Lowland Kids

Cineart

De bewoners van het Isle de Jean Charles valt een twijfelachtige eer ten deel: zij worden beschouwd als de allereerste Amerikaanse klimaatvluchtelingen. De inheemse bevolking van de ‘Bayou’, in het zuiden van de staat Louisiana, wordt dagelijks geconfronteerd met de alsmaar stijgende zeespiegel. Hun huizen, die eerder al op palen zijn gezet, dreigen nu definitief opgeslokt te worden door het water.

De Lowland Kids (94 min.) Howard (16) en Juliette Brunet (14) wonen in bij hun oom Chris, die vanwege cerebrale parese in een rolstoel zit. De ouders van de broer en zus zijn ten onder gegaan aan een verslaving, waaraan hun kinderen het liefst niet al te veel woorden vuilmaken. Met hun oom vormen Howard en Juliette een hechte drie-eenheid. In een omgeving die lijkt te zijn gemaakt voor een avontuurlijke jeugd. Tijdens een vaartocht kan er bijvoorbeeld zomaar een alligator z’n kop opsteken uit het water.

Sinds de orkaan Ida er in 2021 een spoor van vernieling trok, is het Isle, dat van oudsher toebehoort aan de Jean Charles Band Of Biloxi-Chitimacha-Choctaw stam, echter ten dode opgeschreven. Het is niet meer dan ‘een skelet’ van wat het ooit was, stelt Howard. Het afscheid van de plek waar hun hele verleden ligt – en de doden die ze hebben begraven – komt steeds dichterbij. ‘Als we moeten verhuizen’, zegt oom Chris stellig aan het begin van deze oogstrelende film van Sandra Winther, ‘ga ik niet mee.’

De Deense filmmaakster heeft deze verloren wereld alsvast voor het nageslacht vereeuwigd. Afgaande op deze documentaire schijnt op het Isle de Jean Charles daadwerkelijk de hele dag een ondergaande zon. De schoonheid daarvan dreigt de alarmistische boodschap van deze film alleen soms wel een beetje te overschaduwen. Zoals ook de dikke soundtrack, met een hoofdrol voor overbekende Moby-songs, nogal nadrukkelijk wordt ingezet om de uitgewoonde plek eens goed te veredelen.

Al die tornado’s en overstromingen zijn overigens niet vanzelf ontstaan. Louisiana is ook een typische olie- en gasstaat. De fossiele industrie heeft er enthousiast geboord en blijft dit voorlopig ook doen. En dus trekken de oorspronkelijke bewoners weg – al is het de vraag of ze gelukkig worden in de even verderop aangelegde huurhuizen. Ligt daar de toekomst voor de nieuwe generatie? Kunnen deze ‘ontheemden’ – die omschrijving past hen toch beter dan ‘vluchtelingen’ – zich daar werkelijk thuis gaan voelen?

De Lowland Kids lijken echter genoodzaakt om de jaren des verstands te betreden.

Monikondee

Cinema Delicatessen

Met zijn motorboot bevaart Boggi Josef Adijontoe, alias ‘Boogie’, de Marowijne-rivier. Die markeert de grens tussen Suriname en Frans Guyana. Boogie bevoorraadt inheemse en Marron-gemeenschappen, die al sinds mensenheugenis aan de rivier wonen. Zij hebben het kapitalisme heel lang op afstand weten te houden, maar worden door overstromingen, droogte en vervuiling alsmaar afhankelijker van de aanvoer van elementaire goederen.

Bootsman Boogie is onderdeel van deze dynamiek. Met zijn korjaal van achttien meter voert hij bijvoorbeeld ook olievaten aan voor goudzoekers. Die kwamen enige tijd geleden en masse vanuit Brazilië. Zoals eerder Amerikaanse missionarissen en Chinezen al aanmeerden in het Marron-gebied. En deze nieuwkomers jagen, vissen, kappen bomen, zoeken vertier en dumpen afval in het water. Het regenwoudgebied is veranderd in ‘Geldland’, Monikondee (103 min.). ‘Sinds we geld zijn gaan gebruiken’, zegt een plaatselijke vrouw treffend, ‘delen we minder met elkaar.’

Tolin Alexander, Lonnie van Brummelen en Siebren de Haan volgen Boogie tijdens z’n tochten naar het Surinaamse binnenland, als hij zijn boot door het verraderlijke water stuurt. Onderweg ontmoet hij vertegenwoordigers van plaatselijke gemeenschappen, voert met hen tamelijk vormelijke onderhandelingen en luistert naar hun monologen en liederen. Zo ontstaat een fraaie synthese van documentaire, poëzie en theater. Een logische voortzetting ook van hun vorige film Stones Have Laws (2019), die eveneens in nauwe samenwerking met de hoofdpersonen is gemaakt.

Tussendoor laat de nijvere bootsman, een plaatselijke variant op de pakketbezorger of truckchauffeur, zijn gedachten de vrije loop over het heden en verleden van zijn gemeenschap. Boogie beschouwt zichzelf als een ‘Fiiman’, een vrije man. Zijn voorouders sloten in 1760 als eerste vrede met de Nederlanders die zich in Suriname hadden gemeld. ‘Maar je weet hoe de witte mannen zijn: een overeenkomst duurt net zo lang als dat zij er voordeel van hebben’, zegt hij mismoedig. ‘Toen er goud werd gevonden, vergaten ze de overeenkomst.’

Kalm en trefzeker ontsluiten Alexander, Van Brummelen en De Haan via Boogie de leefwereld van de volkeren in het Surinaamse regenwoud, waarbij de interactie van de bootsman met de mensen die hij onderweg ontmoet soms wel erg geënsceneerd aandoet. Dit geldt overigens ook voor het plot waarmee de oogstrelende film naar z’n climax wordt gestuurd: Boogie wordt door zijn clanleiders opgeroepen om in Diitabiki, bij de Tapanahony-rivier, te verschijnen. Daar gaan zij een conflict afhandelen waarin zijn goud winnende neef verzeild is geraakt.

De boodschap van Monikondee is dan allang helder: van deze ‘vooruitgang’ wordt lang niet iedereen beter. 

Katrina: Come Hell And High Water

Netflix

Twintig jaar zijn verstreken sinds de orkaan Katrina in augustus 2005 voor een dijkdoorbraak zorgt bij de Amerikaanse stad New Orleans. Door grootschalig overheidsfalen groeit de natuurramp al snel uit tot ‘a man made disaster’, die met name de zwarte inwoners van de stad ongenadig hard treft. Spike Lee maakt er een jaar later een verpletterende miniserie over: When The Levees Broke (2006). Lee is nu ook betrokken bij het drieluik Katrina: Come Hell And High Water (212 min.). Hij heeft het slotdeel geregisseerd. Bij de eerste twee afleveringen staan Geeta Gandbhir en Samantha Knowles aan het roer.

Met direct betrokken uit zwarte wijken zoals The Lower 9th Ward, Tremé en St. Bernard Parish en enkele vertegenwoordigers van het stadsbestuur, de lokale politie en de staat Louisiana lopen zij de aanloop naar de overstroming van New Orleans en de menselijke tragedie die zich daar vervolgens voltrekt nog eens nauwgezet door. Gaandeweg verwordt de stad tot een ondergelopen getto, in beeld gebracht met een combinatie van nieuwsbeelden en video’s van de bewoners zelf, waar het arme deel van de New Orlinians moet zien te overleven (terwijl ze in de media worden weggezet als gevaarlijke plunderaars). Veel bewoners kiezen ervoor om de ramp maar uit te zitten of zien zich gedwongen tot ‘verticale evacuatie’, het verkassen naar een hoger gebouw of een ogenschijnlijk veilig gelegen plek. Het leidt tot mensonterende toestanden.

Terwijl zij met hun poten in de modder staan, toont zeker de federale overheid zich van z’n meest onverschillige kant. ‘Ze lieten ons stikken’, verwoordt acteur Gralen Bryant Banks, bewoner van The 13th Ward, het algehele gevoel in de zwarte wijken. Van de regering van president George W. Bush en de landelijke rampenbestrijdingsorganisatie FEMA kunnen ze gewoon barsten. ‘Het vergt logistiek om het probleem op te lossen’, stelt de lekker uitgesproken luitenant-generaal Russel Honoré, die ter plaatse de Taskforce Katrina begint te leiden (en die onlangs ook al was te zien in de docuserie Hurricane Katrina: Race Against Time). ‘Die stomme politici zijn daar niet in getraind. Daar zijn klootzakken zoals ik voor.’ Hij zal uitgroeien tot één van de helden van een geschiedenis die verder vooral verliezers kent.

Nadat de ramp zelf, een bekend verhaal dat al veel vaker is verteld, nog eens grondig is nagelopen, buigt Spike Lee zich over de ramp na de ramp. In de twintig jaar na Katrina is met verve het ‘never waste a good crisis’-principe toegepast. Banken en verzekeringsmaatschappijen maken bijvoorbeeld bewust de keuze om bepaalde buurten niet te herbouwen, waardoor het voor geëvacueerde bewoners vrijwel onmogelijk wordt om terug te keren naar New Orleans. Zeker twintig procent van de Afro-Amerikaanse inwoners is zo definitief uit de stad vertrokken. En al snel volgen dan ook hun doctoren, advocaten en tandartsen. ‘Ik noem Houston New Orleans-West’, zegt schrijver, uitvinder en ondernemer Calvin Mackie schertsend. ‘En Atlanta New Orleans-Oost.’ Dit zorgt er onvermijdelijk voor dat het onderwijs, de cultuur en het economische klimaat in ‘New Orleans-Centrum’ verschraalt.

Met een aanzienlijke verzameling bronnen, waaronder Levees-veteranen zoals jazzsaxofonist Branford Marsalis, historicus Douglas Brinkley en acteur Wendell Pierce (die een rol speelde in Treme, een dramaserie over het New Orleans van na Katrina), licht Spike Lee de huidige situatie in ‘The Big Easy’, die in 2020 ook nog ernstig wordt getroffen door het Coronavirus, helemaal door. Componist Terence Blanchard, die eerder ook voor de soundtrack tekende van Lee’s speelfilm 25th Hour, heeft dit geheel aangekleed met bezwerende themamuziek. Die kan evenwel niet verhullen dat Lee’s aflevering wel erg praterig is – krasse uitspraken worden met typografie benadrukt – en bovendien zeer breed uitwaaiert. Katrina: Come Hell And High Water ontwikkelt zich dan tot een klassieke klaagzang over de verschillen tussen arm en rijk in een moderne grote stad, die door die ene orkaan alleen nog maar zijn versterkt.

Hurricane Katrina: Race Against Time

National Geographic

Het was het slechtst denkbare moment om arm te zijn in Amerika, stelt Malik Rahim, sociaal werker in New Orleans. Hij heeft ‘t over 29 augustus 2005, de dag waarop de orkaan Katrina een ongelooflijke ravage veroorzaakte in zijn stad, in het bijzonder in de zwarte gemeenschap van ‘The Big Easy’. De natuurramp zelf zorgde natuurlijk al voor enorme ontzetting, maar de respons van de (federale) overheid veroorzaakte niets minder dan ongebreidelde volkswoede. Alsof ’t ze in Washington, bij de Republikeinse regering van president George W. Bush, echt geen ene mallemoer kon schelen!

‘Katrina was een orkaan van overheidsfalen’ heeft Rahim dan al geconstateerd bij de start van Hurricane Katrina: Race Against Time (220 min.). ‘En het was een orkaan van onrecht.’ Twintig jaar na dato onderzoekt Traci A. Curry in de vijfdelige serie zowel de verpletterende storm, het breken van de dijken en de navolgende staat van de beleg in de ondergelopen straten van New Orleans als de nasleep en erfenis van die traumatische gebeurtenissen. ‘Wat er na Katrina gebeurde’, concludeert Malik Rahim nog altijd verontwaardigd, ‘is met geen mogelijkheid te rechtvaardigen.’

Met duizenden uren aan beeldmateriaal van de ramp en interviews met gewone inwoners, politiemensen, brandweerlieden, militairen, ambtenaren, journalisten en medewerkers van de gewraakte landelijke hulporganisatie FEMA maakt Curry een soort update van When The Levees Broke, de epische documentaireserie waarmee Spike Jones in 2006, slechts een jaar na Katrina, de desolate staat van New Orleans aan de kaak stelde. Hele gemeenschappen, van voornamelijk Amerikanen van kleur, werden volledig aan hun lot overgelaten en raakten zo grondig ontwricht.

Dat had ook met beeldvorming te maken. In Amerikaanse media werd een stad geschetst die was verworden tot een wetteloze jungle, waar winkels werden geplunderd, seksueel geweld aan de orde van de dag was en hulpverleners gedurig werden bedreigd en soms zelfs beschoten. Generaal Russel Honoré, commandant van de Joint Task Force Katrina, kan zich nog altijd opwinden als hij denkt aan hoeveel energie er moest worden besteed aan het bijstellen van die mediawerkelijkheid: het ging om mensen in nood die hulp verdienden, niet om schurken die keihard moesten worden aangepakt.

Die woedend makende maalstroom van gebeurtenissen – de veronachtzaamde bescherming van de stad, de alsmaar uitblijvende hulp, het gebrek aan oprechte interesse vanuit de autoriteiten, de criminalisering van de slachtoffers en tenslotte de manier waarop ‘t de oorspronkelijke bevolking moeilijk werd gemaakt om terug te keren naar hun eigen leefomgeving – werkt nog altijd door bij de direct betrokkenen en geeft deze diepgaande reconstructie een nóg tragischer karakter dan die andere recente National Geographic-serie over een natuurramp, Tsunami: Race Against Time.

Ook bij deze in wezen veel ernstigere ramp, die driekwart jaar vóór Katrina plaatsvond, werden gewone mensen overspoeld door ellende, die wellicht te voorkomen was geweest. De bewoners van New Orleans kregen echter ook nog eens meermaals met het ‘add insult to injury’-principe te maken: het gevoel dat ze niets waard waren – of erger – en net zo goed van de aardbodem weggevaagd konden worden.

Netflix bracht ongeveer tegelijkertijd een miniserie uit over de orkaan die in 2005 huis hield in New Orleans: Katrina: Come Hell And High Water.

A King Like Me

Netflix

Net als voor alle andere inwoners van New Orleans is er voor de leden van de Zulu Social Aid & Pleasure Club een vóór en ná Katrina.

Een kleine honderd jaar vóórdat de orkaan Katrina de Afro-Caribische stad in de Amerikaanse staat Louisana bijna vernietigt, in het jaar 1909, richten enkele zwarte mannen hun eigen club op, een sociaal netwerk dat inspringt als de nood aan de man is en de eigen familie ’t even niet aankan, zoals bij een uitvaart. In diezelfde tijd wordt ook de racistische speelfilm The Birth Of A Nation uitgebracht, waarna de verderfelijke Ku Klux Klan een comeback maakt. Het ressentiment dat zo opnieuw opsteekt in het Amerikaanse zuiden, verdient een reactie, vindt de Zulu-club.

Met kleurrijke kostuums, versierde kokosnoten en swingende praalwagens steelt de zwarte ‘krewe’ sindsdien de show tijdens Mardi Gras, de plaatselijke variant op Carnaval. Het feit dat ze daarbij gebruik maken van (en ook de draak steken met) ‘blackface’, de controversiële make up waarmee Afro-Amerikanen worden geportretteerd door witte Amerikanen, is bepaald niet onomstreden. Jazzlegende Louis Armstrong is er bijvoorbeeld ooit flink door in de problemen gekomen. De discussie of blackface nu wel of niet gepast is wordt bij Zulu nog altijd regelmatig gevoerd.

In het groepsportret A King Like Me (89 min.), smakelijk aangelengd met jazz- en dixielandmuziek, zoomt Matthew Henderson in op deze zwarte herenclub en al z’n gebruiken en tradities. Zulu is in wezen een Afro-Amerikaanse variant op de Nederlandse verenigingen die toewerken naar Carnaval of een bloemencorso. En zij kiezen ook hun eigen variant op Prins Carnaval, King Zulu. Dat is een prestigieuze functie, in menig geval zelfs de vervulling van een jeugddroom. Deze sfeervolle film tekent deze wereld van binnenuit op en vangt en passant het gevoel van zwart zijn in Amerika.

De benarde positie van zwarte Amerikanen komt nog eens pijnlijk in beeld als de Orkaan Katrina in augustus 2005 New Orleans overspoelt. Ná die ramp speelt de Zulu-club naar verluidt een essentiële rol in de  wederopstanding van de stad, met een geladen parade tijdens de eerstvolgende editie van Mardi Gras.  ‘Iedereen in New Orleans moet komen en gewoon van Mardi Gras genieten’, herinnert Larry Hammond, de Zulu-koning van dat jaar, zich geëmotioneerd de woorden die hij toen uitsprak. ‘Er gaat niets boven kijken naar een Zulu-parade. En het publiek vergaapte zich eraan. Oh….!’

En dan, weer vijftien jaar later, slaat COVID-19 toe. Henderson is dan al aan het filmen voor deze film. New Orleans wordt opnieuw ernstig getroffen. De stad heeft zo’n beetje het hoogste sterftecijfer van het land. Zou Mardi Gras, dat elk voorjaar plaatsvindt, nog een rol hebben gespeeld in de verspreiding van het virus? Feit is dat ook de Zulu-club hard wordt geraakt en afscheid moet nemen van enkele prominente en geliefde leden. Ook dan biedt de cultuur, die ze in ruim een eeuw samen hebben opgebouwd, houvast voor de toekomst. Ze omarmen wie ze zijn en gaan door.

En deze film, meer sfeertekening dan narratief, toont hen voor wie ze (willen) zijn: zwarte mannen die trots zijn op wie ze waren, zijn en blijven.

The Wolves Always Come At Night

Madman

Terwijl hij met een pikhouweel een gat in de grond probeert te graven, dat dienst moet gaan doen als toilet, spreekt Davaa een bijzonder pijnlijke gedachte uit. ‘Toen ik m’n hele kudde kwijtraakte, vroeg ik me af: wat voor een herder ben ik eigenlijk?’

Samen met zijn vrouw Zaya, vier kinderen en hun kudde leek Davaa eerder helemaal in zijn element op de Mongoolse steppe. Regisseur Gabrielle Brady neemt aan het begin van The Wolves Always Come At Night (96 min.) ook uitgebreid de tijd om hun nomadische bestaan en de wereld waarin dat zich afspeelt op te tekenen. De kale vlakten, fraai vereeuwigd, en dan dat handjevol mensen daarbinnen. Met de man des huizes als liefdevolle echtgenoot en vader, als vurige berijder van zijn favoriete hengst en als betrouwbare hoeder van zijn dieren. Het resulteert in prachtige scènes, bijvoorbeeld van hoe Davaa liefdevol de bevalling van een geit begeleidt.

Tegelijk staan die wereld en leefwijze permanent onder druk. Als na een verwoestende storm een groot deel van de kudde is gesneuveld, wordt het Mongoolse gezin gedwongen om de tering naar de nering te zetten: ze verkopen hun paarden, pakken al hun huisraad in en trekken naar de stad, die oogt als een nauwelijks te nemen fort. Brady vervat deze dramatische ontwikkeling in zeer doeltreffende scènes. Davaas verhuiswagen, volgestouwd met hun hele hebben en houwen, past bijvoorbeeld maar nét (of niet) door de doorgang naar het perceel waar ze nu gaan wonen. Nog voor ze daadwerkelijk hun intrek hebben genomen in die stad, is hun vrijheid al beknot.

‘We gaan terug’, bezweert de herder tegen zijn vrouw, als ze samen in bed liggen. Een zeer intieme scène, die toch niet gekunsteld voelt en vermoedelijk de Ausdauer van de maakster verraadt, die dan al een tijd aan hun zijde bivakkeert. Eenmaal aan het werk bij de plaatselijke grindfabriek, in zijn bedrijfskloffie en met een heldere opdracht, wordt nog eens helder hoeveel Davaa van zichzelf heeft moeten inleveren. Brady gebruikt ‘s mans favoriete hengst en de andere paarden die het nomadengezin ooit bezat als verbeelding daarvan. In mythische sequenties draven de dieren ook door Davaas huidige leefwereld en keert zelfs zijn favoriete hengst terug in zijn bestaan.

Wat minder duidelijk is: ook het hele steppeleven van het gezin is geënsceneerd. Gabrielle Brady heeft Davaa en zijn gezin pas ontmoet toen ze al in de stad waren neergestreken. Alle scènes van vóórdat ze daar zijn gaan leven zijn uitgewerkt aan de hand van herinneringen, waarvoor het ouderpaar ook een ‘writing credit’ krijgt in de aftiteling. Als de herder zijn kudde aantreft na de steppestorm en de lijken van zijn dieren afvoert, gaat het dus om een reconstructie van de werkelijkheid. En dat roept meteen de vraag of hoeveel er dan is gestaged in deze fraaie film, waarin allerlei actuele thema’s, zoals de tegenstelling stad-platteland en klimaatverandering, een plek vinden.

Iemand die eenmaal hier is, gaat nooit meer weg, zegt een oudere man, die twintig jaar eerder zijn kudde is kwijtgeraakt en toen met zijn vrouw naar de stad is verhuisd. Spontaan of ingefluisterd? En de diepe wanhoop die zich soms meester lijkt te maken van Davaa, een man die losgerukt is van zijn oorsprong, is ongetwijfeld authentiek, maar of hij spontaan met zijn ziel onder z’n arm in een karaokebar is beland? De vraag stellen is hem vermoedelijk beantwoorden. Die constatering doet in wezen weinig af aan de zeggingskracht van The Wolves Always Come At Night, maar plaatst de film wel in een ander perspectief. En zulke kijkkennis hoort eigenlijk aan de voorkant.

The Twister: Caught In The Storm

Netflix

Ze waren begonnen met het volgen van de storm. En toen begon die hen te volgen. Een groot eng monster, dat zich blijkbaar thuis voelde in het gebied dat niet voor niets ‘Tornado Alley’ wordt genoemd. ‘Er klonk gerommel’, herinnert Kaylee zich. ‘Alsof moeder natuur honger had.’ Samen met haar broer Eric en vriend Mac was ze een kijkje gaan nemen bij de tornado die Joplin, Missouri, zou gaan aandoen. De drie tieners moesten rennen voor hun leven.

In The Twister: Caught In The Storm (89 min.) reconstrueert Alexandra Lacey met Mac, Kaylee en andere overlevenden de wervelwind die op 22 mei 2011 ongenadig huishield in het hart van Amerika. Het was alsof de apocalyptische visioenen over het einde der tijden, waarover onheilspredikers al een tijd spraken in ‘de gesp van de biblebelt’, dan toch waren bewaarheid. Joplin werd volledig met de grond gelijk gemaakt. Wat restte was een soort slagveld, waar net de Derde Wereldoorlog leek te zijn uitgevochten.

Met een vloeiende combinatie van echte opnamen van de natuurramp en gedramatiseerde beelden – waarbij zeker niet altijd helder is waar het ene begint en het andere eindigt – wordt de ontwikkeling van de wervelwind opnieuw opgeroepen. Direct betrokkenen – een vanuit Californië ingevlogen aspirant-weerman van dertien, enkele rondrijdende tieners en een middelbare scholier die juist op die dag z’n diploma had gekregen bijvoorbeeld – vertellen hoe ze die ramp ternauwernood hebben overleefd.

The Twister beperkt zich tot de ontwrichtende gebeurtenissen op die ene meidag en de directe gevolgen daarvan – behalve ongelooflijke materiële schade zo’n 160 doden – en laat het grotere verhaal van de ramp links liggen. Daarmee wordt de documentaire een soort real life-variant op de ouderwetse rampenfilm uit de jaren zeventig, waarbij de kijker zich van een veilige afstand kan verlustigen aan uitzinnig natuurgeweld, zonder zich te hoeven bekommeren over de oorzaken en lange termijngevolgen daarvan.

De tornado van Joplin wordt vooral behandeld als een spannend verhaal, een levensveranderende gebeurtenis, met bovendien een wel erg Amerikaans einde. Want alle overlevenden zijn er natuurlijk beter uitgekomen en voelen zich dan verantwoordelijk voor de wederopbouw van de plaatselijke gemeenschap. Zodat al die angst, dat lijden en ook het verlies van 22 mei 2011 – de Dag des Oordeels, zou iemand die ’t achteraf altijd beter weet zeggen – misschien toch nog ergens goed voor zijn geweest.

Architecton

Cherry Pickers

Ooit zijn het wellicht trotse gebouwen geweest – of op z’n minst levendige gebouwen. Nu ogen ze verweesd. Verlaten, afgedankt. Tanks hebben er gaten ingeschoten, bommen een hap uitgenomen. Of een aardbeving is er ongegeneerd z’n gang mee gegaan.

De Russische documentairemaker Victor Kossakovsky (BelovySvyato en Gunda) laat zijn camera zweven over flatgebouwen die de oorlog of het natuurgeweld ternauwernood hebben doorstaan – of niet. Als ze niet meer te redden zijn, worden ze uit elkaar getrokken door een graafmachine. Zo wordt een deel van de stad ontmanteld, waar ergens vast ook nog wel, stiekem, mensen huizen.

Kossakovsky’s impressies van gehavende Oekraïense en Turkse steden behoren tot de meest imposante taferelen van Architecton (97 min.), zijn beeldsymfonie over de verhouding tussen architectuur, natuur en beschaving, in het bijzonder de rol van steen en beton daarin. Hij begeeft zich ook naar eeuwenoude ruïnes en moderne bouwwerken en toont het leven daar – of het ontbreken daarvan.

Met dank aan cameraman Ben Bernhard (All That Breathes), die ogenschijnlijk dood materiaal tot leven kan brengen in grootse shots en close-ups, en componist Evgueni Galperine, wiens soundtrack beurtelings dreiging, schwung of drama meegeeft aan de materie. Zij kunnen rotsblokken bijna letterlijk laten dansen of geven het afvoeren van puin de bedrijvigheid van een nijvere mierenhoop.

Bijzondere aandacht is er voor de Italiaanse architect Michele de Lucchi, die in zijn eigen tuin een ‘magische cirkel’ laat aanleggen. Mensen zijn daarbinnen niet welkom. Het is bedoeld als een les in bescheidenheid tegenover de natuur, die prima aansluit bij Kossakovsky’s pleidooi om duurzamer te bouwen en de aarde niet vol te storten met beton of overal zielloze stenen kolossen op te trekken.

‘Hoe kan ’t dat mensen altijd wisten hoe ze gebouwen moesten maken die duizenden jaren konden blijven bestaan?’ vraagt Victor Kossakovsky zelf, in de epiloog van deze film waarin verder nauwelijks wordt gesproken, aan De Lucchi. ‘En waarom bouwen we nu dan voor slechts een jaar of veertig?’ En waarom, bijt hij door, al die lelijke saaie gebouwen als we ook mooie kunnen ontwerpen?

De architect probeert Kossakovsky’s kritiek niet te pareren. Hij omarmt die. Sterker: Michele de Lucchi schaamt zich zelfs voor een project waarbij hij zelf betrokken is. Hij pleit voor een herbezinning. ‘Als we iets ontwerpen, ontwerpen we geen product, gebouw of ruimte’, zegt hij tegen de filmmaker. ‘We ontwerpen het gedrag van mensen.’

Beelden Uit Tuvalu

Doxy

Ze gaan er eens goed voor zitten. Gewone Nederlanders, in hun eigen woonkamer. Benieuwd naar wat Dylan Werkman hen gaat voorschotelen op hun eigen televisie. ‘Tuvalu?’ zegt een vader even later, bij beelden van een strand waar de golven wild tegenaan klotsen. ‘Ik ga ‘t wel opzoeken’, zegt zijn tienerzoon.

‘Het tropische eiland Tuvalu verdwijnt langzaam in de Stille Oceaan’, leest een man in een andere huiskamer vanaf z’n mobiele telefoon voor aan zijn vrouw en drie kinderen, die tussen hen in op de bank zijn gekropen. ‘Als de klimaatverandering zo doorgaat, komt het nog deze eeuw, over vijftig of zestig jaar, volledig onder water te staan.’

Waarna een jonge man, in alweer een andere Nederlandse kamer, tegen de vrouw naast hem op de bank zegt: ‘ja, dit zal wel weer zo’n zielig verhaaltje zijn, of zo’. Op Beelden Uit Tuvalu (25 min.) is het bedreigde eiland te zien. Het aandoenlijke gezin Nagatalevu in het bijzonder. Vader, moeder, zoon en dochter springen en spelen in het woeste water.

In hun dagelijks leven hebben Tuvaluanen constant te maken met de stijging van de zeespiegel. De straten staan permanent blank, in huis moet alles omhoog gezet worden en aan de kust kan het ronduit gevaarlijk zijn. ‘Het is heel ver van mijn bed’, zegt een Nederlandse vrouw nochtans. ‘Ik kan me niet overal zorgen om maken.’

Zij spreekt uit wat menige Nederlander denkt – áls ie al denkt aan plekken zoals Tuvalu. Die onverschilligheid maakt Werkman treffend zichtbaar. Zijn kijkers hebben al genoeg aan hun eigen problemen. Een enkeling legt nog wel de link met onze dijken. Want zonder zou Nederland wel eens hetzelfde lot beschoren kunnen zijn als Tuvalu.

En dan tovert hij in deze interessante korte film nog een konijn uit de hoge hoed, dat z’n Nederlandse hoofdpersonen bijna dwingt om zich persoonlijk tot die sympathieke Tuvaluaanse familie te verhouden. Kan hij daarmee empathie afdwingen? En wat vinden de Nagatalevu’s eigenlijk van de lui die hen bekijken vanuit ons kikkerlandje?

The Coriolis Effect

Zindoc

Met een aantal mensen gaan ze het strand opruimen. Verpakkingen, lege waterflessen en aangespoelde visnetten. Zodat zojuist geboren schildpadden niet vast komen te zitten in de troep en, liefst zelfstandig, weer de zee kunnen bereiken. Met vereende kracht lukt het uiteindelijk om alles naar een zelf aangelegde dumpplaats te sjouwen. Niets staat de zeeschildpadjes nu meer in de weg.

De zeeschildpad vormt een terugkerend element in de associatieve documentaire The Coriolis Effect (110 min.) van Petr Lom en Corinne van Egeraat. De schildpad is kind aan huis in Kaapverdië, één van de grootste broedplaatsen ter wereld, en symboliseert de gecompliceerde relatie waarin mens en dier daar terecht zijn gekomen. Want op de eilandengroep voor de kust van West-Afrika worden de gevolgen van onze achteloze houding tegenover de aarde zichtbaar: de zee rukt op, net als vervuiling. Tegelijkertijd is er sprake van aanhoudende droogte. Het heeft er al jarenlang niet meer geregend.

In Kaapverdië doet het zogenaamde corioliseffect zich gelden: doordat de aarde ronddraait krijgt elke beweging er een afwijking. De archipel wordt daarom regelmatig gegeseld door wind en heeft het imago gekregen van een ‘land van wind’, een plek waar orkanen worden geboren. Lom en Van Egeraat proberen deze mythische wereld in al z’n diversiteit, complexiteit én schoonheid te vatten in een non-lineaire vertelling, zonder echte hoofdpersonen, over de verstoorde verhouding tussen mens en natuur, waarin alle verschillende elementen op de één of andere manier met elkaar verbonden lijken te zijn.

The Coriolis Effect vangt dit universum met lange en fraaie scènes, die, ogenschijnlijk intuïtief, met elkaar zijn verknoopt. Een visser geeft zijn boot bijvoorbeeld de naam van z’n overleden vriend Dery en sleept die vervolgens met vrienden de zee in. Een eenzame vis is onder water verstrikt geraakt in een vissersnet. Een krab doet zich tegoed aan een dode aangespoelde vis en maakt zich dan uit de voeten. Vogels proberen via de dop een druppel mee te pikken van aangevoerde flessen water. En een man maakt liefdevol met een tandenborstel en een bakje water de poten van een verminkt vogeltje schoon.

Dat mens en dier niet tegenover elkaar hoeven te staan in tijden van klimaatverandering en milieuvervuiling is tevens treffend vervat in een andere schildpadscène. Enkele jonge Kaapverdianen treffen een dood dier aan, dat gedesoriënteerd is geraakt en vervolgens uitgedroogd. ’s Nachts proberen zij een andere schildpad richting zee te sturen. En als dat maar niet wil lukken, tillen ze hem gewoon op en dragen het tegenspartelende dier naar het strand. Al snel neemt de natuur ’t over. Het dier ruikt de zee en kruipt het water in, om daar vrijwel direct uit het zicht te verdwijnen. Het is een hoopvol tafereel.

Death Without Mercy

VPRO

Het Turkse flatgebouw is een jaar of tien eerder gepresenteerd als een ‘stukje paradijs’. Rönesans Rezidans telt zo’n 250 appartementen, met in totaal ongeveer duizend bewoners. Op 6 februari 2023 wordt het complex in Antakya met de grond gelijk gemaakt door een aardbeving. Onder een enorme berg puin bevindt zich een groot deel van de bewoners. Dood of levend? Die vraag drijft ook de documentaire Death Without Mercy van de Syrische filmmaakster Waad Al-Kateab, die eerder haar eigen verhaal vertelde in het meermaals bekroonde For Sama (2019): wie hebben de ramp overleefd? Uiteindelijk zal het dodental oplopen tot boven de 60.000.

Onder dat puin ligt Safa Sayedissa, een jonge vrouw met twee zoontjes. ‘Ik zit niet beklemd’, spreekt ze anderhalf uur na de aardbeving in op haar telefoon. ‘Sami en ik leven nog.’ Ze kan de baby, veertig dagen oud nog maar, in haar benarde positie zelfs de borst geven. Safa weet alleen niet waar Kuteyba is. Toen het gebouw instortte, zei haar zevenjarige zoontje nog: ‘mama, ik hou niet van aardbevingen.’ En toen moest ze zijn arm loslaten en was hij weg. ‘Fuad, als je dit hoort of je krijgt m’n telefoon in handen’, vertrouwt ze op diezelfde telefoon toe aan haar echtgenoot, die op reis is voor zijn werk. ‘Ik hou ontzettend veel van je. Vergeef me, alstjeblieft.’

Zodra hij hoort van de ramp, probeert Fuad Sayedissa op zijn beurt natuurlijk in contact te komen met zijn vrouw en kinderen. Hij krijgt uiteindelijk iemand aan de lijn die bij de ingang van Rönesans Rezidans staat. ‘Ik zei: ga met de lift naar de elfde verdieping, daar zijn ze’, herinnert Fuad zich later. ‘Hij zei: er is geen elfde verdieping.’ Misschien zijn ze dan naar beneden gegaan? waagt de verontruste Fuad nogmaals een poging. Hij kan niet accepteren dat er helemaal geen Rönesans meer bestaat. Het gebouw is van de aardbodem verdwenen. ‘Waar zijn ze dan?’ vraagt Fuad nog aan de man. ‘Ze zijn allemaal weg. Ze liggen onder het puin.’

In zijn Syrische woonplaats Idlib ziet Fadi Alhalabi ondertussen welke schade de aardbeving heeft aangericht. De rest van zijn familie is inmiddels woonachtig in het Turkse Antakya, gevlucht voor de oorlog in eigen land. De jonge Syriër wil zijn dierbaren te hulp schieten, maar moet eerst überhaupt Turkije binnen zien te komen. De reis wordt een helletocht, die bij aankomst in Antakya alleen maar erger wordt. Waarom is dit gebouw ingestort? vraagt hij ter plaatse aan een man. ‘Omdat het de wil van God is’, reageert die. Daarmee neemt Fadi geen genoegen. ‘Uiteraard, maar we moeten ook naar de oorzaken kijken. Als je naar dit gebied kijkt: alle gebouwen zijn weggezakt.’

Via enkele hoofdpersonen die voor de camera ontdekken wat die verpletterende aardbeving in hun leven heeft aangericht, gecombineerd met honderden uren beeldmateriaal van andere bronnen, toont Waad El-Kateab de impact van de ramp. Soms lijkt dat leed veel te groot om te dragen. En toch moet ‘t – en doen ze ‘t. Zelfs wanneer blijkt dat een belangrijk deel van de schade misschien te voorkomen was geweest. Als de Turkse overheid minder laks zou zijn omgegaan met bouwvergunningen en na de aardbeving snel adequate hulp had geboden. Dan hadden – het is een onverdraaglijke gedachte – veel slachtoffers gered kunnen worden.

Het is de bijzonder wrange slotsom van een zielstriemende rampendocu, die de breekbaarheid van het menselijk leven, zowel letterlijk als figuurlijk, nog maar eens benadrukt.

Tsunami: Race Against Time

Disney+

In Banda Atjeh, een stad op het Indonesische eiland Sumatra, sleurt een maalstroom van water, modder en de brokstukken van een verpletterde wereld alles en iedereen met zich mee. Ontheemde bewoners proberen zich staande te houden op de vervaarlijk drijvende vloot van wrakstukken en zo te overleven op die fatale zondagochtend 26 december 2004. Een plaatselijke camerajournalist legt vast hoe een groep mannen tevergeefs een klein meisje uit het water probeert te trekken. Één van hen kan het niet langer aanzien, duikt in het water en zwemt ernaartoe.

‘Ze bleef maar zeggen: papa, papa…’, herinnert de toenmalige redder in nood, muzikant Dedi Rahmat, zich in de vierdelige serie Tsunami: Race Against Time (176 min.) van regisseur Daniel Bogado, die eerder de aanslagen van 11 september 2001 reconstrueerde in 9/11: One Day In America. ‘Hoewel ik een alleenstaande 25-jarige man was, zei ik tegen haar: papa is hier, papa is hier…’ Bij beelden van hoe Dedi het geschrokken kind zorgzaam in zijn armen houdt en met haar achter op een brommer richting het ziekenhuis klimt, vertelt de man hoe hij het meisje daar aan een verpleegkundige heeft overhandigd. ‘Ik heb het kind nooit meer gezien, maar in mijn hart weet ik dat ze het heeft overleefd.’

Ruim 11.000 kilometer verderop, op het Pacific Tsunami Warning Center in Hawaii, probeert seismoloog Barry Hirshorn intussen vat te krijgen op de aardbeving onder water, die met name in de Indische Oceaan woest om zich heen slaat. De ramp zal uiteindelijk ruim tweehonderdduizend levens claimen, in veertien verschillende landen. In deze miniserie probeert Bogado de totale tragedie te vatten. Hij heeft daarvoor de beschikking over honderden uren beeldmateriaal van allerlei verschillende bronnen en kan een beroep doen op enkele overlevenden. Zij kregen elk op hun eigen manier te maken met de tsunami, die menigeen in hun directe omgeving het leven kostte.

Deze persoonlijke getuigenissen brengen de inmiddels twintig jaar oude ramp weer helemaal tot leven. De Zweedse toerist Fredrik Bornesand, die vakantie viert in het Thaise Phuket, heeft eerst bijvoorbeeld niet door wat er op hen afkomt. Wat erg voor de eigenaar van het hotel, denkt hij. Al die waterschade! Pas later realiseert hij zich dat ze met z’n allen in een klassieke ‘leven of dood’-situatie terecht zijn terechtgekomen. Ook in Sri Lanka zijn de ramp en ravage nauwelijks te overzien en belandden zowel hulpverleners als gewone burgers in bijzonder hachelijke situaties. Voor menigeen is het ieder voor zich en God voor ons allen, anderen proberen daar bovenuit te stijgen.

Bogado speelt hun persoonlijke verhalen gewiekst uit, waardoor tot het laatst ongewis blijft of sommige verwanten van zijn hoofdpersonen het er levend afbrengen – of niet. Zo ging het in werkelijkheid ook: wat het lot nog gaat brengen, laat zich immers niet voorspellen. Het dreigt in dit ooggetuigenverslag van de dodelijkste tsunami uit de recente historie soms wel bijna een raadspelletje te worden: heeft puntje-puntje-puntje ’t nu overleefd of niet? De filmmaker zorgt er bovendien wel voor dat de serie in balans blijft. Tegenover elk groot drama staat een klein wonder – of op zijn minst een lichtpuntje, waaruit een bepaalde vorm van hoop kan worden geput.

Zoals het relaas van een Indonesisch jongetje dat drie weken na de ramp wordt aangetroffen door hulpverleners. Martunis Sarbini heeft al die tijd langs het strand gelopen en geslapen tussen levenloze lichamen. Hij oogt moederziel alleen, maar zal uiteindelijk toch weer een thuis vinden. Hij staat daarmee model voor alle overlevenden, die na de ramp de brokstukken van hun leven bij elkaar moesten vegen.

Endurance

Disney+

Toegegeven, het wordt misschien niet zo’n heroïsch avontuur als ruim een eeuw eerder, maar het blijft een zeer ambitieuze onderneming. In 2022 vertrekt een schip met de historicus Dan Snow, onderwateringenieur Nico Vincent en de befaamde maritieme geoloog Mensun Bound aan boord naar Antarctica. De S.A. Agalhus II van kapitein John Shears gaat proberen om, ergens op de zeebodem, het legendarische wrak van de Endurance (104 min.) te vinden. De ambitieuze onderneming wordt vastgelegd door Natalie Hewitt en vormt de basis voor deze documentaire die ze samen met Jimmy Chin en Elizabeth Chai Vasarhelyi heeft gemaakt.

Tijdens de legendarische Imperial Trans-Antarctic Expedition nam de Britse ontdekkingsreiziger Ernest Shackleton in 1914 ook al een fotograaf/cameraman mee. In de documentaire South (1919) vereeuwigde Frank Hurley Shackletons mislukte poging om de Zuidpool over te steken, een avontuur dat de geschiedenisboeken inging als de laatste grote Antarctica-expeditie. Toen de Endurance na een jaar op zee helemaal vast kwam te zitten in het pakijs en tevens water begon te maken, daalde het besef in bij de 27 bemanningsleden dat ze daar, in bijzonder barre omstandigheden op de Weddellzee, zouden moeten overwinteren.

Hurleys beelden – gerestaureerd, ingekleurd en van geluid voorzien – zijn door Hewitt, Chin en Chai Vasarhelyi aangevuld met sjiek gemaakte re-enactment-scènes. Alle foto’s en films worden bovendien ingekaderd door de scheepslui zelf. Na terugkomst zijn zij destijds uitgebreid geïnterviewd. En wat ze op schrift hebben gesteld is door de filmmakers, met behulp van Artificial Intelligence, eveneens vertaald naar gesproken woord. Zo slagen ze erin om Shackletons legendarische poolexpeditie tot leven te brengen, inclusief diens miraculeuze ontsnapping naar de bewoonde wereld, na twee jaar overleven aan het ijzige einde van de aarde.

Deze gestaalde film verbindt de twee expeditie-verhalen met elkaar. Terwijl Sir Ernest Shackleton en zijn mannen in onmogelijke omstandigheden moeten zien te overleven, beschikken zijn navolgers over technologische verworvenheden, zoals een ingenieuze onderwaterrobot. Het vinden van Shackletons scheepswrak blijkt echter bepaald geen sinecure. In 2019 heeft Mensun Bound bijvoorbeeld al eens een poging gewaagd om de Endurance te traceren. Dat werd een enorme mislukking. ‘Één van de ergste momenten van mijn leven’, aldus Bound, die nooit had kunnen bevroeden dat hij nog een tweede kans zou krijgen. Succes blijkt ook dan niet verzekerd.

Hewitt, Chin en Chai Vasarhelyi nemen de kijker dus tweemaal mee naar de rand van de aarde, waarbij ’t nog maar de vraag is of, hoe en waarmee ze weer huiswaarts kunnen keren. Endurance wordt zo automatisch een ode aan het overwinnen van de elementen – en jezelf – teneinde een zelfverkozen, hoger gelegen doel te verwezenlijken.

De Natuur Bestaat Niet

Moondocs

‘De eerste vraag is heel evident’, zegt de Vlaamse psychiater en relatietherapeut Dirk de Wachter tegen de mensen die bij hem op een rode leren bank, neergezet in een bosrijke omgeving, hebben plaatsgenomen. ‘Waar hebt ge de natuur leren kennen?’

De vraag is bedoeld als opmaat naar een gesprek over de verhouding tussen mens en natuur, die gaandeweg in een, jawel, relatiecrisis, is beland. Voordat hij in de documentaire De Natuur Bestaat Niet (58 min.) daarnaartoe wil, naar het moment waarop de relatie spaak is gelopen, wil De Wachter eerst de formatieve ervaringen van die omgang verkennen bij zijn vier gesprekspartners.

De tiener Jasmijn woont in een dorp en beschouwt de natuur als een vanzelfsprekendheid in haar leven. Monai, een Amerikaanse bloemiste die plantenworkshops geeft, houdt van de combinatie van groen en de stad. Akkerbouwer tegen wil en dank (en filosoof) Rinus runt zijn bedrijf tegenwoordig op een biologische manier. En jongeling Benjamin kreeg van jongs af aan liefde voor de natuur mee.

Deze Belgische klimaatactivist heeft echter ook de keerzijde van die liefde leren kennen. Enkele jaren geleden overleed zijn vijftienjarige vriendin Rosa bij overstromingen in de Ardennen. Samen belandden ze in het water. Een vloedgolf dreef haar toen uit zijn armen. Drie dagen later werd ze zeven kilometer verderop gevonden. Benjamin heeft er een diepe waterangst aan overgehouden.

Om de crisis tussen mens en natuur te bezweren zet documentairemaakster (en kunstcurator) Nathalie Faber in deze speelse, inventieve en tragikomische film de kunstenaar P.J. Roggeband in. Hij moet weer verbinding tot stand brengen en probeert De Wachters gesprekspartners met geinige verbeeldingsoefeningetjes te verleiden om weer dichter bij die vermaledijde natuur te geraken.

‘Komt het ooit goed?’ vraagt Raymonde de Kuyper, die dienst doet als verteller met een duidelijke presence, zich nochtans tegen het einde van de film af. ‘We kunnen ons aanpassen, meebewegen als een school vissen of een zwerm vogels. De spanning blijft…’ Want de natuur beschikt, hoe je ’t ook wendt of keert, over destructieve kracht, zo ervaart ook Dirk de Wachter aan den lijve.

Volgens de relatietherapeut, die zelf kampt met ernstige gezondheidsproblemen, is het dan zaak om het menselijke vernuft ten volle te benutten om er iets tegen te doen. Tegelijkertijd is het ook een kwestie van – deemoedig, rustig en bescheiden, zegt hij zalvend – aanvaarden van wat onveranderbaar is.

Stranded

Zeitgeist Films

Over sommige onderwerpen raken we nooit uitgesproken – of gefilmd. De Vliegramp in de Andes bijvoorbeeld, nu ruim een halve eeuw geleden. Een vliegtuig met aan boord een Uruguayaans rugbyteam en aanhang, op weg naar een toernooi in Chili, crasht in oktober 1972 op een bergtop. Het toestel wordt uiteengereten, diverse bemanningsleden en passagiers zijn op slag dood en de overlevenden moeten zich te midden van de bergen, sneeuw en ijzige kou zien te redden. Een deel van hen overleeft uiteindelijk maar liefst 72 dagen, onder meer door hun gestorven medepassagiers (deels) op te eten.

Dit ongelooflijke, afschuwwekkende en toch hoopvolle verhaal heeft inmiddels twee ijzersterke speelfilms opgeleverd: Alive (1993) en, ruim dertig jaar later, de Spaanse Oscar-kandidaat La Sociedad De La Nieve (2024). En behalve talloze tv-docu’s heeft de Andesvliegramp ook al geresulteerd in een gezaghebbende documentaire: Stranded (112 min.) uit 2007. Regisseur Gonzalo Arijon groeide op met enkele inzittenden van vlucht 571 van 13 oktober 1972 en wist alle overlevenden van de ramp en enkele familieleden zover te krijgen dat ze wilden meewerken aan zijn film. Samen keerden ze, soms vergezeld door hun inmiddels volwassen kinderen, terug naar de plek des onheils.

De stap om mensenvlees te gaan eten – waarbij de kwalificatie ‘kannibalisme’ toch echt misplaatst lijkt – krijgt daarbij vanzelfsprekend de nodige aandacht. ‘Als je de stap eenmaal hebt gezet en zogezegd aan de overkant bent beland, zie je dat er niets vreemds gebeurt’, vertelt Roberto Canessa, die als arts in opleiding een bijzondere verantwoordelijkheid voelde. ‘Natuurlijk, het was bizar, maar dit was een probleem dat we tenminste zelf konden oplossen.’ Contact met de buitenwereld was een andere zaak. Terwijl hun familie steeds hoop bleef koesteren, hadden de plaatselijke autoriteiten hen eigenlijk al opgegeven. Gewoon wachten op een reddingsactie zou hen dus fataal zijn geworden.

De zestien overlevenden waren volledig op zichzelf en elkaar aangewezen. Daar – in menselijkheid, solidariteit, moed en verbondenheid – zit de kern van hun ontzagwekkende verhaal en deze al even imposante film, die met de getuigenissen van de direct betrokkenen, gereconstrueerde scènes een bezoek aan die ijzige en verlaten gletsjer in de Andes hun ervaring op de grens van leven en dood in het midden van helemaal nergens heel behoorlijk weet te benaderen. Stranded komt tot een climax tijdens een emotioneel weerzien bij de Vallei van de Tranen, waar een gedenkplaats is ingericht voor de 29 slachtoffers van de vliegramp, die er met hun lijf voor zorgden dat de anderen konden leven.

‘Onze ouders leven verder in jullie’, zegt een zoon geëmotioneerd tegen de Andes-veteranen, terwijl ze met zijn allen gearmd in een kring gaan staan.

Warnow – Reis Naar Het Noorderlicht

Periscoop Film

Het is zo’n onbezonnen avontuur dat wel tot sterke verhalen moet leiden. Of het ook leuke verhalen zijn, valt alleen nog te bezien. Net zoals op voorhand ook niet zeker is dat iedereen ervan terugkeert. Want hoewel ze niet al te veel zeilervaring hebben, besluit een bont gezelschap van acht muzikale vrijbuiters in 2013 om met hun boot de Warnow naar het Noorderlicht te gaan zeilen. De tocht begint thuis in Schiedam en moet via Engeland en Schotland naar Noorwegen leiden. 

Het plan is om er meteen ook een documentaire van te maken en die dan voor grof geld te verkopen. Zodat ze daar later weer een reis naar Mexico of de Caribische eilanden van kunnen betalen. De realiteit blijkt echter weerbarstiger – en stormachtiger – dan het romantische idee dat de Nederlandse alto’s er van tevoren van hadden. Ten noorden van het Britse kustplaatsje Whitby dreigen ze met hun boot eerst opgeslokt te worden door het woelige water en later te pletter te slaan op de rotsen.

En dan is Warnow – Reis Naar Het Noorderlicht (98 min.), de enerverende documentaire die Wim van der Aar heeft gemaakt van het door henzelf gefilmde beeldmateriaal, de audioquotes die hij uit interviews met enkele opvarenden van de Warnow heeft gehaald en de getuigenissen van mensen die ze op hun dollemanstocht tegenkwamen, nog niet eens halverwege. Tegen die tijd ligt allang de vraag op tafel of de Warnow überhaupt dat beoogde Noorderlicht zal bereiken.

Want hoewel de avonturiers zich maanden hebben voorbereid op de trip, worden ze onderweg toch overvallen door de verraderlijke Noordzee en het leven aan boord. Enkele opvarenden zien al snel scheel van de zeeziekte. En hun boot blijkt toch echt aan de kleine kant voor acht mensen en een hond. De groep dreigt daardoor uit elkaar te vallen en weet slechts met enkele onstuimige concerten op hun pleisterplaatsen de eenheid te bewaren. Voor zolang als het duurt.

Er is duidelijk onheil op komst. Het lijkt alleen de vraag of die zich aandient in de vorm van fatale frictie aan boord of een ongeluk op zee, al dan niet vergezeld van Lord Of The Flies-achtige taferelen. Want uit wie er aan het woord komen in deze documentaire volgt automatisch ook wie er niet aan het woord komen – en de vraag wat er met hen is gebeurd. Van der Aar werkt gestaag toe naar het moment waarop de kaarten worden verdeeld en tekent daarna op wat die voor eenieder in petto hebben.

Zijn film groeit desondanks uit tot een ongegeneerde ode aan het avontuur en zij die, zonder er verder al te diep over na te denken, bereid en in staat zijn om daarvoor alles achter zich te laten. Zonder de garantie dat ze het nog ooit terugzien – of dat zij nog ooit worden teruggezien. Op weg naar een stip op de horizon, die misschien altijd buiten bereik blijft. Omdat de reis nu eenmaal belangrijker is dan de bestemming.

Bodem In Beweging

Human

‘Gas terug’, roepen boze Groningers tijdens een demonstratie tegen de ‘gasverslaafde’ overheid en haar ‘gewillige dealers’, de NAM en ExxonMobil. ‘Genoeg = genoeg’, staat er op spandoeken. Als minister van Economische Zaken Eric Wiebes in 2018 eindelijk de gaskraan dichtdraait, levert dat echter weer zijn eigen problemen op. Want tegelijkertijd wordt ook de zogenaamde versterkingsoperatie teruggeschroefd. Dit betekent opnieuw onzekerheid voor Groningers die als gevolg van de aardgaswinning al jaren lijden onder aardbevingen en moeten leven in onveilige woningen.

Sommige bewoners van Overschild, een dorp dat is gebouwd op veengrond en dat volledig gesloopt en herbouwd zal gaan worden, hoeven bijvoorbeeld voorlopig niet meer op nieuwbouw te rekenen. Tegelijkertijd zien zij hoe andere dorpsbewoners al wel een nieuw huis kunnen betrekken. In Bodem In Beweging (53 min.) tekenen Saskia Jeulink en Kees Vlaanderen op hoe deze gebeurtenissen opnieuw een wissel trekken op de kleine gemeenschap die al zo lang in onzekerheid leeft en de overheid, en de daaraan gelieerde bedrijven, als zéér onbetrouwbare partners heeft leren kennen.

Ze zetten de ontwikkelingen in Overschild af tegen verklaringen van onder anderen de voormalige bewindslieden Wiebes en Henk Kamp, NAM-directeur Bart van de Leemput, Shell-topman Ben van Beurden en Albert Rodenboog, oud-burgemeester van Loppersum, tegenover de Parlementaire Enquêtecommissie Aardgaswinning Groningen. Daar kunnen ook gedupeerden hun zegje doen. ‘Als de overheid zo met ons omgaat, is er geen plek meer voor eerlijke mensen in Nederland’, zegt een man bijvoorbeeld tijdens een hoorzitting. Hij is al op zoek geweest naar een boom.

’s Mans wanhoop is tastbaar en niet te negeren, herkenbaar bovendien bij allerlei lot- en provinciegenoten en symboliseert de enorme afstand die is ontstaan tussen de Haagse werkelijkheid – waarin een term als leveringszekerheid toch vooral optimale aardgasexploitatie lijkt te moeten verhullen – en de Groningse realiteit – waarbij huizen, gezinnen en gemeenschappen letterlijk op hun grondvesten zijn gaan schudden. Daarmee is deze documentaire een aardige bijsluiter voor het ontluisterende rapport ‘Groningers Boven Gas’ dat de enquêtecommissie eind februari heeft gepresenteerd.

Een film die net als eerdere producties van Kees Vlaanderen (De Kleine Oorlog Van Boer Kok en Tegenwind – Het Verdriet Van De Veenkoloniën) de bijzondere moeizame relatie tussen overheid en burger weergeeft en het gebrek aan vertrouwen van gewone Nederlanders in behoorlijk bestuur dat daaruit is voortgevloeid.

The Fire Within: Requiem For Katia And Maurice Krafft

Titan Films

‘Zelfs als ik morgen zou sterven’, zegt de Franse vulkanoloog Maurice Krafft, ‘dan zou me dat eigenlijk niets kunnen schelen.’ Zijn echtgenote en samenwerkingspartner Katia staat er eigenlijk anders in. Zij vreest het gevaar van de Japanse Unzen-vulkaan, die enkele kilometers verderop met levensgevaarlijke erupties dreigt, en heeft haar zinnen gezet op een vertrek naar de Filipijnen waar de vulkaan Pinatubo ook elk moment tot uitbarsting kan komen.

Het meningsverschil leidt volgens filmmaker Werner Herzog, in één van zijn uit duizenden herkenbare voice-overs waarmee hij ook The Fire Within: Requiem For Katia And Maurice Krafft (84 min.) weer helemaal naar zich toetrekt, tot een soort relatiecrisis. De uitkomst moge bekend zijn: de onverschrokken Maurice krijgt zijn zin en sleurt zijn vrouw mee de dood in. Op 3 juni 1991 dooft definitief het vuur in het befaamde vulkanologenechtpaar.

De twee laten een bijzonder aansprekend levensverhaal na, dat bovendien kan worden geïllustreerd met overweldigende beelden. En Herzog – de maniakale maker die eerder afdaalde in de grot van de vergeten dromen, afreisde naar het einde van de wereld en, via een tamelijk verknipte hoofpersoon, leefde te midden van grizzlyberen – lijkt de aangewezen man om dat aan de wereld toe te vertrouwen. Hij heeft alleen één bijzondere uitdaging die zelfs zijn krachten te boven lijkt te gaan.

In hetzelfde jaar dat Werner Herzog met zijn voluptueuze productie prijzen wint op filmfestivals in Los Angeles en Gijón, verschijnt namelijk ook Fire Of Love van regisseur Sara Dosa, een magische film die wordt binnengehaald als één van de belangrijkste documentaires van 2022. Over een vulkanologenechtpaar – uit de Franse Elzas, zegt Herzog er in zijn film direct bij – dat bereid is om ten onder te gaan aan z’n onmetelijke liefde voor de oerkracht van de aarde. Juist.

De Duitse filmmaker, die eerder in vulkanen dook met Into The Inferno, put voor een belangrijk deel uit dezelfde bron als Dosa – al is zijn insteek wezenlijk anders. Waar zijn Amerikaanse collega de beeldenpracht gebruikt om de Kraffts, met behulp van verteller Miranda July, te mythologiseren, gaat Werner Herzog ook op zoek naar de achterkant daarvan: hoe Maurice en Katia bijvoorbeeld gaandeweg hun wetenschappelijke ambities lieten varen ten faveure van een carrière als gewiekste filmmakers.

Zoals het echte profi’s betaamt, zetten ze de waarheid soms een beetje naar hun hand om de werkelijkheid nog nét een klein beetje mooier te maken. Herzog is er desondanks niet op uit om zijn protagonisten te ontmaskeren. Hij voorziet hun epische werk vooral van context en probeert hen zo beter te begrijpen. In zijn ogen waren de Kraffts meer dan twee durfals met een onmetelijke liefde voor vulkanen. Met hun pionierswerk probeerden ze tevens aandacht voor de gevaren ervan te genereren.

Hij presenteert hun ontzagwekkende beeldmateriaal, ook als dit niets met vulkanen van doen heeft, met veel achtergrondinformatie en soms wel erg bombastische klassieke muziek en bouwt daarmee een intrigerende vertelling. Als film delft Herzogs docu het onderspit ten opzichte van Fire Of Love, maar als vervolg of nadere uitwerking heeft The Fire Within beslist zijn waarde. En voor wie die andere docu onverhoopt heeft gemist, is ook dit portret van Katia en Maurice Krafft niets minder dan een belevenis.

The Volcano: Rescue From Whakaari

Netflix

The Volcano: Rescue From Whakaari (98 min.) begint als een klassieke rampenfilm. Nietsvermoedend maken allerlei verschillende personages zich op voor wat een normale dag lijkt te worden. Een groepje avontuurlijk ingestelde toeristen en hun begeleiders gaan op 9 december 2019 een bezoek brengen aan White Island in Nieuw-Zeeland en daar van dichtbij één van ‘s werelds actiefste vulkanen bekijken.

Als geoefende kijkers weten wij dan al wat er staat te gebeuren en – afgaande op wie er wel en niet in interviews aan het woord komen van de mensen die zijn te zien op beelden van die dag – is zelfs al in te schatten wie daarbij de dood zullen vinden. En dan lijkt het in deze degelijke documentaire van Rory Kennedy nog slechts een kwestie van tijd tot het monster, vermomd als toeristische trekpleister, zich begint te roeren.

Als de Whakaari-vulkaan plotseling tot uitbarsting komt en zwarte rook, as en stoom van zo’n tweehonderd graden Celsius begint af te geven, wordt het eiland acuut een rampgebied en krijgen de verschillende betrokkenen schijnbaar automatisch hun rol toebedeeld: held, slachtoffer, helper, omstander of familielid. Stuk voor stuk dragen ze sindsdien de sporen van deze natuurramp: op hun huid en/of op hun ziel.

Kennedy speelt op zeker en reconstrueert op basis van de getuigenissen en ter plaatse gemaakte beelden chronologisch de eruptie die uiteindelijk 22 mensen het levens kost en enorme schade veroorzaakt. Soms kunnen de overlevenden volgens eigen zeggen inmiddels ‘voorbij de vulkaan kijken’, andere dagen blijven verduiveld moeilijk. Brandwonden genezen nu eenmaal heel langzaam, laat staan de psychische schade en het gemis van dierbaren.

Paradise

IDFA

Het vuur kan niet worden gestopt. Hooguit vertraagd. Totdat de regen komt. Áls de regen komt. ‘Het ontwijkt ons en laat zich niet vangen’, heeft Vasya, één van de onverzettelijke inwoners van het Siberische dorp Shologon, al geconstateerd. ‘Daarom noemen we het “De Draak”. Alsof ‘t ons kan horen.’ Die draak kan hen inmiddels ook al bijna zien en ruiken.

Shologon ligt aan de rand van een zogenaamde ‘Controlezone’, een zeer afgelegen of dunbevolkt gebied waar de Russische overheid, volgens een tamelijk bizarre federale wet uit 2015, niet meer verplicht is om natuurbranden te bestrijden. Tenminste, als de kosten van het blussen de geschatte schade – de materiële, welteverstaan – lijken te gaan overstijgen.

Tijdens de hittegolf van de zomer van 2021 zijn de inwoners van het dorp op de taiga van Jakoetië in het Noord-Oosten van Siberië dus volledig op zichzelf aangewezen. Zeker als de speciaal ingevlogen ‘smoke jumper’ Pavel, een in bosbranden gespecialiseerde brandweerman, ook nog eens wordt teruggeroepen naar kantoor en ze ’t echt samen zullen moeten doen.

Regisseur Alexander Abaturov observeert in Paradise (89 min.), op het IDFA beloond met de Award voor beste cinematografie, van dichtbij hoe de mannen en vrouwen de alarmerende situatie het hoofd proberen te bieden. Ze moeten de draak die alles bedreigt wat hen lief is proberen in te dammen, afleiden of de kop afhakken en zijn daarbij volledig afhankelijk van elkaar.

Abaturov begeeft zich in hun kielzog naar de poorten van de hel – inderdaad werkelijk adembenemend in beeld gebracht door cameraman Paul Guilhaume – waarvoor ze dan een overwinning op en uit het vuur proberen te slepen. Die kan nooit meer dan een voorlopig of tijdelijk karakter hebben. Zeker sinds de klimaatverandering ook de Poolgebieden bedreigt.

Hun strijd, met behulp van een bulldozer, hun eigen schouders en gecontroleerde branden, wordt begeleid door een oud sprookje, op fluistertoon voorgelezen door een plaatselijk meisje, over de onberekenbare wind die over een heilige berg blaast. Diezelfde wind bepaalt nu in welke richting De Draak ‘de vingers van het vuur’ uitstrekt en zorgt voor ingehouden spanning bij de dorpelingen. 

Diverse buurgemeenten van Shologon zijn al ten prooi gevallen aan de toorn van De Draak. Wanhoop niet, luidt nochtans het advies aan de dorpelingen. Geef niet op. En: We weten niet van welke kant de wind waait. Verzamel je kostbaarste spullen en zorg dat je op alles voorbereid bent. Blijf alert, zegt de spreker tot slot bemoedigend, maar raak niet in paniek.

Totdat de regen komt. Of toch de wind, het vuur en de rook.