Ademnood: Het Echte Verhaal Van Linda, Roos En Jessica

HBO Max

Achteraf bezien is het zo logisch als wat dat de Nederlandse meidengroep Linda, Roos & Jessica halverwege de jaren negentig een doorslaand succes werd. Van drie van de populairste sterretjes uit de langstlopende Nederlandse soap Goede Tijden, Slechte Tijden was een soort polder-Spice Girls geformeerd, die door enkele doorgewinterde muziekprofi’s vervolgens werden voorzien van een kek imago, besmettelijke liedjes en een continue stroom aandacht. Zij maakten popsterren van Katja SchuurmanBabette van Veen en Guusje Nederhorst, respectievelijk Neerlands grootste sekssymbool, de dochter van kleinkunstenaar Herman van Veen en de (latere) kinderboekenschrijfster en echtgenote van Kane-frontman Dinand Woesthoff.

Dat succes was lang niet altijd gemakkelijk, blijkt uit de driedelige serie Ademnood: Het Echte Verhaal Van Linda, Roos En Jessica (123 min.) van Linda Hakeboom en Rolf Hartogensis. Die start op het Spaanse eiland Mallorca, waar Katja Schuurman en Babette van Veen herinneringen ophalen aan de clipopnames voor hun vijfde en laatste hitsingle Druppels in 1996. Hun korte en hectische muziekcarrière begon een jaar eerder met de nummer één-hit Ademnood. Tussendoor leerden ze dus ook de keerzijden van het succes kennen. Niet in het minst omdat ze, zoals Babettes vader Herman ‘t betitelt, werden beschouwd als een ‘verdienmodel’. En toen, binnen tien jaar nadat ze desondanks een hechte drie-eenheid waren geworden, overleed Guusje Nederhorst. Ze was nog geen 35.

Haar vroegtijdige dood loopt natuurlijk ook als een rode draad door deze miniserie. Schuurman en Van Veen schetsen daarin met familie en direct betrokkenen zoals platenbaas Frank Wisse, componist Eric van Tijn, geluidsman Sander de Kruif, Goede Tijden, Slechte Tijden-producent Joop van den Ende, Babettes ex Winston Gerschtanowitz en goede vriend Johnny de Mol de achterkant van het succesverhaal, vriendinnenclubje en verdienmodel Linda, Roos & Jessica. Hakeboom en Hartogensis maken daarbij veelvuldig gebruik van parallelmontage. Ze snijden op en neer tussen de toenmalige hectiek en de problemen die daarmee gepaard gingen – stereotypering, mentale problemen en te veel drank bijvoorbeeld – en de huidige beslommeringen van de twee nog levende leden.

De meiden van toen zijn allang vrouwen geworden en ook niet geheel ongeschonden uit de strijd gekomen. Schuurman worstelt nog altijd openlijk met wie ze is, wat ze wil zijn en hoe ze overkomt, ook in deze miniserie. Van Veen kan zomaar volschieten bij de gedachte aan de collega/vriendin die hen is ontvallen. Tezamen pakken ze nu de draad weer op. Want natuurlijk is er – of ze nu een verdienmodel willen zijn of niet – ook een nieuwe single gekomen en zijn Linda & Jessica weer gaan optreden. Met deze gesmeerd lopende productie als aardig visitekaartje.

De Propagandist

Docmakers

Vorig jaar sleepte Luuk Bouwman samen met collega Aliona van der Horst op het International Documentary Festival Amsterdam de prijs voor beste Nederlandse documentaire in de wacht met Gerlach, een film over ‘de laatste akkerbouwer’. Dit jaar is diezelfde IDFA-Award opnieuw voor hem, nu is alleen alle eer voor hem.

Bouwmans nieuwe film De Propagandist (111 min.) is een soort vervolg op zijn documentaire Allen Tegen Allen (2020), waarin hij de geschiedenis van het Nederlandse fascisme, en alle bijbehorende splinterpartijtjes, helemaal uitvlooit. Nu zoomt hij in op één enkele man: Jan Teunissen (1898-1975), de filmtsaar van Nederlandse nazi’s.

De historicus Rolf Schuursma sprak in 1964 en 1965 enkele malen met de geaffecteerd sprekende Teunissen. Die opnamen, in totaal ruim negen uur, vormen samen met beeldmateriaal dat de gedreven filmmaker zelf maakte het fundament onder deze documentaire. Schuursma geeft daarbij dan, soms nog altijd ontzet, weer commentaar.

In een andere wereld – en met een andere attitude – had hij, net als zijn veel bekendere Duitse vak- en partijgenoot Leni Riefenstahl, een gevierde regisseur kunnen worden. Zijn start was veelbelovend: als G.J. Teunissen maakte hij de eerste Nederlandse film met geluid en Sjabbos, een documentaire over de vooroorlogse Amsterdamse Jodenbuurt .

Toen hij zich in 1934 waagde aan de eerste grote Nederlandse speelfilm, over de nationale trots Willem van Oranje, ging ‘t echter helemaal mis. ‘Een tragische mislukking en een slecht begin van de Nederlandse film’, leest Rolf Schuursma voor uit de vernietigende kritieken in de pers. ‘Willem van Oranje opnieuw vermoord.’

Als voorzitter van de filmdienst van de NSB, het filmgilde van de Nederlandse Cultuurkamer, de Bioscoopbond en de Filmkeuring maakte Teunissen, het enige kind van een zeer gefortuneerde antiquair uit Den Haag, een comeback. Hij werd de allesbepalende factor in de Nederlandse film tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Teunissens privéadres, Lange Voorhout 62 in Den Haag, werd het centrum van de Nederlandse film in de oorlog, stelt historicus Egbert Barten. Hij doet sinds 1989 onderzoek en interviewde vaderlandse filmmakers uit die tijd, zoals Reinier Meijer, Jan Koelinga en Bob Kommer. De één sprak liever over het verleden dan de ander.

Deze historische documentaire diept de geschiedenis van de Nederlandse nazi-propagandafilm, aan de hand van de grote roerganger ervan, weer op. Het levert even vergeten als onvergetelijke verhalen op, zoals de NSB-kluchten Wat Een Tijd en de eerste Nederlandse en uitgesproken antisemitische tekenfilm Van Den Vos Reynaerde

Teunissen spreekt er twintig jaar later zonder al te veel wroeging over, in een fascinerende film over een bezoedeld verleden, dat menigeen liever onbesproken – en ongezien – laat. Dat zijn eigen vooroorlogse beelden van de Jodenbuurt werden verwerkt in de ultieme nazifilm Der Ewige Jude vindt hij ‘een onfortuinlijke kwestie’.

De Jodenvervolging vond De Propagandist ‘een zeer ongelukkige kwestie’. Nee, sjiek was dat niet, zegt hij tegen het einde van dit portret, als zijn ware aard naar voren lijkt te komen en hij zichzelf definitief de das omdoet. Aan serieuze zelfreflectie is hij blijkbaar nooit toegekomen.

S10 – Dat Het Goed Blijft Gaan Met Mij

EO

Rond het Eurovisie Songfestival van 2022 in Turijn, komt het verhaal tot een climax. De Nederlandse deelneemster S10 lijkt daar hoge ogen te gaan gooien met het gevoelige lied De Diepte. En haar persoonlijke verhaal, waar de verzamelde entertainmentjournalisten maar geen genoeg van krijgen, sluit daar perfect bij aan. Als tiener kampte zangeres Stien den Hollander met ernstige mentale problemen. Op haar eenentwintigste heeft ze die overwonnen en is ze uitgegroeid tot een gelouterde jonge vrouw, die zich nu ieders hart in gaat zingen. Alleen, dat is precies wat het is: een verhaal.

Een afgeronde vertelling, met een kop en een staart. Over een uitdaging die is aangegaan en overwonnen. In de trant van: Stien was ziek en nu is ze beter. ‘En ze leefde nog lang en gelukkig’, zegt haar manager en steun en toeverlaat Froukje Bouma erachteraan. De werkelijkheid is alleen veel minder eendimensionaal dan het verhaal dat ervan wordt gemaakt. Als dat Songfestival erop zit – deze documentaire van Linda Hakeboom en Rolf Hartogensis is dan een kleine twintig minuten onderweg – stapt de jonge zangeres uit Hoorn dus weer in de mallemolen van haar gewone bestaan.

Terwijl ze in televisieprogramma’s blijft beweren dat het ‘heel goed’ gaat, kampt ze ‘gewoon’ met de twijfels die nu eenmaal bij haar leven horen. S10 – Dat Het Goed Blijft Gaan Met Mij (69 min.) documenteert dit proces en maakt er, zo je wilt, ook weer een verhaal van. Geen Disney-productie weliswaar, maar een geladen en gestileerd portret. Waarin S10 op weg gaat naar een uitverkocht concert in de AFAS Live te Amsterdam en Hakeboom, die eerder een vergelijkbare documentaire maakte over Jett Rebel, ondertussen met Stien in haar getormenteerde verleden duikt.

In dat kader is zij als meisje te zien in een aflevering van het jeugdprogramma Taarten van Abel (2015), bezoekt ze beladen plekken uit haar jaren als ontwortelde tiener en ontmoet ze jeugdwerker Ewald Brouwer, die haar vroeger thuis bezocht. Het is een donkere ‘trip down memory lane’, die Stien duidelijk kruim kost en die ze zo nu en dan ook onderbreekt, om even op adem te komen. Intussen wordt haar getroebleerde jeugd weliswaar niet tot in detail opgelepeld, maar valt wel degelijk op te maken welk type wonden, butsen en schrammen zij probeert te helen met haar muziek.

Haar persoonlijke, breekbare en geladen werk biedt Stien geen ultieme verlossing, maar lijkt voor haar wel degelijk te fungeren als een proeftuin of uitlaadklep. Voor een jonge vrouw, die nog altijd zomaar in een afgrond lijkt te kunnen tuimelen, maar de wil en moed heeft om er, steeds weer, uit te klimmen. En dat lijkt voor de verandering – in de entertainmentbusiness wordt zo’n verhaal nu eenmaal vaak met de wereld gedeeld om een nieuw product of evenement te ondersteunen – nu eens niet te leiden naar een nieuw album of groot concert. Al staat S10 deze zomer natuurlijk wel op Pinkpop.

Whatever Forever: Douwe Bob

BNNVARA

Tien jaar geleden lagen dat ruige imago, al die verwekte kinderen en de alcoholverslaving waarvoor hij onlangs in behandeling ging nog in de toekomst verscholen. De documentaire Whatever Forever: Douwe Bob (38 min.) van Linda Hakeboom en Rolf Hartogensis uit 2013 bevat echter wel degelijk een soort aankondiging van wat er nog zou komen voor de getalenteerde Nederlandse zanger/gitarist. Ik schreef er destijds zelf over op een persoonlijk blog.

‘Als twee ondeugende kleuters zitten ze naast elkaar in de woonkamer’, constateerde ik toen geërgerd over Douwe Bob en zijn vader Simon Posthuma. ‘Stoere verhalen. Over hoe vader sigarettenfilters opat en peuken uitdrukte op zijn hand. Het litteken is nog te zien. Over de eerste snuif van zoonlief. Samen met papa. Toch? En over Korsakov, want dat krijg je niet van drinken, aldus Posthuma senior. Tenminste, niet alléén van drinken.’

‘Singer-songwriter Douwe Bob – de aller-allerbeste van Nederland – en zijn vader Simon, voormalig kunstenaar, muzikant én drankorgel’, schreef ik verder. ‘De intrigerende documentaire Whatever Forever schetst een ontluisterend beeld van de man die als designer ooit met The Beatles werkte en zijn getalenteerde zoon. Ook Douwe Bobs moeder komt aan het woord. Ze is opmerkelijk mild over haar ex-man, die zichzelf altijd voorop stelde. Ten koste van alles en iedereen’, stelde ik destijds ferm, om mijn punt te maken.

‘En Douwe Bob, volgens zijn moeder een leuk maar lastig kind, is inmiddels bij zijn drankzuchtige vader ingetrokken en probeert vooral diens leuke, spannende kant te zien. Dat past ook bij hoe Douwe zichzelf ziet als kunstenaar. Je vader die stomdronken in zijn broek plast is vooral een hilarische anekdote. Geen deerniswekkend beeld van een man die zijn wilde rondedans met het leven duur moet bekopen. Niet doorvertellen, Douwe, gebaarde papa nog. Of beter: doe maar wel. Het draagt bij aan onze mythevorming.’

‘Vanwaar onze fascinatie met de creatieve dronkaards en dopeheads?’ vroeg ik me tien jaar geleden ook nog af. ‘Waarom vergapen we ons zo graag aan verloren helden zoals Shane MacGowan, Courtney Love en Pete Doherty, die en plein public hun talent en leven verkwanselen? Zij weerspiegelen blijkbaar iets in ons dat we van een afstandje willen aanschouwen, maar zelf liever niet aanboren. Is het dat onontgonnen terrein in onze geest waarnaar alle kunstenaars op zoek zijn, een soort El Dorado, waarvan ook Douwe Bob en zijn vader lijken te dromen?’

‘Wij doen wat niemand durft,’ concluderen zij eensgezind aan het eind van de documentaire. ‘Kunstenaars en criminelen. Wij flirten met de onderwereld. En de onderwereld flirt altijd met de kunst.’ Ze zijn buitenmaatschappelijk, volgens Posthuma Senior, duidelijk nog steeds een kind van de sixties. Koorddansers. Romantici. Ze fucken ongegeneerd met ons. En – niet te vergeten – met zichzelf.’

Door al die dronkenmanspraat heb ik me, als echte moralist, toch wat in de luren laten leggen, denk ik nu. Want Douwe Bob zei wel degelijk ook heel andere dingen in dat muzikale portret uit 2013. ‘Ik wil gewoon niet zoals mijn vader eindigen’, bijvoorbeeld. En dat hij, net als zijn pa, geneigd was om over zijn eigen grenzen en die van anderen heen te gaan. ‘Ik wil dat helemaal niet, maar ik ben wel zo.’

Whatever Forever: Douwe Bob is hier te zien.

Trappers

Robin de Puy / VPRO

Terwijl zijn mannen per fiets de stad doorkruisen om overal pakketjes af te leveren, bewaakt Stanley Winter met zijn vaste kompaan Martijn het fort van Stichting Fietskoeriers Amsterdam. Zij zorgen ervoor dat de planning klopt en ook daadwerkelijk wordt gehaald. Dat is voortdurend passen en meten. Een extra ritje hier, een extra adresje daar. Stresswerk, met grillige klanten en mannen die voortdurend – soms letterlijk – aan het werk moeten worden gehouden.

Het is tevens een boeiende arena voor een docuserie, waarbij de verschillende karakters en beslommeringen van de fietskoeriers en hun chefs voortdurend voor leven in de brouwerij zorgen. In de vijfdelige serie Trappers (223 min.) zoomen Halil Özpamuk en Eva van Pelt steeds in op een andere medewerker. Op Nanne bijvoorbeeld, een inmiddels 62-jarige rocker die er al het langst werkt en het fietsen fysiek en mentaal nauwelijks meer trekt. Hij heeft zijn hoop gevestigd op het televisieprogramma Per Seconde Wijzer. Daarmee valt misschien een aardige zakcent te verdienen.

Of voormalig rechtenstudent Rolf, die in zijn vrije tijd urenlang in het oeuvre van de Russische schrijver Dostojevski duikt, aan oude auto’s sleutelt en luistert naar klassieke muziek. Fietsen is voor hem eigenlijk geen baan met toekomst, maar een gebrek aan zelfvertrouwen weerhoudt hem ervan om echt op zoek te gaan naar iets anders. ‘Ik kan me moeilijk met mensen verhouden’, vertelt hij. ‘Ik weet nooit echt waar ik sta.’ En daarbij werkt Rolfs keurige verschijning voor zijn gevoel eerder tegen dan voor hem. ‘Ik heb de schijn van competentie over me’, constateert hij zelfkritisch.

De excentrieke Pool Maciej, die tegenwoordig vaak met zichtbare tegenzin op de fiets zit en zijn frustraties daarover bepaald niet verbergt, clasht ondertussen regelmatig met de gedreven oprichter Stan, die van zijn hart ook geen moordkuil maakt. De Surinaamse spil van Fietskoeriers is als jongen beide benen kwijtgeraakt, loopt erg moeilijk en krijgt nu nieuwe protheses aangemeten. Bovendien is Stanley, niet eens zo heel stiekem, verliefd op huisvriendin Laura. Die liefde is alleen niet onder een gelukkig gesternte geboren. Het lijkt een kwestie van tijd voordat hij de deksel op de neus krijgt.

Via Raymond Thiry als alomtegenwoordige verteller proberen Özpamuk en Van Pelt onder de huid te kruipen van hun hoofdpersonen, mannen met een krasje en een deukje die zich desondanks niet laten afschrikken door het leven. Met veel inlevingsvermogen, een vleugje humor en het nodige drama benoemen ze wat er in hen omgaat. Zeker bij Stans crush slalommen ze daarbij regelmatig tussen oprechte empathie en gemakkelijk sentiment, maar uiteindelijk komen ze er toch steeds mee weg. Zodat dit groepsportret, waarin tegenslag voor wegversperringen zorgt en lekker stuwende muziek toch de vaart erin houdt, onvermijdelijk koers zet richting het hart.

Maken Is Het Mooist

Doc Eye Film/Mokum

Hij maakt iets van zijn leven. Nee, dat is niet zijn levensmotto. Letterlijk: een film aan de hand van zijn eigen leven. Over scheppen, creëren, maken. De vonk, de frustratie en de vreugde of teleurstelling. Want de filmende routinier Rolf Orthel (1936) realiseert zich maar al te goed: wat de uitkomst ook wordt, Maken Is Het Mooist (98 min.).

In deze essayistische documentaire verbindt hij de belangrijkste elementen van zijn eigen maakproces, als mens en kunstenaar, met impressies van anderen die maken. Iets maken – een theaterstuk, schilderij, foto, compositie, beeld of gedicht – niet zozeer de mogelijke afgeleide daarvan: ‘het’ maken. Dat is hooguit een bijproduct – of, zo je wilt, bijwerking. Orthel wil ‘het plezier van het spelen’ ontdekken.

Kalm meandert hij, via steeds terugkerende treinsequenties, door zijn leven en het oeuvre dat dit heeft voortgebracht, met de nadruk op het maakproces. Hij vertelt ook over zijn vader Léon Orthel, componist, pianist en docent op het conservatorium. Een steile man. Maken was voor hem vooral doorzetten. Hij stuurde ooit een brief naar Bert Haanstra, over de zoon die hem als filmmaker assisteerde. ‘Ik was een aardige jongen,’ vertelt Rolf daarover. ‘Maar die niet bepaald veel kon.’

Met een bespiegelende voice-over houdt Orthel zijn persoonlijke relaas en verschillende observerende scènes – van een conservatoriumstudent die toewerkt naar zijn afstuderen, het maken van een zelfportret of het theatergezelschap Konvooi dat sleutelt aan een nieuwe voorstelling bijvoorbeeld – bij elkaar. Dit breed uitwaaierende geheel heeft zowel een intiem als universeel karakter, maar vereist wel serieuze interesse in alle uithoeken van het creatieve proces.

Hij heeft het er vermoedelijk zelf naar gemaakt. ‘Wat maken je brengt?’ Rolf Orthel weet het inmiddels: ‘Zelfkennis. Langzaam merkte ik dat ik alleen op mijn eigen manier kan maken, in mijn taal. Dat is een beperking, maar toch essentieel. Mijn stem tussen duizend anderen.’

Schumacher

Netflix

Nee, ramptoeristen die willen weten – en zien! – hoe het nu met Michael gaat, hebben bij Schumacher (112 min.) niets te zoeken. Deze documentaire van Hanns-Bruno Kammertöns, Vanessa Nöcker en Michael Wech richt zich volledig op ’s mans imposante carrière binnen de Formule 1, waarin hij uiteindelijk zeven wereldtitels en talloze records verzamelde. Schumachers huidige leven – in nevelen gehuld, sinds hij eind 2013 bij een skiongeluk ernstig hersenletsel opliep – blijft volledig buiten beeld.

De film start begin jaren negentig als de voormalige karter Michael Schumacher zich als jonge jongen, ogenschijnlijk vanuit het niets, meldt tussen de grote mannen van het métier, zoals Alain Prost, Nigel Mansell en regerend kampioen Ayrton Senna. Vanaf het begin vormt de Duitse nieuwkomer een bedreiging voor de hegemonie van de Braziliaanse superster. De rivaliteit tussen de twee geboren winnaars zal naar ongekende hoogte oplopen.

Totdat Senna met een dodelijk ongeluk – vanzelfsprekend ook een belangrijk plotpoint in deze documentaire – letterlijk de weg vrijmaakt voor de man die ooit nog posters van hem op zijn jongenskamer had hangen. Het is een wrang voorbeeld van het aloude adagio: De koning is dood, lang leve de koning. Dit blijkt overigens wel een bijzondere vorst. Als tweevoudig wereldkampioen maakt hij enkele jaren later bijvoorbeeld de overstap naar een team dat al sinds 1979 geen winnaar meer heeft afgeleverd, het Italiaanse Ferrari.

Schumacher had last van ‘paranoïde perfectiedrang’ volgens zijn collega Mark Webber, één van de vele Formule 1-insiders in dit psychologische portret van de toonaangevende racer van zijn tijd. Hij reed vooral tegen zichzelf. ‘Heb ik vandaag genoeg gedaan? Wil ik meer doen? Hoe schakel ik tegenstanders uit? Wat moet ik doen om de belangrijkste coureur te blijven?’ Schumacher wilde altijd controle hebben en kon het volgens F1-baas Bernie Ecclestone dan ook nauwelijks accepteren als hij iets fout had gedaan.

Het beeld van een man die soms nét – of gewoon: veel – te ver ging voor een overwinning wordt in deze enerverende sportfilm op op talloze manieren geïllustreerd door teamgenoten en concurrenten zoals Mika Häkkinen, Damon Hill, Eddie Irvine en David Coulthard. Zijn vader Rolf, broer Ralf, vrouw Corinna en kinderen Gina en Mick belichten dan weer vooral de zachte kant van ‘Schumi’: een familiemens met oog voor alles en iedereen om hem heen, een ongegeneerd feestbeest en een man die zich desondanks niet gemakkelijk echt openstelde voor anderen.

Het is onvermijdelijk dat sommige sprekers in de verleden tijd spreken over Michael Schumacher. Simpelweg omdat ze hem al een aanzienlijke periode niet meer hebben gezien. Of omdat de Michael Schumacher waarover zij spreken niet meer bestaat. ‘Het is nooit bij me opgekomen dat Michael iets kon overkomen’, vertelt Corinna. Nadat hij zijn raceautosleutels definitief had ingeleverd, leek er ook geen reden meer te zijn voor zorgen over de mogelijke gevaren van zijn levensstijl. En toen was er dat ongeluk op die skipiste in het Franse Méribel.

De man die nog niet zo lang geleden de Formule 1 beheerste leeft nu een klein leven, te midden van de mensen die hem lief hebben. ‘Michael heeft ons altijd beschermd’, zegt zijn echtgenote daarover ferm. ‘En nu beschermen wij hem.’

Ik Ben Geen Probleemkind, Ik Ben Een Uitdaging

In een gesloten jeugdinstelling moeten ze een uitweg zien te vinden uit het leven dat hen al op jonge leeftijd in de penarie heeft gebracht. Filmmaker Rolf Orthel volgt in Ik Ben Geen Probleemkind, Ik Ben Een Uitdaging (90 min.) uit 2016 ruim een jaar enkele jongeren met ernstige gedragsproblemen, die verplicht zijn opgenomen.

‘Waarom komen kinderen hier terecht?’, vraagt hij zich af in een inleidende voice-over. ‘En ik hoor: weggelopen van huis, drugs dealen, echtscheiding, misbruikt, poging tot zelfmoord. Soms voelt het aan als straf om hier te zitten, maar het is ook een veilige plek, dat transferium jeugdzorg.’ 

Orthel, zelf inmiddels in de tachtig, had ooit een kleinzoon in een instelling, vertelt hij. Op de muur van diens kamer stonden, in grote hanenpoten, twee woorden: ‘help’ en ‘dood’. Die ervaring heeft hem geïnspireerd om echt het perspectief te kiezen van jongeren, uit een gesloten instelling in Heerhugowaard. ‘Ik ben hier om te kijken, om te luisteren naar de kinderen die hier zitten.’

Hij stuit in deze indringende film op uiteenlopende verhalen. Iris is bijvoorbeeld ‘bang om te hopen’, omdat dingen meestal toch anders lopen dan verwacht. Ze oogt bedrukt, snijdt zichzelf soms en slikt af en toe zelfs batterijen. Tijdens een weekend thuis laat ze een tekst op haar rechterarm tatoeëren: stay strong. Zal het genoeg zijn?

Een andere tiener, Wieke, probeert de relatie met haar ouders te herstellen en verzet zich ondertussen tegen de verlenging van haar verplichte opname. ‘Ik haat de groepsleiding soms’, verzucht ze als die haar weer eens te dicht op de huid zit. Zo is Wieke steeds ‘boos’ in plaats van ‘verdrietig’ en voelt ze zich ondertussen niks waard. En erover praten wil ze al helemaal niet. Toch?

Op hun eigen manier en toon worstelen de jongeren met diep persoonlijke thema’s. Tegelijkertijd keren ze zichzelf tijdens lessen expressie binnenstebuiten in aangrijpende gedichten, liedjes en schilderijen. Zo werken de beschadigde tieners aan zichzelf, voor het oog van de camera. Dat gaat bepaald niet vanzelf. Het resultaat is een eerlijke en dappere film, die alleen doorgewinterde ijskonijnen onberoerd zal laten.

De Klas van ’94

NTR

Het was een Arabische school. Géén islamitische school. In de Amsterdamse Rivierenbuurt werd begin jaren zeventig speciaal voor kinderen van Marokkaanse gastarbeiders de Bouschraschool opgericht. Ze kregen eenmaal per dag een uur Arabische les, zodat ze klaar waren voor terugkeer naar hun eigen land. Historicus Nadia Bouras zat in De Klas Van ‘94 (50 min.), toen diezelfde school inmiddels een Islamitische school was geworden. Ze ontvangt nu in het toenmalige klaslokaal leerlingen waarmee ze toentertijd op school zat en die natuurlijk gewoon in Nederland zijn gebleven. Ook enkele leerkrachten keren terug naar de klas.

Verder brengt Bouras in Friesland een bezoek aan de Nederlandse dominee Rolf Boiten die de Bouschraschool in 1971 samen met zijn vrouw oprichtte. ‘Wij zeiden: we willen een school waarbij wij samen zijn, ook met mensen die andersdenkend zijn’, vertelt de inmiddels hoogbejaarde dominee over de grondslag van hun geesteskind. ‘Wij vragen van de Marokkaanse leerkrachten dat ze de islam representeren en wij vragen van de Nederlandse leerkrachten dat ze zeggen: daar hebben wij wat mee, met dat christendom. Op die manier krijg je een andere samenleving. En dat was de grote vreugde.’

Boitens idealisme heeft uiteindelijk geleid tot een school met een islamitische signatuur, het type school dat tegenwoordig eerder een symbool lijkt te zijn geworden van segregatie dan van integratie. Intussen is ook het maatschappelijk klimaat rond het verblijf van de voormalige gastarbeiders en hun nazaten in Nederland aanmerkelijk verhard. Hoe interessant die thematiek ook is, deze televisiedocu van Hassnae Bouazza wordt uiteindelijk nooit héél veel meer dan een soort aangeklede aflevering van Klasgenoten op locatie, waarin particuliere herinneringen slechts beperkt een nieuw of ander licht werpen op een actuele maatschappelijke kwestie.