Messi

102 Distribution

‘Luister goed: jij wordt de beste voetballer van de wereld’, zegt oma tegen de kleine Lionel in de documentaire Messi (90 min.) uit 2014. Want zo werkt mythevorming: als je weet hoe het verhaal afloopt – ook al wisten ze toentertijd natuurlijk nog niet dat de held in 2022 de wereldtitel zou bemachtigen – dan kun je gerust een scène voor twee acteurs schrijven over de jeugd van de beste voetballer van zijn (of elke) generatie, waarin zijn grootmoeder deze gedenkwaardige woorden uitspreekt tegen haar kleinzoon. En of die dan ooit daadwerkelijk uit haar mond zijn gekomen, doet er dan in wezen niet meer toe.

Zoals het ook niet uitmaakt of de arts, die ‘Leo’ en zijn ouders bezoeken vanwege een groeihormoontekort, ooit daadwerkelijk heeft gezegd dat hij desondanks groter wordt dan Diego Maradona, het Argentijnse icoon waartegen Lionel Messi al zijn hele carrière, tenminste tot die wereldtitel, heeft moeten opboksen. Daarmee krijgt dit verhaal – en een goed verhaal moet je nu eenmaal niet dood checken – alleen maar meer cachet. Deze documentaire van Álex de la Iglesias bevat echter wel héél veel van zulke nagespeelde scènes, vermengd overigens met onweerstaanbare (jeugd)beelden van de dartelende linkspoot.

Messi zelf, althans de volwassen versie daarvan, komt niet aan het woord. Alleen de dertienjarige uitgave, als hij net naar Spanje is verkast, om voor FC Barcelona te gaan spelen. En die zegt dan dat Maradona zijn grote idool is, maar ook dat hij zelf niet op hem lijkt. Verder laat hij vooral zijn voeten spreken. Dat wordt ruimschoots gecompenseerd door anderen. Die hebben zich verzameld in een typisch mediterraan restaurant en bespreken daar in kleine groepjes het leven van de held van deze film. Aan één tafel zitten bijvoorbeeld familie, vrienden en leraren, aan een andere zetelen jeugdtrainers en medespelers bij de Argentijnse clubs Grandoli en Newell’s Old Boys.

Elders in deze hybride van docu, drama en lofzang zitten Barcelona-iconen zoals Gerard Piqué, Javier Mascherano en Andrés Iniesta gebroederlijk bij elkaar, om de loftrompet te steken over de ploeggenoot die hen al aan zoveel trofeeën heeft geholpen. Aan een privétafel prikken bovendien de voormalige verlosser van Barcelona, Johan Cruijff, en een gewezen topspits van Argentinië, Jorge Valdano, samen een vorkje. Ze raken verzeild in een fascinerende dialoog over de brille van de voetballer Lionel Messi. En aan weer een andere tafel legt oud-bondscoach César Luis Menotti intussen uit hoe je zo’n speler inpast in je team.

Uiteindelijk komen al deze passanten uit Messi’s leven natuurlijk ook te spreken over de eeuwige vergelijking met Diego Maradona. Met behulp van split screen worden de overeenkomsten tussen de twee grootheden en hun signatuurdoelpunten fraai in beeld gebracht. Als persoon heeft Messi altijd wat schril afgestoken bij de driftkikker Maradona, die bovendien in 1986 namens zijn land de wereldcup omhoog mocht houden. Dat is onlangs tijdens het wereldkampioenschap van 2022 ruimschoots gecompenseerd. Messi vloog zo nu en dan op z’n Maradona’s uit de bocht en mocht na afloop bovendien poseren met zijn eigen wereldbeker.

Hij was tijdens dit toernooi ook weer diverse malen, na alwéér een doelpunt, te aanschouwen in die karakteristieke pose: dankbaar naar boven kijkend, intussen beide wijsvingers in de lucht stekend. Sinds het veer-in-de-reet portret Messi weten we: hij kijkt niet naar de Heer, maar naar zijn oma in de hemel. Die altijd al wist dat hij de beste zou worden.

Rock City: The Life We Live

Will Wissink

Ze hebben zich stuk voor stuk in ons collectieve geheugen genesteld: The Life I Live, Wang Dang Doodle en Wasted Words, klassieke singles van bandjes uit Den Haag. Van Q65, Livin’ Blues en The Motions, om precies te zijn. Will Wissink kijkt in Rock City: The Life We Live (91 min.) terug op de gloriejaren van de Haagse muziekscene, toen The Tielman Brothers werden beschouwd als halfgoden, The Rolling Stones het Scheveningse Kurhaus afbraken en plaatselijke groepen als Golden Earring(s) en Shocking Blue overal de hitlijsten beklommen.

Wissink is een kind van die wereld. Zijn vader Willy was jarenlang de spil van de indorockgroep Willy And His Giants, waarin Will zelf tijdens een comeback ook nog even mocht drummen. Na de dood van zijn vader richt hij zich op het vastleggen van wat er nog over is van die ooit zo bruisende scene. De dagen van Q65-gitarist Joop Roelofs zijn bijvoorbeeld geteld. Hij kampt met kanker en probeert van elke dag die hem nog rest te genieten. En als zijn laatste uur heeft geslagen, wil hij definitief verdwijnen in een speciaal aangeschafte ‘flight case to heaven’.

Zijn oude bandmaatje Peter Vink timmert nog gewoon met een nieuwe groep, Knight Area, aan de weg. ‘M’n laatste klus’, noemt hij die in plat Haags. Frontman Nicko Christiansen van Livin’ Blues is rustiger geworden sinds hij ‘van de alcohol af’ is. Hij houdt zich onledig met schilderen en treedt zo nu en dan op. Hans Vandenburg heeft ’t ondertussen wel een beetje gehad met zijn Gruppo Sportivo. Hij gaat alleen spelen. ‘Je verdient meer en je hebt geen gezeik aan je kop.’ De rest van de band blijft optreden onder de naam Bombitas XL. Totdat Vandenburg alsnog terugkeert op het oude nest.

Zanger Rudy Bennett van The Motions tenslotte komt onverwacht weer in de aandacht te staan. Hij krijgt de kans om Beat En Bordeelsluipers, een theatershow over de geschiedenis van de Haagse popmuziek, te promoten in het televisieprogramma Voetbal International. Van tevoren is er nog wel even twijfel: kan hij eigenlijk nog wel ‘in the states negroes fight for freedom’ zingen in hun hit Wasted Words? ‘African-Americans’ past niet volgens huismuzikant Danny Vera. Bennett besluit het er toch maar op te wagen. Zijn optreden leidt tot een warme aanbeveling van Johan Derksen.

‘Dit is echt de reclame die we nodig hebben,’ zegt voormalig Golden Earrings-zanger Frans Krassenburg na afloop tegen Bennett. ‘Dat meen ik echt.’ Waarna Derksen zich zelfs sterk maakt voor een uitgebreide tournee van deze en andere vertegenwoordigers van de oude garde. Rock City moet ’t hebben van zulke aandoenlijke scènes, treffende impressies vanuit het nostalgiecircuit. Want de documentaire zelf is weliswaar hartstikke sympathiek, maar ook tamelijk grillig en fragmentarisch en vergeleken met een thematisch verwante film zoals Tot De Laatste Snik!? bovendien nogal ongericht.

En, hoewel Wissink niet pretendeert dat hij een compleet overzicht van Den Haag als muziekstad heeft geschetst, is het toch wel jammer dat Shocking Blue helemaal niet en Golden Earring slechts zijdelings aan bod komen.

Femicide

BNNVARA

Elke acht dagen wordt er een Nederlandse vrouw vermoord. In meer dan de helft van de gevallen gaat het om een man die ‘zijn’ vrouw doodt. Femicide (52 min.). Dit zijn de verhalen van enkele achterblijvers. Noem het vooral géén familiedrama, zegt één van hen, Nasrin Khoshkalems dochter Asri Kalhori, in deze interviewfilm van Roxanne Herder en Eva Strating. ‘Één persoon kiest ervoor om de ander te vermoorden’, zegt ze. ‘Dat is geen drama. Dat doe je niet met zijn tweeën. Dat doet één persoon!’

Stapsgewijs nemen de nabestaanden van Nasrin (1964-2018) en Nadine Beemsterboer (1986-2006), Eva Veerman (1992-2021) en Gea Godwaldt (1972-2020) door hoe de relatie die hun dierbaren het leven heeft gekost ooit (heel gewoon) is begonnen, zich vervolgens heeft ontwikkeld en uiteindelijk tot een dramatische ontknoping is gekomen. En hoe dit henzelf voor de rest van hun leven heeft getekend.

Stuk voor stuk hebben ze zich moeten buigen over de vraag of zij de tragedie misschien hadden kunnen voorkomen. Achteraf zijn de signalen dat er iets mis was vaak gemakkelijk te herkennen, maar waarom zag (vrijwel) niemand op het moment zelf de ernst van de situatie? En dan is er nog de woede, tegenover de man die ooit de partner van hun kind, zus of moeder was en die ook voor hen gewoon als familie voelde.

‘Als ik kom te overlijden op mijn oude dag, dan gaat er een bijl mee in mijn kist’, zegt Johan Veerman bijvoorbeeld ferm, als reactie op een boodschap die de moordenaar van zijn dochter Eva achterliet: we zien elkaar in de hemel. Gea Godwaldts zus Barbara kan zich dan weer boos maken over ‘victim blaming’. Mensen die vragen waarom haar zus niet gewoon wegging bij die vent. ‘Dit kan echt iedereen overkomen’, benadrukt ze.

Herder en Strating ondersteunen de tragische verhalen van de nabestaanden met beelden van het interieur van een onbestemd huis, dat zomaar een plaats delict zou kunnen zijn, en foto’s en filmpjes van de slachtoffers zelf, soms van vlak voor hun dood. Ze geven het geheel bovendien een stemmige ondertoon met de – overigens al wel erg vaak gebruikte – pianomuziek uit de Amerikaanse dramaserie The Leftovers.

Zo onderstrepen ze dat femicide een (on)menselijke tragedie is en blijft, waarover in de afgelopen jaren alles al eens is gezegd en die op de één of andere manier toch totaal onbegrijpelijk blijft.

What’s Left? – De Puinhopen Van Links

Frenkie Media/BNNVARA

‘In tien jaar tijd is het aantal daklozen verdubbeld. We leven in de grootste wooncrisis sinds de Tweede Wereldoorlog. De GGZ, de jeugdzorg, de ouderenzorg zijn uitgekleed…’ En zo kan Johan Fretz nog wel even doorgaan. Dat doet hij trouwens ook aan het begin van dit bevlogen pleidooi voor een betere wereld – een linkse wereld dus. Want Half Nederland staat in brand. En dat is overigens óók de schuld van links.

Tenminste, die conclusie is onvermijdelijk voor de schrijver en columnist van het Parool. Of zoals sommige lezers van die krant hem volgens eigen zeggen noemen: ‘die linkse, woke deugfascist, excuusallochtoon, gutmensch, socialistische, communistische, racistische, antiracistische, vervelende rot-millennial in zijn grachtengordel-bubbel’. En dan woont hij ook nog eens ‘in een schitterend jaren dertig-koophuis’.

In het politieke pamflet What’s Left? – De Puinhopen Van Links (72 min.), gemaakt met coregisseur en sidekick Juul Op den Kamp, onderzoekt Fretz hoe en waar het mis is gegaan met de sociaaldemocratie en de voornaamste vertegenwoordiger daarvan, de Partij van de Arbeid, en hoe het neoliberalisme vervolgens de dominante ideologie heeft kunnen worden in ons land – en trouwens ook in de rest van de westerse wereld.

Over Fretz’s startpunt bij deze lekker up tempo-zoektocht kan geen misverstand ontstaan: hij komt uit een echt PvdA-nest en is nog altijd stijflinks. De idealen die boegbeeld en oud-premier Joop den Uyl namens die partij uitdroeg in de jaren zeventig en tachtig zijn volgens hem sindsdien grondig verkwanseld. En daardoor zijn de kansen die hij ooit zelf heeft gehad in het Nederland van nu allang niet meer vanzelfsprekend.

Scherp, speels en met de nodige (zelf)spot verweeft de geboren verteller zijn eigen levensloop met de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen die ons land in de afgelopen halve eeuw heeft doorgemaakt. Hij spreekt in dat kader ook met zijn eigen ouders, de ‘oude hippies’ Jan en Virginia, en legt drie voormalige PvdA-leiders/‘hoofdverdachten’ het vuur aan de schenen: Wouter Bos, Job Cohen en Diederik Samson.

In de ogen van Fretz zijn zij onderweg, terwijl ze druk bezig waren met ‘verantwoordelijkheid nemen’, de grondbeginselen van de sociaaldemocratie – de eerlijke verdeling van kennis, macht en inkomen – uit het oog verloren. En daarom leven we nu met zijn allen in een – diepe ademhaling – neoliberale hel. What’s Left wordt daarmee een demasqué van het hedendaagse Nederland, een land dat altijd nét iets te trots op zichzelf lijkt.

En dat is weer zo’n stellingname, lekker polemisch getoonzet ook, waarmee menigeen het natuurlijk grondig oneens kan zijn. Fretz’s schotschrift dwingt in elk geval tot zelfreflectie. Over wie we zijn (geworden), wie we (willen) worden en of er überhaupt wel zoiets als ‘wij’ bestaat (of moet bestaan). En welke rol links daar dan weer in moet spelen, natuurlijk.

M’n Beessie En Ik

Halal

Het is even proppen, maar dan heeft Frans, vernoemd naar kunstenaar Francis Bacon, in de openingsscène van M’n Beessie En Ik (77 min.) dan toch echt z’n plekje achter in de gele stationwagen gevonden. Eenmaal thuis, als hij gezellig met ‘eigenaar’ Kim op de bank zit, krijgt hij een lekker stukje fruit toegestopt. Het varken is zes jaar geleden bij haar, en haar toenmalige partner, ingetrokken. ‘We zien hem echt als onze dikke maat’, zegt ze. En hij heeft met zijn vaste routines ook wel wat weg van ‘een autistisch jongetje’.

Frans is één van de opmerkelijke ‘huisdieren’ in deze tragikomische film van regisseur Johan Kramer (Keeper), waarin allerlei exotische exemplaren en hun baasje worden gepresenteerd: de Afrikaanse reuzenslak (Her Majesty) Nokia, kapper Vico’s coole sfinxen, influencerkat Zappa (met meer dan 100.000 volgers op Instagram), de zingende Titanic-hond Mikey van een kwetsbare tiener en Dog Dance-kampioen Kamatz en zijn menselijke danspartner Wollie. En, natuurlijk, de vreemdste diersoort van allemaal: de mensch.

De Beessies worden grondig gehumaniseerd. Ontdierlijkt ook. Of simpelweg ontvleest. En de mensen aan hun zijde respectvol geportretteerd. Want hoewel een buitenstaander bij de aanblik van de koppels een milde glimlach soms misschien nauwelijks kan onderdrukken, of zelfs even hardop moet lachen, probeert Kramer nooit te scoren ten koste van zijn personages. Hij beziet hen met compassie en begrip en maakt zo inzichtelijk welke rol deze partner, ouder of nakomeling in dierenvermomming speelt in hun leven.

M’n Beessie En Ik wordt daarmee een soort zusterfilm van Heddy Honigmanns Buddy, over de symbiotische relatie tussen hulphonden en hun baasje. Deze dieren openen de wereld van hun menselijke vrienden, zorgen ervoor dat zij zich geaccepteerd voelen en geven hen een gevoel van veiligheid. Johan Kramer registreert dit zeer gestileerd, met fraaie totalen en extreme close-ups, waarbij hij echt héél dicht op de vacht zit. Met bijzondere aandacht ook voor de dierlijke communicatie – het knorren, spinnen, kwispelen – waaruit de goede verstaander nog heel wat kan afleiden.

Tegen dat gevoel van volledige geborgenheid kan klaarblijkelijk weinig op. Zoals Wollie, die enige tijd geleden is gescheiden, het treffend uitdrukt: ‘Ik heb ooit een sleutelhanger gekocht. En die tekst vond ik zo mooi: Onvoorwaardelijke liefde, hoe ziet dat eruit? Voor mij heel eenvoudig: vier poten en een snuit.’

Akwasi

Videoland

Die ene omstreden uitspraak tijdens de Black Lives Matter-demonstratie van 1 juni 2020 vormt het startpunt voor de documentaire Akwasi (51 min.): ‘Op het moment dat ik in november een Zwarte Piet zie, ik trap hoogstpersoonlijk op z’n gezicht.’ De ‘slip of the tongue’ gaat in de maanden daarna een eigen leven leiden en zet allerlei ontwikkelingen in gang, waardoor de welbespraakte rapper indringend wordt geconfronteerd met de wereld om hem heen én zichzelf.

Johan Derksen, Geert Wilders en talloze anonieme onverlaten gaan helemaal los op Akwasi Ansah, die wordt weggezet als de archetypische ‘angry black man’. Al snel volgen er concrete bedreigingen. ‘Ik denk dat heel veel witte mensen zwarte mensen accepteren, tolereren, zolang je aan het beeld dat zij van je hebben voldoet’, zegt zijn vriend Mitchell Esajas. Hij legt uit: ‘Je mag protesteren, maar wel vreedzaam. Je mag iets zeggen over racisme, maar wel wanneer wij dat acceptabel vinden, dus niet tijdens de Sinterklaasperiode. Doe het maar daarbuiten.’

Deze documentaire van Remco Garcia laat met persoonlijke vlogs en intieme beelden vanuit de familiekring zien welke impact de commotie en dreigementen hebben op Akwasi, zijn vrouw Ahisha Ansah en hun kinderen, bijvoorbeeld als er een poederbrief wordt bezorgd of een stel boosaardige zwarte pieten voor de deur staat. Medestanders zoals schrijver Adriaan van Dis, rapper Bizzey, documentairemaker Sunny Bergman en rapper/zanger Typhoon geven daarbij duiding en context.

Iets meer tegengeluid of kritische vragen over Akwasi’s eigen rol in de controverses zouden daarbij welkom zijn geweest, al is het duidelijk niet Garcia’s bedoeling om z’n hoofdpersoon het vuur aan de schenen te leggen. Deze film wil zijn kant van het verhaal laten zien en werkt uiteindelijk toe naar het moment waarop Akwasi, in het najaar van 2020, betrokken raakt bij de ledenwerfactie van Omroep Zwart, dat een nieuw, kleurrijk geluid wil toevoegen aan het vaderlandse omroepbestel.

Daarmee lijkt het verhaal van deze uitgesproken stem van het hedendaagse Nederland overigens nog lang niet afgerond. Deze film is vooral een tussenopname, de weerslag van een formatieve periode uit zijn bestaan als opinieleider.

JC

Nationaal Archief / Anefo / Jac de Nijs

Terwijl het Nederlands elftal op het wereldkampioenschap voetbal van 1974 ten onder gaat tegen West-Duitsland, in slowmotion en begeleid door stemmige muziek, filosofeert de belangrijkste speler op het veld, Johan Cruijff, hardop over het bestaan van een hogere macht en of zoiets als geluk en ongeluk eigenlijk wel bestaat.

In het vliegtuig op weg naar huis, als de ster van het Nederlands elftal even alleen is met zijn vrouw Danny, wordt hij vervolgens aangesproken door een verslaggever. ‘Johan, als ik even mag storen: kun jij tegen je verlies?’ De professional in Cruijff geeft beleefd antwoord en gaat daarna in op hoe hij zich nu voelt. Hij dankt God op zijn blote knieën dat het toernooi afgelopen is, zegt hij. ‘Want het was onmenselijk zwaar.’

De fraaie archieffilm JC (63 min.), die wordt uitgebracht ter gelegenheid van Johan Cruijffs 75e verjaardag, is dan halverwege. Met prachtig archiefmateriaal, begeleid door een audiocollage van interviewfragmenten, portretteert regisseur David Kleijwegt de beste voetballer die Nederland ooit heeft voortgebracht. Diens eerste periode bij Ajax is dan achter de rug, hij kan aan zijn tweede grote liefde FC Barcelona beginnen.

Kleijwegt heeft van deze film nochtans geen regulier carrièreoverzicht gemaakt. Hij zwerft eerder intuïtief door het publieke leven van het Nederlandse icoon en vindt in allerlei situaties – de kleedkamer, het trainingsveld, tussen supporters, het strand, in reclames, de biljarttafel, thuis met Danny en allerlei televisieprogramma’s – de Cruijff die we al van haver tot gort kennen en die tóch nog nieuwe kanten van zichzelf prijsgeeft.

Behalve de lefgozer, topspits, sierlijkheid zelve, aanvoerder, leider, betweter, kapsoneslijder, denker, coach en woordkunstenaar Johan Cruijff vangt Kleijwegt, die eerder een soortgelijke film over Willem van Hanegem maakte, ook de tijd waarin de amateursport voetbal in de ban raakte van het grote geld, de televisie ineens kleur kreeg, Mies Bouman dienst deed als een soort moeder des vaderlands, gewone stervelingen Bekende Nederlander werden en ‘Cruijffie’ uitgroeide tot ‘Johan’.

Afgelopen week liet Studio Sport in de documentaire Johan Cruijff: The Unknown overigens met prachtige beelden al zien hoe goed de Nederlandse speler ooit was.

Sociaal Tribunaal

VPRO

Nadat ze voor het boek Gouden Bergen (2020) een jaar lang enkele influencers volgde, pluist filosoof en journalist Doortje Smithuijsen de online-cultuur en bijbehorende mores nu verder uit in enkele tv-docu’s.

Zo portretteerde ze in Mijn Dochter De Vlogger enkele ouders en hun influencerkinderen en schetste ze in Volg Je Me Nog? een paar ‘ouder’ wordende influencers die hun achterban zagen slinken. In Sociaal Tribunaal (36 min.) onderzoekt Smithuijsen de zogenaamde cancelcultuur. In een soort rechtbanksetting praat ze met gecancelden, cancelaars en deskundigen op het gebied van webcultuur, imagobeheer en wetgeving over de digitale rechtszaal waarin menigeen zich tegenwoordig moet verantwoorden of doet gelden. Op zoek naar wat het ons, of hen, kost en oplevert.

Met journalist en entrepreneur Sander Schimmelpenninck bespreekt ze bijvoorbeeld de rel die ontstond nadat hij de vijftienjarige Alexia in een podcast de lekkerste prinses had genoemd. Hij werd vervolgens en masse uitgemaakt voor pedo, voelde zich op dat moment echt bedreigd en pleit nu voor een verbod op anonieme profielen op social media. In dat verband komt ook het zogenaamde ‘trollenleger’ van een andere gesprekspartner van Smithuijsen, Telegraaf-journalist Wierd Duk, aan de orde. Die voelt zich echter helemaal niet verantwoordelijk voor wat het extreme deel van zijn achterban uitspookt.

En heeft Schimmelpenninck, met een messcherpe twitterdraad over een filmpje van Laura van Ree, zelf het leven van dit model/influencer ook niet nodeloos zuur gemaakt? Zij vindt van wel. Smithuijsen bekent vervolgens dat ze het bewuste filmpje ook heeft gedeeld. Zulke dwarsverbanden en dubbelrollen geven deze interviewfilm, die is opgefleurd met een White Lotus-achtige soundtrack, kleur en maken tevens duidelijk hoe ingewikkeld het speelveld op sociale media is. Want waar houdt het agenderen van een reëel probleem of prangende kwestie op en begint cancelen? En lukt het überhaupt om iets of iemand op die manier écht kalt te stellen?

Doortje Smithuijsen verkent deze discussie met een uiteenlopende groep gasten, waaronder ook Ian Buruma (die weg moest als eindredacteur bij de New York Review Of Books, nadat er onder zijn verantwoordelijkheid een artikel verscheen van een man die door diverse vrouwen werd beschuldigd van seksueel wangedrag), kunstcollectief Kirac (dat de eveneens van seksueel geweld betichte kunstenaar Julian Andeweg probeert te ontcancelen) én de ogenschijnlijk aimabele Mark Keus (die jarenlang onder de naam Henk de Vries loos ging op de sociale media, bijvoorbeeld over die #kutkaag).

Vlot stipt Sociaal Tribunaal via en met hen allerlei kernzaken, pijnpunten en principiële kwesties aan, waarover de menschen thuis dan lekker verder kunnen discussiëren.

Força Koeman

Videoland

Het is een beetje de goden verzoeken: om als voormalig sterspeler van FC Barcelona de baan van coach te accepteren op het moment dat die club definitief door zijn hoeven lijkt te zakken. En om tijdens dat proces ook nog eens een cameraploeg toe te laten, dat ook. De kans dat de ultieme jongensdroom uitloopt op een gigantisch fiasco is immers levensgroot. Misschien tekent het echter de absolute winnaar in Ronald Koeman dat hij de uitdaging toch aangaat en dat afbreukrisico dan maar op de koop toeneemt.

Niet dat Koeman heel veel heeft te vrezen van regisseur Chiel Verbakel. Die geeft hem in de negendelige serie Força Koeman (280 min), uitgebracht in drie korte seizoenen, alle ruimte om zijn eigen verhaal te doen. Waarbij de hartproblemen, die hij in mei 2020 ondervond, hem zouden hebben aangespoord om nu eindelijk voor zijn droomclub te kiezen. Aan het woord komen verder Koemans vrouw Bartina, broer Erwin, moeder Marijke en kinderen Ronald junior, Tim en Debbie. Zij geven een leuk inkijkje in hoe de familie Koeman de terugkeer naar de Catalaanse hoofdstad beleeft, waar al zoveel zoete herinneringen liggen. Dat gevoel wordt nog eens versterkt met idyllische shots van de stad, vergezeld van traditionele muziek.

De voetbalinput komt van zaakwaarnemer Rob Jansen, Koemans assistenten Alfred Schreuder en Henrik Larsson, voorganger Pep Guardiola (met wie het heel lekker golfen is) en Frenkie de Jong. De Nederlandse middenvelder is inmiddels kind aan huis bij de Koemannetjes met zijn vriendin Mikki (die, als ze gearmd met Bartina door de stad flaneert, zou kunnen doorgaan voor een echt Koemeisje). De voetbaljongens houden zich veelal op de vlakte of debiteren clichés. Zoals de docuserie over het hier en nu – Koemans komst naar Barcelona en zijn lastige periode als coach – in eerste instantie sowieso niet zoveel nieuws heeft te melden. De problemen rond sterspeler Messi komen bijvoorbeeld nauwelijks aan de orde. En het gedwongen vertrek van diens boezemvriend Luis Suárez blijft al helemaal onbenoemd.

Als aan het eind van het seizoen, in de tweede serie van drie afleveringen die in september 2021 is uitgebracht, Ronald Koemans eigen positie in het gedrang komt, spreekt Kamp Koeman echter honderduit. De coach zelf heeft het gevoel dat de nieuwe voorzitter Laporta hem nodeloos laat bungelen (maar de Nederlander verbindt daar dan zelf ook geen consequenties aan). En Bartina is emotioneel en boos. Ze moeten van Ronald afblijven! Hij bedoelt het tenslotte goed en werkt ook zo hard, volgens zijn echtgenote, die moeite heeft om haar tranen te bedwingen. Uiteindelijk mag de Nederlander, die moedwillig in het openbaar is beschadigd en die zelf via de media ook flink heeft teruggevochten, tóch blijven. ‘De hypocrisie van de topsport’, zegt zaakwaarnemer en huisvriend Rob Jansen ijskoud. Hij doelt op de handelswijze van Barcelona’s nieuwe voorzitter.

Força Koeman kent meer van zulke onthullende momenten: als Koemans vriend, de sportpresentator Lluís Canut, bijvoorbeeld zijn mond voorbij lijkt te praten. Hij beweert te hebben gefungeerd als postillon d’amour tussen Barcelona en de trainer, waarbij het initiatief van de Nederlander schijnt te zijn gekomen. Dat strookt niet helemaal met het beeld dat is geschetst van Koemans overgang van het Nederlandse elftal naar de Spaanse topclub (en dat hier nog eens wordt bevestigd door Rob Jansen). De Barcelona-trein is dus niet zomaar gestopt voor Ronald Koeman, zodat hij er, nadat hij al twee keer ‘nee’ had gezegd, op kon springen. De trainer zou zelf hebben gevraagd of die trein, na Barcelona’s ‘Humillación Histórica’ (een 8-2 verlies tegen Bayern München), bij zijn stationnetje halt wilde houden. 

Ook opvallend: Pedri, ‘het grootste talent van Spanje’, lijkt te zijn aangetrokken zonder dat Koeman hem überhaupt kende. Het zijn zulke, al dan niet bedoelde, nieuwtjes die van deze miniserie met een plastic promorandje best een aardige kijkervaring maken. Waarbij de relatie van de Koemannen en –vrouwen met Barcelona – en hun herinneringen aan de vroegere buurman Johan Cruijff – het allerleukst is. Dan worden ze net een gewone familie, met kinderen en kleinkinderen die opa en oma bij hun 35 jarige huwelijk vergasten op een surpriseparty en een zoon die ten overstaan van de gehele Koemanclan te paard in het huwelijk treedt. Dan ook toont Ronald Koeman even de man, of soms zelfs het jongetje, achter de geharde coach, die aan de job van zijn leven is begonnen. Waarvan hij niet weet of ie die, na een veelbewogen seizoen dat ondanks winst van de Spaanse beker in mineur eindigt, ook mag afmaken.

En dan, nadat zijn hoofd wekenlang op het hakblok heeft gelegen en hij aan het vervolg van zijn klus kan beginnen, meldt Messi met betraande ogen dat hij Barca gaat verlaten. En daar pikken de laatste drie afleveringen van Força Koeman, uitgebracht in maart 2022, de draad weer op. Als de Nederlandse trainer weinig vertrouwen voelt bij de clubleiding en steeds verder in het nauw komt. ‘De scheidsrechters zijn anti-Barcelona’, zegt Koeman tegen Bartina nadat hij is weggestuurd bij alwéér een teleurstellende wedstrijd. Clubkenner Simon Kuper stelt dat die slechte resultaten overigens vooral een gevolg zijn van jarenlang wanbeleid.

‘Het was gewoon wachten totdat de gelegenheid daar was voor de president om te zeggen: nu kan ik niet anders’, zegt zaakwaarnemer Rob Jansen als zijn cliënt dan toch ontslag is aangezegd. Wanneer de zeis is gevallen, zijn Verbakel en z’n cameraploeg erbij om de eerste reacties in Huize Koeman op te tekenen, waarbij met name Bartina weer geen blad voor de mond neemt. De hoofdpersoon zelf is alweer bezig met de toekomst: een nieuwe periode als bondscoach van het Nederlands elftal. ‘Dat zou ik wel doen’, zegt de man die natuurlijk nóóit zelf zou solliciteren voor die job. ‘Dat past eigenlijk misschien nog wel het beste bij mij.’ En zo loopt Ronald Koeman, nauwelijks verhuld, toch alvast warm voor een nieuwe episode van Força Oranje.

Deze bespreking is na elk seizoen geactualiseerd.

Tiny Tim: King For A Day

Man, vrouw, volwassene en kind. Ze gingen allemaal in de blender, volgens Susan M. Khaury Wellman. En eruit kwam Tiny Tim, alias Herbert Butros Khaury (1932-1996), een performer met een uitgesproken ‘seksuele, politieke en etnische ambiguïteit’. Susan wist het meteen: met Tim wil ik trouwen. Hij was alleen ‘half-homo’, maar dat ging volgens haar meer om identiteit dan om seksuele voorkeur. 

Niemand kon in elk geval zo overtuigend zingen op ‘the sissy way’. Tim begon in de jaren vijftig op te treden te midden van andere toenmalige misfits, zoals Het Armloze Wonder en De Scherpschutter Zonder Handen. Hijzelf werd destijds De Menselijke Kanarie genoemd. Nee, echt serieus werd de androgyne artiest, met die nét iets te hoge stem en zijn eeuwige ukelele, toen niet genomen. Totdat Tim een plek vond binnen de tegencultuur van de jaren zestig en als cultfiguur een graag geziene gast in allerlei televisieprogramma’s werd. Op het gênante af.

In Tiny Tim: King For A Day (75 min.) roept regisseur Johan von Sydow de wondere wereld van deze welhaast vergeten ‘freak’ uit New York op. Hij maakt daarbij gebruik van heel persoonlijke dagboekfragmenten van zijn protagonist, die worden ingelezen door diens geestverwant ‘Weird Al’ Yankovic. Von Sydow ondersteunt Tims gedachtewereld bovendien met fantasievolle zwart-wit animaties. Zo worden kerngebeurtenissen uit zijn veelbewogen verleden opgehaald en ook de sombere binnenkant van de extraverte publieke persoonlijkheid inzichtelijk gemaakt.

Deze inkijkjes in het leven van de excentriekeling worden gestut door interviews met zijn weduwe, dochter, neven, jeugdliefde, vrienden, muzikanten, manager, biograaf en de voorzitter van de Tiny Tim-fanclub. Ook zij herkenden in de flamboyante performer een getormenteerde ziel. Die raakt in de tweede helft van dit empathische portret langzaam uit de gratie en verwordt dan tot een tamelijk deerniswekkende figuur. Volgens schrijver Will Friedwald heeft hij nochtans hoogstpersoonlijk het pad geëffend voor androgyne sterren als David Bowie, Prince en Boy George.

Behalve een charmant portret van een eigenzinnige entertainer werkt Tiny Tim: King For A Day ook als aanklacht tegen het soms ontzettend cynische talkshowcircuit, dat buitenbeentjes eerst enthousiast binnenhaalt, daarna helemaal uitmelkt en tenslotte achteloos dumpt. Als ‘koning’ van de dag, een wegwerpproduct met een beperkte uiterste houdbaarheid. Zo bezien krijgen Tims bezoekjes aan de show van Johnny Carson zelfs bijna een wreed karakter. Geamuseerd kijkt Amerika’s bekendste talkshowhost steeds toe hoe zijn gast zichzelf keer op keer te kijk zet.

Beppie

IDFA

In 1964 verscheen het eerste deel van de legendarische Up-serie. 7Up liet veertien Britse kinderen van zeven jaar aan het woord, die vervolgens elke zeven jaar opnieuw zouden worden opgezocht. Een jaar later, in 1965, verscheen Johan van der Keukens portret van zijn buurmeisje Beppie (36 min.), een tienjarig Amsterdams straatschoffie dat menigeen voor zich innam. Niet in het minst Van der Keuken zelf, die haar ‘het zonnetje van de achtergracht’ noemde.

Hoe zou het zeven jaar later met Beppie Klaassen zijn geweest? En weer zeven jaar daarna? Sterker: hoe zou het nu zijn met haar? Ze moet inmiddels zo ongeveer de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. In de documentaire Leven Met Je Ogen, die Ramón Gieling in 1997 maakte over regisseur Johan van der Keuken, vertelt ze in elk geval hoe ze voor de opnames van Beppie een koude douche moest nemen. Anders besloeg de cameralens. Naderhand kreeg ze naar verluidt een zak patat van de filmmaker.

Met acht broertjes en zusjes woont Beppie begin jaren zestig met haar ouders in een kleine woning in de hoofdstad. Thuis hebben ze het niet breed. Op school is ze een keer blijven zitten. Ze kletst te veel. Tijdens het oefenen van tafels zingt het ontwapenende meisje nochtans uit volle borst mee. Haar vrije tijd brengt ze vooral op straat door. Met kattenkwaad natuurlijk. Ze vertelt er open over. Over een ‘ruitje inkinkelen’ met een ander meisje bijvoorbeeld. ‘Haar zusje zegt dat er een foto van je wordt gemaakt’, zegt Beppie. Ze richt zich vervolgens tot de camera: ‘Is dat waar?’

Dan is belletje trekken toch veiliger. Samen met andere kinderen trekt Beppie van deur naar deur. Van der Keuken volgt haar op de voet: ook naar de Zeedijk, waar ze de vrouwen achter de ramen ‘uitslovertjes’ noemt. Of de plaatselijke bioscoop waar Beppie, voor het oog van de camera van Ed en Gerda van der Elsken, echt helemaal opgaat in de tekenfilms. Tussendoor praat ze over de westernserie Bonanza, Caballero-sigaretten en de jongen, geen eens een gemene, die sinds kort haar vriendje is. Al blijft ze, zo zegt ze er meteen nuchter achteraan, waarschijnlijk niet haar hele leven bij hem.

Met hedendaagse ogen bekeken roepen de opzet en verhaallijn van Beppie allerlei vragen op – moest die bioscoopscène bijvoorbeeld echt zo lang? vanwaar die soms wel erg dominante muziek? waarom komen haar ouders pas helemaal aan het eind van de film aan het woord? – maar als kinderportret, sfeertekening en tijdsbeeld staat deze korte documentaire nog altijd fier overeind. Helaas is het bij deze ene productie over de potentiële publiekslieveling Beppie gebleven.

Cannabis

KRO-NCRV

Hij is een wat tragische ‘poster boy’ geworden voor het Nederlandse softdrugsbeleid: Johan van Laarhoven, de grote man van de coffeeshopketen The Grass Company. In 2014 werd de Brabander gearresteerd in Thailand. Hij zou voor jaren achter de tralies verdwijnen en moest zien te overleven in ronduit erbarmelijke omstandigheden. Het initiatief voor zijn aanhouding zou volgens zijn broer en compagnon Frans en z’n advocaten Gerard Spong en Sidney Smeets zijn gekomen vanuit het drugsgidsland Nederland. Iets wat door het Openbaar Ministerie dan weer wordt genuanceerd.

De zaak Van Laarhoven loopt als een rode draad door de zesdelige serie Cannabis (304 min.) waarin Arjen Sinninghe Damsté stijlvol door de geschiedenis van het Nederlandse softdrugsbeleid zwiert. Van het hippiefestival Kralingen en de allereerste Amsterdamse coffeeshops tot de hedendaagse wietzolders, internationale cannabisindustrie en medicinale wiet. In de tussenliggende jaren is er altijd reuring geweest rond het vaderlandse gedoogbeleid. Was het niet de aanhoudende kritiek vanuit Amerika, waar al decennia een ‘war on drugs’ wordt uitgevochten, dan ontstond er wel een enorm schandaal rond het feit dat politie en justitie enorme hoeveelheden drugs bleken te hebben doorgelaten, de zogenaamde IRT-affaire.

Cannabis geeft crimefighters het woord, maar focust zich vooral op de vrije jongens die ooit besloten om een boterham te gaan verdienen met hashhandel. Zij zouden stelselmatig worden gemangeld tussen de steeds steviger optredende overheid en de altijd weer brutaler denkende georganiseerde misdaad. Zo kreeg Henk de Vries, eigenaar van de befaamde coffeeshop The Bulldog, tussen de invallen van de politie en belastingdienst door bijvoorbeeld ineens bezoek van ene Klaas Bruinsma. Het criminele kopstuk kondigde doodleuk een vijandige overname van de coffeeshop aan. Niet veel later werd Bruinsma geliquideerd. De Vries had er niets mee van doen, zegt hij. ‘Ik moet er enkel bij zeggen: ik was op dat moment wel bereid om het te doen. Iemand anders heeft mijn probleem opgelost.’

Met zulke verhalen uit alle uithoeken van de softdrugswereld dringt Cannabis, lekker sjiek gefilmd en verlevendigd met bijzonder fijn archiefmateriaal, door tot het hart van een business die zich noodgedwongen op het snijvlak tussen legaal en illegaal afspeelt. Een sleutelrol is daarbij weggelegd voor de joyeuze verteller Tom Vermeir. Met losse, informele voice-overs, die qua toonzetting doen denken aan de series Schuldig en Stuk, en het nodige kunst- en vliegwerk houdt hij de verschillende verhaallijnen en personages bij elkaar. Vermeir moet ook steeds de verbinding leggen met de zaak Van Laarhoven, waarin Nederlands dubbelhartige houding tegenover softdrugs, vervat in die ene multi-interpretabele term ‘gedogen’, nog eens goed onder het vergrootglas komt te liggen.

De kwestie rond de Brabantse coffeeshophouder claimt gaandeweg steeds meer ruimte. Als in de slotafleveringen de vraag op tafel komt of Van Laarhoven naar Nederland kan worden gehaald (en of hij hier dan nog de rest van zijn straf moet uitzitten), schaart Sinninghe Damsté zich bovendien heel nadrukkelijk aan zijn kant en krijgt het Openbaar Ministerie ondubbelzinnig de schurkenrol toebedeeld. Het is een laatste akte die deze ambitieuze serie enigszins uit het lood trekt.

Schijnbewegingen: Over Voetbal En Dans

Rudi van Dantzig & Johan Cruijff / NOS Collectie Rudi van Dantzig

Hij oogt als een vis in het water: Johan Cruijff in een balletzaal. Geconcentreerd kijkt de beste Nederlandse voetballer aller tijden toe hoe choreograaf Rudi van Dantzig aan het werk is met Clint Farha, de topdanser van het Nationaal Ballet. Hij herkent de hand van de meester. Van Dantzig geeft het ritme aan en laat zijn protegé zweten. Er wordt urenlang gerepeteerd.

‘En iemand wie keihard traint’, stelt Cruijff op geheel eigen wijze in Schijnbewegingen: Over Voetbal En Dans (59 min.) uit 1988. ‘Dat is bloed, zweet en tranen.’ De toenmalige trainer/coach van Ajax, in die tijd vrijwel altijd met een sigaret in de hand, heeft tegenover Van Dantzig plaatsgenomen voor een tweegesprek onder leiding van Frits Barend, waarin de overeenkomsten tussen voetbal en ballet worden onderzocht. Van Dantzig stelt op zijn beurt dat hij zich regelmatig heeft laten inspireren door het Ajax van Cruijff en Michels.

Voor hedendaagse begrippen zou het dubbelinterview met de twee grootheden soms wel een zetje of wat meer tempo kunnen gebruiken. Het wordt in deze tv-docu, geregisseerd door Piet Erkelens en Pim Marks, echter omlijst door fraaie sequenties van een indrukwekkende solo van Farha (op Bachs Air On G String) en hoogstandjes van topspits Marco van Basten (opgeleukt met lekker campy jaren tachtig-muziek).

Schijnbewegingen wordt bovendien tot een fraaie climax gebracht met een meeslepende parallelmontage van een voorstelling van de excellerende Farha en het Nationaal Ballet en een Europa Cup 2-wedstrijd waarin het Ajax van Van Basten, Menzo en Rijkaard het in de eigen Meer opneemt tegen het Zweedse Malmö FF. Sport en kunst verworden in die apotheose voor heel even tot elkaars evenbeeld.

Naderhand geeft Van Dantzig zijn protegé in de coulissen een welgemeend schouderklopje en wordt in de Ajax-kleedkamer luidkeels ‘Johan Cruijff, Johan Cruijff, Johan Cruijff, Johan Cruijff, Johan Cruijff, Johan Cruuuiiijjjff’ gezongen.

Johan Cruijff: En Un Momento Dado

Als één documentaire heeft bijgedragen aan de mythevorming rond Nederlands beste voetballer aller tijden, dan is het Nummer 14 Johan Cruijff van sportjournalist Maarten de Vos en Cruijffs eigen schoonvader Cor Coster uit 1972. En als één film de mythe rond het fenomeen Cruijff vervolgens ook écht te pakken heeft gekregen, dan is het Johan Cruijff: En Un Momento Dado (93 min.) van Ramón Gieling, een poëtische documentaire uit 2004 waarin de Catalaanse liefde voor ‘el Salvador’ uitbundig wordt bezongen.

De titel verwijst naar een Cruijffiaanse verhaspeling van de Spaanse uitdrukking ‘op een gegeven moment’, die vervolgens als ‘het moment dat je gegeven wordt’ onderdeel is geworden van het Spaanse vocabulaire. Alsof Johan Cruijff in zijn tweede vaderland niet alleen het voetbal opnieuw uitvond, maar ook de taal die daar sinds jaar en dag wordt gesproken. Zoals hij dat natuurlijk ook in Nederland heeft gedaan: niet zozeer door oorspronkelijke vondsten, maar door een combinatie van originele gedachten en een beperkte taalvaardigheid.

In En Un Momento Dado zet Gieling vol in op de betekenis van de man, het fenomeen eigenlijk, voor Catalonië, dat zich altijd een stiefkind van Spanje heeft gevoeld. Gewone fans – van een flamencogitarist die de ‘duende’ in Cruijff waardeert tot een vrouw die in elk vriendje Johan zocht – getuigen over hoe de stervoetballer de Catalanen hun zelfrespect terug gaf. Eindelijk hadden ze iemand die de strijd kon aangaan met – en winnen van – het arrogante Madrid en de verpersoonlijking daarvan, Real Madrid, de voetbalclub die warme banden onderhield met de gevreesde dictator Franco.

In de eerste helft van de film legt Gieling de nadruk op Cruijffs carrière als speler, terwijl de tweede helft in het teken staat van zijn jarenlange trainerschap van FC Barcelona (dat tevens wordt behandeld in de Spaanse film Cruyff: The Last Match). Zijn dienstverband eindigt in eerste instantie met een vertrek door de achterdeur, dat later wordt gerepareerd met een emotioneel eerbetoon. En Un Momento Dado is echter bepaald geen regulier profiel of carrièreoverzicht, de documentaire werkt eerder als een psychologisch portret van een gemeenschap, die zijn metershoge held allerlei gedachten, handelingen en idealen toedicht en ’s mans gebaren en bewegingen met welhaast religieuze devotie nabootst.

De extra tijd, een vol kwartier, is voor Johan zelf, die in dat geheel eigen onnavolgbare Spaans nog één keer uitlegt hoe het (leven) zit. Probeer maar eens níet aan zijn lippen te hangen.

Keeper

Halal

Als Hans van Breukelen – talloze malen kampioen van Nederland, winnaar van de Europa Cup 1 en Europees kampioen met het Nederlands elftal – wordt gevraagd naar het definiërende moment van zijn carrière, dan is de kans behoorlijk groot dat hij ‘het graspolletje’ noemt. Een, relatief kleine, fout die in 1987 de nederlaag van PSV tegen rivaal Feyenoord inleidde. De Eindhovense voetbalclub werd dat jaar overigens gewoon kampioen en zou in het volgende seizoen letterlijk alles winnen wat er te winnen viel. Met Van Breukelen als rots in de branding.

Het incident met het polletje is illustratief voor de 73-voudige international Van Breukelen, de succesvolste doelverdediger uit de Nederlandse historie, en voor zijn stiel in het algemeen: de keeper als een tragische figuur. De bezeten eenling. Het buitenbeentje ook. Een man – of steeds vaker: vrouw – die nooit punten voor je wint, ze alleen kan verliezen. ‘Als het team wint, komt het door de trainer’, zegt Tarek Kharboutly, één van de hoofdpersonen van de documentaire Keeper (75 min.). ‘Als het team verliest, komt het door de keeper.’ Een fout is volgens de doelverdediger van de Zuid-Hollandse tweedeklasser Teylingen, die ooit voor het Syrische nationale elftal speelde, niets minder dan ‘een schande’.

Tegendoelpunten kunnen zelfs intens verdriet veroorzaken, zoals bij jeugdkeeper Lenny Bemboom uit Terschelling die tranen met tuiten huilt als er wéér een bal invliegt. Er moet een volwassene aan te pas komen om de jongen te troosten. Het is één van de mooiste scènes uit deze fijne publieksfilm van Johan Kramer, die verder de ambitieuze doelvrouw Selena Babb en de 74-jarige Jan Dooijewaard van DVV’33 uit Ermelo, ‘de oudste keeper van Nederland’, portretteert. Via hen gaat Kramer, in de rug gedekt door de sportjournalisten en (oud-)keepers Sjoerd Mossou en Leo Oldenburger, op zoek naar het wezen van de spreekwoordelijke sukkel op doel. Die er natuurlijk alleen staat omdat hij niet kon voetballen.

De filmmaker maakt in deze mythologisering van de beroepsgroep, die alle oerbeelden bestendigt die je bij keepers kunt hebben, geen gebruik van archiefmateriaal. Geen legendarische namen uit het verleden dus, zoals Gordon Banks, Dino Zoff of Rinat Dasajev. En ook de moderne ‘krokettenvangers’ Neuer, Courtois of – de grote held van Lenny – De Gea ontbreken. Keeper richt zich op gewone baltegenhouders. In een oer-Hollandse setting is te zien hoe ze hun verdediging dirigeren, spugen in handschoenen, rekken en strekken, de bal uit de sloot halen of klaar gaan staan om een penalty te stoppen (volgens Sjoerd Mossou de enige situatie waarin een keeper alleen maar kan winnen). Kamer vangt hun rituelen in fraaie, door weelderige muziek ondersteunde sequenties. Waarbij natuurlijk ook dat hele kleine beetje sterven na elke tegengoal niet ontbreekt. Als de bal ook nog eens door hen, en door niemand anders, uit het doel moet worden gehaald.

En niemand die dat zo hartverscheurend kon als, juist, Hans van Breukelen. De beelden zijn moeiteloos op te roepen: hoe hij nadat de bal uit het net is gevist, met een mengeling van ongeloof en weltschmerz in de ogen en mismoedig schuddend met het hoekige hoofd, de bal met een larmoyante voetbeweging richting middenstip trapt. Nóg mooier echter zijn de herinneringen aan hoe ‘De Breuk’ eerst, in de aanloop naar de belangrijkste strafschop van zijn leven, met zijn wijsvinger even het rechterooglid omlaag trekt (zo van: ‘ik heb jou door, jongen!’) en later als een ongenaakbare gladiator de knuffels van zijn teamgenoten in ontvangst neemt. Tussendoor heeft hij in de EK-finale van 1988 een penalty van de Rus Belanov gestopt. Die redding vormde de opmaat naar de enige prijs die Oranje ooit won.

Disclaimer: ik sta zelf elke zondag op doel en ben zo ongeveer het tegendeel van Hans van Breukelen: nooit iets gewonnen en na elke redding op zoek naar een schouderklopje.

Nummer 14 Johan Cruijff

Als Nummer 14 Johan Cruijff (85 min.) één verdienste heeft, dan is het dat de film uit 1973 de beste Nederlandse voetballer aller tijden in volle glorie laat zien. Johan Cruijff dartelt, kapt, draait, passt, protesteert, pingelt, hakt, versnelt, bikkelt, dirigeert, zet voor, provoceert, kopt, wijst, gaat neer én scoort. Natuurlijk. Altijd in beweging, vaak in slow-motion. En steevast begeleid door muziek: zwierige jazz of de lyrische themamuziek van Tonny Eijk (die eigenlijk alles uitdrukt wat er valt te zeggen over Cruijff).

‘Ik heb van mezelf nog nooit van zijn leven een hele goeie wedstrijd zien spelen’, zegt hij tijdens een interview thuis in Vinkeveen, in de taal die zijn handelsmerk zal worden. ‘Dus helemaal één goeie wedstrijd.’ De jonge Cruijff wijdt uit: ‘Je hebt ook heel vaak dat je voor jezelf een goeie wedstrijd gespeeld heb, maar dat niemand ziet dat je een goeie wedstrijd gespeeld hebt. Plus dat veel mensen zeggen: je heb wel goed gespeeld. Terwijl je in wezen niet goed gespeeld hebt.’

Ook prachtig: hoe Cruijff in deze film van sportjournalist Maarten de Vos (en zijn eigen schoonvader/zaakwaarnemer Cor Coster) thuis de Europa Cup 1-finale van Ajax tegen Inter Milan uit 1972 terugkijkt op televisie en (speciaal voor de documentaire) commentaar geeft bij de close-up beelden die van hem en zijn directe tegenstander, de ouderwetse mandekker Gabriele Oriali, zijn gemaakt. Hij spoelt de videoband zelfs even terug om te demonstreren hoezeer hij steeds, met onreglementaire middelen, in zijn spel wordt gehinderd.

De Cruijff van Ajax was dus al vóór zijn vertrek naar FC Barcelona in 1973 (een periode die poëtisch wordt behandeld in de documentaire Johan Cruijff: En Un Momento Dado en de Spaanse film Cruyff: The Last Match) behoorlijk wereldwijs. Een betweter, zoals critici hem nog vaak zullen noemen. In deze klassieke sportfilm schemert daar zo nu en dan nog eens het jongetje Johan doorheen.

Als hij over zijn, jong overleden, vader vertelt, bijvoorbeeld. Of voorgaat in een trip nostalgia door Betondorp, de wijk waar hij opgroeide en nu zijn moeder, pleegvader en jeugdvrienden tegenkomt. En die ene buurman, die nog altijd in zijn tuin zit te wroeten. Hij pakte vroeger regelmatig Johans bal af. Iets waar de Oriali’s van deze wereld hem om zouden gaan benijden.

Natuurlijk, naar hedendaagse maatstaven is Nummer 14 Johan Cruijff een tamelijk trage documentaire, die ogenschijnlijk willekeurig schakelt tussen interviews met de hoofdpersoon, achter de schermen-scènes en overvloedige wedstrijdbeelden. Tegelijkertijd is de film een wezenlijk onderdeel geworden van De Mythe Cruijff, het definitieve beelddocument over zijn Ajax-periode. Een nostalgisch stemmende weerslag bovendien van een tijd, waarin topsporters ineens een popsterrenstatus konden krijgen.

Retour Madrid

In een tijd dat voetbal nog volledig in zwart-wit werd gespeeld, de belangrijkste bijzaak van de wereld eigenlijk een veredelde amateursport was en profspelers er dus regelmatig een herenmode- of sigarenzaak op na moesten houden, trad Ajax, net als komende week, ook al eens aan tegen Real Madrid. In 1967, in de eerste ronde van de Europa Cup 1, om precies te zijn. Na een 1-1 gelijkspel in Amsterdam maakte de ploeg van trainer Rinus Michels en spelers als Nuninga, Groot, Keizer, Swart en dat ene ontluikende supertalent uit Betondorp zich op voor een Retour Madrid (20 min.). In de Spaanse hoofdstad moest Ajax spelen tegen ‘De Koninklijke’, de succesvolste Europese voetbalclub van na de Tweede Wereldoorlog.

Nederland stelde destijds op Europees niveau bar weinig voor. Het totaalvoetbal, waarmee het Ajax van de dan inmiddels tot ‘De Generaal’ gebombardeerde Michels en zijn meesterlijke rechterhand Johan Cruijff begin jaren zeventig de wereld zou gaan domineren, stond nog in de kinderschoenen. In deze korte documentaire van Bert Haanstra uit 1968 oogt Michels als een ouderwetse schoolmeester, die bij zijn wedstrijdbespreking natuurlijk gebruik maakt van een traditioneel schoolbord. Het gaat maar om één ding, houdt hij zijn ploeg voor: geen seconde verslappen. En de latere ‘nummer veertien’ draagt intussen nog gewoon numero negen en wordt bovendien consequent ‘Cruijffie’ genoemd.

De commentator van dienst is niemand minder dan Philip Bloemendal. Met zijn deftige dictie en woordspielerei eist de onvergetelijke Polygoon-stem de absolute hoofdrol op. ‘Enfin’, concludeert hij met de gebruikelijke zwier en metalige stem, ‘Ajax is alle bevangenheid kwijt’ in ’de hel van Bernabeu’. Bloemendal, die zijn voice-overs waarschijnlijk echt pas achteraf heeft opgenomen, laat zich niettemin flink meeslepen door de hectiek van de wedstrijd in Madrid, die de hoofdmoot van deze compacte film vormt. ’Schieten, Cruijffie!’, roept hij tijdens de bloedstollende verlenging. ‘Oh, moeder! Oh, wat een kans!’ Hij is ook degene die de gaten moet dichten als de ene cameraman die toentertijd verantwoordelijk was voor de wedstrijdregistratie eens een belangrijk spelmoment heeft gemist.

Hoe groot het sportieve belang van de Nederlands-Spaanse tweekamp toentertijd ook was, Retour Madrid oogt nu bijna als een schoolreisje voor volwassenen, waarbij de Ajacieden zowaar eens met het vliegveld naar het buitenland mogen (en Johan zelfs in de cockpit), de kans krijgen om op het imposante Madrileense veld te trainen (maar niet bij de doelen!) en zich kunnen vergapen aan de goedgevulde bekerkast van de Spaanse club (waarin alleen de zilvervloot ontbreekt). En natuurlijk, zoals toentertijd ook gebruikelijk was in de Polygoon-journaals, wordt er altijd tijd ingeruimd voor hoogwaardigheidsbekleders, in dit geval een bezoek van een lid van de koninklijke familie. Terwijl haar Madrileense echtgenoot natuurlijk de thuisclub steunt, belooft prinses Irene plechtig dat ze voor Ajax zal supporteren.

Dit bijzonder vermakelijke tussendoortje van de grootmeester Haanstra, die in 1958 al een Oscar had gewonnen met zijn film Glas, blaast zo met verve het stof van het Nederland van de jaren vijftig, die hier te lande tot dik in de jaren zestig hebben geduurd. Daarbij komt een nostalgische voetbalwereld tevoorschijn, waarin de zilvervloot nog kan worden gewonnen, rond het veld voortdurend opgewekte marsmuziek klinkt en het publiek ‘boe!’ roept na overtredingen. En juichen gebeurt lekker ouderwets: bij een doelpunt steken ze simpelweg hun armen recht in de lucht en beginnen een heel klein beetje, niet te overdreven, op en neer te springen.

De korte documentaire Retour Madrid is hier in zijn geheel te bekijken.

Flogstavralet

Fateh Shams

Zijn ze ’t ooit op advies van een psychiater gaan doen? Of is het een soort naargeestig eerbetoon aan iemand die ooit rond die tijd van de flat afsprong? Niemand weet het zeker. Feit is dat de studenten van de Flogsta-campus in het Zweedse Uppsala elke avond om tien uur hun raam, balkon of dak opzoeken en vervolgens de longen uit hun lijf schreeuwen.

The Flogsta Scream, juist. Een fenomeen dat zich blijkbaar inmiddels heeft verspreid naar andere Zweedse studentensteden. In Flogstavrålet(18 min.), een korte gestileerde documentaire uit 2013 waar een collega me onlangs op tipte, zoomt regisseur Johan Palmgren in op het ‘studentenghetto’.

Hij maakt van Flogsta een duistere, ronduit unheimische plek, waar de politie wordt ingeschakeld als er eten uit de koelkast is gestolen, een onbekende man de lift ingaat met een soort Darth Vader-masker op en in de lege eetzaal een verweesde jongen luidkeels zit te zingen. En in deze flat zijn het niet de jongeren die voor geluidsoverlast zorgen, maar speelt een jazzorkest van oude van dagen zo hard dat niemand een oog dicht doet.

Zou de hele bedoening in scène zijn gezet? Dat gevoel bekroop mij heel even. Zeker toen om klokslag tien uur alle buitenbeentjes, die in Flogstavrålet met grove pennenstreken worden geportretteerd, zich inderdaad opmaakten voor een gezamenlijke oerschreeuw, die voor een gevoel van opluchting en verbondenheid moet zorgen.

En toch, of misschien wel juist daarom, blijft deze sluwe en absurdistische film je bij.

Cruyff: The Last Match

Aan Johan Cruijff, alweer ruim een jaar geleden overleden, zijn diverse documentaires gewijd. Nummer 14 Johan Cruijff natuurlijk, een zwierige ode aan de grootste Nederlandse voetballer aller tijden uit 1973, met die uit duizenden herkenbare themamuziek van Letty de Jong en good old Tonny Eyk.

Of Johan Cruijff: En Un Memento Dado, een al even poëtische poging van Ramón Gieling uit 2004. Over de liefde van gewone Catalanen voor de Nederlandse verlosser die in 1974 met FC Barcelona eigenhandig een einde maakte aan de heerschappij van aartsrivaal Real Madrid en Catalonië intussen weer wat zelfrespect gaf in de donkere jaren van het Franco-regime.

In de Spaanse documentaire The Last Match (70 min.) uit 2014 blikken voetbalkopstukken als Guardiola, Xavi en Cruijffs zoon Jordi (niet geheel toevallig een Catalaanse naam overigens) terug op zijn ruim veertigjarige relatie met Barcelona als speler, trainer en cultureel fenomeen.