Het is een pijnlijke constatering. Niet alleen voor henzelf. Als hulpverleners van mensen met psychische nood lijkt het voor hen taboe om hun eigen kwetsbaarheid te erkennen. En wanneer ze daartoe toch worden gedwongen, doordat ze zelf ook kwetsbaar blijken te zijn, kampen ze met schaamte en blijft dit moeilijk bespreekbaar. Je wilt nu eenmaal niet bij de omvallers horen, zegt één van de psychologen en psychiaters in Zorgdragers (24 min.). Mensen die in de zorg werken, constateert een ander, zorgen graag voor een ander, maar blijven zelf liever buiten beeld.
Documentairemaakster Juliette Dominicus zag het bij haar zus Marcia, die net als diverse andere leden van hun familie psycholoog werd. Dominicus legt haar zus op de divan en volgt haar tevens naar een creatieve groepstherapie, waar enkele zorgverleners hun eigen mentale kwetsbaarheid onder ogen zien en delen. Zij hebben ook ervaren hoe de buitenwereld, niet alleen professionals, in zulke situaties kan reageren. ‘Je kan beter keelkanker hebben dan een depressie’, zegt één van de deelnemers. Dan is tenminste duidelijk dat je er zelf niets aan kunt doen.
In een veilige omgeving maken Marcia Dominicus en enkele vakgenoten nu het masker na dat ze als professional (moeten) dragen, kijken eens goed in de spiegel en oefenen in de buitenlucht empathische of juist oordelende reacties en ervaren vervolgens het effect daarvan. Zo slechten zij, niet alleen voor zichzelf, in deze sensitieve korte film de barrière tussen zorgprofessional en patiënt en dragen ze meteen bij aan het bespreekbaar maken van de psychische uitdagingen die menigeen op z’n pad treft. Omdat iedereen wel eens hulp nodig heeft.
Dik vijftien jaar geleden was Starsuckers (101 min.) bedoeld als een waarschuwing: een wereld die volledig is gefocust op beroemdheid en celebrities richt zichzelf ten gronde, te beginnen met de kinderen.
De Britse documentairemaker Chris Atkins, later overigens nog in opspraak geraakt, introduceert bijvoorbeeld het wannabe-kindsterretje Ryan, een Amerikaans joch van zes dat door zijn ouders wordt uitgedost als een soort mini-LL Cool J en vervolgens echt overal aan de man wordt gebracht. Hij moet wereldberoemd worden – en zij met hem, en liefst ook nog rijk. Het is bijna onmogelijk om geen kidfluencer en familievloggers in het gezinnetje te zien.
Zoals met hedendaagse ogen ook de nodige influencers zijn te ontwaren in Starsuckers – ook al bestond die term in 2009 nog niet of nauwelijks. De New Yorker Wesley Autrey redde ooit bijvoorbeeld een man van een rijdende trein, door bovenop hem te gaan liggen. Op die manier kon de trein over hen heen rijden. Zo’n tweeduizend interviews later vraagt Autrey zich af of hij zich misschien kandidaat moet stellen voor een publiek ambt. Aan populariteit geen gebrek.
Bagagemedewerker John Smeaton zou in 2007 op het vliegveld van Glasgow enkele terroristen een halt toe hebben geroepen. Rond deze volksheld ontstaat vervolgens een ongelofelijke mediahype. Totdat enkele collega’s, die er ook bij zijn geweest en in de publiciteit helemaal genegeerd worden, zich tegen hem keren. ‘Smeato’ reageert laconiek: there is no bad publicity. En doorrr… in een film die net zo vaak open deuren intrapt als onverwachte kleine luikjes opent.
Carol Craig van het Centre for Confidence & Well-being pleit daarin voor een verbod op reclame voor kinderen onder de twaalf en begrenzing van het aantal commercials voor tieners. Een jaar of vijftien later weten we: kansloze strijd. We worden nu ook online overvoerd met gesponsorde inhoud en sluikreclame. Die zijn bewezen slecht voor ons. Psychiater Phillip Graham veronderstelt zelfs een link tussen het aldus gepropageerde materialisme en de toename van mentale problemen.
Jongeren krijgen in de media, in 2009 net zo goed als nu, een beeld voorgespiegeld dat je er pas toe doet als je geld, status en roem hebt. Daarom melden non-bekendheden zich bij de New York Reality School (zodat ze de aandacht weten te trekken), solliciteren ze als Personal Assistant van een beroemdheid (waarbij ze tot nagenoeg alles bereid lijken) of laten zich verleiden tot een Kiss & Tell-verhaal in de media (nadat ze eerst de koffer in zijn gedoken met een nietsvermoedende celebrity).
En waar Atkins in het cynisch getoonzette Starsuckers, waarin ook de Britse (tabloid)journalistiek en het liefdadigheidsfestival Live Aid een flinke veeg uit de pan krijgen, nog een Litouwse politieke partij met louter beroemdheden laat zien als een soort waarschuwing, weten we inmiddels dat die collectief in de wind is geslagen. Roem, platvloersheid en narcisme hebben sindsdien alleen maar meer ruimte gekregen en zuigen ons langzaam maar zeker helemaal leeg. Tot de bodem is bereikt.
In de eerste vijftien jaar na de Tweede Wereldoorlog kregen Don en Mimi Galvin maar liefst tien zoons. Begin jaren zestig werd het Amerikaanse gezin op de valreep ook nog verrijkt met twee meisjes: Margaret en Mary. En die laatste, de jongste dus van in totaal twaalf kinderen, fungeert nu als verteller voor het tragische verhaal van haar familie. Mary Galvin wordt daarbij in de rug gesteund door enkele broers: nummer drie (John), zes (Richard) en acht (Mark). Samen verhalen ze over hun Six Schizophrenic Brothers (168 min.).
Deze vierdelige serie van Lee Phillips is gebaseerd op het indringende boek Hidden Valley Road: Inside The Mind Of An American Family (2020) van Robert Kolker. Over een gezin met een onmogelijk kruis om te dragen. Als na oudste zoon Donald ook nummer twee (Jim) en vier (Brian) als jongvolwassene ernstig gestoord gedrag beginnen te vertonen, wordt duidelijk dat er een genetische kwetsbaarheid zit in de familie Galvin. Uiteindelijk zullen zes zoons ten prooi vallen aan schizofrenie. Ze krijgen last van hallucinaties, horen stemmen en verliezen zich in onwerkelijke angsten.
In de jaren zeventig escaleert de situatie volledig bij het gezin dat z’n intrek heeft genomen in een huis aan Hidden Valley Road in Colorado Springs. De ene na de andere zoon ontspoort, soms onder invloed van het gebruik van softdrugs. Don, docent op de luchtmachtacademie, en zijn zorgzame vrouw Mimi kunnen hun zoons al snel niet meer de baas. Ze worden steeds gewelddadiger, een gevaar voor zichzelf en hun directe omgeving. Totdat het komt tot enkele huiveringwekkende incidenten, die een spoor van verwarring, pijn en verdriet door de Galvin-familie trekken.
Er valt best het nodige aan te merken op Six Schizophrenic Brothers. De miniserie wordt bijvoorbeeld enigszins ontsierd door opzichtige true crime-clichés (cliffhangers, duistere reconstructiebeelden en een onheilspellende soundtrack) en platte horror-esthetiek (gebroken spiegels en brandende foto’s bijvoorbeeld). Ook het idee om de zieke broers Don (één), Matthew (negen) en Peter (tien) te interviewen in een soort duistere parkeergarage, waarmee ze in wezen worden gelijkgeschakeld aan de eerste de beste creep uit een trashy crimedocu, getuigt bepaald niet van goede smaak.
Phillips kijkt in eerste instantie ook nauwelijks over de persoonlijke verhalen van de broers heen. Geen aandacht dus voor de mogelijke (erfelijke) oorzaak van de Galvin-problematiek. De filmmaker concentreert zich liever op de drama’s en excessen; van mishandeling en seksueel misbruik tot zelfdoding en moord. Methodisch werkt hij die individuele verhalen vervolgens uit tot een familieportret, dat zo schrijnend is dat het toch niemand koud zal laten. En uiteindelijk plaatst hij alle gebeurtenissen weer in hun context, waarbij tevens het grotere verhaal, schizofrenie, in beeld komt.
Hoe tragisch ook, de familie Galvin is een zeer geschikt onderzoeksobject om de wetenschappelijke kennis over deze verpletterende aandoening verder uit te diepen. En dat houdt natuurlijk ook niet op bij de kinderen die Don en Mimi tussen 1945 en 1965 op de wereld hebben gezet. Hoe vergaat ’t bijvoorbeeld hun nageslacht? Deze serie, die ondanks al z’n gebreken tóch een indringende kijkervaring wordt, eindigt dan ook bij Mary Galvins kinderen: wat betekent ‘t voor hen, en hun geestesgesteldheid, om Zes Schizofrene Ooms te hebben?
Mary Galvin was bij nader inzien, getuige dit interview, toch niet zo tevreden over de insteek, toon en de vormgeving van de serie.
Het is zogezegd niet de vraag óf ze goud zou gaan winnen, maar hoe vaak en op welke onderdelen. En dan gaat ‘t helemaal mis met Simone Biles op de Olympische Spelen van Tokio, die vanwege COVID-19 zijn uitgesteld naar 2021. Na een verprutste oefening op het paard haakt de Amerikaanse topturnster, in 2016 nog goed voor vier gouden medailles bij de Spelen van Rio de Janeiro, gedesillusioneerd af en doet nog maar aan enkele onderdelen mee. Einde carrière, zo lijkt ‘t, voor de GOAT van haar sport, de Greatest Of All Time.
Maar zie daar: na een periode waarin Biles heeft gewerkt aan haar mentale gezondheid is de inmiddels 27-jarige Afro-Amerikaanse atlete terug voor de Olympische Spelen van Parijs. En dan kan een documentaire, over een vrouw die haar demonen glorieus heeft overwonnen, natuurlijk niet uitblijven. De eerste twee van in totaal vier afleveringen van de miniserie Simone Biles: Rising (94 min.) worden nu uitgebracht, de twee andere ná de Spelen. Daarin is dan te zien of ze van haar voetstuk valt – of gewoon van een balk of paard – of toch weer één of meerdere gouden medailles krijgt omgehangen, het gedroomde Hollywood-einde.
Deze miniserie van Katie Walsh start bij de ‘twisties’, de momenten waarop haar lichaam en geest niet meer optimaal met elkaar communiceren, die Simone Biles serieus parten beginnen te spelen bij de Olympische Spelen van Tokio. Eigenlijk is het een klein wonder dat ze ‘t überhaupt zo lang recht heeft gehouden. Biles behoort immers tot de slachtoffers van sportarts Larry Nassar, die talloze jonge turnsters heeft misbruikt. Dit schandaal heeft eerder al zijn weg gevonden naar de documentaires At The Heart Of Gold: Inside The USA Gymnastics Scandal en Athlete A en wordt in dit persoonlijke portret van Simone Biles slechts beperkt aangeroerd.
Na Tokio is het moeilijk voor haar om de draad weer op te pakken. Als de turnvedette zich in het openbaar begeeft, heeft ze het gevoel dat iedereen haar aankijkt. Alsof er ‘loser’ of ‘quitter’ op haar voorhoofd staat geschreven. Samen met haar nieuwe echtgenoot Jonathan Owens, een bekende American footballer uit de NFL, en haar grootouders Ron en Nellie, bij wie ze is opgegroeid, maakt ze zich op voor een comeback. Walsh plaatst die terugkeer aan de top in het kader van Biles’ levensverhaal, de mores binnen de turnwereld en de druk die er permanent staat op toppers, op zwarte turnsters in het bijzonder.
Zo ontstaat een aardig kijkje achter de schermen bij een topsporter die zich uit geslagen positie terugknokt en nu weer, gepokt en gemazeld, ouderwets voor de winst hoopt te kunnen gaan. Het zelfvertrouwen is in elk geval terug. ‘Momenteel ben ik zelf nog steeds m’n grootste tegenstander.’
Na de Olympische Spelen van Parijs zijn er nog enkele nieuwe delen van Simone Biles Rising verschenen op Netflix.
‘Sara, waarom ben je zo lelijk?’ zegt de negentienjarige Sara regelmatig tegen zichzelf. ‘Sara, waarom ben je zo dik? Sara, waarom kan je niet lopen?’ Die vragen zeggen iets over de gemoedstoestand van het Amerikaanse meisje dat in behandeling is in The Behavioral Health Pavilion van het Northwell Zucker Hillside Hospital in Queens, New York. Vreemd zijn die gevoelens overigens niet. Sara heeft in haar jonge leven nogal wat te verstouwen gekregen. Als kind liep ze een infectie met het griepvirus H1N1 op, moest ze een hart- en niertransplantatie ondergaan en werd één van haar benen geamputeerd. Sindsdien kampt ze ook met PTSS en depressies.
Meisjes zoals Sara kunnen terecht op de speciale gesloten afdeling One South, waar jongvolwassenen, studenten in het bijzonder, worden behandeld. Daar proberen ze de patiënten op korte termijn te stabiliseren, zodat ze daarna, met een behandelingsplan voor de lange termijn, weer de samenleving in kunnen. Een verblijf duurt gemiddeld zeven tot tien dagen, maar wordt vanwege omstandigheden soms verlengd. In de tweedelige documentaire One South: Portrait Of A Psych Unit (155 min.) volgen Alexandra Shiva en Lindsey Megrue de dagelijkse gang van zaken op de psychiatrische afdeling, in een land waar naar verluidt één op de tien Amerikaanse jongeren een ernstige mentale stoornis heeft.
Zoals verpleegkundestudent Courtney. Zij voelt zich al enige tijd hopeloos. Als ze aan haar vriend vertelt dat ze een vuurwapen in huis heeft, slaat die alarm. Psychiater Jason Yan brengt Courtney nu in contact met dialectische gedragstherapie (DGT). In een treffende scène laat hij haar hardop herhalen wat ze steeds tegen zichzelf zegt: ‘piece of shit’. De pijnlijke zelfkwalificatie wordt daarmee voor even van zijn destructieve karakter ontdaan. Een andere patiënt, ‘Jane’, is na een overdosis opgenomen. Zij wilde volgens eigen zeggen haar ouders een schuldgevoel bezorgen omdat die haar pijn hebben gedaan. ‘Jane’ weigert echter om de ernst van haar situatie in te zien. Al snel schrijft ze zelfs een zogenaamde 72-hour letter, een officieel ontslagverzoek.
Na afloop van een gesprek waarin ze maar geen vat krijgt op ‘Jane’, voelt haar behandelaar, psycholoog Rachel Reich, zich gefrustreerd en machteloos. Ze refereert daarbij aan een angst van veel zorgverleners: dat één van hun patiënten zelfmoord pleegt. Het werk vraagt duidelijk veel van de begeleiders, laat deze observerende film treffend zien. Menigeen ontwikkelt op termijn een burnout. Het blijft voor hen ook lastig om patiënten al heel snel los te laten. Zijn die er écht klaar voor om weer de wereld in te gaan of doen ze zich beter voor om maar weg te kunnen? Het zijn duivelse dilemma’s, waarbij zelfs de meest ervaren hulpverlener op voorhand geen absolute zekerheid voelt over de juistheid van de keuzes die ze maken.
Ook de omgeving moet soms voorbereid worden op de terugkeer van een getroebleerde geliefde, illustreert een online-groepsgesprek van Sara en haar ouders dat Rachel Reich in goede banen probeert te leiden. Hun zorgen en frustraties, hoe begrijpelijk ook, bemoeilijken het herstel van het meisje. Via momentopnames uit de levens van jonge getormenteerde Amerikaanse adolescenten brengt One South zo genuanceerd en zonder franje alle aspecten en complicaties van een spoedopname op een psychiatrische afdeling in beeld. Hoe een jong leven daar even op pauze wordt gezet, zodat het daarna hopelijk weer met een fris gemoed op gang kan komen.
Rond het Eurovisie Songfestival van 2022 in Turijn, komt het verhaal tot een climax. De Nederlandse deelneemster S10 lijkt daar hoge ogen te gaan gooien met het gevoelige lied De Diepte. En haar persoonlijke verhaal, waar de verzamelde entertainmentjournalisten maar geen genoeg van krijgen, sluit daar perfect bij aan. Als tiener kampte zangeres Stien den Hollander met ernstige mentale problemen. Op haar eenentwintigste heeft ze die overwonnen en is ze uitgegroeid tot een gelouterde jonge vrouw, die zich nu ieders hart in gaat zingen. Alleen, dat is precies wat het is: een verhaal.
Een afgeronde vertelling, met een kop en een staart. Over een uitdaging die is aangegaan en overwonnen. In de trant van: Stien was ziek en nu is ze beter. ‘En ze leefde nog lang en gelukkig’, zegt haar manager en steun en toeverlaat Froukje Bouma erachteraan. De werkelijkheid is alleen veel minder eendimensionaal dan het verhaal dat ervan wordt gemaakt. Als dat Songfestival erop zit – deze documentaire van Linda Hakeboom en Rolf Hartogensis is dan een kleine twintig minuten onderweg – stapt de jonge zangeres uit Hoorn dus weer in de mallemolen van haar gewone bestaan.
Terwijl ze in televisieprogramma’s blijft beweren dat het ‘heel goed’ gaat, kampt ze ‘gewoon’ met de twijfels die nu eenmaal bij haar leven horen. S10 – Dat Het Goed Blijft Gaan Met Mij (69 min.) documenteert dit proces en maakt er, zo je wilt, ook weer een verhaal van. Geen Disney-productie weliswaar, maar een geladen en gestileerd portret. Waarin S10 op weg gaat naar een uitverkocht concert in de AFAS Live te Amsterdam en Hakeboom, die eerder een vergelijkbare documentaire maakte over Jett Rebel, ondertussen met Stien in haar getormenteerde verleden duikt.
In dat kader is zij als meisje te zien in een aflevering van het jeugdprogramma Taarten van Abel (2015), bezoekt ze beladen plekken uit haar jaren als ontwortelde tiener en ontmoet ze jeugdwerker Ewald Brouwer, die haar vroeger thuis bezocht. Het is een donkere ‘trip down memory lane’, die Stien duidelijk kruim kost en die ze zo nu en dan ook onderbreekt, om even op adem te komen. Intussen wordt haar getroebleerde jeugd weliswaar niet tot in detail opgelepeld, maar valt wel degelijk op te maken welk type wonden, butsen en schrammen zij probeert te helen met haar muziek.
Haar persoonlijke, breekbare en geladen werk biedt Stien geen ultieme verlossing, maar lijkt voor haar wel degelijk te fungeren als een proeftuin of uitlaadklep. Voor een jonge vrouw, die nog altijd zomaar in een afgrond lijkt te kunnen tuimelen, maar de wil en moed heeft om er, steeds weer, uit te klimmen. En dat lijkt voor de verandering – in de entertainmentbusiness wordt zo’n verhaal nu eenmaal vaak met de wereld gedeeld om een nieuw product of evenement te ondersteunen – nu eens niet te leiden naar een nieuw album of groot concert. Al staat S10 deze zomer natuurlijk wel op Pinkpop.
Wie in de Verenigde Staten eenmaal in de mallemolen van justitie terecht is gekomen, moet heel veel moeite doen om er nog uit te kunnen stappen. ‘Uit landelijke cijfers blijkt: hoe meer een kind in contact komt met het strafsysteem’, stelt jeugdrechter Sheila Calloway in Justice, USA (307 min.). ‘Hoe groter de kans dat hij erin blijft.’ Deze zesdelige serie probeert het complete speelveld in beeld te brengen, via een zogenaamde 360 graden-kijk op het justitiële systeem van Nashville, Tennessee, waar elke dag zo’n 1500 tot 1700 mensen vastzitten. Marshall Goldberg en Randy Ferrell volgen een jaar lang enkele zaken, portretteren de betrokken mensen en brengen zo zowel de knelpunten in beeld als de momenten waarop de rechtsgang juist wel goed lijkt te werken.
Ze introduceren bijvoorbeeld Teresa Waters, een Afro-Amerikaanse vrouw die haar overspelige – althans dat is haar lezing van het verhaal – vriend John heeft bedreigd met een wapen. Zij zegt dat het zelfverdediging was, hij houdt staande dat hem weinig te verwijten valt. John heeft heel wat te verliezen: na een detentie van ruim elf jaar zit hij nog in zijn proeftijd. Als hem nu iets ten laste wordt gelegd, kan hij zomaar weer voor een hele tijd achter de tralies verdwijnen. De twee (ex-)geliefden zullen elkaar de navolgende periode afwisselend aantrekken en afstoten, ook voor de rechter. Intussen is ook Jerome, de voormalige echtgenoot van Teresa, nog in het spel. Hij heeft weliswaar een contactverbod, maar maakt haar het leven nog altijd zuur.
Via deze en andere casussen laat Justice, USA zien dat een detentie slechts zelden op zichzelf staat. De zaak van het zeventienjarige meisje Diamond Lewis maakt dat pijnlijk duidelijk. Zij zit al bijna twee jaar vast, vanwege een beroving die is uitgemond in moord. Diamond wordt als volwassene berecht en gaat akkoord met een schikking van 25 jaar gevangenisstraf. Zo ongeveer tegelijkertijd wordt haar vijftienjarige broertje Shubbie doodgeschoten. Haar vader Latherio Fizer en oudere broer Kethario zitten intussen ook vast. En in de vrouwengevangenis wordt Diamond opgevangen door Jessica Herman, een alleenstaande moeder met drie zoons die al bijna twee jaar in een cel zit. Zij heeft eerder dan weer een tijdje samengezeten met Diamonds moeder.
Bij de kapper komt het in de jeugdgevangenis intussen tot een confrontatie tussen de zeventienjarige Caleb Williams, lid van de plaatselijke 23-bende, en zijn leeftijdsgenoot Tristan, die al ruim een jaar vastzit voor een dubbele moord. En daarbij is dan weer een vriend van Caleb overleden. Ook Tristan lijkt belast door het verleden. Zijn oma was verslaafd, zijn vader overleed toen hij zes maanden oud was en zijn (tiener)moeder zat zes jaar in de gevangenis. Zij heeft zich daarna gerehabiliteerd en is verpleegkundige geworden. Het is de vraag of haar zoon dezelfde kans krijgt. Als Tristan niet kan aantonen dat hij op die fatale dag uit zelfverdediging handelde, kan hij zomaar veertig jaar krijgen. Intussen probeert hij vanuit de cel toch maar zijn middelbare schooldiploma te halen.
Zulke verhalen beginnen al snel vertrouwd te voelen. Vrijwel iedere gedetineerde heeft z’n eigen problematiek: een gewelddadig verleden, verslaving óf psychische problemen. Van dat laatste is Zachary Brill een tragisch voorbeeld. Hij speelde als honkballer voor de Texas Rangers, maar ontwikkelde een schizoaffectieve stoornis. Als zijn broer overlijdt aan een heroïneoverdosis, draait Zachary helemaal door. Zijn moeder moet haar eigen pensioenpot nu als onderpand gebruiken om de borgsom te kunnen ophoesten, waarmee haar zoon weer kan vrijkomen en werken aan zijn herstel. Inmiddels is er voor aangehouden inwoners van Nashville met mentale problemen zoals Zachary een Behavioral Care Center geopend, waar stabilisatie en behandeling voorop staan.
De slotaflevering van deze stevige serie – die gaandeweg wat in herhaling vervalt, maar dat is op zichzelf ook wel weer treffend – concentreert zich op zulke alternatieven voor gevangenisstraf. Een herstelgesprek bijvoorbeeld tussen de familie van een dertienjarige jongen die een auto-ongeluk veroorzaakte en de nabestaanden van de man die daarbij overleed. Want zelfs in een typisch Law & Order-land zoals de Verenigde Staten beginnen ze zich te realiseren, in de woorden van Ruby Joyner van het Davidson County Sheriff’s Office, dat alleen repressie niet volstaat. Want: beschadigde mensen beschadigen mensen.