Stevie Van Zandt: Disciple

HBO Max

Hij is één van de weinige frontmannen die ook genoegen kan nemen met een rol als rechterhand van The Boss – of als consigliere van een lokale maffiabaas. Zelfs in dit verrukkelijke portret van Steven Van Zandt komt eerst Bruce Springsteen en pas daarna de hoofdpersoon zelf aan het woord. Tony Soprano, de licht ontvlambare Jersey-boss van Stevies personage Silvio Dante, meldt zich pas na ruim één uur en drie kwartier, als de carrière van de Amerikaanse zanger, gitarist en producer al over hoge toppen en door diepe dalen is gegaan en dan nog een nieuwe dimensie krijgt via een prominente rol in één van de beste televisieseries aller tijden, The Sopranos.

‘s Mans leven lijkt in Stevie Van Zandt: Disciple (140 min.) sowieso op een zorgvuldig gearrangeerde productie. Soms letterlijk. Als hij in het huwelijk treedt met Maureen Santoro, wordt dit ingezegend door één van zijn helden, Little Richard. Bruce is natuurlijk getuige, de band uit The Godfather verzorgt de muziek en soulzanger Percy Sledge komt nog even When A Man Loves A Woman zingen. En dan stapt Van Zandt begin jaren tachtig uit Springsteens E Street Band. ‘Toen hij z’n eerste plaat maakte, nam hij afstand van Bruce’, vertelt scenarioschrijver en recensent Jay Cocks. ‘Ze hielden van elkaar. Het was niet de grote broer van wie hij afstand nam. Hij wilde zich niet langer het kleine broertje voelen.’ De man die tot dan bekend heeft gestaan als ‘Miami Steve’ begint zich ‘Little Steven’ te noemen. Zijn band dubt hij ‘The Disciples Of Soul’.

Eenmaal solo (her)ontdekt Van Zandt zijn maatschappelijke betrokkenheid. Hij begint de rock & lol die hij sinds jaar en dag aan de mens bracht met Springsteen en die andere band uit New Jersey, Southside Johnny & The Asbury Jukes, te injecteren met een fikse dosis politiek activisme. Stevie neemt bijvoorbeeld het voortouw in de strijd tegen Apartheid in Zuid-Afrika. Voor de hitsingle Sun City (1985), zijn eigen militante variant op de benefietsongs Do They Know It’s Christmas? en We Are The World, verzamelt hij een opvallend diverse en inclusieve groep artiesten, die publiekelijk uitspreken dat ze nooit zullen gaan spelen in het Las Vegas van Zuid-Afrika. Met zijn activisme schildert hij zichzelf alleen in een hoek, waar uiteindelijk verdacht weinig geld valt te verdienen. Een lange loopbaan lijkt begin jaren negentig tot een halt te komen.

Volgens eigen zeggen houdt Steven Van Zandt zich dan een jaar of zeven vooral onledig met ‘het uitlaten van de hond’. Totdat Southside Johnny hem vraagt voor een productieklus, Bruce zijn inmiddels ontmantelde band weer opstart en showrunner David Chase de non-acteur cast in The Sopranos. Het is een mooi rond verhaal over onmetelijke liefde voor muziek, hechte vriendschap en het vinden, verliezen en weer heruitvinden van jezelf. Dat wordt verteld door de man zelf, prominente vakbroeders (Paul McCartney, Bill Wyman, Jackson Browne, Bono en Eddie Vedder) en Sopranos (David Chase, Vincent ‘Pussy Bonpensiero’ Pastore en Maureen Van Zandt, alias Silvio’s echtgenote Gabriella Dante). De documentaire concentreert zich volledig op Van Zandts artistieke carrière. Zijn persoonlijke leven blijft vrijwel volledig buiten beeld.

In bijna tweeëneenhalf uur, volgepropt met een eindeloze serie (bijna) hits, moet regisseur Bill Teck nochtans alle zeilen bijzetten om alle aspecten van zijn kleurrijke protagonist te belichten. Want behalve artiest, acteur, producer en onmisbare schakel (inmiddels opnieuw 25 jaar!) binnen Springsteens gereanimeerde E Street Band heeft Steven Van Zandt zich met de radioshows Little Steven’s Underground Garage en Outlaw Country ook ontwikkeld tot een soort Leo Blockhouse, een rock & soul-professor die Amerika’s jeugd de juiste weg wil wijzen: richting muziek. Valse of kritische noten ontbreken verder vrijwel volledig in deze film, die daarom, met enige kwade wil, een hagiografie kan worden genoemd. Een mensch moet alleen wel een hart van steen hebben om géén discipel van Stevie te worden.

Stax: Soulsville U.S.A.

HBO Max

Het platenlabel dat in de jaren zestig en zeventig vanuit Memphis een geheel eigen, typisch zwart soulgeluid ontwikkelt, wordt in 1957 opgericht door twee witte Amerikanen: Jim Stewart en zijn zus Estelle Axton. Met de eerste twee letters van hun achternamen vormen ze de naam Stax Records. Ze willen countrymuziek gaan uitbrengen. En dan stappen in 1960 Rufus Thomas en zijn dochter Carla binnen met een liedje: Cause I Love You. Broer en zus zijn enthousiast en vragen twee plaatselijke tieners om mee te spelen tijdens het opnemen ervan: David Porter, een joch dat vaak in hun platenzaak Satellite Records Store rondhangt en z’n veertienjarige vriend, de multi-instrumentalist Booker T. Jones. Jim Stewart: ‘Dat was het einde van country voor mij.’

Het duurt niet lang of Stax heeft een absolute soulheld op de kop getikt: Otis Redding, een zwarte zanger die ook witte harten weet te raken, zo wordt duidelijk tijdens de eerste Britse tournee van enkele artiesten. Het Amerikaanse label begint daarna ook in eigen land te floreren. En dan slaat het noodlot toe in Stax: Soulsville U.S.A. (211 min.): de 26-jarige Redding en zijn begeleidingsband The Bar-Kays komen eind 1967 om het leven bij een dramatisch vliegtuigongeluk. Stax-muzikant en -producer Steve Cropper krijgt nog dezelfde dag de opdracht om Reddings laatste nummer (Sittin’ On) The Dock Of The Bay af te mixen. Het wordt zijn grootste hit. Voor Cropper is het niettemin een traumatische ervaring. ‘Ik ben nooit over de dood van Otis heen gekomen.’

Enkele maanden later, op 4 april 1968, volgt een tweede drama: de zwarte burgerrechtenleider Martin Luther King wordt vermoord in Memphis, de thuishaven van het soullabel. Die tragische gebeurtenis zorgt ervoor dat de raciale spanningen die de Verenigde Staten dan al enige tijd in hun greep houden ook doorsijpelen naar Stax Records, waar de interraciale band die alle hits inspeelt tot dan toe tamelijk probleemloos heeft samengewerkt. Zwart en wit, hoewel ze elkaar op muzikaal vlak blindelings vinden, dreigen uit elkaar te worden gespeeld. Ongeveer tegelijkertijd wordt het platenlabel uit Tennessee opgevreten door de New Yorkse gigant Atlantic Records. En dat neemt ook meteen maar alle bekende hits mee. Stax is een lege huls geworden.

Deze vierdelige serie van Jamila Wignot, opgeleukt met talloze smakelijke muziekfragmenten en herinneringen van insiders, is dan precies halverwege. Stax moet weer van de grond af aan worden opgebouwd en zal onder de bezielende leiding van hoofd promotie Al Bell, een voormalige deejay die maar wat graag vertelt over zijn jaren bij het toonaangevende soullabel, een tweede glorieperiode ingaan, met de Oscar voor Isaac Hayes’ Shaft-soundtrack en het festival Wattstax (1972), een soort zwart Woodstock, als absolute hoogtepunten. Stax: Soulsville U.S.A. roept die gouden souljaren, waarbij het woord ‘Motown’ overigens verdacht weinig valt, overtuigend op en blaast meteen het stof van bijna vergeten hits van Booker T & The M.G.’sJohnny Taylor en The Staple Singers.

Want hoewel de signatuursongs van Stax Records inmiddels zeker een halve eeuw oud zijn, hebben ze aan kracht en vitaliteit helemaal niets ingeboet.

Thank You, Goodnight: The Bon Jovi Story

Disney+

Aan het eind van aflevering 1 zit ie breed lachend klaar voor een interview: voormalig Bon Jovi-leadgitarist Richie Sambora. ‘Gaan we de waarheid vertellen of gaan we een potje liegen?’ zegt hij uitdagend. ‘Laten we dat samen proberen te ontdekken.’

De gitarist – die sinds hij in 2013 niet kwam opdagen bij een concert niet meer echt ‘on speaking terms’ is met de rest van de hardrockband – is dan net het verhaal binnengestapt van zanger John Bongiovi, de hoofdpersoon van deze vierdelige serie. Hij bereidt zich vanaf februari 2022 voor op een tournee met de huidige incarnatie van de band en vertelt intussen het verhaal van zijn muzikale carrière. Die begint al op de middelbare school in een coverbandje. Als dat in 1979 tijdens een optreden in thuisbasis New Jersey start met een cover van de plaatselijke held Bruce Springsteen, springt de man zelf het podium op om even mee te zingen. Dat is alles wat de streber Bongiovi nodig heeft. ‘Het overtuigde me er nog maar eens van dat het onmogelijke wel degelijk binnen bereik was.’

De zanger, die zich al snel Jon Bon Jovi begint te noemen, stopt met het spelen van andermans liedjes en begint zelf songs te schrijven. Als hij met Runaway een potentiële hit schrijft, moet er een groep komen. De lefgozer Sambora meldt zich, met de mededeling dat hij de nieuwe leadgitarist wordt. Het is de start van een zeer succesvolle samenwerking, die dertig jaar standhoudt en uiteindelijk tamelijk bitter eindigt. Voor dat verhaal, gelardeerd met de verplichte seks, drugs en rock & roll, neemt filmmaker Gotham Chopra ruim vijf uur de tijd: Thank You, Goodnight: The Bon Jovi Story (301 min.). Springsteen levert z’n bijdrage, net als die andere held uit New Jersey, Southside Johnny. En Bon Jovi’s vrouw Dorothea, andere bandleden, managers, producers, songschrijvers en dus Richie Sambora.

‘Wanneer realiseerde je je dat zijn vertrek definitief was?’ vraagt Chopra. ‘Dat is nog steeds niet gebeurd, nu tien jaar later’, antwoordt Jon Bon Jovi, gepijnigd lachend. ‘Ik heb er geen spijt van dat ik de situatie achter me heb gelaten’, reageert Sambora. ‘Maar wel van de manier waarop ik dat heb gedaan.’ En daarmee ligt er misschien toch weer een verzoening in het verschiet. Tegelijkertijd kampt Bon Jovi met een andere probleem: tijdens de voorjaarstournee van 2022 blijkt dat de stemproblemen, waarmee de frontman al langer kampt, nauwelijks meer zijn te verbergen. Jon maakt zich daar duidelijk zorgen over. Vertrouw me maar, zei hij vroeger tegen de anderen, ik neem ons mee naar we heen moeten. Dat gevoel is verdwenen, constateert hij nu geëmotioneerd.

De kwetsbare kant van een artiest die gewend is geraakt aan succes en nu aan alles begint te twijfelen, ook of die tournee ter gelegenheid van Bon Jovi’s veertigjarige jubileum er nog wel moet komen, vormt het interessantste deel van deze productie. Want die volgt verder trouw het geijkte pad dat is uitgelegd voor dit soort rockdocs: van de jonge hondenjaren via een schijnbaar onwankelbare positie aan de top en de dan eigenlijk verplichte identiteitscrisis naar een respectabele ouwe dag. En die moet, behalve met deze miniserie, natuurlijk worden geconsumeerd met een nieuwe plaat en liefst ook… juist.

Bewariërs

Periscoop Film

Die naam was een grapje onder Joodse Nederlanders tijdens de Tweede Wereldoorlog: Bewariërs (70 min.), niet-Joodse Nederlanders die in goed vertrouwen voorwerpen van Joodse vrienden in ontvangst namen, met de intentie om die na de oorlog terug te geven. Alleen: vaak kwam het niet zover, meestal omdat de oorspronkelijke eigenaren nooit meer thuiskwamen. Soms ook omdat de ontvangers ze niet wilden teruggeven. En hun kinderen en kleinkinderen moeten zich daar, getuige deze interessante en stevig gedocumenteerde film van Timon Moll en Sanne Kortooms, nog altijd toe verhouden.

De weinige Joden die na de oorlog naar huis terugkeerden en daar hun leven wilden vervolgen kregen vaak een ‘ijskoude’ ontvangst, stellen diverse historici in deze documentaire. Dat werd de ‘kleine Shoah’ genoemd. Nederland richtte zich volledig op de wederopbouw en had nauwelijks oog voor welk leed er was aangericht. Daardoor duurde het soms heel lang voordat Joodse bezittingen op hun rechtmatige plek terechtkwamen – als dat al gebeurde. ‘Beste familie Rosenthal, het lukt me maar niet om u te vinden’, staat er bijvoorbeeld geschreven op een papiertje dat aan de zijkant is geplakt van een boekenkast, die in het innamedepot van het Nationaal Holocaustmuseum terecht is gekomen. ‘Ik wil deze boeken aan u teruggeven. Ze zijn door mijn grootvader uit uw woning geroofd nadat u bent weggevoerd tijdens een razzia in 1942.’

‘Het blijft zo raar dat er spullen terug zijn gekomen en zij niet’, zegt Sara Coster, de kleindochter van de handelaar Samuel van Cleef en zijn vrouw Elisabeth. ‘Dat ze dus wel hun spullen lieten onderduiken en zelf dachten: we gaan nog wel onderduiken. Het komt nog wel.’ Samen met haar broer, de journalist Alfred van Cleef, schetst Sara hoe de eigendommen van haar grootouders werden ondergebracht bij een bevriende zakenrelatie. Die wilde daarvan later geen afstand meer doen. Wat hun vader Jacob, zoon van Samuel en Elisabeth, ook probeerde. Die was er op een gegeven moment helemaal klaar mee. ‘Ik wil van die man geen gunst vragen’, zei hij. Toen ‘die man’ in 1980 overleed, werden de spullen van de Van Cleefs, zo bleek later, dus gewoon naar de afvalverbranding gebracht.

De spullen van Louis Polak en zijn vrouw Marie Polak-Trompetter kwamen uiteindelijk bij Johan Gortworst terecht. Zijn grootvader nam ze ooit in ontvangst en gaf ze daarna door aan Johans tante en zij weer aan zijn moeder. Een dierbare ring die Johan van haar erfde bleek in werkelijkheid dus afkomstig te zijn van de familie Polak. Johan heeft tot dusver alleen geen nabestaanden van hen kunnen traceren om ook die aan hen te overhandigen. Wim de Haan, zoon van de Bewariër Johnny, waagde eveneens een poging. Zijn vader bewaarde z’n hele leven een kist met de viool van zijn vriend Bram. Al die jaren lag het instrument tevergeefs op hem te wachten. Toen zijn vader was overleden, vond Wim in een dagboek echter voldoende aanknopingspunten om het instrument alsnog bij zijn rechtmatige eigenaars te kunnen bezorgen.

Het is een aangrijpend verhaal dat illustreert hoe bezittingen van de slachtoffers van de Jodenvervolging ook tachtig jaar na dato nog altijd een wezenlijke rol kunnen spelen in het verwerkingsproces van de nabestaanden. Hoewel het leed dat destijds is aangericht natuurlijk op geen enkele manier kan worden gerepareerd, is het getuige Bewariërs wel enigszins te verzachten.

West Of Memphis

Sony Pictures Classics / Netflix

Al snel gaat het verhaal met de feiten op de loop. Die zijn ook zo gruwelijk dat het niet vreemd is dat ze een kleine schokgolf te weeg brengen: op 6 mei 1993 worden in een greppel nabij West Memphis in Arkansas de levenloze lichamen van drie achtjarige jongetjes aangetroffen. Vastgebonden, misbruikt. Al snel worden er drie plaatselijke tieners gearresteerd. Metalfans, ideale doelwitten voor de dan welig tierende Satanic Panic. De kwetsbaarste van de drie, een zwakbegaafde zeventienjarige jongen genaamd Jessie Misskelley Jr., legt al snel een bekentenis af en beschuldigt meteen ook de andere twee: de rustige tiener Jason Baldwin en een dwarse jongeling die met enige goede wil een diabolische persoonlijkheid is toe te dichten, Damien Echols.

En dan strijkt er een cameraploeg neer in Arkansas, die van het gruwelijke misdrijf in het Amerikaanse zuiden een zaak maakt die internationaal tot de verbeelding spreekt. Met de documentaires Paradise Lost: The Child Murders At Robin Hood Hills (1996), opvolger Paradise Lost 2: Revelations (2000) en sluitstuk Paradise Lost 3: Purgatory (2011) leveren Joe Berlinger en Bruce Sinofsky een onvervalste true crime-klassieker in drie bedrijven af: de Paradise Lost-trilogie. Hun conclusie is dat de drie jonge mannen, die inmiddels al jaren in een cel zitten, niet verantwoordelijk kunnen zijn voor de gewelddadige dood van de kleine Stevie Branch, Michael Moore en Christopher Byers.

Intussen is er een typische true crime-dynamiek op gang gekomen, die tegenwoordig vanzelfsprekend lijkt in dit soort geruchtmakende zaken. Echols, Baldwin en Misskelley krijgen bekendheid als The West Memphis Three. Amateurdetectives (waaronder Lorri Davis, die een relatie krijgt met hoofdverdachte Damien Echols) bijten zich vast in de zaak, bekendheden (Eddie Vedder, Henry Rollins en Natalie Maines) beginnen zich ermee te bemoeien en er komt een serieuze stroom boeken op gang. Overal steken intussen ‘Free The West Memphis Three’-initiatieven de kop op. De documentaire West Of Memphis (147 min.), geproduceerd door Lord Of The Rings-regisseur Peter Jackson en zijn vrouw Fran Walsh uit Nieuw-Zeeland (!), past in die ontwikkeling.

De patente documentaire van Amy Berg, die een jaar na het laatste Paradise Lost-deel wordt uitgebracht, is de weerslag van al die verschillende inspanningen, loopt de zaak nog eens zorgvuldig door en richt zich dan op een nieuwe verdachte. Nadat in het tweede deel van de trilogie van Berlinger en Sinofsky het onvergetelijke larger than life-personage John Mark Byers, de stiefvader van één van de slachtoffertjes, nadrukkelijk naar voren is geschoven als de mogelijke moordenaar – een suggestie die later overigens ook weer is ontkracht – zetten de zelfbenoemde speurders Berg en co. nadrukkelijk in op een andere stiefvader: Terry Hobbs. Na afloop zullen veel kijkers waarschijnlijk niet begrijpen waarom de man, die een relatie heeft gehad met de moeder van Stevie Branch, niet allang achter slot en grendel zit.

Typisch true crime, zou je kunnen zeggen. Het genre bestaat bij de gratie van zulke verontwaardiging. Sinds de film in 2012 is uitgebracht lijkt er alleen geen wezenlijke vooruitgang te zijn geboekt. The West Memphis Three hebben weliswaar een Pyrrusoverwinning geboekt – door een Alford Plea te accepteren, waarbij je formeel verklaart dat je schuldig bent en ondertussen staande houdt dat je onschuldig bent – en verkeren sinds 2011 op vrije voeten. Over wie op 5 mei 1993 die drie onschuldige jongetjes heeft vermoord, is echter nog altijd geen definitief uitsluitsel – al heeft Terry Hobbs, die in 2019 zijn memoires Boxful Of Nightmares uitbracht, voor menigeen nog steeds de schijn tegen.

Albert Brooks: Defending My Life

HBO Max

Ze kennen elkaar van de Beverly Hills High School, de maker en hoofdpersoon van deze documentaire. Albert zei toen tegen Rob, die hij ontmoette bij toneelles, dat hij de bekende komiek Carl Reiner kende. ‘Ik ook’, antwoordde Rob. ‘Het is mijn vader.’

Zo zaten er nog wel meer kinderen van bekendheden in de klas. De dochters van acteur Lee J. Cobb en comedian Groucho Marx bijvoorbeeld. De latere topacteur Richard Dreyfuss zat er ook. En Albert natuurlijk. Die eigenlijk geen Brooks heet, maar Einstein. Die voornaam was een grapje van zijn vader, de komiek Harry Einstein (alias Parkyakarkus).

Voor Albert Brooks: Defending My Life (85 min.) nemen de hoofdpersoon en Rob Reiner plaats aan een tafeltje in een restaurant en halen samen herinneringen op. Albert Brooks krijgt alle gelegenheid om smakelijke anekdotes en grappen uit te serveren en mag daarbij rekenen op de gulle lach van zijn gesprekspartner, met wie hij nu al zestig jaar bevriend is.

Hun conversatie wordt gestut met geinige fragmenten uit Brooks’ optredens, talkshows en films en aangevuld door zijn vrouw en kinderen en een heuse sterrencast, bestaande uit Chris Rock, Jon Stewart, Ben Stiller, Larry David, Steven Spielberg, Judd Apatow, David Letterman, Sharon Stone, Conan O’Brien, Sarah Silverman, Brian Williams, Tiffany Haddish en Jonah Hill.

Zij hebben natuurlijk niets dan lof voor de ontregelende punkrocker onder de Amerikaanse comedians, een man die ongemak opzocht, zichzelf daarbij niet spaarde en zijn tijd volgens hen altijd vooruit was. ‘Ik zou liever Alberts carrière hebben gehad dan mijn eigen carrière’, vat David Letterman ‘t in dit veilige, positief ingestoken portret nog even netjes samen.

Rob Reiner, die zelf toch filmklassiekers als This Is Spinal Tap, Stand By Me en When Harry Met Sally regisseerde, is ongetwijfeld dezelfde mening toegedaan. En dat is dan weer een tamelijk wankel uitgangspunt voor een spannend portret, waarin de hoofdpersoon echt wordt ontleed en doorgrond.

The Insurrectionist Next Door

HBO Max

‘Ging je naar het Capitool om mijn moeder te vermoorden?’ De toon van de vraag – direct en ogenschijnlijk onbekommerd – is uit duizenden herkenbaar sinds haar eerste documentaire, de verrukkelijke roadmovie Journeys With George (2002) over de Republikeinse president George W. Bush. En de inhoud ervan, afgevuurd vanachter haar eigen camera, refereert dan weer rechtstreeks aan haar vorige film Pelosi In The House (2022), een portret van haar eigen moeder, het Democratische congreslid Nancy Pelosi.

Ditmaal richt documentairemaakster Alexandra Pelosi, tevens de echtgenote van de bekende Nederlandse Amerika-deskundige Michiel Vos, zich op de Amerikanen die op 6 januari 2021, na de verkiezingsnederlaag van hun held Donald Trump, het Capitool bestormden en ‘t daarbij ook specifiek gemunt hadden op haar moeder. Ze wil weten wat er omging en –gaat in ‘de doorsnee-opstandeling’. In The Insurrectionist Next Door (72 min.) vuurt ze, ogenschijnlijk feller dan ooit, haar vragen af op deze ‘Jan Sixers’.

Hoe voelt het om terug te zijn in Washington D.C.? Waar had je die gevechtsuitrusting vandaan? Dus je pronkt met je MAGA-tatoeage en je Trump-sokken? Hoe kom je aan het stempel witte racist? Dus omdat je gedumpt werd door een hoertje, werd je christelijk-conservatief? Acht maanden in de cel en je bent nog steeds een overtuigde volgeling van de Trump-sekte? Probeer je me nu te vertellen dat de Proud Boys geen haatgroep vormen? Was je een beetje gehersenspoeld door Trump? Sta je nog steeds achter wat je hebt gedaan?

De antwoorden klinken doorgaans voorspelbaar: zonder ook maar een sikkepitje spijt. De verhalen van de mensen achter al die boutades ook: een lastige jeugd, geweld, verslavingsproblematiek, psychische problemen en celstraf. Pelosi’s gesprekspartners hebben een achtergrond als (homoseksuele) veteraan, bajesklant, pornoacteur of showworstelaar. En los van elkaar, in hun eigen omgeving, ogen ze meestal niet heel erg gevaarlijk – en lijken ze soms zelfs ook gewoon aardig en redelijk. Totdat vanachter de façade hun ware gezicht tevoorschijn komt.

‘Speel eens een liedje dat geschikt is voor kinderen’, zegt ze tegen gangsterrapper Billy Knutson. Die laat een nummer horen. ‘If I say ’Fuck’, you say ‘Biden’, klinkt ‘t al snel.  ‘Fuck Joe. Biden. Fuck Joe. Biden.’ ‘Nu moet je even je oren dichthouden’, waarschuwt Knutson en geeft zelf het voorbeeld. ‘I fuckin’ hate Nancy Pelosi. I hate the bitch, but I would fuck AOC.’ Waarom heb je zo’n hekel aan mijn moeder? wil Alexandra Pelosi weten. Knutson zoekt een uitweg: ‘Volgens mij wordt er op de deur geklopt.’ Waarna inderdaad zijn vrouw en kinderen binnenkomen.

De filmmaakster heeft ook Emily Hernandez gestrikt voor een ontmoeting. Zij poseerde op 6 januari met een bord dat ze had gestolen uit het kantoor van Pelosi’s moeder Nancy. Vanaf dat moment zou het bergafwaarts gaan met de jonge, beïnvloedbare vrouw. Dat er voor Pelosi persoonlijk heel wat op het spel staat geeft de film intussen beslist meerwaarde – al schetst een serie zoals Shadowland uiteindelijk een diepgaander beeld van deze lieden die uit de, zoals de door hen gehate Hillary Clinton ’t ooit formuleerde, ‘basket of deplorables’ zijn gevallen.

De meerwaarde van The Insurrectionist Next Door zit in de gesprekken tussen Amerikanen die ’t in vrijwel niets met elkaar eens zijn. Dit komt het best tot uiting tijdens Alexandra Pelosi’s ontmoeting met de toch wel heel aaibare complotdenker Johnny Harris. ‘Als je me voor gek zet, word ik boos op mezelf’, zegt hij. Waarna zij zelf het podium neemt. ‘Ik ga je niet voor gek zetten, want ik denk niet dat dat constructief is’, zegt Pelosi tegen Harris en daarmee ook meteen tegen haar eigen publiek. ‘We moeten naar elkaar luisteren en proberen elkaar te begrijpen.’

Depp v. Heard

Netflix

@AndySignore van PopcornedPlanet.com dankt zijn achterban voor de enorme hoeveelheid liefde en steun die de Justice For Johnny Depp-beweging inmiddels heeft gekregen. De als Spiderman vermomde host van het YouTube-kanaal Darthn3ws spreekt voor de zekerheid nog maar eens uit dat iedereen van Johnny houdt – en dus Amber Heard háát. En de juridische commentator Emily D. Baker, herkenbaar aan haar paarsblauwe haarlok, voorziet elke ontwikkeling in de scandaleuze rechtszaak, die in het voorjaar van 2022 is gestart, live van snedige opmerkingen.

Behalve over de voormalige echtelieden Johnny en Amber, ofwel Depp v. Heard (145 min.), gaat deze driedelige serie van Emma Cooper vooral ook over hen: de opiniemakers, de beschouwers, de roddelaars, de grappenmakers en – natuurlijk – de kritiekloze fans. En over ons, hun publiek. De lieden die gedachtenloos met hen meekijken naar een ‘droomkoppel’ dat voor het oog van de wereld in een gigantisch moddergevecht verzeild is geraakt en het mediaspektakel dat we daarvan met zijn allen van maken. Dat ons even weg houdt van pak ‘m beet de oorlog in Oekraïne, de zoveelste kabinetscrisis of onze eigen miezerige leventjes. De perfecte storm in een glas water.

Emma Cooper (The Mystery Of Marilyn Monroe: The Unheard Tapes) loopt de hele affaire in deze serie methodisch door, waarbij ze de verklaringen van het in onmin geraakte stel – en, niet te vergeten, de luistershots van hun voormalige wederhelft – met elkaar versnijdt en aanvult met de waaier aan reacties die deze online losmaken, in het bijzonder op TikTok en YouTube. Alsof ‘Johnny’ en ‘Amber’ niet meer zijn dan personages in het social mediacircus, een moderne variant op het aloude gladiatoren- of stierengevecht en een vervolg op klassieke rechtszaken rond de Amerikaanse celebrities O.J. Simpson en Britney Spears. Tijdloos vertier voor bij de dagelijkse dingen des leven, zoals Cooper treffend laat zien met beelden van willekeurige wereldburgers die tijdens hun dagelijkse beslommeringen steeds met een half oog naar de zaak kijken.

Deze miniserie, die verder volledig uit bestaand materiaal bestaat en geen extra interviews bevat, ontworstelt zich daardoor aan het gebruikelijke hij/zij-theater, waaraan de halve wereld zich verlekkert en de rest zich kapot ergert. Natuurlijk, de drol die aan Depps kant van het echtelijke bed wordt aangetroffen wekt nog altijd verbazing: is ‘t een uit de hand gelopen grap, een opgestoken middelvinger naar de inmiddels gehate ex of toch simpelweg een ongelukje van hond Boo? Maar de manier waarop het verweesde uitwerpsel een eigen leven gaat leiden in ‘the court of public opinion’ – waar Team Johnny, al dan niet met behulp van bots, heer en meester blijkt – is zeker zo interessant.

Zoals de stukgelopen relatie van Depp en Heard sowieso een arena lijkt te zijn geworden waarbinnen al onze hedendaagse thema’s een plek krijgen: #metoo, cancelcultuur, memes, grensoverschrijdend gedrag, ‘victim blaming’, lastercampagnes, PTSS, misogynie en online-haat. Een strijdtoneel waarbinnen schaamte niet schijnt te bestaan of gewoon niet welkom lijkt. Is dit de wereld die Neil Postman bedoelde toen hij schreef over ‘amusing ourselves to death’? Via een casus die hoe dan ook, desnoods met dichtgeknepen neus, fascinerend kijkvoer oplevert bericht Depp v. Heard in elk geval over het maatschappelijke discours waarin we verzeild zijn geraakt – en types als Andy Signore, Emily D. Baker en een malloot met een Spiderman-masker een prominente positie kunnen innemen.

Gonzo: The Life And Work Of Dr. Hunter S. Thompson

HDNet Films

‘Hij omschreef mij als een halfgekke Davy Crocket die bij de borstweringen van Nixon’s Alamo rondrende’, zegt Pat Buchanan, de oerconservatieve speechschrijver van de Republikeinse president Richard Nixon, met een besmuikte glimlach.

‘Hunter deed me denken aan Mark Twain’, stelt collega-schrijver Tom Wolfe. ‘Hij was een verslaggever met een ongelooflijke fantasie. Hij probeerde je ook niet voor de gek te houden. Je wist onmiddellijk dat hij de realiteit filterde door wat hijzelf “Gonzo” noemde.’

‘Ik kon niet in Fear And Loathing On The Campaign Trail ’72 lezen, zonder hardop in lachen uit te barsten’, vertelt de voormalige Democratische presidentskandidaat George McGovern over Thompsons boek over de verkiezingen van 1972.  ‘Het was de meest accurate en minst feitelijke weerslag van die campagne’, vult zijn politieke strateeg Frank Mankiewicz aan.

‘Hij werd één van de grootste schrijvers die Amerika ooit heeft voortgebracht’, zegt Sonny Barger, die met zijn Hells Angels-motorclub nietsontziend werd geportretteerd in Thompsons eerste boek. ‘In mijn ogen was het overigens nog steeds een ontzettende schoft.’

De naam Hunter S. Thompson (1939-2005) wordt nog altijd omgeven door legendes: gebeurtenissen die te gek voor woorden waren, uitvergrotingen van de werkelijkheid of gewoon smakelijk geserveerde broodjes aap. Waarin hij het ‘larger than life’-personage Dr. Hunter S. Thompson kon spelen – of kreeg toebedeeld. De glorieuze verzinner van zijn eigen ‘waargebeurde’ verhalen, waarbij de duffe realiteit was verrijkt met fictieve, al dan niet door geestverruimende middelen ingegeven elementen.

In het postume portret Gonzo: The Life And Work Of Dr. Hunter S. Thompson (120 min.) uit 2008 waadt Alex Gibney met zijn twee echtgenoten Sondi Wight en Anita Thompson, zoon Juan, ‘s mans biograaf Douglas Brinkley, Rolling Stone-uitgever Jann Wenner, oud-president Jimmy Carter en illustrator Ralph Steadman (die via Thompson kennismaakte met drugs en daarna helemaal losging in zijn tekeningen) door het moeras van feit en fictie dat de (new) journalist van zijn leven en werk heeft gemaakt.

Thompson zelf komt aan het woord via zijn geschriften, ingesproken door acteur Johnny Depp (die hem vertolkte in de Terry Gilliam-film Fear And Loathing In Las Vegas). ‘He was a cheap crook and a merciless war criminal who bombed more people to death in Laos and Cambodia than the US army lost in all of World War Two’, schreef hij bijvoorbeeld over Richard Nixon. Hij verachtte de Republikeinse president. ‘He was so crooked that he needed servants to help him screw on his pants every morning.’

Met zulk basismateriaal, waarbij alleen de verkiezingscampagne van 1972 en Thompsons bizarre rol daarin als brenger van bezopen ‘fake news’ al een film op zich waard is, lijkt het voor regisseur Alex Gibney vooral een kwestie van niet in de weg lopen. Hij leukt de verwikkelingen op met allerlei catchy hitjes, houdt de vaart in de vertelling en stuurt tenslotte aan op een dubbele ‘shoot out’ die de man zelf, als ongegeneerde wapenfreak, al jaren van tevoren had uitgeschreven.

The Real Bling Ring: Hollywood Heist

Netflix

Voor de liefhebber is dit een goed verhaal: losgeslagen Amerikaanse tieners breken in bij beroemdheden als Paris Hilton, Orlando Bloom en Lindsay Lohan en maken vervolgens de blits met de luxe spullen die ze daar buit hebben gemaakt. Dat verhaal is dan ook al eens verfilmd, door Sofia Coppola als The Bling Ring (2013). Nu is er een driedelige documentaireserie die dan weer het echte verhaal achter de speelfilm belooft te vertellen: The Real Bling Ring: Hollywood Heist (145 min.).

Regisseur Miles Blayden-Ryall verlaat zich daarvoor vooral op het persoonlijke relaas van twee van de betrokken inbrekers, Nick Prugo en Alexis Neiers. De andere leden van de jeugdbende wilden niet meewerken aan deze nieuwe versie van dat oude verhaal. Met nauwelijks verholen trots loopt Prugo hun strooptochten door de huizen van ‘the rich and famous’ door, zijn voornaamste ‘claim to fame’. Neiers kiest eerder de positie van onwillige participant, die in eerste instantie nauwelijks doorheeft waar ze in hemelsnaam in terecht is gekomen.

Blayden-Ryall dient dit moderne schelmenverhaal op met gelikte reconstructiescènes, beeldgrapjes en slicke muziekjes, introduceert een aalgladde makelaar als geinig bedoelde gids voor Los Angeles en probeert de gebeurtenissen verder te linken aan een wereld die door, om maar wat te noemen, het exhibitionistische celebrity-programma Cribs, realityseries als The Osbournes en Paris Hiltons sextape veel bevattelijker is geworden voor roem als doel op zich. Zonder dat er nog enige vorm van talent of kwaliteit tegenover hoeft te staan.

Zelfs een mediagenieke inbreker kan in die wereld het grote publiek bereiken. Sterker: op het moment dat ze wordt gearresteerd, spelen Alexis en haar moeder en beste vriendin net de hoofdrol in hun eigen realityshow, Pretty Wild. De arrestatie zelf hebben ze alleen niet op camera. Die moet dus even over. Waarbij de cameraman alvast binnen wacht totdat de politie – in werkelijkheid: producers van de show – bij hen aanklopt. Volgens Alexis was het traumatisch om juist deze gebeurtenis opnieuw te moeten doen.

Behalve over haar eigen realityserie is zij ook niet te spreken over hoe Sofia Coppola haar in The Bling Ring heeft geportretteerd. Alexis vindt het frustrerend, zegt ze, dat juist zij wordt gespeeld door de bekendste acteur, Emma Watson. Nick vindt dan weer dat hij hét gezicht had moeten zijn van die film. Als hij zelf had mogen kiezen, zegt hij met een stalen gezicht, had hij zichzelf door een ‘superjonge Tom Cruise’ laten spelen. Zo blijven de twee hoofdpersonages ook in deze nieuwe productie netjes in hun rol.

Hoewel één van hun slachtoffers, actrice Audrina Patridge (The Hills), glashelder maakt wat de inbraak bij haar teweeg heeft gebracht, wordt deze miniserie daardoor toch een soort glorificatie van wat deze dekselse Hollywood-kids allemaal hebben uitgevreten. Waarna automatisch aan de orde komt wat daarvan de gevolgen voor henzelf zijn geweest – die ze nu voor Blayden-Ryalls camera weer tot in detail mogen opdissen en herbeleven. Dit heeft een soort dubbelheid, die deze serie al dan niet bewust lijkt op te zoeken.

Het komt allemaal samen in een ingenieuze slotscène, waarbij Nick Prugo’s advocaat het laatste woord claimt. ‘Die tieners wilden alles doen voor de waardering die ze zo graag wilden van anderen’, slaat hij de spijker op zijn kop tegenover de documentairemaker: ‘En met deze film heb je ze gegeven wat ze toen wilden.’

In september 2023 heeft HBO The Ringleader: The Case Of The Bling Ring uitgebracht, een film over min of meer hetzelfde onderwerp.

Winona Ryder – Fighting Demons

AVROTROS

Eigenlijk was ze al afgeschreven. Toen Winona Ryder in 2001 werd betrapt op winkeldiefstal leek de acteercarrière, die haar in de jaren negentig in kaskrakers zoals The Age Of Innocence, Reality Bites en Girl, Interrupted had gebracht, abrupt tot stilstand te komen. Na een periode in de luwte pakte ze haar stiel echter weer op. En in de afgelopen jaren scoorde ze zelfs een onverwachte hit met de Netflix-serie Stranger Things, een geinige eightiespastiche.

In Winona Ryder – Fighting Demons (53 min.) loopt Lukas Hoffmann keurig Ryders leven door. Dat begint in een hippieachtige commune in Mendocino County, Californië, waar ze te midden van sixties-iconen als Aldous Huxley, Allen Ginsberg en Timothy Leary opgroeit. Als vervolgens haar filmcarrière op gang komt, ruilt Winona haar oorspronkelijke achternaam (Horowitz) in voor een artiestennaam (Ryder) en kan haar leven als ster beginnen. in grote Hollywood-producties en gearmd met een andere ster, zoals Johnny Depp, Dave Pirner (Soul Asylum) of Matt Damon.

Dat blijkt alleen geen recept voor een rimpelloos leven. Ryder komt te boek te staan als ‘fragiel’ en kampt met slapeloosheid, angst en depressie. Althans, als we de sprekers in deze tv-docu mogen geloven: biograaf Nigel Goodall, regisseur David Seltzer, filmjournalist Violet Lucca, actrice Karron Graves en de hosts van de podcast Winona Forever. En daar zit meteen het zwakke punt van dit portret: het zijn louter secundaire bronnen die de mens achter de beroemdheid moeten schetsen. En zij komen dus niet veel verder dan de gebruikelijke gemeenplaatsen.

Verder is het door een kloeke verteller bijeengehouden Fighting Demons aangekleed met een hele zwik filmfragmenten, enkele oude promotie-interviews met de hoofdpersoon en tamelijk schreeuwerige animaties, die nogal uit de toon vallen. Zo is er voor de liefhebber die zich nog eens aan Ryders uitgesproken filmografie wil verlustigen in elk geval meer dan genoeg te kijken.

Johnny vs Amber

Discovery+

Als vrouwenmepper heeft hij in het post #metoo-tijdperk eigenlijk geen toekomst meer in de filmindustrie. En dus sleept acteur Johnny Depp de Britse krant The Sun, die allerlei verhalen over zijn vermeende gewelddadige gedrag heeft gepubliceerd, voor het gerecht. Daar komt hij oog in oog te staan met zijn voormalige echtgenote, de actrice Amber Heard, de vrouw die hem van huiselijk geweld beschuldigt. Een typisch Zij Zegt/Hij Zegt-verhaal, dat voor buitenstaanders niet is te beoordelen. Al is dat voor menigeen – blijkbaar – geen enkel beletsel om het tóch, vaak zonder enige terughoudendheid, te doen.

De hele wereld kan/mag/moet dus meegenieten van Johnny vs Amber (95 min.), een epische echtelijke ruzie die voor het oog van zo’n beetje de halve mensheid wordt uitgevochten. Vuil, onsmakelijk en – blijkbaar – onweerstaanbaar. Want wij, gewone stervelingen, krijgen – blijkbaar – nooit genoeg van oorlog tussen de sterren. Tromgeroffel. Van Tom Cruise/Nicole Kidman, Brad Pitt/Angelina Jolie en Kanye West/Kim Kardashian tot – God betere dit! – Dré Hazes/Monique Westenberg, Marco Borsato/Leontine Ruiters en Lil’ Kleine/Jaimie Vaes.

In z’n film over Depp/Heard splitst regisseur Eliana Capitani de zaak van het Hollywood-paar op in twee delen: Johnny’s versie en Ambers versie. Onder het mom van ‘Who is lying? And who is telling the truth?’ Dat klinkt als een héél slecht idee, maar valt in de praktijk eigenlijk nog best mee. De inhoud is relatief serieus, de toon relatief ingetogen. Geen al te ranzige tabloid-tv dus – al voel je je als kijker natuurlijk tóch een voyeur. Ook omdat je nooit écht in de zaak zelf kunt kijken – als je dat al zou willen – en de naakte feiten kunt beoordelen. Nog afgezien van het feit dat dit ook helemaal niet je taak is, als Onbekende Nederlander.

Dan rest vooral verbazing over dit ongegeneerde ‘trial by media’ in het likkebaardende ‘court of public opinion’, dat met scherp formulerende medestanders, advocaten, privédetectives en de onvermijdelijke entertainment-deskundigen en een smoezelige grabbelton vol persoonlijke berichten en (stiekeme) beeld- en geluidsopnamen wordt opgetekend. Zo lijkt Johnny vs Amber een bijzonder onappetijtelijk portret van een gewezen droomkoppel te schetsen, maar in werkelijkheid zijn wij het zelf, de zichzelf aan alles wat maar naar ‘celebrity’ ruikt vergapende meute, die onder het vergrootglas en aan de leugendetector liggen.

En zo bezien is dit tweeluik niets minder dan een teken van deze tijd: het met afgewend hoofd voorzichtig oplichten van de deksel van een gezamenlijke beerput, waarvan je uiteindelijk zelfs met dichtgeknepen neus licht onpasselijk wordt.

Johnny Par Johnny

Netflix

Johnny Hallyday? Een nep-Elvis, de Franse evenknie van Rob de Nijs, een halfbakken Jean-Paul Belmondo. Zoiets. Niet geïnteresseerd. En dan start de vijfdelige docuserie Johnny Par Johnny (172 min.), een portret van de Franse zanger/acteur. ‘Was er ooit een dag dat je trots op jezelf was?’ wil een interviewer, te midden van een flashy montage van hoogtepunten uit ‘s mans lange loopbaan, weten in de openingsscène. ‘Weet ik niet. Nooit over nagedacht.’

De interviewer vraagt door: ‘Een dag waarop je van jezelf walgde?’ Johnny Hallyday (1943-2017) denkt even na terwijl zijn gesprekspartner hem een ontboezeming probeert te ontlokken. ‘Ja’, zegt hij te langen leste, ogenschijnlijk schuldbewust. ‘Daar baal je vast van’, houdt de interviewer aan. ‘Nee’, antwoordt Hallyday ferm. Hij laat vervolgens zijn tanden zien. Een glimlach. Soort van. En dan is het zover: ook de niet Hallyday-fan is helemaal verkocht.

Nog bijna drie uur te gaan. Van dat ongenaakbare gelaat. De onmiskenbare oerkracht daarachter. En, niet te vergeten, als spiegel van een getormenteerde ziel: die ogen. Helblauw. Hard. Dodelijk, als het moet. In deze serie snijden de makers Alexandre Danchin en Jonathan Gallaud interviewfragmenten uit allerlei tijdsgewrichten dwars door elkaar heen. Zoveel verschillende incarnaties van Johnny. Elke keer nét anders. En toch precies hetzelfde. Onweerstaanbaar.

James Dean, Herman Brood, Elvis in Vegas, Mad Max en Johnny Cash ineen. Een onverbeterlijke meidengek, drinkebroer, cokesnuiver, brokkenpiloot, tabloidster, potsenmaker, has-been, rijpe man, pseudo-Hells Angel en megalomane rockster. In een groter dan grootst leven kreeg hij, tussen alle optredens, affaires en drinkgelagen door, ook nog te maken met belastingontduiking, een zelfmoordpoging, Russische roulette, een auto-ongeluk en een mislukte Amerikaanse droom.

Alle hoogte- en dieptepunten hebben hun plek gevonden binnen een hallucinante, bombastische en opwindende vertelling, ingekaderd met off screen-quotes van mensen die de man achter de ster hebben leren kennen. Het turbulente leven van Jean-Philippe Smet, alias Johnny Hallyday, dat doortrokken lijkt te zijn geweest van pure doodsverachting of -drift – tis maar hoe je ernaar kijkt – en dat hier met ontzettend veel bravoure wordt opgediend.

Tiny Tim: King For A Day

Man, vrouw, volwassene en kind. Ze gingen allemaal in de blender, volgens Susan M. Khaury Wellman. En eruit kwam Tiny Tim, alias Herbert Butros Khaury (1932-1996), een performer met een uitgesproken ‘seksuele, politieke en etnische ambiguïteit’. Susan wist het meteen: met Tim wil ik trouwen. Hij was alleen ‘half-homo’, maar dat ging volgens haar meer om identiteit dan om seksuele voorkeur. 

Niemand kon in elk geval zo overtuigend zingen op ‘the sissy way’. Tim begon in de jaren vijftig op te treden te midden van andere toenmalige misfits, zoals Het Armloze Wonder en De Scherpschutter Zonder Handen. Hijzelf werd destijds De Menselijke Kanarie genoemd. Nee, echt serieus werd de androgyne artiest, met die nét iets te hoge stem en zijn eeuwige ukelele, toen niet genomen. Totdat Tim een plek vond binnen de tegencultuur van de jaren zestig en als cultfiguur een graag geziene gast in allerlei televisieprogramma’s werd. Op het gênante af.

In Tiny Tim: King For A Day (75 min.) roept regisseur Johan von Sydow de wondere wereld van deze welhaast vergeten ‘freak’ uit New York op. Hij maakt daarbij gebruik van heel persoonlijke dagboekfragmenten van zijn protagonist, die worden ingelezen door diens geestverwant ‘Weird Al’ Yankovic. Von Sydow ondersteunt Tims gedachtewereld bovendien met fantasievolle zwart-wit animaties. Zo worden kerngebeurtenissen uit zijn veelbewogen verleden opgehaald en ook de sombere binnenkant van de extraverte publieke persoonlijkheid inzichtelijk gemaakt.

Deze inkijkjes in het leven van de excentriekeling worden gestut door interviews met zijn weduwe, dochter, neven, jeugdliefde, vrienden, muzikanten, manager, biograaf en de voorzitter van de Tiny Tim-fanclub. Ook zij herkenden in de flamboyante performer een getormenteerde ziel. Die raakt in de tweede helft van dit empathische portret langzaam uit de gratie en verwordt dan tot een tamelijk deerniswekkende figuur. Volgens schrijver Will Friedwald heeft hij nochtans hoogstpersoonlijk het pad geëffend voor androgyne sterren als David Bowie, Prince en Boy George.

Behalve een charmant portret van een eigenzinnige entertainer werkt Tiny Tim: King For A Day ook als aanklacht tegen het soms ontzettend cynische talkshowcircuit, dat buitenbeentjes eerst enthousiast binnenhaalt, daarna helemaal uitmelkt en tenslotte achteloos dumpt. Als ‘koning’ van de dag, een wegwerpproduct met een beperkte uiterste houdbaarheid. Zo bezien krijgen Tims bezoekjes aan de show van Johnny Carson zelfs bijna een wreed karakter. Geamuseerd kijkt Amerika’s bekendste talkshowhost steeds toe hoe zijn gast zichzelf keer op keer te kijk zet.

My Darling Vivian

mydarlingvivian.com

In de geschiedschrijving is ze gereduceerd tot een soort voetnoot in het leven van zanger Johnny Cash. De vrouw die hij uiteindelijk zou inruilen voor de flamboyante June Carter. Exemplarisch is in dat verband de Cash-biopic Walk The Line uit 2005, waarin Joaquin Phoenix en Reese Witherspoon een onweerstaanbaar koppel neerzetten als Johnny en June. Zij, Vivian Liberto, kreeg in die Hollywood-hit een volstrekt ondergeschikte rol toebedeeld: die van de ontevreden echtgenote die achterbleef met vier dochters terwijl Zij de wereld veroverden.

Rosanne, Kathy, Cindy en Tara belichten datzelfde verhaal nu eens vanuit het perspectief van My Darling Vivian (90 min.), hun moeder die dertien jaar getrouwd was met The Man In Black en de rest van haar leven in de schaduw van Johnny en zijn nieuwe vlam, die soms ook nog doodgemoedereerd haar kinderen claimde, zou blijven staan. Zoals treffend vervat in die ene pijnlijke krantenkop: was Johnny Cash’s eerste vrouw zwart? Dat gerucht had ook ten tijde van hun huwelijk al de ronde gedaan en moest toen, vanwege aanhoudende bedreigingen vanuit de Ku Klux Klan, officieel worden ontzenuwd.

De vier zussen Cash krijgen in deze boeiende, soms wat talky film alle gelegenheid om zulke misverstanden recht te zetten en Vivian weer de plek te geven in het leven van hun vader die haar stelselmatig is onthouden. Regisseur Matt Riddlehoover omlijst hun persoonlijke herinneringen met een ontzaglijke hoeveelheid homevideo’s waarin nu eens de vrouw des huizes de hoofdrol krijgt en niet haar voormalige echtgenoot, aan wie ze haar hele leven verknocht zou blijven. In die zin biedt deze documentaire tevens prima tegenwicht aan The Gift: The Journey Of Johnny Cash, waarin ook Johnny’s relatie met June kundig van z’n glamourrandje is ontdaan.

Vivian Liberto, die enkele jaren na de scheiding van haar grote liefde zelf hertrouwde met de politieman Dick Distin, zou die documentaire niet meer meemaken. Zoals ook Walk The Line haar (net) bespaard bleef. In 2005 overleed ze op 71-jarige leeftijd, twee jaar nadat ook Johnny was gestorven. Ze had van hem nog wel toestemming gekregen om haar levensverhaal op te tekenen. De memoires van Vivian Cash (!) I Walked The Line: My Life With Johnny, waarin ook talloze liefdesbrieven van haar ex-man zijn opgenomen, verschenen in het jaar van haar dood.

Oscar Benton – I’m Back

KRO-NCRV

Zo gaat dat. Hoe hip of cool je ook ooit was. Hoeveel kracht er ook in je stem zat. En hoe geweldig je je instrument, de bluesgitaar, ook beheerste. Ooit valt het doek. Plotsklaps of in slow-motion. Oscar Benton viel zelf. Van de trap, in 2009. Met hersenletsel tot gevolg. Sindsdien is hij simpelweg een oudere man, die is aangewezen op mantelzorg. Van voormalige leden van zijn eigen band, dat wel. En van zijn ex-vrouw Anne de Boer en goede vriendin Ria Klomp.

De jaren na dat ongeluk brengt de Nederlandse bluesheld, die in november 2020 op 71-jarige leeftijd is overleden, noodgedwongen door in verzorgingshuis Velserduin te IJmuiden. Daar zingt hij soms een schlager, maakt hier en daar een praatje en sloft rond met zijn rollator. En daar ook probeert gitarist John Rijken (artiestennaam Johnny Laporte) zijn voormalige bandleider uit te dagen om nog eenmaal samen opnames te maken.

Natuurlijk komen allerlei ouwe getrouwen daarvoor weer opdraven in Oscar Benton – I’m Back (80 min.), een aandoenlijke film van Roel en Mees van Dalen waarin Benton (echte naam: Ferdinand van Eis) en zijn entourage gedurende enkele jaren worden gevolgd. Samen willen ze een allerlaatste plaat maken, het uitroepteken achter een fijne carrière. Optreden zit er voor hun fragiele frontman immers niet meer in. En dan blijkt Oscar, die de trofeeën van zijn carrière al heeft overgedragen aan het museum RockArt in Hoek van Holland, toch nog veel meer leven in zich te hebben dan gedacht…

Want, om met De Dijk te spreken: je kunt de blues wel willen verlaten, maar de blues verlaat jou niet. Zeker de Bensonhurst Blues niet, ‘s mans grootste hit uit 1973. De Oscar Benton Blues Band wordt voor het oog van de camera gereanimeerd en maakt vervolgens een begeesterde trip nostalgia langs het bluescircuit, waar hij al een halve eeuw op handen wordt gedragen. Niet alleen in eigen land. Ook in Rusland en Roemenië staan fans nog altijd voor hem in de rij.

En met de muziek melden ook zijn oude duivels, drank en vrouwen, zich weer in Oscar Bentons leven. Tot verdriet van sommige dames die hem in de voorgaande jaren lekker hebben vertroeteld. Zo gaat dat nu eenmaal als je ooit hip en cool was. En nu weer even bent.

End Of The Century: The Story Of The Ramones

One-two-three-four. Het aftellen vooraf was integraal onderdeel van het nummer zelf. Zoals het ook bij Bruce Springsteen niet is weg te denken. Één. Twee. Drie. Vier. En dan gaan als een banaan. Bij The Ramones mocht je dat gerust letterlijk nemen: lange halen, snel thuis. Overstuurde gitaren, opgejaagd door een onstuimige ritmetandem. Met onweerstaanbare slogans over lobotomie voor tieners, nazischatjes en lijm snuiven eroverheen. Punkrock pur sang, kortom. Domme muziek voor slimme mensen.

In de documentaire End Of The Century: The Story Of The Ramones (108 min.) uit 2003 komt de gehele familie Ramone aan het woord, inclusief de dan al overleden zanger Joey (over wie de Nederlandse regisseur David Kleijwegt een jaar eerder de tv-docu Joey Ramone – A Wonderful Life maakte). Ze worden terzijde gestaan door familieleden, jeugdvrienden, managers, producers, platenbazen, popcritici en collega’s uit bands zoals Blondie, The Clash, Sex Pistols, Red Hot Chili Peppers en Metallica.

Gezamenlijk schetsen zij de opkomst en ondergang van de punkpioniers uit de donkerste krochten van New York en de bijbehorende muziekstroming, die via hen halverwege de jaren zeventig de oversteek naar het Verenigd Koninkrijk maakte en van daaruit echt de wereld zou veroveren. Dat relaas is door Jim Fields en Mark Gramaglia vanzelfsprekend opgeleukt met rauwe concertbeelden van de cartoonachtige band, die altijd in de underground bleef steken en in 2002 tóch werd opgenomen in de Rock And Roll Hall Of Fame.

Goede vrienden werden Joey, Dee Dee, Johnny, Tommy en Marky Ramone niet in de ruim twintig jaar dat ze hun elementaire songs, in deze film regelmatig ondertiteld, op elk denkbaar podium stonden af te raffelen. Sterker: de spanning was soms te snijden, zeker tussen de linksige zanger Joey en oerconservatief Johnny. Waarbij de verhoudingen nog eens extra op scherp werden gezet toen de gitarist er met het vriendinnetje van de frontman vandoor ging. Die scheef er meteen een klassieker en bijna-hit over: The KKK Took My Baby Away. Ook gezellig.

Intussen voegden ze zich moeiteloos bij bands zoals The MC5, New York Dolls en The Stooges in het rijtje aartsvaders van de punk, een muziekgenre dat inmiddels al bijna een halve eeuw schaamteloos huishoudt in ‘s werelds rockholen en daarbij nog steeds het onverwoestbare parool van The Ramones huldigt, zoals dat is vervat in hun signatuursong Blitzkrieg Bop: Hey! Ho! Let’s go!

Joe Strummer: The Future Is Unwritten

Hij werd als diplomatenkind John Graham Mellor geboren in het Turkse Ankara, moest opgroeien op een typisch Engelse kostschool en werd volwassen op de kunstacademie. Waar zijn oudere broer David in zijn tienerjaren extreemrechts en het absolute zwart opzocht, zou Joe Strummer een onvervalste globalist en socialist worden. En het boegbeeld van The Clash, de Britse band die deze idealen vervatte in eerst dampende punk en later muziek die naar alle windstreken uitwaaide.

En toen, op 22 december 2002, hield het ineens op. Een fatale hartaanval. Joe was slechts vijftig. Hij had nog een hele toekomst voor zich, leek het. Regisseur Julien Temple roept de slordige halve eeuw die hem wél waren gegund overtuigend op in Joe Strummer: The Future Is Unwritten (119 min.). Hij bedient zich daarbij van zijn kenmerkende collagemontage, waarin beelden van Strummer en zijn bands samensmelten met speelfilmfragmenten, nieuwsbeelden en scènes uit de tekenfilm Animal Farm.

Als een soort radiodeejay verbindt Joe zelf alle elementen met elkaar. Een hele stoet sprekers – van vriendinnen, intimi en Clash-leden tot beroemde fans als Johnny Depp, Bono en Martin Scorsese – kleurt het personage Joe Strummer verder in. Want dat was het: een personage. Waar je als buitenstaander lastig doorheen kwam. Een man met een aanzienlijk ego ook. Met vastomlijnde ideeën over wie of wat hij wilde zijn. Die ruzies daarover bepaald niet uit de weg ging. En zichzelf nogal eens in de voet schoot.

Toch sloten ze hem allemaal in hun hart, beweren de sprekers, die door Temple rond een soort (virtueel) kampvuur zijn gepositioneerd. En daar komen hun stemmen en die akoestische gitaar natuurlijk ook goed van pas. Die ontspannen setting, gemodelleerd naar de Strummerville-campfires die zijn foundation sinds Joe’s dood organiseert op het Glastonbury-festival, doet deze film uit 2007 goed. Die werkt toe naar een dramatische climax als Strummer, net als hij weer richting lijkt te hebben gevonden na een jarenlange midlifecrisis, bezwijkt aan dat wild kloppende hart van hem.

Crock Of Gold – A Few Rounds With Shane MacGowan

Het goede nieuws: Crock Of Gold – A Few Rounds With Shane MacGowan (124 min.) is geen routineuze popdocu, waarin de held chronologisch zijn eigen carrière doorloopt, alle tijd wordt ingeruimd voor zijn beste songs en vakbroeders intussen ongegeneerd de loftrompet over hem en zijn oeuvre laten schallen.

Het slechte nieuws: Crock Of Gold – A Few Rounds With Shane MacGowan (124 min.) is geen routineuze popdocu, waarin de held chronologisch zijn eigen carrière doorloopt, alle tijd wordt ingeruimd voor zijn beste songs en vakbroeders intussen ongegeneerd de loftrompet over hem en zijn oeuvre laten schallen.

Ambivalente gevoelens dus. Over een film die méér wil zijn en daardoor soms te veel wordt. En te weinig, dat eveneens. En toch ook wel weer intrigeert. Zoiets. Terzake:

Regisseur Julien Temple (die met muziekfilms als The Filth And The Fury, Joe Strummer: The Future Is Unwritten en Oil City Confidential al een belangrijk deel van de Britse punkhistorie documenteerde) verbindt MacGowans levensverhaal nadrukkelijk met de getroebleerde relatie tussen Ierland – het land waar hij zijn wortels heeft – en Engeland – het land waar hij opgroeide en een iconisch gezicht van de eerste punkgolf werd. Zo bezien was het onvermijdelijk dat juist MacGowan, de buitenstaander, in de jaren tachtig de traditionele Ierse folk een punky zwieper gaf en zo de stem van een nieuwe generatie Ieren werd.

Die grootse benadering heeft alleen ook zijn keerzijde: Temple strooit bijvoorbeeld wel heel nadrukkelijk met clichématige beelden van de oude idylle Ierland. Met name het eerste deel van de film, als MacGowans band The Pogues nog toekomstmuziek is, heeft daaronder te lijden. Daarbij speelt ook het verteltempo Crock Of Gold parten; enerzijds neemt de documentairemaker wel erg ruim de tijd om met name MacGowans jeugd en achtergrond goed in de verf te zetten, anderzijds propt de filmer zoveel informatie in de docu dat die constant gejaagd voelt.

Een karrenvracht archiefmateriaal van MacGowan en zijn bands, uitbundige animaties en alles wat de tijdgeest maar kan weerspiegelen worden uitgestort over de kijker, die nauwelijks de tijd krijgt om in te laten dalen wat er allemaal voorbij komt. Zeker op het moment dat MacGowan als songschrijver goed op stoom komt, wordt dat echt een serieus minpunt: nooit neemt Temple eens rustig de tijd om die prachtige liedjes hun werk te laten doen. Het is altijd weer door: op naar het volgende punt dat blijkbaar gemaakt moet worden. En dat, om het helemaal verwarrend te maken, verveelt dan weer geen seconde.

Gedwongen door de omstandigheden – MacGowan is, zacht uitgedrukt, geen uitbundige gesprekspartner (meer) die duchtig met anekdotes strooit – kiest hij ook voor een opmerkelijke interviewvorm: de protagonist laat zich bevragen door acteur/vriend Johnny Depp, Primal Scream-voorman Bobby Gillespie, Sinn Fein/IRA-icoon Gerry Adams, biograaf Ann Scanlon en zijn eigen vrouw Victoria Clarke. Via deze terloopse gesprekjes en gedegen interviews met vader Maurice en vooral zus Siobhan wordt zo zijn opmerkelijke levenswandel en –wijze ingekleurd, compleet met debiliserende hoeveelheden drank en drugs.

Ergens in ’s mans pafferige kop, met ogen die wezenloos voor zich uit lijken te staren, zit nog altijd de enige echte Shane MacGowan verscholen: scherp als een mes, altijd in voor (zelf)spot en gezegend met een gggg-giechel die een ferme punt zet achter elke vorm van gepsychologiseer. Een man die zijn talent heeft verkwanseld of het beste heeft gehaald uit zijn gouden jaren, tis maar hoe je het bekijkt. Een fenomeen ook dat ruim dertig jaar later nog altijd tot de verbeelding spreekt.

Na The Great Hunger: The Life & Songs Of Shane MacGowan (1997) en If I Fall From Grace – The Shane MacGowan Story (2001) is Crock Of Gold, ondanks alle bedenkingen die je bij de film kunt hebben, de definitieve documentaire over één van de beste songschrijvers van zijn generatie. Dat die film er überhaupt is gekomen – want dat zal door MacGowans nurkse gedrag lang niet gemakkelijk zijn geweest – lijkt me uiteindelijk pure winst.

De Sneijder-tapes

Jeffrey (l) en Wesley (r) Sneijder / NOS

Ooit zaten er drie Sneijdertjes in de jeugdopleiding van Ajax. Wie van de drie Utrechtse broers zou slagen, lag toen nog in de toekomst verscholen. De oudste, Jeffrey, redde het uiteindelijk niet, mede door blessures. De benjamin Rodney zou wél het betaald voetbal halen, maar niet de top. Dat bleek alleen weggelegd voor Wesley Sneijder, die het zelfs schopte tot recordinternational van Oranje. Hij – en niet Jeffrey of Rodney – is ook de hoofdpersoon van een door Kees Jansma geschreven biografie, genaamd Sneijder.

In 2012 trok Kees Jongkind naar Milaan, waar de spelmaker toentertijd de sterren van de hemel speelde voor Inter. Hij had een aardige verrassing voor Sneijder: beelden uit de tijd dat hij als negenjarige jongen in de Ajax-jeugd speelde en materiaal van tien jaar later, toen hij nadrukkelijk aan de deur klopte bij het eerste elftal. Ofwel: De Sneijder-tapes (47 min.), samengesteld uit nooit eerder vertoond ruw materiaal voor een film die Rimko Haanstra en Klaas Vos maakten over de jeugdopleiding van de Amsterdamse voetbalclub (die enkele jaren eerder zeer kritisch was geportretteerd in Roel van Dalens documentaire Ajax: Daar Hoorden Zij Engelen Zingen).

‘Er is een enkele speler uit de jeugd die misschien doorbreekt naar het eerste van Ajax’, zegt vader Barry Sneijder, die zich volledig wegcijferde voor de voetbalopleiding van zijn zoons, tijdens een interview uit 1993. ‘En die enige kun je natuurlijk zijn. Maar je kunt het ook niet zijn. En dat is wat ik ze dan ook wel vertel.’ Dat wordt door Jongkind geïllustreerd met een tamelijk pijnlijke scène uit het televisieprogramma Holland Sport, waarin Jeffrey Sneijder opdraaft als ‘de grote broer van’. Hij kwam uiteindelijk bij Elinkwijk terecht, in plaats van bij Real Madrid. Ooit, in een interview met Haanstra en Vos, zaten ze nog gebroederlijk naast elkaar, als guitige jochies die een droom deelden.

Daarin zit ook de meerwaarde van deze aandoenlijke tv-docu, die de ontwikkeling van de aankomende wereldster Wesley Sneijder en zijn respons daarop in beeld brengt, maar vooral ook laat zien voor hoe weinig talenten daadwerkelijk een topsportcarrière is weggelegd. Van zijn vroegere jeugdteam heeft bijvoorbeeld alleen Johnny Heitinga, volgens Sneijder destijds de absolute nummer één van het elftal, ook de wereldtop gehaald. De rest heeft al die jaren voor niets – of gewoon voor de lol – thuis tegen een bal in een netje staan trappen, zoals de hoofdpersoon als negenjarige voor de camera demonstreert aan zijn latere zelf. Die kijkt goedkeurend toe: zo is hij geworden wie hij nu is.

De Sneijder-tapes is hier te bekijken.