The Waste Land

Bantam Film

Ruim honderd jaar geleden schreef T.S. Eliot een gedicht dat wordt beschouwd als één van de belangrijkste literaire werken van de twintigste eeuw. In ruim vierhonderd verzen probeert de Amerikaans-Britse schrijver en filosoof – in de woorden van een leek, die bij voorbaat al tekortschieten – de uitzichtloosheid van het bestaan, de dood van een wereldbeeld en zijn eigen verwarring en wanhoop daarover uit te drukken. Met de verfilming van The Waste Land (105 min.) onderzoekt Chris Teerink welke betekenis het ondoorgrondelijke werk van Thomas Stearns Eliot (1888-1965) nog heeft in de 21e eeuw.

Terwijl hij schrijvers, sociologen, activisten, economen en filosofen, waaronder Qiu Xiaolong, Vandana Shiva en Ilja Leonard Pfeiffer, confronteert met het epische gedicht, dat even vaak houvast biedt als opperste verwarring schept, toont Teerink alle uithoeken van de wereld. Van typische grote stadstaferelen tot uitgestrekte woestijnvlaktes en zo’n beetje alle aardse verschijningsvormen daartussen. Hij maakt daarbij nauwelijks gebruik van bewegend beeld, maar verlaat zich op foto’s en stills. Die worden gestut met een weelderig geluidsdecor en zijn door Blaudzun van muziek voorzien. 

Intussen is iedereen in deze zoekende film op zichzelf aangewezen. ‘Zelfs het bestaan van The Waste Land als gedicht is voor mij al een uitgang uit de gevangenis van het dagelijks bestaan’, zegt de één met gevoel voor drama. ‘Je zit in een film’, stelt een ander, niet zonder humor, ‘vergeleken waarmee David Lynch maar een amateur lijkt.’ Waarop weer een andere spreker toegeeft dat hij zich er bijna voor geneert dat The Waste Land hem eigenlijk helemaal niet aanspreekt. Het geniale van T.S. Eliots gedicht, meent schrijver Carolyn Steel echter, is ‘dat het je iets zegt, zelfs als je het niet snapt.’

Dat lijkt meteen een passend uitgangspunt voor deze associatieve fotodocu, die Eliots poëzie verbindt met uiteenlopende actuele onderwerpen in ‘het barre land’, zoals pak ‘m beet de klimaatproblematiek, het basisinkomen (‘de politiek van het paradijs’, aldus econoom Guy Standing) en de oorlog in Oekraïne. The Waste Land is dus geen poging om Eliots pièce de résistance te doorgronden of verklaren, maar een serieuze krachtsinspanning om het werk in al zijn complexiteit in de hedendaagse wereld te plaatsen en te verrijken. Waarmee Eliots woordenvloed dan z’n eigen dynamiek aangaat.

Make People Better

Rhumbline Media

Het nieuws over de geboorte van de CRISPR-tweeling Lulu en Nana zorgt in 2018 wereldwijd voor controverse. De Chinese wetenschapper He ‘JK’ Jiankui heeft met behulp van de omstreden CRISPR-gentherapie het erfelijke materiaal van de embryo’s aangepast. ‘Ik kan me geen mooier en heilzamer geschenk voor de samenleving voorstellen’, zegt hij daarover. Als journalisten JK aan de tand willen voelen over deze revolutionaire stap en de ethische implicaties daarvan, is de onderzoeker van SUSTech in de Chinese stad Shenzhen echter al van het toneel verdwenen.

Was JK zo’n typische geniale wetenschapper die te ver voor de muziek uitliep en dus nodig moest worden teruggefloten? Of is er iets toch anders aan de hand? Cody Sheehy onderzoekt in Make People Better (82 min.) de achtergronden van He Jiankui’s onderzoek en het internationale speelveld waarop hij actief was. Want de Chinese onderzoeker opereerde bepaald niet in een vacuüm. Kort voordat hij wereldnieuws werd en verdween wist hij zich zelfs nog verzekerd van de steun van de Chinese autoriteiten én een belangrijk deel van zijn vakbroeders in het buitenland.

Tijdens de ophef, die iedereen had kunnen voorspellen, stond JK er ineens helemaal alleen voor. In deze boeiende docuthriller krijgt hij alsnog rugdekking van de Amerikaan ‘Ryan’, een geanonimiseerde getuige à charge die met JK samenwerkte en een persoonlijke motivatie heeft om zich bezig te houden met ‘human genetic engineering’. Want de eerste toepassing daarvan is zeker niet het creëren van de ideale mens – en het angstbeeld daarbij: designer baby’s – maar het verhogen van de menselijke immuniteit, uitbannen van erfelijke ziekten en tegengaan van veroudering.

Sheehy brengt deze baanbrekende wetenschap, waarbij de maatschappelijke acceptatie standaard achterloopt op de technische ontwikkelingen, verder in kaart met insiders zoals de befaamde Amerikaanse geneticus George Church (Harvard), wetenschapsjournalist Antonio Regalado (die de primeur had van JK’s CRISPR-baby’s) en bio-ethicus Ben Hurlbut. Zij leggen tevens het verband met de geboorte van de eerste IVF-baby. Die gebeurtenis was in 1978 ook wereldnieuws. Sindsdien zijn er wereldwijd miljoenen kinderen geboren via In Vitro Fertilisatie en kraait er geen haan meer naar.

Zou het anders gaan met genetisch gemanipuleerde kinderen? ‘We steken onze kop in het zand als we denken dat dit niet allang gebeurt’, zegt ‘Ryan’. ‘Als je de kans hebt om je kind te modificeren en ervoor te zorgen dat het, voor pak ‘m beet vijfduizend of tienduizend dollar, gezonder is en beschermd tegen ziekte’, stelt Ben Hurlbut zelfs, ‘is dat dan geen welbesteed geld aan de toekomst van mijn kind?’ Dat klinkt vast niet onredelijk, maar zitten er ook grenzen aan dat idee van ‘making people better’? En wat als de commercie, bijvoorbeeld in de één of andere voormalige Sovjet-republiek, ermee aan de haal gaat…

The Disappearance Of Shere Hite

IDFA

Het hielp ongetwijfeld dat ze er, als voormalig fotomodel, uitzag als een mysterieuze nimf uit een andere wereld. Shere Hite leek dan ook de ideale persoon om de boodschap van haar eigen onderzoek naar vrouwelijke seksualiteit, The Hite Report (1976), uit te dragen. En Hite werd inderdaad al snel een graag geziene gast bij de Amerikaanse televisie, waar ze onverbloemd over het belang van masturbatie, de clitoris en het vrouwelijk orgasme kon vertellen.

Voor haar onderzoek had Shere Hite (1942-2020) zo’n drieduizend Amerikaanse vrouwen een uitgebreide vragenlijst laten invullen. Het boek dat daaruit voortkwam, de opvolger en tegenhanger van de vermaarde Kinsey Reports (1948 en 1953), werd een ongelooflijke bestseller en behoort nog altijd tot de bestverkochte Amerikaanse boeken aller tijden. Toch is de schrijfster ervan allang in de vergetelheid geraakt.

Deze oogstrelende documentaire van Nicole Newnham poogt The Disappearance Of Shere Hite (118 min.) weer ongedaan te maken met exen, intimi, medestanders en deskundigen. Daarbij komt het goed van pas dat de hoofdpersoon zo mediageniek was. Newnham heeft behalve over Hite’s persoonlijke nalatenschap ook de beschikking gekregen over talloze treffende fragmenten uit reportages, interviews en talkshows met haar protagonist.

En daarin werd ze bepaald niet altijd met fluwelen handschoenen aangepakt. Zeker mannen, bang dat ze zouden worden beschouwd als overbodig of irrelevant, wilden haar nog wel eens frontaal attaqueren. Hite was gevoelig voor die kritiek, in het bijzonder wanneer haar geloofwaardigheid als wetenschapper ter discussie werd gesteld. Als ze op slinkse wijze zwart werd gemaakt bijvoorbeeld, met een verwijzing naar die naaktreportage in Playboy.

In het optekenen van dat messcherpe maatschappelijke klimaat, waarin vooruitstrevende vrouwelijke wetenschappers en de vertegenwoordigers van de tweede feministische golf recht tegenover traditionele machomannen en religieus rechts kwamen te staan, is deze nét iets te lijvige film op zijn sterkst. De persoon Shere Hite blijft intussen – ondanks intieme persoonlijke geschriften, die zijn ingelezen door de actrice Dakota Johnson – een enigma.

Tegelijkertijd blijft ze daardoor waarschijnlijk ook tot de verbeelding spreken. Als een ongrijpbaar fenomeen uit vervlogen tijden, waarin de mannelijke hegemonie en de fixatie op de masculiene seksualiteitsbeleving eens serieus werden bevraagd.

The Enfield Poltergeist

vanaf vrijdag 27 oktober op Apple TV+

Het is duidelijk wie de hoofdrolspelers zijn, in dat behekste huis in de Londense deelgemeente Enfield: Janet Hodgson, een meisje van elf met heel veel verbeeldingskracht. En haar moeder Margaret ‘Peggy’ Hodgson, een gescheiden Britse vrouw van 47 met vier kinderen. Omdat een klopgeest regelmatig hun huis bezoekt, worden zij vanaf 1977 twee jaar lang intensief geobserveerd door zakenman en uitvinder Maurice Grosse, die paranormale zaken ‘op een wetenschappelijke manier’ wil onderzoeken, en zijn assistent, geestenexpert Guy Playfair. De twee maken uiteindelijk meer dan tweehonderd uur audio-opnamen in ‘the haunted house’ aan 284 Green Street.

En die vormen nu het fundament onder The Enfield Poltergeist (234 Min.). Want op basis van die tapes heeft regisseur Jerry Rothwell, die enkele jaren geleden de immersieve autismefilm The Reason I Jump maakte, belangrijke gebeurtenissen gereconstrueerd. Acteurs spelen in een ingenieus decor lip sync mee met het oorspronkelijke geluid. Deze vierdelige serie bestaat dus voor een belangrijk deel uit gedramatiseerde scènes, het audio daarbij is echter authentiek en rechtstreeks afkomstig van de geluidsbanden van Grosse en Playfair. Dat is even wennen – in de Nederlandse documentaire Moeders deed Nirit Peled ’t overigens ook al – maar werkt wonderwel.

Rothwell spreekt daarnaast met (directe familie van) de Hodgsons, de woordvoerder van de zogenaamde Society For Psychical Research, medewerkers van The Daily Mirror, de BBC-verslaggever die er destijds op af werd gestuurd en diverse psychologen en (neuro)wetenschappers, die een kijkje gingen nemen bij de Hodgsons of met de wijsheid van nu naar de bizarre gebeurtenissen aldaar kijken. Ook Maurice Grosse’s aanvankelijk erg sceptische zoon Richard komt uitgebreid aan het woord. Hij liet zich gaandeweg verleiden om toch een bezoek te brengen aan het huis. Richard sprak daar toen – hij kan zich er nog altijd nauwelijks toe zetten om het te zeggen – met een geest.

Dat is maar één van de vele vreemde zaken in Enfield: er klinken allerlei sinistere geluiden, objecten vallen om of belandden op een andere plek en er wordt, natuurlijk, volop geklopt. En alles speelt zich af in, om of door de tiener Janet, die als medium lijkt te fungeren voor iets wat zich tussen hemel en aarde beweegt, een overledene wellicht die verleden heeft in dat vervloekte huis. Vanzelfsprekend ontmoet Maurice Grosse ook scepsis als hij verhaalt over zijn bevindingen. De psychologe Anita Gregory komt bijvoorbeeld eens kijken in Enfield en zet daarna in het rapport Problems In Investigating Psychokinesis grote vraagtekens bij de authenticiteit van wat zich daar afspeelt.

En die Enfield Poltergeist is, vanaf enige afstand bekeken, natuurlijk ook ‘too bad to be true’. Soms lijkt ie te citeren uit The Exorcist, een horrorfilm die halverwege de jaren zeventig immens populair is. Op andere momenten is het dan weer alsof de dan wereldberoemde ‘lepeltjesbuiger’ Uri Geller als z’n inspiratiebron heeft gefungeerd. De gebeurtenissen in de Londense deelgemeente trekken in elk geval zoveel aandacht dat zelfs de beruchte Amerikaanse spokenjagers Ed en Lorraine Warren, onlangs nog te zien in de documentaire The Devil on Trial, even poolshoogte komen nemen. En er is ook een Nederlandse connectie: het medium Dono Gmelig-Meyling meldt zich. 

Rothwell neemt dit spraakmakende verhaal krachtig bij de hand en blijft zoveel mogelijk uit de buurt van effectbejag, maar speelt alle ontwikkelingen wel bijzonder slim uit, waarbij hij bijvoorbeeld zeer gedoseerd informatie deelt. Zo valt zijn publiek eerst van de ene verrassing in de andere en wordt daarna ook nog geraakt door personages zoals Janet, Margaret en Maurice, die elk hun eigen issues meebrengen naar dat veelbesproken huis in Enfield. Het resultaat is een absolute tour de force, een bijzonder inventieve, enerverende en toch ook heel menselijke serie die het midden houdt tussen een documentaire- en een ‘based on a true story’-productie en die na bijna vier uur speeltijd nog een flinke tijd nazindert.

Alledaagse Waardigheid

NTR

‘Ontzettend dankbaar dat je mij daar waardig voor vond’, zegt de Nederlandse prinses Irene tegen Philomena Essed, hoogleraar Critical Race, Gender and Leadership Studies. Lachend: ‘Klinkt een beetje onderdanig…’ Essed vindt ‘t in de documentaire Alledaagse Waardigheid (75 min.) van Ida Does (Nieuw Licht: Het Rijksmuseum En De Slavernij) ook te veel eer. ‘Kom op…’

Het was in 1984 echter een gedurfde keuze geweest van de wetenschapper en haar uitgeefster Anja Meulenbelt om juist een lid van het Koningshuis te vragen om het eerste exemplaar in ontvangst te nemen van Alledaags Racisme, het allereerste boek over racisme in Nederland. In eigen kring werd er door sommigen zelfs schande van gesproken dat een vertegenwoordiger van het kolonialisme zoals prinses Irene zo’n prominente rol had gekregen. Philomena Essed wilde van de boekpresentatie echter nadrukkelijk ‘geen onderonsje met zwarte vrouwen’ van maken.

Haar boek, inmiddels bijna veertig jaar oud, legt de vinger op de zere plek: ook in Nederland, dat zichzelf graag op de borst klopt als een progressief land, is racisme aan de orde van de dag. Elke zwarte Nederlander herkent dat, constateert Essed. Al spreken ze er meestal niet of alleen in besloten kring over. De Surinaams-Nederlandse wetenschapster benoemt in haar baanbrekende boek ook het institutioneel racisme, dat onlangs nog pijnlijk zichtbaar is geworden in het Toeslagenschandaal. Ze maakt er bepaald niet alleen vrienden mee.

Met Philomena Essed zelf, Anja Meulenbelt, emeritus hoogleraar Gender en Etniciteit Gloria Wekker, de sociologe Hellen Felter, schrijfster/regisseur Marion Bloem én prinses Irene van Lippe-Biesterfeld maakt Ida Does de balans op: wat heeft Esseds boek in binnen- en buitenland teweeg gebracht en in hoeverre is dat alledaagse racisme nog steeds herkenbaar in het moderne Nederland, dat zo langzamerhand toch wel van zijn witte onschuld is ontdaan en inmiddels bijvoorbeeld ook afstand heeft genomen van de controversiële figuur Zwarte Piet?

Does spreekt tevens met erfgenamen van Essed, zoals Jessica de Abreu (The Black Archives) en de initiatiefnemers van Zetje In, die na de Black Lives Matter-demonstraties van 2020 hebben bewerkstelligd dat racisme verplicht moet worden behandeld op school. Intussen kijkt ze ook mee hoe Philomena Essed haar eigen familiegeschiedenis onderzoekt. Ze blijkt af te stammen van een Surinaamse vrouw, die in 1800 in vrijheid werd gesteld door haar slavenhouder. Hij heette A. Dessé en gaf haar zijn eigen achternaam mee – al moest die dan wel worden omgedraaid.

Het is een treffend voorbeeld van hoe het verleden nog altijd zijn schaduw werpt over het heden. Zo onderstreept deze actuele en urgente film meteen het belang van grondig wetenschappelijk onderzoek naar het vroegere en huidige Nederland.

King Of Clones

Netflix

Hij is letterlijk naar de woestijn gestuurd. De omstreden Koreaanse wetenschapper Hwang Woo-Suk opereert tegenwoordig vanuit een biotech onderzoekscentrum te Abu Dhabi in de Verenigde Arabische Emiraten. Daar heeft hij de legendarische showkameel Mabrukan gekloond. Die was al elf jaar dood, maar Hwang had aan één enkele cel voldoende om hem te reproduceren. Talloze malen, zelfs.

Hij heeft inmiddels ook koeien, varkens, wolven, coyotes, katten, paarden en zo’n 1600 honden op zijn naam staan. Genetische kopieën van een origineel. Hwang Woo-Suk gold dan ook lang als een wetenschappelijke superster, die met ‘therapeutisch klonen’ ook voor doorbraken kon zorgen in de generatieve geneeskunde, het herstellen van menselijke cellen, weefsels of lichaamsdelen.

Als zijn onderzoeksteam van de universiteit van Seoel in 2004 menselijke embryo’s produceert, komt de King Of Clones (85 min.) echter zelf onder het vergrootglas te liggen: hoe komt hij aan vrouwelijke eicellen? Zuid-Koreaanse onderzoeksjournalisten gaan op onderzoek uit en ontdekken dat Hwang, die mateloos populair is en in eerste instantie onaantastbaar lijkt, allerlei (ethische) regels aan zijn laars lapt.

Deze stevige film van Aditya Thayi reconstrueert de opkomst en ondergang van de man die de wetenschappelijke wereld aan zijn voeten had liggen en daarna zijn krediet grotendeels verspeelde. Zelf is hij inmiddels wel weer op aarde terug gekomen. Van een God-complex, waarvan hij door de jaren heen talloze malen is beschuldigd, lijkt geen sprake meer. Daarvoor zorgt de val die na hoogmoed komt.

’s Mans demasqué heeft ook directe gevolgen voor gewone stervelingen. ‘Betekent dit dat ik nooit meer zal kunnen lopen?’ vroeg Hyeon bijvoorbeeld aan zijn vader Kim Jae Un, toen in het nieuws kwam dat Hwang werd beschuldigd van wetenschappelijke fraude. Het jongetje was na een auto-ongeluk in een rolstoel beland en had al zijn hoop gevestigd op die ene man die ver voor de troepen uitliep.

‘Goede bedoelingen zijn geen excuus voor slecht gedrag’, stelt de Amerikaanse bioloog en ethicus Paul Root Wolpe daarover. Wetenschap kan in zijn ogen nooit zonder ethiek – al holt die meestal wel wat treurig achter technologische ontwikkelingen aan. Is het bijvoorbeeld werkelijk wenselijk dat een gefortuneerde man als Alex Ruebben zijn geliefde Franse bulldog Csillo de dood kan laten overleven?

En moeten er straks écht weer mammoets rondlopen op deze aardkloot?

The Quiet Epidemic

First Run Features

‘Het is niets minder dan een oorlog, een oproer tegen geneeskunde die zich baseert op wetenschappelijke feiten’, schrijft een medewerker van de National Institutes of Health (NIH) ontzet aan zijn collega’s. ‘Het is tijd om terug te vechten.’ Hij heeft ‘t niet over coronasceptici. Samen met de Centers for Disease and Control (CDC) bindt de Amerikaanse evenknie van het RIVM de strijd aan met de ‘anti-wetenschap’ die wordt gepropageerd door de zogenaamde ‘Lyme Loonies’.

De Ziekte van Lyme, die kan ontstaan na een tekenbeet, werkt al jaren als een splijtzwam binnen de Amerikaanse gezondheidszorg. De aandoening, begin jaren zeventig voor het eerst vastgesteld bij jonge mensen met artritis uit het stadje Lyme in de staat Connecticut, wordt volgens dokter Richard Horowitz, die zich heeft gespecialiseerd in de behandeling van Lyme-patiënten, gemakkelijk verward met het chronische vermoeidheidssyndroom, fibromyalgie, reumatische artritis, lupus, multiple sclerosis en dementie.

The Quiet Epidemic (101 min.) documenteert de strijd van Horowitz en enkele collega’s om Lyme – en dan met name de omstreden chronische variant daarvan, die door tien tot twintig procent van de patiënten zou worden ontwikkeld – geaccepteerd te krijgen door het medische establishment. Daarbij spelen verzekeraars een twijfelachtige rol. De intensieve zorg die de Lyme-artsen verstrekken – voor een officieel niet-bestaande, of in elk geval moeilijk aan te tonen, aandoening – wordt door hen niet meer vergoed.

Wat dit in de praktijk betekent, laten de filmmakers Lindsay Keys en Winslow Crane-Murdoch zien via Julia Bruzzese en haar vader Enrico. Als negenjarig meisje werd Julia gebeten door een teek. Sindsdien heeft ze last van allerlei symptomen, die voor de officiële wetenschap lastig zijn te verklaren. Ze zit tegenwoordig zelfs in een rolstoel. En haar vader heeft zijn baan opgezegd, om permanent voor haar te zorgen. Zouden haar klachten ingebeeld kunnen zijn? Met andere woorden: leidt Julia misschien aan een conversiestoornis?

Keys en Crane-Winslow stellen zich in deze stevig doortimmerde film op aan de kant van de Lyme-patiënten en hun onvermoeibare pleitbezorgers, waarbij ze niet alleen de slachtofferverhalen vertellen maar ook diepgaand aandacht besteden aan de wetenschappelijke verklaringen daarvoor. Het blijft alleen jammer dat de vertegenwoordigers van de officiële gezondheidsorganisaties, die volgens hun criticasters de ziekte onvoldoende serieus nemen en behandeling zelfs in de weg staan, de kans laten lopen om te reageren.

Zonder zulk weerwoord kan The Quiet Epidemic alleen een onverhuld pleidooi worden om de Ziekte van Lyme nu eindelijk eens serieus te nemen. Om er een Loud Epidemic van te maken, zogezegd. Zodat de medische wetenschap zich genoodzaakt voelt om écht in actie te komen.

Merchants Of Doubt

Sony Pictures Classics

Zorg voor twijfel. Plaats kanttekeningen bij de wetenschap. Creëer controverse. Vind een welwillende wetenschapper. Val de boodschapper aan. Verschuif de schuld. Vertraag regulering. Beroep je op ‘vrijheid’.

Als je weet waar je op moet letten, is het draaiboek dat de tabaksindustrie ooit opstelde voor zijn Merchants Of Doubt (93 min.), pseudo-wetenschappers die werden ingehuurd om in de publieke arena de gevaren van roken te gaan betwisten, ook in hedendaagse maatschappelijke discussies nog altijd gemakkelijk te herkennen. Zodra het product van een multinational onder vuur komt te liggen vanwege zijn schadelijke karakter – of het nu om fossiele brandstof, pesticiden, fastfood, gas, diervoeders of pijnstillers gaat – wordt er onmiddellijk een publiciteitscampagne opgestart, waarbij zulke huurlingen dan als vooruitgeschoven post fungeren.

Met een stalen gezicht proberen zij tweespalt te zaaien over feiten waarover wetenschappelijk allang consensus is bereikt. ‘Twijfel is ons product’, constateerde de PR-firma Hill & Knowlton niet voor niets, toen ze in de jaren zeventig werd ingehuurd door tabaksproducenten. Volgens interne documenten wisten die toen al zeker twintig jaar dat sigaretten kanker veroorzaken. En in de jaren zestig was eveneens duidelijk geworden dat ook hartziekten het gevolg kunnen zijn van roken en dat nicotine bovendien verslavend is. Wetenschappelijk bewijs moesten ze dus vooral niet gaan ontkennen, luidde het advies. Twijfel zaaien was genoeg.

In deze nog altijd bijzonder actuele docu uit 2014, gebaseerd op het gelijknamige boek van Naomi Oreskes en Erik M. Conway, vestigt Robert Kenner de aandacht op deze leugenaars van/voor het grote vieze geld. Terwijl zij ongetwijfeld een lekkere boterham verdienen met hun ‘alternative facts’ en in het kader van ‘false balance’ in de media regelmatig in discussie mogen met gereputeerde wetenschappers, ondergraven ze niet alleen de noodzaak om het klimaat of de volksgezondheid te beschermen, maar tasten ze tevens het idee van de waarheid aan en het maatschappelijk belang dat daaraan wordt toegekend. Daarmee leggen ze een bom onder de vrije, democratische samenleving.

Een pijnlijk voorbeeld hiervan is de zogenaamde Oregon Petition uit 1998, waarin ruim 31.000 Amerikaanse wetenschappers zich verzetten tegen het klimaatverdrag van Kyoto en tevens de opwarming van de aarde ontkennen. De verklaring krijgt veel aandacht en ondermijnt de gevoelde urgentie om samen klimaatverandering tegen te gaan. Tot de ondertekenaars blijken bij nader inzien alleen ook ‘wetenschappers’ zoals Spice Girl Gerri Halliwell, acteur Michael J. Fox en wijlen Charles Darwin te behoren. Als dat aan het licht komt – en dat is bepaald niet vanzelfsprekend, toont Robert Kenner met diverse voorbeelden aan – is het kwaad echter al geschied.

De vergelijking die de filmmaker trekt tussen deze ‘twijfelverspreiders’ en illusionisten, die hun bedrog immers ook proberen te maskeren, is enigszins vergezocht, maar de boodschap is duidelijk: bij deze trucs gaat, tegen een aanzienlijke vergoeding natuurlijk, elke vorm van ethiek overboord. ‘Als je zou worden ingehuurd door Greenpeace om het klimaatprobleem over het voetlicht te brengen, wat zou je hen dan adviseren?’ vraagt Kenner bijvoorbeeld aan (voormalig?) lobbyist voor de fossiele industrie, Bill O’Keefe. De spreekbuis van The Global Climate Coalition en The George C. Marshall Institute lacht schamper. ‘Die kunnen mij helemaal niet betalen.’

Waarschijnlijk is liegen voor de hoogste bieder inderdaad een stuk lucratiever. En de rekening wordt uiteindelijk toch elders betaald, door anderen of de samenleving als geheel, in de vorm van pak ‘m beet milieuverontreiniging, persoonlijke bedreigingen of – en daar blijkt niet eens zo heel veel voor nodig te zijn – maatschappelijke onrust.

Tukdam

KRO-NCRV

De wetenschap staat vooralsnog voor een raadsel: de Iichamen van sommige boeddhistische monniken lijken na hun dood niet te vergaan. Ze blijven gewoon rechtop zitten, alsof ze een dutje doen. Volgens de eminente Amerikaanse neurochirurg Richard Davidson bevinden zij zich wellicht in ‘de meest rudimentaire vorm van bewustzijn die nog optreedt na het moment dat iemand als dood wordt beschouwd volgens de gangbare westerse definitie’. En dit zou dan weer elementaire vragen oproepen over de menselijke geest en hersenen.

Boeddhisten noemen het simpelweg Tukdam (52 min.), het resultaat van zeer langdurige en intensieve meditatie. Een staat van zijn die naar verluidt enkele dagen, of zelfs enkele weken, kan aanhouden. ‘Na de dood blijft het lichaam fris’, volgens de Tibetaanse spiritueel leider, de Dalai Lama. Hij roept de hulp in van Davidsons Center For Healthy Minds, dat namens de Universiteit van Wisconsin al onderzoek deed naar meditatie, mindfulness en gezonde emoties. Een klein groepje wetenschappers gaat tukdam eens door de wetenschappelijke molen halen.

Zij beginnen data te verzamelen bij boeddhisten die het mediteren volledig hebben verinnerlijkt, verdiepen zich in hun leefwijze en onderzoeken verder de levenloze lichamen van monniken in tukdam. In hoeverre valt aan de hand van onder andere hun hartslag, ademhaling, lichaamswarmte, hersenactiviteit, ontbinding en soepelheid van de huid empirisch vast te stellen dat ze het gebruikelijke post-mortem proces inderdaad hebben uitgesteld? Of is tukdam toch vooral het bewijs dat er meer is tussen hemel en aarde dan wij, gewone stervelingen, kunnen zien?

Voordat hun bevindingen aan de orde komen, geeft deze documentaire van Donagh Coleman echter ruim baan aan boeddhistische verklaringen voor het opmerkelijke fenomeen. De boeddhisten hebben verder zo hun twijfels bij de onderzoeksmethoden die door de Amerikanen worden ingezet. ‘Tukdam past in het Tibetaanse kennissysteem’, concludeert Coleman, die zelf als de enigszins zijige verteller van deze degelijke film fungeert. ‘Maar is lastig voor de wetenschap met z’n eigen culturele aannames.’ Daarmee neemt hij alvast een voorschot op de vermoedelijke onderzoeksresultaten.

The Anthrax Attacks: In The Shadow Of 9/11

Netflix

‘Is Amerika klaar voor een chemische aanval?’ vraagt een nieuwspresentator met gedragen stem. ‘Het antwoord is: nee.’ ‘s Mans dramatische constatering komt niet uit de lucht vallen. De Verenigde Staten zijn enkele weken eerder, op die beruchte 11 september 2001, aangevallen door een terroristische cel van Al-Qaeda. Zij hebben de World Trade Center-torens in New York neergehaald en een aanval op het Pentagon uitgevoerd.

En nu, begin oktober, duiken er op diverse plekken in het land poederbrieven met antrax – ofwel: miltvuur – op. Bij een roddelkrant in Boca Raton, een gebouw van NBC News in New York en het kantoor van de Democratische senaatsleider Tom Daschle in Washington DC zijn enveloppen met het uiterst gevaarlijke poeder bezorgd. En onderweg zijn diverse mensen – van postsordeerders tot receptiemedewerkers – ermee in aanraking gekomen.

‘Het moet doden om te overleven’, zegt specialist Paul Keim met het nodige aplomb over antrax. ‘Het moet doden om z’n levenscyclus te voltooien.’ Als de vooraanstaande wetenschapper het aangetroffen poeder onderzoekt, komt hij echter tot een opzienbarende conclusie: het gaat om de zogenaamde Ames-stam die tot dan toe (en twintig jaar later nog altijd) alléén in Amerikaanse laboratoria voorkomt.

Het spoor leidt in The Anthrax Attacks: In The Shadow Of 9/11 (95 min.) al snel naar een onderzoeker van de militaire inlichtingendienst. Dokter Bruce Ivins doet daar onderzoek naar infectieziekten. Hij wordt in deze documentaire van Dan Krauss vertolkt door acteur Clark Gregg. De bijbehorende gedramatiseerde scènes zijn gebaseerd op verslagen van de FBI, de interviews met ‘Gregg’ op persoonlijke communicatie van de man.

Binnen luttele minuten is daarmee glashelder: dit is de hoofdverdachte, die bovendien een soort Unabomber– of Hannibal Lecter-achtige allure krijgt aangemeten. Dat komt niet helemaal uit de verf. Zoals dit soort prominente fictiescènes sowieso nogal eens op gespannen voet komen te staan met het meer traditionele non fictie-deel van een documentaire. Ze doen al gauw afbreuk aan de authenticiteit van het totaalverhaal.

Deze ferme productie, waarin slachtoffers, nabestaanden, FBI-agenten en anderen die betrokken raakten bij het politieonderzoek, oogt daardoor soms meer als een op ware feiten gebaseerde speelfilm over de koortsachtige jacht op een mysterieuze moordenaar dan als een reguliere documentaire over de geruchtmakende bio-terreuraanslagen en de gemoedstoestand van een land dat plotseling aan de frontlinie van een smerige oorlog blijkt te liggen.

Het onderliggende verhaal is echter sterk genoeg om de aandacht gedurende de volledige speelduur vast te houden.

Pleistocene Park

VPRO

Hij speelt voor God op zijn eigen kleine stukje aarde. Geofysicus Sergej Zimov maakt zich zorgen over het ontdooien van het Permafrost, want daardoor komen er allerlei broeikasgassen vrij en warmt de aarde nóg sneller op dan gevreesd. Daarom heeft Sergej – type gekke wetenschapper, van Russische origine bovendien – een lumineus plan bedacht: hij wil een verloren gegaan ecosysteem herstellen, een mammoetsteppe uit de IJstijd.

In een uithoek van Siberië is Zimov, sinds hij werd bevrijd van zijn plichtplegingen als wetenschapper in de Sovjet-Unie, samen met zijn volwassen zoon Nikita druk doende om een succes te maken van hun Pleistocene Park (101 min.). Daarvoor halen de Zimovs, met veel pijn en moeite, op allerlei plekken dieren op, die vervolgens worden uitgezet in het gebied: rendieren, muskusossen, paarden, wisenten, jaks, bosbizons, elanden en wapiti’s (maar die bleken nogal gemakkelijk over de omheining te kunnen springen). En ook de mammoet is natuurlijk van harte welkom.

Filmmaker Luke Griswold-Tergis laat zich rondleiden in het onherbergzame gebied van vader en zoon dat inmiddels zo’n 160 km2 beslaat, verdiept zich in hun bijzonder eigenzinnige wetenschappelijke experiment en raakt gaandeweg zelf ook steeds meer betrokken bij het project. Dit wordt met de ene na de andere uitdaging geconfronteerd: van geld- en logistieke problemen tot dwarsliggende dieren én een permanente stroom cameraploegen. Want zowel de hoekige Sergej Zimov als zijn wilde dieren en de ruige leefomgeving waarin zij leven zijn uiterst mediageniek.

Intussen zetten andere wetenschappers hun vraagtekens bij de missie van de Zimovs: is dit een reële oplossing voor het gehele Noordpoolgebied? En kan klimaatverandering hiermee werkelijk een halt toe worden geroepen? Pleistocene Park is desondanks geen topzware film. Griswold-Tergis hanteert een lichte toets: hij zet vol in op de kleurrijke personages, zoekt en vindt ook vaak de humor in wat er voor zijn camera gebeurt en verluchtigt het geheel bovendien met beurtelings vlotte en koddige muziekjes. Dit resulteert in een bijzonder amusante documentaire, die toch ook nog ergens over gaat.

Fire Of Love

The Searchers

Elke vulkaan heeft zijn eigen persoonlijkheid, meent Maurice Krafft. Samen met zijn echtgenote Katia reist hij van de ene naar de andere eruptie. De twee vulkanologen hebben zich afgewend van de mens, laven zich aan de oerkracht van de aarde en zijn bereid om hun eigen leven daarvoor in de waagschaal te stellen. Elke fout kan fataal zijn, zo beseffen ze allebei.

‘Ik wil steeds dichter bij de buik van de vulkaan komen’, stelt de waaghals Maurice, ogenschijnlijk zonder twijfel. ‘Dat wordt ooit mijn dood, maar daar kan ik me niet druk over maken.’ Zijn vrouw vult al even onverstoorbaar aan: ‘Het is niet dat ik doelbewust flirt met de dood. Maar op zo’n moment kan het me gewoon niets schelen. Een fascinatie met gevaar? Misschien.’

Fire Of Love (93 min.) is een overweldigende ode aan hun liefde, voor actieve vulkanen en elkaar. Die is weliswaar (bewust) kinderloos gebleven, maar heeft een ongelofelijke beeldenpracht opgeleverd. Regisseur Sara Dosa nut die in deze topdocu volledig uit. Van boos brommende en onheil ophoestende bergen tot kolkende, spuitende en attaquerende lava, magma en as.

De mens valt vrijwel weg tegen het ontzaglijke natuurgeweld, dat hier met veel gevoel voor kleur, detail en compositie is vereeuwigd. Een werkelijkheid die door zijn schaal en schoonheid soms bijna onwerkelijk oogt. Alsof die op de studioset van een sciencefictionfilm, met zorgvuldig gestylede acteurs, veel special effects en de nodige montagetrucs, is gecreëerd.

Vulkanen moeten vernietigen om te kunnen creëren, stelt kunstenaar, filmmaker en schrijver Miranda July die als verteller van deze film alle aspecten van de strijd, romance en poëzie van de Kraffts en hun professie verkent. Zij krijgt bovendien steun van een stemactrice, die Katia’s eigen geschriften heeft ingesproken en haar kant van het verhaal kracht bijzet.

Want – zoveel is vanaf de start duidelijk – het onafscheidelijke duo zelf spreekt alleen nog via wat het heeft nagelaten. Op 3 juni 1991 is tijdens een expeditie in Japan het doek voor hen gevallen. Hoewel ze in hun leven de ene na de andere kamikazeactie hebben uitgehaald, is Maurice er nooit in geslaagd om zijn grote droom te verwezenlijken: met een kano door een rivier van lava varen.

Fire Of Love is intussen een sprekend voorbeeld geworden van wat documentaires teweeg kunnen brengen: ze rukken je los van je eigen leven en transporteren je vervolgens, zonder oog voor tijd en plaats, naar een onbekende wereld. Daar kun je, al is ’t slechts voor een uur of anderhalf, een ander leven leven. In dit geval: als onderdeel van een verzengende liefde. Voor vulkanen en die ander.

Waarna je een héél klein beetje veranderd weer je eigen bestaan instapt.

In 2022 verscheen er zowaar nóg een documentaire over de Kraffts. Van Werner Herzog. En die is eveneens de moeite waard: The Fire Within: A Requiem For Katia And Maurice Krafft.

Mijn Geniale Broer Harry

Harry Dames (l) en Roy Dames (r) / c: Roy Dames

Mijn Geniale Broer Harry (54 min.) lijkt een film over de oudere broer van Roy Dames, die op 22-jarige leeftijd overleed. ‘Anderhalf jaar ouder was hij, maar vele lichtjaren wijzer.’ In wezen is deze indringende film uit 2013 echter vooral een portret geworden van de filmmaker zelf, die na Harry’s vroegtijdige dood met zijn camera steevast de zelfkant begon op te zoeken.

Zijn broer Harry zocht het juist hogerop: in de sterren. Hij ging wiskunde en sterrenkunde studeren in Leiden, had best astronaut willen worden en kreeg uiteindelijk van de NASA de kans om een prestigieus promotieonderzoek naar de planeet Jupiter te gaan doen. Totdat hij in 1974, in hun ouderlijk huis te Beverwijk, overleed aan een hersentumor.

Roy was twintig toen Harry stierf. Bijna veertig jaar na zijn dood gaat hij op zoek naar de betekenis van diens leven – en probeert hij vat te krijgen op zijn dood. Hij brengt daarom een bezoek aan hun moeder, zijn zussen, Harry’s studiebegeleider, zijn promotor, een studievriend, de wetenschapper die z’n onderzoek afrondde en de pastoor die hem moest begraven.

Terwijl hij Harry’s sporen traceert, vertelt Dames – via een persoonlijke, aan zijn broer gerichte voice-over – ook zijn eigen levensverhaal: over hoe hij via een studie tropische landbouw op een melaatsenkolonie in India belandde en daarna Nederlandse ‘onaanraakbaren’ ging filmen. Kleine krabbelaars, zwervers en – net als hijzelf – onverbeterlijke zuipschuiten.

Hij voelde zich verwant met hen. Ze hadden vaak niets meer te verliezen. Behalve een film over zijn broer, zijn woelige eigen bestaan en onderwerpen zoals de hemel, het heelal en die ongrijpbare dood wordt Mijn Geniale Broer Harry daarmee ook een handzame bijsluiter voor het omvangrijke oeuvre van Roy Dames, dat op overtuigende wijze wordt verbonden met zijn leven.

Te midden van rauwe, uit het leven gegrepen producties zoals Foute Vrienden, Meiden Van de Keileweg en Afrikaanse Bruid is dit zonder twijfel zijn meest persoonlijke film – en misschien ook wel gewoon zijn mooiste.

Hans van Manen – Just Dance The Steps

c: Willem Aerts

‘Hoe jong mag je zijn?’ vraagt Hans van Manen zich af. De Nederlandse choreograaf, die binnenkort negentig jaar oud wordt, heeft volgens zeggen nooit serieus nagedacht over stoppen. ‘Omdat ik altijd dacht: Het is nog niet goed genoeg geweest. Het moet beter kunnen.’

Die ambitie is nooit geweken, blijkens het persoonlijke portret Hans van Manen – Just Dance The Steps (52 min.), waarin regisseur Willem Aerts de éminence grise van het Nederlandse ballet van dichtbij observeert, bijvoorbeeld via lange en intieme close-ups, tijdens zijn leven en werk. Van Manen staat midden in het leven, dat voor hem onlosmakelijk met dans en choreografieën is verbonden. Hij dirigeert, stimuleert en corrigeert nog altijd als vanouds.

Een veeleisende man, zoveel is duidelijk, volledig in z’n element. Eerzuchtig ook. Als Van Manen de Eremedaille voor Kunst en Wetenschap van de Huisorde van Oranje krijgt uitgereikt en in de berichtgeving daarover onnauwkeurigheden ontdekt, zorgt hij ervoor dat die worden gecorrigeerd. ‘Ja, ik heb wel een paar dingen rechtgezet’, vertelt hij grinnikend in een treffende scène. Het moest dus zijn: honderdvijftig balletten, internationaal uitgevoerd door negentig gezelschappen.’

Tegelijkertijd sijpelt in deze toch ook wat weemoedige film steeds nadrukkelijker door dat de befaamde choreograaf ook bezig is met afronden. Hij maakt bijvoorbeeld geen nieuwe balletten meer (want hij hoeft zich niet meer te bewijzen), heeft een oude liefde, de fotocamera, al jaren niet meer aangeraakt en gaat na ruim veertig jaar verhuizen. Want trappen lopen is toch wel belastend geworden. ‘Dag huis’, zegt Van Manen quasi-luchtig als hij de deur achter zich dicht trekt.

Hij moet ook nadenken over zijn artistieke nalatenschap. Van Manen schenkt zijn balletten aan het Nationale Ballet en heeft Rachel Beajeaun, de danseres die vroeger zijn muze was, tot beheerder gebombardeerd. Zij moet er zorg voor dragen dat zijn werk voortleeft als hij dat zelf niet meer doet. Beajeaun en andere mensen uit Van Manens directe (werk)omgeving komen tevens offscreen aan het woord over de hand van de meester, die hen nog altijd (bege)leidt.

Zo krijgt deze film het karakter van een krachtig eerbetoon, aan een vitale man voor wie het harnas, waarin hij waarschijnlijk ooit wil sterven, nog altijd als gegoten zit. Totdat het tóch goed genoeg blijkt te zijn geweest.

In Silico

Human

Over tien jaar wil hij het menselijk brein nagebouwd hebben. Hersenonderzoeker Henry Markram is ervan overtuigd dat hij een computermodel van de hersenen kan fabriceren. Hij wil dat bewerkstelligen via In Silico 52 min.), een digitale simulatie van de biologische werkelijkheid. Markram heeft een persoonlijke motivatie voor het ambitieuze experiment: zijn zoon Kal is gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis. Het is voor Henry en zijn echtgenote Kamila, zelf ook neurowetenschapper, lastig om hun kind te begrijpen en contact met hem te leggen.

De jonge documentairemaker Noah Hutton besluit in 2010 om het even grensverleggende als omstreden initiatief van Henry Markram in de volgende tien jaar te gaan volgen. ‘Hij is een fantastische broodnuchtere wetenschapper’, zegt zijn vakbroeder Christof Koch over Markram. ‘Maar hij heeft ook een publiciteitsgevoelige Messias-kant. Dan zegt hij totaal belachelijke dingen als: “We gaan het brein doorgronden. Dan worden dierproeven overbodig.” Over een eeuw zijn we misschien zover, maar nu nog lang niet.’

Het wordt Hutton in eerste instantie niet in dank afgenomen door Team Markram dat hij critici zoals Koch ook aan het woord laat. Dat zorgt er echter wel voor dat ‘s mans gecompliceerde onderzoeksgebied, en de inhoudelijke discussies die daarbinnen worden uitgevochten, helder in kaart wordt gebracht. Bovendien geeft dat voortdurende twistgesprek over wat we wel/niet (kunnen) ontdekken over de werking van de hersenen zijn film een lekker kartelrandje. Niet in het minst doordat zijn protagonist in eigen kring eveneens met weerstand krijgt te maken.

Uiteindelijk komt in de fijne breinbreker In Silico dan ook de vraag op tafel in hoeverre Henry Markrams levensproject ooit meer is geweest dan een droom en of die stip op de horizon, de belofte dat er over tien jaar een computersimulatie van het brein zou zijn ontwikkeld, vooral was bedoeld om aandacht – en daarmee geld – te trekken. Markram is zijn geloof in de missie in elk geval nooit verloren. ‘De voltooiing van deze reis, door ons of de generaties na ons’, beweert hij nog altijd met een stalen gezicht, ‘zal belangrijker zijn dan de maanlanding.’

iHuman

Human

Zijn we op weg naar de hemel op aarde of toch naar een dystopie? Technologische ontwikkelingen worden doorgaans permanent begeleid door commentaar van visionairs en doemdenkers. Artificial Intelligence vormt daarop geen uitzondering. In de documentaire iHuman (99 min.) geeft regisseur Tonje Hessen Schei dus zowel spreektijd aan wetenschappers die de zegeningen van kunstmatige intelligentie tellen als aan denkers en activisten die de noodklok luiden over de gevaren ervan.

Kort door de bocht: gaat een soort superintelligentie straks problemen oplossen die de verstandelijke vermogens van de mens te boven gaan of zal diezelfde mens geknecht worden door leiders, organisaties of landen die deze technische mogelijkheden genadeloos naar hun hand zetten? Van een wereld waarin overal camera’s hangen die je gezicht herkennen en registreren waar je bent en wat je doet zal menigeen bijvoorbeeld gruwen, maar wat nu als diezelfde camera’s depressies zouden herkennen en zo in potentie mensenlevens kunnen redden?

‘Het gaat niet om wat computers kunnen doen’, stelt Microsoft-topman Brad Smith. ‘Het gaat erom wat computers zouden móeten doen.’ En daarbij komt – voorlopig althans – toch nog altijd de mens in beeld: wat wil en kan die? En waar liggen diens grenzen? Toch gaan de ontwikkelingen sneller dan soms goed lijkt voor de good old sterveling. In China is binnen afzienbare tijd bijvoorbeeld geen kaartje meer nodig in het Openbaar Vervoer. Je eigen gezicht volstaat. Intussen gebruikt de Chinese overheid ook op grote schaal data om de eigen bevolking in het gareel te krijgen of houden.

Zoals dat gaat in dit type sciencefiction-docu’s worden de optimistische/pessimistische bespiegelingen over de (nabije) toekomst vergezeld door klinische synthmuziek en futuristische beelden van een wereld waarbinnen de mens slechts een klein radertje is, de gelukkige recipiënt van allerlei toepassingen die zijn comfort of levensgeluk vergroten of een speelbal van grote spelers zoals Google en Facebook (terwijl robots dan weer blijken te kunnen zingen en dansen). Intussen werpt zo’n film elementaire vragen op over menszijn, privacy en democratie, waarop de kijker na afloop een tijdje kan kauwen.

Ook iHuman slaagt glansrijk in die opzet, zonder dat de film echt emotioneert, bijzonder hoopvol stemt of kwaad maakt.

Picture A Scientist

Ze werden aangesproken als assistente. Koffiejuffrouw. Schoonmaakster natuurlijk. Of, door de echte ‘male chauvinist pigs’, als slet (en hoer en kut). De ervaringsverhalen van vrouwelijke wetenschappers in Picture A Scientist (97 min.) liegen er niet om: de wetenschap kan een bijzonder vrouwonvriendelijke werkomgeving zijn.

#metoo-achtige ervaringen fungeren daarbij als topje van de ijsberg. Onder de waterlijn bevindt zich datgene wat misschien niet direct zicht- of tastbaar is, maar zeker zo ondermijnend werkt: een vanzelfsprekend soort seksisme, waardoor (jonge) vrouwelijke wetenschappers zich nietig, inadequaat en/of ongewenst voelen. Een deel van hen zal zijn heil, gebutst en gekrenkt, daarom elders zoeken.

De filmmakers Sharon Shattuck en Ian Cheney ondersteunen hun getuigenissen met cijfers en statistieken over de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de wetenschapswereld en belichten ook tests en onderzoeken die (onbewuste) vooroordelen rond mannen- en vrouwenrollen blootleggen. Waarbij opvalt dat sommige wetenschappers bij deze kwestie toch liever op hun gevoel afgaan dan op data.

Interessante materie, dat zeker. Maar niet per definitie basismateriaal voor een meeslepende vertelling. Ook omdat de op zichzelf schrijnende verhalen van enkele vrouwen tamelijk braaf en verantwoord worden afgewikkeld. Picture A Scientist appelleert daardoor uiteindelijk toch meer aan de ratio dan aan het gevoel. En dat zou, gezien de setting van deze degelijke film, zomaar de bedoeling kunnen zijn.

Vaarwel Amerika

Gideon Levy (l) en Myron Ebell (r) / BNNVARA

‘Als je werkt voor de federale overheid, dan weet je dat je baan kan verdwijnen als je de verkeerde dingen zegt’, stelt Emily Wilson, een medewerkster van de NASA, die een draagbaar meetinstrument, ter grootte van een rugzak, heeft ontwikkeld. Ze hoopt er overal ter wereld vervuilende broeikasgassen in de lucht mee te kunnen detecteren. Het apparaat is bijna klaar. Bijna. Emily kiest haar woorden zorgvuldig: ‘We proberen tijdens ons werk zoveel mogelijk onder de radar te blijven.’ De opdracht is duidelijk: proberen het ding los te laten in de wereld voordat ‘ze’ erachter komen.

Wilson is één van de weinige Amerikaanse klimaatonderzoekers die de Nederlandse journalist Gideon Levy te woord wil staan. Sinds het aantreden van de regering Trump, die zich openlijk aan de zijde van de klimaatontkenners heeft geschaard, voelen ze zich niet meer vrij om zich uit te spreken. Bang om hun eigen baan op de tocht te zetten. Intussen zien ze hoe milieuwetten worden teruggedraaid en projecten stopgezet. Klimaatverandering lijkt rigoureus van de agenda te worden geschrapt, ten faveure van ‘good old’ fossiele brandstof.

In 2016 sprak Levy met een prominente lobbyist van die bedrijfstak, Myron Ebell. Hij leek toentertijd een soort relikwie van het stenen tijdperk, toen olie, gas en steenkool nog ongegeneerd de wereld draaiende mochten houden. Sindsdien heeft de gedreven klimaatscepticus, in een grijs verleden ook woordvoerder van de tabaksindustrie, echter een gewillig oor gevonden bij de mannen die tegenwoordig de dienst uitmaken in Washington. Ebell is dus een uitermate geschikte schurk voor een film over de strijd tegen de opwarming van de aarde.

In deze activistische docu volgt Gideon Levy enkele wetenschappers tijdens de eerste ambtstermijn van Donald Trump. Voor hen, en hun gezinnen, dreigt een gedwongen Vaarwel Amerika (59 min.). In een onbaatzuchtige bui hebben Europese landen als Frankrijk en Rusland zich al bereid verklaard om opvang te verzorgen. Ook Levy trekt zich het lot van de verweesde wetenschappers aan. Hij begint zich zelf in de kwestie rond het onderzoek van Emily te mengen, een stap waarover hij meteen openlijk – en niet geheel onterecht – zijn twijfels uitspreekt.

Aan de zijlijn blijven staan is met deze crisis geen optie, meent hij. In dat licht moet ook deze journalistieke egodocu worden bezien: als een overtuig(en)de poging om het klimaat, ook in tijden van Trump en Corona, op de agenda te houden.

Spaceship Earth

Het is een ongelooflijk spektakel, dat rechtstreeks afkomstig lijkt uit Star Trek en tevens herinneringen oproept aan hoe de eerste lichting bewoners het Big Brother-huis inging: acht speciaal geselecteerde mannen en vrouwen in hetzelfde uniform maken zich op voor hun intrede in een gigantisch terrarium van glas en staal, waar ze de komende twee jaar zullen verblijven.

Een mensenmenigte kijkt in 1991 ademloos toe als ze via een soort loper daadwerkelijk Biosphere 2 betreden, de door gewone stervelingen samengestelde Hof van Eden met een afgewogen mixture van flora en fauna. ‘The future is here’, declameren de ‘bionauts’ na binnenkomst tegen de camera. Dit kon wel eens de opvolger worden van ‘Biosphere 1’, ofwel moeder aarde.

Het project is een geesteskind van het Amerikaanse ‘genie’ John Allen en zijn discipelen. Een groep wetenschappers, entrepreneurs en theatermakers – een commune of sekte, zeggen critici – die zich zorgen maakt over de toekomst van de aarde en daarom een geheel eigen ecosysteem heeft opgezet, dat straks ook op de maan of mars moet kunnen functioneren.

Op die volledig afgezonderde plek – zichtbaar voor publiek, dat wel – voeren de bionauts tests uit: kun je een boerderij runnen die niet schadelijk is voor het milieu of zoiets als een eigen koraalrif onderhouden? Is dat nu grensverleggende wetenschap? Of toch ‘trendy ecologisch entertainment’? Daarover lopen de meningen uiteen in de documentaire Spaceship Earth (114 min.).

In deze fascinerende film van Matt Wolf, thematisch verwant aan The Raft (over een menselijk experiment uit de jaren zeventig, op een soort Big Brother-boot), blikken enkele voormalige participanten en medewerkers van hun regieruimte, Biosphere 2’s ‘mission control room’, terug op de ambitieuze onderneming, die onder een levensgroot vergrootglas moest worden uitgevoerd.

Met een krachtige montage en dwingende klassieke muziek wekt Wolf het nét iets te mediagenieke project overtuigend tot leven. Hij schetst tevens het veredelde hippiegedachtegoed dat daarachter schuilgaat. En de onvermijdelijke kritiek. Waarbij elk foutje wordt uitvergroot en elk conflict breed uitgemeten. Totdat er weinig meer over lijkt van de grootse idealen waarmee het ooit begon.

Als het team in de identieke uniformen na afloop, opgewacht door opnieuw een enorme mensenmassa, Biosphere 2 weer verlaat, rest de vraag of de proef ook bruikbare kennis heeft opgeleverd. Het project drukte in elk geval een diep doorvoelde zorg over klimaatverandering uit. En een oprecht verlangen naar die betere wereld, waar we nu nog altijd op zitten te wachten.

The World Of Thinking

Robbert Dijkgraaf / BNNVARA

Een leeg canvas biedt alle mogelijkheden van de wereld, maar kan ook ontzettend intimiderend werken. Het kan nog alles worden, maar wordt het ook wat? Als jonge veelbelovende wetenschapper krijg je op het Institute For Advanced Study in Princeton bijvoorbeeld alle vrijheid. En juist dat zorgt voor een enorme druk. ‘Ik ben ontzettend zenuwachtig’, zegt de jonge theoretisch natuurkundige Yvonne Geyer, die drie jaar de tijd krijgt om zich te bewijzen. Ze gaat op zoek naar een ‘theory of everything, die alle waarneembare krachten in het universum beschrijft’. En als dat onverhoopt niets oplevert, zal ze daar volgens eigen zeggen helemaal ‘kapot’ van zijn.

In The World Of Thinking (67 min.) belichten Thomas Blom en Misha Wessel de ‘wetenschappelijke vrijplaats, gericht op diepe gedachten en radicale ideeën’, die zich ten doel heeft gesteld om de grenzen van de menselijke kennis te verleggen en sinds 1930 al 33 Nobelprijs-winnaars heeft voortgebracht. Het is de plek waar iconen als Albert Einstein, Niels Bohr en Robbert Oppenheimer excelleerden en nu de Nederlander Robbert Dijkgraaf de scepter zwaait. In Princeton huist een elitegezelschap waar je je letterlijk moet indenken. Bewijzen dat je erbij hoort. En daarbij kan het er stevig aan toegaan, zoals zichtbaar wordt in een pijnlijke scène waarin de van oorsprong Iraanse wiskundige Nima Arkani-Hamed de ‘intellectuele luiheid’ van een andere wetenschapper rücksichtslos afstraft.

Tegenover de botsing van ideeën staat het hoogst persoonlijke proces van research en ideeënontwikkeling. Met een machete baan je je dan een weg door een intellectuele jungle, aldus de gelauwerde wiskundige Helmut Hofer. ‘Als je eenmaal aan het denken bent, ben je in je eigen wereld’, zegt hij. ‘Dan vergeet je alles.’ Hofer is volledig geobsedeerd, bekent hij. Op zoek naar iets dat groter is dan hijzelf. Voordat je iets kunt vinden, stelt Robbert Dijkgraaf, moet je het je voorgesteld hebben. Zoals er lang voordat er een raket naar de maan ging ooit iemand moet zijn geweest – volgens de overlevering: Jules Verne – die bedacht dat de mens überhaupt naar dat hemellichaam zou moeten afreizen.

Zulke grootse aspiraties leiden onvermijdelijk ook tot elementaire twijfel, zo ervaart Yvonne Geyer als haar onderzoek in de eerste maanden op Princeton niet wil vlotten. Is een vaste plek binnen dit elitegezelschap, met zijn eigen taal en codes, wel voor haar weggelegd? Hebben ze niet gewoon een hele grote fout gemaakt met haar aanstelling? Via de twijfelende nieuweling en vier ervaren collega’s die ook hun eigen issues hebben, maakt The World Of Thinking van topbreinen weer normale mensen. Tegelijkertijd verleent de boeiende film gewone stervelingen toegang tot een wereld die hun denkvermogen eigenlijk te buiten gaat.