Agatha’s Almanac

Bantam Film / vanaf donderdag 21 mei in de bioscoop

‘Wil je het verhaal horen?’ vraagt Agatha Brock aan haar nicht Amalie. ‘Vrijer nummer één’, begint ze vervolgens. ‘Ik gaf les in de buurt van Arborg. Even verderop woonde een vrijgezel. En die had een oogje op me. Hij knipte z’n heg, zodat hij me door de tuin kon zien lopen.’ Het kon echter niets worden tussen hen, vertelt de hoogbejaarde Canadese vrouw, terwijl ze een spade in de grond van haar uitgestrekte moestuin zet. ‘Ik zou nooit met een katholiek trouwen.’

Door met verhaal twee. Dat werd dus ook niks. Net als met nummer drie… ‘Als het geen ware liefde is, ben je alleen beter af’, constateert Agatha. ‘En dat ben ik al m’n hele leven. Maar ik ben niet eenzaam, ik ben altijd bezig.’ Ze woont nog altijd in haar eentje op de oude familieboerderij in Manitoba, een perceel van 22 hectare. Daar neemt ze haar nicht, multidisciplinair kunstenaar Amalie Atkins, mee in alle wederwaardigheden van het leven op het platteland.  Hoe je groenten en fruit zaait, oogst en bewaart – en hoe je aan de grond, planten en lucht kunt zien wat je moet doen.

Agatha’s Almanac (86 min.) is de weerslag van inmiddels negentig jaar leven op het land, in de loop van zes jaar vereeuwigd op 16mm-film. Door een filmmaakster die vrijwel volledig op de achtergrond blijft, maar met haar kiene oog voor Agatha’s zorgvuldig gelabelde spullen, sequenties van details uit Agatha Brocks leven en kleurrijke synth-soundtrack wel degelijk kleur geeft aan de praktische tips van de vrouw die volledig in harmonie met de natuur lijkt te leven – en tevens vrede heeft met de grillen van het bestaan, dat ook aan haar de nodige klappen heeft uitgedeeld.

En sommige delen daarvan kunnen het best onbesproken blijven, laat ze haar nicht in niet mis te verstane bewoordingen weten. Want Agatha is een eigenzinnige vrouw. Ze spreekt regelmatig voicemails in bij Amalie – ook omdat ze zelf wel kan bellen, maar niet gebeld kan worden. Atkins gebruikt deze berichtjes als rode draad voor dit aandoenlijke portret van een kromgetrokken, dapper voortploegende vrouw en een levensstijl die met het verdwijnen van haar generatie alsmaar zeldzamer wordt in de westerse wereld.

Monikondee

Cinema Delicatessen

Met zijn motorboot bevaart Boggi Josef Adijontoe, alias ‘Boogie’, de Marowijne-rivier. Die markeert de grens tussen Suriname en Frans Guyana. Boogie bevoorraadt inheemse en Marron-gemeenschappen, die al sinds mensenheugenis aan de rivier wonen. Zij hebben het kapitalisme heel lang op afstand weten te houden, maar worden door overstromingen, droogte en vervuiling alsmaar afhankelijker van de aanvoer van elementaire goederen.

Bootsman Boogie is onderdeel van deze dynamiek. Met zijn korjaal van achttien meter voert hij bijvoorbeeld ook olievaten aan voor goudzoekers. Die kwamen enige tijd geleden en masse vanuit Brazilië. Zoals eerder Amerikaanse missionarissen en Chinezen al aanmeerden in het Marron-gebied. En deze nieuwkomers jagen, vissen, kappen bomen, zoeken vertier en dumpen afval in het water. Het regenwoudgebied is veranderd in ‘Geldland’, Monikondee (103 min.). ‘Sinds we geld zijn gaan gebruiken’, zegt een plaatselijke vrouw treffend, ‘delen we minder met elkaar.’

Tolin Alexander, Lonnie van Brummelen en Siebren de Haan volgen Boogie tijdens z’n tochten naar het Surinaamse binnenland, als hij zijn boot door het verraderlijke water stuurt. Onderweg ontmoet hij vertegenwoordigers van plaatselijke gemeenschappen, voert met hen tamelijk vormelijke onderhandelingen en luistert naar hun monologen en liederen. Zo ontstaat een fraaie synthese van documentaire, poëzie en theater. Een logische voortzetting ook van hun vorige film Stones Have Laws (2019), die eveneens in nauwe samenwerking met de hoofdpersonen is gemaakt.

Tussendoor laat de nijvere bootsman, een plaatselijke variant op de pakketbezorger of truckchauffeur, zijn gedachten de vrije loop over het heden en verleden van zijn gemeenschap. Boogie beschouwt zichzelf als een ‘Fiiman’, een vrije man. Zijn voorouders sloten in 1760 als eerste vrede met de Nederlanders die zich in Suriname hadden gemeld. ‘Maar je weet hoe de witte mannen zijn: een overeenkomst duurt net zo lang als dat zij er voordeel van hebben’, zegt hij mismoedig. ‘Toen er goud werd gevonden, vergaten ze de overeenkomst.’

Kalm en trefzeker ontsluiten Alexander, Van Brummelen en De Haan via Boogie de leefwereld van de volkeren in het Surinaamse regenwoud, waarbij de interactie van de bootsman met de mensen die hij onderweg ontmoet soms wel erg geënsceneerd aandoet. Dit geldt overigens ook voor het plot waarmee de oogstrelende film naar z’n climax wordt gestuurd: Boogie wordt door zijn clanleiders opgeroepen om in Diitabiki, bij de Tapanahony-rivier, te verschijnen. Daar gaan zij een conflict afhandelen waarin zijn goud winnende neef verzeild is geraakt.

De boodschap van Monikondee is dan allang helder: van deze ‘vooruitgang’ wordt lang niet iedereen beter. 

The Shepherd And The Bear

Willa

In 2004 stierf de laatste bruine beer die was geboren in de Ariège, een streek in de Franse Pyreneeën. Sinds enige tijd zet de OFB, het Franse Bureau voor Biodiversiteit, echter weer beren uit in het idyllische berggebied. En net als de wolf, elders in Europa, zorgt dit voor onrust bij de mensen en dieren die in het gebied wonen en werken.

Als de oudere herder Yves Raspaud, de hoofdpersoon van The Shepherd And The Bear (101 min.), één van de schapen uit zijn kudde dood aantreft en daarbij ook berenharen vindt, is dat vooral een bevestiging: het herintroduceren van de beer is een heilloze weg, die ten koste zal gaan van mensen zoals hij en hun manier van leven. Tijdens een felle discussie met natuurbeschermers over de ‘probleembeer’ Goiat, die zich naar verluidt heel listig aan de andere kant van de grens met Spanje heeft verschanst, is hij dan ook glashelder: schiet gericht en met scherp. ‘We moeten hem laten zien dat de mens de baas is.’

Yves wordt langzamerhand ook te oud voor het vak van schaapsherder. Zijn opvolging blijft evenwel lastig, nieuwe aanwas van herders is er nauwelijks. Yves prijst zich gelukkig met Lisa Laguerre, een jonge vrouw die bij hem in de leer is en zich hopelijk niet laat verjagen door die vervloekte beer. Tegelijkertijd introduceert regisseur Max Keegan de al even jonge boerenzoon Cyril Balthasar, die juist helemaal geobsedeerd is door het wilde dier. Hij wil hem koste wat het koste in levende lijve zien en ambieert een plek bij de natuurpolitie, de organisatie die de kwetsbare berenpopulatie beschermt tegen herders en jagers en hun geweren. 

Met oog voor zowel de mensen als hun oogstrelende biotoop observeert Keegan het leven op en rond de bergen, dat onderdeel is geworden van een venijnige ideologische strijd. Yves Raspaud ziet met lede ogen aan hoe het herdersbestaan waarmee hij is opgegroeid naar z’n einde loopt. ‘Jouw school is daar’, zei zijn vader vijftig jaar geleden tegen de jonge Yves en wees vervolgens naar de berg. Inmiddels is hij bijna een heel leven verder. De nurkse herder kent de eenzaamheid en de vrijheid, de verbondenheid die hij voelt met zijn dieren en hoe zij nu allebei gevaar lopen door een nieuwe oude gast die ook z’n territorium wil afbakenen.

Terwijl zijn honden de schapen naar boven drijven, over een weg waarop ‘zeg nee tegen beren’ staat, lijken confrontaties onvermijdelijk. Heel veel meer dan een zaklamp heeft Yves, een man die is wat hij doet, dan niet om zichzelf te verdedigen. En als de beren zich daardoor al laten verjagen, dan wacht nog altijd het verglijden van de tijd. Zijn dagen zijn geteld, de precieze uitslag is alleen nog niet bekend. Keegan begeleidt Raspauds herderswerk met prachtige beelden en weemoedige muziek en vangt enkele magische scènes, waarmee de relatie tussen mens en dier en hun verhouding tot de wereld om hen heen nog eens wordt benadrukt.

In wezen willen de herders, boeren en jagers geen andere wereld dan hun opponenten, de natuurbeheerders die de afnemende biodiversiteit proberen te keren. The Shepherd And The Bear laat tegelijkertijd zien hoe de spanningen oplopen in het rustieke landschap, dat voor de eeuwigheid bedoeld lijkt te zijn.

Les Glaneurs Et La Glaneuse

Cinéart / vanaf donderdag 4 september in de bioscoop

De opzet van de film zit al in de titel verscholen. Met haar zojuist aangeschafte digitale camera verzamelt de befaamde Franse cineaste Agnès Varda, oftewel La Glaneuse, fragmenten uit de levens van landgenoten die na de oogst verlaten akkers, boomgaarden of kassen leegrapen, tussen het restafval nog voldoende voedsel vinden of overal afdankertjes op de kop weten te tikken. Deze Glaneurs leven van wat er in de hedendaagse consumptiemaatschappij overblijft. En Varda weer van wat zij aan haar overlaten. Les Glaneurs Et La Glaneuse (82 min.), juist.

Agnès Varda (1928-2019) is al even in de zeventig als ze door Frankrijk trekt. Ze gold in de jaren vijftig als één van de pioniers van de nouvelle vague-filmstroming, maakte vervolgens als documentairemaakster naam met films over onder andere de tegencultuur in de Verenigde Staten (Black Panthers, 1968), de winkeliers in haar eigen Parijse straat (Daguerréotypes, 1975) en actrice Jane Birkin (Jane B. Par Agnès V., 1988) en zou later, enkele jaren voor haar dood, samen met fotograaf JR nog eens duchtig pieken met de weldadige roadmovie Visages Villages (2017).

Deze reisdocu over verzamelaars, afgerond in 2000, geldt als een essentiële titel in Varda’s oeuvre. Het is een zoektocht naar wat werkelijk waarde heeft. Ze spreekt daarvoor met een keur aan rapers, jutters en verzamelaars. Zij hebben allemaal hun eigen redenen: om in hun levensonderhoud te voorzien, verspilling en overconsumptie tegen te gaan of gewoon voor de leuk. Anderen, de rechtmatige eigenaars, stellen daar dan weer grenzen aan of vaardigen een verbod uit – óf ze geven hun bezit juist vrij, zodat ieder aan z’n trekken komt en er ook niets verloren gaat.

Op haar tocht ontmoet Agnès Varda, die haar sprokkeltocht begeleidt met een bespiegelende voice-over, bijvoorbeeld alternatieve jongeren die voor de rechter zijn gedaagd omdat ze steeds de vuilcontainer van een supermarkt plunderen en spreekt ze tevens met de desbetreffende winkelier. Zij trekt even op met een man die al ruim tien jaar vanuit principe leeft van weggegooid voedsel en in die tijd volgens eigen zeggen nooit ziek is geweest. En ze laat zich verrassen door de kok van een tweesterrenrestaurant die een deel van zijn kaart zelf verzamelt op het land.

Tussendoor waaiert Varda ook lekker uit, bijvoorbeeld naar de vochtplekken en schimmel in haar eigen huis. Die zorgen ervoor dat de muren ogen als landschappen of abstracte schilderijen. Of ze buigt zich over het pionierswerk van de chronofotograaf Étienne-Jules Marey, die halverwege de negentiende eeuw al met bewegend beeld experimenteerde. Het is, zo lijkt ze te willen zeggen in dit subtiele vertoog tegen de hedendaagse consumptiemaatschappij waarin alles van waarde in feite weerloos is, afhankelijk van hoe je naar de wereld kijkt wat je ziet.

Les Glaneurs Et La Glaneuse is 25 jaar dato, getuige de voedselbanken, weggeefwinkels en blikjesverzamelaars in onze hedendaagse wereld, bovendien nog even actueel als toen de film, direct na de millenniumwisseling, werd uitgebracht.

Food For Profit

MCO Film

Het punt dat Food For Profit (90 min.) wil maken, is binnen enkele minuten helder: de Europese ‘green deal’ is niet meer dan een rookgordijn. Met Europees geld worden megastallen gefinancierd, die bijzonder schadelijk zijn voor mens, dier en aarde.

De Italiaanse onderzoeksjournaliste Giulia Innocenzi en filmmaker Pablo D’Ambrosi, bijgestaan door de lobbyist Lorenzo met z’n verborgen camera, leveren het toch weer schokkende bewijsmateriaal in deze activistische documentaire, waarmee misstanden in Europese megastallen en de invloed van de agrifoodsector op het Europese landbouwbeleid aan de kaak worden gesteld. Van veronachtzaamde en mishandelde dieren tot smerige stallen, milieuverontreiniging en zulke beroerde hygiëne dat het serieuze gevaren oplevert voor de volksgezondheid.

Daarvoor maken ze niet alleen gebruik van een verborgen camera, maar ook van een duidelijk zichtbare camera waarmee (overigens onherkenbaar gemaakte) medewerkers en eigenaren van megastallen worden overvallen. Giulia Innocenzi is duidelijk in haar element als ze de confrontatie kan aangaan met dierenbeulen, smeerpoetsen en milieuverontreinigers van bedrijven, waarvan de namen eveneens zorgvuldig zijn weggepoetst, en hen ter verantwoording mag roepen. Sommige confrontaties raken zo verhit dat een handgemeen dreigt.

Achter de schermen probeert Lorenzo intussen op slinkse wijze Europarlementariërs, lobbyisten en landbouwspecialisten uit de tent te lokken. Niemand lijkt echter wakker te liggen van varkens met zes poten, kippen zonder veren (zodat ze niet meer geplukt hoeven te worden) of koeien met twee voortplantingsorganen, die ‘dus’ dubbel zoveel melk produceren. De Italiaanse volksvertegenwoordiger Paolo de Castro vertrekt ook geen spier bij een nepamendement om koeienmest, opgehaald via een buis in het rectum van het dier, voortaan om te zetten in voer.

De Castro, die warme banden onderhoudt met de vleesindustrie, zou vermoedelijk ook geen bezwaren hebben gehad tegen de hilarische ‘Reburger’ die The Yes Men ooit introduceerden in hun gelijknamige documentaire. Dergelijke humor ontbeert dit ronkende groene pamflet – type: van dik hout zaagt men planken – wel een beetje. Zoals ook de uiteindelijke boodschap een wel erg hoog ‘waarheid als een koe’-gehalte heeft: democratie in plaats van lobbycratie. En, natuurlijk: minder vlees eten.

Gaucho Gaucho

Bantam Film

Michael Dweck en Gregory Kershaw scoorden enkele jaren geleden een fikse hit met The Truffle Hunters (2021), een gestileerd en tragikomisch portret van een stilaan verdwijnende gemeenschap in Noord-Italië, die truffels als eetbare diamanten beschouwt en daar onversaagd op jaagt. Voor Gaucho Gaucho (83 min.) heeft het Amerikaanse docuduo ongetwijfeld soortgelijke plannen gehad met een al even karakteristieke wereld: de Argentijnse gauchocultuur. In de provincie Salta leiden Zuid-Amerikaanse cowboys een traditioneel bestaan met hun koeien en elkaar.

Als de gaucho’s op hun paard door de uitgestrekte Calchaquí-valleien van San Carlos draven, lijkt er zowaar zoiets als een ‘empanadawestern’ te ontstaan. Een wereld met strikte eigen codes bovendien. Een gaucho moet kunnen omgaan met een rijdier en zijn zadel, legt een man van dik in de tachtig, die vast in datzelfde zadel wil sterven, uit aan een jongetje. En verder moet ie natuurlijk een lasso leren gebruiken. ‘Wees niet zoals degenen die beweren een gaucho te zijn en dan hun zadels versieren met opzichtige strikken. Nee, een echte gaucho doet ‘t met wat hij heeft en gaat z’n eigen gang.’

Uit deze stijlvolle zwart-wit film spreekt een uitgesproken romantische visie op het eenvoudige leven, dat in harmonie met de natuur wordt geleefd. Een gauchovader brengt z’n zoontje bijvoorbeeld de kneepjes van het vak bij, in de hoop dat er ook in hem een gaucho schuilt. Enkele gaucho’s houden, met de hoed in de hand, een minuut stilte voor een gestorven koe. En een tienermeisje weigert om haar schoolkostuum te dragen. Ze is immers een echte gaucha – al wordt ze wel opvallend snel afgeworpen door het nagebootste paard, een ton aan touwen die vier gaucho’s wild op en neer schudden.

Gaucho Gaucho bevat sowieso een overdaad aan memorabele scènes: cowboys zingen een weemoedig lied, doen een koddig dansje of bidden tot de Heer om regen. De camera beweegt daarbij nauwelijks. Elk beeld is een wereld op zich, een klein schilderijtje bijna. Van een leven dat nu moet worden vereeuwigd. Anders is het misschien al verdwenen. Tegelijk bevat de film ook wel erg veel opgeprikte tweegesprekjes: van vader en zoon, man en vrouw of vrienden onder elkaar. Over het leven, de liefde of – pak ‘m beet – hoe een condor een kalf helemaal leeg kan trekken.

De gauchos lijken zich dan heel bewust van de camera die op hen is gericht. Alsof ze, nadat het shot zorgvuldig is geframed en uitgelicht, van Michael Dweck en Gregory Kershaw een teken (actie!) hebben gekregen dat hun gesprekje kan beginnen en ze dan vol verve zichzelf beginnen te acteren. De film voelt daardoor ook wel enigszins gekunsteld. Alsof al die gaucho’s simpelweg een spel spelen met elkaar – en met de argeloze kijker. En die zou daardoor wel eens moeite kunnen hebben om écht betrokken te raken bij de lotgevallen van deze iconische Argentijnse cowboys en cowgirls.

Héél even dringt zich zelfs het beeld op van gaucho’s die na gedane arbeid, het filmen, snel hun gewone kloffie weer aandoen, voor de beeldbuis kruipen en dan de spreekwoordelijke greep in de zak chips doen. Heel even maar.

Het Is Een Schone Dag Geweest

Eye

Het boerenbedrijf van het oudere Zeeuwse echtpaar De Putter houdt op te bestaan. Nog één jaar, nog vier seizoenen. En dan zijn de De Putters uitgeboerd.

Via z’n ouders vereeuwigt Jos de Putter in zijn verstilde debuutfilm Het Is Een Schone Dag Geweest (70 min.) uit 1993 – ondertitel: kleine vertelling over een laatste oogstjaar – tevens een verdwijnende levensstijl. Een bestaan dat zich enkele tempo’s langzamer lijkt af te spelen. Leven van de dieren en het land, in slow-motion bijna. Mindful avant la lettre. Alles gebeurt met zorg en aandacht – ook het filmen door hun zoon. 

Jos, inmiddels een gelauwerde Nederlandse documentairemaker, was destijds, begin jaren negentig, niet bereid om de erfgenaam geworden waarop zijn ouders hadden gehoopt. Zoals zijn vader ooit zijn eigen vader was opgevolgd. Het feit dat het familiebedrijf niet zal worden voortgezet zorgt voor een grote leegte, zegt z’n moeder, zittend aan de keukentafel, tegen haar zoon. ‘Waar boert ie dan nog voor?’

Alle dagelijkse bezigheden van haar echtgenoot – zaaien, voeren, hooien, sleuven graven, alles met de hand – krijgen daarmee het karakter van een afscheid, door zoon Jos met gevoel voor esthetiek en drama vastgelegd. Een laatste weemoedige blik op een wereld die snel verdwenen zal zijn. Voor ruim elfduizend gulden verkoopt De Putter ook zijn koeien. De deal wordt bezegeld met een gezamenlijk glaasje sterke drank.

Wat hem van het laatste jaar is bijgebleven? vraagt Jos aan zijn vader als het einde echt nabij is. Die antwoordt geheel in stijl: dat we in een natte periode zitten, nu. Hij lijkt er verder niet over na te denken. Of: te willen denken. ‘En voor u persoonlijk?’ vraagt zijn zoon door. Vader laat een lange stilte vallen en neemt een slok van z’n koffie. ‘Hoe bedoel je: persoonlijk?’ Aan zijn gezicht valt af te lezen dat hij de vraag wel heeft begrepen.

Zo stevent het familiebedrijf onafwendbaar af op het einde, een proces dat door de filmmaker uit de familie is vervat in zorgvuldig gekozen – en volgens eigen zeggen ook geënsceneerde – beelden. Dat hij daarbij een rookmachine heeft ingezet om mist te suggereren heeft hem overigens nog wel nodige kritiek opgeleverd. De dagelijkse werkelijkheid van zijn ouders hoeft toch helemaal geen handje te worden geholpen?

Het Is Een Schone Dag Geweest heeft zich desondanks ontwikkeld tot een Nederlandse documentaireklassieker, een film waarmee een verloren land en tijd is gedocumenteerd en een belangwekkende maker geïntroduceerd.

Trailer Het Is Een Schone Dag Geweest

De Thuiskomst

Doxy

‘Toen God naar de hemel was verwezen’ constateert Jos de Putter halverwege zijn documentaire-essay De Thuiskomst (50 min.), ‘nam de mens zijn plek in op aarde. En die mens maakte vervolgens van God een wetenschapper. Waar hij zich dan weer aan kon spiegelen.’

Het is een logische stap in zijn betoog over hoe de mens stelselmatig heeft gestolen van de aarde. Hijzelf niet in het minst: De Putter rekende uit dat hij in de afgelopen dertig jaar als filmmaker zo’n 21 keer de aarde rond heeft gereisd. Is de kracht van die films – van z’n debuut Het Is Een Schone Dag Geweest (1992), over het boerenbedrijf van zijn ouders, tot pak ‘m beet A Way 2 B (2022), een vlammende hybride van docu en dans – voldoende om zijn eigen ecologische voetafdruk te verantwoorden?

Voor een film over dit onderwerp is in elk geval een andere benadering nodig. Indachtig de filosoof Walter Benjamin wil De Putter ditmaal niet als reiziger, die allerlei avonturen beleeft, zijn verhaal vertellen, maar als een boer die de wisselende seizoenen meemaakt. Hij neemt zich voor om nu niet te reizen en elders in de wereld verhalen op te halen, maar om gebruik te maken van de verhalen die hij eerder heeft verteld of de korte films van anderen, die hij heeft geproduceerd. Een recycle-docu, zogezegd.

Vanuit alle uithoeken van de wereld – van Brazilië en Nieuw-Zeeland tot Mexico en Nepal – tekent De Putter zo de verstoorde relatie tussen de mens en de aarde op. Én hij breekt de belofte aan zichzelf en reist toch, per trein, naar Londen. Voor een gesprek met de Britse auteur Karen Armstrong. In Sacred Nature onderzoekt zij de invloed van religie op onze houding tegenover de wereld. De moderne mens is z’n heilige ontzag voor de natuur kwijt en ziet de aarde simpelweg als een soort decor voor zijn eigen leven.

Volgens Armstrong moet de mens God terugroepen uit de hemel en het Goddelijke in de wereld om hem heen weer te gaan zien. Dat gaat alleen bepaald niet vanzelf. Jos de Putter illustreert dit met oude afleveringen van het VPRO-programma Diogenes, videobrieven voor De Correspondent en fragmenten uit recente documentaires zoals I Am The River, The River Is Me en Schone Bergen. De microverhalen die daarin worden verteld krijgen daarmee een nieuwe plek in een groter, persoonlijk ingestoken narratief.

Over de ontheiliging van de aarde, die nodig zijn Goddelijke dimensie terug moet krijgen.

Vals Paradijs

Omroep Zwart

‘Dit is mijn achterkleinzoon Feroz’, vertelt een oude mannenstem in de openingsscène van Vals Paradijs (55 min.). Feroz Amirkhan is op bezoek bij een Surinaamse plantage, waar vroeger contractarbeiders werkten. Hij wordt er rondgeleid door de historicus Rajinder Bhagwanbali. ‘Dit is een voorbeeld van een isoleercel. Dan werden ze hier opgesloten. Wanneer je toch bleef gillen, dan werd er een stukje hout door je mond gezet, zodat je geen geluid kon produceren.’

Het beeld laat de jonge Hindostaanse Nederlander duidelijk niet koud: hier hebben zijn voorouders dus geleefd en geleden. Samen met zijn neef Pavan Marhe wil Feroz een vergeten stuk geschiedenis opdiepen: het verhaal van de Indiase contractarbeiders die in landen als Suriname, Trinidad en Guyana genadeloos werden afgebeuld, onderdrukt en uitgebuit op rijst- en suikerplantages. Één van hen was hun eigen overgrootvader, Fakirchand Rajvanshi.

Fakirchand werd in 1892 geboren in het dorp Meeruth in de Indiase deelstaat Uttar Pradesh. Na een ruzie met zijn vader liep hij weg van huis. Op de markt zwichtte de jongeling vervolgens voor de mooie praatjes van een ronselaar. Die beloofde hem een gouden toekomst in ‘het land van Rama’. Fakirchand trapte er met open ogen in en kwam zo, in de woorden van de historicus Rajinder Bhagwanbali, in een soort ‘substituut-slavernij’ terecht.

Op een soortgelijke manier werden er na de afschaffing van de slavernij, tussen 1873 en 1916, twee miljoen Indiërs naar allerlei koloniën gelokt. 34.000 van deze contractarbeiders belandden in Suriname, onder wie dus Fakirchand. Hij ging in 1909 aan het werk op de suikerrietplantage Slootwijk. ‘Dit was niet het paradijs dat mij was beloofd’, meldt hij droog, in een steeds terugkerende voice-over waarmee zijn levensverhaal wordt verteld.

Als Fakirchands kleindochter Sharda Marhé nu naar een bewaard gebleven foto van hem kijkt, ziet ze ‘verdriet in zijn ogen’. Hele Indiase families waren uit elkaar gerukt en zagen elkaar vaak nooit meer terug. Pas veel later konden sommige banden, ook in de familie van Pavan en Feroz, weer worden hersteld. Tijdens hun reis door Suriname, Trinidad en Guyana zoeken de twee neven familieleden op en bezoeken plantages, barakken, monumenten en suikerfabrieken.

Daar kunnen ze met eigen ogen aanschouwen hoe hun voorouders werkten en leefden. De planters waren destijds bij Indiërs uitgekomen, omdat die goedkoop waren, hard werkten en het imago hadden dat ze gehoorzaam waren. ‘Toen de omstandigheden verslechterden op de plantages waren er gewelddadige protesten en zelfs moordpartijen op suikerwerkers’, vertelt de socioloog Visnu Bisram. ‘Indiërs waren eigenlijk helemaal niet zo gehoorzaam als men dacht.’

Een eeuw later zijn er op de Blairmont-plantage in Guyana zelfs nog altijd afstammelingen van de oorspronkelijke contractarbeiders te vinden, die hun brood verdienen met het kappen van suikerriet. Het is ongelooflijk zware lichamelijke arbeid, ervaren Pavan Marhe en Feroz Amirkhan aan den lijve. Ze kunnen nauwelijks geloven dat er in de 21e eeuw nog altijd handmatig wordt gekapt. Het is werk dat je op een slavenplantage zou verwachten.

Zo brengt deze roadmovie, die onderweg wel eens wat vaart of scherpte verliest, een onderbelicht element van de koloniale geschiedenis in beeld, het zogenaamde Indentured Labor System, waarbij slavernij werd vervangen door iets dat toch wel weer verdacht veel leek op… slavernij.

The Battle For Laikipia

MetFilm Sales

‘Als onze koeien gezond zijn, hebben wij overvloed in ons leven’, luidt een oud gezegde van de Samburu-stam. Dat is tegenwoordig alleen bepaald niet meer vanzelfsprekend. Het Laikipia Plateau in Kenia, waar het nomadische volk van oudsher rondtrekt met z’n vee, kampt met aanhoudende droogte. Op zoek naar weiden om te grazen komen Afrikaanse veehouders, zoals de bedachtzame herder Simeon en zijn gezin, dus al snel terecht op de uitgestrekte ranches van witte Kenianen. En dat is vragen om problemen. Want ook zij hebben moeite om het hoofd boven water te houden.

The Battle For Laikipia (93 min.), die ook de idyllische natuurreservaten met bedreigde diersoorten heeft bereikt, zet Kenia’s oorspronkelijke bevolking tegenover de afstammelingen van Britse kolonisten, die het Afrikaanse land allang als thuis beschouwen. De Kifuku Ranch is bijvoorbeeld al meer dan honderd jaar en vier generaties in het bezit van de familie van de witte boerin Maria. Ook zij kennen geen ander leven of thuis en verdedigen dit dus met hand en tand. Confrontaties, aangejaagd dus door klimaatverandering, zijn onvermijdelijk.

Op het Loisaba Conservancy lijkt het nog altijd vredig. Leeuwen, giraffes, olifanten, zebra’s en gazelles kunnen er gewoon hun natuurlijke leven leiden, hooguit bekeken door westerse toeristen. In het landschap is ‘geen enkele menselijk litteken’ te zien, aldus Tom, die al ruim dertig jaar op het natuurreservaat leeft. Ook hij is echter in een bittere strijd verwikkeld geraakt met nomadische veehouders die zijn gras gebruiken om hun dieren te voeden. Matthew Lempurkel, kandidaat bij de parlementsverkiezingen, moedigt hen zelfs aan om zich de boerderijen toe te eigenen.

Nomadisch pastoralisme staat op het punt om uit te sterven, concluderen witte boeren dan weer eensgezind bij een bijeenkomst. ‘De vraag is alleen hoe langzaam en hoe gewelddadig gaat het sterven?’ Want de traditionele speer is bij de Samburu allang vervangen door een AK-47. Zo belicht deze genuanceerde en toch scherpe film van Daphne Matziaraki en Peter Murimi de verschillende kanten van een belangentegenstelling die wel moet ontsporen – óók omdat sommige betrokkenen daarbij een belang lijken te hebben en dus gedurig olie op het vuur gooien.

In wezen kaart The Battle For Laikipia daarmee een vergelijkbare kwestie aan als de klassieke documentaire Mugabe And The White African (2009), waarin indringend werd gedocumenteerd hoe Zimbabwe’s toenmalige president Robert Mugabe doelbewust de verhoudingen tussen zwart en wit op scherp zette en zo een halve burgeroorlog in zijn land ontketende. Ook in Kenia komt ’t tot schermutselingen, waarbij witte boeren zich ernstig bedreigd voelen en hun zwaarbewapende beveiligers koelbloedig het vee van Samburu-herders neermaaien.

De bittere erfenissen van het kolonialisme en klimaatverandering gaan daarbij hand in hand en leiden in deze oogstrelende film, die op temperatuur is gebracht met fraaie muziek, tot een verscheurd land, waarin ogenschijnlijk redelijke mensen zomaar recht tegenover elkaar komen te staan.

Inquilab Di Kheti

IDFA

‘Als deze wetten niet worden ingetrokken, zal ik, Rakesh Tikait, een einde aan mijn leven maken’, verklaart de geëmotioneerde Indiase vakbondsleider, woordvoerder van de verzamelde sikh-boeren uit de Punjab-regio, met overslaande stem tegenover een cameraploeg. Het is 26 januari 2021, Onafhankelijkheidsdag. De Indiase premier Narendra Modi heeft net hard laten ingrijpen bij de massale boerenprotesten tegen het landbouwbeleid van zijn regering.

De schokkende uitspraak van de vakbondsman markeert het dieptepunt in de confrontatie en is door regisseur Nishtha Jain precies halverwege de documentaire Inquilab Di Kheti (Engelse titel: Farming The Revolution, 105 min.) geplaatst. Het conflict is enkele maanden eerder, in het najaar van 2020, begonnen met zeer omstreden nieuwe wetgeving van de regering om grote bedrijven toegang te geven tot landbouwgrond, ten koste van plaatselijke boeren en landarbeiders.

Daarmee heeft premier Modi een epische ‘stare down’ met de boerenvakbond in gang gezet. Al snel wordt de hoofdstad New Delhi omsingeld door enkele honderdduizenden demonstranten, die de snelweg blokkeren en met hun tractoren een gigantisch tentenkamp inrichten. Ze zijn gekomen om te blijven, totdat Modi zijn desastreuze plannen intrekt. En zijn regering probeert de boeren op z’n beurt, via regeringsgezinde media, te framen als terroristen en religieuze fanatici.

Dat boerenprotest is overigens een kleurrijke bedoening, met die enorme verzameling sikhs en hun tulbanden en hoofddoeken, vlaggen en tenten. Terwijl zij zich met elkaar verpozen, luisteren naar vurige toespraken over binnen- en buitenlandse ‘parasieten’ en worden opgezweept met protestsongs, laat Farming The Revolution ook zien hoe het gewone leven in Punjab doorgaat. Bij toerbeurt reizen plaatselijke mannen en vrouwen af naar de frontlinie om te participeren in de demonstraties. 

Nishtha Jain richt zich op het collectieve karakter van de actie en licht er enkele individuele activisten een klein beetje uit. Los van elkaar kunnen zij de loop der dingen niet beïnvloeden, zo lijkt de klassieke arbeidersboodschap, maar samen staan ze sterk. En dat gevoel houdt hen ook bij elkaar, als de weersomstandigheden beginnen op te spelen en er echt Ausdauer wordt gevraagd in deze degelijke registratie van een cruciale gebeurtenis in de recente Indiase historie.

Het zal uiteindelijk ruim een jaar duren voordat duidelijk wordt wie er voor het eerst met z’n ogen knippert: de regering Modi of toch de verzamelde boeren.

Cose Che Accadono Sulla Terra

IDFA

Dit lijkt in eerste instantie zowaar een échte Spaghettiwestern te worden. Met een cowboyhoed op, hun lasso in de aanslag en een geweer hangend aan hun schouder proberen Giulio De Donatis en zijn vrouw Francesca te paard hun kudde ‘rode koeien’ te beschermen. De Italiaanse veehouders laten hun vee vrij grazen op uitgestrekte, alsmaar drogere vlaktes in het Tolfa-gebergte. Ze hebben speciaal daarvoor een ras geïmporteerd uit de Verenigde Staten, de Beefmaster, dat goed gedijt in droogte en hitte.

Het echtpaar heeft alleen moeite om het hoofd boven water te houden. Hun bedrijf stoelt misschien wel te veel op een idee – voedsel produceren op een manier die goed is voor mens, dier en aarde – en te weinig op keiharde cijfers. Want er komt regelmatig te weinig binnen om alle rekeningen te kunnen betalen. Bovendien ambieert hun zoon Brando een carrière als professioneel rugbyer. Dochterlief Brianna etaleert intussen een oneindige nieuwsgierigheid naar de wereld. Het tintelfrisse kleine meisje vraagt haar moeder het hemd van het lijf over hun manier van leven.

‘We weten allemaal dat het draait om het verkopen van steaks’, zegt Giulio in Cose Che Accadono Sulla Terra (Engelse titel: Things That Happen On Earth, 83 min.), als de financiële nood hen begint op te breken. ‘Maar wij vinden het nu eenmaal belangrijk wat er gebeurt voordat die steak wordt gemaakt.’ Die bedrijfsvoering wordt alleen ernstig gehinderd door een bijzondere vijand: een roedel wolven die ‘t hebben voorzien op hun dieren. Op beelden van beveiligingscamera’s is te zien hoe de wolven hun prooien besluipen en zich daarna tegoed doen aan het vlees.

Brianna kan ‘t nauwelijks bevatten: ze hebben al twee van haar pony’s opgegeten! Samen met haar moeder Francesca maakt zij hun wereld, die door regisseur Michele Cinque is vervat in een combinatie van fraaie vergezichten en levendige close-ups, inzichtelijk voor zichzelf. Cinque gebruikt de ontwapenende gesprekjes tussen moeder en kind als structurerend element in een weldadige film, die maar op één manier kan eindigen: met de onverschrokken Italiaanse cowboy en z’n girl, die ondanks al hun besognes op hun ros de toekomst tegemoet rijden.

Waarna de kijker bijna automatisch een Ennio Morricone-deuntje neuriet.’

Droomdorp

VPRO

Het begint met een idee van twee mensen: een Droomdorp (200 min.). In Almere. ‘t Eemgoed, ‘leven in verbinding met de aarde en elkaar’. De initiatiefnemers Sant Ruyter en Solange Ruyter-Schmeits willen zelf ook gaan wonen in het moderne ‘dorpslandgoed’. Ze werpen zich tegelijkertijd op als projectontwikkelaar van het ambitieuze woonproject. 82 huishoudens gaan een gemeenschap vormen ‘waar jong en oud naar elkaar omkijken als het nodig is’, wordt geëxperimenteerd met ‘deep democracy’ en zo’n drie hectare grond beschikbaar is ‘om van te eten’.

De promoteksten zijn al even aantrekkelijk als de ‘artist impressions’ die van ‘t Eemgoed zijn gemaakt. Een ‘Teletubbieland’ wordt ‘t volgens de één, ‘Tofuland’ grapt een ander. In het ‘Eemcafé’ maken de aspirant-bewoners alvast kennis met elkaar, zodat ze straks echt samen kunnen leven. Zover is ‘t echter nog lang niet. Zoals dat gaat bij dit soort bouwprojecten lopen de kosten natuurlijk al snel de spuigaten uit en duurt alles véél langer dan gepland. Totdat iedereen, al dan niet veroordeeld tot een tijdelijke woning, direct op z’n achterste poten staat zodra er weer een nieuw bouwbericht binnenkomt.

Deze vijfdelige serie van Martijn Kieft, die qua opzet, vorm en toon enigszins doet denken aan de recente miniserie Staal over Tata Steel en z’n directe omgeving, brengt dat jarenlange proces vanuit allerlei verschillende perspectieven in beeld. Intussen komen de initiatiefnemers Sant en Solange steeds nadrukkelijker tegenover de veelal hoogopgeleide, gedreven en soms ook stronteigenwijze bewoners te staan. Want pionieren gaat bepaald niet vanzelf. En misschien zijn de ambities – duurzaam, sociaal én zelfvoorzienend – ook wel erg hoog gegrepen voor een groep gewone stervelingen uit de polder.

Tussen alle vertraging, bezuinigingen, werkgroepen, sub-werkgroepen, open space-onderwerpen, initiatieriten en blubber door biedt Droomdorp tegelijkertijd ook wel degelijk aanknopingspunten voor een – laten we ‘t maar gewoon uitspreken – betere wereld. Als bewoonster Els bijvoorbeeld met een hernia aan bed is gekluisterd, maken andere leden van de minimaatschappij een planning, zodat zij dagelijks van eten wordt voorzien. En het enthousiasme waarmee pensionado Martin zich met andere dorpelingen stort op het aanleggen en onderhouden van een moestuin zorgt niet alleen bij hemzelf voor een gelukzalige glimlach.

Martins vrouw Jodien heeft ondertussen meer moeite om te wennen in haar nieuwe leefomgeving, die vooralsnog veel minder idyllisch oogt dan de brochure waarvoor ze ooit zijn gevallen. Daar hebben meer bewoners last van. Terwijl ze met elkaar steggelen over de meest geschikte organisatievorm – een coöperatie, vereniging of toch iets anders? – verworden Sant en Solange, tijdens de vier jaar dat het initiatief wordt gevolgd voor deze serie, tot een soort gemeenschappelijke vijand. Het starten van een nieuwe gemeenschap binnen de marges van een bestaande wereld is nu eenmaal geen kattenpis.

Naarmate de serie, waarin actrice Lies Visschedijk als verteller alle verhaallijntjes bij elkaar brengt en structuur geeft aan de verschillende afleveringen, vordert, krijgt het ecodorp steeds meer vorm en wordt duidelijk wie en wat er wel past – en wat niet. Droomdorp brengt dit continue zoeken naar ‘verbinding’ haarfijn in beeld.

Trailer Droomdorp

Groenkijkers

NTR

Het vereist een onverwoestbaar soort optimisme om te midden van de sombere berichten over het klimaat en de teruglopende biodiversiteit het kleine te blijven eren. Jacques, de vader van filmmaker Sanne Rovers, beschikt daarover. Hij ziet in zijn omgeving altijd wel iets moois. Intussen vraagt zijn dochter zich af hoe het kan dat hij iets ziet wat zij niet ziet. ‘Als ik naar de natuur kijk, voel ik me vooral machteloos: de droogte, stikstof, de klimaatverandering…’, verzucht ze bij de start van Groenkijkers (50 min.). ‘Het is gewoon best wel moeilijk om je daartoe te verhouden.’

Hoe keren we het tij? vraagt Sanne Rovers zich in die film af, terwijl ze zich vergaapt aan al die groene initiatieven en bevlogen natuurliefhebbers om haar heen. Begint een ommekeer werkelijk met het starten van een vlindertuin op een betonnen stadsplein, het beschermen van weidevogels tegen maaimachines of glasaaltjes tellen in de Rotterdamse haven? Iedereen met ogen in z’n kop – of gewoon met oog voor de alarmerende berichten en cijfers – kan toch zien dat de biodiversiteit onder druk staat en de natuur zienderogen verschraalt?

Drie bevriende spotters, die al 25 jaar samen vlindersoorten proberen op te sporen en daarover trouw rapporteren, zien dat aantal in elk geval jaarlijks minder worden. ‘De natuur wacht niet totdat de politiek eindelijk eens overeenstemming bereikt over stikstofreductie’, roept één van hen gefrustreerd tijdens een hoog oplopende discussie. Jacques Rovers, met wie Sanne de hele film in gesprek blijft, kiest er desondanks voor om positief te blijven. Misschien wel tegen beter weten in. Als mensen willen, houdt hij staande, dan kun je ’t omdraaien.

Dat begint in zijn optiek met goed kijken. En dat lijkt sowieso, vaak onuitgesproken, de basishouding van alle groenkijkers op wie zijn dochter haar camera richt in deze ode aan natuurbeschermers. Het gaat veelal om mensen die nog een andere wereld hebben gekend, waarin de vaderlandse flora en fauna ongestoord kon bloeien. Die wereld willen ze behouden en als ’t even kan ook doorgeven aan volgende generaties. ‘Als opa dood is en jullie zijn heel groot’, zegt een nette man, terwijl hij een boompje plant, tegen zijn kleinzoon. ‘Dan is deze boom ook groot.’

Sanne Rovers heeft uiteindelijk ook geen keuze, vindt ze: zij zal haar blik moeten richten op het leven om haar heen. En dat werkt zowaar. ‘Omdat ik beter om me heen kijk’, concludeert ze, ‘voel ik me meer verbonden.’ Die gedachte kan en wil ze nu, indachtig haar bevlogen vader, ook zelf weer doorgeven.

Vogels Kun Je Niet Melken

M&N Films

Een nieuw bedrijfsmodel moet er komen voor boer Bote de Boer uit Tjerkwerd in Súdwest-Fryslân. Met behoud van vogels, zegt hij er meteen bij. ‘s Mans melkveehouderij produceert tegenwoordig alsmaar minder melk, maar hij biedt al jaren een weldadig thuis aan allerlei vogelsoorten, de grutto in het bijzonder. De romanticus Bote ontvangt de weidevogel elk jaar met open armen. Het is zijn lust en zijn leven.

Maar, constateert zijn zoon Jan Jochum nurks, Vogels Kun Je Niet Melken (100 min.). Die geven helemaal niks. Geen melk in elk geval. De Friese jongen zou het liefst gewoon verder gaan als koeienboer. Marc, een andere zoon van Bote en zijn echtgenote Astrid, heeft zijn conclusie zelfs al getrokken. Hij wil verkassen naar Portugal om daar een bedrijf te starten. Dat betekent wel dat er nu flink geld geleend moet worden – en nog jaren afbetaald moet worden. Kunnen ze die last dragen? En wat betekent dit dan voor andere toekomstplannen?

Barbara Makkinga, die enkele jaren geleden in Het Leven Gaat Niet Altijd Over Tulpen al de West-Friese tulpenkwekersfamilie Schouten (met schaatskampioen Irene in de gelederen) portretteerde, haakt in deze verstilde film in eerste instantie vooral in op Bote’s liefde voor zijn vogelgebied. Met fraai camerawerk, dat zowel de pracht en praal van de landelijke omgeving benadrukt als een kien oog heeft voor al wat daar leeft, maakt ze er een lyrische ode aan landelijk Friesland van, die op smaak is gebracht met expressieve muziek.

Tegelijkertijd is er het eeuwige gedonder over geld. Want terwijl zijn vogelpopulatie floreert produceren de koeien van De Boer dus simpelweg te weinig melk. ‘Soms vind ik het offer dat wij moeten brengen te groot’, stelt zijn vrouw Astrid daarover omfloerst. Jan Jochum, die het bedrijf wil overnemen (als er tegen die tijd nog iets over te nemen valt) is veel directer. Het kan gewoon niet uit, constateert hij zonder omhaal van woorden. ‘De enige optie is meer melken en meer koeien.’ Hij laat een korte stilte vallen en kijkt naar zijn vader. ‘En minder vogels.’

Daarmee komt het centrale dilemma voor de boerenfamilie, dat zich al de hele film heeft aangediend, eindelijk glashelder op tafel in deze kalme, oogstrelende documentaire. Waar vader Bote bezig is met natuurbeheer en de opbloeiende vogelstand, wil de rest van het gezin vooral dat er een nieuwe stal komt en dat het bedrijf weer echt rendabel wordt. (Hoe) kunnen ze die ideeën met elkaar verzoenen?

Gerlach

Docmakers / Cinema Delicatessen

Voor de boerderij staat een goudgele ‘G’, met daaronder een rood bordje met ‘Gerlach’s‘ erop. Het is een directe verwijzing naar het nabijgelegen McDonald’s-restaurant, dat hem regelmatig van zijn nachtrust berooft. Hier is Gerlach’s Aardappel Paradijs gevestigd. Hij noemt zichzelf de laatste akkerbouwer. Om hem heen, onder de rook van Schiphol, is verder nauwelijks nog een boer te vinden.

De verstedelijking rukt steeds verder op. Vliegtuigen vliegen af en aan. Er zit een bedrijventerrein in de planning. En de sneltram naar Amsterdam komt er naar verluidt ook aan. Over enkele jaren zal die er wel liggen, denkt Gerlach (75 min.), dwars over zijn eigen land. ‘s Mans boerderij, al sinds jaar en dag in de familie, dreigt zelfs onteigend te worden door de gemeente Amstelveen.

Gerlach van Beinum nam het akkerbouwbedrijf, waar bijvoorbeeld ook tarwe, graan en bieten worden verbouwd en waar hij nog altijd aardappelen en groenten aan de deur verkoopt, op zijn veertiende over van zijn zieke vader, die enkele jaren later overleed. Sindsdien runt Gerlach, die al een half leven kampt met reuma, de boerderij in zijn eentje, zo nu en dan ondersteund door familie of vrienden.

Als zijn beste vriend Rinus, die inmiddels is gestopt met zijn spruitenbedrijf, in deze hartveroverende film van Aliona van der Horst en Luuk Bouwman op bezoek komt bij Gerlach en ze samen op de akker werken, aardbeien besproeien of binnen een kommetje soep naar binnen lepelen en met heel weinig woorden toch heel veel zeggen, lijkt de zelfverklaarde laatste akkerbouwer volledig in z’n element.

Dit is zijn wereld. Waar op de één of andere manier veel minder lijkt te hoeven, toch elke dag hard wordt gewerkt en er simpelweg meer minuten in elk uur lijken te zitten. Met geduld, compassie en oog voor de schoonheid daarvan vereeuwigen Van der Horst en Bouwman in deze film, die op het IDFA werd uitgeroepen tot beste Nederlandse documentaire, dit leven en land – en de man die dat nuchter en toch liefdevol bestiert. Als een rentmeester uit vervlogen tijden.

Tegelijkertijd maken ze ook de eindigheid van Gerlachs paradijsje invoelbaar: de oprukkende bebouwing, het onophoudelijke lawaai van een 21e eeuws bestaan en de hoosbuien die in het huidige klimaat geen uitzondering meer zijn. Gerlach van Beinum probeert gewoon door te leven zoals hij dat altijd heeft gedaan en houdt zo, voor zolang als het duurt, de ‘vooruitgang’ nog even tegen.

Gaandeweg wordt de gedachte echter onvermijdelijk: die gele ‘G’ gaat wijken voor de onvermijdelijke ‘M’, de menselijke maat voor het gezichtsloze kapitalisme. Intussen groeit deze film uit tot een troostrijke ode aan de eenvoud – en de mannen en vriendschap die daarmee soms gepaard gaan.

Paved Paradise

Amstelfilm

Nadat hij in de openingsscène van Paved Paradise (92 min.) enthousiast is begonnen om de pracht en praal van de natuur te bezingen, schakelt bioloog Hidde Boersma al snel, en ogenschijnlijk automatisch, door naar een alarmerend betoog over de zesde extinctiegolf. Want daar zitten we blijkbaar middenin. Driekwart van de dieren en planten zou daarbij wel eens kunnen uitsterven. ‘En de oorzaak?’ doceert Boersma. ‘Dat zijn wij. Dat is de mens…’

‘Hee, droeftoeter’, onderbreekt regisseur Karsten de Vreugd zijn vriend die net lekker op stoom begint te komen. ‘Gaan we nou weer een depressieve film maken, waarmee we mensen een kutgevoel geven?’ Nee, daarvan zijn er al genoeg, concluderen ze gezamenlijk. Tegelijkertijd blijft Hidde van mening dat ze het moeten hebben over de voornaamste oorzaak voor die extinctiegolf. ‘En nee, dat is dus niet klimaatverandering.’ Dat is namelijk ons voedselsysteem.

En daarover gaan ze het dus hebben in deze film, die is opgetrokken rond de permanente dialoog tussen Boersma en De Vreugd en de gesprekken die ze tussendoor voeren met deskundigen zoals schrijver/zoöloog George Monbiot, hoogleraar landgebruiksplanning Martha Bakker en GroenLinks-Europarlementariër Bas Eickhout. Met hen wil het Nederlandse tweetal onderzoeken hoe (en of) biodiversiteit en voedselproductie met elkaar kunnen worden gecombineerd.

Is de biologische landbouw, die wordt gepropageerd vanuit Europa, wel de oplossing voor de huidige problematiek? Zulke ‘land sharing’ heeft voor dezelfde opbrengst immers meer grond nodig. En juist daaraan is een tekort. Samen komen ze tot een in eerste instantie contra-intuïtieve conclusie: de biodiversiteit is juist gebaat bij intensivering, meer voedsel produceren op minder land. Daarnaast moet er meer ruimte komen voor landschapsbeheer. Ofwel, met een Engelse vakterm: ‘land sparing’.

Met veel tongue-in-cheek humor, straffe muziekjes en montagegrapjes baant het druk pratende duo zich vlot een weg langs allerlei mensen en initiatieven. In eigen land, maar ook in Engeland, Portugal én Costa Rica, het enige land ter wereld dat, in de jaren tachtig, van ‘land sparing’ officieel beleid heeft gemaakt. Door de toenmalige minister van milieu Alvaro Umana laten Boersma en De Vreugd zich nu bijpraten over dit revolutionaire beleid dat een succesverhaal lijkt te zijn geworden.

Intussen waken de twee Nederlanders er wel voor dat ze geen depressieve film maken – al dreigt Paved Paradise daardoor soms wel een beetje De Hidde & Karsten Show te worden. Al met al heeft deze documentaire ook voor de stoïcijnse en sceptische kijker echter genoeg te vertellen, een boodschap te verkondigen zelfs, om het denken over de toekomst van de Nederlandse landbouw verder op gang te brengen en wellicht zelfs een beetje te kantelen.

Daarvoor moeten alle landbouwministers van Europa dan wel eerst op vakantie naar Costa Rica.

Cow

IDFA

Het is een film over een koe en toch een heel intieme productie. Vrienden noemen het volgens The Guardian zelfs Andrea Arnolds meest persoonlijke film. De Britse regisseur maakte furore met speelfilms. Drie ervan – Red Road, Fish Tank en American Honey – wonnen de juryprijs op het filmfestival van Cannes. En haar eerste documentaire, Cow (94 min.), ging er in 2021 in première.

Arnolds protagonist luistert naar de naam Luma, een Holstein-Friesian koe, op de wereld gezet om melk te produceren – en nageslacht, dat ook. Dat is tevens het startpunt van deze klassieke ‘direct cinema’-film: Luma geeft het leven aan een nieuw kalfje en likt dit liefdevol schoon. Voor melk is het kind echter aangewezen op een flesje. Moederlief is al machinaal leeggemolken.

Een handheld-camera volgt daarna gedurende vier jaar hoe het hen vergaat, zonder enige vorm van opsmuk. Zonder interviews, montagetrucs of toegevoegde soundtrack (alhoewel Arnold daarmee vast een héél klein beetje heeft gesjoemeld, getuige de uitgelezen muziekkeuze in de stal). Een heel gewoon koeienleven, van de ene naar de andere zwangerschap. Fraai vereeuwigd.

In tegenstelling tot een vergelijkbare documentaire als Gunda, waarin Victor Kossakovsky het leven van een varken observeert, is de mens in Cow nadrukkelijk aanwezig. Veelal aan de zijkant van het frame, maar beslist niet als figurant. Eerder als een onbegrijpelijk opperwezen, dat naar believen ingrijpt. Niet uitsluitend onvriendelijk, overigens. Al denkt Luma daar wellicht anders over.

De melkkoe lijkt soms woest of wanhopig te loeien. Als ze ziet hoe een andere moeder haar kind moet afstaan bijvoorbeeld. Snapt ze wat haar straks weer te wachten staat? Arnold kruipt onder de koe’s huid en laat de kijker ervaren hoe ingrijpend het oormerken, dichtschroeien van beginnende hoorntjes of gewoon het melken kan zijn voor een dienend dier zoals Luma.

En dan heeft Andrea Arnold in dit psychologische portret nog een ronduit bruut einde achter de hand. Een waarheid als een… ja.

Bigger Than Us

Cinéart

Uit deze film spreekt onmiskenbaar hoop. De gedachte dat er zelfs in tijden van opperste wanhoop iemand is die opstaat om het tij te keren – en die daarmee zowaar nog succes kan boeken ook. Een jong iemand, vertegenwoordiger van de Greta-generatie zogezegd, die in navolging van de Zweedse klimaatstrijder Greta Thunberg weigert om de status quo te accepteren en overgaat tot actie.

De Indonesische klimaatactiviste Melati Wijsen is zo’n jonge idealist. Samen met haar zus Isabel zette ze al op twaalfjarige leeftijd de actie Bye Bye Plastic Bags op, om de troep op het strand van Bali te verminderen. Melati fungeert nu als hoofdpersoon voor Bigger Than Us (96 min.), een film van Flore Vasseur, die werd geproduceerd door de Franse actrice Marion Cotillard. Daarin zoekt ze in alle uithoeken van de aarde gelijkgestemden op, die zich eveneens op zéér jonge leeftijd begonnen te beijveren voor een betere wereld.

Op het Griekse eiland Lesbos biedt Mary Finn bijvoorbeeld hulp aan vluchtelingen, die huis en haard hebben moeten verlaten en nu in Kamp Moria terechtkomen. Memory Banda leidde als tiener de strijd tegen kindhuwelijken en ontmaagdingsrituelen (ofwel: verkrachting) in Malawi en droomt nu van een politieke carrière. En de Syrische vluchteling Mohamad Al Jounde startte in een Libanees vluchtelingenkamp zijn eigen school. Die is in zijn ogen niet alleen belangrijk voor de ontwikkeling van deze ontheemde kinderen, maar ook voor hun gevoel van eigenwaarde.

In Rio de Janeiro begon Rene Silva als elfjarig jongetje zijn eigen krant, Voz das Comunidades, waarmee hij eerlijk wil berichten over het leven in een Braziliaanse favela. Voorbij de bendes, de drugs en de wapens. De Indiaans-Amerikaanse rapper Xiuhtezcati Martinez verzet zich intussen in Colorado met alle middelen tegen het gebruik van pesticiden en fracking. En met haar organisatie YICE leert Winnie Tushabe Oegandese boeren hoe ze, met zeer beperkte middelen, hun eigen voedsel kunnen verbouwen. Zodat hun kinderen gewoon naar school kunnen.

Stuk voor stuk belichamen deze wereldverbeteraars een deel van wat gerust een linkse agenda kan worden genoemd. Het is gemakkelijk om daar cynisch over te doen: elke vorm van kritische distantie ontbreekt bijvoorbeeld in deze gelikte productie, de jongeren worden ongegeneerd op het schild gehesen. Je kunt tegelijkertijd ook denken: fijn dat er een nieuwe generatie is die zich inzet voor aloude waarden als rentmeesterschap, solidariteit en democratie.

Zo bezien is Bigger Than Us niets minder dan een film die een hart onder de riem wil steken. In een tijd waarin wanhoop, egoïsme en woede soms alomtegenwoordig lijken kan dat vast geen kwaad.

La Educación De Luca

IDFA

Als zijn peuterzoontje Luca, kind van een Nederlandse vader en Cubaanse moeder, opgegroeid in Parijs, later iets wil begrijpen van zijn eigen oorsprong, dan moet hij dit verhaal kennen volgens Salvador Gieling. Hij gaat Luca dus het tragische relaas van zijn Cubaanse oom Ezequiel vertellen. Die had een eigen stuk land, verkocht een koe en werd gearresteerd.

En dat is al bijna meer dan de documentairemaker had mogen vertellen. ‘Je kunt deze zaak best bespreken, zolang je maar aan de oppervlakte blijft’, waarschuwt zijn schoonmoeder via de telefoon alvast Salvadors vrouw Belga. Dus: niet vertellen waar hij wordt vastgehouden, niet gaan graven naar de reden voor zijn straf en ook niet de hoogte daarvan naar buiten brengen. En al helemaal geen pleidooi houden voor ‘s mans onschuld, natuurlijk!

Toch vertrekken Salvador en Belga met hun kind naar haar geboorteland Cuba, voor wat La Educación De Luca (Engelse titel: Lessons For Luca, 88 min.) moet worden. Een taak waaraan zijn oma, ooms, tantes en nicht van moederskant uiteindelijk tóch een bijdrage willen leveren. Ze dompelen de kleine jongen onder in de zaak Ezequiel, het verhaal van zijn boerenfamilie uit het dorp Sibanicú en de recente geschiedenis van het Cubaanse platteland.

Via hun persoonlijke boodschappen voor Luca, en gesprekken daarover met diens ouders, ontwikkelt zich een fraaie en warmbloedige vertelling over gewone Cubanen, die leven in een land dat nog altijd in de geest van Fidel Castro wordt geregeerd. ‘El Commandante’, bijna een halve eeuw Cuba’s onbetwiste leider, betitelde koeienvlees ooit als het ‘rode goud’ en lanceerde een ambitieus programma, waarmee het Caribische eiland Nederland naar de kroon zou gaan steken als melkproducent.

Hoe vrij konden en kunnen burgers zijn in zo’n strak geleid natie? Volgens Luca’s moeder Belga, die het land is ontvlucht, hebben alle Cubanen moeten leren om gehoorzaam te zijn. Als het aankomt op vrijheid, ben je nergens zo vrij als hier, stelt haar oom Quirito nochtans, de oudste broer van de onfortuinlijke Ezequiel. ‘Hier in Cuba is de vrijheid geweldig.’ Hij specificeert: ‘Je kunt hier lopen waar je wilt, maar alleen als je het juiste pad neemt.’

Zulke ‘vrijheid’ en wat die in de praktijk inhoudt voor een gewone Cubaanse plattelandsfamilie wordt in deze oogstrelende film, voorzien van een sfeervolle soundtrack door cellist Ernst Reijseger, op een weldadige manier over het voetlicht gebracht. Het is een les die de kleine Luca, als hij eenmaal groot genoeg is om ‘m te kunnen bevatten, ongetwijfeld in zijn oren zal knopen. Ook al gaat het volgens Ezequiel om niet meer dan ‘een onbelangrijke episode voor het Cubaanse platteland’.