Mayor Of Mayhem

Netflix

‘Goedemiddag allemaal’, begint Rob Ford in 2013 zijn persconferentie. ‘Ik wil graag reageren op een aantal geruchten die de afgelopen dagen rondgaan in de media. Ik gebruik geen crack en ik ben er ook niet verslaafd aan.’

De burgemeester van de Canadese stad Toronto reageert op berichtgeving van The Toronto Star, de krant waaraan Ford sowieso een bloedhekel heeft. Verslaggeefster Robyn Doolittle heeft een clandestiene video te zien gekregen waarop de populistische politicus een pijp met crack rookt, een uiterst verslavende vorm van cocaïne. Het spraakmakende filmpje wordt haar aangeboden voor 100.000 dollar.

‘Ik kan niets zeggen over een video die ik nooit heb gezien of die niet bestaat’, stelt de burgervader nog in zijn persverklaring. ‘Het is erg jammer dat ik door de media ben veroordeeld zonder enig bewijs.’ En zo is de Mayor Of Mayhem (49 min.) weer aanbeland op vertrouwd terrein: zijn vete met de progressieve pers. Als een Trump avant lettre maakt Rob Ford graag kritische journalisten verdacht.

Hij oogt wel vaker als een soort voorstudie van de huidige Amerikaanse president in deze docu van Shianne Brown. De grofgebekte, zwaarlijvige en aartsconservatieve Ford wordt gekozen met een Make Toronto Great Again-achtig platform en betoont zich vervolgens een Trumpy ongeleid projectiel. Hij spreekt de taal van het volk en heeft nog nooit gehoord van politiek correct, maar werkt zich ook gedurig in de nesten.

Maar hoe bont hij ‘t ook maakt – bónt! – Rob Fords achterban blijft onverminderd met hem dwepen. Net als bij The Donald, juist. Het politieke dier, dat heeft zich vermomd als een antipoliticus, komt alleen alsmaar meer in de problemen. Totdat zijn positie onhoudbaar is geworden en het alleen nog de vraag is hoe, waar en wanneer hij gedwongen wordt om met de staart tussen de benen afscheid te nemen.

Brown tekent Fords publieke neergang op met enkele naaste medewerkers, die nog altijd geen vrede hebben met hoe ’t met hem is afgelopen. Dat is meteen ook de beperking van Mayor Of Mayhem: de film beperkt zich tot de crack-affaire en de persoonlijke en politieke gevolgen daarvan, Shianne Brown doet geen serieuze poging om de achtergronden van Rob Ford te schetsen of het politieke fenomeen te duiden.

Rewriting Trump

SkyShowtime

‘Je zult dit niet geloven…’ Of: ‘je kunt ‘t niet verzinnen, maar…’ Volgens schrijver Michael Wolff wordt hij, ook tijdens de herverkiezingscampagne van Donald Trump in 2024, vrijwel dagelijks gebeld door iemand uit de entourage van de beeldbepalende politicus. Er is altijd wel een anonieme bron met saillante nieuwtjes. Wolff kent Trump al heel lang. Ze stammen allebei uit New York en lijken ook al enige tijd lekker van elkaar te profiteren.

Tijdens Trumps eerste ambtstermijn kreeg Wolff vrijwel ongelimiteerd toegang tot het Witte Huis. Fire And Fury (2018), het controversiële boek dat daaruit voortkwam, werd een bestseller. Daarna wijdde hij nog twee boeken aan Trump: Siege: Trump Under Fire en Landslide. In de documentaire Rewriting Trump (96 min.) werkt de schrijver aan boek vier, dat inmiddels ook al is verschenen: All Or Nothing: How Trump Recaptured America.

Michael Wolff is zeker niet onomstreden. Zijn werkwijze is soms onorthodox. Als hij Donald Trump in 2021 in diens luxueuze resort Mar-a-Lago interviewt, nadat die de verkiezingen van 2020 heeft verloren van Joe Biden en ernstig in diskrediet is geraakt door de bestorming van het Capitool, kiest hij er bijvoorbeeld niet voor om de man kritisch te interviewen. Integendeel, Wolff jut hem volgens eigen zeggen liever een beetje op.

Ook zijn brongebruik roept felle kritiek op. Checkt ie eigenlijk wel eens wat zijn (stiekeme) gesprekspartners hem melden? Of laat hij zich zomaar van alles op de mouw spelden? ‘Fictie onder de vlag van non-fictie’, oordeelt een collega van The New York Times hard. Ik weet wie ik kan vertrouwen en heb geen politieke agenda, riposteert Wolff dan onverstoorbaar. ‘Ik ben alleen op zoek naar een waanzinnig verhaal.’

Via de sfinxachtige Trump-watcher volgen Arthur Cary en Yasmine Permaul in deze film hoe Trump in 2024 opnieuw verkozen probeert te worden, terwijl hij zich moet verweren in allerlei strafzaken. Zijn team probeert die vooral te vertragen, tot ná die verkiezingen. Als hun baas hopelijk weer aan het roer staat en zichzelf amnestie kan geven. ‘Vernietigt het systeem Donald Trump?’ denkt Wolff hardop. ‘Of vernietigt Donald Trump het systeem?’

Michael Wolff beweegt zich intussen door de coulissen van de Trump-campagne en kenschetst de profi’s, zoals Chris Lacivita en Jason Miller, die daar de lakens uitdelen. Zij geven ook zelf hun take op bepalende campagnegebeurtenissen, waaronder president Bidens desastreuze debatperformance, de moordaanslag op hun eigen kandidaat en diens nieuwe opponent Kamala Harris. En Donald Trump Jr. spuwt tussendoor ook nog even z’n gal.

En dan is er nog de pornoster Stormy Daniels, die een prominente rol speelt tijdens één van de rechtszaken tegen Don Sr. en die dan ongenadig onder vuur wordt genomen door al wat Trump-gezind is. Michael Wolff beziet ‘t vanaf enige afstand en zet vervolgens zijn vileine pen aan het werk. Tegelijk realiseert hij zich dat hij over Trump ‘moet’ blijven schrijven als die weer wint. Afgemeten: ‘Als hij wordt verslagen, zou ik me bevrijd voelen.’

Nét voor de verkiezingen schudt Wolff dan nog een troefkaart uit z’n mouw. Het blijft ongewis of hij daarmee tóch de uitslag wil beïnvloeden of vooral de aandacht nog eens op zichzelf probeert te vestigen. Feit is dat Rewriting Trump via hem, een man die zichzelf heeft veroordeeld tot een bijrol in de slipstream van de absolute hoofdrolspeler, een boeiende weerslag wordt van een soms nauwelijks te geloven verkiezingsjaar.

It’s a dirty job, but… En Michael Wolff is daarvoor zonder enige twijfel de aangewezen figuur.

De Barbie Tapes

Karl Wolff (l) en Klaus Barbie (r) / WNL

In het Sheraton Hotel in de Boliviaanse hoofdstad La Paz ontmoeten twee oude kameraden elkaar. Het is augustus 1979, een kleine 35 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog. SS-generaal Karl Wolff is op bezoek bij oorlogsmisdadiger Klaus Barbie. De twee spreken over de goeie ouwe tijd, toen ze allebei een vooraanstaande rol speelden in het nazi-regime. Spijt hebben ze niet.

Barbie laat zijn gast foto’s zien. ‘Hier zie je Mengele’, zegt hij op één van de negen cassettebandjes die bewaard zijn gebleven van hun ontmoeting. ‘Hier staat: de Beul van Lyon. Dat is mijn bijnaam. Twee keer ter dood veroordeeld.’ De Barbie Tapes (52 min.) zijn afkomstig van de Duitse journalist Gerd Heidemann van het weekblad Der Stern. Hij arrangeerde het samenzijn van de twee nazi-pensionado’s en nam de opnamen, die verder nooit werden gepubliceerd, op in zijn privécollectie in Hamburg, het grootste particuliere nazi-archief ter wereld in Hamburg.

Regisseur Foeke de Koe gebruikt de audiocassettes nu als onderlegger voor zijn portret van de beul Klaus Barbie, een man die aan het begin van de oorlog ook in Nederland huishield. Hij liet bijvoorbeeld Ernst Cahn, de Joodse eigenaar van een ijssalon in Amsterdam, in 1941 fusilleren. Daarna zou Barbie in Frankrijk verder werken aan zijn bedenkelijke reputatie. In Lyon verhoorde hij bijvoorbeeld de bekende verzetsheld Jean Moulin tot de dood erop volgde. En in Izieu liet hij een Joods weeshuis ontruimen: ruim veertig kinderen verdwenen naar Auschwitz.

De Koe fungeert zelf als gids door Barbies inktzwarte verleden, belicht diens tamelijk onbekommerde bestaan als pensioengerechtigde oorlogsmisdadiger in een Zuid-Amerikaanse dictatuur en zoomt ook uit naar hoe het nazi-kopstukken überhaupt verging na de ineenstorting van het Derde Rijk. Een behoorlijke tijd konden misdadigers zoals Barbie onder de radar blijven. Gaandeweg kwamen een aantal van hen echter toch in het vizier van nazi-jagers, zoals het echtpaar Beate en Serge Klarsfeld dat zich vastbeet in z’n prooien en hen, liefst publiekelijk, aanklaagde.

Met de Klarsfelds, enkele historici en een Amerikaanse journalist die jaren heeft gejaagd op Barbie probeert Foeke de Koe nu vat te krijgen op een man die nooit wroeging lijkt te hebben gekregen over wat hij in die oorlogsjaren heeft aangericht. Pas toen het Boliviaanse militaire regime moest wijken, werd hij gedwongen om verantwoording af te leggen voor zijn daden.

Trailer De Barbie Tapes

De Nederlandse Kampbewakers Van Auschwitz

Videoland

‘Na bijna vijftien jaar onderzoek sta ik hier nu eindelijk in Auschwitz, de plek waar minstens 24 Nederlandse SS’ers tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben gewerkt’, vertelt journalist en onderzoeker Stijn Reurs bij de start van De Nederlandse Kampbewakers Van Auschwitz (100 min.).

Reurs heeft een soort presentatorrol in dit tweeluik van Nathalie Toisuta en Jurjen Nieuwenhuizen, dat de verhalen opdiept van landgenoten die een rol speelden in de ultieme moordfabriek. Daarover zwegen zij tijdens hun leven doorgaans als het graf. En als ze er uiteindelijk tóch over vertelden, bezorgde dit hun kinderen en kleinkinderen het schaamrood op de kaken. Tachtig jaar na dato nog altijd overigens.

De eerste getuigenis van een familielid van een Nederlandse kampbewaker laat echter ruim een half uur op zich wachten. Voor die tijd is vooral Stijn Reurs zelf aan het woord, zo nu en dan ondersteund door vakbroeders zoals Christophe Busch en Gideon Greif en enkele overlevenden van het vernietigingskamp. Reurs vertelt uitgebreid over zijn eigen onderzoek, Auschwitz en de Tweede Wereldoorlog in het algemeen.

De verhalen van de 24 Nederlandse SS’ers volgen later, zo nu en bekrachtigd door hun, al dan niet geanonimiseerde, nazaten. Ook dan blijft Reurs echter veelvuldig in beeld en aan het woord, weidt hij flink uit en laat ie ook niet na om het belang van zijn eigen onderzoek te benadrukken. De Nederlandse Kampbewakers Van Auschwitz wordt daardoor erg uitleggerig en bevat veel informatie die in wezen weinig toevoegt.

Het is daardoor de vraag of de op zichzelf belangwekkende verhalen van foute Nederlanders die Reurs tijdens zijn onderzoek heeft opgediept werkelijk twee delen van vijftig minuten speelduur rechtvaardigen. Één episode had waarschijnlijk ook wel volstaan. Dan had meteen de rol van de journalist/onderzoeker flink kunnen worden ingeperkt en was het geheel ook minder praterig geworden.

Zodat dit tweeluik zich daadwerkelijk volledig zou concentreren op die ene pijnlijke constatering: dat ook ‘gewone’ Nederlanders bereid waren om een rol te spelen in de diepste hel die de mensheid heeft voortgebracht.

73 Procent

EO

Bijna driekwart van de Joodse Nederlanders werd tijdens de Tweede Wereldoorlog vermoord. Dat is het hoogste percentage van alle West-Europese landen. In 73 Procent (53 min.) onderzoekt Jaap van Eyck (De Lijst Van Mengelberg) waarom in Nederland véél meer Joden zijn afgevoerd naar de vernietigingskampen. 102.000 mensen, vereeuwigd op het Namenmonument in Amsterdam, kwamen om.

Van Eyck start bij de journalist Max Arian, die als hoofdpersoon van deze gedegen film fungeert. Hij schreef in 1992 voor het eerst over de kwalijke Nederlandse hoofdrol in een artikel voor De Groene Amsterdammer: Nederland Deportatieland. Arian had een persoonlijke motivatie om de kwestie te onderzoeken: zijn vader Arthur stierf in 1942 op 34-jarige leeftijd in Auschwitz. Zelf zat hij als klein jongetje ondergedoken in Limburg.

Verder gaat Jaap van Eyck te rade bij historicus Pim Griffioen, die in 3008 samen met Ron Zeller een proefschrift publiceerde over Jodenvervolging in Nederland, Frankrijk en België. Samen met Alfred Edelstein (voormalig directeur Joodse Omroep) en Emile Schrijver (directeur Nationaal Holocaustmuseum) en andere historici analyseert hij waarom Nederland véél hoger ‘scoorde’ dan de ons omringende landen.

Kwam dat doordat Nederlanders – inclusief de uitstekend ingeburgerde Joodse Nederlanders – zo gezagsgetrouw zijn? Had het van doen met het gezag van de Nederlandse Joodse Raad, die haar achterban steeds van zeer ongelukkige adviezen voorzag? Of was het feit dat de Duitsers al aan het begin van de oorlog volledige controle hadden over de deportaties van Joden van doorslaggevende betekenis?

Deze documentaire, waarin verteller Jeroen van Kan alle pratende hoofden, het opgeduikelde archiefmateriaal en de speciaal vervaardigde animaties met elkaar verbindt, waakt er echter voor om al te gemakkelijk te zwarte Pieten. Waarschijnlijk was die 73 Procent, in de woorden van historicus Bart van der Boom, vooral ‘een buitengewoon onfortuinlijke samenloop van heel uiteenlopende omstandigheden’.

Feit is dat die ons land met een collectieve schuld opzadelde. Die kon heel lang weggedrukt worden met het waanbeeld dat half Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog in het verzet had gezeten, maar moest uiteindelijk toch schoorvoetend worden erkend.

Trailer 73 Procent

Wie De Kudde Verlaat

Human

Wie De Kudde Verlaat (56 min.) zei zijn moeder tegen hem, wordt door de wolf opgegeten. In Nederland werd Erdal Balci dus ineens naar de Koranschool gestuurd. In Ardahan, waar de Turks-Nederlandse schrijver opgroeide, was dat nog ondenkbaar geweest. Hij had daar alleen met zijn moeder, broertjes en zusjes en opa en oma van vaders kant gewoond. Zijn vader was elf jaar eerder, nog vóór Erdals geboorte, als gastarbeider naar Nederland vertrokken.

Daar, in het noordoosten van Turkije, had zijn moeder zelfs overwogen om haar hoofddoek af te doen. Hier was er geen haar op haar hoofd die hem niet wilde dragen. In den vreemde hield zij zich, net als veel andere landgenoten, nog veel nadrukkelijker vast aan de grondslagen van hun eigen gemeenschap. En Erdal moest daarin mee – of hij nu wilde of niet. Binnen de Turkse gemeenschap in Nederland kon hij echter niet aarden. In Nederland zelf ook maar moeilijk trouwens.

In deze interessante documentaire van Hester Overmars, gebaseerd op Erdal Balci’s roman De Gevangenisjaren, vertelt de schrijver zijn levensverhaal en daarmee ook hoe Turken in Nederland druk op elkaar uitoefenen om netjes in de pas te lopen. En de overheid stimuleerde die ‘feodaliteit’ alleen maar volgens hem. Conservatief gedachtegoed kreeg daardoor vrij spel. Bij Balci, die inmiddels zijn brood verdiende als schrijvende ‘allochtonenjournalist’, begon dat steeds meer te wringen.

‘Hoe vaker ik mannen aan het woord liet die over ‘de schoonheid van ons mooie geloof’ repten, hoe meer ik te besteden had’, schrijft hij daarover in zijn boek, waarvan citaten in deze film zijn opgenomen. ‘In mijn stukken had ik weten te verzwijgen dat mijn beste vriend naar Turkije was gebracht om met zijn nicht te trouwen, dat meisjes in Nederlandse ziekenhuizen hun maagdenvliezen lieten repareren en dat mijn zus niet de enige was die op veertienjarige leeftijd werd uitgehuwelijkt.’

Overmars volgt Erdan Balci terwijl hij, in Turkije en Nederland, door zijn verleden wandelt, met familie, vrienden en oud-leerkrachten spreekt en de confrontatie aangaat met het monster dat ook in hem huist. Ze stut zijn relaas bovendien met fraaie foto’s en archiefbeelden van gastarbeiders en hun gezinnen. Wie De Kudde Verlaat krijgt daarmee het karakter van een metaverhaal over de Turkse gemeenschap in Nederland, die met de jaren steeds duidelijker een eigen karakter heeft gekregen.

Balci is gaandeweg in elk geval tot de conclusie gekomen dat hij, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederlandse intellectuelen, helemaal niet wil verbinden. Hij wil, zoals ie ’t onomwonden zegt, ‘de achterlijkheid’ juist bestrijden.

Boyzone: Life, Death And Boybands

SkyShowtime

Na het eerste televisieoptreden van Boyzone in 1993 – van zingen kwam ’t niet, het bleef bij dansen – kegelde initiatiefnemer Louis Walsh zonder duidelijke reden twee bandleden eruit. Ze pasten er toch niet helemaal tussen, waarschijnlijk. Toen waren er nog maar vier over. ‘Ik moest ze laten weten dat ze op elk moment vervangen konden worden’, legt Walsh uit. De jongens in zijn boyband moesten hongerig en ambitieus blijven en mochten niets voor vanzelfsprekend aannemen.

Nu had de manager alleen nog een nieuw groepslid nodig. Want vijf was volgens hem het ideale aantal voor zo’n jongensband. Als er dan eentje z’n biezen pakte, had ie er nog genoeg over om gewoon door te kunnen gaan. Walsh rekruteerde Michael Graham, die altijd een Fremdkörper zou blijven in de groep. En daarmee was ‘de Ierse Take That’ compleet, klaar om de wereld te veroveren. Tenminste, het vrouwelijke deel. Beter: de meisjes. Daarvan moesten de harten sneller gaan kloppen.

De driedelige docuserie Boyzone: Life, Death And Boybands (145 min.) van Sophie Oliver is een opvallend open, kritische en schrijnende terugblik op de carrière van de vijf Adonissen uit Dublin en hun gehaaide manager Louis Walsh, een man die al net zo rücksichtslos opereerde als Frank Farian, de bedenker van Milli Vanilli, en Lou Pearlman, de manager van Backstreet Boys en *NSYNC, popacts waarover in de afgelopen jaren ook smeuïge documentaireproducties zijn uitgebracht.

Alleen kwam daarin de man die achter de schermen aan alle touwtjes trekt zelf niet aan het woord. Hier wel. En Walsh spreekt niet met meel in de mond. Volgens journalist Paul Martin van de tabloid The Irish Mirror, tabloid, gefilmd in een schemerige parkeergarage, was de Boyzone-manager een geweldige bespeler van de pers. Walsh gaf hen vaak carte blanche en verzon zonder problemen allerlei onzinverhalen over de groep om maar in beeld te blijven, desnoods over de rug van zijn jongens.

Zo kreeg Martins coververhaal ‘Baby Spice & Boyzone Steve are live and kissing’ een wrange nasmaak. Want Boyzone-kanjer Stephen Gately, waarvan menig meisjeshart sneller ging kloppen, was in werkelijkheid homo. In 1999 kwam dat alsnog uit. ‘Iemand verraadde hem’, herinnert Boyzone-voorman Ronan Keating zich, ‘en deed Steo in de uitverkoop.’ Het verhaal bereikte vervolgens showbizzjournalist Rav Singh van The Sun, de concurrent van The Irish Mirror. En die had niet geaarzeld.

‘Boyzone-ster Stephen Gately koos The Sun om z’n moedige mededeling te doen’, leest Keating 25 jaar later voor uit de krant. ‘Flikker op! Hij heeft niet gekozen.’ De hele groep was destijds verontwaardigd over wat er met hun vriend en collega gebeurde. ‘Hij was er niet klaar voor, die arme jongen’, zegt Shane Lynch. ‘Hij was zo bang.’ Manager Walsh kan een glimlach echter niet onderdrukken als hij The Sun onder ogen krijgt. ‘Goed om te zien’, zegt hij tevreden. ‘Hij haalde de voorpagina.’

De tabloids zouden een dubieuze rol blijven spelen in de bandhistorie, in het bijzonder na Gately’s overlijden in 2009. En de verhoudingen in de groep zouden daarna ernstig verzuren, waardoor de verplichte reünietournee, die dit soort docu’s doorgaans aftopt, er in Boyzone’s geval echt niet in lijkt te zitten. Alhoewel? Ronan Keating, Shane Lynch en Keith Duffy zeggen niet direct nee. Alleen Mikey Graham, die altijd twijfels heeft gehouden bij het boybandbestaan, staat vooralsnog niet te springen.

Louis Walsh zou in elk geval helemaal niets veranderen aan de voorbije dertig jaar. ‘Het was misschien niet perfect’, zegt hij triomfantelijk. ‘Maar het was perfect voor mij.’

Antidote

Channel 4

Eind 2022 komt de officiële mededeling: Christo Grozev is op een Russische Most Wanted-lijst geplaatst. Dat het Bulgaarse kopstuk van het internationale onderzoekscollectief Bellingcat tot staatsvijand wordt verklaard, komt niet als een verrassing. De Bulgaarse burgerjournalist strijkt Vladimir Poetin al zeker sinds 2014, toen hij een prominente rol begon te spelen in Bellingcats onderzoek naar de daders van de aanslag op vlucht MH17, tegen de haren.

Met zijn samenwerking met de Russische oppositieleider Aleksej Navalny om te ontdekken wie er verantwoordelijk was voor de poging om hem te vergiftigen, het onderwerp van de Oscar-winnende documentaire Navalny (2022), speelde Grozev zichzelf nog eens nadrukkelijk in de kijker bij Poetin en de Russische veiligheidsdiensten. Als het aan de FSB ligt, is de Bulgaar ongetwijfeld eenzelfde lot beschoren als Aleksej Navalny, die op 16 februari 2024 overleed in een Siberische strafkolonie.

Begin 2023 wordt Christo Grozev, terwijl hij in de Verenigde Staten verblijft, geconfronteerd met een Russisch complot om hem te vermoorden, het startpunt van de spannende en urgente documentaire Antidote (90 min.) van James Jones (On The President’s Orders, Chernobyl: The Lost Tapes en Wanted: The Escape Of Carlos Ghosn). De film uit 2024 zal, zo wordt bij het begin aangekondigd, aan de hand van nieuwe ontwikkelingen steeds worden geactualiseerd.

Daarbij kan ‘t ook gaan om de twee andere cases die Jones belicht in deze met straffe animaties vormgegeven film belicht: het tragische lot van het Russische oppositielid Vladimir Kara-Murza bijvoorbeeld. Nadat er in de afgelopen jaren al twee pogingen zijn ondernomen om hem te vergiftigen, wordt hij nu berecht voor landverraad. Zijn vrouw Evgenia bepleit zijn zaak als banneling vanuit de Verenigde Staten en moet van daaruit aanzien hoe haar echtgenoot lichamelijk steeds kwetsbaarder wordt.

En dan is er de Russische klokkenluider, met behulp van deepfake-technologie onherkenbaar gemaakt, die betrokken was bij de ontwikkeling van nieuwe gifsoorten en Rusland nu definitief achter zich wil laten. ‘Ik ben klaar om te getuigen’, zegt hij op een hotelkamer, ergens in Europa. ‘Klaar om te vechten tegen het barbaarse, totalitaire, fascistische Russische regime.’ Hij moet alleen zijn gezin nog het land uit zien te smokkelen. En dat blijkt bepaald geen sinecure.

Stuk voor stuk betalen deze dappere opponenten van Poetin een onmogelijke prijs voor hun verzet tegen het Russische regime. Net als hun directe verwanten, de zwakke plek van elke ‘staatsvijand’, zoals ze regelmatig aan den lijve ondervinden. Hun belagers weten waar ze hen kunnen raken en zullen ook niet schromen om dat rücksichtslos te doen. Moed en standvastigheid gaan bij de helden van deze film dus bijna automatisch gepaard met angst en schuldgevoelens.

Antidote maakt de dreiging die hen en de hunnen permanent boven het hoofd hangt en hun hele leven dreigt te overschaduwen heel tastbaar en ontwikkelt zich zo tot een cruciale film over het hedendaagse Rusland en een waardig (en deprimerend) vervolg op Navalny.

Who Downed MH17?

Eliot Higgins, Bellingcat

Op 17 juli 2014 wordt niet alleen vlucht MH17 van Malaysian Airlines, op weg van Amsterdam naar Kuala Lumpur, uit de lucht geschoten boven Oost-Oekraïne. Bellingcat, het internationale onderzoekscollectief dat zojuist is opgericht door de Britse burgerjournalist/blogger Eliot Higgins, vindt op datzelfde moment z’n missie: het achterhalen van wie er verantwoordelijk is voor het neerhalen van dat passagiersvliegtuig en de dood van de 298 inzittenden, waaronder 196 Nederlanders.

Higgins en zijn multidisciplinaire team ontmoeten elkaar online, in de tijd dat Twitter nog een platform is om kennis en informatie uit te wisselen. Bellingcats uitgangspunt daarbij is: trust no one, test everything. Met behulp van Open Source Intelligence – ofwel: OSINT – krijgen de burgerjournalisten zo steeds meer zicht op wat er zich op die fatale donderdag heeft afgespeeld in Donetsk. Ze achterhalen essentieel bewijsmateriaal over het drama, dat zich heeft voltrokken in moeilijk toegankelijk oorlogsgebied. Het digitale spoor leidt naar een Russische BUK-raket.

In de driedelige docuserie Who Downed MH17? (132 min.) reconstrueert Jack Rampling met Higgins en getrouwen zoals Veli-Pekka Kivimäki, Iggy Ostanin en de Nederlander Robert van der Noordaa dat online-onderzoek waarmee Bellingcat doordringt tot het hart van het MH17-mysterie en meteen uitgroeit tot aartsvijand van Poetins Rusland. Dat heeft speciale trollenfabrieken ingericht om de schuld voor het neerhalen van het toestel bij Oekraïne neer te leggen. Heel lang ontbreekt echter het antwoord op twee cruciale vragen: wie vuurde die raket af en waarom?

Daarvoor meldt Christo Grozev, die later ook een sleutelrol zal spelen in het onderzoek naar de moordaanslag op de Russische oppositieleider Aleksej Navalny (zoals vervat in de Oscar-winnende documentaire Navalny), zich bij het onderzoekscollectief. Hij weet samen met de Russische journalist Roman Dobrokhotov audio-opnamen van de mogelijke daders te verbinden aan concrete personen. Zo voeden zij tevens het officiële MH17-onderzoek, waarin aanklager Digna van Boetzelaer, die eveneens participeert in deze miniserie, een centrale positie inneemt.

Who Downed MH17? laat zo treffend zien hoe ‘the wisdom of the crowd’ daadwerkelijk voor maatschappelijke doeleinden wordt ingezet. Om de impact van de aanslag duidelijk te maken en zijn vertelling extra emotionele lading te geven, introduceert Rampling bovendien, naast de toenmalige Nederlandse premier Mark Rutte en minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans, de nabestaanden van twee slachtoffers: de familie van de Britse passagier Richard Mayne en de moeder van de Nederlander Bryce Frederiksz die samen met z’n vriendin Daisy om het leven is gekomen.

Tijdens de rechtsgang moeten zij aanzien hoe de verantwoordelijken voor hun immense verdriet de dans proberen te ontspringen.

Vergiss Meyn Nicht

Omroep Zwart

De 360 graden-camera waarmee filmstudent Steffen Meyn alle verwikkelingen in het activistische boomhuttendorp in het Hambacher-bos en de pogingen van de Duitse overheid om dat te ontruimen documenteert, legt ook rücksichtslos vast hoe hij zelf tijdens die uitzetting, op 19 september 2018, bij een tragisch ongeval om het leven komt. In de openingsscène van Vergiss Meyn Nicht (Engelse titel: Lonely Oaks, 102 min.) vindt een politieagent de camera, die Meyn op zijn fietshelm had bevestigd. De man raapt hem op en pakt hem in, hij heeft alleen niet door dat ook dit wordt geregistreerd.

In deze boeiende documentaire van Fabiana Fragale, Kilian Kuhlendahl en Jens Mühlhoff brengt diezelfde camera van binnenuit de jarenlange bezetting van de klimaatactivisten van het Hambi-bos, gelegen tussen Keulen en Aken, en hun strijd tegen de vervuiling door de nabijgelegen kolencentrales in beeld. Medebewoners van Steffen Meyn, volgens hen een stadsjongen met hoogtevrees, blikken ondertussen terug op hun woelige periode in het boomhuttendorp, waar ‘t tot stevige confrontaties met de Duitse politie kwam – en ook intern mensen soms recht tegenover kwamen te staan.

Een deel van de autonome bosbewoners doet z’n verhaal anoniem – omdat hun identiteit er volgens hen niet toe doet of simpelweg om uit handen van de Duitse justitie te blijven – en gaat dan ook in op leven (en sterven) voor een groter ideaal, welke methoden geoorloofd zijn om het gemeenschappelijke doel te bereiken en twijfels over hun eigen activisme. ‘Ik vind het belangrijk om in iets te geloven, ook in dingen die belangrijker zijn dan ikzelf’, zegt een oud-bewoonster van het dorp bijvoorbeeld. ‘Maar dit kan ook betekenen dat je je eigen leven wegcijfert ten faveure van het collectief.’

Camera’s fungeren tijdens hun strijd als wapen: om het gedrag van agenten ter plaatse te beteugelen of anders naderhand aan de kaak te kunnen stellen. Die functie hebben ze ook in deze film, waarmee de strijd om het Hambi-bos letterlijk vanuit hun perspectief is mee te beleven. Hoe een eco-activiste die zich aan een boom heeft vastgeketend bijvoorbeeld hardhandig wordt overmeesterd. Ondanks die ene camera laat de documentaire natuurlijk geen 360 graden-blik van de situatie zien. Politiemensen worden bijvoorbeeld grotendeels gereduceerd tot gezichtsloze vijand.

Tegenover zulke domme krachten die, namens een op z’n minst onverschillige overheid, de belangen van het kapitaal verdedigen, zet ‘extreemlinks’ zich schrap, een stel autonomen en outsiders die zich met hand en tand verdedigt tegen de vernieling van de aarde. Tot, in elk geval bij Steffen Meyn, de dood erop volgt – al zou je die ook het gevolg van een stom ongeluk kunnen noemen.

Jerry Springer: Fights, Camera, Action

Netflix

‘Ik wil dat ze na de show zeggen dat ze iets over het leven hebben geleerd wat ze nog niet wisten’, zegt de nieuwbakken talkshowpresentator in 1992 tijdens zijn presentatie aan de Amerikaanse pers. ‘En’, voegt hij er met een serieuze blik aan toe, ‘dat Jerry alle ruimte bood aan het verhaal.’ Met zijn nette bril en verzorgde haar zou de voormalige burgemeester van Cincinnatti en nieuwsjournalist uit Chicago kunnen doorgaan voor een fijnbesnaarde vorser van het menselijke gedachten- en gevoelsleven.

Wie had toen kunnen bedenken dat diezelfde weldenkende man het gezicht zou worden van een onwelriekende kruising tussen een volkstribunaal, de lach of ik schiet-show en een showworsteltoernooi? En dat hele volksstammen zijn voornaam zouden scanderen als een prehistorische strijdkreet, om de gladiatoren in het moddergevecht op zijn podium vooral uit te dagen om zich nóg verder in de stront te werken? Jerry! Jerry!! Jerry!!! Waarna hij de strijd dan voortijdig zou afbreken met een stichtelijk slotwoord over dat ook mensen die met een paard trouwen (en tongzoenen) respect verdienen, dat je sowieso altijd lief moet zijn voor elkaar en dat er morgen natuurlijk weer een show is.

Misschien Jerry Springer zelf wel. Hij zal toen, begin ’92, toch niet in de veronderstelling zijn geweest dat hij een Amerikaanse variant op Rondom Tien of De Ronde Van Witteman ging presenteren? Alhoewel… The Jerry Springer Show begon tamelijk degelijk en saai en dreigde dus vanwege tegenvallende kijkcijfers al snel van de buis te verdwijnen. En toen werd de hulp ingeroepen van uitvoerend producent Richard Dominick, een man die zijn sporen verdiende als koppenmaker bij roddelbladen. Type ‘Man met twee hoofden zingt in stereo’, ‘Mijn affaire met Bigfoot’ of ‘Broodrooster bezeten door de Duivel’. Hij moest Jerry ‘wild en sexy’ (en, o-o, ranzig) gaan maken.

En op een verwrongen manier lukte dat vrijwel direct, getuige deze tweedelige docu over de absolute nummer één van de Amerikaanse trashtalkshow (met op twee, ex aequo, GeraldoRickiSally JessyPhilJennyMontel en Maury). Jerry zelf verdedigde dit destijds met een beroep op de vrijheid van meningsuiting. Hij refereerde zelfs aan Voltaire: ik verafschuw wat neonazi’s en KKK-leden zeggen, maar ik zal hun recht om dat te zeggen… hoofdschuddend aanhoren, vol in de schijnwerper zetten, tot het uiterste oppoken en uitserveren via een door onze beveiligers nét niet in de kiem gesmoord vuistgevecht. Terwijl m’n achterban ‘boooeeeh!’ of mijn eigen naam roept.

Maar goed, verder over de doden, in de geest van Jerry (1944-2023), natuurlijks niets dan goeds. Documentairemaker Luke Sewell laat zijn gasten – oud-medewerkers en gasten – ondertussen lekker leeglopen. Dominick en enkele anderen hebben nog altijd geen enkele wroeging: alles voor de kijkcijfers en het pakken, zakken en verkopen van Oprah. Anderen, zoals producer Toby Yoshimura, lijken toch wel enige gêne te voelen bij de gedachte aan het ‘spelen met de psyche van mensen, totdat je het resultaat krijgt wat je zocht’. En dat inhaken op de allerlaagste sentimenten van mensen die zich vast nauw verwant voelen met Neanderthalers moest uiteindelijk, natuurlijk!, wel fout gaan.

Jerry Springer: Fights, Camera, Action (97 min.) legt een cultuur bloot, waarbinnen het parasiteren op kwetsbare, oliedomme of immorele Amerikanen de regel was. Zolang ‘t maar ‘echt’ was. Ook al werden gasten vanzelfsprekend wel geprept voor de show, zodat ze, in de woorden van studiogast Melanie, ‘ready to fuck it up’ waren. En als ze onverhoopt tóch niet leverden, dreigden de producers gewoon dat ze hun vliegticket naar huis niet meer wilden betalen. Dan móesten ze wel uit hun plaat gaan en kon de uitzending naar een smakelijke climax worden gebracht. Waarna Jerry aan zijn vaste afsluiting kon beginnen: ‘Till the next time. Take care of yourself… and each other.’

Als de aftiteling van deze ontluisterende kijkervaring loopt zou je de medewerkers van The Jerry Springer Show bijna toewensen dat zij nu eens zelf live op televisie de confrontatie moeten aangaan met een grondig voorbereide, boertige, dominante en extréémrechtse groepsverkrachter met een voorkeur voor poep- en plasseks. Terwijl wij, ondertussen opzichtig onze neus ervoor ophalend, als wilden ‘Jerry! Jerry!! Jerry!!!’ brullen.

Brats

Hulu

De benaming ‘The Class Of 1985’ wilde maar niet blijven plakken. Toen journalist David Blum voor New York Magazine een profiel besloot te maken van Emilio Estevez, één van de jonge acteurs die in de jaren tachtig Hollywood veroverden, muntte hij echter een naam die wél vlam vatte: ‘The Brat Pack’, een vileine verwijzing naar The Rat Pack van Frank Sinatra, Dean Martin en Sammy Davis Jr., die rond 1960 helemaal bon ton was in Hollywood. Dit was de nieuwe generatie: niet meer dan een stel verwende nesten.

Andrew McCarthy, eind vijftig inmiddels, was één van die Brats (93 min.). Hij heeft er altijd een rotgevoel aan overgehouden. De benaming voelde als een diskwalificatie, een sneer ook richting ‘de gouden jaren van de tienerfilm’. De sterren van kaskrakers als The Breakfast Club, St. Elmo’s Fire en Pretty In Pink werden simpelweg weggezet als leeghoofden en lichtgewichten. Hij was lid gemaakt van een club, waarvan ie helemaal geen deel wilde uitmaken. En wie er verder nu precies lid waren, daarover verschilden de meningen: hoorde Tom Cruise er bijvoorbeeld bij? Sean Penn? Of Michael J. Fox?

Uiteindelijk bakent McCarthy de Pack af tot een illuster zevental: Emilio Estevez, Demi Moore, Rob Lowe, Judd Nelson, Ally Sheedy, Molly Ringwald en hijzelf. Terwijl ie met de anderen in contact probeert te komen, wil hij tevens dat tijdsgewricht in kaart brengen. McCarthy spreekt in dat kader af met generatiegenoten, zoals Timothy Hutton (Ordinary People) en actrice Lea Thompson (Back To The Future), die aan het Brat Pack-label ontsnapten, regisseur Howard Deutsch (Pretty In Pink), Susannah Gora (de schrijfster van een Brat Pack-boek) en Bret Easton Ellis (lid van de Literary Brat Pack).

De andere Brat Packers laten zich intussen niet zomaar verleiden om te participeren in zijn documentaire. Een groep waren ze sowieso nooit. Die vormden ze vooral in de ogen van de buitenwacht. En stuk voor stuk lijken ze ook last te hebben gehad van de vooroordelen die gepaard gingen met het Brat Pack-stempel: serieuze filmmakers wilden niet met hen in zee. Uiteindelijk zijn enkelen bereid om hun voormalige mede-tieneridool te ontvangen en ervaringen uit te wisselen. Anderen geven er de voorkeur aan om zich op de toekomst te richten of laten simpelweg niets van zich horen. 

Erg veel komt er niet uit de ontmoetingen die wél plaatsvinden. Ze leveren niet heel veel meer dan de constatering dat dat predicaat inderdaad heel bepalend was voor hun zelfbeeld, imago en toekomstperspectief – al blijft ‘t best aardig om al die oude vertrouwde gezichten, vergezeld van smakelijke filmfragmenten, weer eens te horen over hún jaren tachtig. McCarthy’s zoektocht door het verleden is bovendien opgeleukt met een toffe eighties-soundtrack, met treffende nummers van Joy Division (Love Will Tear Us Apart), Alphaville (Forever Young) en Simple Minds (Don’t You Forget About Me).

Scherpte krijgt Brats echter pas als Andrew McCarthy een afspraak weet te regelen met de man die The Brat Pack ooit van z’n geuzennaam voorzag en daarbij niet over iedereen even flatteus berichtte: journalist David Blum. En die heeft daarvan nog altijd geen spijt.

Watergate: High Crimes In The White House

CBS

‘Mensen hebben er recht op om te weten of hun president een schurk is’, stelde de Amerikaanse president Richard Nixon, in het najaar van 1973, toen het Watergate-schandaal inmiddels zijn gehele tweede ambtstermijn had overgenomen. ‘Welnu, ik ben geen schurk.’

Het probleem was, stelt Lesley Stahl, destijds een jonge verslaggeefster van CBS News, dik vijftig jaar later in de documentaire Watergate: High Crimes In The White House (89 min.): dat was hij dus wél. Nixon was de man die een smerige lastercampagne tegen zijn politieke rivalen in gang zette, die op 17 juni 1972 uitmondde in de geruchtmakende inbraak bij de Democratische Partij in het Watergate-gebouw. En de man die de ware toedracht daarvan met alle mogelijke middelen probeerde toe te dekken.

Nixon was trouwens ook de man die ondertussen zijn eigen graf groef: hij liet al zijn gesprekken stiekem opnemen en leverde daarmee het bewijsmateriaal voor zijn eigen betrokkenheid bij het schandaal. En de Amerikaanse pers, die hij sowieso al voor een groot deel op zijn persoonlijke ’vijandenlijst’ had staan, rook bloed. Twee jonge verslaggevers van The Washington Post beten zich vast in de zaak en kregen de waarheid uiteindelijk boven tafel. Ze zouden er journalistieke helden mee worden.

Natuurlijk ontbreken Bob Woodward en Carl Bernstein niet in deze gedegen reconstructie van Matthew DeVoe en Adam Goldfried. Behalve uitdagers van ‘Tricky Dick’ Nixon zijn ook medewerkers van de Republikeinse president vertegenwoordigd: zijn persoonlijke assistent Dwight Chapin, stafmedewerker Alexander Butterfield, de boekhoudster van Nixons herverkiezingscampagne Judith Hoback en de financiële topman daarvan Hugh Sloan en zijn vrouw Deborah, werkzaam in het Witte Huis.

Zij verhalen over een tijd waarin de president (nog) niet boven de wet stond. Het verschil met hoe de Republikeinse partij en het Amerikaanse electoraat in de afgelopen jaren de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021 terzijde hebben geschoven, zodat Donald Trump onlangs opnieuw kon worden gekozen tot president, is levensgroot. In 1974 waren ‘t zijn eigen partijgenoten die Nixon uiteindelijk tot de orde riepen en hem de keuze gaven om z’n biezen te pakken – of anders hardhandig buiten gewerkt te worden.

Assistent Stephen Bull herinnert zich nog goed hoe hij de spullen van zijn baas moest gaan inpakken. Een muziekdoosje begon spontaan Hail To The Chief te spelen. En voordat Richard Nixon, met een tandpastaglimlach en een al even ongemeend victoriegebaar, de helikopter naar huis instapte, had hij nóg een klassieke oneliner voorhanden. ‘Vergeet nooit: anderen kunnen je haten’, liet hij zich diep in zijn binnenste kijken. ‘Maar zij zullen pas winnen als je hen begint te haten. Dan vernietig je jezelf.’

Of Caravan And The Dogs

de redactie van Novaya Gazeta / Rise And Shine

Het is geen nieuw verhaal, maar al zo oud als Methusalem. Elk autocratisch regime draait vroeg of laat de vrijheid van meningsuiting de nek om. In Poetins Rusland is dat proces natuurlijk al heel lang aan de gang, maar de aangekondigde aanval op Oekraïne brengt dit proces begin 2022 nog eens in een stroomversnelling.

Hoofdredacteur Dmitri Moeratov van Novaya Gazeta heeft z’n Nobelprijs voor de Vrede in 2021 nauwelijks in ontvangst genomen of ook zijn krant krijgt steeds nadrukkelijker de duimschroeven aangedraaid in Of Caravan And The Dogs (89 min.). Hij had daar in zijn speech al op gezinspeeld: de honden, ofwel de onafhankelijke media, kunnen blaffen wat ze willen, de karavaan trekt verder. Te beginnen op 24 februari 2022, Oekraïne in.

Het Russische agentschap Roskomnadzor begint zich dan steeds nadrukkelijker te bemoeien met hoe onafhankelijke media zoals ook de radiozender Echo Of Moscow en het tv-station Dozhd berichten over de oorlog. Die mogen zich alleen baseren op officiële Russische bronnen en moeten voortaan elk woord op een goudschaaltje leggen. Zo wil het regime bijvoorbeeld niet dat ze de benaming ‘oorlog gebruiken.

Regisseur Askold Kurov en een collega die zich Anonymous1 noemt kijken achter de schermen mee, waar zowel de redacties als geheel als de individuele journalisten moeten kiezen tussen ‘fight’ or ‘flight’ omdat ‘freeze’, de oorlog proberen uit te zitten, steeds minder tot de mogelijkheden lijkt te behoren. De situatie vraagt om moed, onverzettelijkheid en galgenhumor – en dwingt hen soms bijna om eieren voor hun geld te kiezen.

Ook de mensenrechtenorganisatie Memorial, die zich bezighoudt met het in kaart brengen van burgerrechtenschendingen tijdens het communistische bewind in de Sovjet-Unie, wordt het leven langzaam maar zeker onmogelijk gemaakt. Enkele uren nadat Yan Rachinski op 10 december 2022 de volgende Nobelprijs voor de Vrede in ontvangst heeft genomen namens Memorial, wordt zijn organisatie verder ontmanteld.

‘Één ding zit ons dwars’, zegt Rachinski tijdens de uitreiking. ‘Heeft Memorial de Nobelprijs voor de Vrede eigenlijk wel verdiend?’ Want hoewel ze hebben geprobeerd om misdaden uit heden en verleden te documenteren, is het hen niet gelukt om ‘de catastrofe van 24 februari’ af te wenden. Hij ziet de prijs dan ook niet als een beloning voor geleverde diensten, maar als een vooruitbetaling op wat ze nog gaan doen.

Dat is een loffelijk streven, maar de realiteit stemt vooralsnog weinig hoopvol. Memorial is het werken onmogelijk gemaakt. Dmitri Moeratov en Alexei Venediktov, de onverzettelijke hoofdredacteur van Echo Of Moscow, zijn inmiddels bestempeld als ‘buitenlandse agent’. En Dozhd, ofwel Rain TV, is tot ‘ongewenst’ verklaard in eigen land. Intussen krijgt die catastrofe in Oekraïne steeds weer nieuwe dimensies.

Het tragische verhaal van de onafhankelijke Russische journalistiek heeft in de afgelopen jaren overigens al zijn weg gevonden naar diverse documentaires. Dmitri Moeratovs strijd voor de persvrijheid is bijvoorbeeld verteld in The Price Of Truth, de problemen van Memorial worden uitvoerig belicht in The Dmitriev Affair en de ontwikkeling van de televisiezender Dozhd en het persoonlijke verhaal van voorvrouw Nastasha Sindeeva staan centraal in F@ck This Job.

No Other Land

Cherry Pickers

Dertien jaar zijn er verstreken sinds Five Broken Cameras. En nu is die verpletterende documentaire gewoon opnieuw gemaakt, ditmaal onder de noemer No Other Land (92 min.). De rol van protagonist, een Palestijnse man die met een camera het verhaal van zijn bedreigde gemeenschap optekent, wordt ditmaal vertolkt door Basel Adra, een voormalig rechtenstudent die elk geloof in de wet is kwijtgeraakt.

Als burgerjournalist documenteert hij hoe Masafer Yatta, een kleine gemeenschap van zo’n twintig bergdorpen op de Westelijke Jordaanoever, sinds de zomer van 2019 wordt geattaqueerd door het Israëlische leger en bulldozers. De plek die Basel en zijn familie, vrienden en dorpsgenoten thuis noemen is door het Israëlische hooggerechtshof uitgeroepen tot militair trainingsgebied. En dus rijden er al snel tevens tanks rond, ook om de oorspronkelijke bewoners, desnoods met grof geweld, te verdrijven.

‘Ik ben hier zeventig jaar geleden geboren’, zegt één van de dorpelingen tegen de Israëlische militair die de leiding heeft over de uitzetting. Deze ‘Ilan’ gaat dan het officiële ‘vernietigingsbevel’ halen en verspreidt dit onder de inwoners van Masafer Yatta. Alles wordt vernietigd. Hun huizen, dorp, leven. We hebben geen ander land, zegt een vrouw scherp tegen een journalist. Ze beginnen dus meteen te herbouwen. Totdat hardhandig – en met dramatische gevolgen – ook hun bouwgereedschap wordt afgepakt.

Basel filmt alle verwikkelingen, bericht daarover op sociale media en komt zo zelf ook in het vizier van het Israëlische leger. Hij sluit intussen vriendschap met Yuval Abraham, een jonge Israëlische journalist uit Be’er Sheva die zich het lot van Adra en zijn gemeenschap aantrekt. Hij gelooft nog in verandering. ‘Enthousiastelingen zoals jij willen dat de bezetting binnen tien dagen wordt beëindigd’, maant Basel hem tot kalmte. Hij weet inmiddels wel beter: zij leven nu al decennia in deze uitzichtloze situatie.

Gaandeweg, als het conflict verder escaleert en ook Joodse kolonisten zich in het gebied melden, wordt ook de idealistische Israëliër echter steeds nadrukkelijker geconfronteerd met agressie van landgenoten. Als Yuval filmt bij de vernietiging van alweer een Palestijns dorp, begint een man hem bijvoorbeeld met z’n telefoon te filmen. ‘Hier is een jood die ze helpt’, zegt hij tegen z’n eigen publiek. En, daarna tegen Yuval: ‘Je bent te zien op Facebook. Mensen kennen je nu en zullen je weten te vinden.’

Het filmen voor deze indringende film van een Palestijns-Israëlisch collectief, bestaande uit de hoofdpersonen Basel Adra en Yuval Abraham en hun collega’s Rachel Szor en Hamdan Ballal, nam uiteindelijk ruim vier jaar in beslag. Daarna maakten de terroristische aanslagen van Hamas op 7 oktober 2023 en Israëls respons daarop de situatie in Masafer Yatta helemaal onmogelijk. Ook de voorgaande vier jaar, waarin het conflict zich alleen maar verdiepte en verbreedde, stemden buitengewoon somber.

De gedachten van een willekeurige buitenstaander gaan onvermijdelijk dertien jaar terug in de tijd. Naar Five Broken Cameras, die andere zielstriemende film over in wezen precies hetzelfde verhaal. Sindsdien zijn ze niets opgeschoten. Sterker: er is nog veel meer verloren gegaan. Te beginnen met, zoals ’t zich nu laat aanzien, elke vorm van hoop.

Three Mothers, Two Babies And A Scandal

Firecrest Films

Het is zo’n verhaal waarvan de schandaalpers smult: het Welshe echtpaar Judith en Alan Kilshaw adopteert in 2000 – via het internet, dat dan nog in de kinderschoenen staat – in de Verenigde Staten de tweeling Belinda en Kimberly. Die blijkt alleen eerder al te zijn geadopteerd door het Amerikaanse echtpaar Richard en Vickie Allen. Als de Kilshaws bereid blijken om meer te betalen (!), zou de biologische moeder Tranda Wecker, in overleg met Tina Johnson van het bemiddelingsbureau Caring Heart, echter hebben besloten om de twee meisjes alsnog aan hen te gunnen.

In een naïeve bui heeft de volkse Judith Kilshaw, die al snel door het leven zal gaan als de meest gehate vrouw van Groot-Brittannië, zelf contact opgenomen met Briony Warden van de Britse tabloid The Sun om de succesvolle adoptie te delen. Die heeft al snel door dat ze op een spraakmakend verhaal is gestuit over Three Mothers, Two Babies And A Scandal (150 min.). Ze laat de Kilshaws helemaal leeglopen, legt contact met het nette Amerikaanse echtpaar Allen en schermt de beide stellen vervolgens af van andere media. Zodat zij de primeur heeft over de ‘net twins’, een zaak waarvan haar bronnen duidelijk de reikwijdte nog niet overzien. Binnen de kortste keren staat de kinderbescherming bij de Kilshaws aan de deur.

In de eerste aflevering van deze driedelige serie is het met name Judith die haar kant van dit smeuïge verhaal mag doen. In aflevering 2 krijgt Vickie Allen de gelegenheid om daar vanuit haar perspectief op te reageren. Hun herinneringen staan regelmatig op gespannen voet met elkaar. Het gevecht om de kinderen zal uiteindelijk publiekelijk worden uitgevochten door de twee ouderparen. Op een gegeven moment zitten ze zelfs samen te bekvechten in de talkshow van Oprah Winfrey. Dat is in niemands belang – Oprah misschien uitgezonderd – en zeker niet in dat van de twee baby’s waar ze om strijden. Uiteindelijk raken ook de Allens ernstig beschadigd.

Documentairemaakster Alice McMahon-Major besluit de miniserie tenslotte met het persoonlijke relaas van de biologische moeder Tranda. Terwijl zij de achtergronden schetst van het ter adoptie aanbieden van haar dochters, belandt de ‘babies for cash’-zaak in Groot-Brittannië voor de rechter, worden feiten en fictie van elkaar gescheiden en kan de persoonlijke, sociale en financiële schade worden opgemaakt van een zaak die helemaal uit de klauw is gelopen. Niet in het minst door sensatiebeluste journalisten en media.

Rainbow Warrior

Expanded Media

In de afgelopen halve eeuw heeft Greenpeace zich een meester getoond in het planten van ’mind bombs’: een onvergetelijke beeld dat volgens Rex Weyler, één Greenpeace’s oprichters, direct explodeert in ons brein en daarna de hele wereld overgaat. Een essentieel onderdeel van die strategie is de Rainbow Warrior (96 min.), een boot die, voor het oog van de camera, op heroïsche wijze de strijd aanbindt met milieuvervuilers, dierenbeulen en landen die nucleaire tests uitvoeren.

Daar begon ‘t in 1971 ook voor de milieuactivisten, toen de Amerikanen bij het eiland Amchitka een kernbom wilden testen. En daar gaat ‘t veertien jaar later ook verder, als Greenpeace bij Nieuw-Zeeland zelf wordt aangevallen, het onderwerp van deze documentaire van Edward McGurn. De Rainbow Warrior is op 10 juli 1985 het slachtoffer van ‘Opération Satanique’, een clandestiene actie van de Franse geheime dienst DGSE die twee bommen laat afgaan op de iconische Greenpeace-boot.

Met bemanningsleden van de Rainbow Warrior, Nieuw-Zeelandse politiemensen en één van de leden van het Franse eliteteam, Jean-Luc Kister, reconstrueert McGurn de roekeloze operatie, waarbij Greenpeace’s Portugees-Nederlandse fotograaf Fernando Pereira de dood vindt. Hoewel alle sporen al snel richting Parijs leiden, probeert de Franse president François Mitterand te doen alsof zijn neus bloedt. Dat is echter buiten enkele vasthoudende onderzoeksjournalisten gerekend.

Zij herinneren zich in deze boeiende film hoe er daarna een vuil politiek spel op gang komt: wiens kop moet er rollen? En kan Mitterand zijn eigen hoofd uit de strop houden? Intussen komt in Auckland de rechtszaak op gang tegen de Franse aanvallers, die zich volgens Greenpeace-voorman David McTaggart schuldig hebben gemaakt aan staatsterrorisme op vreemde bodem. Al snel blijkt echter dat sommige verdachten toch nét iets meer gelijk zijn dan anderen.

Uiteindelijk heeft die fatale explosie, wrang genoeg, ook Greenpeace geen windeieren gelegd. ‘Het opblazen van de Rainbow Warrior heeft ons niet kunnen stoppen’, stelt Rex Weyler. ‘Sterker: daardoor heeft de populariteit van Greenpeace een enorme vlucht genomen.’ Zo bezien was het drama op de Rainbow Warrior niets minder dan een ‘mind bomb’. Door een andere organisatie geplaatst, dat wel.

Life Itself

Magnolia Pictures

Hij is een soort merknaam geworden. Voor al uw filmbesprekingen. Ruim tien jaar na zijn dood verschijnen er nog gewoon nieuwe recensies op de website rogerebert.com. Alsof de man zelf, geliefd en gevreesd, nog steeds zijn duim omhoog of omlaag steekt bij elke nieuwe release.

Als de gerenommeerde documentairemaker Steve James in december 2012 begint te filmen voor Life Itself (120 min.), heeft Roger Ebert (1942-2013) nog vijf maanden te leven. Hij ligt met schildklierkanker in het ziekenhuis, krijgt eten toegediend via een infuus en kan alleen nog via een ‘voice synthesizer’ spreken. Zijn gevoel voor humor heeft er niet onder geleden. ‘Ik heb geen angst voor de dood’, zegt hij jolig tegen James. ‘Dood gaan we allemaal. Ik beschouw de dagen die me nog resten als geld op de bank. Als alles op is, word ik ingevorderd.’

Terwijl zijn protagonist onherroepelijk afstevent op het einde van zijn leven, neemt James dat leven, met behulp van ingesproken fragmenten uit Eberts autobiografie, onder de loep. Als jongeling belandt die bij The Chicago Sun-Times, waarvoor hij zijn hele leven zal blijven schrijven, met name als filmjournalist. Ebert ontwikkelt zich tot een autoriteit, een man die een groot publiek bereikt en toch diepte en inhoud heeft. In dit portret wordt dit geïllustreerd met enkele fraaie combinaties van fragmenten uit zijn recensies, versneden met sleutelscènes uit de desbetreffende films.

Roger Ebert breekt echter pas door bij het grote publiek aan de zijde van Gene Siskel, zijn concullega van The Chicago Tribune. Samen introduceren ze een nieuwe vorm van filmkritiek, die daarna wereldwijd school zal maken: twee kenners gaan op de buis het gesprek aan over nieuwe bioscoopfilms en bestrijden elkaar daarbij regelmatig te vuur en te zwaard. In enkele fijne scènes laat deze documentaire uit 2014 tevens zien hoe het er achter de schermen aan toegaat, waarbij de twee tegenpolen tussen de opnames door eindeloos dollen, kibbelen en ruziën met elkaar.

Van rivalen worden ze gaandeweg, zonder dat ze dit nadrukkelijk naar elkaar uitspreken, toch zoiets als vrienden. Samen groeien ze bovendien uit tot een machtsfactor van betekenis in de Amerikaanse filmindustrie. ‘Two thumps up!’ van Siskel en Ebert begint te gelden als de ultieme aanprijzing, die vervolgens een prominente plek op filmposters krijgt. Uiteenlopende cineasten zoals Martin Scorsese, Errol Morris, Ramin Bahrani, Ava DuVernay en Werner Herzog plukken daar de vruchten van en steken in deze film dus de loftrompet over het toonaangevende tweetal.

De nurkse, uitgesproken en grappige Ebert heeft de kijker dan allang voor zich ingenomen. Hij heeft zich laten kennen als een klassiek vat vol tegenstrijdigheden. Een geboren dagbladjournalist, met het spreekwoordelijk radiohoofd, die desondanks een televisiester wordt, de eeuwige vrijgezel die op z’n vijftigste alsnog vol overtuiging in het huwelijksbootje stapt en een absolute eigenheimer die tegen wil en dank beroemd wordt als onderdeel van een duo. En, niet in het minst, als een man die zich durft te laten zien zoals hij is, ook als dat oud, ziek en breekbaar is.

Zonder schaamte toont hij dus ook zijn door operaties en infecties geschonden aangezicht. Tegelijkertijd blijft Roger Ebert – als hij schrijft voor zijn eigen website, waarmee hij z’n tijd eigenlijk best vooruit was – gewoon zijn oude vertrouwde zelf.

De Taxioorlog

Powned

Als er op 1 januari 2000 een nieuwe taxiwet in werking treedt in Nederland, barst de bom in Amsterdam. Taxichauffeurs die bij de monopolist TCA (Taxicentrale Amsterdam) een verplichte, peperdure vergunning hebben aangeschaft, zijn woest dat concurrenten van de nieuwe centrale Taxi Direkt zonder zo’n vergunning aan de slag kunnen.

Broodroof, menen de verontwaardigde TCA-chauffeurs. Hun eigen taxivergunning, die te zijner tijd als oudedagsvoorziening had moeten dienen, is ineens geen dubbeltje meer waard. Dat gevoel van onrecht leidt tot ernstige ongeregeldheden op straat, de eerste schermutselingen van wat uitmondt in De Taxioorlog (125 min.). En die zal in de navolgende jaren nog danig escaleren.

Gaandeweg ontdekken de chauffeurs daarbij dat hun eigenlijke vijand zich misschien wel binnen de eigen gelederen bevindt: het driekoppige bestuur van de TCA, onder leiding van oud-politieman Dick Grijpink. Met een roestvrijstalen glimlach en snedige oneliners werpt die alle beschuldigingen steeds ver van zich en deelt intussen ferme sneren uit naar z’n concurrent en de politie, rechters en politiek.

Samen met zijn collega’s wordt Grijpink, een man met een hoofd en manier van doen die bepaald niet hadden misstaan in de misdaadserie Penoza, geassocieerd met allerlei dubieuze zaken: onrechtmatige verrijking, belastingontduiking, intimidatie, omkoping en witwassen. De Amerikaanse term ‘racketeering’ valt ook. Afpersing van z’n eigen mensen. Als de eerste de beste maffiabaas.

Wanneer de verhoudingen verharden en zijn chauffeurs niet meer zo gemakkelijk in het gareel zijn te krijgen, begint Grijpink, de onmiskenbare ‘schurk’ van deze straffe serie, zich zelfs te omringen met een eigen ‘controledienst’ van kooivechters. Misdaadjournalist Paul Vugts kwam ermee in aanraking. ‘Wat zal ik met hem doen?’ zou één van hen dreigend hebben gezegd. ‘Neusje of ruggetje?’

Joey Boink pelt deze gelaagde zaak in deze vierdelige serie, die is gebaseerd op het gelijknamige boek van onderzoeksjournalist Sander ’t Sas en zijn bekroonde podcast voor BNR, gestructureerd af. Een belangrijke rol is daarbij weggelegd voor de voormalige TCA-chauffeurs Cees Meester en Jan den Hartog. Zij hebben zich, met gevaar voor eigen leven, opgeworpen als klokkenluider.

Hun herinneringen aan de tijd waarin ze meer en meer onder vuur komen te liggen bij de TCA, worden verder ingekaderd door onder anderen ‘t Sas, voormalig minister Tineke Netelenbos, Taxi Direkt-directeur Peter Fonckert, politiecommissaris Ad Smit, TCA-advocaat Rob IJsendijk, misdaadjournalist John van den Heuvel en de zoon van Peter R. de Vries, advocaat Royce de Vries.

Zij schetsen een ontluisterend beeld van de hoofdstedelijke taxiwereld, die wordt gedomineerd door een uiterst dubieuze monopolist, met vermoedelijk directe banden met de penoze. Boink omkleedt de verklaringen van zijn bronnen – Grijpink en z’n medebestuurders wilden overigens niet meewerken – met treffend archiefmateriaal, spannende reconstructiebeelden en smakelijke (volks)muziek.

Zo ontstaat een even stemmige als enerverende vertelling over de verwevenheid van onder- en bovenwereld, die tijdens De Taxioorlog voor eenieder zichtbaar werd – niet voor het eerst en zeker ook niet voor het laatst.

Wild Wild Place

HBO Max

De hedendaagse ‘space race’ wordt allang niet meer uitgevochten tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Tegenwoordig leveren allerlei startups strijd om de ruimte. In het kielzog van Elon Musks SpaceX proberen private ondernemingen zoals Astra SpaceRocket Lab en Planet Labs een plek te veroveren op de potentiële groeimarkt van de commerciële ruimtevaart. Want wie over de ruimte heerst, zo is de gedachte, kan de toekomst van de mensheid in zijn macht krijgen – en een hele smak geld verdienen.

Space is, kortom, the place. En de concurrentie is moordend, getuige Wild Wild Space (93 min.), waarin de haantjes van de nieuwe sector, vaak gefinancierd met durfkapitaal, elkaar voortdurend proberen af te troeven. In deze film van Ross Kauffman staan met name Astra Space en Rocket Lab tegenover elkaar. Beter: Chris Kemp tegenover Peter Beck. De archetypische Silicon Valley-blaaskaak, met praatjes voor drie, versus een degelijke Nieuw-Zeelandse ingenieur, die nooit over één nacht ijs gaat. Op hoop van zegen versus stap voor stap. Waarbij elke nieuw initiatief met veel bombarie wordt gepresenteerd, met een slogan als ‘Space is open for business’ en een gastoptreden van Star Treks Captain Kirk bijvoorbeeld. En elke lancering een enorme belofte inhoudt – commerciële ruimtevluchten, waarvan de kassa gaat rinkelen – maar verdacht vaak uitloopt op een pijnlijke deceptie.

Kauffman laat de wedloop inkaderen door diverse deskundigen, waaronder journalist Ashlee Vance. Zijn boek When The Heavens Went On Sale vormt de onderlegger voor deze boeiende film, die zich tevens richt op Planet Labs, een wereldwijde leverancier van beelden van de aarde. De onderneming van de idealistische techneuten Will Marshall en Robbie Schingler kan met z’n tweehonderd satellieten permanent elk stukje van de wereld in beeld brengen. Zo kunnen ze de ontbossing van de aarde aan de kaak stellen en boeren helpen om hun gewassen optimaal te onderhouden, maar bijvoorbeeld ook Ruslands troepenopbouw bij de Oekraïense grens en Russische aanvallen op burgerdoelen onthullen. Zoals Elon Musk met Starlink op zijn beurt dan weer satellieten kan uitschakelen om na een goed gesprek Vladimir Poetin ter wille te zijn.

Wat Wild Wild Space maar wil zeggen: die private ruimtevaart is uiteindelijk meer dan zomaar een speeltje van miljardairs, snelle jongens en space freaks. Wat er rondom onze kleine aarde gebeurt gaat ons allen aan – ook al lijkt ‘t in eerste instantie misschien op een wedstrijdje ver plassen voor eeuwige jongens.