Mr. Dynamite: The Rise Of James Brown

Jagged Films

Ook hij breekt halverwege de jaren zestig door via het programma van de meest kleurloze gastheer uit de televisiegeschiedenis: Ed Sullivan (ahum). James Brown (1933-2006), ‘the hardest working man in show business’, bevindt zich in goed gezelschap. Elvis Presley, The Beatles en The Stones glorieerden eveneens bij de houterige host.

Brown staat erop dat hij met zijn eigen band The Famous Flames mag optreden en geeft, croonend als een krolse kater en dansend als de enige echte voorvader van Michael Jackson, een nauwelijks te overtreffen performance. Die eindigt met de entree van ‘s mans assistent Danny Ray. Als de soulzanger tijdens het wanhopige Please Please Please theatraal door de knieën gaat, gooit hij een cape over de man heen en begeleidt hem van het podium. Het is de treffende apotheose van een wervelwindoptreden, dat James Brown later nog een welgemeende klap op de rug van Sullivan oplevert.

Zijn kostje lijkt daarmee gekocht – al is de Amerikaanse soulzanger en funkmeister geen man om dat dan uitbundig te vieren met zijn muzikale gevolg. Hij geldt als een ‘loner’, een man die alle touwtjes in handen wil houden en een perfectionist die met minder nooit genoegen neemt. In Mr. Dynamite: The Rise Of James Brown (120 min.) gaat Alex Gibney niet zozeer op zoek naar de achtergronden daarvan. Browns uiterst armoedige jeugd zonder moeder, hoe hij daarna opgroeide in het bordeel van zijn tante Honey en de jeugddetentie die hij kreeg vanwege diefstal worden in enkele zinnen afgedaan.

Dit is een film over James Browns muzikale hoogtijdagen en hoe die, al dan niet toevallig, samenvallen met een nieuw zwart bewustzijn. In 1968 schrijft hij het lijflied van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging, Say It Loud – I’m Black And I’m Proud. Gibney illustreert ’s mans schier onaantastbare positie als boegbeeld van de zwarte gemeenschap met beelden van Browns optreden in Boston, een dag na de moord op de Afro-Amerikaanse leider Martin Luther King op 4 april van dat jaar, waarbij hij resoluut rellen in de kiem smoort. Zijn woord is dan nog wet in de zwarte gemeenschap.

Want als Brown later publiekelijk de Republikeinse president Nixon omarmt, wordt hem dat bepaald niet in dank afgenomen. ‘Soul Brother No. 1’ komt te boek te staan als een verrader van de goede zaak, een man bovendien die zijn beste tijd lijkt te hebben gehad. Gibney tekent die geschiedenis in deze muziekfilm uit 2014 op met een combinatie van fraai archiefmateriaal, oude televisie-interviews met de man zelf en gesprekken met Browns bandleden Bobby Byrd, Alfred ‘Pee Wee’ Ellis, Martha High, Fred Wesley, Clyde Stubblefield, John ‘Jab’o’ Starks, Bootsy Collins en de broers Melvin en Maceo Parker.

En ook Afro-Amerikaanse iconen zoals Al Sharpton, Chuck D en Ahmir ‘Questlove’ Thompson doen nog hun duit in het zakje over de ‘Godfather of Soul’. De man daarachter – een kerel die zijn handen bijvoorbeeld niet altijd thuis kon houden – blijft een enigma. Alex Gibney en mede-initiatiefnemer Mick Jagger, die zelf natuurlijk ook nog even aan het woord komt over zijn inspirerende tijdgenoot, kiezen liever voor de zanger, de danser, het fenomeen James Brown. Ofwel voor: Mr. Dynamite.

Celtics City

HBO Max

F**k The Celtics, heet de vijfde aflevering van deze negendelige docuserie van Lauren Stowell over het succesvolste basketbalteam uit de NBA-historie. De Boston Celtics zijn in de zomer van 2024 voor de achttiende keer Amerikaans kampioen geworden. Of zoals ze ‘t in de Verenigde Staten zeggen: wereldkampioen.

De epische reeks Celtics City (540 min.) gaat terug naar het begin: de start van de National Basketball Association. Basketbal geldt dan als een B-sport, veel minder populair dan bijvoorbeeld honkbal of ijshockey. Vanaf begin jaren vijftig meldt de sterrenploeg van coach Arnold ‘Red’ Auerbach (die vanaf 1969 directeur zal worden, een functie die hij tot aan zijn dood in 2006 zal bekleden) zich als één van de grote teams van het Amerikaanse basketbal. De Celtics-dynastie dient zich aan.

Basketbal is dan nog vooral een witte sport. De Celtics hebben in ‘point guard’ Bob Cousy een aansprekend boegbeeld. Pas als de zwarte ‘center’ Bill Russell zich bij het team voegt, vallen de puzzelstukjes echter in elkaar. Vanaf 1958 winnen ze acht keer achter elkaar de landstitel (herstel: wereldtitel). Aan het eind van zijn carrière leidt Russell, als eerste zwarte coach in de NBA-historie, zijn team ook nog naar twee kampioenschappen. In totaal wint hij er elf, in slechts dertien jaar.

Russell manifesteert zich ook nadrukkelijk binnen de burgerrechtenbeweging. De verhoudingen tussen zwart en wit lopen sowieso als een rode draad door deze serie. Want Boston is een gesegregeerde stad en heeft bepaald geen goede reputatie onder zwarte Amerikanen. Dat wordt in de jaren tachtig nog eens bevestigd door de rivaliteit tussen Earvin ‘Magic’ Johnson van The Los Angeles Lakers, de hoop van zwart Amerika, en de ‘great white hope’ Larry Bird, de sterspeler van Boston.

‘Fuck The Celtics’, verwoordt Laker James Worthy dan een sentiment dat breed wordt gevoeld in de Amerikaanse basketbalwereld. The Celtics zijn een gehaat wit team geworden, in een league die inmiddels grotendeels zwart is. Ooit was dat wel anders: Auerbach selecteerde met Chuck Cooper de eerste zwarte speler en stelde ook als eerste een geheel zwart line-up op, in een tijd dat veel teams nog een zwartenquotum hanteerden. Die baanbrekende keuzes zijn naar de achtergrond verdreven.

En als de succesploeg rond Larry Bird met pensioen gaat, komt de klad erin bij The Celtics. Het lijkt zelfs alsof er een vloek rust op de kampioenen uit Boston, die hun beoogde vaandeldragers Len Bias en Reggie Lewis vroegtijdig kwijtraken, afscheid moeten nemen van hun vaste thuisbasis The Boston Garden en sterspeler Paul Pierce lijken kwijt te raken na een steekpartij. Dan bereikt deze meeslepende serie zijn dieptepunt, waarna de wederopstanding van The Boston Celtics gestalte kan krijgen.

Lauren Stowell kan bij haar geschiedschrijving van de Amerikaanse sportdynastie terugvallen op bijzonder fraai archiefmateriaal en een keur aan Celtics-helden, waaronder Bob Cousy, Larry Bird en de huidige ster Jaylen Brown, allerlei basketbal-insiders en prominente ‘Bostonians’ zoals de leden van New Edition, nieuwspresentator Lawrence O’Donnell en popzanger Donnie Wahlberg (die met zijn groep New Kids On The Block nog een onofficieel Celtics-clublied Hangin’ Tough uitbracht). 

Met typisch Amerikaanse zwier en bravoure weet Stowell hun ‘Celtic Pride’ te pakken te krijgen. Een attitude die nog het best werd belichaamd door die onverwoestbare voorman Red Auerbach. ‘Als ik al die vlaggen zo zie’, wijst die naar de groene banieren in de thuishaven van de Celtics, die stuk voor stuk een kampioenschap representeren, ‘staan die voor mensen, zweet, werk en de prijs betalen voor de overwinning.’

A Body In The Snow: The Trial Of Karen Read

HBO Max

‘Hos long to die in the snow?’ Die Google-zoekopdracht, ingetoetst in de nacht van 29 januari 2022, biedt Karen Read wellicht een uitweg. De vraag van haar kennis Jennifer McCabe, inclusief tikfout, impliceert dat die ervan op de hoogte is dat Reads geliefde, politieman John O’Keefe, op dat moment in de buurt van het huis van McCabes zus Nicole Albert in de sneeuw ligt dood te gaan. Na een avondje stappen waren ze met z’n allen nog wat gaan borrelen bij de Alberts aan 34 Fairview in Canton, Massachusetts.

Karen Read, een financieel analist van nét in de veertig, wordt nu Johns dood aangewreven. Ze zou na die dronken avond, al dan niet bewust, tegen hem zijn aangereden en hem vervolgens in de directe omgeving van het huis van de Alberts hebben achtergelaten in de kou. Toen zijn lichaam enkele uren later levenloos werd aangetroffen, sprak ze dat ook uit. ‘Did I hit him? Coud I have hit him?’ Later herhaalde ze die gedachte volgens getuigen. ‘I hit him.’ Drie keer achter elkaar maar liefst.

Ze hadden die dag ruzie gehad, geeft Karen Read toe. En ja, ze liet die nacht woedende boodschappen achter op zijn voicemail. Maar nee, ze is niet schuldig aan O’Keefes dood. Om die boodschap kracht bij te zetten geven Read en haar advocaten filmmaakster Terry Dunn Meurer ruim baan om hen voor en tijdens de rechtszaak te filmen. Het resultaat ligt er nu, nét voordat die zaak een nieuwe fase ingaat: de vijfdelige true crime-serie A Body In The Snow: The Trial Of Karen Read (215 min.).

Hoewel de serie vast was bedoeld als onderdeel van de verdedigingsstrategie, laat Dunn Meurer ook personen uit de entourage van John O’Keefe en onafhankelijke deskundigen aan het woord, die zich soms genoodzaak zien om de wilde theorieën te ontzenuwen die Team Read rondstrooit. Want dat wil vooral twijfel zaaien en richt zich in het bijzonder op Michael Proctor, de leider van het politieonderzoek die wordt neergezet als een variant op Mark Fuhrman, de ‘bad cop’ die O.J. Simpson erin zou hebben geluisd voor moord.

Het standpunt van de verdediging wordt ook uitgedragen door de losgeslagen influencer Aidan Kearney, alias Turtleboy, die een heuse Free Karen Read-beweging heeft opgestart. Ingefluisterd door Team Read. Bij de rechtbank maken demonstranten luidkeels duidelijk dat zij onschuldig is. In roze shirts. Tegenover ‘blauw’ voor de mensen die willen dat Read wordt veroordeeld voor de dood op een politieman. De zoektocht naar de waarheid is dan allang verworden tot een ongelooflijk mediaspektakel.

Deze serie is daar natuurlijk onderdeel van. Alles komt op tafel: bodycambeelden van de agenten die het lichaam vonden en de verdachte aanhielden, persoonlijke berichten van vrijwel alle mensen die betrokken raakten bij de zaak en beelden uit de rechtbank, van soms tamelijk verbijsterende getuigenverklaringen. Waarbij toch onmiskenbaar de indruk ontstaat dat Read en haar team het ‘flooding the zone with shit’-principe hanteren. Zodat alle betrokkenen besmeurd raken – en de waarheid uit het zicht.

De family O’Keefe ontbreekt overigens in deze aardige weerslag van dat ontluisterende proces. Die heeft volgens dit artikel van Vanity Fair z’n medewerking al toegezegd aan een Netflix-productie over John O’Keefes dood. Want, ja, zo gaat dat in true crimeland. In elk misdrijf zit in potentie een saillant verhaal, dat televisiemakers maar al te graag willen vertellen. En elke partij in zo’n zaak zoekt dus de meest geschikte samenwerkingspartner.

Magic & Bird: A Courtship Of Rivals

HBO

Pas later realiseerden basketballiefhebbers zich waar ze op 26 maart 1979 getuige van waren geweest. Tijdens een ogenschijnlijk reguliere basketbalwedstrijd tussen twee collegeteams ontstond een rivaliteit die de sport de navolgende decennia zou domineren. Michigan State versus Indiana State kwam in de schaduw te staan van Earvin ‘Magic’ Johnson versus Larry Bird. Tegenpolen. Blufkikker versus ‘The Hick from French Lick’. Glamourboy versus binnenvetter. Kamerbrede glimlach versus ongemakkelijke stilte. Én zwart versus wit.

In Magic & Bird: A Courtship Of Rivals (88 min.) portretteert Ezra Edelman, die later de Oscar-winnende docuserie O.J.: Made In America (2016) en een groots opgezet en vooralsnog getorpedeerd Prince-project heeft afgeleverd, de twee sporters die elkaar te vuur en te zwaar bestreden en daar allebei beter van werden. Met de flamboyante Johnson namens The Los Angeles Lakers en de onverzettelijke Bird als boegbeeld van The Boston Celtics kreeg de kwakkelende National Basketball League (NBA) bovendien twee nieuwe aansprekende uithangborden.

Basketbal was rond 1980 in feite een zwarte sport geworden. Vrijwel alle topspelers waren Afro-Amerikaans. En dat was – geen fijne conclusie om te trekken – ten koste gegaan van de populariteit. Om de sport weer een boost te geven en commercieel aantrekkelijk te maken was er een witte held nodig. En veel witter dan Larry Bird, een wat boerse vent uit Indiana, kwamen ze niet. Hij kreeg een alleszeggende bijnaam (‘Great white hope’) en werd recht tegenover de grote zwarte held gepositioneerd: Earvin Johnson. De twee hadden nog nét geen bijpassende cowboyhoeden op.

Zij bevochten elkaar op leven en dood om NBA-titels. Over een heroïsche tweekamp tussen de Lakers en de Celtics waarin hijzelf ten onder ging, verzucht de verliezer nu: ‘Ik klop mezelf altijd op de borst dat ik de vent ben die z’n team de overwinning kan bezorgen en dat ik onder druk lever. Ditmaal gebeurde dat alleen niet.’ Zijn Nemesis is tegelijk rücksichtslos. ‘Ik hoop dat het pijn deed en dat hij kapot zat van binnen. Hij maakte een flink aantal verkeerde keuzes. En niemand was gelukkiger dan ik. Wetende dat de wedstrijd goed ging en dat die ander pijn had.’

Toch wordt de soep tussen Magic en Bird niet zo heet gegeten als ie wordt opgediend, toont dit aandoenlijke dubbelportret uit 2010. Toen ze elkaar beter leerden kennen, ontdekten de gezworen vijanden dat ze in wezen ‘twee helften van hetzelfde brein’ hadden: ze leefden voor het spel en konden dat beter lezen dan wie dan ook. En toen Magics lot bezegeld leek te zijn na de diagnose HIV, stak zijn aartsvijand hem zowaar een hart onder de riem. Hoewel ze elkaar jarenlang met alle mogelijke middelen bevochten hadden, bleek toen ineens dat ze niet zonder elkaar konden.

Die wending geeft het oerdegelijke Magic & Bird, braaf aan elkaar gepraat door acteur Liev Schreiber, de extra emotionele lading die elke geslaagde sportfilm nodig heeft en maakt het verhaal van die geboren twee winnaars die elkaar soms dwongen om te verliezen – hoe Amerikaans ook – helemaal rond.

Music By John Williams

Disney+

Alleen al vanwege de soundtrack voor de film Jaws verdient componist John Williams een plek in Hollywoods eregalerij. Zonder hem zou Steven Spielbergs witte haai waarschijnlijk eerder lachwekkend dan doodeng zijn geworden. Williams schreef een elementair muziekstuk, waarmee een aanval van het bloeddorstige monster wordt aangekondigd. En een ongelooflijke bioscoophit was geboren. Music By John Williams (105 min.) begint dan ook met die twee uit duizenden herkenbare noten. Tada… Tadaa… En de haai is alweer onderweg, op zoek naar z’n prooi.

Williams componeerde natuurlijk de muziek voor zo’n beetje alle films van Spielberg: van Close Encounters Of The Third Kind, Indiana Jones en E.T. tot Jurassic Park, Schindler’s List en The Fabelmans. Daarnaast leverde hij ook iconische soundtracks voor Fiddler On The Roof, The Poseidon Adventure, Superman, Home Alone, JFK en Harry Potter. In totaal staan er vijf Oscars op de schouw in huize Williams. Met zijn muziek voor de Star Wars-franchise werd hij zelfs een rockster. Als hoogbejaarde dirigent trekt hij nog altijd volle zalen, waarbij tijdens The Imperial March een groot deel van z’n gehoor zelfs enthousiast meedirigeert met een heus lichtzwaard.

Dat succes heeft ook zijn keerzijde gehad, toont deze doeltreffende documentaire van Laurent Bouzereau, waarin verder nauwelijks een wanklank valt. Het duurt namelijk even voordat Williams ook serieus wordt genomen door z’n vakbroeders. Juist omdat hij zo succesvol is met filmmuziek. Want die wordt door sommige musici beschouwd als een bastaardkunstvorm. Als ‘Johnny’ wordt aangesteld als dirigent van het Boston Pops Orchestra, zorgt dit in eerste instantie dus voor spanningen. Uiteindelijk bezwijkt echter ook het sikkeneurigste orkestlid voor het muzikale vakmanschap van John Williams en wordt zijn tijd bij het orkest alsnog een succes.

Zelf vindt hij ‘t geweldig om en plein public te musiceren. ‘Voor het gewonde ego van een filmcomponist die geen publiek of applaus kent is het genieten van het magnifieke publiek in Boston.’ Dat al dan niet gewonde ego wordt in deze Hollywood-docu ook nog eens duchtig gestreeld door regisseurs (George Lucas, Chris Columbus, Ron Howard, J.J. Abrams en – natuurlijk – Steven Spielberg, die ook een dikke vinger in de pap had bij deze film) en muzikanten (violist Itzhak Perlman, saxofonist Branford Marsalis, cellist Yo-Yo Ma en violist Anne-Sofie Mutter) waarmee hij werkte. Samen dragen zij één  boodschap uit: muziek verbindt en John Williams is de ultieme verbinder.

Music By John Williams concentreert zich vrijwel volledig op ‘s mans liefde voor muziek en werkleven. De tragiek uit zijn persoonlijk leven – zijn vrouw, actrice/zangeres Barbara Ruick, stierf op slechts 41-jarige leeftijd en liet hem met drie jonge kinderen achter – wordt binnen enkele minuten afgewerkt. Misschien ook omdat muziek écht zijn eerste liefde was – en straks ook, als dan toch ‘The End’ verschijnt, z’n allerlaatste. De appel is in dat opzicht overigens niet ver van de boom gevallen. Zijn zoons zijn eveneens ‘lost in music’: Mark speelde met Cher, Air Supply en Tina Turner en Joe is leadzanger van Toto. Alleen Jenny, het enige familielid dat in deze film optreedt, houdt ’t bij een rondje golf.

En dat lijkt ook zo’n beetje het enige wat John Williams buiten de muziek doet.

The Comeback: 2004 Boston Red Sox

Netflix

Al 86 jaar zijn ze geen wereldkampioen meer geworden – in Amerikaanse honkbal gaat er nu eenmaal niets boven het landskampioenschap – en nu staan The Boston Red Sox in de halve finale van de world series met 3-0 achter in een ‘best of seven’-match tegen de grote vijand, The New York Yankees, die dus nog maar één overwinning nodig heeft om hen wéér af te drogen.

Die rivaliteit begint in 1918 als Bostons ster Babe Ruth, samen met zijn teammaten goed voor vijf nationale titels in de eerste vijftien jaar van de world series, wordt verkocht aan de Yankees, die dan nog geen enkele titel op hun palmares hebben staan. Zij winnen daarna maar liefst 26 kampioenschappen, terwijl The Red Sox al die jaren met lege handen achterblijven. Die periode is in Boston bekend komen te staan als ‘de vloek van Bambino’.

2004 dreigt dus weer zo’n jaar te worden. Een kwestie van uithuilen en dan weer helemaal opnieuw beginnen. Als het daadwerkelijk was gelopen, zou deze driedelige serie alleen nooit zijn gemaakt. Hij heet ook niet voor niets: The Comeback: 2004 Boston Red Sox (188 min.), geregisseerd door Red Sox-fan Colin Barnicle. Gemakkelijk wordt het natuurlijk niet. ‘In Boston moet je elke dag een brand blussen’, aldus coach Terry Francona.

Deze patente sportserie is een soort honkbalvariant op The Last Dance (basketbal) en The Dynasty: New England Patriots (American football), dramatisch getoonzette producties waarin een cruciaal moment uit de geschiedenis van de sport met de direct betrokkenen en fraai beeldmateriaal van wedstrijden en achter de schermen wordt gereconstrueerd. Alle pijnpunten worden benoemd, maar zijn wel in het teken van het overwinnen ervan geplaatst.

Voor de poorten van de hel gaan The Boston Red Sox dus toch die overwinning tegen The New York Yankees wegslepen. En daarna wachten – als een soort mosterd na de maaltijd, in elk geval in deze serie – de St. Louis Cardinals voor dat ‘wereldkampioenschap’. De apotheose van The Comeback is dus volledig voorspelbaar: een volksfeest in Boston, voor een honkbalteam dat zich op heroïsche wijze de geschiedenisboeken in heeft gestreden.

En toch werkt ‘t. Omdat dat klassieke ‘verliezers worden winnaars’-verhaal met ontzettend veel drama, overtuiging en liefde voor de sport wordt verteld.

Made In Holland – De Grote Gift

Discours Film

In het Amerikaanse plaatsje Marblehead, vlakbij Boston, hangen ze gewoon aan de muur: ‘onbetaalbare‘ meesterwerken van zeventiende eeuwse Hollandse en Vlaamse meesters. Het oudere Nederlands-Vlaamse echtpaar Eijk en Rose-Marie de Mol van Otterloo, dat fortuin heeft gemaakt met een beleggingsfirma, beschikt over de grootste privéverzameling in de wereld. ‘Een’ Rembrandt van Rijn bijvoorbeeld, ‘een’ Jacob van Ruisdael en ‘een’ Jan Steen.

Ideale hoofdpersonen dus voor documentairemaker Oeke Hoogendijk, die met films als Mijn RembrandtMarten En Oopjen: Portret Van Een Huwelijk en De Vereniging Rembrandt, Een Uitzonderlijk Jaar van de liefde voor kunst van vermogende verzamelaars, en de daaromheen scharrelende handelaren, haar eigen niche heeft gemaakt. Behalve de Van Otterloos portretteert ze in Made In Holland – De Grote Gift (50 min.) nog een ander kunstminnend echtpaar: Susan en Matthew Weatherbie uit Boston. Ook dit stel heeft inmiddels een collectie van aanzienlijke waarde opgebouwd.

Via hen duikt ze in de psyche van de gefortuneerde kunstminnaar, voor wie een collectie nooit af is. Welke ‘kinderen’ wil je nog omarmen – en wie stoot je daarvoor dan af? Hoogendijk volgt Eijk en Rose-Marie van Otterloo bijvoorbeeld naar Londen waar ze bij het upper class-koppel Johnny en Sarah van Haeften ‘een’ Netscher en ‘een’ Bruegel op de kop hopen te tikken. Voor ettelijke miljoenen, dat wel. ‘Het zoet van grote kwaliteit blijft nog lang nadat het bitter van een hoge prijs is vergeten’, probeert de kunsthistoricus en adviseur Frits Duparc hen te verleiden tot aankoop.

De setting verraadt geld, oud en nieuw. En de sfeer tussen de gedistingeerde heren en dames blijft tijdens de onderhandelingen voorkomend en vriendschappelijk – al staat er veel geld en prestige op het spel. Heel aandachtig kijken ze naar de schilderijen – en wij, als kijkers, met hen – en bepalen de waarde die deze voor hen persoonlijk en volgens de markt hebben. Het blijft een intrigerend tafereel, want tegelijkertijd ligt er ook een andere prangende kwestie op tafel: waar moet de collectie heen als zij, de Van Otterloos en Weatherbies, er straks niet meer zijn?

Met die vraag brengt Hoogendijk deze boeiende, opnieuw tot in de puntjes verzorgde film naar zijn eindpunt. Het is, zoveel is duidelijk, weer onmiskenbaar ‘een’ Oeke geworden. En die zijn op hun eigen manier ook onbetaalbaar.

Black Power Salute

BBC

Er is weinig spontaans aan. Het iconische beeld van twee Afro-Amerikaanse atleten, nummer één en drie van de 200 meter sprint tijdens de Olympische Spelen van 1968 in Mexico-stad, die tijdens het Amerikaanse volkslied hun vuist ballen en fier in de lucht steken. De Black Power Salute (58 min.) van gouden medaillewinnaar Tommie Smith en John Carlos is het sluitstuk van een zorgvuldig geplande campagne. Eerder hebben de organisatoren, onder wie de militante professor sociologie Harry Edwards, nog een boycot van de Spelen door zwarte sporters overwogen.

Dat zien andere atleten zoals de verspringers Ralph Boston en Bob Beamon alleen helemaal niet zitten. Waarom zouden ze hoogstpersoonlijk hun eigen sportcarrière de nek omdraaien? En Avery Brundage, de omstreden voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité (IOC), moet al helemaal niets hebben van de vermenging van sport en politiek. Als boegbeeld van het Amerikaans Olympisch Comité heeft hij zich in 1936 zelfs uitgesproken tegen een boycot van de Olympische Spelen in Berlijn. Hij stelde toen alles in het werk om Hitlers naziregime vooral maar niet tegen de haren in te strijken.

Zwarte activisten zoeken dus een andere manier om een statement te maken over de achtergestelde positie van ‘negro’s’ in de Verenigde Staten: een gebalde vuist. ‘Mensen noemen het black power’, zegt Tommie Smith in deze gedegen BBC-docu van Geoff Small uit 2008. ‘Natuurlijk ben ik zwart en natuurlijk representeert dat gebaar kracht, maar voor mij was het een schreeuw om vrijheid: kijk, hier ben ik. Ik heb hulp nodig. Ik wil gerechtigheid.’ IOC-baas Brundage stuurt de levende legende Jesse Owens, de zwarte held van de besmette Spelen van 1936, om te bemiddelen. Tevergeefs.

Smith en Carlos willen niets van hem weten. Zonder gevaar is hun actie echter niet, helpt verteller Colin Salmon de kijker nog even herinneren. Slechts enkele maanden eerder, in het voorjaar van 1968, zijn eerst burgerrechtenleider Martin Luther King en daarna presidentskandidaat Robert Kennedy vermoord. Opstaan tegen onrecht en segregatie kan dus zomaar keihard worden afgestraft. En hoewel vrijwel alle betrokkenen bij de Black Power-vuisten hun verhaal kunnen navertellen in deze oerdegelijke reconstructie, zijn ze wel degelijk jarenlang achtervolgd door hun principiële actie.

De algehele waardering is pas veel later gekomen. Sinds 2005 staat er een standbeeld op Carlos en Smiths alma mater San Jose State University, als blijk van waardering voor hun moedige protestactie. In Victory Salute ontbreekt alleen een belangrijke bijrolspeler: de Australische atleet die zich op de 200 meter tussen hen in had geschaard en die op het moment suprême solidair met hen was. Ook Peter Norman, de ‘unsung hero’ van het Black Power Salute, zou duur betalen voor zijn bijdrage aan de actie, getuige de documentaire Salute (2012).

The Dynasty: New England Patriots

Netflix

Bij de NFL Draft 2000 wordt Tom Brady pas bij de zesde ronde geselecteerd. Als nummer 199. ‘Let’s do it’, besluit hoofdcoach Bill Belichick uiteindelijk. ‘We’ll take it for what is is’, reageert een collega bij The New England Patriots. En ruim een jaar later, als Brady bij dat team de geblesseerde quarterback Drew Bledsoe moet vervangen, heeft ook niemand in de National Football League in de gaten dat daarmee een nieuw tijdperk is aangebroken. Toch is dat precies wat er staat te gebeuren: The Dynasty: New England Patriots (400 min.). En Tom Brady wordt de GOAT: The Greatest Of All Time.

Net als bij Michael Jordan, zijn evenknie in die andere typisch Amerikaanse sport basketbal, heeft die status nu zijn weerslag gekregen in een epische documentaireserie. Tien afleveringen heeft regisseur Matthew Hamachek (Tiger) tot zijn beschikking gekregen om de volledige ‘regeerperiode’ van The Patriots in de Amerikaanse NFL (2001-2020), onder leiding van coach Bill Belichick en teameigenaar Robert Kraft, helemaal uit te diepen. Het resultaat is een sportproductie met, inderdaad, The Last Dance-grandeur. Typisch Amerikaans, in de beste zin des woords: groots en meeslepend.

Hamachek wikkelt de gebeurtenissen niet zomaar chronologisch af, maar balt die samen in kernachtige, met een dampende soundtrack op temperatuur gebrachte afleveringen, die samen een gelaagde vertelling over winnen en verliezen vormen. Winnen is als een drug, die ronduit verslavend werkt. ‘Na verloop van tijd verandert je relatie met de drug’,  zegt Scott Pioli, een directielid van The New England Patriots daarover. ‘Na een overwinning voel je geen euforie meer, maar opluchting. En als je verliest, wordt het heel donker. Je gaat alles doen om de angst om te verliezen te stoppen.’

‘De meeste coaches in de NFL coachen football’, stelt Patriot Donté Stallworth zelfs over Bill Belichick. ‘En hij coacht oorlogsvoering.’ Niet veel later citeert de stugge, sfinxachtige coach tijdens een wedstrijdbespreking zowaar uit Sun Tzu’s klassieke boek The Art of War: ‘Every battle is won before it is fought.’ Zo bezien liggen schandalen zoals Spygate en Deflategate eigenlijk voor de hand. Zelfs real life-issues passen daarbinnen, zoals de arrestatie van Patriot Aaron Hernandez, de door Vladimir Poetin gestolen Superbowl-ring en de frictie tussen spelers en leiding over president Donald Trump.

Als Bill Belichick een vervanger/opvolger in huis haalt voor Tom Brady, die dan net een omstreden schorsing aan zijn broek heeft gekregen, verzuren de verhoudingen tussen de twee iconen van The New England Patriots en starten Brady’s FEA-jaren: ‘Fuck ‘em all’. Gedefinieerd door (machts)strijd en succes. Met gebrek aan erkenning, met name van zijn eigen coach, als brandstof. Zoals rancune Michael Jordan steeds voortstuwt in The Last Dance. En ook in The Dynasty resulteert dit in een fascinerend kijkspel over hoe The winners take it all – ook de stress, woede, twijfel, wedijver en shit.

Murder In Boston: Roots, Rampage & Reckoning

HBO Max

Het is de lont in het kruitvat. Op 23 oktober 1989 belt Chuck Stuart in bij het noodnummer van de politie in Boston. Samen met zijn hoogzwangere vrouw Carol is hij overvallen door een Afro-Amerikaanse man. Haar baby kan met een keizersnee nog worden gered, maar zij sterft enkele uren later. In de buurt weten ze wat het betekent als een zwarte man ervan wordt verdacht dat hij een witte vrouw heeft vermoord. ‘Het jachtseizoen op zwarte mensen was geopend’, stelt Ron Bell, inwoner van de achterstandswijk Mission Hill. ‘Het was echt een klopjacht.’

Één van de politiemannen die bij het onderzoek naar de moord betrokken raakt is de inmiddels gepensioneerde agent Bill Dunn. De witte agent is berucht in Mission Hill, de wijk waarnaar de overvaller na de schietpartij zou zijn gevlucht. ‘Ik hielp graag goede mensen en was graag gemeen tegen de schurken’, vertelt Dunn, het type rouwdouwer, niet zonder trots. Hij legt uit: ‘Je hebt erg veel macht. Je kunt iemand z’n vrijheid ontnemen.’ Als Dereck Jackson, die als tiener betrokken raakt bij de zaak, de beelden van het interview ziet, zegt hij: ‘Ja, dat deden ze.’

Jackson kijkt sceptisch naar Dunn, die inmiddels goed in z’n verhaal zit en nog altijd nauwelijks twijfel kent. ‘Doe gewoon wat de politie zegt’, stelt hij. ‘Niet dat we pestkoppen zijn, maar dat maakt het makkelijker voor iedereen. Dan blijven we allebei ongedeerd. Houd je gewoon aan de regels. Handen op je rug. Het is niet moeilijk.’ Jackson: ‘Hij was een tiran. Meer dan een pestkop. Een pestkop kan ik aan. Maar een agent, een witte agent die erom bekend staat dat hij mensen erin luist en mensen mishandelt… Hij was een gevaarlijke agent.’

Met de twee interviews, slim tegen elkaar weggesneden, zijn grofweg de twee uitersten van het conflict in de verscheurde stad vertegenwoordigd in de driedelige serie Murder In Boston: Roots, Rampage & Reckoning (155 min.): Dunn, die vrijwel direct een tamelijk willekeurige zwarte man inrekent, en Jackson, als vertegenwoordiger van een gemeenschap die in de hoek zit waar de klappen vallen. Uiteindelijk zullen ze samen in een verhoorkamer belanden, met desastreuze gevolgen. Voor Dereck Jackson, de zwarte gemeenschap van Boston én de waarheid.

Met direct betrokkenen, juristen en vertegenwoordigers van de zwarte gemeenschap analyseert regisseur Jason Hehir de moord op Carol Stuart, het navolgende politieonderzoek en de tendentieuze berichtgeving in de lokale media. En dan neemt de zaak ineens een andere wending, die het misdrijf en het daardoor blootgelegde racisme in een nóg schriller licht plaatsen. Murder In Boston laat zich ook dan niet reduceren tot een reguliere true crime-productie, maar blijft gericht op het grotere maatschappelijke verhaal: over hoe vooroordelen tot een pijnlijke vorm van kokerzicht leiden.

Girls Girls Girls

NTR

Als negentienjarige zag Soulaima El Khaldi de documentaireserie Girls Girls Girls (1998) van Ireen van Ditshuyzen en Walther Grotenhuis, die vier jaar later werd gevolgd door Voorheen Girls. Ze herkende zich in de biculturele vrouwen die aan het woord kwamen over hun ambities en kijk op Nederland. ‘Door deze serie wist ik: ik ben niet gek’, stelt ze. ‘Deze thema’s spelen echt.’ Vijfentwintig jaar later heeft El Khaldi vier vrouwen uit de serie opgezocht voor zes nieuwe afleveringen van Girls Girls Girls (240 min.). Via hen wil ze opnieuw de vraag beantwoorden: hoe is Nederland als je afwijkt van de norm?

Zo stelt oud-PvdA politica Amma Asante, inmiddels voorzitter van het Commissariaat voor de Media, bijvoorbeeld dat niemand vrij is van institutioneel racisme. ‘Het kan iedereen overkomen. Ook mij.’ Of je als niet-witte vrouw ooit goed genoeg bent? wil El Khaldi van haar weten. ‘Het is pas genoeg als ik wit word’, zegt Asante opvallend bitter. Toch blijft ze zich – net als bijvoorbeeld Sylvana Simons, met wie ze zich verwant voelt en ook in gesprek gaat – inzetten voor een inclusievere samenleving. Voormalig advocaat Gülsen Alkan, tegenwoordig dansleraar en festivalorganisator, noemt Nederland een schijndemocratie en overweegt of ze zich verkiesbaar wil stellen voor de politieke partij Denk. Ze heeft nog altijd weinig nodig om boos te worden, constateert ze zelf.

Theatermaakster Marjorie Boston meent dat witte Nederlanders anno 2023 nog altijd anders naar zwarte mensen kijken. En dat heeft directe gevolgen voor mensen zoals zij: ‘We moeten weten wat onze plek is.’ Intussen studeert haar dochter Joni rechten. Zij is in een studentenhuis beland met allerlei typische rechtenmeisjes, die ook wel heel veel op elkaar lijken. Inge Verton tenslotte was politieagent in Rotterdam. Na een dienstverband van bijna twintig jaar had ze het gevoel dat die pet haar toch echt niet meer paste. Inmiddels werkt ze als masseuse en begeleidt chi kung-sessies. Zeker sinds de Coronacrisis is Verton het vertrouwen in grotere verbanden en organisaties helemaal kwijtgeraakt en staat ze een alternatieve manier van leven voor.

Na deze vier portretten (waarbij de omstreden columniste Ebru Umar, die in de eerdere series nog wel een prominente rol speelt en ook in het daarvan gebruikte archiefmateriaal regelmatig aan het woord komt, dus ontbreekt) volgt een aflevering waarin de hoofdpersonen samen terugkijken naar (verhitte) groepsgesprekken uit de oorspronkelijke reeks en met elkaar in dialoog gaan over thema’s als uitsluiting en racisme, de positie van vrouwen in Nederland en het fundamentele gebrek aan vertrouwen bij sommigen van hen in het huidige politieke systeem en bestuur (dat soms verdacht dicht tegen complottheorieën aanschuurt). Die gesprekken zijn wederom scherp en gepassioneerd, maar waaieren ook wel erg breed uit.

In het slotdeel komt vervolgens een nieuwe generatie biculturele vrouwen aan het woord: multidisciplinair kunstenaar Yén-Nhi Lê, onderzoeker en docent Oumaima Hajri en rechtenstudent Patrisha Hassell (die een lichamelijke beperking heeft). Hoewel zij zich vrij voelen om zichzelf te zijn en zich uit te spreken, zijn ze ook van mening dat de positie van jonge vrouwen zoals zij nog altijd te wensen overlaat. Dat geldt eerlijk gezegd ook een beetje voor deze serie. Die snijdt weliswaar prikkelende thema’s aan die nog altijd actueel en urgent zijn, maar zou ook wel hebben gevaren bij enige kritische distantie bij de maakster en scherpe eindredactie van iemand die wat minder dicht op de materie zit. Zodat het kaf nét iets meer van het koren was gescheiden.

Girls Girls Girls is hier te zien.

Love To Love You, Donna Summer

HBO Max

Op zoek naar het grote succes heeft ze een flinke omweg moeten maken. Zangeres Donna Summer (1948-2012) groeit op in een muzikaal gezin te Boston en ontdekt via gospelsongs in de kerk haar eigen stem. Tijdens de hippie-revolutie neemt ze zich voor om een zwarte Janis Joplin te worden. Dit uitgangspunt brengt haar naar Duitsland, waar ze een rol bemachtigt in de musical Hair. Eenmaal in München begint ze, in haar woorden, ‘schlagersongs’ te brengen, zoals in Love To Love You, Donna Summer (107 min.) wordt geïllustreerd met een vermakelijk fragment uit het Nederlandse televisieprogramma van Sjef van Oekel.

En dan, halverwege de jaren zeventig, wordt er volgens Joyce Trabulus, die de zangeres begeleidde namens Casablanca Records, een nieuw imago voor haar bedacht: ‘the first lady of love’. Ze moet, spreekwoordelijk, de liefde bedrijven voor haar nieuwe single: I Feel Love. Zo belandt Donna Summer, aan de hand van de Italiaanse sterproducer Giorgio Moroder (die nog altijd liefdevol over haar spreekt), in het hart van een nieuwe rage die in eerste instantie met name in de gaygemeenschap opgeld doet: disco. Ze wordt meteen tot koningin van het genre gekroond.

Hoewel alle, overigens netjes buiten beeld gehouden, sprekers in deze documentaire van Roger Ross Williams en Summers eigen dochter Brooklyn Sudano stellen dat ze in werkelijkheid een terughoudende persoonlijkheid had en erg gesteld was op haar privacy, zit Donna Summer daarmee de rest van haar leven vast aan het clichébeeld van een ‘seksgodin’. Williams en Sudano beginnen ook met dat beeld: Summer die zich zuchtend en kreunend, als een Afro-Amerikaanse variant op het ultieme zuchtmeisje Jane Birkin in Serge Gainsbourgs Je T’Aime Moi Non Plus (1969), door haar signatuursong Love To Love You Baby uit 1975 werkt.

Daarna pellen ze met de mensen uit haar veelbewogen leven (Summers dochters, zussen en mannen) en een combinatie van concert- en privébeelden langzaam maar zeker alle lagen van dat imago af. Totdat er vanachter de wulpse ‘Queen Of Disco’ een eigenzinnige en getormenteerde artieste tevoorschijn komt. Een eenzame vrouw ook, gevormd door slechte ervaringen met de popbusiness en allerlei mannen. Als moeder die altijd van huis is, gaat ze bovendien gebukt onder schuldgevoelens. Het is een ontnuchterend relaas, van een vrouw die zichzelf wil, kan en moet heruitvinden en in dat proces dan ook nog eens haar natuurlijke achterban van zich vervreemdt.

De geboren performer, die veel meer gezichten blijkt te hebben dan alleen dat ene, zogenaamd van lust vertrokken gelaat, dreigt vast te lopen in haar nieuwste rol. Die pijnlijke ervaring wordt in dit spannende en gelaagde portret gebruikt als brug naar Donna Summers laatste levensfase, waarin haar dood onbespreekbaar blijft, terwijl iedereen die haar liefheeft ziet dat die steeds dichterbij komt.

American Manhunt: The Boston Marathon Bombing

Netflix

De zoektocht naar de daders wordt ditmaal niet belemmerd door te weinig bewijsmateriaal. Van de bomaanslagen tijdens de marathon van Boston op 15 april 2013 zijn in eerste instantie simpelweg juist veel te veel beelden. Er zijn zoveel foto’s en filmpjes dat de politie niet weet waar ze ‘t moet zoeken. Pas als het materiaal van verschillende camera’s wordt gecombineerd, vindt het onderzoeksteam toch een aanknopingspunt: een jonge man die nonchalant een rugzak achterlaat. En, even later, een andere man die met in contact hem lijkt te staan. Daar stokt het onderzoek echter weer: wie zijn deze twee kerels?

Als de politie, FBI en officier van justitie in arren moede maar besluiten om de beelden van Verdachte 1 en Verdachte 2 vrij te geven, ontstaat er een ongekende klopjacht op de twee mannen, die simpelweg bekend komen te staan als ‘Zwarte pet’ en ‘Witte pet’. Gedurende enkele dagen zijn zij de meest gezochte personen van de Verenigde Staten. Intussen gaat het geschokte Boston in lockdown. Totdat de jacht, na ruim honderd uur, voor het oog van de natie uitmondt in een dramatische shootout. Die periode van dik vier dagen wordt in de driedelige serie American Manhunt: The Boston Marathon Bombing (177 min.) gereconstrueerd met de kopstukken van die jacht en de politieagenten en gewone inwoners van Boston die de twee verdachten meesleuren in hun vlucht.

Gaandeweg worden zij geïdentificeerd als de Tsjetsjeense broers Tsarnaev. Dan zoomt regisseur Floyd Russ ook verder in op hun achtergrond en probeert hij met mensen uit de directe omgeving van de twee islamitische bommenleggers vat te krijgen op hun achtergrond en beweegredenen, zowel persoonlijk als politiek en religieus. Zo ontstaat een behoorlijk complete reconstructie van de terreuraanslag en de dramatische afwikkeling daarvan, waarin alleen relatief weinig aandacht is voor de slachtoffers. Russ heeft duidelijk meer interesse voor het kat- en muisspel tussen Tamerlan en Dzhokhar Tsarnaev en de autoriteiten, dat met een vette montage van nieuwsbeelden en ferme quotes van insiders kan worden omgevormd tot een enerverende race tegen de klok.

Waarna het alleen nog de vraag is of de twee broers als ‘lone wolves’ opereerden of toch onderdeel waren van een groter netwerk. Duidelijk is dat zij met hun heilloze missie niet alleen talloze onschuldige levens hebben verminkt, maar ook de positie van moslims in de Verenigde Staten ernstig hebben beschadigd.

Bill Russell: Legend

Netflix

Zeven maanden voor zijn dood laat de hoogbejaarde basketballegende Bill Russell (1934-2022) zijn verzameling memorabilia veilen: kampioensringen, Most Valuable Player-trofeeën en de shirts die hij in zijn hoogtijdagen in de jaren vijftig en zestig bij The Boston Celtics droeg. Een belangrijk deel van de opbrengst gaat naar zijn eigen goede doel MENTOR, waarmee hij de kansen voor jonge (zwarte) Amerikanen wil vergroten. En latere topspelers zoals Charles Barkley, Shaquille O’Neal en Stephen Curry staan in de rij om iets van hun gading te bemachtigen en de man en zijn imposante nalatenschap te eren.

Sinds 2013 staat er in het centrum van Boston, de stad die hem groot maakte en die hij groot maakte, een standbeeld van de topsporter en burgerrechtenactivist. Deze tweedelige film van Sam PollardBill Russell: Legend (199 min.), is eveneens bedoeld als een eerbetoon. Teamgenoten, concurrenten en navolgers steken de loftrompet over de man die een basketbalwedstrijd kon lezen als geen ander en zo het moderne verdedigen heeft uitgevonden. Dat heeft hem en zijn teamgenoten bepaald geen windeieren gelegd, getuige een schier eindeloze stroom landstitels met The Celtics. Achter de gevierde sporter gaat echter gewoon een zwarte man in een witte wereld schuil.

In de lente van 1963 besluiten notabelen in zijn woonplaats Reading bijvoorbeeld om een officiële Bill Russell-dag uit te roepen. De hoofdpersoon reageert vereerd en geëmotioneerd. Als hij enkele maanden later naar een woning in een betere buurt wil verhuizen, krijgt Russell echter een andere kant van de gemeenschap te zien. ‘Mijn vrouw Rose kwam huilend thuis toen bewoners een petitie tegen de verkoop hadden getekend’, schrijft hij in zijn memoires, voor dit portret ingelezen door acteur Jeffrey Wright. ‘We moeten dat huis vergeten, zei Rose. Ze willen ons hier niet.’ Russell is echter onvermurwbaar: ‘Niemand vertelt mij waar ik ga wonen.’

Gaandeweg laat hij zich steeds meer gelden in de burgerrechtenstrijd. Als bokser Muhammad Ali ernstig onder vuur komt te liggen omdat hij zich tegen de oorlog in Vietnam keert, weet hij Russell bijvoorbeeld aan zijn zijde. ‘s Mans maatschappelijke betrokkenheid is ook het interessantste onderdeel van deze verder wel erg ronkende sportbiografie, waarin allerlei prominenten hem de ene na de andere veer in z’n reet steken. Meer nog dan de speler die The Boston Celtics in dertien jaar maar liefst elf landskampioenschappen heeft bezorgd gaat Bill Russell immers de geschiedenisboeken in als de man die het basketbal heeft geopend voor Afro-Amerikanen, eerst als speler en later als coach.

This Is A Robbery: The World’s Biggest Art Heist

Netflix

Rond het Isabella Stewart Gardner Museum kon het jaarlijkse ‘Carnaval’ elk ogenblik losbarsten. Terwijl de rest van Boston, ‘de Ierse hoofdstad van de Verenigde Staten’, zich op zondag 18 maart 1990 opmaakte voor de Saint Patrick’s Day-parade, ontdekten medewerkers van het museum echter dat er was ingebroken. Dertien kunstwerken bleken gestolen. Van illustere namen als Rembrandt, Vermeer en Manet. ‘De grootste kunstroof ooit’, schreeuwden kranten en televisiezenders. Geschatte schade: ettelijke honderden miljoenen dollar.

De bewakers van het Gardner-museum waren, gekneveld met duct tape, achtergelaten in de kelder. Ze verklaarden dat ze die nacht werden overweldigd door enkele als agent vermomde mannen. Toch lijkt de kraak van de vierdelige serie This Is A Robbery: The World’s Biggest Art Heist (210 min.) bij nadere beschouwing een stuk minder professioneel dan je op basis van de buit zou verwachten. De rovers hebben enkele kostbare schilderijen gewoon laten hangen en zijn ogenschijnlijk tamelijk klunzig te werk gegaan. En aan wie kun je zulke wereldberoemde werken eigenlijk verpatsen?

Hoewel er verdachten te over zijn – één van de beveiligers, een beruchte kunstdief en de plaatselijke georganiseerde misdaad, de Ieren dan wel de Italianen – is de zaak ruim dertig jaar na dato nog altijd niet (helemaal) opgelost. Regisseur Colin Barnicle loopt met direct betrokkenen, politieagenten, journalisten, advocaten en kunstkenners de verschillende onderzoekspistes af en probeert verdachten weg te strepen, om zo bij de echte daders te komen. Als die daadwerkelijk in beeld lijken te komen, resteert er nog één vraag: waar is de gestolen kunst?

Van een vaardig vertelde whodunnit, waarin met de regelmaat van de klok een potentiële rover achter de tralies of onder de zoden verdwijnt, wordt deze miniserie zo een zoektocht naar de verdonkeremaande werken: liggen ze ergens bij een pseudo-Soprano in de achterbak? Hangen ze aan de muur bij een kunstconnaisseur zonder scrupules? Of zijn ze allang weggerot in het één of ander vochtig magazijn? Én, als ze ooit nog voor de dag komen, is het dan vooral als handig ‘verlaat de gevangenis zonder te betalen’-kaartje?

Van een slim opgebouwde rondleiding door het doolhof dat is opgetrokken rond de Gardner-roof wordt This Is A Robberty uiteindelijk ook een aansprekend portret van de penoze van Boston. De serie eindigt daardoor een stuk grimmiger dan de oorspronkelijke inbraak in het museum deed vermoeden.

Trial 4

Netflix

21 jaar, 7 maanden en 29 dagen. Het is niet de leeftijd van zijn oudste kind, de periode dat hij al bij dezelfde werkgever in dienst is of de tijd dat hij nu is gestopt met roken. Zo lang, bijna 22 jaar, zat de 44-jarige zwarte Amerikaan Sean Ellis vast. Voor een moord die hij niet zegt te hebben gepleegd. Drie keer stond hij al voor de rechter. En nu staat Trial 4 (440 min.) op het punt van beginnen.

Als hij daadwerkelijk heeft gedaan waar ie van wordt beschuldigd, dan is Ellis zo ongeveer het ergste wat je in Amerika kunt zijn: een ‘cop killer’. Op 26 september 1993 zou hij John Mulligan hebben omgelegd. Die werd dood aangetroffen in zijn auto, bij een betaalde beveiligingsklus bij een Walgreens-apotheek in Boston. Een executie leek het. Vijf kogels. In zijn gezicht geschoten ook. Alsof er een signaal moest worden afgegeven.

Dat is nogal wat voor een negentienjarige jongen zonder strafblad. En wat zou zijn motief dan zijn geweest? Het dienstwapen van de agent? Werkelijk? Bovendien heeft het er alle schijn van dat Mulligan een ‘dirty cop’ was. Moet de dader dan niet in een heel andere hoek worden gezocht? Mulligans collega’s bij de Boston Police Department kennen echter geen twijfel: Sean Ellis is, net als zijn vriend Terry Patterson (die ontbreekt in de serie en vreemd genoeg ook slechts beperkt ter sprake komt), schuldig en hoort achter de tralies.

Regisseur Remy Burkel keert de strafzaak tegen Ellis helemaal binnenstebuiten in deze achtdelige serie, heeft in dat kader ook kerngebeurtenissen uit het verleden laten animeren en diept daarnaast de context van de politiemoord tot in detail uit: Ellis’ achtergrond en familiesituatie, corruptie in het politiekorps van Boston, vergelijkbare stinkende zaken, het persoonlijke verhaal van advocaat Rosemary Scapicchio en de politieke situatie in de hoofdstad van Massachusetts, om maar eens wat te noemen. Het voordeel daarvan is dat Trial 4 geen eendimensionale crimetrash is geworden, het nadeel is dat al die zijpaden elke vorm van vaart uit de serie halen.

Iets anders wat je tegen deze docuserie, geproduceerd door Jean-Xavier de Lestrade (die de true crime-klassieker The Staircase regisseerde), kunt inbrengen is dat er wel heel veel kernfiguren ontbreken. Diverse mensen die een zwarte Piet krijgen toebedeeld hebben ervoor gekozen om daarop niet te reageren. Hoewel Burkels betoog, dat grotendeels stoelt op het betoog van Ellis’ strijdbare advocaat Scapicchio, in grote lijnen zeker plausibel lijkt, is voor buitenstaanders nauwelijks vast te stellen of er nog een andere kant zit aan dit verhaal.

De veroordeling van Sean Ellis verdient het zeker om onder het vergrootglas te worden gelegd in een serieuze documentaire, maar Trial 4 is echt te lang, eenzijdig en ongericht om de aandacht over de hele linie vast te houden.