IVF In België

VRT

Louise Brown, het allereerste IVF-kind ter wereld, was nog geen vijf jaar oud toen in de zomer van 1983 ‘de eerste Belgische proefbuisbaby’ Ellen werd geboren bij de Katholieke Universiteit Leuven. De Belgische kerk zag deze ontwikkeling destijds met lede ogen aan.

In-vitrofertilisatie was in die jaren een kwestie van pionieren. Zowel voor de ongewenst kinderloze stellen, lesbische koppels en alleenstaande vrouwen met een kinderwens als voor de betrokken artsen en zorgverleners. In de historische documentaire IVF In België (50 min.) blikken zij terug op deze bewogen periode, waarin de vernieuwende behandeling permanent onder een vergrootglas lag.

Begin jaren negentig werd in Brussel ook de ICSI-techniek ontwikkeld, een vruchtbaarheidsbehandeling die later in de hele wereld school zou maken. Tegenwoordig vindt zo’n zeventig procent van de kunstmatige inseminaties op deze manier plaats. En de aanvankelijke toename van het aantal meerlingen daarbij werd met het zogeheten ‘Belgian Model’ ook een heel eind getackeld.

De nadruk ligt in deze tv-film op zulke grote ontwikkelingen, waarbij de gespannen relatie tussen de katholieke universiteiten en het Vaticaan steeds opnieuw aandacht vraagt. Die worden toegelicht door de betrokken artsen en wetenschappers. De verhalen van enkele wensouders – hun kinderen komen niet aan bod – dienen daarbij vooral als menselijk illustratiemateriaal bij het grotere verhaal.

Intussen schrijdt de techniek nog altijd verder en is het de vraag of de betrokken mensen en organisaties dat nog wel kunnen bijbenen, het thema van het slot van deze interessante IVF-terugblik. In 2019 heeft bijvoorbeeld een 74-jarige Indiase vrouw twee kinderen gekregen. Zij geldt als de oudste moeder ter wereld. Of dat een goede ontwikkeling is? Daarover lopen de meningen natuurlijk uiteen.

Want deze wetenschap begeeft zich nu eenmaal altijd op de grens tussen de autonomie van de patiënt en de ethiek van diens arts. Voor professor Reproductieve Geneeskunde Gianpiero Palermo is ’t in wezen simpel: zolang het geen risico inhoudt voor de patiënt of diens embryo, doet hij wat die wil. Ethiek is volgens hem iets voor oudere collega’s die wetenschappelijk niets meer bij te dragen hebben.

Niet elke arts of wetenschapper stelt ‘t zo scherp. ‘Men moet altijd open blijven voor nieuwe ideeën’, vindt klinisch bioloog André van Steirteghem, die samen met gynaecoloog Paul Devroey baanbrekend werk verrichtte. ‘Als je met iets nieuws begint, dan moet je durven grenzen te verleggen’, zegt hun collega Stephan Gordts. ‘Dat is de enige manier, denk ik, waarop de geneeskunde vooruit kan gaan.’

‘De wetenschap heeft stappen vooruit gezet en maakt iets mogelijk’, concludeert Mieke Felix, één van de gelukkige moeders, als ze terugkijkt. ‘En wij hebben daar mogen gebruik van maken. Er is ons een cadeau gegeven.’

Trailer IVF In België

50 Jaar Hiphop In Nederland – Iemand Moet Het Doen

VPRO

‘Er is een nieuwe rage overgekomen uit Amerika: electric boogie en breakdance’, vertelt de presentator van dienst in één van de eerste Nederlandse televisie-uitzendingen over hiphop. ‘Dat gebeurt daar op straat. Nou, het is niet voor iedereen weggelegd, want je moet er verschrikkelijk lenig voor zijn.’ Waarna, jawel, Ivo Niehe – ere wie ere toekomt – voor Mien uit Assen begint uit te leggen wat ‘scratching’ en ‘rappen’ is.

Vanaf eind jaren zeventig, de hoogtijdagen van punk, hadden jongeren in de grote steden, in het bijzonder de kids met wortels buiten Nederland, allang kennis gemaakt met hiphop en aanverwante stijlvormen zoals graffiti, breakdance en human beatboxen. In de eerste twee afleveringen van 50 Jaar Hiphop In Nederland – Iemand Moet Het Doen (180 min.) belichten Sacha Vermeulen en Ivan Barbosa met enkele sleutelfiguren uit die beginperiode, zoals Niels ‘Shoe’ Meulman, Jeffrey Roberts (The Electric Boogiemen), Badboyz Posse, Extince en Shy Rock, hoe er vervolgens op straat en in buurthuizen ook een eigen Nederlandse variant ontstaat.

Deze zesdelige serie heeft zich dan al op de kaart gezet als een vaderlandse variant op Fight The Power: How Hip Hop Changed The World (2023), de docuserie die de ontwikkeling van hiphop in de Verenigde Staten plaatst binnen z’n maatschappelijke context. In Nederland is dat met name de weerstand, het onbegrip en de discriminatie die jongeren van kleur ontmoeten als ze zich in het openbaar manifesteren. De Nederlandse schrijver Professor Soortkill, van de door hemzelf bedachte Smibanese University, fungeert daarbij als verteller. Hij verbindt de verschillende gebeurtenissen met elkaar en plaatst ze zo nu en dan ook in perspectief.

Vermeulen en Barbosa verbinden de muziek ook steeds aan de bijbehorende attitude, lifestyle, kunst en podia. Behalve ruimte voor muzikale vaandeldragers zoals U-Niq, DuvelDuvel, Opgezwolle, The Opposites, Brainpower, Winne, Fresku, Ronnie Flex en Boef is er dus ook volop aandacht voor opiniemakers zoals Sylvana Simons, Andrew Makkinga en Akwasi, de streetwear van Patta, platenlabel Top Notch, modemerk Daily Paper en de online platforms Puna.nl en 101 Barz. Want in die slordige halve eeuw is hiphop, ondanks de tegenwerking die menigeen daarbij heeft ervaren, allang uitgegroeid tot misschien wel de dominante (jeugd)cultuur van Nederland. Deze rijk gedocumenteerde, vlot gemonteerde en altijd vermakelijke serie, waarvan ik nu vier delen heb gezien, fietst soepel door die vijftig jaar heen en doet daarbij alle essentiële tussenstations aan. Zoals die presentator van z’n eigen TV Show, Ivo Niehe.

Being Eddie

Netflix

Zijn generatiegenoten Michael Jackson, Prince en Whitney Houston hadden volgens hem allemaal ‘een zelfdestructief karakter’. ‘Mijn grootste zegen, de allergrootste, is niet m’n komische talent’, zegt Eddie Murphy precies halverwege de typisch Amerikaanse documentaire Being Eddie (103 min.), als hij plaats heeft genomen op een fauteuil in één van de kamers van zijn kolossale huis. ‘M’n grootste zegen is dat ik van mezelf hou en al heel vroeg wist wat ik wilde doen. En daarom ben ik niet in bepaalde vallen gelopen. Omdat ik in de basis van mezelf hou.’

Murphy houdt tegelijkertijd staande dat hij nooit heeft gedronken of cocaïne heeft gebruikt. De man die voor de camera van Angus Wall heeft plaatsgenomen, om zichzelf te (laten) portretteren, lijkt in wezen nauwelijks op de sexy, macho en vuil gebekte patser, liefst in een rood leren pak, van de bijzonder succesvolle one man shows Delirious en Raw, waarmee hij in de jaren tachtig naam maakte, of op de gisse geinponem die met 48 HoursTrading PlacesBeverly Hills CopComing To America en The Nutty Professor alsmaar Hollywood-hits bleef scoren.

Zijn jong gestorven vader was, zo gaat het verhaal, de gangmaker op elk feest. ‘Ik ben nooit de gangmaker’, vertelt Eddie en begint vervolgens te lachen. Hij doet ’t routinematig: grapje maken en er zelf om lachen. ’s Mans aanstekelijke lach behoort al sinds het begin van z’n carrière tot zijn vaste gimmicks. Hij lacht er in deze film van alles mee weg: zijn jeugdtrauma’s, de dwangstoornis die hij zegt te hebben en het idee dat hij nooit een Oscar heeft gewonnen – naar verluidt omdat hij zich tijdens een uitreiking kritisch heeft uitgelaten over de achterstelling van zwarte acteurs.

In deze film is echter vooral ruimte voor de loftrompet. Tussen allerlei filmfragmenten door laten collega’s zoals Dave Chappelle, Jerry Seinfeld, Arsenio Hall, Tracy Morgan, Chris Rock, Kevin Hart, Jamie Foxx en Adam Sandler ‘m uitbundig schallen voor de man die op de schouders van helden zoals Muhammad Ali en Richard Pryor ging staan en zo zelf ook een sleutelrol heeft gespeeld in de emancipatie van Afro-Amerikaanse acteurs en komieken. Being Eddie is daardoor geslaagder als portret van het fenomeen Eddie Murphy dan van de man die daarachter schuilgaat.

Fortuyn: On-Hollands

Mint Film Office / KRO-NCRV

Dat dit kon gebeuren. In Nederland. Een politicus doodgeschoten. De toekomstige premier, nota bene. Tien dagen voor de verkiezingen stond hij torenhoog in de peilingen. En toen werd ie vermoord – en met hem de democratie. Als ‘t maar ‘gewoon’ een Nederlander is geweest, dacht menigeen in stilte. Géén moslim. Of een andere buitenlander. Het land, zijn stad Rotterdam in het bijzonder, stond al op knappen. Als geluk bij een wel héél tragisch ongeluk won Feyenoord twee dagen later de UEFA Cup. Anders was het leed waarschijnlijk echt niet te overzien geweest.

De eerste aflevering van Fortuyn: On-Hollands (535 min.) weet de pure paniek, het ongeloof en de volkswoede in ons land, dat na de moord op Pim Fortuyn op maandag 6 mei 2002 op z’n grondvesten schudde, uitstekend te vatten. Daarna zet de epische achtdelige documentaireserie een stap terug in de tijd: naar het Nederland van de jaren tachtig en negentig, waar de tegenstellingen tussen rijk en arm en tussen autochtone en allochtone inwoners in de grote steden, Fortuyns thuisbasis Rotterdam in het bijzonder, voor fikse spanningen en aanhoudende onvrede hadden gezorgd. 

Regisseur Menna Laura Meijer is niet zozeer geïnteresseerd in de persoon Fortuyn – behoudens zijn homoseksualiteit, een persoonlijke drijfveer, komt zijn privé- of familieleven nauwelijks aan de orde – maar in de opkomende politieke kracht en de samenleving die hem heeft voortgebracht. Daarvoor kan ze teruggrijpen op héél bijzonder beeldmateriaal. De archieven, zowel van de nationale en regionale televisie als van Fortuyns (oud-)partij Leefbaar Nederland en de LPF, zijn helemaal leeg getrokken en ontsluiten een land dat voor het eerst openlijk worstelt met immigratie.

Waar dat thema eerst nog was voorbehouden aan Hans Janmaat van de extreemrechtse Centrumpartij en Centrum Democraten, een politicus die consequent naar de zijlijn werd gedirigeerd, bracht Fortuyn dit eind jaren negentig nadrukkelijk onder de aandacht van een groot publiek. Na de aanslagen van 11 september 2001 kreeg de bijzonder mediagenieke opiniemaker en columnist de wind goed in de zeilen en leek hij, na een eclatante overwinning bij de gemeenteraadsverkiezingen in Rotterdam, ook af te stevenen op een enorme zege bij de Tweede Kamerverkiezingen van 15 mei 2002.

In de eerste delen van deze serie is de hoofdpersoon soms nochtans een behoorlijke tijd afwezig en concentreert Meijer zich met een selecte groep bronnen, zowel intimi van Fortuyn als biculturele Nederlanders, op de toenmalige stand van het land. In de laatste afleveringen trekt ‘professor Pim’ ook in deze serie de aandacht steeds meer naar zich toe. Want waar Fortuyn kwam, kwam reuring. De ene Nederlander hoorde voor het eerst een politicus zeggen wat hij/zij zelf dacht, een ander walgde van zijn messcherpe statements over moslims of voelde zich erdoor aangevallen of in het nauw gedreven.

Achteraf bezien heeft de ‘Hollandse Haider’ als bruggenhoofd gefungeerd tussen de weerzin tegenover buitenlanders van Janmaat, die overigens best veel aandacht krijgt in Fortuyn On-Hollands, en de strijd tegen de islam van Geert Wilders (PVV), wiens naam dan weer geen enkele keer valt in de serie. Zoals ook Fortuyns moordenaar Volkert van der G., het kabinet met vechtende LPF-ministers en de moord op Theo van Gogh in 2004 daarin bijvoorbeeld geen rol spelen. Meijer beperkt zich tot hoe Pim Fortuyn – met de bravoure, humor en onbezonnenheid die hem eigen waren – het land grondig veranderde, niet in het minst voor Nederlanders van kleur, en daarvoor de hoogste prijs betaalde.

En daaruit valt ook ruim twintig jaar dato nog altijd lering te trekken.

The Shadow Scholars

IDFA

Een geslaagde documentaire ontsluit een nieuwe onbekende wereld of laat een bekende wereld op een nieuwe manier zien. In The Shadow Scholars (98 min.) legt Eloïse King de verborgen industrie van ‘academic writing’ bloot. Tegen betaling schrijven hoogopgeleide Kenianen stiekem schoolopdrachten, verslagen en proefschriften voor westerse studenten. Dat wringt in alle opzichten. ‘Soms zie ik een student afstuderen met een uitstekend cijfer’, zegt zo’n schrijver. ‘En dan denk ik: ‘dat had ik zelf kunnen zijn!’

Als protagonist voert King verder Patricia Kingori, de jongste vrouwelijke en zwarte professor van Oxford, ten tonele. Zij heeft jarenlang onderzoek gedaan naar deze clandestiene betaalde service, waarvan naar schatting inmiddels 37 miljoen westerse (ex-)studenten gebruik hebben gemaakt. Aanvankelijk wilde Kingori zelf niet in de documentaire – die moest immers om de Afrikaanse ‘ghost writers’ en hun onmogelijke positie in deze markt draaien – maar uiteindelijk heeft ze zich toch laten overtuigen.

En bij nader inzien bleken haar eigen ervaringen als zwarte wetenschapper ook wel exemplarisch voor de grotere thematiek die deze film eveneens wil aansnijden: hoe zwarte mensen vaak automatisch aan het kortste eind trekken. Zo ging het vroeger al: plantagehouders claimden bijvoorbeeld doodgemoedereerd de ideeën van hun slaven. Sindsdien is er in wezen weinig veranderd. Via de zogenaamde ‘essay mills’, waar vraag en aanbod samenkomen, worden Afrikaanse schrijvers vaak met een fooi afgescheept.

Erkenning voor hun werk zit er in elk geval niet in. Ze willen onze ideeën, maar ons niet, zegt één van deze schrijvers, die stuk voor stuk alleen onherkenbaar aan de film willen meewerken. Met deepfake-technologie zwarte gezichten maskeren blijkt – hoe treffend – alleen nog behoorlijk bewerkelijk. De meeste deelnemers hebben zich overigens in het echt ook wel eens voorgedaan als wit en woonachtig in een westers land, in de hoop zo een opdracht binnen te slepen of een docent om de tuin te kunnen leiden.

Die praktijk is een bijeffect van het succes van Kenia: een groot deel van de beroepsbevolking is ‘overqualified & underemployed’ en bijna genoodzaakt om bij te dragen aan deze Afrikaanse oplossing voor een westers probleem. King pelt die kwestie helemaal af en voegt ook steeds nieuwe elementen toe, zoals het koloniale karakter van de hele transactie, het gevaar dat deelnemers ermee kunnen worden gechanteerd en de opkomst van artificial intelligence, die de werkgelegenheid inmiddels flink drukt.

Daarvoor neemt ze wel ruim de tijd. Na ruim een uur is haar centrale punt wel duidelijk – bijvoorbeeld via het voorbeeld van een alleenstaande moeder die slechts met heel veel moeite het hoofd boven water kan houden – en ligt er nog slechts één terrein braak: dat van de westerse opdrachtgevers. Wie zijn de studenten die een ander vragen om binnen een 24 uur een paper over een zéér specifiek onderwerp te schrijven? Die kwestie laat Eloïse King doelbewust (veelal) liggen: haar focus ligt ondubbelzinnig bij de zwarte pijn.

Hitler: A Life In Pictures

BBC / HBO Max

‘Hij is de architect van één van de grootste rampen ooit’, stelt historicus Keith Lowe bij aanvang van elke aflevering van Hitler: A Life In Pictures (176 min.). ‘De meest gefotografeerde leider van het begin van de twintigste eeuw’, vult verteller David Harewood aan. ‘Hij oefende z’n poses urenlang voor de spiegel’, beweert professor Maiken Umbach zelfs. ‘Elke foto was een optreden.’

Aan de hand van zeldzame en gedigitaliseerde beelden belicht deze vierdelige serie van Jonathan Mayo de opkomst en ondergang van Adolf Hitler, een leider die heel zorgvuldig zijn eigen imago heeft geconstrueerd en ondertussen delen van zijn ware identiteit aan het oog probeerde te onttrekken. ‘Hitler schiep een ongekend beeld van politieke roem dat daarvoor nog niet bestond’, stelt historicus Guy Walters. ‘De manipulatie van de media, de presentatie van zichzelf, is te vergelijken met wat film- en popsterren tegenwoordig doen.’

Kijkend naar de propagandafoto’s die Hitlers persoonlijke fotograaf Heinrich Hoffmann van zijn leider maakte bij de Anschluss van Oostenrijk in 1938, ziet professor Nicholas O’Shaugnessy bijvoorbeeld dat hij consequent wordt geportretteerd als ‘de Messias van een seculiere religie’. De fotograaf voedt volgens hem de Führercultus. ‘Hoffmann creëert, zoals zo vaak, een symbolisch beeld. Hitler is het stille middelpunt van een draaikolk van opperste extase, waarin het volk bevangen raakt door een soort opperste euforie.’

Hoffmann, die zich dan ook al bedient van Photoshop-trucs avant la lettre, is daarmee een cruciale figuur in de beeldvorming rond de Führer. Ook filmmaakster Leni Riefenstahl, verantwoordelijk voor de nazi-propagandafilm Triumpf des Willens, en cameraman Walter Frentz spelen een essentiële rol in de constructie van Adolf Hitlers imago als leider, volksheld en krijgsheer, stellen diverse historici, beelddeskundigen en psychologen (waarbij Mayo, via B-roll beelden, tevens de setting laat zien, waarbinnen zij zijn geïnterviewd).

Tegenover zijn publieke profiel, eerder al onderzocht in de Nederlandse serie Hitler En De Macht Van Het Beeld (2022), staat de privépersoon Adolf Hitler. Die is te zien in de homemovies van zijn vriendin Eva Braun. Zij filmde ook regelmatig bij de Berghof, Hitlers huis op de Obersalzberg in de Beierse Alpen. De beelden, waarop haar man ontspannen verpoost met nazi-kopstukken zoals Joseph Goebbels, Heinrich Himmler, Martin Bormann, Reinhard Heydrich en Albert Speer, waren lang spoorloos, maar doken uiteindelijk weer op.

Zeker zo interessant is de achterkant van het naziregime zelf, die in deze boeiende miniserie naar voren komt in opgediepte foto’s en filmpjes. Zoals een uitstapje van de SS’ers van het vernietigingskamp Auschwitz en hun echtgenoten. In de natuur bij de zogenaamde Solahütte houden zij een ontspannen wedstrijdje bosbessen eten. ‘Het is opzichtige, agressieve pret, in weerwil van alles’, stelt Maiken Umbach. ’Dit is geen onschuldig vermaak. Ze zitten letterlijk in de schaduw van de grootste genocide ooit.’

Tegenover het beeldenbombardement van de nazi’s konden hun slachtoffers slechts hun eigen menselijkheid plaatsen. De Joodse fotograaf Henryk Ross besloot bijvoorbeeld om het gewone leven in het getto van de Poolse stad Lódz vast te leggen. Behalve de verschrikkingen van de oorlog liet hij tevens een verliefd stelletje, een kinderfeestje en een moeder die haar kind kunst zien. Ook deze foto’s hebben de tand des tijds doorstaan en definiëren nu het tijdperk van Adolf Hitler, dat onuitwisbare beelden heeft nagelaten.

Tax Me If You Can

Periscoop Film

Het is een surrealistische scène: tijdens het World Economic Forum in Davos legt gespreksleider Heather Long, economiejournalist bij The Washington Post, op 23 januari 2019 een vraag voor aan een panel met enkele CEO’s. Het Democratische congreslid Alexandria Ocasio-Cortez heeft een belastingverhoging voor de allerrijkste Amerikanen voorgesteld, zeventig procent voor mensen die meer dan tien miljoen verdienen, om zo de inkomensongelijkheid te verminderen. ‘Michael Dell, ondersteun jij dit idee?’

Nadat de meeste panelleden eens smakelijk hebben gelachen, start de CEO van Dell Technologies zijn antwoord. Dat begint met zijn eigen ideële stichting en eindigt met een uitdaging rond dat hoge belastingpercentage: ‘Noem me één land waar dat heeft gewerkt.’ Erik Bryjnjolfsson, economieprofessor van Stanford University, antwoordt doodgemoedereerd: ‘De Verenigde Staten.’ Hij legt uit: van pak ‘m beet de jaren dertig tot de jaren zestig lag het belastingniveau voor de rijksten ongeveer op dat niveau – of hoger. ‘Dat waren best aardige jaren voor de economische groei.’

’s Mans interventie weerlegt het idee van belasting als gelegaliseerde diefstal. En dat is te herleiden tot de inaugurale rede van de Amerikaanse president Ronald Reagan in 1981, de aanzet voor een neoliberale wind door het vrije westen: de overheid is niet de oplossing van alle maatschappelijke problemen, de overheid is in werkelijkheid zelf het probleem. Laten we de overheid dus uitkleden voordat die ons uitkleedt (of laat zien dat wij, ondanks die gesoigneerde maatpakken, helemaal geen kleren aanhebben). Zo bezien is het acceptabel om belasting te ontwijken of ontduiken.

Juist die gedachte – in het bijzonder bij het rijke deel van de wereld, dat ook de middelen heeft om er serieus werk van te maken – wordt door de Franse documentairemaker Yannick Kergoat genadeloos aan de kaak gesteld in Tax Me If You Can (114 min.). Internationale bedrijven zoals Google die zich bijvoorbeeld bedienen van de zogenaamd Double Irish With A Dutch Sandwich, waarbij Ierland, Bermuda én Nederland (pijnlijk vaak vernoemd in dit even lijvige als vlijmscherpe schotschrift over de belastingmoraal van de bevoorrechten) ervoor zorgden dat het bedrijf nauwelijks belasting betaalde.

Daarbij vinden de handigste jongens van de vrije economie steevast consultants van Deloitte, PricewaterhouseCoopers, KPMG en Ernst & Young, de Big Four van wat eufemistisch ‘belastingoptimalisatie’ wordt genoemd, aan hun zijde. Die tuigen de meest ondoorzichtige constructies op, met brievenbusfirma’s op belastingparadijzen zoals de Kaaiman- of Maagdeneilanden die worden gerund door nepbestuurders en -aandeelhouders. En de gewone – laten we hem nog een keer van stal halen – werkeman wordt geacht om trouw af te blijven dragen.

Dat is in wezen zware en taaie kost – met veel en tamelijk abstracte cijfers en statistieken, dieven die een krijtstreeppak dragen in plaats van een zwart-wit gestreept boevenpak en desko’s die niet per definitie gewone mensentaal spreken – maar Kergoat dient die met Michael Moore-achtige zwier op: animaties die orde in de doelbewust gecreëerde chaos scheppen, vermakelijke tv- en filmfragmenten, koddige muziekjes, een verborgen camera-actie en veel humor. Zo ontstaat een ontluisterend beeld van de Fuck You!-economie, in de traditie van The Corporation en Inside Job.

Een links manifest, zo u wilt, over de moraal die zich blijkbaar als een virus onder ondernemers, bestuurders, politici en financiële deskundigen heeft verspreid: zolang het maar (min of meer) legaal is óf we niet worden betrapt, is in wezen alles geoorloofd.

Bureau Dupin

Videoland

Ze ogen als een Nederlandse variant op zo’n archetypisch specialistenteam dat zelfs de perfecte misdaad kan oplossen: Isis studeert bijvoorbeeld European Studies, Yil heeft een achtergrond in de IT. Wilma werkt voornamelijk vanaf de camping en de zelfverklaarde nerd Tanja komt zowaar uit Oss. En dat is wel zo handig, want daar is Marja Nijholt op 1 januari 2013 levenloos aangetroffen. Samen onderzoeken deze amateurspeurders de raadselachtige dood van de kwetsbare vrouw uit Enschedé, die is gevonden in een voortuin. Marja had een aanzienlijk aantal steekwonden.

De politie heeft nooit kunnen achterhalen wat er precies is gebeurd op die tragische oudjaarsnacht en wie daarvoor verantwoordelijk is en heeft de ‘cold case’ onlangs ingebracht bij een nieuw experiment met een onderzoekscollectief, dat louter uit gewone burgers bestaat: Bureau Dupin. Volgens professor data science, oud-politieman, filmmaker en initiatiefnemer Peter de Kock benutten ze ‘the wisdom of the crowd’, om met vertrouwelijk materiaal uit het dossier en openbare informatie alsnog klaarheid te brengen in de geruchtmakende moordzaak.

In de vierdelige docuserie Bureau Dupin: De Nieuwjaarsmoord (160 min.) volgt en spreekt regisseur Feije Riemersma enkele kernleden van het burgercollectief, die het leven van Marja onder de loep nemen en bijvoorbeeld onderzoeken hoe en waarom zij vanuit Enschedé eerst naar een hotel in het Duitse Gronau is afgereisd en daarna in Oss terecht is gekomen. Voor een podcast hebben ze eerder al gesproken met sleutelfiguren uit Marja’s leven en laatste dagen. Die audio-interviews zijn nu ingepast in een typische true crime-productie, compleet met het verplichte prikbord, uiteenlopende onderzoekspistes die moeten worden ‘uitgelopen’ en cliffhangers.

Zowel de onopgeloste moord zelf – die volgens één van de uitgedachte scenario’s héél misschien ook nog een zelfdoding zou kunnen zijn – als het groepsportret van de fanatiekelingen die zich daarop hebben gestort spreekt beslist tot de verbeelding. Al voorvoel je als buitenstaander ook dat het voor een team van amateurdetectives erg lastig wordt om deze zaak op te lossen en tast je daarnaast een beetje in het luchtledige over welke informatie uit het oorspronkelijke politieonderzoek komt en wat Bureau Dupin daar nu precies aan heeft toegevoegd.

Daarbij wreekt zich een beetje dat er alleen direct betrokkenen aan het woord komen. Zij zijn (natuurlijk) enthousiast over het onderzoekscollectief dat, getuige bijvoorbeeld ook de toetsenborddetectives uit de docuserie Don’t F**k With Cats en de Nederlanders die in hun vrije tijd naar vermiste landgenoten speuren uit ZOEK!, helemaal in de tijdgeest lijkt te passen. Zeker aan het slot krijgt deze miniserie bijna een promotioneel karakter en volgt zelfs een ‘call to action’. Want het specialistenteam kan altijd extra menskracht gebruiken of ‘out of the box’-denkers die deze zaak – en de vele kouwe zaken die wellicht nog volgen – een nieuwe draai kunnen geven.

Tegelijkertijd zou menigeen door deze boeiende serie inderdaad wel eens de neiging kunnen krijgen om zich, met zijn of haar eigen specialisme, ook te melden als burgerdetective.

Aftershock

Hulu / Disney+

Vrijwel alle Amerikaanse vrouwen bevallen in het ziekenhuis. De kosten van een keizersnede blijken daarbij aanmerkelijk lager dan bij een natuurlijke bevalling. Daar komt bij dat een ziekenhuis een hogere vergoeding krijgt voor een keizersnee. ‘Je kunt je voorstellen welke prikkel daarvan uitgaat’, stelt assistent-professor verloskunde en gynaecologie Neel Shah van Harvard University. Hij weet ook: bij geboortes in de Verenigde Staten ligt het sterftecijfer veel hoger dan in andere westerse landen. En zwarte vrouwen overlijden daarbij drie tot vier keer zo vaak als witte vrouwen.

In Aftershock (87 min.) kaarten Paula Eiselt en Tonya Lewis Lee deze verborgen gezondheidscrisis aan via twee concrete casussen: Shamony Gibson (30) uit Brooklyn stierf in 2019 twee weken na de geboorte van haar zoontje Khari aan een veronachtzaamde longembolie. En de 26-jarige Amber Rose Isaac uit The Bronx overleed een jaar later, enkele dagen nadat ze op Twitter had geklaagd over de slechte zorg in het ziekenhuis, tijdens een spoedkeizersnede waarmee haar zoontje Elias op de wereld werd gezet. Hun weduwnaars Omari Maynard en Bruce McIntyre zijn ervan overtuigd dat systeemfalen, gevoed door institutioneel racisme, hun echtgenotes het leven heeft gekost en gaan over tot actie.

Het interessantst wordt deze film echter als Eiselt en Lee de twee tragische verhalen plaatsen binnen de historie van de Amerikaanse gynaecologie, waarbij zwarte vrouwen, zeker in de slaventijd, werden gezien als broedmachines die moesten blijven produceren en vooral niet te lang uit de roulatie mochten zijn. Intussen werden hun (zwarte) vrouwelijke verloskundigen gaandeweg verdrongen door (witte) mannelijke artsen, die minder holistisch naar bevallingen keken en bovendien veel technischer te werk gingen. Waarbij zwarte vrouwen dan weer prima materiaal bleken om mee/op te experimenteren.

‘Een zwarte vrouw die een kind krijgt is te vergelijken met een zwarte man bij een verkeerslicht als de politie arriveert’, zegt Felicia Ellis, een Afro-Amerikaanse vrouw uit Tulsa, Oklahoma, die een natuurlijke bevalling overweegt. ‘Je moet héél goed opletten bij alles wat je doet.’ In het enigszins gezwollen einde van deze activistische film legt Sharmony Gibsons strijdbare moeder zelfs een direct verband met de Black Lives Matter-demonstraties. ‘Zwarte levens doen ertoe’, stelt Shawnee Benton-Gibson ferm tijdens een speech. ‘Maar zwarte baarmoeders zorgen voor zwarte levens. Als we dat vergeten, vergeten we onze menselijkheid.’