Tiny Tim: King For A Day

Man, vrouw, volwassene en kind. Ze gingen allemaal in de blender, volgens Susan M. Khaury Wellman. En eruit kwam Tiny Tim, alias Herbert Butros Khaury (1932-1996), een performer met een uitgesproken ‘seksuele, politieke en etnische ambiguïteit’. Susan wist het meteen: met Tim wil ik trouwen. Hij was alleen ‘half-homo’, maar dat ging volgens haar meer om identiteit dan om seksuele voorkeur. 

Niemand kon in elk geval zo overtuigend zingen op ‘the sissy way’. Tim begon in de jaren vijftig op te treden te midden van andere toenmalige misfits, zoals Het Armloze Wonder en De Scherpschutter Zonder Handen. Hijzelf werd destijds De Menselijke Kanarie genoemd. Nee, echt serieus werd de androgyne artiest, met die nét iets te hoge stem en zijn eeuwige ukelele, toen niet genomen. Totdat Tim een plek vond binnen de tegencultuur van de jaren zestig en als cultfiguur een graag geziene gast in allerlei televisieprogramma’s werd. Op het gênante af.

In Tiny Tim: King For A Day (75 min.) roept regisseur Johan von Sydow de wondere wereld van deze welhaast vergeten ‘freak’ uit New York op. Hij maakt daarbij gebruik van heel persoonlijke dagboekfragmenten van zijn protagonist, die worden ingelezen door diens geestverwant ‘Weird Al’ Yankovic. Von Sydow ondersteunt Tims gedachtewereld bovendien met fantasievolle zwart-wit animaties. Zo worden kerngebeurtenissen uit zijn veelbewogen verleden opgehaald en ook de sombere binnenkant van de extraverte publieke persoonlijkheid inzichtelijk gemaakt.

Deze inkijkjes in het leven van de excentriekeling worden gestut door interviews met zijn weduwe, dochter, neven, jeugdliefde, vrienden, muzikanten, manager, biograaf en de voorzitter van de Tiny Tim-fanclub. Ook zij herkenden in de flamboyante performer een getormenteerde ziel. Die raakt in de tweede helft van dit empathische portret langzaam uit de gratie en verwordt dan tot een tamelijk deerniswekkende figuur. Volgens schrijver Will Friedwald heeft hij nochtans hoogstpersoonlijk het pad geëffend voor androgyne sterren als David Bowie, Prince en Boy George.

Behalve een charmant portret van een eigenzinnige entertainer werkt Tiny Tim: King For A Day ook als aanklacht tegen het soms ontzettend cynische talkshowcircuit, dat buitenbeentjes eerst enthousiast binnenhaalt, daarna helemaal uitmelkt en tenslotte achteloos dumpt. Als ‘koning’ van de dag, een wegwerpproduct met een beperkte uiterste houdbaarheid. Zo bezien krijgen Tims bezoekjes aan de show van Johnny Carson zelfs bijna een wreed karakter. Geamuseerd kijkt Amerika’s bekendste talkshowhost steeds toe hoe zijn gast zichzelf keer op keer te kijk zet.

Licht

Witfilm

Ze heeft er vast jaren aan gewerkt, maar nu is het dan ook oogsttijd voor Oeke Hoogendijk. Binnen enkele maanden brengt de Nederlandse filmmaakster drie verschillende documentaires uit. Eerst gingen in het najaar zowel de persoonlijke productie Housewitz als de kunstthriller De Schatten Van De Krim in première tijdens het International Documentary Festival Amsterdam, films die dit jaar ook in de bioscoop zijn te zien.

Nu vertelt Hoogendijk in Licht (122 min.) het levensverhaal van de befaamde componist Karlheinz Stockhausen (1928-2007) en volgt ze bovendien een bijzonder ambitieuze poging om diens onuitvoerbare magnum opus – de operacyclus Licht met een speelduur van 29 uur, bestaande uit een opera voor elke dag van de week – voor het eerst uit te voeren. Regisseur Pierre Audi, die een eigentijdse versie wil maken van het epische werk waaraan Stockhausen van 1977 tot 2003 werkte, clasht daarbij regelmatig met Suzanne Stephens en Kathinka Pasveer.

Deze twee vrouwen werkten en leefden tientallen jaren samen met de eigenzinnige Duitser. Als respectievelijk muzikaal/dramaturgisch adviseur en muzikaal leider van de ambitieuze productie Aus Licht, die in 2019 op drie dagen moet worden uitgevoerd, willen zij juist dat de composities van Karlheinz Stockhausen, die wordt beschouwd als één van de belangrijkste componisten van de twintigste eeuw en aan de wieg stond van de elektronische muziek, héél precies wordt uitgevoerd. Zoals het genie het destijds had bedoeld.

Stephens en Pasveer belichten ook het turbulente persoonlijk leven van deze hoekige man die leefde voor/door zijn muziek, in allerlei vrouwen de liefde zocht die hij miste voor zichzelf en gaandeweg gebrouilleerd raakte met het merendeel van zijn kinderen. Zij kijken in deze ruim bemeten film, die een al even episch karakter heeft als de opera waaraan ie is opgehangen, logischerwijs met ‘mixed feelings’ terug op het leven van hun vader, een man met wie het soms echt moeilijk leven (en musiceren) was.

Al is een groot ego ongetwijfeld ook onontbeerlijk om de grensverleggende kunst te kunnen maken waarmee Karlheinz Stockhausen furore heeft gemaakt.

Tante Iki

Max

Sigrid Koetse vat de situatie alvast samen in een geïmproviseerde monoloog, aan het begin van de film die neef Wytse over haar, ‘de grande dame van het Nederlandse toneel’, heeft gemaakt: 

‘Je kan ook denken: dat mens, wat moeten we ermee? Och ja, ze heeft toneel gespeeld, ja. Het moet natuurlijk wel iets zijn dat mensen misschien denken: goh, die heb ik nog Badeloch zien spelen! Ja, opeens weet ik het weer! Goh, is die al zo oud? Is ze dood? Oh nee, ze leeft nog. Nou, ze ziet er best nog aardig uit. Dat valt nog mee. Ik vind het wel leuk hoor om zoiets eens te zien.’ Koetse laat professioneel een ogenblik stilte vallen en zegt dan glimlachend: ‘Zo gaat het.’

En dan kan Tante Iki (27 min.), een hele fijne korte documentaire van Wytse Koetse, echt van start. Waarbij zijn tante, inmiddels dik in de tachtig, de regie maar moeilijk uit handen lijkt te kunnen geven (al doet haar neef, en niet zonder succes, zeker verwoede pogingen om haar te regisseren). Ze maakt van alles een toneelstukje: het vuil buiten zetten, boodschappen doen en een boek kopen. Dat heeft ze van jongs af aan gedaan. Het was niet meer dan logisch dat zij als meisje naar de toneelschool wilde en vervolgens carrière maakte in het theater.

Sigrid Koetse leeft van haar herinneringen. Ze kan ook geanimeerd vertellen over haar verleden, dat door Wytse is vervat in enkele puntige sequenties. Zijn tante heeft nu alleen een probleem met de buren: die horen alles. Omdat ze stiekem zitten te luistervinken, natuurlijk. En heeft ze nu muizen in huis? Of zelfs ratten? Sinds het overlijden van haar echtgenoot Jan Retèl, nu alweer ruim dertig jaar geleden, is Koetse veel alleen. Ze hoort ook stemmen. Daarover heeft ze zichzelf een kaartje geschreven. ‘Ze zitten in je hoofd!!!’ staat erop. ‘Ze zijn niet echt.’

Haar neef vraagt zich af of ze niet gewoon eenzaam is. Zou het? Bij nader inzien kan Tante Iki zich er eigenlijk wel iets bij voorstellen. Van andere suggesties van Wytse – nog eens het podium opgaan in de Amsterdamse Stadsschouwburg bijvoorbeeld – is ze dan weer helemaal niet gediend. Er ontstaat zelfs frictie tussen neef en tante, tussen de maker en zijn hoofdpersonage. Die geeft dit theatrale portret, waarin treffende scènes en gesprekjes worden begeleid door een lekker vet aangezette soundtrack, een aangenaam kartelrandje. Dat wordt door de Koetsen bovendien heerlijk uitgespeeld. ‘Ik ben vergeten’, zegt zij nog, precies goed getimed, tegen hem. ‘Echt, lieve schat, ik ben al vergeten.’

Phat Tuesdays: The Era Of Hip Hop Comedy

Prime Video

In de nasleep van de Rodney King-rellen in Los Angeles startte Guy Torry begin jaren negentig een speciale avond met louter zwarte comedians in The Comedy Story. Dat podium zou een springplank worden voor een nieuwe generatie Afro Amerikaanse stemmen, zoals Martin Lawrence, Chris Tucker en Kevin Hart.

In de driedelige serie Phat Tuesdays: The Era Of Hip Hop Comedy (158 min.) kijkt Reginald Hudlin met de fine fleur van de Amerikaanse stand-upcomedy terug op die glorieperiode. ‘Guy stuurde een groep jonge, zwarte professionals aan’, vertelt comedian Dave Chappelle bijvoorbeeld. ‘Er zaten wat gangsterrappers bij, maar het was een eclectisch gezelschap. Zoals het leven van zwarte Amerikanen ook divers is. Het was geen eenheidsworst. De één was naar Harvard geweest, een ander naar de gevangenis.’

Phat Tuesday was voor hen een vuurdoop, vertellen entertainers als Steve Harvey, Tiffany Haddish, Cedric The Entertainer, Snoop Dogg en Regina King. Want Will Smith, Magic Johnson of Prince konden zomaar in de zaal zitten. En een zwart publiek is sowieso geen gedwee publiek. Een beleefd applaus hoef je als halfbakken grappenmaker niet te verwachten. Als het hen niet bevalt, laten ze dit op niet mis te verstane wijze merken. Ze beginnen misprijzend te kijken, draaien zich demonstratief van je af of roepen iets in de trant van: ‘Heb je ook nog wat leuks, gast?’

In de kantlijn worden er af en toe ook min of meer serieuze thema’s behandeld – seksisme, transcomedians en ‘bomben’, de plank helemaal misslaan, bijvoorbeeld – maar deze miniserie is eerst en vooral een ongegeneerde viering van de zwarte humor. Met veel sterke verhalen, popi jopi-gedrag en snelle grappen.

Becoming Al Pacino

NTR

Wat vertellen Michael Corleone, Frank Serpico, John Wojtowicz, Tony Montana en Frank Slade over Al Pacino? Behalve dat hij een begenadigde acteur is. In The Godfather, Serpico, Dog Day Afternoon, Scarface en Scent Of A Woman is Pacino als een vulkaan die elk moment kan uitbarsten. In het leven rondom die signatuurrollen moest hij dat innerlijke vuur op alle mogelijke manieren proberen te bedwingen. Drank, drugs en pillen werden zijn toevluchtsoord.

Regisseur Jean-Baptiste Péretié relateert dit in de geslaagde tv-docu Becoming Al Pacino (52 min.) aan zijn getroebleerde jeugd. Als kind van een alleenstaande Italiaans-Amerikaanse vrouw moest Pacino zich staande houden in het New Yorkse hellehol The Bronx. De jonge Al begon op zijn negende al te roken en drinken en rookte als dertienjarige voor het eerst marihuana. Zijn twee beste vrienden gingen ondertussen ten onder aan harddrugs.

Pacino werd gered, zo wil tenminste het (Hollywood-)verhaal, door het theater. Hij belandde halverwege de jaren zestig op de befaamde acteerschool van Lee Strasberg, ontdekte zichzelf als ‘method actor’ en werd vervolgens, samen met collega/vriend Robert de Niro, het gezicht van de eigenzinnige Amerikaanse film in de jaren zeventig. En toen, net op het moment dat Hollywood definitief koos voor blockbusters, kwam de man met de hamer tóch langs.

Nadat hij enkele jaren afstand had genomen van de filmwereld, maakte de acteur een vruchtbare rentree. Al borduurde hij toen nadrukkelijk voort, zo laat Péretié met een slimme montage van oude en nieuwe speelfilmfragmenten zien, op bewezen successen. Via een alwetende verteller, Sharon Mann, plaatst hij die terugkeer binnen het grotere verhaal van Pacino’s carrière, die hier met een collage van filmscènes, achter de schermen-beelden en oude interviews met de man zelf netjes in kaart wordt gebracht.

We Need To Talk About Cosby

Showtime

Als Zwart Amerika één gidsfiguur heeft gehad in de tweede helft van de twintigste eeuw, dan was het Bill Cosby. Ga maar na: hij geldt als de eerste breed geaccepteerde zwarte stand-up comedian, had als allereerste Afro-Amerikaan een hoofdrol in een televisieserie (I Spy), ontwikkelde zich in de jaren zeventig tot de grote kindervriend Fat Albert en floreerde tenslotte jarenlang als Amerika’s favoriete vaderfiguur Cliff Huxtable in de immens populaire The Cosby Show. En toen staken er steeds hardnekkigere geruchten de kop op over het drogeren en seksueel misbruiken van talloze vrouwen.

We Need To Talk About Cosby (236 min.) herbergt natuurlijk diverse pijnlijke getuigenissen van de vrouwen die, gedurende ruim een halve eeuw, werden misbruikt door ‘America’s Dad’. Toch is deze vierdelige documentaireserie van W. Kamau Bell veel meer dan de volgende #metoo-productie, waarin een bewonderde bekendheid wordt ontmaskerd als een vunzige machtswellusteling die geen enkel respect heeft voor de grenzen van een ander. Om precies te zijn, in Bill Cosby’s geval: als de belichaming van de zwarte verkrachter, die zich ook zomaar aan witte vrouwen kan vergrijpen.

Bell richt zich niet alleen op het afschminken van de notoire geilneef – en na bijna vier uur rest er van het Afro-Amerikaanse icoon nauwelijks meer dan een zielig hoopje man – maar plaatst hem ook nadrukkelijk binnen zijn culturele context: een zwarte gemeenschap die snakt naar rolmodellen en in Bill Cosby bijna een halve eeuw een ideaal uithangbord lijkt te hebben gevonden. In dat opzicht doet We Need To Talk About Cosby denken aan een andere epische docuserie over een gevallen zwart symbool, O.J.: Made In America (2016), over de van moord verdachte oud-footballer O.J. Simpson.

W. Kamau Bell, die zich als komiek een erfgenaam van Cosby voelt, vergeet ook diens verdiensten niet. De comedian/acteur/producent/schrijver heeft grote waarde gehad voor de ontwikkeling van een soort zwart bewustzijn. ‘Mensen zien in Cosby twee verschillende personen’, zegt schrijver/docent Jelani Cobb. ‘De ene is de grote mensenvriend en de andere een onvervalst roofdier. Maar ik vraag me af of je die twee van elkaar kunt scheiden.’ Want elke publieke belofte, daad of gift verhoogde Bill Cosby’s status en maakte het moeilijker om hem van zijn voetstuk te stoten.

Met een uitgelezen selectie van veelal zwarte oud-medewerkers, intellectuelen en deskundigen licht Bell de verschillende aspecten van Bill Cosby’s leven en carrière door, waarbij hij soms plotseling, zonder aankondiging vooraf, afslaat richting een individueel slachtofferverhaal. Zoals het ook in de praktijk ging: terwijl het publieke personage Bill Cosby weer een nieuwe manier had gevonden om ieders hart te veroveren, speurde de vent daarachter voortdurend naar jonge, kwetsbare vrouwen om enkele Quaalude-pilletjes te laten slikken en daarna zijn lusten op te botvieren.

De documentairemaker laat zijn gesprekspartners ook naar Cosby’s werk kijken. Fragmenten die destijds onschuldig leken, krijgen met de kennis van nu een geheel nieuwe lading en leiden tot ongemakkelijke conclusies. Dat het geperverteerde oeuvre van de inmiddels ook van wandaden beschuldigde shockrocker Marilyn Manson allerlei clous bevat over wat hij privé zoal uitspookte, kan nauwelijks een verrassing zijn. Maar dat ook de aimabele vrouwen(!)arts Cliff Huxtable uit The Cosby Show soms opzichtig hintte naar de hitsigheid van zijn bedenker/vertolker wekt toch wel enige verbazing.

Cosby’s strapatsen bleven echter verdacht lang een publiek geheim. Ook omdat zijn eigen gemeenschap ten koste van alles wilde voorkomen dat zwarte mannen zoals hij publiekelijk werden gelyncht. Totdat de comedian Hannibal Buress in 2014 de handschoen oppakte. ‘’Als je hier weggaat, googel dan “Bill Cosby verkrachting”’, hield hij zijn publiek voor. ‘Dat is niet grappig bedoeld. Die shit levert meer resultaten op dan “Hannibal Buress”.’ Zijn min of meer spontane actie vormde het startschot voor de publieke ontmanteling van het fenomeen Bill Cosby.

Deze intelligente, gelaagde en aangrijpende serie voorziet de Kwestie Cosby, en de toxische mannencultuur die de entertainer is gaan representeren, van allerlei verschillende perspectieven en zoekt daarbij ook de pijnpunten binnen de zwarte wereld op. ‘Eerlijk gezegd heb ik tijdens het maken van deze documentaire vaak overwogen om ermee te stoppen’, zegt W. Kamau Bell niet voor niets. ‘Ik wilde vasthouden aan mijn herinneringen aan de Bill Cosby van voordat ik Bill Cosby leerde kennen.’

Mr. Soul!

HBO

De Afro-Amerikaanse representatie op televisie is in de jaren zestig nog altijd zwaar onder de maat. Als het publiek al zwarte Amerikanen krijgt te zien, dan is het omdat ze in de problemen zitten of die zelf veroorzaken. In 1968 start het National Educational Television Network daarom in New York met Soul!, een live-programma over zwarte cultuur: dichters, muzikanten, acteurs, schrijvers, dansers en opiniemakers

Het wordt een ‘complete and utter love affair with your Blackness’, stelt Sade Lythcott, de dochter van de schrijfster, actrice en producent Barbara Ann Teer die als oprichter van The National Black Theater regelmatig te gast is in de show van gastheer en producer Ellis Haizlip. Met allerlei direct betrokkenen klopt diens nicht Melissa nu het stof van Haizlip zelf, openlijk homoseksueel, en diens geesteskind in de oerdegelijke documentaire Mr. Soul! (104 min.).

Melissa Haizlip laat ook coryfeeën van Zwart Amerika zoals Harry Belafonte, Kathleen Cleaver en Questlove (die dit jaar zelf overigens scoorde met Summer Of Soul, een thematisch verwante documentaire over de zwarte tegenhanger van Woodstock) aan het woord over de show waarin uiteenlopende zwarte stemmen zoals Stokely Carmichael, Toni Morrison, Sidney Poitier, Stevie Wonder, James Baldwin, Al Green en The Last Poets (met het furieuze Die Nigga!!!) zijn te horen.

Intussen wordt er – natuurlijk! – druk gezaagd aan Haizlips stoelpoten. Van dat nieuwe geluid, waarin het gedachtegoed en de soundtrack van de burgerrechtenbeweging doorklinken, moet de nieuwe Amerikaanse president Richard Nixon bijvoorbeeld helemaal niets hebben. Hij ziet het als een linksige aanval op de kernwaarden van zijn ‘zwijgende meerderheid’. Nixon begint aan de financiering van het publieke televisieprogramma te morrelen.

Zo komt het einde in zicht voor de show die van 1968 tot 1973 een podium heeft geboden aan alle vormen van zwarte cultuur en in het bijzonder zwarte vrouwen een warm hart toedraagt. Een hele generatie Afro-Amerikanen heeft door Soul! op een andere manier naar zichzelf leren kijken. En dat heeft ongetwijfeld weer zijn weerslag gehad op hoe zij in de wereld staan en die naar hun hand proberen te zetten. Het idee alleen al dat een ‘soul brother’ als Barack Obama president zou kunnen worden…

Negen Koffers

EO

Voor mij, voor Hem, voor Haar. Ofwel: LiLaLo, het Jiddische theater dat de echtelieden Jacques en Jossy Halland in 1959 openden in Amsterdam. Het huiskamertheater zou tot 1982 een podium bieden aan typisch Jiddisch repertoire en mocht in die periode gasten uit binnen- en buitenland ontvangen, waaronder grootheden als Fellini en Picasso.

Het was de grote droom van de Hallands om hun liedjes en verhalen naar een groot publiek te brengen. In de documentaire Negen Koffers (57 min.) vertolkt Ellen ten Damme hun repertoire voor het eerst in Carré. Regisseur Marieke Rodenburg volgt de Nederlandse zangeres terwijl ze op de weg daarnaartoe het leven en werk van de zangeres en pianist ontdekt.

Ten Damme volgt het spoor van het echtpaar, dat elkaar in de Jiddische theaterwereld heeft leren kennen, naar Frankrijk. Ze arriveren daar voor aanvang van de Tweede Wereldoorlog, sluiten zich aan bij het verzet tegen de Duitsers en treden na de oorlog op met Franse grootheden als Juliette Greco en Fernandel. Intussen dromen ze van een eigen theater.

Met oude beelden van optredens van Jacques en Jossy Halland en gesprekken die zij hadden met interviewers als Berend Boudewijn en Ischa Meijer slaagt Rodenburg erin om de mensen achter de podiumpersoonlijkheden en hun gezamenlijke missie over het voetlicht te brengen. Samen met pianist Ringo Maurer eigent Ellen ten Damme zich intussen overtuigend hun oeuvre toe.

Negen Koffers doet daarmee enigszins denken aan de documentaire Claudia de Breij – Hier Zijn Wij, waarin documentairemaakster Suzanne Raes eerder dit jaar de Nederlandse kleinkunstenares en enkele getrouwen volgde toen ze zich verdiepten in het leven en de carrière van Heintje Davids, de Joodse rasartieste die maar geen afscheid kon nemen.

Waar Claudia de Breij nadrukkelijk de verbinding zocht met haar eigen leven en thema’s, lijkt Ellen ten Damme het Jiddische theater van Jacques en Jossy Halland vooral een interessante uitdaging te vinden, die mooi aansluit bij haar eerdere uitstapjes naar ‘Paris’, ‘Berlin’ en Casablanca. Maar of er ook een innerlijke noodzaak is om juist dit repertoire te omarmen?

Negen koffers weet nochtans doeltreffend het werk van de Hallands, de Jiddische cultuur en de charme daarvan in de spotlights te zetten.

Maarten van Roozendaal – Ik Ben De Man Die Naast Mij Staat

c: Eric Steensma / NTR

De kopstukken van kleinkunstminnend Nederland hadden in dit postume portret ongetwijfeld graag hun zorgvuldig gekozen superlatieven willen debiteren over Maarten van Roozendaal (1962-2013). Ze krijgen alleen het woord niet. Dat is aan de veel te jong overleden zanger, liedschrijver en theatermaker zelf – ook al behoort hij al acht jaar niet meer tot de levenden. Met zijn welbekende bravoure leidt Van Roozendaal ons door zijn eigen leven, op weg naar een volgens eigen zeggen heel spectaculaire sterfscène. ‘Ik ben als de dood en ik ren ernaartoe.’

Al die anderen zijn overigens al aan het woord gekomen in de biografie Het Leven Heeft Geen Zin, Maar Ik Wel van Patrick van den Hanenberg en de hommage Op Maarten, met bijdragen van Marcel de Groot, Paul de Munnik en Hans Sibbel. Documentairemaker Josefien Hendriks reserveert Maarten van Roozendaal – Ik Ben De Man Die Naast Mij Staat (45 min.) dus volledig voor de kleinkunstenaar zelf, die nu eenmaal de gave van het woord had. Hij kon recht praten wat krom was. En wat recht was weer hartstikke krom.

Die opzet houdt automatisch in dat deze (auto)biografie geen nieuwe details of onthullingen bevat over dit volwassen kind van de defaitistische jaren tachtig. De film bestaat immers volledig uit bestaand materiaal: liederen, interviews en geschriften. Met een delicieuze selectie daaruit, gemonteerd met een fraaie collectie associatieve beelden, dringt Hendriks overigens wel degelijk door tot het wezen van de persoon, kleinkunstenaar en kettingroker Maarten van Roozendaal.

Daarin gaat hij zijn wankele geestesgesteldheid en overmatige drankgebruik niet uit de weg. ‘Ik ben natuurlijk vreselijk bang om dood te gaan’ zegt Van Roozendaal bijvoorbeeld tijdens een televisie-interview. ‘En dat zie je wel meer bij mensen die daar zo bang voor zijn, dat ze juist dat lot gaan tarten. Van: mij krijg je niet.’ Zover zou het natuurlijk tóch komen. Of zijn sterfscène, zoals beloofd, spectaculair was? Dat is zo’n beetje het enige waarover de hoofdpersoon zelf niet wil (of kan) getuigen.

De dikke halve eeuw daarvóór biedt echter meer dan genoeg stof voor een bruisende film.

Echo – Theater In De TBS

Nederlands Film Festival

‘Ik denk dat stafleden in de kliniek in de regel wat meer echo’s zijn en de patiënten wat meer Narcissus zijn’, vertelt geestelijk verzorger en scriptschrijver Okke Wisse in Echo – Theater In De TBS (85 min.). ‘Dus het gevaar van het staflid is, is dat het alleen maar de echo is van de patiënt. En het gevaar van de patiënt is, is dat ie alleen maar de ander, het staflid, kan gebruiken voor zichzelf. Wat je eigenlijk zou hopen is dat op het toneel wat de kliniek is de Echo’s en Narcissussen gaan begrijpen dat ze vastzitten in zichzelf.’

En dan sluiten de betraliede deuren zich, aan het begin van deze intrigerende film van Ingrid Kamerling, voor de beslotenheid van de Van der Hoeven Kliniek in Utrecht. Daar werken geanonimiseerde patiënten in een intieme setting met behandelaars aan hun toekomst. Tegelijkertijd wordt er gerepeteerd voor een uitvoering van het klassieke verhaal van Narcissus, verliefd op zijn eigen spiegelbeeld, en de nimf Echo, die tevergeefs zijn aandacht probeert te trekken. De TBS-kliniek gaat overigens niet helemaal op slot, want ook wijkbewoners zijn van harte welkom om aan te sluiten bij de repetities voor de voorstelling.

Tijdens heel persoonlijke gesprekken met de verschillende hulpverleners, die veel dichter bij hun patiënten komen dan je als buitenstaander misschien zou verwachten, laat Kamerling de camera als spiegel fungeren. Letterlijk: in de cameralens is zij zelf als interviewer te zien, zodat haar gesprekspartners recht in de camera kunnen spreken. En figuurlijk: de camera als spiegel voor de werkelijkheid en ieders visie daarop. Aan de behandelaars legt de documentairemaakster, die tevens werkzaam is als psycholoog, bovendien de vraag voor wat zij eigenlijk komen halen en brengen in de kliniek – en of dat nog wel te dragen is.

Een jaar geleden bracht Ingrid Kamerling al de korte film Rusteloze Zielen: Echo’s Uit De TBS uit. In die voorstudie stonden enkele patiënten en hun theaterlessen centraal. Met deze groter opgezette zusterfilm, waarvoor drie jaar is gefilmd in de kliniek, wordt ook hun behandelteam vol in de spotlight gezet. Via (zelf)reflectie, interactie en theaterscènes van zowel patiënten als hulpverleners schildert Kamerling zo een alternatief portret van een wereld, die vaak als eng en gevaarlijk is afgespiegeld – en nochtans wordt bevolkt door gewone mensen, met stuk voor stuk hun eigen thema’s, verwachtingen en issues.

Crazy Days

Docmakers

Hij moet zich soms als de kapitein van de Titanic voelen: terwijl de tweede Coronagolf Nederland in zijn greep krijgt probeert Riccardo Minasi zijn project bij het Nationale Opera & Ballet drijvende te houden. Samen met een jonge internationale cast bereidt de Italiaanse dirigent zich voor op enkele uitverkochte uitvoeringen van Mozarts fameuze opera Le Nozze De Figaro. Met angst en beven kijken ze uit naar de dinsdagen, naar weer een nieuwe persconferentie die roet in het eten kan gooien.

Intussen ontsmetten ze consciëntieus hun handen en proberen ze ondanks de anderhalve meter afstand gezamenlijk scènes in te studeren. Terwijl ze hun concentratie en enthousiasme proberen vast te houden, kijkt regisseur Sanne Rovers mee tijdens deze Crazy Days (65 min.). Ze laat haar camera door de lege gangen van het operagebouw dwalen, houdt zo nu en dan halt voor een repetitie of fraai gestileerde passage uit de opera en spreekt met de voornaamste spelers.

Corona blijft alomtegenwoordig. Het maakt immers nogal een verschil of je toewerkt naar een serie voorstellingen of naar een livestream (en deze documentaire, die waarschijnlijk door meer mensen zal worden gezien dan de uitvoeringen). De magie van het moment zal in dat laatste geval in het luchtledige, zonder interactie met het publiek, tot stand gebracht moeten worden. En de complete onderneming kan natuurlijk ook nog van het ene op het andere moment worden stopgezet.

Het werken aan Le Nozze De Figaro wordt daarmee een allegorie voor hoe het de kunstensector sowieso is vergaan tijdens de Coronacrisis: ze is volledig overgeleverd aan de grillen van het virus en een overheid die daarop probeert te anticiperen. Dat zorgt voor twijfel, frustratie én teleurstelling. Voor een streamuitvoering is bijvoorbeeld niet de gehele cast nodig. Naarmate de pay-off van hun inspanningen – of het uitblijven daarvan – in zicht komt begint het water hen echt aan de lippen te staan.

Iedereen weet nochtans: wat er ook gebeurt, het orkest speelt door.

Shelley In Wonderland

Shelley Gish / c: Tess Vermeer

Noem ‘t gerust een cliché of gimmick. Maar als de aspirant-Miss Senior USA en haar concurrenten zich opmaken voor de strijd om de titel, kan er eigenlijk maar één nummer klinken: Oh, Pretty Woman van ‘good old’ Roy Orbison. De soepele gitaarriff transporteert alles en iedereen direct naar de tijd waarin alle deelnemers hun gloriejaren beleefden. Intussen zijn de dames op een leeftijd aanbeland waarop ze – althans volgens eigen zeggen – niet meer worden gezien.

Dat geldt misschien ook wel een beetje voor Shelley Lee Sybil Gish, de hoofdpersoon van deze smakelijke korte documentaire van Sophie Dros. De 63-jarige Miss Senior Utah is duidelijk gespannen voor de missverkiezing en hoe zij zich daarbinnen zal manifesteren. Terwijl concurrenten oefenen op een dansje bij Elvis’ Jailhouse Rock, de harp bespelen of de show proberen te stelen met kleine acrobatiek wil zij excelleren met I Have A Dream van ABBA. Toepasselijk nummer.

Muziek speelt wel vaker een sleutelrol in Shelley In Wonderland (40 min.). In de bus zingen de Golden Girls, met elk hun kroontje parmantig op het hoofd, uit volle borst You Are My Sunshine. Bij de visagie wordt gezamenlijk een enthousiast There’s No Business Like Show Business aangeheven. En daarna laat regisseur Sophie Dros hun verdere verrichtingen tijdens het ‘showgirl-bootcamp’ ook nog eens begeleiden door Cyndi Lauper: Girls Just Wanna Have Fun, juist.

Tussen de bedrijven door kletsen de meiden over hun relaties, echtscheidingen en nieuwe vriendjes en vertelt Shelley op haar hotelkamer het verhaal van haar veelbewogen leven, dat ooit begon bij de Mormoonse Latter-Day Saints-kerkgemeenschap. Die terugblik wordt door Dros vaardig geïllustreerd met enkele fraaie sequenties met familiefoto’s en privévideo’s. Uit de jaren dat de schoonheidskoningin op leeftijd zichzelf zocht en steeds weer kwijtraakte.

En dan is de avond van de Miss Senior-verkiezing aangebroken. I’m a queen, houdt Shelley zichzelf voor. Ze doet dit tenslotte voor zichzelf, niet voor de overwinning. Net als haar concurrenten lijkt ze iets terug te willen vinden dat ergens onderweg verloren is gegaan. In die zin is deze observerende film een soort ode aan de (eeuwige) jeugd, die je nooit helemaal achter je hoeft te laten. Of, anders bezien, die je een leven lang kan blijven achtervolgen.

Menige liedjesschrijver heeft er een compleet songboek aan gewijd.

Val

‘Soms voel ik me echt beroerd en heb ik er ontzettend de blues over dat ik het land rond moet reizen’, geeft Val Kilmer halverwege de documentaire Val (109 min.) toe, als hij in Texas is neergestreken voor een publieke vertoning van de bijna dertig jaar oude film Tombstone. ‘Ik zie er niet geweldig uit. In wezen verkoop ik mijn oude zelf, mijn oude carrière. Voor veel mensen is praten over oude films en foto’s verkopen van toen je Batman of The Terminator was zo’n beetje het laagste wat je kunt doen.’ Hij denkt er nog eens over na: ‘Uiteindelijk voel ik me toch eerder dankbaar dan vernederd.’

De stem van de inmiddels 61-jarige Amerikaanse acteur (Top GunBatman Forever en Heat) klinkt robotachtig, het gevolg van keelkanker en de bijbehorende behandeling. Hij maakt daarom noodgedwongen gebruik van een elektrolarynx, een elektronisch spreekapparaat. Als Kilmer zijn levensverhaal vertelt in deze smeuïge autobiografie – samengesteld uit een fikse collectie homevideo’s, auditietapes, speelfilmfragmenten, b-roll beelden, kunstwerken en actuele scènes met z’n ex-vrouw en kinderen – is het in werkelijkheid zijn zoon Jack die de voice-overs voor zijn rekening neemt en de vertelling structureert.

Waar houdt de rol op en begint de acteur af? vraagt ‘Val Kilmer’ zich af. Terugblikkend constateert hij dat hij zichzelf even vaak heeft gevonden als is kwijtgeraakt in een rol. Kilmer was altijd op zoek naar de essentie van zijn werk. Of gewoon een ontzettende lastpost. Daarvan maakt hij in deze persoonlijke film van Leo Scott en Ting Poo ook geen geheim. Hij ging vér voor zijn werk, misschien wel té ver. Dat wordt prachtig zichtbaar in de flink opgetuigde audities die hij deed voor films van Stanley Kubrick en Martin Scorsese. Kilmer gaat ‘all-in’ en reist vervolgens desnoods naar de andere kant van de wereld om zijn pitch kracht bij te zetten.

Beide keren vist hij achter het net. Bij Oliver Stone is het wel raak: met een videocassette waarin hij de songs van The Doors hoogstpersoonlijk zingt, scoort Kilmer de hoofdrol in een film over de beruchte rockband. Als ‘Jim Morrison’ zal hij vervolgens dik een jaar zijn jonge gezin terroriseren. Hoe irritant hij op de filmset kan zijn wordt duidelijk als hij tijdens de geplaagde opnames voor The Island Of Dr. Moreau, stiekem filmend met zijn eigen cameraatje, regisseur John Frankenheimer onder druk zet. De film waarvoor hij eindelijk mag werken met zijn grote held Marlon Brando wordt een fiasco. Val Kilmer heeft zijn reputatie (‘moeilijk om mee te werken’) niet voor niets.

Dat leven ligt ogenschijnlijk achter hem. Sinds hij enkele jaren geleden, tijdens een tournee met een door hem persoonlijk geschreven theaterstuk over Mark Twain, keelproblemen kreeg. Val Kilmer oogt nu oud, afgetakeld zelfs. Een man met aanmerkelijk minder toekomst dan verleden – dat bovendien een echt familiedrama bevat. Toch is dat niet het beeld dat overheerst na dit rake, enerverende (zelf)portret: hier zit een rasacteur die heeft geleefd in zijn films en die voorlopig ook nog wil blijven leven, liefst op een podium of het witte doek.

Eric de Vroedt: Terwijl Het Liefde Was

NTR

‘Als het stuk klaar is, dan is ze echt dood’, stelt Eric de Vroedt terwijl hij geëmotioneerd naar cassettebandjes van zijn moeder luistert. ‘Nu kan ik die taal nog laten klinken.’ Met zijn collega’s van Het Nationale Theater werkt de toneelschrijver/regisseur aan de voorstelling De Eeuw Van Mijn Moeder. Over de Indische vrouw Winnie de Willigen, de stuurse ouder die hij van haver tot gort kent.

Terwijl De Vroedt zijn acteurs scènes uit het leven van zijn moeder laat spelen, soms flink uitvergroot, probeert hij tevens in het reine te komen met haar en de herinneringen die hij aan haar leven heeft. De grote emoties of confrontaties die hij als zoon in werkelijkheid nooit echt is aangegaan, krijgen binnen de veilige omgeving van zijn kunst nu alle ruimte. Hij bekijkt het zelf met argusogen.

Via zijn moeder vertelt Eric de Vroedt tevens het verhaal van de Indische migranten die vanuit de voormalige kolonie naar Nederland kwamen. Documentairemaker Ditteke Mensink verbeeldt dat in Eric de Vroedt: Terwijl Het Liefde Was (60 min.) ook met persoonlijke voorwerpen van haar: foto’s, trouwringen en koppen en schotels. In handen van De Vroedts spelers, met wie hij soms al twintig jaar werkt, krijgen die extra waarde en betekenis.

Gebiologeerd ziet hij in deze fijnzinnige documentaire hoe zijn zeer persoonlijke verhaal via hen steeds verder gestalte krijgt. Soms stuurt hij bij of grijpt in. Als de voorstelling afstevent op een emotionele climax, hervindt Eric de Vroedt de ouder van wie hij vooral rituele liefde en weinig oprechte genegenheid dacht te hebben gekregen. Terwijl, zo ziet hij met de wijsheid van nu, het toch echt liefde was.

En dan is het stuk klaar.

Igone – En Als Beloning Zweef Je

Ze brengt de wijnflessen naar de glasbak. Stofzuigt het huis. En laat de hond uit. Vier maanden na haar vertrek bij het Nationale Ballet in september 2019 heeft het gewone leven van Igone de Jongh een aanvang genomen. Ze voelt een leegte in zichzelf en gaat door een soort rouwproces. De ballerina had zich haar afscheid, na 24 gloriejaren, anders voorgesteld. En eigenlijk is ze ook nog niet klaar met dansen.

Thuis maakt ze zich op voor een remonte. Nu eens niet als grote ster in voorstellingen van topchoreografen als Rudi van Dantzig of Hans van Manen, als een superieure vertolker van andermans visie, maar met een zeer persoonlijk stuk, waarin ze haar eigen verhaal vertelt en ook de conversatie aangaat met het publiek. Dat zorgt onvermijdelijk voor elementaire twijfel. ‘Het is ongelooflijk dat gewoon alles weg is’, verzucht ze onderweg. ‘Alsof ik nooit gedanst heb.’

Igone – En Als Beloning Zweef Je (50 min.) is de weerslag van het intieme proces dat De Jongh – ondersteund door echtgenoot Thijs Römer, met de dansers Marijn Rademaker en Thiago Bordin en onder regie van Ruut Weissman (die onlangs zelf ook de hoofdpersoon was van een delicate documentaire) – voor het oog van de camera doormaakt. Waarin ze oude krachten probeert los te maken binnen een nieuwe versie van zichzelf.

Regisseur Simone de Vries lardeert Igone’s persoonlijke queeste met video’s die haar grootvader heeft gemaakt van hoe ze als jonge vrouw met een ongenadig talent opgroeide binnen de balletwereld. Die visualiseren het leven waarvan ze afscheid heeft genomen en dat ze zelf vooral associeert met haar langdurig zieke moeder. Zo ontstaat een gloedvol portret van een vrouw die zoekt naar wie ze is en die zichzelf, via de stiel die haar toch het meest vertrouwd is, opnieuw probeert uit te vinden.

Je Lichaam Je Geest

Human

‘We vieren het leven zolang het nog kan’, zegt een vertegenwoordiger van Mamba Negra, een extravagant kunstenaarscollectief uit Sao Paulo, in de korte docu Je Lichaam Je Wapen (13 min.) van Elizabeth Rocha Salgado. ’Vieren dat we nog leven, dat we nog werken, dat we nog samen zijn.’ Het is alsof zij – de zwarte vrouwen, travestieten, transgenders – in het hedendaagse Brazilië dansen op een vulkaan.

‘Op het moment dat Bolsonaro aan de macht kwam, begreep iedereen dat je vanaf nu ongestraft racistisch en homofoob kan zijn’, stelt een imposante donkere danser, die met ontbloot bovenlijf sensueel voor de camera beweegt. ‘Als kunstenaar, homoseksueel en zwarte heb ik heel mijn leven moeten vechten, maar dat houdt me ook op de been. Mijn huid straalt en die gloed kunnen ze niet doven.’

Van die bravoure en energie moet deze korte sfeertekening, die geen lineair verhaal vertelt en ook geen diepe duik neemt in het leven van de nachtvlinders, ‘t ook hebben. Op dampende muziek geven de edgy dansers en kunstenaars zich over aan lekker mateloze zelfexpressie. Daarmee vormen ze een schild tegen het verstikkende Bolsonaro-klimaat, dat in alles de verwerkelijking dreigt te worden van de boze witte mannen-wereld.

Je Lichaam Je Wapen is hier te bekijken.

Claudia de Breij – Hier Zijn Wij

‘Claudia die vertelt hoe de wereld in elkaar zit’ had even behoefte aan adempauze. In Heintje Davids (1888-1975), de rasartieste die maar geen afscheid kon nemen, vond ze haar ‘paard van Troje’. En in multi-instrumentalist Michelle Samba en deejay/human beatboxer Abdelhadi Baaddi ontdekte Claudia de Breij trouwe kompanen. Ook om gezamenlijk de Corona-periode, waarin ze alle drie een schrijnend optreedtekort opliepen, enigszins gezond door te komen.

In Claudia de Breij – Hier Zijn Wij (50 min.) documenteert Suzanne Raes hoe het drietal zich leven en werk van Davids, telg van een befaamde Nederlandse artiestenfamilie, eigen probeert te maken. Dat lijkt in eerste instantie vooral spielerei. Totdat ze toch, voor een klein publiek, mogen gaan spelen. Sterker: Carré wacht. En dan worden het sleutelen aan en doorleven van de voorstelling, die voor De Breij toch dichterbij komt dan gedacht, ineens een zaak van, nou ja, levensbelang.

‘De familie Davids was een Joodse familie’, vertelt ze tijdens de muzikale familievoorstelling Hier Ben Ik. ‘Dat had ik helemaal niet verteld, want het maakt toch eigenlijk ook niet uit. Het maakt nooit uit wat je bent. Totdat je het van andere mensen niet mag zijn, toch?’ De oversteek naar haar eigen leven is dan snel gemaakt. ‘Je bent gewoon verliefd op iemand. En dan zegt iemand dat dat niet mag. Dan ben je in één keer een homoseksueel.’

Zo gaat deze voorstelling behalve over de onverbeterlijke revuester ook over Claudia de Breij zelf en haar muzikale partners, voor wie ‘spelen’ niets minder dan noodzaak is. Raes brengt die behoefte en het bijbehorende proces treffend in beeld in een achter de schermen-docu, die is doorsneden met Heintje Davids-fragmenten. En als de voorstelling dan echt staat, gooit Corona weer roet in het eten.

Guy Weizman – Voorheen/Nadien

Tangerine Tree

‘Probeer het niet te begrijpen’, instrueert Guy Weizman zijn performers. Ze zijn uit de hele wereld overkomen naar Groningen om zijn artistieke visie te verwerkelijken. Energie componeren, noemt hij dat. De Israëlisch-Marokkaanse artistiek leider van het Nederlandse theatergezelschap wil geen voorstellingen maken, zegt hij in deze film van Willem Baptist, maar die tijdens het maakproces zelf ontdekken. 

Guy Weizman – Voorheen/Nadien (55 min.) is dan ook geen typische making of-docu van de nieuwste productie van het Noord Nederlands Toneel. Het wordt ‘een poëtische film’ legt één van de medewerkers in een Droste-achtige scène uit aan een participant. En dat is geen woord te veel gezegd: Baptist vangt Weizmans visuele bombardement in bloemrijke, straf gekadreerde beelden, waaronder fraaie shots vanuit vogelperspectief.

Zo visualiseert hij de gedachtewereld van de man die zichzelf een soort ‘Godfather uit een Marokkaanse maffiafamilie’ noemt, zomaar kan gaan delibreren over het ‘butterfly effect’ en ontregelende telefoongesprekken met zijn moeder in Marokko voert. Het wordt een zinnenprikkelende ontdekkingstocht door een brein dat altijd in overdrive lijkt te staan en dat bij een splitsing al gauw het minst begaanbare pad kiest.

Baptist begeleidt de beeldenpracht met enigmatische oneliners van Weizman, die als hij zijn troepen dirigeert ook wel iets wegheeft van een goeroe.

‘Een blinde man wacht niet totdat het licht is om te beginnen met lopen.’ Frons.

‘Het stijgt op of het blijft dood op de grond.’ Punt.

‘Het lichaam liegt niet.’ Pauze. ‘Nooit.’

‘Het gaat om de schoonheid van onze onmacht.’ Uitroepteken.

En dan zorgen de Coronamaatregelen ervoor dat alle plannen in het honderd lopen. ‘Fúúúck!’ schreeuwt Weizman gefrustreerd. Geen première. Alleen een weerslag op video, van een generale repetitie/voorstelling zonder publiek. Inmiddels begint het te dagen: deze film zou wel eens die voorstelling kunnen zijn. Niets meer, niets minder. Die dus niet zomaar is gemaakt, maar ergens onderweg is ontdekt.

Alex Roeka – Engel & Beest

NTR

Je moet tegen zijn broze stem kunnen. Tegen zijn boterzachte G. En tegen zijn bloeddoorlopen songteksten. Dan behoort zanger en songschrijver Alex Roeka zonder enige twijfel tot de groten van de Nederlands(talig)e popmuziek. Hij leverde onvervalste klassiekers af, zoals Noem ‘t Geen Liefde, Kermis In Ravenstein en Dit Kleine Hart Van Mij, die nochtans slechts bij een select publiek bekend zijn. Dat zo’n man nog steeds aanbevelingen nodig heeft van vakbroeders als Huub van der Lubbe en Youp van ‘t Hek is eigenlijk een gotspe.

Of de tv-docu Alex Roeka – Engel & Beest (57 min.) van Arno Kranenborg het tij alsnog kan keren? Daarvoor is de voormalige misdienaar, kostschooljongen en schuinsmarcheerder uit het Brabantse vestingstadje Ravenstein vermoedelijk al te zeer uitgehard als artiest. Hij kan niet zomaar door een handige marketingafdeling tot een geslaagde eenheidsworst voor het grote publiek worden gekneed. Niet dat hij daar zelf ook maar een seconde serieus over na zou denken als het hem zou worden voorgesteld. Of dat zou kunnen. De laatbloeier Roeka, die pas op zijn vijftigste debuteerde, is daarvoor veel te eigenzinnig, authentiek en – vermoedelijk ook – lastig.

‘Ik heb soms het verlangen – en dat klinkt misschien gek – om mezelf dood te zingen’, bekent hij tijdens een bezoek aan de kapel van één van de kostscholen waar hij als jongen verbleef. ‘Je gaat op het podium staan en je geeft alles zodat je dood neervalt. Als een soort bestraffing, zo lijkt het wel.’ Zo wordt deze trip nostalgia door leven en werk van Alex Roeka, het zwarte schaap van de notarisfamilie Van Mourik, nooit al te gemoedelijk. Daarvoor is de man toch te hoekig en draagt hij ook nog te veel deuken uit het verleden met zich mee. Om met zijn zwaarmoedige collega Hans Dorrestijn te spreken: de tijd heelt alle wonden, maar slaat er nog veel meer.

Alex Roeka’s liedjes zijn daarvan de gloedvolle weerslag en slaan juist daarom zo ongenadig toe: hier is een man aan het woord die het klappen van de zweep kent, op allerlei plekken butsen en striemen heeft achtergelaten en zelf ook enkele harde slagen heeft moeten opvangen. En het was veelal nog zijn eigen schuld ook. Dit portret weet dat gevoel van romantiek, wrevel en weemoed heel aardig te vangen en geeft bovendien volop ruimte aan Roeka’s gedachtespinsels en hoe die worden vervat in tekst en muziek. Waar zijn hoofd niet over uit kan, loopt zijn hart van over. En het onze. Althans, van de tere zielen die gevoelig zijn voor deze dwarse bard.

Alex Roeka – Engel & Beest is hier te bekijken.

McKellen: Playing The Part

Achteraf lijkt het logisch dat juist hij, Sir Ian McKellen, in The Lord Of The Rings werd gecast en als Gandalf zou uitgroeien tot één van de meest tot de verbeelding sprekende filmpersonages. Geen acteur wordt echter geboren als charismatische tovenaar in één van de grootse successen uit de bioscoophistorie. Heel lang leek het er zelfs op dat McKellens filmcarrière helemaal niet van de grond zou komen. Hij was voorbestemd om het collectieve geheugen in te gaan als zo’n typisch Britse theateracteur, die met de ene na de andere Shakespeare-voorstelling het land doortrok.

Toch zou het, uiteindelijk, anders lopen voor de charmeur uit Wigan die nu ook nog eens de hoofdrol speelt in het portret McKellen: Playing The Part (91 min.). Want je bent nu eenmaal acteur of niet. Óók als je wordt geacht om jezelf te zijn. Dit is de monoloog van zijn leven (die slechts een heel enkele keer wordt onderbroken door regisseur Joe Stephenson). Een in memoriam avant la lettre, zoals hij het zelf gekscherend noemt. Ian neemt plaats op zijn praatstoel en loopt, ogenschijnlijk moeiteloos, leeg over zijn leven, carrière en dat ene onbesproken thema dat vanuit de achtergrond toch wel heel veel bepaalde, zijn seksuele geaardheid. ‘Ik had een geheim’, zegt hij in deze documentaire uit 2017. ‘Sprak er niet over, begreep het niet. Maar het was van mij.’

Pas toen het AIDS-virus in de jaren tachtig genadeloos toesloeg en de Britse premier Margaret Thatcher bovendien een wet probeerde in te voeren die het bespreekbaar maken van homoseksualiteit bij opgroeiende jongeren moeilijker zou maken, kwam hij uit de kast. Op televisie. In een programma, dat twee dagen later zou worden uitgezonden. Zoveel tijd had hij dus om de mensen uit zijn directe omgeving in te lichten. Het was alsof er een last van zijn schouders viel, vertelt hij nu, een last waarvan hij zich nooit bewust was geweest dat hij die permanent met zich meedroeg.

McKellen is een vaardige verteller die, zo geeft hij grif toe, zich altijd bewust blijft van de boodschap die hij wil afgeven en het publiek dat daarbij hoort. Dat is in deze film, waarin enkele van zijn vroegste herinneringen knap (en lipsynchroon) zijn gedramatiseerd met acteurs, natuurlijk niet anders. Hier spreekt een man zijn publiek toe. Over de mens achter de gevierde acteur en zijn issues. Al kan het achteraf natuurlijk ook een prachtige karakterrol blijken te zijn geweest.