IVF In België

VRT

Louise Brown, het allereerste IVF-kind ter wereld, was nog geen vijf jaar oud toen in de zomer van 1983 ‘de eerste Belgische proefbuisbaby’ Ellen werd geboren bij de Katholieke Universiteit Leuven. De Belgische kerk zag deze ontwikkeling destijds met lede ogen aan.

In-vitrofertilisatie was in die jaren een kwestie van pionieren. Zowel voor de ongewenst kinderloze stellen, lesbische koppels en alleenstaande vrouwen met een kinderwens als voor de betrokken artsen en zorgverleners. In de historische documentaire IVF In België (50 min.) blikken zij terug op deze bewogen periode, waarin de vernieuwende behandeling permanent onder een vergrootglas lag.

Begin jaren negentig werd in Brussel ook de ICSI-techniek ontwikkeld, een vruchtbaarheidsbehandeling die later in de hele wereld school zou maken. Tegenwoordig vindt zo’n zeventig procent van de kunstmatige inseminaties op deze manier plaats. En de aanvankelijke toename van het aantal meerlingen daarbij werd met het zogeheten ‘Belgian Model’ ook een heel eind getackeld.

De nadruk ligt in deze tv-film op zulke grote ontwikkelingen, waarbij de gespannen relatie tussen de katholieke universiteiten en het Vaticaan steeds opnieuw aandacht vraagt. Die worden toegelicht door de betrokken artsen en wetenschappers. De verhalen van enkele wensouders – hun kinderen komen niet aan bod – dienen daarbij vooral als menselijk illustratiemateriaal bij het grotere verhaal.

Intussen schrijdt de techniek nog altijd verder en is het de vraag of de betrokken mensen en organisaties dat nog wel kunnen bijbenen, het thema van het slot van deze interessante IVF-terugblik. In 2019 heeft bijvoorbeeld een 74-jarige Indiase vrouw twee kinderen gekregen. Zij geldt als de oudste moeder ter wereld. Of dat een goede ontwikkeling is? Daarover lopen de meningen natuurlijk uiteen.

Want deze wetenschap begeeft zich nu eenmaal altijd op de grens tussen de autonomie van de patiënt en de ethiek van diens arts. Voor professor Reproductieve Geneeskunde Gianpiero Palermo is ’t in wezen simpel: zolang het geen risico inhoudt voor de patiënt of diens embryo, doet hij wat die wil. Ethiek is volgens hem iets voor oudere collega’s die wetenschappelijk niets meer bij te dragen hebben.

Niet elke arts of wetenschapper stelt ‘t zo scherp. ‘Men moet altijd open blijven voor nieuwe ideeën’, vindt klinisch bioloog André van Steirteghem, die samen met gynaecoloog Paul Devroey baanbrekend werk verrichtte. ‘Als je met iets nieuws begint, dan moet je durven grenzen te verleggen’, zegt hun collega Stephan Gordts. ‘Dat is de enige manier, denk ik, waarop de geneeskunde vooruit kan gaan.’

‘De wetenschap heeft stappen vooruit gezet en maakt iets mogelijk’, concludeert Mieke Felix, één van de gelukkige moeders, als ze terugkijkt. ‘En wij hebben daar mogen gebruik van maken. Er is ons een cadeau gegeven.’

Trailer IVF In België

Zorgdragers

NTR

Het is een pijnlijke constatering. Niet alleen voor henzelf. Als hulpverleners van mensen met psychische nood lijkt het voor hen taboe om hun eigen kwetsbaarheid te erkennen. En wanneer ze daartoe toch worden gedwongen, doordat ze zelf ook kwetsbaar blijken te zijn, kampen ze met schaamte en blijft dit moeilijk bespreekbaar. Je wilt nu eenmaal niet bij de omvallers horen, zegt één van de psychologen en psychiaters in Zorgdragers (24 min.). Mensen die in de zorg werken, constateert een ander, zorgen graag voor een ander, maar blijven zelf liever buiten beeld.

Documentairemaakster Juliette Dominicus zag het bij haar zus Marcia, die net als diverse andere leden van hun familie psycholoog werd. Dominicus legt haar zus op de divan en volgt haar tevens naar een creatieve groepstherapie, waar enkele zorgverleners hun eigen mentale kwetsbaarheid onder ogen zien en delen. Zij hebben ook ervaren hoe de buitenwereld, niet alleen professionals, in zulke situaties kan reageren. ‘Je kan beter keelkanker hebben dan een depressie’, zegt één van de deelnemers. Dan is tenminste duidelijk dat je er zelf niets aan kunt doen.

In een veilige omgeving maken Marcia Dominicus en enkele vakgenoten nu het masker na dat ze als professional (moeten) dragen, kijken eens goed in de spiegel en oefenen in de buitenlucht empathische of juist oordelende reacties en ervaren vervolgens het effect daarvan. Zo slechten zij, niet alleen voor zichzelf, in deze sensitieve korte film de barrière tussen zorgprofessional en patiënt en dragen ze meteen bij aan het bespreekbaar maken van de psychische uitdagingen die menigeen op z’n pad treft. Omdat iedereen wel eens hulp nodig heeft.

Zelfs de hulpverlener zelf.

Ozzy: No Escape from Now

SkyShowtime

Hij maakt enkele albums, wint daarmee zowaar twee Grammy Awards en wordt ook nog eens opgenomen in de Rock And Roll Hall Of Fame. Toch staan de laatste jaren van de onlangs overleden metalheld Ozzy Osbourne (1948-2025) vooral in het teken van zijn broze gezondheid, het cancelen van concerten en de twijfels, spijt en somberheid die daarmee gepaard gaan. Zijn vrouw en manager Sharon en hun kinderen Aimée, Kelly en Jack proberen hem daar, soms met de moed der wanhoop, doorheen te loodsen.

Voor Osbournes introductie in de Hall Of Fame wordt bijvoorbeeld een soort superband samengesteld met de vocalisten Billy Idol, Jelly Roll en Maynard James Keenan (Tool), gitarist Zakk Wylde (Black Label Society), bassist Robert Trujillo (Metallica) en drummer Chad Smith (Red Hot Chili Peppers). Ozzy kan het echter nauwelijks verkroppen dat hij zelf niet het podium op kan om te rocken. En aan gewoon speechen moet ie al helemaal niet denken. Als hij überhaupt in staat is, vanwege alweer nieuwe medische complicaties, om naar de officiële ceremonie af te reizen.

Uiteindelijk rest hem nog één enkel concert, op 5 juli 2025 in Villa Park in zijn geboortestad Birmingham, waar hij samen met zijn oude strijdmakkers van Black Sabbath afscheid wil nemen van een even succesvolle als tumultueuze carrière en de fans die hem ruim een halve eeuw trouw zijn gebleven. Dat is ook het vanzelfsprekende richtpunt van de documentaire Ozzy: No Escape from Now (123 min.) van Tania Alexander. De weg daarnaartoe is alleen behoorlijk soapy. Alsof de realityserie The Osbournes (2002-2005) een tamelijk zwaarmoedige reprise heeft gekregen.

Zelf twijfelt Osbourne namelijk of hij die afscheidsshow wel gaat halen – en ook zijn doorgaans onverzettelijke echtgenote Sharon zit soms in zak en as. Want onderweg dienen zich steeds weer nieuwe ongemakken aan. ‘Het is compleet ontmoedigend’, verzucht Ozzy, enkele maanden voor ‘Back To The Beginning’. ‘Maar ik moet daarheen. Ik moet er echt zijn!’ En hij zal er uiteindelijk toch komen eruit gaan met een grote knal. Te midden van metal-grootheden zoals Metallica, Slayer en Guns N’ Roses kan ‘The Prince Of Darkness’ nog eenmaal opdraven als de ongekroonde koning van de heavy metal.

En daarna wachten de eeuwige jachtvelden van de rock & roll.

Zie je,

Staccato Films / VPRO

Via het archiveren van haar kunstwerken, dagboeken en foto’s probeert de filmmaakster Kiki Ho haar oudere zus Siu vast te houden. Samen met hond Zula heeft ze zich verschanst in een klein huisje in de Schotse heuvels, om daar in totale afzondering de confrontatie aan te gaan met het verlies van haar zus, een getalenteerde kunstenares die met haar mentale gezondheid worstelde en die plotseling, net voordat ze zou afstuderen aan de Kunstacademie in Den Haag, uit het leven stapte.

Zie Je, (73 min.) is de indringende weerslag van een zeer persoonlijk proces, dat zowel de jonge maakster als haar ouders, met wie ze pijnlijk persoonlijke gesprekken heeft, doormaken na haar overlijden. Siu’s werk fungeert daarbij als spiegel van haar ziel: erin kijken betekent betoverd raken door haar talent en tegelijk bevangen worden door de angsten en bedreigingen die zij op haar pad vond. Toen Siu’s werk ooit werd geclassificeerd als ‘outsider art’, vroeg ze, enigszins beduusd: ‘Ben ik dan een outsider?’

We don’t see things as they are, citeert haar zus nu de schrijfster Anaïs Nin. We see them as we are. Het is één van de quotes waarmee ze deze zoektocht naar haar zus richting geeft en meteen het beeld over psychische problematiek probeert te kantelen. Dat deed Siu zelf ook. Haar psychose noemde ze ‘een buitenaardse ervaring’. En tijdens haar opname in een psychiatrische instelling, schreef ze: ‘Mijn hoofd overstroomt, ik word gek van de gedachte dat ik gek ben, wat ironisch is, omdat ik een gekkenhuis leef.’

De tekst wordt door Kiki geprojecteerd op foto’s die Siu tijdens haar opname maakte in de kliniek waar ze verbleef, analoge beelden van een wereld waarin eigenlijk geen mens kan aarden. Het is voor de filmmaakster een enorme verantwoordelijkheid om die ongrijpbare zus, via wat zij heeft nagelaten, te bewaren en onder de aandacht te brengen – en niet alleen omdat het persoonlijke verhaal erachter zo tragisch is. Kiki wil Siu niet stigmatiseren, reduceren tot patiënt. Haar kunst moet voor zichzelf kunnen spreken.

Behoedzaam ontsluit ze in deze delicate film de binnenwereld van haar zus, het gevecht dat Siu heeft moeten leveren met zichzelf en de hulpverlening en de sporen van schuld en verdriet die haar dood door de levens van de rest van het gezin heeft getrokken. Intiem, kwetsbaar en – niet in het minst door de dwingende muziek van Andre Heuvelman en Frans de Rond – bijzonder geladen. Op weg naar verzoening. Met die ongrijpbare zus, haar lot en hoe het leven ondanks alles toch doorgaat.

Ook, als je er gewillig naar kijkt, voor Siu – al is ‘t dan via haar nalatenschap. Zo opent ze zich alsnog voor de wereld, haar dierbaren in het bijzonder.

Cashing Out

aidsmemorial.org

Het idee klinkt te cru en naargeestig om waar te kunnen zijn: terminale, seropositieve patiënten verkopen halverwege de jaren tachtig, in de diepste diepten van de AIDS-crisis, hun levensverzekering om zo goede zorg te kunnen bekostigen en zichzelf of hun naasten financiële verlichting te bieden. Viatical Settlement wordt dit genoemd. De investeerder heeft alleen bewijs nodig dat de dood daadwerkelijk aanstaande is. Het is geen grap of allegorie, maar bittere realiteit. Only in America, vanzelfsprekend.

Ik ben voor van alles en nog wat uitgemaakt, vertelt initiatiefnemer Scott Page in Cashing Out (39 min.) aan filmmaker Matt Nadel, die als homoseksuele zoon van een investeerder zelf te maken kreeg met de constructie. Scott liet zich door de kritiek niet van de wijs brengen. Zijn slimme en gedurfde idee gaf mensen die wisten dat het einde nabij was de mogelijkheid om nog even waardig te leven. Scott wist ook waarover hij ’t had: zijn eigen vriend Greg Morgan stierf aan de gevolgen van het HIV-virus.

Het idee was in wezen bedrieglijk simpel: een koper betaalde een aantrekkelijk percentage van de werkelijke waarde van de polis, die al snel zou worden uitgekeerd. De verkoper kon van het aankoopbedrag vervolgens zorg inkopen en zijn laatste dagen enigszins comfortabel leven. En diens nabestaanden, die vaak toch al opzichtig afstand van hem hadden genomen, konden fluiten naar hun geld. Geweldige deal! Totdat een nieuwe behandeling ervoor zorgde dat patiënten niet meer automatisch stierven…

Die wending geeft deze boeiende korte docu, waarin enkele direct betrokkenen terugblikken op een traumatische periode voor hun gemeenschap, nog een extra nawrant karakter. Het idee dat een samenleving doodzieke patiënten veroordeelde tot schrijnende armoede of rare bokkensprongen, die natuurlijk alleen te maken waren door Amerikanen die überhaupt een levensverzekering hadden, was blijkbaar nog niet wrang genoeg. Add insult and insult and insult to injury, zoiets.

Averroès & Rosa Parks

Cherry Pickers

Met de bekroonde documentaire Sur L’Adamant (2023), een kalme film over een boot op de Seine waar een dagcentrum voor patiënten van de afdeling psychiatrie van het Saint Maurice-ziekenhuis in Parijs is gevestigd, had Nicolas Philibert na de absolute publieksfavoriet Être Et Avoir (2002) opnieuw een succesfilm te pakken. De Adamant-boot bleek een geschikte locatie voor een kalme, observerende film, boordevol liefde voor de mens en z’n kwetsbaarheden.

Nu heeft dit tedere portret van een veilige wereld, waarin iedereen zichzelf mag zijn, een vervolg gekregen: Averroès & Rosa Parks (143 min.). Twee eigenlijk. Die andere film, La Machine A Écrire Et Autres Sources De Tracasheeft alleen weinig om het lijf. Daarin bezoekt de Franse filmmaker, in het spoor van enkele klusjesmannen van de instelling, bekende personages van de eerste film. Het wordt uiteindelijk niet meer dan een verzameling lange deleted scenes, die weinig toevoegen aan Sur L’Adamant.

Ook deze volwaardige opvolger bestaat uit lange scènes: veelal persoonlijke gesprekken tussen behandelden en behandelaars. De patiënten laten daarbij vaak diep in hun ziel kijken en hun begeleiders zoeken daarna subtiel dan wel direct, maar altijd respectvol, naar wat de mens tegenover hen nodig zou kunnen hebben. Tijdens dit proces krijgen ze samen te maken met depressies, paranoia, hallucinaties, angst, suïcidale gedachten en megalomanie. En dat is intrigerend, intiem en ongemakkelijk tegelijk.

Philibert versnijdt al die gesprekken niet, maar plaatst ze achter elkaar. Dat geeft de film iets heel traags. Veel patiënten, waarvan een enkeling ook in Sur L’Adamant was te zien, krijgen bovendien maar eenmaal de gelegenheid om hun hart te luchten en verdwijnen dan weer van het toneel. Verder bevat de documentaire nog enkele geladen groepsgesprekken. Naar andere scènes blijft ’t echter zoeken. Hysterisch gegil vanaf de gang of een man die op z’n gitaar Ode An Die Freude tokkelt, dat is ‘t wel zo’n beetje.

Averroès & Rosa Parks wordt daarmee een erg sobere productie, een echte praatfilm. Dat is overigens geen diskwalificatie, want die gesprekken doen er wel toe. Behalve over de mensen zelf en hun begeestering, tristesse of ontreddering gaan ze ook over de psychiatrie. Over het nut ervan, de werkdruk en het medicijngebruik. En, impliciet, over de maakbaarheid van het leven, dat vaker niet dan wel de afslag neemt die je zelf in gedachten had. En Nicolas Philibert beziet dit met begrip en compassie. 

Zorgen

BNNVARA

In de zorg zitten ze te springen om nieuwe medewerkers. Handen aan het bed, luisterende oren en – zo wil tenminste het cliché – billenwassers. In de zesdelige docuserie Zorgen (270 min.) volgen Veerle Neger en Tessa Louise Pope een jaar lang zeven leerlingen van de MBO-opleiding tot verpleegkundige op ROC Mondriaan in Zuid-Holland. Nederlandse jongeren die zelf nog druk bezig zijn om volwassen te worden moeten zich staande zien te houden in de thuiszorg, psychiatrie, ouderenzorg en gehandicaptenzorg.

Tussendoor krijgen ze op school allerlei theorievakken en praktische lessen. Vooral praten de leerlingen echter over het vak en hoe zij zich zelf daartoe verhouden. Want in de praktijk worden ze natuurlijk geconfronteerd met allerlei patiënten en problematieken, maar vooral met zichzelf. De zestienjarige tweedejaars Jill voelde zich bijvoorbeeld zo ongemakkelijk bij een huisbezoek dat ze er eigenlijk niet meer terug wil tijdens haar stage. Dat moet alleen wel. ‘Werken in de zorg is eigenlijk ook een beetje werken met jezelf’, houdt de begeleidster van school haar voor.

Zo krijgt elke leerling met z’n eigen uitdagingen te maken. Als een oudere patiënte met borderline bij haar vertrek van de psychiatrische afdeling bijvoorbeeld zegt dat ze het liefst haar polsen zou doorsnijden, raakt dat een gevoelige snaar bij stagiaire Reza. Het resulteert in een zeer aangrijpende scène, waarin de vrouw zich liefdevol ontfermd over het achttienjarige meisje. ‘Sorry, kind’, zegt zij terwijl ze Reza in haar armen neemt. ‘Ach meisje, ik ga dat niet doen, hè?’ Als de leerlinge weer is bedaard, zegt de vrouw tegen haar begeleider. ‘Ik schaam me dood, weet je dat?’

Terwijl ze meekijken met hun hoofdpersonen, vangen Neger en Pope hele intieme, fraaie en pijnlijke taferelen, die delicaat zijn gefilmd en gemonteerd. Ze volgen de jongeren daarnaast in hun privéleven. Als ze stoom afblazen op hun paard, tijdens het kickboksen of op een dancefestival. Het werk moet voortdurend wedijveren met de verlokkingen van het gewone leven. En dus komen ze, zoals tieners nu eenmaal doen, regelmatig niet of te laat op school. Ze vergeten hun huiswerk, halen ongein uit en zakken voor toetsen. Totdat ze de opleiding wellicht moeten verlaten.

Want ook dat is de realiteit van een zorgopleiding: niet iedereen haalt de eindstreep of blijkt uiteindelijk geschikt voor het beroep van zorgverlener. Zorgen brengt die werkelijkheid zonder opsmuk in beeld. Geen idee of de serie ook een wervend effect heeft op jongeren die nadenken over hun toekomst, maar Neger en Pope maken het belang van goede, menswaardige zorg in elk geval glashelder en roepen ook respect op voor de (jonge) mensen die bereid zijn om daarin te gaan werken.

Mijn Nieuwe Vrienden Van Afdeling Drie

KRO-NCRV

Daar loopt hij dan, door zo’n typische ziekenhuisgang. Frans Bromet, de inmiddels tachtigjarige nestor van de Nederlandse camerajournalistiek. Voor de verandering nu eens niet achter zijn camera, maar ervoor. Als onderwerp van zijn eigen film. Dat is ie natuurlijk wel eens vaker geweest, maar nu is ’t per ongeluk gebeurd: hij kreeg een hersenbloeding en belandde in de Amsterdamse revalidatiekliniek Reade.

Daar begint het bloed toch al gauw weer te kruipen waar het eigenlijk niet gaan kan. Als het na enige tijd wat beter met hem gaat, pakt Bromet zijn camera erbij, de lens waardoor hij al zeker een halve eeuw naar de wereld kijkt. Die helpt hem om het leven te begrijpen en accepteren. En dat is nu niet anders. Via die onafscheidelijke kameraad op zijn rechterschouder ontmoet hij nu Mijn Nieuwe Vrienden Van Afdeling Drie (55 min.) en het nieuwe leven en de parallelle wereld waarin zijn medepatiënten (en hijzelf) terecht zijn gekomen.

Bromets persoonlijke betrokkenheid vormt echt een meerwaarde tijdens de intieme gesprekken die hij voert met mannen die te maken hebben gekregen met pak ‘m beet een hersentumor, auto-immuunziekte, psychose, gebroken heup of amputatie. Ieder voor zich heeft zijn eigen malheur een plek moeten geven. En daarbij speelden die anderen, in datzelfde schuitje, een essentiële rol. Frans Bromet heeft ‘t zelf aan den lijve ondervonden, die betrokkenheid en kameraadschap. Ze hebben ook hem erdoorheen getrokken.

Daarmee is dit een wat zachtere film geworden dan de producties die Bromet doorgaans, ondanks zijn hoge leeftijd, nog altijd per strekkende meter aflevert. Natuurlijk, zodra blijkt dat revalidatiecentra zoals Reade moeten bezuinigen en ‘t daardoor nog maar de vraag is of ze de zorg, die hij zelf gedurende zo’n drie weken tot volle tevredenheid heeft ontvangen, wel overeind kunnen houden, schiet de oude rot direct in z’n sceptische stand en bevraagt hij enkele leidinggevenden over wat dit zou en heeft te betekenen.

Moeten ze niet veel meer de barricaden op? vraagt hij als alle bespiegelingen over ‘afschalen’, ‘FTE’s’ en ‘slimmer werken’ hem even zwaar te moede worden. Dan klinkt hij gewoon weer als de onverslijtbare Frans Bromet die zich al tientallen jaren vanachter de camera manifesteert. In Mijn Nieuwe Vrienden Van Afdeling Drie blijft de nadruk echter altijd liggen op zijn lotgenoten, mensen die van een ingrijpende levensgebeurtenis ‘een positieve belevenis’ proberen te maken. Zoals hij ook zelf doet met deze intieme interviewfilm.

Samen Alleen

KRO-NCRV

Hij loopt voor z’n gevoel als een dronken man. Filmproducent Kees Rijninks moet continu op zijn evenwicht letten. Anders kan hij zomaar ineens vallen. Dat is ook een permanente angst. Dan verstijft hij. Letterlijk. Freeze. Sinds enkele maanden heeft Kees het gevoel dat hij de strijd met de ziekte van Parkinson, die hij nu al negen jaar onder de leden heeft, aan het verliezen is. Lichamelijk levert hij steeds meer in, terwijl hij ook als persoon lijkt te veranderen. De evenwichtige man van weleer is een onrustige piekeraar geworden, die zo’n beetje permanent in een zwart gat kijkt.

‘Ik denk dat het slecht afloopt’, sombert ook zijn vrouw, regisseur Carmen Cobos, elders in deze persoonlijke film over hoe de ziekte hun leven in een wurggreep houdt. ‘Zoals bij elke Parkinson-patiënt. Er is geen uitweg.’ Daarmee is de toonzetting van Samen Alleen (75 min.) wezenlijk anders dan van Samen (2020), de documentaire die ze eerder maakten over hun leven met Parkinson. Daarin spraken Cobos en Rijninks ook met andere patiënten en hun verwanten, mensen die ieder voor zich en toch samen het beste probeerden te maken van het lot dat het leven hen had toebedeeld.

De positieve grondtoon waarmee ze Parkinson toen nog leken te verduren, mede gevoed door het maken van een film erover, heeft zeker bij Kees plaats gemaakt voor wanhoop. ‘Ik voel me verraden door m’n lichaam en m’n geest’, constateert hij bedrukt, tussen allerlei afspraken met artsen, neurowetenschappers en psychiaters in. Het leidt tot een ‘verlies van mezelf’ én afstand tot zijn vrouw, die naarmate de film vordert steeds duidelijker zichtbaar wordt. Het moet een crime zijn geweest om dat te laten zien voor de camera en om het vervolgens ook nog te delen met de buitenwereld.

Het optimistische idee dat Kees Rijninks en Carmen Cobos koesterden ten tijde van zijn diagnose – over tien jaar is er een medicijn tegen Parkinson – lijkt in elk geval vervlogen en heeft plaatsgemaakt voor onmogelijke keuzes: leven met of zonder een medicijnpomp, een ingrijpende hersenoperatie wellicht om de klok enkele jaren terug te zetten (waarna ie overigens weer gewoon begint te tikken) of zelfs het overwegen van euthanasie. Godsonmogelijke dilemma’s waarvoor ze zich samen gesteld zien, maar die ze ook ieder voor zich, vanuit hun eigen rol en positie, van een antwoord moeten voorzien.

Deze pijnlijk intieme film, waarin het lot van twee felgroene vogeltjes die Kees en Carmen vanuit hun raam kunnen observeren symbool lijk te staan voor hun eigen wel en wee, maakt treffend invoelbaar hoe een ziekte als Parkinson niet alleen het lichaam van een patiënt sloopt, maar ook in diens psyche en sociale leven kruipt en daar onmetelijke schade toebrengt.

Confessions Of A Good Samaritan

Sandbox Films

Natuurlijk hebben ze ‘t haar gevraagd: doe je dit voor de film? ‘En wat dan nog, als dat zo was?’ vraagt Penny Lane. ‘Het blijft nog steeds een goed ding om te doen.’ Tegelijkertijd voelt het niet goed, zo’n vraag. Zelf voor de camera verschijnen, vindt de Amerikaanse documentairemaakster (Our NixonHail Satan? en Listening To Kenny G) sowieso verschrikkelijk. Een kennis heeft haar ervan moeten overtuigen dat een film levens kan redden omdat ie anderen aanspoort om ook een orgaan te doneren.

Één week voordat ze in augustus 2019 de operatie moet ondergaan, om een nier te doneren aan een vreemde, krijgt Lane de kriebels. ‘Het voelt nu alsof ik een verschrikkelijke fout heb gemaakt’, zegt ze bij het begin van Confessions Of A Good Samaritan (103 min.). De alleenstaande filmmaakster heeft zich nochtans drie jaar voorbereid op de ingreep, een proces dat ze heeft gedocumenteerd met dagboekfragmenten. Zowel haar persoonlijke overwegingen en dilemma’s als de professionele kant ervan: het maken van deze egodocu.

En daarin stelt ze ook allerlei vragen die haar eigen positie overstijgen. Waarom zijn mensen bijvoorbeeld altruïstisch? Wat gebeurt er dan in hun hersenen? En hoe verhoudt dit zich bijvoorbeeld tot (het gebrek aan) empathie bij psychopaten? ‘Dertien mensen sterven vandaag omdat ze geen werkende nier hebben’, vertelt Michael Lollo, één van de andere ‘altruïstische donoren’ die ze spreekt in deze intelligente, gelaagde en vermakelijke film, over waarom hij zijn nier beschikbaar stelt. ‘Dat was dus een appeltje-eitje voor mij.’

Intussen duikt Lane in de historie van orgaantransplantatie. Van ongewenst is dat door de jaren heen, via diverse stadia van onmogelijk, uiteindelijk onvermijdelijk geworden. Dat het kan en mag betekent alleen nog niet dat het ook gebeurt. Er is een permanent tekort aan donoren. Terwijl transplantatie voor mensen die bijvoorbeeld zijn overgeleverd aan nierdialyse echt een kwestie van leven en dood is. De meeste donoren komen uit de directe omgeving van de patiënt, die bij hoogopgeleiden, wrang genoeg, veel vaker een geschikte nier oplevert.

Tegelijkertijd schrijdt de techniek voort. Zijn er op termijn eigenlijk nog wel menselijke donoren met een ‘spare part’ nodig? Het roept ongemakkelijke beelden op: kan een varken op termijn misschien ook een nier leveren, bijvoorbeeld vlak nadat Lane zelf haar orgaan heeft gedoneerd? ‘Dan is Penny Lane niet langer een Beatles-song’, grapt bio-ethicus en psychiater Jacob Appel, die zich heeft gespecialiseerd in de ethische dilemma’s rond ingrijpende medische keuzes. ‘Maar de naam van de laatste persoon die een orgaan heeft gedoneerd.’

Naarmate Confessions Of A Good Samaritan, fraai vormgegeven als een soort zoektocht door Lanes computer en voorzien van een bloemrijke soundtrack, vordert, komt het persoonlijke verhaal van de documentairemaakster langzaam maar zeker meer naar de voorgrond en toont Penny Lane zich van haar kwetsbaarste kant. Het is de vanzelfsprekende climax van een persoonlijke film, die het particuliere desondanks gemakkelijk ontstijgt en aanzet tot nadenken, invoelen en afwegen.

Tegengif

BNNVARA

De cijfers schetsen een ronduit somber verhaal. Het merendeel van de mensen met alvleesklierkanker is volgens chirurg Casper van Eijck van het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam binnen afzienbare tijd overleden. Na de diagnose hebben zij gemiddeld nog ongeveer een half jaar te leven. Tachtig procent van hen kan ook niet worden geopereerd en krijgt dus een chemokuur. En die werkt maar voor een hele kleine groep. Zo’n driekwart van deze patiënten ondergaat in de allerlaatste levensfase dus tevergeefs een hele zware behandeling.

‘Ik vind dat ik in ieder geval naar mijzelf toe verplicht ben om te kijken of we daar niet op een andere manier iets aan kunnen doen’, stelt Van Eijck, die ook enige bekendheid geniet als clubarts van de voetbalclub Feyenoord, in de boeiende documentaire Tegengif (57 min.), waarvoor Martijn Nijboer hem vanaf 2018 heeft gevolgd. De Rotterdamse arts vindt het onbegrijpelijk dat er zo weinig patiëntgebonden onderzoek wordt gedaan naar ‘de tweede doodsoorzaak in Nederland’. Zeker omdat er wel degelijk aanknopingspunten zijn voor een nieuwe behandeling: immunotherapie.

Casper van Eijck merkte enige tijd geleden dat enkele patiënten die zichzelf ‘behandelden’ met een pluimveevaccin opmerkelijk lang in leven bleven. Samen met een multidisciplinair team wil hij dit vaccin nu toegankelijk maken voor patiënten. Zo’n onderzoekstraject beloopt normaal gesproken zo’n twintig jaar, maar dat willen ze in Rotterdam terugbrengen tot vier jaar. Voor zulk wetenschappelijk onderzoek is alleen wel geld nodig. Met de actie ‘Support Casper’ gaat hij de boer op. En dan is het toch best praktisch dat Van Eijck de nodige bekende en gefortuneerde vrienden heeft.

Tegenover de glitter en glamour van zo’n evenement om geld in te zamelen en het onderzoek dat daarmee kan worden gefaciliteerd staan in dit persoonlijke portret Van Eijcks persoonlijke gesprekken met patiënten, voor wie hij een laatste lijn naar het leven vormt. Het is duidelijk dat daar, bij mensen die alle reden hebben om te vrezen voor hun leven, zijn hart ligt. Om de behandeling voor patiënten met pancreaskanker mogelijk te maken – wetenschappelijk verantwoord en zonder maatschappelijke nevenschade – moet er echter nog heel wat water door de Maas.

En dat vergt altijd weer meer tijd dan een gepassioneerde arts zoals Casper van Eijck eigenlijk had ingecalculeerd – of wil incalculeren.

Trailer Tegengif

Longstay

Mok & Uslu BV

In principe is dit het perspectief voor de rest van hun leven, hier op de Longstay (90 min.). Want deze mannen vormen volgens hun begeleiders nog steeds een gevaar voor de samenleving. In 2009 biedt de Pompestichting in het Brabantse dorp Zeeland aan zo’n veertig mensen Langdurig Forensisch Psychiatrische Zorg. Zij hebben ooit TBS opgelegd gekregen, maar worden inmiddels beschouwd als uitbehandeld. Het is de vraag of ze ooit nog naar buiten mogen. De patiënten moeten zich er dus mee verzoenen dat dit hun leven is, achter de hekken van de longstay-afdeling.

‘Ik heb zelf voor longstay gekozen, omdat ik weet dat ik gevaarlijk ben’, vertelt Frank in deze observerende documentaire, waarmee Meral Uslu en Maria Mok een Gouden Tegel hebben gewonnen. Frank weet van zichzelf: buiten gaat ’t mis. Hij wil geen slachtoffers meer maken. ‘Wat heeft het namelijk voor zin om jezelf te belazeren en gewoon net te doen alsof, naar een resocialisatie te gaan en daar naar buiten te stappen en het volgende slachtoffer voor je neus te zien staan?’ zegt hij. ‘Nee, sorry, dat ging er bij mij dus niet in. Dus heb ik gezegd: pas.’

Zo berust de één in zijn lot, terwijl een ander er maar geen vrede mee kan hebben. Rudy, een goedlachse Antilliaanse man die een kleine twintig jaar geleden een ernstig geweldsdelict pleegde, heeft nog altijd de hoop dat hij ooit vrijkomt. ‘Ik beschouw het toch wel als inhumaan’, zegt zijn advocaat tijdens een rechtszitting over de verlenging van Rudy’s TBS, ‘dat deze cliënt, die toch al heel veel  jaren stabiel is en ook goed functioneert, toch een soort verkapt levenslang heeft gekregen en hem eigenlijk door de kliniek weinig tot geen behandelperspectief wordt geboden.’

‘Wij hebben allemaal een stoornis in het hoofd’, vertelt Willem, die inmiddels bijna veertig jaar vastzit en zich daar ook mee verzoend lijkt te hebben. ‘En dat gaat niet meer weg en is erger geworden door drugs en drank.’ Samen met zijn begeleider Marjo gaat hij op bezoek bij zijn familie. Zij maakt zich er geen zorgen over dat hij er onderweg tussenuit knijpt. ‘Willem is bang dat ie mij uit het oog verliest’, zegt ze vanachter het stuur. ‘Samen uit, samen thuis’, beaamt de man, die soms last heeft van psychoses en stemmen in z’n hoofd en dan erg angstig en wantrouwend kan zijn.

Als vliegen op de muur, hun handelsmerk, kijken en luisteren Uslu (camera) en Mok (geluid) mee op de longstay-unit. Het resultaat is een uniek kijkje achter de hekken. Als er een groep nette dames wordt rondgeleid, een sneeuwballengevecht ontstaat of een tatoeage wordt gezet. Bij het werk, de pedicure of het separeren. Intussen volgen en voeren ze kleine gesprekjes. Over het hebben van een relatie, medicatie innemen, op verlof gaan, drugs gebruiken, ‘getherapeutiseerd’ zijn, stiekem porno kijken en de nieuwe woonlocatie, waar ze met een grotere groep gaan samenleven.

Bij de ene patiënt blijft de achterliggende problematiek goed verborgen en zie je als leek een ogenschijnlijk netjes gesocialiseerde man, bij een ander is vanaf de eerste aanblik duidelijk dat er iets grondig mis is. Meral Uslu en Maria Mok oordelen verder niet en laten elke persoon, hoe beschadigd ook, in z’n waarde. Deze film maakt weer mensen van hen – al is Longstay ook zeker geen pleidooi om iedereen weer een leven buiten de kliniek te gunnen. Want in andere omstandigheden kunnen ze zomaar weer een gevaar zijn. Voor zichzelf, hun directe omgeving én de samenleving als geheel.

In De TBS

Hans Faber / BNNVARA

Als iemand overtuigd moet worden van de effectiviteit van TBS, dan is ‘t Hans Faber – of zijn broer Wim en diens gezin. Wims dochter Anne wordt in 2017 op brute wijze vermoord door Michael P., die al eerder is veroordeeld voor gewelds- en zedendelicten en die op dat moment het laatste deel van zijn straf uitzit op de Forensisch Psychiatrische Afdeling Roosenburg in Den Dolder. Tijdens de grootscheepse zoekactie naar Anne en de dramatische nasleep daarvan fungeert Hans Faber als woordvoerder van de geschokte familie.

Na het verschijnen van zijn boek Anne: Kroniek Van Een Familie (2019) wordt Hans gevraagd door regisseur Elena Lindemans of hij wil meewerken aan een documentaireserie over TBS. ‘Mijn journalistieke hart schreeuwt: ja’, zegt hij daarover in één van de voice-overs, waarmee de verschillende verhaalelementen in deze serie met elkaar worden verbonden. ‘Wat is er veranderd na het Anne-drama?’ Zijn broer Wim, Annes vader, is aanmerkelijk minder enthousiast. ‘Je wordt gebruikt voor positieve beeldvorming van de TBS.’ 

Hans Faber snapt de scepsis van zijn broer, maar besluit toch in te stemmen. Op 3 juni 2022 gaat hij voor het eerst op bezoek In De TBS (265 min.), voor wat een jaar bij de Van der Hoevenkliniek in Utrecht zal worden. Justitie heeft daarbij wel een harde eis gesteld: hij mag niet vragen waarom de patiënten, die hij op de leefgroepen ontmoet en ogenschijnlijk vrijelijk mag volgen en bevragen, hier precies zitten. Om hun slachtoffers te beschermen. ‘Je moet TBS-patiënten niet humaner maken dan ze zijn’, heeft zijn broer Wim hem nog meegegeven.’

Toch is dat wel de insteek waarmee Hans de, digitaal geanonimiseerde, TBS’ers tegemoet treedt: als mensen die de kans krijgen – en ook moeten krijgen – om hun leven grondig bij te sturen. De kliniek lijkt intussen soms bijna een ontspanningsoord. De patiënten genieten van allerlei sporten, zitten bij een koor of gaan lekker op wandel- of zeilvakantie. Tegelijkertijd is er wel degelijk controle. Via een drugshond bijvoorbeeld die geregeld de leefgroep afspeurt. Of een ‘herstelkamer’, ofwel separeerruimte, waar iemand tot rust mag (of gewoon moet) komen.

De buitenstaander Hans Faber beziet het ogenschijnlijk welwillend. Ook al weet hij als geen ander waartoe deze mensen in staat kunnen zijn. ‘Begin ik nu verschijnselen te vertonen van een embedded oorlogsjournalist?’ vraagt hij zich op een gegeven moment af. ‘Iemand die niet meer kritisch kan zijn over het leger waarmee hij optrekt?’ En soms zou je inderdaad willen dat hij, al is het alleen om de zaak een keer goed op scherp te zetten, even doorbijt. In de ‘pornotheek’ bijvoorbeeld, waar een patiënt doodleuk de film Dominate Me 2 kan lenen.

Dat is tegelijkertijd ook de kracht van deze vijfdelige serie, waarbij Faber soms ook even uit beeld verdwijnt. Het leven in de kliniek wordt nergens gesensationaliseerd, maar ook niet geromaniseerd. Nuchter en genuanceerd, met oog voor zowel de mens als z’n voetangels en klemmen, brengt Lindemans het dagelijks leven van enkele vaste hoofdpersonen in (en buiten) de kliniek in beeld. Van dichtbij is te zien hoe TBS’ers aan zichzelf werken, ontspannen, uitdagingen aangaan, (gedwongen) reflecteren of, achter slot en grendel, helemaal vastlopen.

Dit resulteert in fraaie, ongemakkelijke en indringende scènes. Een beschadigde vrouw, die soms ook een gevaar is voor zichzelf, gaat bijvoorbeeld voor het eerst in vier jaar met een begeleider de straat op. Een oudere man, die als vader vaak niet thuis heeft gegeven en op het punt staat om grootvader te worden, zingt bij muziekles een duidelijk diepgevoelde versie van Papa van Stef Bos. En een jonge joviale kerel is aan het daten en loopt na achttien jaar eindelijk warm voor transmuraal verlof, maar moet accepteren dat dit langer in beslag neemt dan hij wil.

Als de veiligheid niet kan worden gegarandeerd, krijgt Hans Faber onderweg te horen, gaan de deuren op slot. En daarmee wordt precies het dilemma van TBS weergegeven. Want wanneer is iemand veilig? Wanneer reageert de mens en wanneer diens sociaal wenselijke façade op een kritische vraag of interventie? En als ‘zero tolerance’ zelfs op een plek zonder internet een utopie is, zoals één van de begeleiders toegeeft, hoe kunnen patiënten dan daadwerkelijk uit de buurt worden gehouden van schadelijke elementen, zoals drank en drugs?

Want het leven buiten sijpelt onvermijdelijk naar binnen, voorbij de door patiënten zelf gemaakte tralies. Zoals de mensen binnen, die gemiddeld zo’n acht jaar in de kliniek verblijven, uiteindelijk toch naar buiten gaan – of op z’n minst de hoop daarop moeten houden. Uit de humane benadering van de Van der Hoevenkliniek, die op Hans Faber soms ook als ‘pamperen’ overkomt, spreekt onherroepelijk vertrouwen in de mens. Ook al is dat regelmatig beschaamd en bieden resultaten uit het verleden, positief of negatief, geen enkele garantie voor de toekomst.

‘De TBS als wasstraat waar iedereen weer schoon uitkomt’, concludeert Faber uiteindelijk nuchter maar niet onwelwillend, ‘is een utopie.’

The Quiet Epidemic

First Run Features

‘Het is niets minder dan een oorlog, een oproer tegen geneeskunde die zich baseert op wetenschappelijke feiten’, schrijft een medewerker van de National Institutes of Health (NIH) ontzet aan zijn collega’s. ‘Het is tijd om terug te vechten.’ Hij heeft ‘t niet over coronasceptici. Samen met de Centers for Disease and Control (CDC) bindt de Amerikaanse evenknie van het RIVM de strijd aan met de ‘anti-wetenschap’ die wordt gepropageerd door de zogenaamde ‘Lyme Loonies’.

De Ziekte van Lyme, die kan ontstaan na een tekenbeet, werkt al jaren als een splijtzwam binnen de Amerikaanse gezondheidszorg. De aandoening, begin jaren zeventig voor het eerst vastgesteld bij jonge mensen met artritis uit het stadje Lyme in de staat Connecticut, wordt volgens dokter Richard Horowitz, die zich heeft gespecialiseerd in de behandeling van Lyme-patiënten, gemakkelijk verward met het chronische vermoeidheidssyndroom, fibromyalgie, reumatische artritis, lupus, multiple sclerosis en dementie.

The Quiet Epidemic (101 min.) documenteert de strijd van Horowitz en enkele collega’s om Lyme – en dan met name de omstreden chronische variant daarvan, die door tien tot twintig procent van de patiënten zou worden ontwikkeld – geaccepteerd te krijgen door het medische establishment. Daarbij spelen verzekeraars een twijfelachtige rol. De intensieve zorg die de Lyme-artsen verstrekken – voor een officieel niet-bestaande, of in elk geval moeilijk aan te tonen, aandoening – wordt door hen niet meer vergoed.

Wat dit in de praktijk betekent, laten de filmmakers Lindsay Keys en Winslow Crane-Murdoch zien via Julia Bruzzese en haar vader Enrico. Als negenjarig meisje werd Julia gebeten door een teek. Sindsdien heeft ze last van allerlei symptomen, die voor de officiële wetenschap lastig zijn te verklaren. Ze zit tegenwoordig zelfs in een rolstoel. En haar vader heeft zijn baan opgezegd, om permanent voor haar te zorgen. Zouden haar klachten ingebeeld kunnen zijn? Met andere woorden: leidt Julia misschien aan een conversiestoornis?

Keys en Crane-Winslow stellen zich in deze stevig doortimmerde film op aan de kant van de Lyme-patiënten en hun onvermoeibare pleitbezorgers, waarbij ze niet alleen de slachtofferverhalen vertellen maar ook diepgaand aandacht besteden aan de wetenschappelijke verklaringen daarvoor. Het blijft alleen jammer dat de vertegenwoordigers van de officiële gezondheidsorganisaties, die volgens hun criticasters de ziekte onvoldoende serieus nemen en behandeling zelfs in de weg staan, de kans laten lopen om te reageren.

Zonder zulk weerwoord kan The Quiet Epidemic alleen een onverhuld pleidooi worden om de Ziekte van Lyme nu eindelijk eens serieus te nemen. Om er een Loud Epidemic van te maken, zogezegd. Zodat de medische wetenschap zich genoodzaakt voelt om écht in actie te komen.

Dying To Live

Tellavision

Patiënten werken voor elke arts als een spiegel, waarin ze kunnen zien hoe het leven kan lopen en welke rol ziekte daarin mogelijk speelt, maar ook hoe datzelfde leven ooit en ergens moet eindigen. Dit geldt zeker voor de Heerlense huisarts Mirjam Willemsen. Behalve steun en toeverlaat voor mensen die in de laatste levensfase zijn aanbeland, is ze zelf ook ongeneeslijk ziek. Zoals de echtgenote van meneer Stolk, een oudere man met uitgezaaide longkanker, het uitdrukt: ‘Onze huisarts heeft het ook.’

Meneer Stolk – die volgens eigen zeggen van ‘de afdeling pluk de dag’ is – illustreert in Dying To Live (88 min.) hoe grillig dat bewandelen van het pad naar het levenseinde kan zijn. Onderweg komt hij pieken en dalen, horten en stoten, berusting en onwil tegen. En Willemsen, die zelf al negen jaar met longkanker leeft, probeert dit samen met zijn vrouw enigszins in goede banen te leiden. Totdat de keuze hoe de aimabele man afscheid wil nemen echt niet langer kan worden uitgesteld.

Tussendoor moet Mirjam Willemsen, die zelf als verteller fungeert voor deze documentaire van Mariska en Bart Beckers en de enigszins stroeve voice-over verzorgt, met haar echtgenoot Jeoffrey regelmatig voor controles naar het ziekenhuis. Als arts herkent ze bij zichzelf de signalen of het goed of minder goed gaat natuurlijk als geen ander, maar ze voelt schroom om die altijd direct met haar gezin te delen. Zo nu en dan maakt Willemsen even pas op de plaats met haar coach Sylvia Janssen.

Via de bevlogen arts/patiënt brengt deze serene film – ondertitel: making the end of life, part of life – van zeer nabij de levenseindezorg in beeld. ‘Je mag verdrietig zijn samen met de patiënt’, houdt Mirjam Willemsen verpleegkundigen en verzorgenden voor tijdens een symposium over palliatieve zorg. ‘Je hoeft er niet boven te staan, ga ernaast zitten. En vraag naar het leven.’ Ze laat vervolgens een spreuk van Loesje zien: als het leven bewust gepland wordt, kan dat met de dood ook.

Dying To Live brengt dit proces zeer intiem in beeld en wordt daarmee een onverholen pleidooi voor het bespreekbaar en hanteerbaar maken van het levenseinde, waarbij Mirjam Willemsen, ook doordat ze zelf weet hoe het is om ziek te zijn, zich een trouwe, deskundige en eerlijke metgezel toont voor haar patiënten en hun verwanten. Via hen wordt zij – en wij – bovendien geconfronteerd met haar eigen leven en de keuzes die daarbij wellicht nog in het verschiet liggen.

Les Mots De La Fin

Human

In het Centre Hospitalier Régional de la Citadelle te Luik houdt dokter Damas spreekuur. Hij ontvangt geen gewone patiënten, maar mensen met een doodswens. Sinds België in 2002 euthanasie legaliseerde, kunnen zij, bij ongeneeslijk en ondraaglijk lijden, in het ziekenhuis een afspraak maken voor een levenseinde-consult.

In Les Mots De La Fin (71 min.) kijken Gaëlle Hardy en Agnès Lejeune met de camera mee bij deze indringende gesprekken. Mevrouw Hox meldt zich bijvoorbeeld. De hoogbejaarde vrouw is gediagnosticeerd met ALS en ziet dat haar mogelijkheden steeds beperkter worden. Ze wil liefst zo snel mogelijk euthanasie, betoogt ze, met haar nicht aan haar zijde. Liefst binnen enkele weken.

Een andere patiënt, mevrouw Dubois, mankeert nog weinig. Zij heeft echter gezien hoe haar echtgenoot en schoonmoeder hebben geleden. Dat wil ze zelf toch graag voorkomen. Mevrouw Bonsignore is dan weer geestelijk helemaal uitgeput, maar voor de trein springen wil ze vanwege haar zoons ook niet. Die zijn overigens nog niet op de hoogte van haar plannen.

Tijdens indringende gesprekken tasten arts en patiënt elkaar af. Is euthanasie werkelijk de beste – of in elk geval: minst slechte – oplossing? Voldoen de vragers aan alle voorwaarden? En (hoe) hebben ze hun verwanten meegenomen in deze ingrijpende keuze? Dokter Damas staat in principe welwillend tegenover hun verzoek, maar geeft wel degelijk ook de én zijn grenzen aan.

Sommige verzoeken worden ook nog belemmerd door een andere grens: die tussen België en Frankrijk, waar de wet aanmerkelijk minder ruimte biedt aan mensen voor wie het leven vooral lijden is geworden. Damas worstelt daarmee en brengt die vraag ook in bij een interdisciplinair overleg over levensbeëindiging, een ander belangrijk bestanddeel van deze gespreksfilm.

Verder bestaat de documentaire vrijwel volledig uit afzonderlijke levenseinde-consulten, zo nu en dan onderbroken door verdwaalde shots van het ziekenhuis en de omgeving, aangekleed met stemmige muziek. De daad zelf, het verrichten van euthanasie, wordt bewaard voor het slot van de film. En ook dan zijn alleen de voorbereidingen te zien en is het levenseinde zelf slechts te horen.

Les Mots De La Fin richt zich volledig op de beweegredenen van mensen met een doodswens en de gesprekken die zij daarover voeren met hun arts. Aan het eind gaat dokter Damas nog op bezoek bij de familie van een ernstig zieke jonge vrouw die hij van het leven heeft verlost. Dan laat de man die iedereen professioneel te woord heeft gestaan even zijn artsenmasker zakken.

Want euthanasie mag dan inmiddels tot het standaardrepertoire van sommige artsen behoren, deze serene film laat zien dat (hulp bij) het beëindigen van het leven – ook al is dat een kwestie van ongeneeslijk en ondraaglijk lijden geworden – nooit routine wordt – of mag worden.

Rusteloze Zielen: Scènes Uit De TBS

VPRO

Een hand speelt met een streng haar. Één enkel oog in een extreme close-up. Het oog zingt. ‘Couldn’t look you in the eye.’ Creep, Radioheads eerste hit. Ook de lippen vallen in. ‘I wish I was special. So fuckin’ special’. Een jonge vrouw, één met de woorden van zanger Thom Yorke. ‘But I’m a creep. I’m a weirdo. What the hell am I doing here?’ Ze wordt afgebroken voordat ze ‘I don’t belong here’ kan zingen.

Zij is ter beschikking gesteld. Veel meer dan die mond, de hand en dat oog krijgen we niet te zien van haar. ‘Ik ben geen lelijk persoon. Ik zie er wel goed uit’, zegt ze, buiten beeld. ‘Maar soms als ik in de spiegel kijk, zie ik weer helemaal dat verminkte gezicht. En omdat ik ooit eens een keer slachtoffer was, voordat dit allemaal begon in de TBS, ben ik dader geworden.’

De korte documentaire Rusteloze Zielen: Scènes Uit De TBS (25 min.) van Ingrid Kamerling richt zich niet op het dagelijks bestaan van TBS-patiënten, hun leefomstandigheden of het nut van de opgelegde maatregel. Dit is een zinnenprikkelende film over hoe enkele patiënten van de Utrechtse Van der Hoeven Kliniek in het reine willen komen met het verleden en hun leven ten goede proberen te keren. 

Óók, of júist, als ze een verpletterende boodschap hebben gekregen. ‘Je moet je richten op een leven binnen’ kreeg een andere jonge vrouw te horen. ‘Je komt nooit meer buiten.’ Het waren niet eens de stemmen in haar hoofd die spraken. Die haar eerder tot brandstichting hadden aangezet. En die haar nu vertellen dat de theaterdocent haar eigenlijk niet op het podium wil en steeds minder tekst zal geven.

Terwijl ze eigenlijk snakt naar dat spel. ‘Als je lang in TBS zit, word je niet meer aangeraakt. En als we samen spelen, raken we elkaar ook heel veel aan. En dat is gewoon heel fijn.’ En, ook niet onbelangrijk: de stemmen vallen stil. Even. Het geeft haar, en de andere deelnemers aan een theaterproject, wellicht de kans om binnenbrandjes te blussen en een nieuw beter ik te exploreren.

‘In de bajes zit je om wat je gedaan hebt…’, vertelt een doek in Delfts blauw. ‘In de TBS om wat je te doen hebt…’ Het is een opdracht waarmee ieder voor zich worstelt. Kamerling slaat dat proces van heel dichtbij gade en dringt zo door tot het zielenleven van haar personages, terwijl ze hen toch niet nodeloos onder het vergrootglas legt. Een nerveus tappende voet, voortdurend wrijvende vingers en een licht trillende haardos. Impressies uit levens in de pauzestand, die toch niet stil kunnen blijven staan.

Rusteloze Zielen: Scènes Uit De TBS is hier te bekijken.