De Redders Van Het Scheepswrak

NTR / donderdag 25 december, om 22.20 uur, op NPO2

‘De Jurk’ heeft alles veranderd voor de leden van de Duikclub Texel. Zomaar de Waddenzee induiken en rondstruinen in een scheepswrak is er niet meer bij. Dat is sinds die ene vondst in het Palmhoutwrak, op een onbewaakte dag in 2014, ondenkbaar geworden. Toen troffen ze in een kist in dat wrak een puntgave jurk uit de zeventiende eeuw aan, die vierhonderd jaar onder water had gelegen. ‘Onze Nachtwacht’, noemde Corina Hordijk, de directeur van het plaatselijke museum Kaap Skil, deze archeologische schat.

Het verhaal van die bijzondere vondst en de maatschappelijke discussie die daarover binnen en buiten Texel ontstond, tot in Londen aan toe, is al verteld in de puike miniserie De Jurk En Het Scheepswrak (2023). In dit vervolg toont Arnold van Bruggen hoe de redding van dat wrak daarna toch weer grotendeels tot stilstand is gekomen. Want ondanks wereldwijde aandacht voor de jurk en tentoonstelling ervan in Kaap Skill, waar ook koning Willem-Alexander en koningin Maxima een kijkje zijn komen nemen, ligt het Palmhoutwrak nog altijd gewoon bij Burgzand op de bodem van de Waddenzee.

Bij de start van De Redders Van Het Scheepswrak (59 min.) pakt directeur Hordijk dus haar biezen. Zij is teleurgesteld in het gebrek aan vooruitgang. De strijd wordt echter voortgezet door Tweede Kamerlid Sandra Beckerman (SP), die zelf is opgeleid tot archeoloog. Zij pleit binnen en buiten de Kamer voor structurele financiering voor maritieme archeologie en stimuleert de verantwoordelijke minister Eppo Bruins om eens een kijkje te gaan nemen in Texel. Terwijl Beckerman naar politiek draagvlak zoekt, voert de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) een nadere verkenning van het wrak uit.

Van Bruggen volgt hun verrichtingen, in en boven water, om te komen tot een reddingsplan voor Neerlands maritieme erfgoed en steekt tevens z’n licht op bij de mensen waarmee dit verhaal ooit begon: de Texelse hobbyduikers. Zij hebben zich maar aan te passen aan ‘het nieuwe normaal’. Het feit dat er voortaan officieel ontheffing moet worden gevraagd voordat er kan worden gedoken bij wrakken in de Waddenzee strijkt menigeen tegen de haren. Want met al die officiële vergunningsaanvragen en doorlooptijden van een week of acht is dat duiken al snel geen leuke hobby meer.

Hoewel deze nieuwe film de wow!-factor mist van de oorspronkelijke serie, die een hele nieuwe wereld boven water haalde, heeft dit vervolg zeker ook z’n waarde: de documentaire toont hoe het Palmhoutwrak, ondanks die bewierookte jurk, vier eeuwen na dato gewoon vastloopt in de modder van het Hollandse poldermodel. Waar de neuzen echt niet zomaar dezelfde kant op wijzen.

Mallorca: De Nacht En De Nasleep

KRO-NCRV

Zonder dat ene filmpje van het uitgaansgeweld tegen zijn vriendengroep zou de dood van Carlo Heuvelman waarschijnlijk nooit zoveel commotie hebben veroorzaakt. De beelden van het uitzinnige geweld op Mallorca in de zomer van 2021, waarbij de 27-jarige toerist uit Waddinxveen uiteindelijk werd doodgeschopt, gingen direct viral, met een sleutelrol voor de website GeenStijl. De informatie die uitlekte over de verdachten versterkte de volkswoede alleen maar: deze rijkeluiszoontjes uit het Gooi waren direct terug naar huis gevlucht en hadden daar meteen peperdure advocaten ingehuurd.

Het schokkende filmpje is natuurlijk zeer belastend, maar heeft volgens journalist Maarten Kolsloot, die onlangs een boek uitbracht over De Mallorca-zaak, net zo goed ontlastend gewerkt. Alle verdachten konden hun verklaring er immers op aanpassen: wat niet op beeld staat, staat immers niet vast – en kan dus worden ontkend. En die beelden laten uiteindelijk veel meer níet dan wel zien van het geweld tegen Carlo, blijkt ook weer uit de tweedelige tv-documentaire Mallorca: De Nacht En De Nasleep (124 min.), waarin Jessica Villerius de fatale uitgaansnacht (deel 1) en de jarenlange strijd om de waarheid (deel 2) opnieuw oproept.

Om een zo compleet mogelijk overzicht van de gebeurtenissen te schetsen, laat Villerius een groot deel van de betrokkenen aan het woord: Carlo’s moeder, tante en schoonzus, enkele (onherkenbaar gemaakte) verdachten, andere slachtoffers van het geweld, ooggetuigen, de advocaten van de verschillende partijen, journalisten en de officieren van justitie. Stuk voor geven zij hun lezing van de feiten in dit tweeluik, dat verder is aangekleed met nieuwsbeelden, sfeerimpressies van uitgaansavonden op Mallorca, procesfragmenten, rechtbanktekeningen van Nicole van den Hout en Petra Urban, commotie online en de oververhitte berichtgeving in de media.

Zo ontstaat een genuanceerd beeld van een tragische kwestie, waarbij de verschillende waarheden over wat er zich in die fatale augustusnacht heeft afgespeeld naast en tegenover elkaar komen te staan en ook de kant van de verdachten recht wordt gedaan. De zaak heeft diepe wonden geslagen, maar wie daarvoor (precies) verantwoordelijk is blijft onduidelijk. In de rechtbank richtte Carlo Heuvelmans vader Willem zich nog rechtstreeks tot de verdachten en hun ouders. ‘Vroeg of laat komt een fatsoenlijk mens zonder twijfel in gewetensnood. Wees dat voor en spreek je uit. Wij hebben niets aan misplaatste sympathie of medeleven. Wij willen antwoorden.’

Geen van de verdachten zou zich de fatale schoppen echter toe-eigenen en ook de anderen hielden daarover consequent hun mond. Officier van justitie Bart Nitrauw vergelijkt ’t tegenover Villerius met de Omerta, de zwijgplicht van de maffia. Niemand is bereid om te ‘snitchen’ over een ander, constateert hij gefrustreerd. Ook al gaat ‘t hier niet om een kleine diefstal, maar om niets minder dan een mensenleven – en vele mensenlevens die daarmee direct verbonden zijn.

Kees Vliegt Écht Uit

c: Malou van Breevoort / Videoland

De lotgevallen van Kees Momma, hoe ontwapenend of grappig die soms ook uitpakken, vormden in wezen altijd al een drama. Over een man die zich maar niet los kan maken van zijn vader en moeder. En over ouders, moeder Henriëtte in het bijzonder, die hun volwassen zoon eveneens blijven vasthouden. Dat werd nog niet eerder zo schrijnend als in deze derde Kees-film van Monique Nolte.

Wat zich in de vorige twee documentaires – Het Beste Voor Kees (2014) en Kees Vliegt Uit (2023) – al aandiende en toen ook meteen aanzienlijke vertraging opliep, is nu onvermijdelijk geworden: Kees Momma, een hypergevoelige man van halverwege vijftig met een autismespectrumstoornis, moet afscheid gaan nemen van de twee mensen rond wie hij zijn complete bestaan heeft opgebouwd.

Deze nieuwe episode uit het Kees-feuilleton begint waar de vorige film ophield: bij de woning die zijn ouders ooit voor hem kochten, even verderop in dezelfde straat te Velp, waar hij maar niet daadwerkelijk introk. Kees bleef een vaste gast van ‘pappie en mammie’ in het ouderlijk huis en het chalet dat, speciaal voor hem en zijn werkzaamheden als tekenaar, bij hen in de tuin was geplaatst.

Terwijl hun zoon in deze derde film gewoon z’n oude zelf blijft – altijd geïrriteerd ridderend, hardop denkend en zeer zorgvuldig en archaïsch formulerend – worden zijn ouders zienderogen ouder. Vader Willem oogt steeds breekbaarder, terwijl de geest van moeder Henriëtte alsmaar meer begint te haperen. Totdat zij haar zoon net zo hard nodig heeft als hij haar – al was dat waarschijnlijk altijd al zo.

De interactie tussen de onverbiddelijk wegglijdende moeder en het volwassen kind dat haar koste wat het kost probeert vast te houden en daarbij geen oog wil/kan hebben voor wat zij nodig heeft, is pijnlijk om te aanschouwen. Hoewel ze soms rechtstreeks wordt aangesproken door Kees en hij haar zo nu en dan ook brieven schrijft, slaagt Nolte er op zulke momenten in om zich geheel onzichtbaar te maken.

Dit geeft Kees Vliegt Écht Uit (87 min.) iets heel intiems – de façade voorbij, op het ongemakkelijke af. In lang uitgesponnen scènes wordt langzaam maar zeker het kleed onder het bestaan van Kees (en zijn moeder) weggetrokken. Klassieke muziek of zijn modeltreinen kunnen hem dan helpen, maar rust is lang niet altijd verzekerd. Hij moet zijn leven, dat zich afspeelt op een vierkante centimeter, grondig herbezien.

Deze film openbaart tegelijkertijd geen nieuwe of andere Kees. Daarvoor hangt hij te veel aan zijn eigen rolpatronen, rituelen en preoccupaties. Monique Nolte laat echter zien dat je zelfs dan – al is het alleen uit puur lijfsbehoud – soms verder kunt springen dan je polsstok eigenlijk lang is. Naar een ander bestaan, opgedrongen door een nieuwe werkelijkheid. De toekomst is dus onvermijdelijk: Kees Solo.

En dat is tevens de titel van de vierde Kees-film, waarmee Monique Nolte haar hartveroverende feuilleton binnen afzienbare tijd vervolgt – al lijkt haar onweerstaanbare hoofdpersoon ’t daarin tóch weer niet alleen te gaan doen.

Short Dick Man

Labyrint Film / BNNVARA

‘Ik weet gewoon niet of ik dit aankan.’ De documentaire Short Dick Man (57 min.) is ruim een half uur onderweg als Matthijs Janssen zich afvraagt of hij er nog wel mee wil doorgaan. Is hij werkelijk bereid om dit zeer persoonlijke thema met de wereld te delen? En welke reacties roept dit dan op?

Deze film, gemaakt met Willem Timmers, vormt meteen het antwoord: ja dus. Matthijs wordt beheerst door het idee dat hij minder bedeeld is dan veel andere mannen. En dat heeft voor een enorme onzekerheid gezorgd, die hem, ook als gay, ernstig in zijn leven belemmert. Hij heeft ‘een hekel aan mijn geilheid’ en denkt soms dat hij zich beter als aseksueel kan profileren. Dat voorkomt pijnlijke situaties.

Als hij al een jongen mee naar huis neemt, voelt Janssen zich genoodzaakt om een ‘disclaimer’ te geven. Om teleurstellingen te voorkomen. Het is duidelijk dat de grootte van z’n penis in zijn eigen hoofd buitensporige proporties heeft aangenomen – en dat de oorzaak daarvoor, behalve in hemzelf, ook zit in hoe porno en media in het algemeen groot geschapen mannen blijven verheerlijken.

Janssen en Timmers vervatten dit schoonheidsideaal in suggestieve sequenties, die invoelbaar maken hoe zulke beelden invloed hebben op hoe mannen zichzelf en hun lichaam ervaren. Dat ideaalbeeld van een ‘goedgevulde onderbroek’ is overigens niet van alle tijden, laten ze ook zien. De oude Grieken zwoeren naar verluidt bij een kleine penis. Die stond blijkbaar voor een bepaalde verfijning.

Zulke constateringen lijken vooralsnog echter niet besteed aan Janssen. Hij bespreekt zijn onzekerheid met zijn moeder, gaat in therapie en overweegt een penisvergroting. Gaandeweg wordt ook hem duidelijk wat voor menigeen al vrij snel helder is: het probleem zit vooral in zijn eigen hoofd. Naar waarom dat zo is, gaat Short Dick Man niet echt op zoek – al levert de film wel aanknopingspunten.

De documentaire toont hem vooral, gebruik makend van een ‘green screen’, in situaties waarin zijn ongemak ongenadig opspeelt: bij een pisbak, op het strand of in een sportkleedkamer. Door het naspelen van zulke pijnlijke ervaringen proberen Janssen en Timmers die onschadelijk te maken. Deze geacteerde scènes – en het feit dat de film sowieso erg geconstrueerd oogt – zorgen tegelijk voor distantie.

Janssens persoonlijke relaas blijft daardoor best lastig invoelbaar. Hoewel de thematiek van deze film in principe heel veel mannen raakt – niet alleen de mannen die denken dat ze minder bedeeld zijn – zijn de aanpak en setting van deze film zo specifiek dat het voor veel van hen waarschijnlijk toch een ver van mijn bed-show blijft.

Trailer Short Dick Man

Nowhere Man

Doxy

In al hun jeugdige overmoed reden ze in 1998 gedrieën in een grijze deux chevaux naar Frankrijk om een roadmovie te maken over hun vriendschap. Het werd een mislukking, met veel gedol, gekibbel en gedoe. Géén film in elk geval. De 24 tapes verdwenen in een allengs vergeten doosje, met het idee dat ze er nooit meer uit zouden komen.

25 Jaar later is hun vriend Rob overleden en beschikken Jan Willem den Bok en Jaap van Heusden nog altijd over de tapes met opnames van die roadtrip naar nowhere. Wat vertellen die oude beelden over wie ze waren en zijn, hun onderlinge band en de eigenzinnige vriend die ze mettertijd een heel klein beetje uit het oog zijn verloren?

Hij wordt ongetwijfeld bedoeld met Nowhere Man (30 min.), de titel waaronder ze dat oude materiaal nu presenteren. En daarin zingen ze natuurlijk ook even mee met de gelijknamige Beatles-klassieker. ‘Doesn’t have a point of view’, klinkt ‘t dan, rijdend in die eend door de nacht. ‘Knows not where he’s going to. Isn’t he a bit like you and me?’

Rob was zo te zien een excentrieke jongeling. Iemand die worstelde met zichzelf en het leven, zo valt ook af te leiden uit de voicemail-berichten die Den Bok en Van Heusden in het hier en nu uitwisselen en waarmee ze al dat oude materiaal een beetje inkaderen. Een heel klein beetje. De kijker ervan wordt verder grotendeels aan z’n lot overgelaten.

Deze documentaire is de ode aan hun vriendschap geworden die de oorspronkelijke film had moeten zijn. Aan de jeugd ook, waarin ze elkaar hebben gevonden. Voor een buitenstaander is ’t best lastig om daar vat op te krijgen. De gesprekken en activiteiten, met ook enkele voicemails van Rob zelf uit latere tijden, lijken lukraak bij elkaar geklutst.

Dat is natuurlijk niet zo – er vormt zich onderweg wel degelijk een soort verhaal over die reis en daarmee ook een portret van de man die daarvan het neurotische middelpunt was – maar het kost best veel kruim om naar die serie snapshots van jeugdige branie, onbezonnenheid en twijfel te kijken en daaruit de essentie te destilleren.

Beatrix

Videoland

Zo flamboyant als haar vader Prins Bernhard, de hoofdpersoon van Joost van Ginkels vorige Koningshuis-productie, is de voormalige Nederlandse koningin Beatrix natuurlijk niet. Toch doet de driedelige serie Beatrix (142 min.) echt niet onder voor z’n voorganger. Want of je het koningshuis nu wezenlijk voor het welbevinden van Nederland of kolderieke poppenkast vindt, de lotgevallen van de Oranjes leveren doorgaans méér dan genoeg gespreksstof op.

Dat begint bij Beatrix al kort na haar geboorte, als ze vanwege het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog samen met haar moeder, de toenmalige prinses Juliana, naar Canada verkast. Daar ontmoet ze als peuter een ander Nederlands meisje, Reneé Smith-Roëll, met wie ze zo’n 85 jaar later nog altijd innig bevriend is. Samen met andere klasgenootjes van ‘Trixie’ kijkt zij in deze serie met plezier terug op hun idyllische jeugd. Daarna wacht voor Beatrix in Nederland het lastige huwelijk van haar ouders weer, met de Greet Hofmans-affaire, Bernhards buitenechtelijke escapades en diens betrokkenheid bij het Lockheed-omkoopschandaal.

Een centrale rol in deze lekker toegankelijke serie is weggelegd voor beeldresearcher René Kok van het NIOD, een geanimeerde verteller die aan de hand van foto’s, en begeleid door fraai archiefmateriaal, door het leven van de hoofdpersoon wandelt. Hij wordt gesecondeerd door kenners van de Nederlandse monarchie zoals Jolande Withuis, Jutta Chorus, Daniela Hooghiemstra, Jan Tromp en Annejet van der Zijl (die het koningshuis overigens consequent een ‘sprookjesfabriek’ noemt). De voormalige hofdame Miente Boellaard-Stheeman, adjudant Tom Zwollo, couturier Sheila de Vries en kunstenares Marte Röling spreken verder vanuit eigen ervaring over (en misschien ook wel een beetje namens) de inmiddels 87-jarige oud-koningin.

Zij schetsen een vrouw met een ijzeren wil, die de monarchie grondig professionaliseert en ondertussen heel wat te verduren krijgt: van de rellen in Amsterdam bij haar kroning en de aanslag op Koninginnedag in 2009 tot persoonlijk drama zoals de ziekte van haar echtgenoot Claus en de tragische dood van haar zoon Johan Friso. Van Ginkel zet alle ontwikkelingen soepel achter elkaar en geeft ze extra kleur met een nogal uitgesproken muziekkeuze die, net als bij zijn Prins Bernhard-productie, het midden houdt tussen lekker popi, bijna camp en tenenkrommend. Donna Summers I Feel Love begeleidt bijvoorbeeld de verloving met Claus, terwijl Everybody Wants To Rule The World van Tears For Fears Beatrix’s aantreden als koningin opluistert.

En wat te denken van Don’t Cry For Me Argentina als het huwelijk tussen Beatrix’s oudste zoon Willem-Alexander en Maxima kan worden ingezegend? Die tranen komen er dan overigens tóch. Bij haar Argentijnse schoondochter, welteverstaan, en voor het nageslacht vereeuwigd. Beatrix zelf houdt haar gezicht doorgaans in de plooi, laat op gezette tijden haar inlevend vermogen zien en toont zo nu en dan haar ‘boze oog’ als het ceremonieel, waarvan zij vindt dat het bij de monarchie hoort, door andermans fouten in het honderd dreigt te lopen. Als de rolvaste vorstin die ze, getuige deze interessante miniserie, eigenlijk haar hele leven is geweest.

Tallon: Onder Druk

HBO Max

Hij is van plan om in 2024 de top tien aan te gaan vallen. In het voorgaande jaar is de Nederlandse tennisser Tallon Griekspoor doorgestoten naar plek 23 op de wereldranglijst. Hij heeft zelfs het tennistoernooi van Rosmalen op zijn naam weten te schrijven. Aan de top blijven is alleen een stuk moeilijker dan aan de top komen.

Met zijn vader Ron en broers Kevin en Scott in het publiek moet Tallon eerst maar eens proberen om opnieuw boven zichzelf uit te stijgen in Rosmalen. Dat is zeker niet gemakkelijk. Pers en publiek vragen voortdurend om zijn aandacht en leiden hem af van waar ’t uiteindelijk allemaal om draait: presteren op de baan. Zijn Belgische trainer Kristof Vliegen probeert hem, door alle weerstand heen, naar overwinningen te loodsen.

De voormalige toptennisser Vliegen is tevens prominent aanwezig in Tallon: Onder Druk (49 min.), de korte film die Jan-Willem de Lange heeft gemaakt over Griekspoors verrichtingen in 2024. Wedstrijden worden belicht via zijn kritische blik. Hij roept Griekspoor soms non-verbaal tot de orde, geeft hem na een geslaagde rally opzichtig complimentjes of deelt hardop zorgen over z’n pupil met bondscoach Paul Haarhuis.

Duidelijk is: Tallon Griekspoor moet aan de bak. Om zijn huidige status te behouden of zelfs uit te bouwen, openlijke twijfelaars te logenstraffen en – vooral – aan zijn eigen verwachtingen te kunnen voldoen. Die druk was er altijd al. Van jongs af aan heeft Griekspoor moeten concurreren met andere talenten, waarvan de ouders, volgens zijn vader Ron, in de stellige overtuiging waren dat ze ‘de nieuwe Krajicek’ in huis hadden.

Terwijl hij de strijd aanbindt met cracks als Djokovic, Sinner en Zverev blijkt Griekspoors grootste tegenstander, jawel, Tallon te heten. Kristof Vliegen probeert dat in goede banen te leiden en tegelijk zijn relatie met de explosieve tennisser, die zijn woede na een verloren wedstrijd ouderwets botviert op z’n racket, te behouden. Dat blijkt een serieuze uitdaging, verraadt deze film, die verrassend dicht bij de trainer en z’n speler komt.

Want daar blijkt het hart van deze boeiende sportdocu te zitten: bij de delicate omgang tussen twee mensen die elkaar nodig hebben om te kunnen presteren, maar op een gegeven moment niet meer mét en niet meer zónder elkaar lijken te kunnen. En dat dreigt dan weer ten koste te gaan van de prestaties. Zo stevent Tallon: Onder Druk af op een onvervalst do or die-moment: op de tennisbaan en ernaast.

De Illusie Aan De Macht – 1412 Dagen Kabinet Den Uyl

Joop den Uyl (l), koningin Juliana en Dries van Agt (r) / Aanpak Film

Alles is veranderd – en tegelijk helemaal niets. Zo’n linkse regering als het kabinet Den Uyl (1973-1977) had Nederland nog nooit en (vooralsnog) ook nooit meer. En tegelijkertijd ging ‘t er in de jaren zeventig, getuige de tweedelige documentaire De Illusie Aan De Macht – 1412 Dagen Kabinet Den Uyl (110 min.), niet zoveel anders aan toe dan nu: premier Joop den Uyl en bewindslieden van de partijen PvdA, KVP, ARP, PPR en D66 werden met de ene na de andere crisis geconfronteerd, kregen te maken met aanzienlijke weerstand en vochten elkaar soms, tot diep in de nacht, de tent uit.

Hun gekrakeel speelde zich alleen af in een grotendeels zwart-witte wereld en werd gekenmerkt door vormelijkere omgangsvormen. De uitgangspunten van de grote vormgever, Joop den Uyl, waren echter glashelder: een eerlijkere verdeling van macht, kennis en inkomen. Het PvdA-kopstuk geloofde in een maakbare samenleving, zijn progressieve regering was ‘van en voor gewone mensen’. En dat betekende dan weer vrij schieten voor de oppositie. ‘Sinterklaas bestaat’, kreeg VVD-leider Hans Wiegel, wijzend naar Den Uyl, bijvoorbeeld de lachers op zijn hand. ‘Daar zit ie, achter de tafel.’

Toen André van der Hout en Chris Vos werkten aan deze historische reconstructie, in 1999 beloond met een Gouden Kalf, was die ‘goedheiligman’ al overleden. Andere bekende kabinetsleden zoals de ministers Dries van Agt, Ruud Lubbers, Jos van Kemenade, Henk Vredeling, Jan Pronk, Tjerk Westerterp en Max van der Stoel en de Kamerleden Willem Aantjes, Hans van Mierlo en Frans Andriessen schoven wel aan om terug te blikken op een tijd die in het teken stond van pak ‘m beet de oliecrisis, Surinaamse onafhankelijkheid, abortus, de Lockheed-affaire en Molukse treinkapingen.

En ergens in die aaneenschakeling van kleinere en grotere crises ontstond er een verwijdering tussen de PvdA, geleid door de zuinige calvinist Den Uyl, en de katholieke minister van justitie Van Agt, die in 1977 de lijst zou gaan aanvoeren van het CDA, een nieuwe politieke partij die uit drie christelijke partijen was ontstaan. En die zou er uiteindelijk voor zorgen dat er, ondanks een enorme verkiezingsoverwinning voor de PvdA, géén tweede kabinet Den Uyl kwam. Dries van Agt werd minister-president in een kabinet met de VVD. Met Wiegel had Van Agt duidelijk meer chemie dan met Den Uyl.

Van der Hout en Vos tekenen die geschiedenis zonder al te veel opsmuk op. Ze verlaten zich op de fraaie archiefbeelden, laten die inkaderen door de toenmalige hoofdrolspelers en zorgen zelf voor een hoofdstukindeling en dienende muziek. Het resultaat is een film die de tijdgeest moeiteloos te pakken krijgt en tevens een aansprekend portret wordt van het gezicht daarvan: Joop den Uyl, een zeer principiële, gedreven en polariserende man, die regelmatig gebukt leek te gaan onder de enorme opdracht die hij zichzelf had gesteld: een Nederland van en voor iedereen.

De Propagandist

Docmakers

Vorig jaar sleepte Luuk Bouwman samen met collega Aliona van der Horst op het International Documentary Festival Amsterdam de prijs voor beste Nederlandse documentaire in de wacht met Gerlach, een film over ‘de laatste akkerbouwer’. Dit jaar is diezelfde IDFA-Award opnieuw voor hem, nu is alleen alle eer voor hem.

Bouwmans nieuwe film De Propagandist (111 min.) is een soort vervolg op zijn documentaire Allen Tegen Allen (2020), waarin hij de geschiedenis van het Nederlandse fascisme, en alle bijbehorende splinterpartijtjes, helemaal uitvlooit. Nu zoomt hij in op één enkele man: Jan Teunissen (1898-1975), de filmtsaar van Nederlandse nazi’s.

De historicus Rolf Schuursma sprak in 1964 en 1965 enkele malen met de geaffecteerd sprekende Teunissen. Die opnamen, in totaal ruim negen uur, vormen samen met beeldmateriaal dat de gedreven filmmaker zelf maakte het fundament onder deze documentaire. Schuursma geeft daarbij dan, soms nog altijd ontzet, weer commentaar.

In een andere wereld – en met een andere attitude – had hij, net als zijn veel bekendere Duitse vak- en partijgenoot Leni Riefenstahl, een gevierde regisseur kunnen worden. Zijn start was veelbelovend: als G.J. Teunissen maakte hij de eerste Nederlandse film met geluid en Sjabbos, een documentaire over de vooroorlogse Amsterdamse Jodenbuurt .

Toen hij zich in 1934 waagde aan de eerste grote Nederlandse speelfilm, over de nationale trots Willem van Oranje, ging ‘t echter helemaal mis. ‘Een tragische mislukking en een slecht begin van de Nederlandse film’, leest Rolf Schuursma voor uit de vernietigende kritieken in de pers. ‘Willem van Oranje opnieuw vermoord.’

Als voorzitter van de filmdienst van de NSB, het filmgilde van de Nederlandse Cultuurkamer, de Bioscoopbond en de Filmkeuring maakte Teunissen, het enige kind van een zeer gefortuneerde antiquair uit Den Haag, een comeback. Hij werd de allesbepalende factor in de Nederlandse film tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Teunissens privéadres, Lange Voorhout 62 in Den Haag, werd het centrum van de Nederlandse film in de oorlog, stelt historicus Egbert Barten. Hij doet sinds 1989 onderzoek en interviewde vaderlandse filmmakers uit die tijd, zoals Reinier Meijer, Jan Koelinga en Bob Kommer. De één sprak liever over het verleden dan de ander.

Deze historische documentaire diept de geschiedenis van de Nederlandse nazi-propagandafilm, aan de hand van de grote roerganger ervan, weer op. Het levert even vergeten als onvergetelijke verhalen op, zoals de NSB-kluchten Wat Een Tijd en de eerste Nederlandse en uitgesproken antisemitische tekenfilm Van Den Vos Reynaerde

Teunissen spreekt er twintig jaar later zonder al te veel wroeging over, in een fascinerende film over een bezoedeld verleden, dat menigeen liever onbesproken – en ongezien – laat. Dat zijn eigen vooroorlogse beelden van de Jodenbuurt werden verwerkt in de ultieme nazifilm Der Ewige Jude vindt hij ‘een onfortuinlijke kwestie’.

De Jodenvervolging vond De Propagandist ‘een zeer ongelukkige kwestie’. Nee, sjiek was dat niet, zegt hij tegen het einde van dit portret, als zijn ware aard naar voren lijkt te komen en hij zichzelf definitief de das omdoet. Aan serieuze zelfreflectie is hij blijkbaar nooit toegekomen.

Rutte

Videoland

‘Waarom doet u mee aan deze documentaire?’ vraagt Leonard Ornstein bij de start van deze tweedelige film aan de hoofdpersoon zelf. Zijn vriend Jort Kelder bestookte hem al langer met het idee om een fly on the wall-documentaire te maken, vertelt Mark Rutte. Zou zijn vertrek als premier niet een goede aanleiding zijn? Op z’n Ruttes: ‘Ik kijk natuurlijk graag naar die documentaires. En het is ook een beetje lullig om er wel naar te kijken en nooit mee te werken.’

Nu is ie er dus: Rutte (84 min.), een kijk achter de schermen bij de laatste negentig dagen van de langstzittende premier uit de Nederlandse geschiedenis. Op voorhand is het de vraag: waar zit het drama? Elke gedenkwaardige politieke documentaire kent ‘do or die’-momenten, zo weet het VVD-boegbeeld als geen ander, waarop de hoofdpersoon zijn ware aard prijsgeeft. De emotionele slotspeech van Bill Clintons campagneleider James Carville in The War Room bijvoorbeeld. Of hoe een Oegandese politicus zich in Bobi Wine: The People’s President staande houdt tijdens een volledig ontsporende verkiezingsstrijd.

Wat heeft dit portret zoal te bieden over Mark Rutte, een politicus waarover in de afgelopen veertien jaar zo’n beetje alles al is gezegd en die zich overal – ook als Ornstein hem de duimschroeven aandraait over het Toeslagenschandaal of het Groningse gasdossier – weer uit wurmt? Zijn jeugd, vaste rituelen, sobere leefstijl en onverwoestbare opgewektheid komen natuurlijk weer langs. En dat hij, achter de schermen, wel eens uit zijn vel kan springen. Alleen: achter díe schermen komt de docu dan weer niet. ’s Mans woede-uitbarstingen komen alleen ter sprake in gesprekken met mensen uit zijn omgeving.

Deze blik achter de schermen – met ‘exclusieve toestemming’ om bepaalde delen van gesprekken met staatshoofden en regeringsleiders te filmen – leidt niet tot scènes waarin Rutte even uit z’n rol valt, in verlegenheid wordt gebracht of een onverwachte kant van zichzelf laat zien. De vlieg op de muur bij Rutte toont hem vooral ontspannen. Privé: in z’n favoriete restaurant, bij z’n autogarage of op Jort Kelders bootje. En als politicus: in overleg met z’n team, bellend met de Oekraïense president Zelensky, op staatsbezoek, bijpratend met ‘jaar- en studiegenoot’ Willem-Alexander en, natuurlijk, lobbyend voor een baan.

Tussendoor passeren ook de hoogte- en dieptepunten uit zijn politieke loopbaan – het gevecht om het lijsttrekkerschap van de VVD, de aanslag op MH17 en het Functie Elders-debat bijvoorbeeld – nog even, tamelijk plichtmatig, de revue. De duiding daarbij komt van zijn directe entourage als minister-president, beeldbepalende politici zoals Rita Verdonk, Lodewijk Asscher en Alexander Pechtold en zijn (jeugd)vrienden Lodewijk Dekker, Koen Petersen en Jort Kelder. Die zijn behoorlijk openhartig en soms ook kritisch op de man die ze van haver tot gort – en toch ook weer helemaal niet – lijken te kennen.

Echt gevaarlijk wordt ’t nooit. De raspoliticus houdt controle over de boodschap. Ontspannen werken Mark Rutte en ‘zijn’ fly on the wall-film, opgefleurd met luchtige klassieke muziek die uitstekend aansluit bij het gemoed van de hoofdpersoon, niet alleen toe naar de sleuteloverdracht in het Torentje, maar ook naar zijn prestigieuze nieuwe functie elders. Als secretaris-generaal van de NAVO gaat hij de komende jaren ongetwijfeld een beroep doen op zijn aanzienlijke politieke gaven. Met z’n soepele tong en lenige geest weet hij in dit degelijke portret in elk geval al te indringende zelfreflectie of groot drama te vermijden.

Al vindt de liefhebber van fly on the wall-documentaires in Mark Rutte dat vast ook wel weer een heel klein beetje jammer.

De Godfather Van Oss

Videoland

De Godfather? Van Oss? Antoon, de broer van Martien R., lacht schamper: ‘We noemen hem altijd gewoon bij zijn voornaam.’ Martiens rechterhand Arnold M., onherkenbaar in beeld gebracht, typeert hem zelfs als ‘de goedheid zelve.’

Zo staat de Ossenaar niet bekend bij de recherche van Oost-Brabant. Martien R. en ‘zijn criminele familienetwerk’ worden door justitie verdacht van een hele waaier aan strafbare feiten: brandstichting, wapenhandel, zware mishandeling, afpersing, handel in ecstacy, cocaïne en methamfetamine en enkele gewelddadige moorden.

De tweedelige true crime-docu De Godfather Van Oss (72 min.) reconstrueert het kat- en muisspel dat in de afgelopen jaren is ontstaan tussen de politie en R.’s familie en laat daarbij zowel vertegenwoordigers van de politie als leden van de Osse clan en advocaat Jan-Hein Kuipers aan het woord. Hij kenschetst de hoofdverdachte als ‘een rustige vent’.

Uit geheime audio- en video-opnamen, die de Brabantse politie anderhalf jaar lang heeft gemaakt op het kantoor van R’s familie, komt een ander beeld naar voren. Martien trekt stevig van leer als iets of iemand hem niet zint. En met zijn familieleden lijkt hij zich structureel met zaken bezig te houden die het daglicht niet kunnen verdragen.

Misdaadjournalisten zoals Mick van Wely (De Telegraaf), Willem-Jan Joachems (Omroep Brabant) en Joris van der Aa (Gazet van Antwerpen) zorgen voor verdere duiding bij de strafzaak tegen deze ‘Boss from Oss’, die zijn wortels heeft op Vorstengrafdonk, het grote woonwagenkamp in de Brabantse stad dat in de jaren negentig is gesloten. 

Dit tweeluik stipt die historie kort aan, met bijdragen van oud-lerares Riek Kuijper en voormalig maatschappelijk werker Rob Spit, maar had daar nog wel wat verder op in mogen gaan, om zo de achtergronden van de familie R., de bijbehorende woonwagencultuur en het mogelijke verband met hun huidige activiteiten te exploreren.

Nu blijft De Godfather Van Oss veelal op true crime-niveau steken: bij de spraakmakende misdrijven die worden toegeschreven aan de familie R. Vanuit een klein subkamp aan de Osse Hoogheuvelstraat zou die de lakens uitdelen in de Brabantse onderwereld. Waarbij het wel fascinerend is dat enkele leden zelf ook hun zegje mogen/willen doen.

Hoewel Martiens broer Antoon R., rechterhand Arnold M. en schoonzus Bea T. alle beschuldigingen tamelijk achteloos verwerpen, geven ze toch een interessant inkijkje in hun gedachtegang, activiteiten en milieu. En dat doet toch eerder denken aan The Sopranos dan aan The Godfather.

Kunstroof

Periscoop Film

Als er op 16 oktober 2012 wordt ingebroken bij de Kunsthal in Rotterdam, is de Nederlandse kunstwereld in rep en roer. De dieven hebben zeven schilderijen en tekeningen gestolen van de Triton Collectie van de Rotterdamse havenbaron Willem Cordia (1940-2011), die onder de noemer ‘Avant-gardes’ werden geëxposeerd. Er zijn werken van onder anderen Picasso, Matisse, Gauguin en Monet gestolen. Waar moeten de inbrekers worden gezocht? In de Balkan? Of toch in Ierland?

Uiteindelijk komt een groep jonge Roemeense kruimeldieven uit het dorpje Carcaliu in beeld. Zij lijken aan het einde van de zomer van 2012 tamelijk willekeurig op rooftocht te zijn gegaan in Nederland. Zoveel belang als de conservatoren en kunstkenners aan de gestolen werken hechten, zo weinig betekenis hebben die voor de dieven. Zij zijn vooral afgegaan op de bekendheid van de desbetreffende kunstenaar en hoeveel geld het schilderij dan kan opleveren.

‘Een beroemde crimineel die ik redelijk goed ken heeft ’t nog steeds over Andy Warholt’, legt kunstdetective Arthur Brand uit in Kunstroof (102 min.). ‘Anderen hebben ’t over Picasso. En dan zie ik gewoon dat het geen Picasso is, maar een Dali.’ Wat hij maar wil zeggen: de dieven hebben geen idee wat ze stelen, alleen dat het veel waard is. ‘Als jij naar een museum gaat en je ziet zo’n werk hangen, dan zie je een mooi portret of wat dan ook. Zij zien een tien miljoen dollar-biljet.’

Octave ‘Okkie’ Durham is misschien wel Neerlands bekendste kunstdief. Hij wilde in 2002 Van Goghs De Aardappeleters – die hij volgens Brand consequent ‘de Aardappeltelers’ noemt – gaan stelen. Dat schilderij bleek echter te groot om mee te nemen. Daarom nam hij maar twee andere Van Goghs mee. Okkie heeft geen hoge pet op van de beveiliging van veel Nederlandse musea, zegt hij in deze film van Jorien van Nes. ‘Een kledingwinkel in de stad’ is volgens hem nog beter beveiligd.

Met direct betrokkenen zoals conservator Peter van Beveren, hoofdinspecteur Raymond Kolsteren en de Roemeense officier van justitie Raluca Bottea duikt Van Nes in de roof en het belang van de gestolen werken. Parallel daaraan reconstrueert ze met acteurs de handel en wandel van de dieven uit Carcaliu en hun politieverhoren. Deze hybride werkt ten dele. De twee verhaalvormen komen eerst niet helemaal samen. De gedramatiseerde scènes blijven veelal voelen als, ja, drama.

Later nemen de gebeurtenissen bijna kluchtige vormen aan – als de dieven de gestolen waar maar niet van de hand kunnen doen en vervolgens op allerlei plekken verbergen – en werken die reconstructiescènes beter en versmelten ze ook gemakkelijker met de interviews, die eveneens een steeds onwerkelijker karakter krijgen. Kunstroof slalomt dan comfortabel tussen ‘based on a true story’ en ‘truth is stranger than fiction’ door.

De Tramaanslag

KRO-NCRV

‘Om kwart voor elf stond de tram stil’, vat de Utrechtse burgemeester Jan van Zanen het drama vier dagen later samen tijdens een stille tocht door de stad. Niet alleen de tram staat stil op maandag 18 maart 2019. Heel het land lijkt stil te staan nadat een man bij de halte 24 Oktoberplein een tram is binnengestapt en daarna het vuur heeft geopend op enkele passagiers en voorbijgangers. De Tramaanslag (27 min.) zorgt voor zes gewonden en kost vier Nederlanders het leven.

Vijf jaar na dato reconstrueren Tijmen Beijes en Jeanneau van Beurden in deze korte docu de gebeurtenissen op die fatale dag. Centraal staan de getuigenissen van René, de vader van de negentienjarige Roos Verschuur die op tragische wijze om het leven komt in de tram, en Michael, de zoon van Willem Hoveling, die in zijn auto wordt neergeschoten. De 74-jarige eigenaar van een tankstation en garage in Loosdrecht sterft tien dagen later als gevolg van zijn verwondingen.

Voor hun nabestaanden is die 18e maart een absolute horrordag, waarbij ze eerst urenlang in onzekerheid verkeren en uiteindelijk verpletterend nieuws krijgen. ‘Er komt op een gegeven moment verpleging richting ons lopen, een man met een politieagent’, herinnert René Verschuur zich met trillende stem. Zijn hele lijf trilt mee. Inclusief z’n rechterarm, met een tatoeage van de naam Roos en de bijbehorende bloem erop. ‘Als dat dan naar je toe komt lopen, weet je al dat het mis is eigenlijk.’

Terwijl het noodlot hen ongenadig treft, heeft datzelfde lot ‘Paul’ gespaard – al is ook hij niet zonder schade vrijgekomen. Deze man, die niet herkenbaar in beeld wordt gebracht omdat hij niet steeds aan de traumatische gebeurtenissen herinnerd wil worden, heeft de aanslag als bij een wonder overleefd. Op het moment dat ‘de dader’, die verder niet bij naam wordt genoemd, hem wil neerschieten, weigert zijn wapen en kan Paul ontsnappen. Hij heeft er wel PTSS aan overgehouden.

De getuigenissen van deze drie betrokkenen worden aangevuld met de herinneringen van Peter Huting, die als journalist van RTV Utrecht snel ter plaatse was, en Mirjam de Jong, die verantwoordelijk was voor de organisatie van een Calamiteitenhospitaal. Gezamenlijk schetsen zij een traumatische dag, inmiddels alweer vijf jaar geleden, die zonder enige moeite opnieuw is op te roepen. De dag waarop de tram in Utrecht stil stond. Rond kwart voor elf.

Pact Met De Duivel: In De Wurggreep Van Het Passageproces

Prime Video

Gaan we een deal sluiten met een moordenaar? vragen Officier van Justitie Sander de Haas en zijn collega zich af na een geheim gesprek met Peter la Serpe? Die heeft zojuist uit de eerste hand verklaard over de liquidatie van vastgoedman Kees Houtman in 2005. Durven ze het aan om deze rasopportunist, die al zijn hele leven vuistdiep in het criminele milieu zit, in te zetten als kroongetuige? De Haas twijfelt. Als niet veel later een moord wordt gepleegd, die al min of meer is aangekondigd door La Serpe, komt de zaak alsnog in een stroomversnelling. Tegelijkertijd realiseren de medewerkers van het Ministerie van Justitie zich terdege dat ze een risico nemen. De onderwereld oordeelt vaak heel eenvoudig over lieden die uit de school klappen: zwijgen is zilver, spreken is lood.

De deal leidt tot een rechtszaak tegen enkele criminele kopstukken, die worden beschouwd als de sleutelfiguren van de liquidatiegolf in de Amsterdamse onderwereld. In de zesdelige docuserie Pact Met De Duivel: In De Wurggreep Van Het Passageproces (283 min.) reconstrueren Erica Reijmerink en Peet Gelderblom met kenners van/uit het criminele milieu, rechercheleden, strafrechtadvocaten, officieren van justitie, rechters, hoogleraren strafrecht en misdaadjournalisten het geruchtmakende proces. Zij zijn stuk voor stuk aan de tand gevoeld in een soort verhoorkamer. Hun verklaringen worden omkleed met nieuws- en achtergrondreportages uit de tijd van de liquidaties (1993-2006) en rechtsgang (2007-2017) – al blijft het geheel tamelijk praterig.

Reijmerink en Gelderblom onderbreken hun vertelling zo nu en dan voor een miniprofiel van hoofdrolspelers zoals Dino Soerel en Willem Holleeder (die zelf overigens niet terecht staat tijdens het Passageproces), vragen rechtbanktekenaar Adrien Stanziani om alle sleutelfiguren te portretteren en geven forensisch rechercheur Carina van Leeuwen haar eigen Opsporing Verzocht-momentjes, waarin ze met behulp van maquettes enkele schokkende moorden doorneemt. Zo ontstaat een zeer complete en afgewogen impressie van een rechtszaak, die heel Nederland in z’n greep heeft gehouden. Waarbij verschillende lezingen van wat er is gebeurd naast of tegenover elkaar staan en soms ook nog altijd frontaal met elkaar botsen, met name tussen het Openbaar Ministerie en enkele prominente advocaten.

Dino Soerel ontbreekt in de zeer complete bronnenlijst. Hij heeft van Justitie geen toestemming gekregen om te participeren in de serie. Terwijl het Passageproces – zeker nadat medeverdachte en ‘moordmakelaar’ Fred Ros een deal heeft gesloten als tweede kroongetuige (!) – zich gaandeweg steeds nadrukkelijker op hem begint te richten. Soerels volwassen dochter Rachel treedt in Pact Met De Duivel op als zijn plaatsvervanger. Erg moeilijk wordt het haar niet gemaakt. Ze krijgt de gelegenheid om (weer) een mens van vlees en bloed van hem te maken: een opa bijvoorbeeld die elke Kerst een aardige boodschap stuurt aan zijn kleinkinderen. In elk geval niet de man die naar voren komt uit het Passageproces-dossier, waarin een mensenleven vaak nog geen stuiver waard lijkt.

In een tamelijk lang uitgevallen epiloog zet de miniserie deze grimmige fase in de Nederlandse criminele geschiedenis tot slot nog in hedendaags perspectief. Want de generatie ‘Holleeder’ mag dan een serieus gevaar voor de samenleving hebben gevormd, de volgende lichting criminele kopstukken, kortgezegd de generatie ‘Taghi’, lijkt bereid om nóg verder te gaan, getuige de moorden op de broer van kroongetuige Nabil B., diens advocaat Derk Wiersum en misdaadjournalist Peter R. de Vries. En de opvolger van het Passageproces, het zogenaamde Marengo-proces, is al even tumultueus verlopen. Ridouan Taghi en twee medeverdachten hebben levenslang opgelegd gekregen, kroongetuige Nabil B. toch ook nog tien jaar.

Longstay

Mok & Uslu BV

In principe is dit het perspectief voor de rest van hun leven, hier op de Longstay (90 min.). Want deze mannen vormen volgens hun begeleiders nog steeds een gevaar voor de samenleving. In 2009 biedt de Pompestichting in het Brabantse dorp Zeeland aan zo’n veertig mensen Langdurig Forensisch Psychiatrische Zorg. Zij hebben ooit TBS opgelegd gekregen, maar worden inmiddels beschouwd als uitbehandeld. Het is de vraag of ze ooit nog naar buiten mogen. De patiënten moeten zich er dus mee verzoenen dat dit hun leven is, achter de hekken van de longstay-afdeling.

‘Ik heb zelf voor longstay gekozen, omdat ik weet dat ik gevaarlijk ben’, vertelt Frank in deze observerende documentaire, waarmee Meral Uslu en Maria Mok een Gouden Tegel hebben gewonnen. Frank weet van zichzelf: buiten gaat ’t mis. Hij wil geen slachtoffers meer maken. ‘Wat heeft het namelijk voor zin om jezelf te belazeren en gewoon net te doen alsof, naar een resocialisatie te gaan en daar naar buiten te stappen en het volgende slachtoffer voor je neus te zien staan?’ zegt hij. ‘Nee, sorry, dat ging er bij mij dus niet in. Dus heb ik gezegd: pas.’

Zo berust de één in zijn lot, terwijl een ander er maar geen vrede mee kan hebben. Rudy, een goedlachse Antilliaanse man die een kleine twintig jaar geleden een ernstig geweldsdelict pleegde, heeft nog altijd de hoop dat hij ooit vrijkomt. ‘Ik beschouw het toch wel als inhumaan’, zegt zijn advocaat tijdens een rechtszitting over de verlenging van Rudy’s TBS, ‘dat deze cliënt, die toch al heel veel  jaren stabiel is en ook goed functioneert, toch een soort verkapt levenslang heeft gekregen en hem eigenlijk door de kliniek weinig tot geen behandelperspectief wordt geboden.’

‘Wij hebben allemaal een stoornis in het hoofd’, vertelt Willem, die inmiddels bijna veertig jaar vastzit en zich daar ook mee verzoend lijkt te hebben. ‘En dat gaat niet meer weg en is erger geworden door drugs en drank.’ Samen met zijn begeleider Marjo gaat hij op bezoek bij zijn familie. Zij maakt zich er geen zorgen over dat hij er onderweg tussenuit knijpt. ‘Willem is bang dat ie mij uit het oog verliest’, zegt ze vanachter het stuur. ‘Samen uit, samen thuis’, beaamt de man, die soms last heeft van psychoses en stemmen in z’n hoofd en dan erg angstig en wantrouwend kan zijn.

Als vliegen op de muur, hun handelsmerk, kijken en luisteren Uslu (camera) en Mok (geluid) mee op de longstay-unit. Het resultaat is een uniek kijkje achter de hekken. Als er een groep nette dames wordt rondgeleid, een sneeuwballengevecht ontstaat of een tatoeage wordt gezet. Bij het werk, de pedicure of het separeren. Intussen volgen en voeren ze kleine gesprekjes. Over het hebben van een relatie, medicatie innemen, op verlof gaan, drugs gebruiken, ‘getherapeutiseerd’ zijn, stiekem porno kijken en de nieuwe woonlocatie, waar ze met een grotere groep gaan samenleven.

Bij de ene patiënt blijft de achterliggende problematiek goed verborgen en zie je als leek een ogenschijnlijk netjes gesocialiseerde man, bij een ander is vanaf de eerste aanblik duidelijk dat er iets grondig mis is. Meral Uslu en Maria Mok oordelen verder niet en laten elke persoon, hoe beschadigd ook, in z’n waarde. Deze film maakt weer mensen van hen – al is Longstay ook zeker geen pleidooi om iedereen weer een leven buiten de kliniek te gunnen. Want in andere omstandigheden kunnen ze zomaar weer een gevaar zijn. Voor zichzelf, hun directe omgeving én de samenleving als geheel.

De Presidentsdochter En De Rijkste Vrijgeboren Vrouw

Human Nature Films

‘Een volk dat geen toegang heeft tot de bronnen van zijn geschiedenis krijgt een zelfbeeld dat gebaseerd is op mythen en stereotypen’, citeert Cynthia McLeod-Ferrier aan het begin van De Presidentsdochter En De Rijkste Vrijgeboren Vrouw (85 min.) uit het proefschrift van een Amerikaanse historica dat ze als student las. ‘En dit is precies wat er bij ons gebeurd is.’

De Surinaamse schrijfster en historica heeft er een missie van gemaakt om dat te veranderen, stelt ze in deze verzorgde documentaire van Mildred Roethof. Een belangrijk speerpunt daarbij is het zogenaamde Elisabeth Samson Huis in Paramaribo. Elisabeth Samson, over wie McLeod-Ferrier het boek De Vrije Negerin Elisabeth schreef, geldt als de eerste vrijgeboren Surinaamse vrouw. Ze ging in 1764 naar de rechter om te kunnen trouwen met een witte man, in een tijd waarin het voor kolonisten nog verboden was ‘om vleselijke conversatie te plegen’ met zwarte vrouwen.

Samsons voormalige woning moet nu een plek worden waar de historie van het land in al z’n complexiteit wordt gevierd en ook de slavernij een prominente plek krijgt. Het blijkt alleen een project met de nodige voetangels en klemmen, waarvoor eerst flink wat geld moet worden opgehaald en dat daarna zomaar kan vastlopen in de plaatselijke bureaucratie. En dan moet Cynthia McLeod-Ferrier, dochter van Suriname’s eerste president Johan Ferrier (1975-1980), al haar kennis, contacten en overtuigingskracht aanspreken om het project alsnog vlot te trekken.

McLeod-Ferrier beweegt zich soepeltjes in diplomatieke kringen. Ze bezoekt de koninklijke tentoonstelling De Eeuw Van Juliana in Amsterdam en praat ontspannen met de Nederlandse oud-minister Roger van Boxtel, die vindt dat over de Surinaamse kant van de losmaking van Nederland nog altijd te weinig bekend is. Tijdens een ontmoeting met de huidige Surinaamse president Chan Santokhi informeert ze zogenaamd terloops naar de excuses die Nederland naar verluidt zal gaan aanbieden voor het slavernijverleden, een buitengewoon gevoelig thema in Suriname.

Roethof omkleedt het nog altijd drukke bestaan van de éminence grise met een blik in dat beladen verleden. ‘Het is een boeiend en kleurrijk schouwspel als de Surinaamse vrouwen in hun bonte klederdracht onze prinses toejuichen’, stelt een Nederlandse journalist bijvoorbeeld in zijn houterige verslag van een bezoek van de Koninklijke Familie aan de kolonie. ‘Opperhoofden van de bosnegers in antieke galauniformen zijn trots over het feit dat prinses Juliana hen allen persoonlijk de hand gedrukt heeft en zich door middel van een tolk met hen heeft onderhouden.’

Sinds de tijd dat Suriname een Nederlandse kolonie was en de bewoners ervan zo paternalistisch werden behandeld is er weliswaar het nodige veranderd, maar ook nog genoeg te wensen overgebleven. Cynthia McLeod-Ferrier spreekt in het Torentje bijvoorbeeld met premier Mark Rutte over de Nederlandse excuses voor het slavernijverleden. Hij was er lang geen voorstander van. En ze is er, natuurlijk, getuige van hoe koning Willem-Alexander op 1 juli 2023 tijdens een historische toespraak zegt: ‘Den keti koti, fu tru! De ketenen zijn verbroken, echt waar!’

Het is een kroon op het werk van deze onvermoeibare ambassadrice van Suriname en haar aanhoudende vraag om te erkennen dat vier eeuwen slavernij nog altijd doorwerken in het heden. Met dit geslaagde portret, dat zich vooral concentreert op McLeods publieke leven, doet Mildred Roethof zowel de vrouw als haar missie recht.

Superleeuwen: Het Marokkaanse Voetbalsprookje

BNNVARA/Signal.Stream / vanaf maandag 26 juni op NPO

Het was zeker mooi, maar had ook iets wrangs. Nog nooit waren ze zo van ‘ons’ en toch duidelijk van ‘hen’, als toen de Nederlandse ‘Atlas Leeuwen’ voor hun andere vaderland, Marokko, grote successen vierden in Qatar. Nadat het Nederlands elftal al was uitgeschakeld, drong het nationale team van Marokko, als eerste Afrikaanse land in de geschiedenis, door tot de halve finale van het wereldkampioenschap voetbal in Qatar. In dat elftal speelden vier spelers die in Nederland zijn opgegroeid een sleutelrol: Sofyan Amrabat, Hakim Ziyech, Noussair Mazraoui en Zakaria Aboukhlal.

Khalid Alterch, alias rapper ICE en ‘Tonnano’ uit de misdaadserie Mocro Maffia, heeft de vier Marokkaanse topvoetballers weten te strikken voor Superleeuwen: Het Marokkaanse Voetbalsprookje (135 min). In deze vierdelige serie blikken ze samen met andere Marokkaanse Nederlanders zoals straatvoetballer Soufiane Touzani, schrijver Abdelkader Benali, ontwerper Aberrahmane Trabsini (modemerk Daily Paper), komiek Khalid Akouzdame (Borrelnootjez), oud-voetbalprof Ali Boussaboun, acteur Iliass Ojja, cabaretier Jawad Es Soufi (Sloegie), en Dania Boussatta, speelster van het Marokkaanse vrouwenteam, terug op het toernooi waarmee hun land zich wereldwijd in de kijker speelde – en zelfs in Nederland, waar ze zich allemaal wel eens onwelkom hebben gevoeld, de handen op elkaar kregen.

Met de wedstrijden van het WK voetbal als anker, waarvoor hij zelf met vrienden ook naar Qatar is afgereisd, gaat ICE ook met hen in gesprek over hoe ’t is om Marokkaan in Nederland te zijn. Een Marokkaanse jongen in Nederland, om precies te zijn, zo’n beetje het meest omstreden smaldeel van de vaderlandse populatie. Het is een verhaal van (gekrenkte) trots, familiegevoel en (geknakt dan wel hervonden) zelfvertrouwen. En van de herwaardering van Marokko als thuisland, ook als voetballer. Waar voor talenten het Nederlands elftal jarenlang het beoogde eindstation was, ook uit puur opportunistische overwegingen, lonken sinds het WK de Lions de l’Atlas nadrukkelijker dan ooit. Dat zien ook traditionele Nederlandse voetbalkenners als Willem van Hanegem, Andy van der Meijde en Joep Schreuder, die overigens niet al te veel toevoegen aan de reeks.

In deze miniserie wordt vooral het collectieve gevoel van Marokkaanse Nederlanders uitgedrukt. Niet zozeer via een treffend groepsportret of een helder opgebouwde thematische vertelling, maar meer in de vorm van een associatieve grabbelton van meningen, gevoelens en bespiegelingen. Tezamen schetsen die een aardig beeld van wat er leeft in de gemeenschap – en welke rol voetbal daarin speelt.

The Thief Collector

HBO

Routineus beginnen ze aan het leegruimen van de woning in het kleine Amerikaanse plaatsje Cliff. It’s all in a day’s job voor Dave Van Auker en zijn collega’s van Manzanita Ridge Antiques in Silver City, New Mexico. Ditmaal is alles echter anders. Op een augustusdag in 2017 treffen ze op de slaapkamer van het huis een schilderij aan, dat verdacht veel lijkt op Woman-Ochre, een belangwekkend werk van de befaamde Nederlands-Amerikaanse schilder Willem de Kooning.

Het schilderij is al ruim dertig jaar spoorloos. Op 29 november 1985, de dag na Thanksgiving, werd het door een man en een vrouw gestolen uit het University Of Arizona Museum of Art in Tucson. Toen was het ‘slechts’ drie á vier ton waard. Inmiddels wordt het op een slordige 160 miljoen dollar ingeschat. Ter plaatse, in Nowhereville, USA , hebben ze desondanks weinig op met het schilderij. Dat kan hun kleine broertje ook – of een bonobo, heb je die wel eens zien schilderen?

In de woning van de pensionado’s Jerry en Rita Alter worden tevens manuscripten aangetroffen van de man des huizes. In het korte verhaal The Thrill Seekers beschrijft Jerry bijvoorbeeld hoe de adrenalinejunkies ‘Georges’ en ‘Suzie’ een schilderij stelen. Ze beschouwen zichzelf als ‘masters of victimless crimes’. Moet dit worden opgevat als een bekentenis? Regisseur Allison Otto heeft hun lotgevallen in elk geval met acteurs en een vette knipoog verfilmd voor The Thief Collector (96 min.). 

Er zijn drie soorten kunstdieven volgens Bob Cauthorn, voormalig kunstmedewerker van The Arizona Daily Star. De types die simpelweg de gelegenheid aangrijpen, zij die er dik geld mee willen verdienen en lieden die puur en alleen voor zichzelf stelen. Die laatsten zijn volgens hem het gevaarlijkst. Zij verbergen het ontvreemde werk angstvallig voor de wereld. Behoren de Alters tot die categorie? Of hadden ze misschien een appeltje met De Kooning te schillen? En hebben ze wellicht nog meer op hun kerfstok?

Met familieleden, kennissen, medewerkers van de plaatselijke kringloopwinkel, vertegenwoordigers van het museum, kunstkenners en een agent van het FBI Art Crime Team ontleedt Otto in deze vermakelijke kunstcrime-docu het dubbelleven van Jerry en Rita Alter. Hebben ze al die tijd iedereen in het ootje genomen? Of doelbewust een mythe rond hun eigen levensverhaal gecreëerd? Maar als dat laatste waar is: hoe komen ze dan in Godsnaam aan Woman-Ochre?

Zwarte Soldaten

Zuidenwind

Kun je zeggen dat ze nauwelijks wisten waaraan ze begonnen? Zeker is dat de zes Nederlandse mannen met geen mogelijkheid konden vermoeden wat de navolgende jaren allemaal zouden brengen. Ze waren nog tieners toen de Tweede Wereldoorlog begon. In die jaren zouden ze een keuze maken die we nu collectief als ‘fout’ bestempelen: de Nederlanders meldden zich bij de Waffen-SS. En daarover zouden ze hun leven lang rekenschap moeten afleggen – of zorgvuldig zwijgen.

In de documentaire Zwarte Soldaten (48 min.), die in 2011 voor de nodige ophef zorgde en werd bekroond met een Gouden Kalf, laat Joost Seelen de zes los van elkaar hun relaas doen. Hij omkleedt hun herinneringen, recht in de camera uitgesproken, met stemmige en unheimische muziek en archiefmateriaal in al even stemmig en unheimisch zwart-wit. Van een groep ferm marcherende SS’ers bijvoorbeeld. ‘Wij zijn de zwarte soldaten’, zingen die fier, terwijl ze door toegesnelde landgenoten enthousiast met de Hitlergroet worden begroet. ‘Eens met Anton Mussert zijn we in ‘t gevecht. Daarom zijn wij de zwarte soldaten. Want wij strijden voor vrijheid en voor recht.’

Daarvan hadden zij blijkbaar een heel ander idee dan wij nu. Seelen heeft intussen weinig beelden nodig om die donkere periode weer op te roepen. Verder zijn ‘t de verhalen die het moeten doen in deze schurende interviewfilm. Van Jan bijvoorbeeld, die zichzelf kenschetst als een naïeve tiener. Hij zag ooit wel een Germaanse jongen in zichzelf. Géén overtuigde nationaalsocialist, zegt hij er overigens meteen bij. Een heel contrast met de rabiate antisemiet Klaas, die nog altijd trots is op dat ontzagwekkende SS-uniform en enthousiast kan verhalen over die keer feit dat hij een hand kreeg van Hitler. ‘Dat was een geweldige kerel. Die heeft Duitsland helemaal opgebouwd.’

Cornelis kreeg vanwege zijn verrichtingen bij de Waffen-SS een IJzeren kruis. Hij voelt zich echter bepaald geen held. Trek je niks aan van die blikken dingen, zegt hij ferm. ‘Ze verdoezelen dat je angst gehad hebt.’ Hij vindt verder dat hij had moeten weten dat de Joden het slecht hadden. Dat verwijt hij zichzelf. Zo heeft iedereen zijn eigen bagage overgehouden aan die tijd. ‘Ik heb volop Joden daar in Polen zien hangen’, vertelt Willem bijvoorbeeld, een zwarte soldaat met een onmiskenbaar Brabantse tongval. ‘Ausradieren!’ Wat ie dan zag? wil Seelen weten. ‘Niks. Want je moet aan jezelf denken. Niks! Je moet niet zeggen: O, wat is het erg. Want dan ga je naar de godverdomme.’

Dat ‘niks’ speelt Willem duidelijk nog parten. Zoals ze alle zes, overmand door wroeging of juist niet, moeten leven met dat aardedonkere verleden. Ook als de voormalige zwarte soldaten daarover dus ‘helemaal geen berouw’ hebben of nog altijd zweren bij de eensgezindheid, de ‘fantastische kameraadschap’ in de Waffen-SS. En dat kan ook nu, ruim driekwart eeuw later, nog altijd een storm van verontwaardiging veroorzaken.

Kees Vliegt Uit

Videoland

Op zijn geheel eigen wijze is Kees Momma een soort Bekende Nederlander geworden. Misschien niet eens zozeer door Monique Nolte’s film Het Beste Voor Kees (2014), als wel door scènes uit de documentaire die ‘viral’ gingen via sociale media en televisieprogramma’s: Kees in de auto die helemaal losgaat op Duitsers, Kees die voortdurend tobt over het weer of Kees die Nolte een ferme veeg uit de pan geeft omdat ze iets in zijn huis omstoot.

Daardoor dreigde Kees een soort cultfiguur te worden: een karikaturale variant op de klassieke autist, die er een geheel eigen denkwereld op nahoudt, spreekt in heel precieze en archaïsche taal en soms ongenadig op de lachspieren werkt. Terwijl die film in wezen toch een tamelijk sombere aangelegenheid is. Over een volwassen man, die vastzit bij zijn vader en moeder en geen kant op kan of wil – en twee ouders die hun kind niet kunnen/willen loslaten.

Dit vervolg gaat verder waar Het Beste Voor Kees ophield – al is ‘verder’ een relatief begrip in het universum van Kees. Hij klampt zich vast aan wat hij heeft en zou dat het liefst tot aan het einde der tijden bij zich houden – zijn geliefde moeder, die zich helemaal voor hem wegcijfert, in het bijzonder. Toch probeert hij in Kees Vliegt Uit (105 min.) via een nieuwe woning en een contactpersoon/vriendin wel degelijk stappen richting de toekomst te zetten.

Dan blijkt er alleen een wereld van verschil te zitten tussen wat zijn ouders denken dat goed voor hem is en wat Kees zelf wil – of denkt te willen. Intussen krijgt de ouderdom steeds meer vat op moeder Henriëtte en vader Willem en wordt de vraag of Kees het zonder hen redt alsmaar nijpender. Hij wil duidelijkheid over een mogelijke toekomst zonder hen, maar is nauwelijks in staat om die daadwerkelijk te imagineren en concrete stappen te zetten.

Kalm volgt Monique Nolte het kleine leven van Kees, dat ze structureert met zijn ingelezen brieven aan haar, de chroniqueur van zijn aardse beslommeringen. Ze omlijst de rimpelingen in zijn bestaan – ongewenste geluiden, hummende mensen (die gewoon ja of nee moeten zeggen) – bovendien met beelden van de lucht die zijn geordende leventje elk moment kan verstoren met neerslag, het uitblijven daarvan of te hoge of juist te lage temperaturen.

Naarmate de film vordert wordt de gezondheid van zijn ouders zienderogen brozer, een gegeven dat nog eens wordt geaccentueerd met familiebeelden van het jonge gezin Momma. Het jongetje van toen moet nog altijd uitvliegen, maar verkiest uiteindelijk toch steeds het veilige kooitje dat hij met hen voor zichzelf heeft gecreëerd. Dat begint steeds meer te knellen. Totdat het, althans voor een buitenstaander, eigenlijk nauwelijks meer verantwoord lijkt.

In die zin eindigt deze film net als z’n voorganger. Met de belofte dat dit intrigerende levensverhaal opnieuw wordt vervolgd. Of de betrokkenen dat nu willen – of kunnen – of niet. Met z’n allen schuifelen ze op kousenvoeten verder door het leven van Kees.

In 2025 verschijnt de opvolger voor deze Kees-film: Kees Vliegt Écht Uit.