Balkenende het land blijft leiden.

In november 2005, als Rudi Boon en Kees Brouwer bij hem aansluiten voor De Wouter Tapes (103 min.), ziet de wereld er echter nog heel anders uit voor Wouter Bos, die wordt beschouwd als het goudhaantje van de Nederlandse sociaaldemocratie. Dat premierschap lijkt hem nauwelijks te kunnen ontgaan, zeker als de PvdA moeiteloos de grootste partij wordt bij de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2006. Achteraf bezien kun je het besluit om een cameraploeg toe te laten in het binnenste van zijn campagne betitelen als hoogmoed. Dit had Wouter Bos’ eigen Primary, The War Room of – voor mijn part – Journeys With George (Onderweg Met Wouter) moeten worden.

Uit kiezersonderzoek dat zijn eigen partij heeft laten uitvoeren komt Bos echter naar voren als een draaikont. En juist dat element van zijn imago wordt genadeloos uitgebuit door zijn politieke opponenten. ‘U draait en u bent niet eerlijk’, voegt Balkenende hem toe tijdens een radiodebat, een klassiek geworden campagnemoment dat in deze observerende film opmerkelijk genoeg ontbreekt. De vraag van Bos aan Balkenende of de CDA-leider drie dingen kan noemen die hij heeft gevraagd van de mensen met de hoogste inkomens – twee dan, eentje misschien? – heeft de film wél gehaald. ‘Do-de-lijk!’ constateert een campagnemedewerker van de PvdA ferm. ‘Knock-out. Tien tellen.’

Het blijkt een pyrrhusoverwinning. En Wouter Bos heeft dat zelf als één van de eersten door. ‘Het is voor mij ook nieuw om te merken dat mijn intuïtie me in de steek laat’, spreekt hij in op zijn voicerecorder. Bos merkt dat z’n campagne niet lekker loopt en dat hij zelf ook fouten maakt. ‘Ik vermoed dat het komt omdat de campagne zo hard is, zo persoonlijk af en toe. En dat dat me toch meer van mijn stuk brengt dan ik wil.’ Boon en Brouwer kunnen dit ogenschijnlijk vrijwel ongefilterd documenteren, als een vlieg op de muur van elke vergaderruimte, partijbijeenkomst en kleedkamer. Zij leggen feilloos vast hoe hun protagonist zich begint te realiseren dat het premierschap buiten zijn bereik raakt.

Deze klassieke Nederlandse campagnefilm uit 2007 eindigt dan ook niet zoals gebruikelijk op verkiezingsdag met de bekendmaking van de uitslag en de emoties die daardoor loskomen, maar als het volgende kabinet wordt gepresenteerd. En dat draagt dus niet de naam van Bos – al heeft hij er wel een prominente plek in verkregen.

Praying For Armageddon

UpNorth Film

‘Nooit eerder in de geschiedenis van de wereld hebben alle spelers zich op het toneel gemeld’, houdt televisiedominee John Hagee van Cornerstone Church zijn gehoor voor. ‘Iran, Rusland, China, Europa, Amerika… Alles is helemaal perfect. Het eindgevecht om wereldheerschappij zal de moeder aller oorlogen worden. Armageddon.’

En om dat laatste gaat het de oprichter van de belangengroep Christians United For Israel (CUFI), een organisatie die maar liefst tien miljoen leden heeft en zo’n honderd miljoen evangelische Amerikanen, dertig procent van het totale electoraat, tot zijn natuurlijke achterban mag rekenen. De staat Israël is een voorwaarde om te komen tot de grote eindstrijd, liefst zo snel mogelijk, die in de Bijbel wordt aangekondigd en de terugkeer van Jezus Christus mogelijk maakt. Op ‘Judgment Day’ zullen evangelische Amerikanen en Israëlische Joden vervolgens recht tegenover elkaar komen te staan. En John Hagee heeft er geen enkele twijfel over wie er dan zal – en moet – zegevieren.

Tot die tijd is er een logisch verbond tussen de twee partijen. Vanuit conservatief en christelijk Amerika krijgt Israël dan ook vrijwel ongelimiteerde steun, zowel in moreel als financieel opzicht. Naar verluidt werd in 2021 door CUFI bijvoorbeeld 3,3 miljard dollar verzameld voor militaire steun aan Israël. Net als Maya Zinshteins ‘Til Kingdom Come (2020) verdiept Praying For Armageddon (97 min.) zich in de wereld daarachter. Van conservatieve religieuze leiders zoals Hagee en Robert Jeffress tot de op een Harley rondreizende dominee Gary Burd, die oogt als een Hells Angel en een soort ridderorde om zich heen verzamelt voor de bloedige strijd die is aangekondigd.

Tegenover deze ‘Evangelical Christian Zionists’ plaatst documentairemaakster Tonje Hessen Schei criticasters zoals de Israëlische rabbi en mensenrechtenactivist Arik Ascherman, de voormalige evangelische prediker Frank Schaeffer en de oud-militairen Lawrence Wilkerson en Michael Weinstein (die de Military Religious Freedom Foundation runt). Weinstein laat zien hoe christelijke symboliek, Bijbelverzen of de merknaam Crusader Arms bijvoorbeeld, inmiddels letterlijk op wapens is terug te vinden. En dat lijkt hem koren op de molen van wervers voor Amerika’s ideologische tegenstanders, zoals Islamitische Staat, Boko Haram en de Taliban.

Journalist Lee Fang van The Intercept fungeert als verbindende factor in deze unheimische film. Hij probeert in gesprek te gaan met de belangrijkste spelers uit het invloedrijke verbond tussen christelijke Amerikanen, die van hun land best een theocratie willen maken, en Israeli’s, die in hun eigen natie niets minder dan het beloofde land zien. Via hen schetst deze dramatisch getoonzette documentaire een volstrekt twijfelloze wereld, waarin roestvrijstalen religieuze idealen samenkomen met ongebreidelde geweldsfantasieën. Het is een angstaanjagend perspectief, dat zonder al te veel moeite kan – of, dramatischer gesteld: wel moet – leiden tot een bloedige oorlog.

De Amerikaanse generaal Jerry Boykin, nog niet zo lang geleden onderminister van Defensie, verwoordt het in een eigen interpretatie van het Bijbelboek Openbaringen en het daarin geschetste Armageddon als volgt: ‘Als de Heer terugkeert, komt hij als een strijder. Rijdend op een wit paard, in een met bloed bevlekt wit gewaad, met een zwaard in zijn hand. En ik geloof dat het zwaard dat hij dan draagt een AR-15 is.’

While We Watched

TIFF

‘Namaskar! Mijn naam is Ravish Kumar’, start de bekende presentator van NDTV India steevast zijn televisieprogramma Prime Time. Kumar is een autoriteit in zijn land, een journalist die het controleren van de macht tot zijn voornaamste taken rekent. Sinds de hindoe-nationalistische Bharatiya Janata-partij van premier Narendra Modi aan het roer is gekomen in India, laat de macht dat echter niet meer zomaar over z’n kant gaan. Onafhankelijke stemmen zoals Ravish Kumar worden consequent gebrandmerkt als ‘onvaderlandslievend’. Dat voortdurende gehamer op trouw aan de natie is in zijn ogen overigens niet meer dan een dekmantel voor ongebreideld religieus fanatisme.

De gevolgen laten zich echter raden in While We Watched (95 min.). Kumar wordt niet (alleen) bedreigd door anonieme toetsenbordridders, maar ook openlijk: door lieden die trots aankondigen dat ze hem met blote handen gaan doden – of anders aan zijn haren naar buurland en aartsvijand Pakistan zullen slepen. Vanuit een ander gezichtspunt belicht deze grimmige film van Vinay Shukla zo een thema dat ook al aan de orde is gesteld in Writing With Fire, een portret van enkele Indiase vrouwen uit de laagste kaste die een eigen krant runnen, en dat als decor fungeert voor de prijswinnende docu All That Breathes, een film over twee broers met een eigen roofvogelopvang in New Delhi.

While We Watched is bovendien thematisch sterk verwant met recente films als A Thousand Cuts, over de pogingen van Nobelprijs voor de Vrede-winnaar Maria Ressa en haar nieuwsorganisatie Rappler om in de Filipijnen een onafhankelijke stem te laten horen, en F@ck This Job, over de strijd van de Russische televisiezender Dozhd om uit handen van het regime van Vladimir Poetin te blijven. Dat de pers in de afgelopen jaren door allerlei regimes – van Brazilië en Mexico tot de Verenigde Staten – is geframed als vijand van het gewone volk wordt ook zichtbaar gemaakt in Endangered, een urgente film over de journalistiek als beroepsgroep in de verdrukking.

Terwijl de Indiase autoriteiten NDTV het leven steeds vaker zuur of ronduit onmogelijk maken, zien ‘nationalistische’ media ‘t als hun taak om olie op het vuur te gooien. Ook Ravish Kumar wordt daarbij bruusk weggezet als een verachtelijk lid van de ‘mainstream media’, een term die ook in Nederland in zwang is geraakt om de pers te delegitimeren. Intussen krijgt de presentator bij zijn werkgever regelmatig taart geserveerd, als wéér een collega, gedwongen door de omstandigheden, zijn heil elders zoekt. Het is een triest beeld: met elk stuk dat er uit de taart wordt gesneden, verdeeld en weggekauwd, raakt de Indiase democratie verder verzwakt.

Deze krachtige film schetst zo een grimmig beeld van wat ook zomaar, wanneer we ons maatschappelijke debat en de rol van onafhankelijke journalistiek daarbinnen veronachtzamen, ons voorland zou kunnen zijn. Als de waakhond van de democratie met brute kracht wordt gedwongen om zich als een kwispelend schoothondje te gedragen – of juist wordt (op)gefokt tot de pitbull van een autoritair regime, die van leer trekt tegen al wat een ander, of gewoon onafhankelijk, geluid laat horen.

What’s Left? – De Puinhopen Van Links

Frenkie Media/BNNVARA

‘In tien jaar tijd is het aantal daklozen verdubbeld. We leven in de grootste wooncrisis sinds de Tweede Wereldoorlog. De GGZ, de jeugdzorg, de ouderenzorg zijn uitgekleed…’ En zo kan Johan Fretz nog wel even doorgaan. Dat doet hij trouwens ook aan het begin van dit bevlogen pleidooi voor een betere wereld – een linkse wereld dus. Want Half Nederland staat in brand. En dat is overigens óók de schuld van links.

Tenminste, die conclusie is onvermijdelijk voor de schrijver en columnist van het Parool. Of zoals sommige lezers van die krant hem volgens eigen zeggen noemen: ‘die linkse, woke deugfascist, excuusallochtoon, gutmensch, socialistische, communistische, racistische, antiracistische, vervelende rot-millennial in zijn grachtengordel-bubbel’. En dan woont hij ook nog eens ‘in een schitterend jaren dertig-koophuis’.

In het politieke pamflet What’s Left? – De Puinhopen Van Links (72 min.), gemaakt met coregisseur en sidekick Juul Op den Kamp, onderzoekt Fretz hoe en waar het mis is gegaan met de sociaaldemocratie en de voornaamste vertegenwoordiger daarvan, de Partij van de Arbeid, en hoe het neoliberalisme vervolgens de dominante ideologie heeft kunnen worden in ons land – en trouwens ook in de rest van de westerse wereld.

Over Fretz’s startpunt bij deze lekker up tempo-zoektocht kan geen misverstand ontstaan: hij komt uit een echt PvdA-nest en is nog altijd stijflinks. De idealen die boegbeeld en oud-premier Joop den Uyl namens die partij uitdroeg in de jaren zeventig en tachtig zijn volgens hem sindsdien grondig verkwanseld. En daardoor zijn de kansen die hij ooit zelf heeft gehad in het Nederland van nu allang niet meer vanzelfsprekend.

Scherp, speels en met de nodige (zelf)spot verweeft de geboren verteller zijn eigen levensloop met de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen die ons land in de afgelopen halve eeuw heeft doorgemaakt. Hij spreekt in dat kader ook met zijn eigen ouders, de ‘oude hippies’ Jan en Virginia, en legt drie voormalige PvdA-leiders/‘hoofdverdachten’ het vuur aan de schenen: Wouter Bos, Job Cohen en Diederik Samson.

In de ogen van Fretz zijn zij onderweg, terwijl ze druk bezig waren met ‘verantwoordelijkheid nemen’, de grondbeginselen van de sociaaldemocratie – de eerlijke verdeling van kennis, macht en inkomen – uit het oog verloren. En daarom leven we nu met zijn allen in een – diepe ademhaling – neoliberale hel. What’s Left wordt daarmee een demasqué van het hedendaagse Nederland, een land dat altijd nét iets te trots op zichzelf lijkt.

En dat is weer zo’n stellingname, lekker polemisch getoonzet ook, waarmee menigeen het natuurlijk grondig oneens kan zijn. Fretz’s schotschrift dwingt in elk geval tot zelfreflectie. Over wie we zijn (geworden), wie we (willen) worden en of er überhaupt wel zoiets als ‘wij’ bestaat (of moet bestaan). En welke rol links daar dan weer in moet spelen, natuurlijk.

Gabby Giffords Won’t Back Down

Een krachtigere pleitbezorger voor strengere Amerikaanse wapenwetten is nauwelijks denkbaar. Op 8 januari 2011 overleefde Gabrielle Giffords als Democratisch congreslid voor de Amerikaanse staat Arizona een moordaanslag in Tucson – hoewel sommige media in eerste instantie meldden dat ze was overleden. Giffords liep wel ernstige hersenbeschadiging op, raakte deels verlamd, kampte met afasie, verloor een deel van haar gezichtsveld en moest helemaal opnieuw leren spreken.

Haar echtgenoot Mark Kelly, een voormalige astronaut die inmiddels namens de Democratische partij in de Amerikaanse senaat zit, besloot haar herstelproces vanaf het allereerste begin te filmen, omdat hij vermoedde dat zijn vrouw later beslist zou willen zien hoe ze er in die begindagen aan toe was. Ook al had zij er in eerste instantie helemaal geen idee van dat ze door ene Jared Lee Loughner, een man met ernstige psychische problemen, in het hoofd was geschoten.

Dat intieme beeldmateriaal, van een ambitieuze en begaafde vrouw die opnieuw moet leren hoe ze zichzelf kan zijn en die zich tegelijkertijd begint te realiseren dat ze nooit meer de oude wordt, is even schokkend als aangrijpend en vormt het hart van Gabby Giffords Won’t Back Down (98 min.), de nieuwe film van het linksige docuduo Julie Cohen en Betsy West (RBG en My Name Is Pauli Murray). Giffords stamelt, huilt of zingt zich naar de best mogelijke versie van zichzelf.

Een jaar na de moordaanslag ziet Gabrielle Giffords zich toch genoodzaakt om afscheid te nemen als volksvertegenwoordiger. De beelden van hoe zij, enkele seconden voordat ze haar vertrek bekend gaat maken, voor de camera oefent hoe ze bepaalde woorden het beste kan uitspreken is erg ontroerend. Hier zit een vrouw die de waarheid onder ogen ziet en daar consequenties aan heeft verbonden. Ze heeft daarnaast ook privé enorme offers moeten brengen door toedoen van die ene verwarde man.

Cohen en West zoomen in op Giffords’ voortijdig afgebroken politieke loopbaan, laten die (in jubeltermen) becommentariëren door medestanders en de toenmalige president Barack Obama en volgen haar als zij zich begint op te werpen als onvermoeibare strijder voor stringentere wapenwetgeving en drijvende kracht achter de politieke carrière van haar man Mark Kelly, die in zekere zin de gefnuikte ambities van zijn echtgenote probeert te verwezenlijken.

Net als in hun eerdere films sympathiseren de twee documentairemakers duidelijk met hun hoofdpersoon – een moedige en optimistische vrouw die letterlijk zingend door het leven lijkt te gaan, maar ook een politica in hart en nieren – en blijft elke vorm van scherpte of conflict achterwege. Deze degelijke en typisch Amerikaanse documentaire had zo’n kartelrandje eerlijk gezegd wel kunnen gebruiken.

Conversations With A Killer: The John Wayne Gacy Tapes

Netflix

Van november 1979 tot april 1980 voerde John Wayne Gacy, in afwachting van een rechtszaak vanwege moord, gesprekken met een medewerkers van zijn eigen verdedigingsteam, iemand waarvan de identiteit nog altijd onbekend moet blijven van z’n familie. De opnamen, zestig uur in totaal, zijn voor het eerst te horen in de driedelige documentaireserie Conversations With A Killer: The John Wayne Gacy Tapes (185 min.) van true crime-crack Joe Berlinger, die in 2019 al een serie afleverde over een andere beruchte seriemoordenaar: Conversations With A Killer: The Ted Bundy Tapes.

In de kruipruimte onder het huis van Gacy in Des Plaines, een stadje ten noordwesten van Chicago, heeft de politie eind 1978 de lijken van bijna dertig jonge mannen aangetroffen. Dat griezelverhaal is al talloze malen verteld – niet zo lang geleden in de sterke docuserie John Wayne Gacy: Devil In Disguise, opgebouwd rond gesprekken die de killer had met de befaamde FBI-profiler Robert Ressler – maar blijft onverminderd tot de verbeelding spreken. Niet vreemd: Gacy was een lokaal bekende ondernemer, deed dienst als voorzitter van de plaatselijke afdeling van de Democratische Partij en stond zelfs op de foto met Rosalynn Carter, de vrouw van de toenmalige Amerikaanse president.

De joviale baas van aannemersbedrijf Painting Decorating Maintenance, die in zijn vrije tijd graag op kinderfeestjes kwam opdraven als Pogo The Clown en nog altijd voortleeft als de personificatie van de horrorclown, had al eens eerder in de gevangenis gezeten. Vanwege sodomie. Dat had hem ook zijn huwelijk gekost. Toen hij begin jaren zeventig opnieuw trouwde besloot hij volgens eigen zeggen om eerlijk te zijn naar zijn tweede echtgenote. ‘Ik wilde vertellen dat ik biseksueel was en me inliet met andere dingen, maar dat ik geen homo was of zo’, legt hij, volgens een geheel eigen logica, uit op de nieuwe audio-opnames. ‘Daar hoefde ze niet bang voor te zijn. Ik was tegen ze. Ze waren ziek en zwak.’

John Gacy – zou die tweede naam, Wayne, overigens ooit zijn toegevoegd om van hem de absolute tegenpool te maken van de ‘all American hero’ John Wayne? – ging zijn geperverteerde lusten en (zelf)woede genadeloos botvieren op de jongens die hij naar zijn huis wist te lokken. De agenten die hem destijds inrekenden kunnen de geur van hun rottende vlees en de bijbehorende beelden van ontbindende lichamen ruim veertig jaar later nog altijd moeiteloos oproepen. Hoe vaak zouden die sindsdien al hebben verteld over die macabere zoektocht door Gacy’s woning en hun ervaringen met de heer des huizes? En, zo bezien, delen zij nu werkelijk hun herinneringen of het logische verhaal dat ze daarvan ooit hebben gemaakt?

Berlinger laat hen in elk geval gewoon weer hun verhaal doen en ruimt tevens plek in voor een oude celmaat van John Wayne Gacy, zijn advocaten, een overlevende, de openbaar aanklagers, een voormalige medewerker en nabestaanden van enkele slachtoffers. Hun herinneringen worden gestut met nieuwsbeelden, naargeestige collageachtige sequenties en een onheilszwangere soundtrack. Zo wordt de huiveringwekkende geschiedenis van de sadistische moordenaar weer opgedist. Adequaat en kundig, met enkele eigen accenten, zoals de nadruk op de homoseksualiteit van veel slachtoffers. Daardoor kwam de politie waarschijnlijk later dan gebruikelijk in actie en kon Gacy dus langer ongestoord zijn gang gaan.

Uiteindelijk is het echter lastig om nog iets wezenlijks toe te voegen aan een levensverhaal dat al zo vaak, in al z’n gore details, is verteld. Ondanks hun schokkende karakter zijn de daden van John Wayne Gacy bijna vertrouwd gaan voelen. Tegelijkertijd blijft het schokkend om de man zelf bijvoorbeeld te horen vertellen dat hij heeft genoten van de rechtszaak. ‘Ik sta graag in het middelpunt’, zegt hij op de opnametapes. ‘Maar ik heb het ook verdiend. Niemand anders is weggekomen met wat ik heb gedaan.’

Ethel

HBO Max

Robert Kennedy is een symbool geworden: de rechterhand van president John F. Kennedy, hoop van een nieuwe generatie én slachtoffer in een golf moordaanslagen die de jaren zestig danig zouden verpesten en ook Martin Luther King, Malcolm X en zijn oudere broer John het leven hebben gekost. Voor filmmaakster Rory Kennedy was hij echter gewoon haar vader.

En voor Ethel (93 min.) was hij Bobby, de echtgenoot met wie ze maar liefst elf kinderen op de wereld zou zetten. De man die ze op 6 juni 1968 moest afgeven. Sirhan Sirhan maakte na een campagnebijeenkomst in Californië en plein public een einde aan zijn leven – al is er bij menigeen, zoals dat gaat bij dit soort ontwrichtende gebeurtenissen, ook twijfel of hij wel de (enige) dader was.

Deze persoonlijke film uit 2012 richt zich op Robert F. Kennedy (1925-1968), de vader, het voorbeeld, de familieman. Herstel: deze persoonlijke film richt zich op Ethel Skakel Kennedy (1928-), de moeder, het voorbeeld, de familievrouw. De mater familias, die in haar eentje al die Kennedy-kinderen richting volwassenheid moest begeleiden. Ze leeft nu al meer dan een halve eeuw zónder Bobby.

Rory, die nog niet geboren was toen haar vader stierf, realiseert zich overigens direct waar de belangrijkste wegversperring naar het wezen van haar moeder zit: recht tegenover haar, vriendelijk glimlachend. Al haar broers en zussen zijn maar al te bereid om haar te woord te staan. Maar de hoofdpersoon zelf… ‘Al deze introspectie,’ verzucht haar moeder op een gegeven moment. ‘Ik haat het!’

Uiteindelijk wordt de soep niet zo heet gegeten als ie is opgediend en blijft geen onderwerp onbesproken: Bobby’s omstreden klus voor senator Joe McCarthy die een kwaadaardige heksenjacht op communisten ontketende, het vliegtuigongeluk dat Ethels ouders het leven kostte, haar aanvaringen met de wet, de rouw na de moorden op John en haar echtgenoot en het (lange) leven ná Bobby.

Samen met haar moeder, broers en zussen – en in de rug gedekt door werkelijk prachtige familiefilmpjes en treffende nieuwsreportages – boetseert Rory Kennedy een hartveroverende vertelling uit dat veelbewogen leven in de kantlijn van grote gebeurtenissen. Daarvan was Ethel overigens zo’n 99 maanden zwanger, misschien wel haar grootste prestatie en in elk geval haar meest tastbare erfenis.

Ethel wordt daarmee zowel een modern sprookje als een messcherp portret van de Verenigde Staten in de tweede helft van de twintigste eeuw, via de familie die als geen ander de Amerikaanse Droom – en de ontmanteling daarvan – belichaamde. En natuurlijk gaat deze egodocu net zoveel over de vader die Rory Kennedy nooit heeft gekend als over de moeder naar wie ze de film heeft vernoemd.

Eternal Spring

Lofty Sky

Het is een bijzonder stoutmoedige actie: op 5 maart 2002 wordt de Chinese staatstelevisiezender in Changchun overgenomen door een select groepje activisten. In plaats van de officiële programmering vertonen ze uitzendingen over de boeddhistische filosofie van de Falun Gong-beweging. Daarmee steken de hackers een niet te negeren middelvinger op naar de almachtige Communistische Partij, die de spirituele beweging in 1999 heeft verboden en aanhangers sindsdien het leven onmogelijk probeert te maken.

‘In China zouden ze duizend mensen doden om er eentje te pakken te krijgen’, stelt Daxiong. Hij probeert de herinneringen van participanten aan de voorbereidingen, de hackactie zelf en de nasleep daarvan te vangen in een storyboard, dat als basis dient voor een geanimeerde versie van de gebeurtenissen. Daxiong heeft overigens ambivalente gevoelens over de actie. Hij nam er zelf niet aan deel, maar voelde zich als aanhanger van Falun Gong naderhand wel genoodzaakt om het land te verlaten. Hebben de actievoerders het regime nodeloos geprovoceerd?

In Eternal Spring (85 min.) volgt Jason Loftus de pogingen van de Chinese animator, inmiddels woonachtig in Canada, om met direct betrokkenen terug te keren in de tijd en de gebeurtenissen zo nauwkeurig mogelijk te reconstrueren. Die verhaallijn wordt doorsneden met het resultaat van zijn inspanningen: fraaie en indringende geanimeerde scènes. Deze krachtige documentaire heeft daarmee een vergelijkbare opzet als Flee, de Deense film die onlangs werd genomineerd voor drie Oscars (en toch met lege handen achterbleef) en doet daar ook weinig voor onder.

Via de hackersactie, die volgt op en wordt gevolgd door vervolging van alles wat met Falun Gong heeft te maken, schetst Loftus in het knap gemaakte Eternal Spring een beklemmend beeld van het leven in een repressieve samenleving, waar de staat opereert als rücksichtslose gedachtenpolitie. De slotsom van 5 maart 2022 is ronduit schokkend: enkele betrokkenen ontvluchtten het land, anderen belandden jarenlang in de gevangenis en een enkeling moest er zelfs met z’n leven voor betalen. En dat alles voor enkele onwelgevallige televisieminuten.