The Secret Life Of Uri Geller: Psychic Spy?

Springer Films

Hij zegt ’t met een stalen gezicht. ‘Ik kan je dit alleen vertellen omdat het programma inmiddels is vrijgegeven’, vertelt de Amerikaanse wetenschapper Russell Targ van het gerenommeerde Stanford Research Institute over de pogingen van de Amerikaanse veiligheidsdienst CIA om, midden in de Koude Oorlog, een gecrasht Sovjet-vliegtuig in Zaïre te traceren. Om er vervolgens bloedserieus aan toe te voegen: ‘Anders had ik jullie, nadat ik had verteld wie dit programma had gefinancierd, moeten doden.’

Welkom in een levensechte James Bond-film. Met zowaar een absolute hoofdrol voor ’s werelds beroemdste paragnost, Uri Geller. De Israëlische lepeltjesbuiger, helderziende en gedachtelezer zou jarenlang in het geheim voor enkele veiligheidsdiensten hebben gewerkt. Eerst voor de Mossad, daarna dus ook voor de CIA. De man wil – nee: kán – er zelf niets over kwijt in de documentaire The Secret Life Of Uri Geller: Psychic Spy? (91 min.) uit 2013, maar zegt steeds nét genoeg om de aandacht toch vast te houden.

Geller zou met zijn bijzondere gaven bijvoorbeeld een essentiële rol hebben gespeeld bij de Israëlische aanval op het Oegandese vliegveld van Entebbe in 1976, waarbij de Joodse passagiers van een gekaapt vliegtuig konden worden bevrijd. Daarover zegt hij dan: ‘Wat ik lees en hoor is dat ik radarsystemen tot aan Entebbe heb uitgeschakeld tijdens de bestorming, waarbij de broer van Benjamin Netanyahu is omgekomen. Zo zouden de Israëlische vliegtuigen veilig hebben kunnen landen in Entebbe.’

Maar dat heb je dus niet van hem. Filmmaker Vikram Jayanti moet de bevestiging van dit soort sterke verhalen dus elders halen. Bij wetenschappers van de prestigieuze Stanford University, zoals Russell Targ en zijn collega-natuurkundige Hal Puthoff, astronaut Edgar Mitchell, enkele oud-CIA-medewerkers en legerofficieren én de Israëlische premier Benjamin Netanyahu. Zij ondersteunen, direct dan wel indirect, Gellers suggesties. Want hij mag dan de schijn tegen hebben, wellicht heeft wel de waarheid aan zijn zijde.

Jayanti lardeert zijn zoektocht door de wereld van psyops met een wirwar aan ludieke muziekjes: van het Peter Gunn Theme en de soundtrack van The X Files tot het Mission Impossible-deuntje en – natuurlijk – dat uit duizenden herkenbare James Bond-thema. Daarmee relativeert hij zijn eigen bevindingen, die hem ook nog brengt bij de Hollywood-komedie The Men Who Stare At Goats (2009), waarin een Amerikaanse legereenheid wordt opgevoerd die gebruik maakt van paranormale tactieken en zo geiten doodt.

Dat kolderieke idee blijkt zowaar een snipper van een flinter van een kern van waarheid te bevatten: tijdens een wetenschappelijk experiment zou een helderziende in staat zijn geweest om de hartslag van een rat zo te vertragen dat die eraan overleed. En als dat inderdaad echt is gebeurd, zouden zo dan ook politieke rivalen om zeep kunnen worden geholpen? Naar het antwoord op die vraag blijft het gissen. Omdat a) het nooit is gebeurd. b) dit helemaal niet kan. Of c) dat zo geheim is dat niemand ‘t ooit zal toegeven.

En dus blijft ook ná het bekijken van deze vermakelijke film in nevelen gehuld of Uri Geller daadwerkelijk een paranormaal begaafde superspion is – of toch een charlatan, die weer een nieuwe manier heeft gevonden om zichzelf in het middelpunt van de belangstelling te plaatsen.

Connected

SkyShowtime

Als de Russische oppositieleider Aleksej Navalny begin 2021 wordt gearresteerd, kiest de man die hem al jaren openlijk steunt, Dmitry Borisovitsj Zimin, de vlucht naar voren. Hij verlaat zijn geboorteland en zal er ook nooit meer terugkeren. Binnen een jaar is ‘Dim’ er zelfs helemaal niet meer. De bijna negentigjarige oprichter van de telecomgigant VimpelCom, het eerste Russische bedrijf op de beurs van New York, heeft voor een zachte dood gekozen, op zijn eigen voorwaarden.

In de interessante documentaire Connected (105 min.) van Vera Krichevskaya vertelt zijn veel jongere vriend en compagnon Augie Fabela hun verhaal. Samen gingen ze halverwege de jaren negentig, toen de Sovjet-Unie uiteen was gevallen en de aartsvijanden van de Koude Oorlog toenadering zochten tot elkaar, met hun startup naar de beurs. De Rus Zimin en de Amerikaan Fabela, een kind van Mexicaanse en Colombiaanse immigranten, werden vrienden voor het leven.

Later kregen ze met hun bedrijf te maken met nietsontziende Russische criminelen, die uit waren op hun geld, en werden ze geconfronteerd met een nieuwe autocratische leider, Vladimir Poetin, en de corrupte clan die zich daaromheen verzamelde. Rusland begon, op een totaal andere manier, net zo’n totalitaire staat te worden als de Sovjet-Unie. Zimin trok er zijn conclusies uit. Hij verliet de business en besloot zijn aanzienlijke fortuin beschikbaar te stellen voor goede doelen.

Met deze terugblik op zijn opmerkelijke leven belicht Krichevskaya tevens de geschiedenis van de Sovjet-Unie en Rusland. In 1935 werd Zimins vader gearresteerd. Hij zou sterven in een strafkamp. Na de dood van de destijds almachtige leider Jozef Stalin in 1953, ontving zijn familie zowaar een rehabilitatieformulier. Dims moeder kreeg ook nog enkele maanden salaris van haar echtgenoot overgemaakt. ‘Ik weet niet of het tragisch was, of een farce’, herinnerde hun zoon zich later.

Het lot van zijn vader zou een enorme vastberadenheid losmaken in Dmitry Zimin. ‘We zullen nooit ergens komen’, hield de man, die ooit werd opgeleid als ingenieur en jarenlang werkzaam was in het militair-industriële complex, zijn gehoor voor tijdens een speech in 2011, ‘als we geen respect ontwikkelen voor afwijkende meningen.’ En daaraan zal hij ook het finale deel van zijn leven wijden, bezegeld met een allerlaatste reis met zijn vrouw Maya op hun zeiljacht.

En daar komt Augie, die op latere leeftijd zowaar politieagent is geworden, hem natuurlijk opzoeken. Ook bij hem kruipt het bloed waar ’t niet gaan. Als Rusland Oekraïne binnenvalt, kort na Dims dood, komt Fabela in actie – vast ook om zijn hartsvriend te eren.

Hollywood On Trial

Kanopy

Bent u nu lid, of bent u in het verleden ooit lid geweest, van de Communistische Partij? De vraag zelf is bedoeld als beschuldiging – of de ondervraagde er nu (bevestigend) op antwoordt of niet. Erg veel kans daartoe krijgt ie overigens ook niet. De vragensteller hamert de respons direct af als die hem niet bevalt.

De House Committee Of Un-American Activities (HUAC) is in 1947 communistische infiltratie van Hollywood op het spoor en roept in dat kader allerlei vertegenwoordigers van de Amerikaanse filmindustrie op als getuige en/of verdachte. Enkele principiële regisseurs, acteurs en scenarioschrijvers, die bekend zullen komen te staan als de Hollywood Ten, zijn er in het begin nog van overtuigd dat ze kunnen aantonen dat de uitgangspunten van deze congrescommissie niet stroken met de grondwet. Sterker: dat het on-Amerikaans is om zo iemands persoonlijke overtuigingen te attaqueren.

Zij zullen echter van een koude kermis thuiskomen. Terwijl de Verenigde Staten alsmaar meer in de ban raken van de Koude Oorlog wordt elke vorm van rede terzijde geschoven. Die linkse filmbusiness moet keihard aangepakt worden. Een heksenjacht is aanstaande. Alles wat naar communisme riekt wordt kaltgestellt. De jacht op het rode gevaar zal enkele jaren later zelfs nog een inktzwarte reprise krijgen onder leiding van een nietsontziende communistenjager, de Republikeinse senator Joe McCarthy. Terwijl de Hollywood Ten excessen zoals het McCarthyisme juist had willen voorkomen.

In de voor een Oscar genomineerde documentaire Hollywood On Trial (102 min.) uit 1976 kijkt David Helpern Jr. samen met enkele hoofdrolspelers terug op deze periode, die hun leven en loopbaan volledig heeft ontwricht. Voor menigeen wacht na HUAC de zwarte lijst en gevangenis. De scenaristen Jack Howard Lawson en Dalton Trumbo worden bijvoorbeeld veroordeeld voor minachting van het Amerikaanse congres. ‘Wat mij betreft was dat een volkomen terecht vonnis’, stelt Trumbo bijna dertig jaar later. ‘Ik had niets dan minachting voor het congres. En dat is sindsdien niet meer veranderd.’

De congrescommissie dwingt Hollywood op de knieën. Filmbonzen zoals Louis B. Mayer, Walt Disney en Jack Warner participeren deemoedig in de hoorzittingen. En de acteurs Gary Cooper, Robert Taylor en de latere president Ronald Reagan, destijds voorzitter van de Screen Actors Guild, schuiven eveneens aan bij HUAC, waar natuurlijk ook FBI-directeur J. Edgar Hoover, die achter elke boom een communist ziet, een duit in het zakje komt doen. En zij die in de beklaagdenbank belanden, worden voor een eenvoudige keuze gesteld: zwijgen en op de blaren zitten of spreken en anderen erbij lappen.

Hoewel de film, waarvoor Hollywood-regisseur John Huston als verteller fungeert, inmiddels een halve eeuw oud is en gebeurtenissen belicht die zich zelfs bijna tachtig jaar geleden hebben voorgedaan, is het niet moeilijk om parallellen met het heden te zien. Dit besmette verleden leert dat het publiekelijk aan de schandpaal nagelen van prominente andersdenkenden onvermijdelijk ook anderen monddood maakt – en dat het heel lang duurt voordat de maatschappelijke schade daarvan is gerepareerd. Los nog van de schade die de openbaar aangeklaagden individueel is toegebracht.

The Promise

Cinema Delicatessen

De beloofde onafhankelijkheid kwam er nooit. West-Papoea werd het slachtoffer van een schimmige deal tussen Nederland en de voormalige Nederlandse kolonie Indonesië, die onder druk van de Verenigde Staten en in de hoogtijdagen van de Koude Oorlog tot stand was gekomen. In mei 1963 werd de Papoea-bevolking vervolgens opgeschrikt door Indonesische troepen, die de heerschappij in West-Papoea, het voormalige Nederlands Nieuw-Guinea, met veel machtsvertoon overnamen. Ruim zestig jaar later gaat het Papoease volk nog altijd gebukt onder het juk van Indonesië, dat hen met harde hand regeert en elke vorm van verzet bruut de kop indrukt.

In The Promise (115 min.) reconstrueert Daan Veldhuizen hoe de Nederlandse belofte aan West-Papoea ooit werd gedaan en gebroken. Daarmee wordt deze documentaire een soort zusterfilm van In-Soo Radstake’s Indië Verloren… (2023). Nauwgezet stoft Veldhuizen een vrijwel vergeten hoekje van Neerlands koloniale geschiedenis af. Want hoewel de naar schatting tweeduizend Nederlanders met een Papoea-achtergrond alsmaar aandacht vragen voor het onrecht dat hen is (en door Indonesië nog altijd wordt) aangedaan, krijgen ze die zaak maar niet goed over het voetlicht gebracht, vertellen ze in deze ontluisterende film. Er is altijd een andere, nog nét iets urgentere kwestie.

Met prachtig, gerestaureerd 35 mm-archiefmateriaal toont Veldhuizen intussen hoe die dekselse Nederlanders zich ooit, met al hun superioriteitsgevoelens, in West-Papoea meldden, om de inheemse bevolking – primitievelingen, koppensnellers, kannibalen, als je de verhalen mocht geloven – eens te gaan civiliseren. Hij kan bovendien terugvallen op interviews met Nederlandse politici, diplomaten en goeddoeners uit die tijd. ‘Onze opdracht was om deze mensen op te voeden, ze uit de misère van het stenen tijdperk te halen, waarin zij tot nog toe geleefd hadden’, zegt één van deze ‘white saviors, die zich er ook niet voor schaamden om de schedels van de inboorlingen op te meten.

Het is een wrange geschiedenis die in 1962 tot een pijnlijke conclusie werd gebracht met de overdracht van Nederlands Nieuw-Guinea aan Indonesië. De belofte dat er een volksraadpleging zou komen onder de Papoease bevolking bleek helemaal niets waard. Een kleine zestig jaar na dato moet de Nederlandse journaliste Julia Jouwe echt de archieven in om alle achtergronden van die kwestie te kunnen vatten. Duidelijk is dat Indonesië in de optiek van de Verenigde Staten onder geen beding communistisch mocht worden. Anders zouden andere landen, volgens de zogenaamde Dominotheorie, al snel volgen. En dus moest Indonesië’s claim op Nieuw-Guinea blijkbaar worden ingewilligd.

Min of meer tegelijkertijd wierp prins Bernhard zich, namens de illustere Bilderberggroep, op als belangenbehartiger voor westerse bedrijven, die een aardige grijpstuiver dachten te kunnen verdienen aan goud- en koperwinning op het eiland in de Grote Oceaan. Intussen raakten de belangen van de Papoease bevolking steeds verder buiten beeld. Vele generaties later is daarin nauwelijks iets veranderd en lijkt de situatie in West-Papoea nog even slecht als altijd. Papoease Nederlanders spreken zich uit over dit onrecht, dat met The Promise zeer overtuigend wordt geagendeerd. Het wordt tijd dat Nederland zijn oorspronkelijke toezeggingen nakomt, vinden zij. Belofte maakt immers schuld.

Stasi FC

Sky

De hegemonie van Dynamo Dresden is Erich Mielke al enige tijd een doorn in het oog. De beruchte baas van de Stasi, de alomtegenwoordige inlichtingendienst van de Duitse Democratische Republiek (DDR), loopt in december 1978 hoogstpersoonlijk de kleedkamer van de grote concurrent binnen. Hij heeft een heldere boodschap: jullie hebben met Dresden je jaren aan de top van de Oberliga nu wel gehad, het is tijd voor een andere kampioen: de Berliner Dynamo FC (BFC), een echte Stasi-club.

Erich Mielke geldt als een cruciale figuur in Oost-Duitsland (1949-1990), de communistische heilstaat die na de Tweede Wereldoorlog is ontstaan.  De ene helft van de bevolking rapporteert er als informant aan zijn almachtige veiligheidsdienst over de andere helft – en andersom. Zoals ’t een man met enorme geldingsdrang betaamt, wil Mielke die totale dominantie – net als bijvoorbeeld Silvio BerlusconiPablo Escobar en Benjamin Netanyahu – ook uitdrukken via een succesvolle voetbalclub.

In de boeiende historische documentaire Stasi FC (87 min.) ontleden Daniel GordonArne Birkenstock en Zakaria Rahmani hoe sport in de DDR zo, in de laatste fase van de Koude Oorlog, schaamteloos wordt ingezet voor politieke doeleinden en macht intussen wordt gebruikt om sportieve successen te behalen. Terwijl Dynamo Berlin de kampioenschappen aaneenrijgt in de jaren tachtig – waarbij Mielkes team de scheidsrechters, zacht gezegd, niet tegen heeft – wordt de sportieve concurrentie doelbewust verzwakt.

Exemplarisch is het tragische relaas van Gerd Weber. De middenvelder van BFC’s grote concurrent Dynamo Dresden wordt in 1981 bij een uitwedstrijd in Enschede benaderd of hij samen met twee medespelers wil overlopen naar het westen. Ze bieden hen een contract aan in West-Duitsland, bij FC Köln. De mannen die hem proberen te verleiden tot een overstap blijken in werkelijkheid Stasi-medewerkers te zijn. Weber wordt opgepakt en bestempeld tot verrader. Hij is pas 25, maar zijn voetbalcarrière zit er al op.

Andere spelers die een poging wagen om achter het IJzeren Gordijn vandaan te komen, zoals de BFS-spelers Falko Götz en Dirk Schlegel, worden tot staatsvijand verklaard en op alle mogelijke manieren in verlegenheid gebracht. Het zijn tragische verhalen die eerder al hun weg hebben gevonden naar het boek The People’s Game van de Britse historicus Alan McDougall. Hij plaatst, net als oud-Stasi medewerker Harald Wittstock, alle persoonlijke verwikkelingen nog eens in hun maatschappelijke context.

Terwijl Dynamo Berlin ondertussen met elk volgend kampioenschap meer wordt gehaat, als sportieve representant van een gevreesde politiestaat, dreigt het Oostblok zelf, de alliantie van communistische landen waarvan de DDR deel uitmaakt, ook uit elkaar te vallen. En als de Muur in 1989 daadwerkelijk valt en Oost- en West-Duitsland na verloop van tijd weer worden herenigd, dringt bij al die voetballers pas echt door hoe lang de arm van de Stasi, die staat in een staat, eigenlijk was: tot diep in de kleedkamer.

Stasi FC toont zo wederom aan dat sport een perfecte arena vormt voor het vertellen van een groot maatschappelijk verhaal en de bijbehorende kleine menselijke verhalen.

Churchill At War

Netflix

Zoals ze daar zitten, gebroederlijk naast elkaar op twee stoeltjes in Casablanca, lijken ‘t heel even twee heel gewone oude mannetjes, vrienden voor het leven wellicht, die samen genieten van het zonnetje. In werkelijkheid gaat ’t om twee beeldbepalende leiders uit lang vervlogen tijden, voor de gelegenheid ingekleurd. Om hen van de twintigste eeuw, waarin ze allebei een prominente rol speelden, naar de éénentwintigste te tillen. De één zit er breed glimlachend bij, ogenschijnlijk een gulle politicus. De ander kijkt enigszins zuinig, het toonbeeld van de onverzettelijke leider.

De Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt en Britse premier Winston Churchill hebben elkaar, na even zoeken, gevonden in hun strijd tegen nazi-Duitsland en Japan. Er is zowaar iets van vriendschap ontstaan, betogen enkele historici in Churchill At War (235 min.). Die krijgt echter al snel een serieuze knauw als de Russische leider Stalin zich tijdens een volgende top in Teheran bij het duo voegt en de leider van het grote Britse rijk het mikpunt van spot wordt. Daar, in die ‘schoolpleindynamiek’ van 1943, wordt al de basis gelegd voor de naoorlogse wereld en de Koude Oorlog.

Zulke sfeertekeningen behoren tot de pluspunten van deze vierdelige historische serie, waarin regisseur Malcolm Venville traditionele documentaire-elementen zoals authentiek (hoewel dus ingekleurd) archiefmateriaal en commentaar daarbij van bekende historici zoals Douglas Brinkley, Dan Snow en Jon Meacham, Churchills kleindochter Emma Soames en de prominenten Boris Johnson, George W. Bush en David Petraeus ‘verrijkt’ met uitgebreide gedramatiseerde scènes, waarin de Britse acteur Christian McKay het larger than life-personage Winston Churchill vertolkt.

En daar, bij die combinatie van non-fictie en fictie, wringt ’t ook meteen. Want die twee komen, zoals wel vaker, slechts zelden geloofwaardig bij elkaar. De Churchill van McKay blijft te allen tijde een rol. Ook doordat hij, samen met Venville, soms echt het clichébeeld van de man opzoekt: de moeilijk kijkende bullebak, met z’n hoed, vlinderstrik en die eeuwige sigaar, die regelmatig onbehouwen uit de hoek komt, maar ‘t eigenlijk niet zo slecht meent en ‘t in elk geval als beste weet. Het is de Winston Churchill die al in talloze dramaproducties is opgetekend. Meer icoon dan mens.

Uit ‘s mans nalatenschap zijn bovendien vijf miljoen gepubliceerde en zes miljoen uitgesproken woorden gedestilleerd, meldt Churchill At War bij aanvang trots. Die hebben, zo nodig met kunstmatige intelligentie omgezet in audio, hun weg gevonden naar een narratief over een geboren leider met een vooruitziende blik: hij herkende al heel vroeg het gevaar van Adolf Hitler, muntte de term ‘Het IJzeren Gordijn’ en had wellicht zelfs voorzien, of erop gespeculeerd, dat hij zelf postuum alleen nog maar aan belang zou winnen.

Soundtrack To A Coup D’Etat

Imagine

Drie dagen voordat de onafhankelijkheid van de Belgische kolonie Congo wordt uitgeroepen op 30 juni 1960, privatiseert België nog gauw Union Minière, het mijnbedrijf dat wordt beschouwd als de motor van Congo’s economie. Patrice Lumumba, de eerste premier van het Afrikaanse land, houdt bij de officiële onafhankelijkheidsceremonie, ten overstaan van de Belgische koning Boudewijn, een vlammende speech over de spot, beledigingen en slaag die zijn volk heeft moeten doorstaan. ‘Omdat we n***** waren.’ Ruim een half jaar later is hij dood, vermoord onder nooit helemaal opgehelderde omstandigheden.

Om westerse economische belangen, in de vorm van Congo’s grondstoffen, te beschermen en geen land te verliezen in de Koude Oorlog met de communistische aartsrivaal, de Sovjet-Unie, probeert de Amerikaanse buitenlandse veiligheidsdienst CIA dan al enige tijd de onafhankelijkheidsstrijd van Congo te beïnvloeden. De Amerikanen willen de lastpost Lumumba neutraliseren en sluiten daarom al snel een geheime alliantie met zijn rivaal Joseph-Désiré Mobutu. Die zal vanaf 1965 ruim dertig jaar aan de macht zijn in het Afrikaanse land, dat dan op zijn gezag voortaan Zaïre wordt genoemd.

In Soundtrack To A Coup D’Etat (150 min.) paart documentairemaker Johan Grimonprez deze onverkwikkelijke geschiedenis aan de muziek van Amerikaanse jazzgrootheden zoals Dizzy Gillespie, Louis Armstrong, Duke Ellington, Nina Simone en Thelonious Monk. Zij vormen een brug naar de strijd die Malcolm X in die tijd voert om de maatschappelijke positie van Afro-Amerikanen te verbeteren. Die voelen zich op hun beurt gesteund door de ontwikkelingen in Afrika, dat zich lijkt te ontwikkelen tot een United States Of Africa waar zwarte mensen over hun eigen lot mogen beschikken.

Intussen worden Armstrong en zijn muzikale begeleiders in 1960 letterlijk op tournee naar Congo gestuurd als de spanningen daar hoog oplopen. Louis Armstrong voelt zich naderhand misbruikt in de strategische oorlogsvoering om Congo. Hij is ingezet als een bliksemafleider, om de aandacht weg te houden bij de machinaties van de Amerikaanse veiligheidsdiensten en om de Congolese bevolking gunstig te stemmen over de Verenigde Staten. Na afloop dreigt de vermaarde zanger, trompettist en bandleider zelfs om zijn Amerikaans staatsburgerschap in te leveren en te emigreren naar Ghana.

Grimonprez vervat al deze verwikkelingen in een soepele stroom van krantenkoppen, nieuwsbeelden, interviewfragmenten en citaten, waaronder voorgelezen fragmenten uit de boeken My Country, Africa van de Afrikaanse feministe Andrée Blouin, Congo Inc. van de Congolese schrijver In Koli Jean Bofane en To Katanga And Back van de speciale afgevaardigde van de Verenigde Naties voor Congo, Conor Cruise O’Brien. Zo ontstaat een uitstekend gedocumenteerde reconstructie van een staatsgreep, die ruim zestig jaar later nog altijd doorwerkt in het hedendaagse Congo.

Dampende jazzperformances geven de film een emotionele onderlaag, zorgen voor een soms broodnodig intermezzo of fungeren als slagroom op de lang niet altijd smakelijke taart in deze lange, maar zeer knap gemaakte film over een cruciale gebeurtenis in de recente Afrikaanse historie, die één van de lelijkste kanten van de Koude Oorlog blootlegt.

This Film Is Not Yet Rated

IFC Uncut

Geweld is doorgaans geen enkel probleem, maar zodra het riekt naar seksualiteit – in het bijzonder de vrouwelijke beleving daarvan, of erger nog: homoseksualiteit – komt de Amerikaanse filmkeuringsorganisatie Motion Picture Association of America van Jack Valenti direct in actie. Dat mag alleen geen (zelf)censuur genoemd worden.

Valenti’s MPAA wil ook niet bekend maken wie er betrokken zijn bij de keuring van een bepaalde film. En de commissieleden zwijgen zelf doorgaans, onder druk van de organisatie, ook als het graf. Documentairemaker Kirby Dick huurt voor deze docu uit 2006 dus enkele privédetectives in om te ontdekken wie er betrokken zijn bij de ‘rating’ van films.

Zij brengen de censuur, die is vermomd als zelfregulering door de industrie zelf, in de praktijk. Bingham Ray van de filmproductiemaatschappij October Films maakt van zijn hart geen moordkuil in This Film Is Not Yet Rated (98 min.). ‘Volgens mij is het een fascistisch systeem’, zegt hij fel. Even later gevolgd door: ‘Wij hebben die lui maar te pleasen!’

Dick plaatst MPAA in de historie van Hollywood, dat gedurig te maken kreeg met politieke bemoeienis, op het hoogtepunt van de Koude Oorlog zelf zwarte lijsten aanlegde en sinds enige tijd in de ban is van een nieuwe preutsheid. Een film die de grenzen opzoekt krijgt daardoor al snel de beoordeling NC-17 en kan daarna alleen door achttienplussers worden bekeken.

Hij laat tevens filmmakers zoals Kimberly Peirce (Boys Don’t Cry), John Waters (A Dirty Shame), Mary Harron (American Psycho) en Atom Egoyan (Where The Truth Lies) aan het woord over hoe zij omgingen met de wensenlijst van Valenti’s club. Ze hadden in wezen geen keuze. Een film niet aanpassen betekent doorgaans het publiek ervoor serieus beperken.

‘Wij hebben doelbewust materiaal laten zitten dat we helemaal niet nodig hadden voor de scène’, vertelt South Park-bedenker Matt Stone over hoe ze een uitzinnige seksscène in de animatiefilm Team America er toch doorheen probeerden te krijgen. ‘Zodat ze wat hadden om eruit te knippen en het gevoel kregen dat zij ook hun plasje erover hadden kunnen doen.’

Kirby Dick laat intussen met allerlei hitsige, enge en hilarische erotische scènes – zo nu en dan gematcht met expliciete(re) gewelds- en actiescènes – zien hoe de keuringscommissie met twee maten meet. Ook als het alleen om erotiek gaat is de MPAA helder: zolang een man ‘gewoon’ plezier heeft met een vrouw is er niets aan de hand, anders volgen er restricties.

Deze documentaire maakt dat onrecht letterlijk zichtbaar en kan, na de enigszins flauwe zoektocht naar individuele keurders, dan ook maar op één manier eindigen: bij de MPAA. Als de film die nog niet is ingeschaald dan toch zal worden beoordeeld. Problemen verzekerd.

Turning Point: The Bomb And The Cold War

Netflix

Zonder Koude Oorlog geen Vladimir Poetin, betoogt aflevering 1 van Turning Point: The Bomb And The Cold War (619 min.). Zo bezien is de Russische inval in Oekraïne een logisch gevolg van de geopolitieke ontwikkelingen sinds grofweg de Tweede Wereldoorlog. Dat punt hamert regisseur Brian Knappenberger, die in 2021 ook de ambitieuze vijfdelige serie Turning Point: 9/11 And The War On Terror afleverde, er steeds in. Elke aflevering van deze nieuwe serie begint in het hier en nu en daalt vervolgens af in het verleden.

Op die manier bestrijkt Knappenberger de gehele Koude Oorlog: van hoe de communistische ideeën van Marx en Engels aan het begin van de twintigste eeuw het fundament vormen onder de Sovjet-Unie tot het uiteenvallen daarvan begin jaren negentig, het vermeende eindpunt van de oorlog. Turning Point is dan zeven afleveringen onderweg en heeft alle bekende thema’s van de Koude Oorlog behandeld: Oppenheimers atoombom, het genadeloze Stalinisme, de angst voor een nucleaire oorlog, het IJzeren Gordijn, de Berlijnse muur, het McCarthyisme, stress rond de Cubacrisis, de wapenwedloop, Nixons détente en Reagans ‘evil empire’, Sovjet-dissidenten, ‘Star Wars’, de kernramp in Tsjernobyl, de Poolse vakbond Solidariność, glasnost en perestrojka, het Plein van de Hemelse Vrede in Beijing en de val van de Muur.

Het zijn onderwerpen waarover al uit en te na is gepubliceerd, maar die nu nog eens netjes op een rij worden gezet, zijn verlevendigd met archiefbeelden en worden uitgediept door een uitgelezen verzameling historici, beslissers en direct betrokkenen. Het interessantst wordt de serie als de grote geschiedenis gewone mensen raakt. Overlevenden van Hiroshima en Nagasaki. De zoon van Julius en Ethel Rosenberg, het Amerikaanse echtpaar dat vanwege hoogverraad ter dood is gebracht. De achterkleindochter van de Russische leider Nikita Chroesjtsjov, Nina. Een Oscar-winnende actrice, Lee Grant, die vanwege communistische sympathieën in de ban wordt gedaan. Pentagon Papers-klokkenluider Daniel Ellsberg. En de dappere Litouwse man die tijdens de onafhankelijkheidsstrijd een Russische tank weerstaat.

Als Brian Knappenberger de Sovjet-Unie uiteindelijk heeft laten verschrompelen, blijven er nog twee afleveringen van Turning Point over om de opkomst te schetsen van een nieuwe leider die, gefrustreerd over het uiteenvallen van het grote Russische Rijk en vastbesloten om die historische fout met alle mogelijke middelen recht te zetten, de verhoudingen tussen Oost en West weer ouderwets op scherp zal zetten. Deze lijvige serie brengt daarmee niet zozeer nieuw terrein in kaart, maar probeert vooral verband aan te brengen tussen allerlei verschillende verhaallijnen die gezamenlijk de verhoudingen in de hedendaagse wereld hebben bepaald.

Indië Verloren… Selling A Colonial War

Periscoop Film

Onze jongens gingen de lokale bevolking helpen. Zo probeerde de Nederlandse regering de oorlog in Indonesië, dat zich na de Tweede Wereldoorlog los wilde maken van de westerse kolonisator, tenminste jarenlang te framen. En gevechtshandelingen door Nederlandse troepen werden, in een opzichtige poging om de geschiedenis te falsificeren, verkocht als een binnenlandse aangelegenheid: ‘politionele acties’.

In Indië Verloren… Selling A Colonial War (131 min.), onlangs bekroond met de Beeld & Geluid IDFA ReFrame Award, onderzoekt In-Soo Radstake de pijnlijke geschiedenis van Nederlands Indïe, die in de jaren 1947-1949 tot een climax komt tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog. Het Nederlandse leger, waaronder veel dienstplichtigen, heeft zich daarbij schuldig gemaakt aan oorlogsmisdaden. Ruim een halve eeuw later komen daarvan echter pas de eerste beelden naar buiten. Decennialang heeft niemand, een enkele klokkenluider daargelaten, zijn vingers eraan durven te branden.

Met een bulk aan onthullend, inzichtelijk en ontluisterend beeld- en geluidsmateriaal, van commentaar voorzien door onafhankelijkheidsstrijders en Nederlandse en Indonesische veteranen en ingekaderd met behulp van Indonesische, Amerikaanse, Australische en Nederlandse historici en onderzoekers, waadt Radstake behoedzaam door het stinkende moeras dat is ontstaan rondom een ogenschijnlijk best eenvoudig conflict tussen een westerse kolonisator en een kolonie die zich na eeuwenlange overheersing eindelijk los wil maken.

De situatie wordt echter ernstig bemoeilijkt door de weerspannigheid van de Nederlandse overheid (niet gehinderd door de slaafse pers), politieke strubbelingen binnen Indonesië zelf en de gespannen internationale verhoudingen. Na de Tweede Wereldoorlog, waarin de Aziatische eilandstaat bezet is geweest door Japan, breekt vrijwel direct de Koude Oorlog uit en begint bij de Verenigde Staten en andere westerse mogendheden de zogenaamde Dominotheorie opgeld te doen. Indonesië mag dus in geen geval in communistische handen vallen.

Indië Verloren… lijkt soms bewust ruw gemonteerd en laat zien dat de deskundigen ook niet altijd alle kennis direct paraat hebben, soms even de tijd moeten nemen om iets op te zoeken of door de filmmaker nadrukkelijk worden geïnstrueerd of ingefluisterd. De functie daarvan is niet helemaal helder – of het moet bedoeld zijn als bewijs dat het hier om een gecompliceerde geschiedenis gaat, die alle betrokkenen noopt om de verschillende gebeurtenissen, denkbeelden en ontwikkelingen op kousenvoeten te doorlopen.

Ruim 75 jaar na dato blijkt de term ‘oorlogsmisdaden’, ondanks excuses van de Nederlandse regering, bijvoorbeeld nog altijd zeer gevoelig te liggen. En ook in Indonesië verkiest menigeen een eenvoudig heldenverhaal boven de diffuse en soms ook gewoon ongemakkelijke waarheid, die in deze breed opgezette, stevig doortimmerde en ook nog steeds urgente film wél de ruimte krijgt. Want wie het verleden niet kent (of wil kennen), is gedoemd om dat te herhalen.

Dearest Fiona

Bantam

Bij elke creatieve uiting moet de som uiteindelijk meer zijn dan de delen. 1 + 1 = 3, zogezegd. Wat te maken dan van Dearest Fiona (100 min.)?

Verhaallijn A van deze archieffilm behelst beelden van het dagelijks leven in Nederland van pak ‘m 1890 tot 1920. De gelauwerde audiovisueel kunstenaar Fiona Tan, geboren in Indonesië, diepte ze op in het archief van Eye Filmmuseum. Meisjes in klederdracht. Mannen aan het werk op het land of in het water. Een molen, natuurlijk. Impressies van een land waar keihard moet worden gewerkt, zoveel is duidelijk. Ook – of juist – als de industrialisatie inzet. Het is een allang verdwenen wereld. In grofkorrelig zwart-wit. Groen-wit. Bruin-wit. Of overduidelijk ingekleurd. Stom, dat zeker. Zonder geluid. Of beter: pas later van geluid, foley, voorzien door de filmmaakster.

De B-lijn bestaat uit een serie brieven die Tan, als student aan de Gerrit Rietveld Academie te Amsterdam, in de periode 1988 – 1990 heeft ontvangen van haar vader uit Australië, het land waar ze zelf ook is opgegroeid. Ze hebben dertig jaar in de kast gelegen en zijn nu ingesproken door acteur Ian Henderson. ‘Liefste Fiona’, begint haar vader, die in 2016 is overleden, elke brief en meandert vervolgens losjes door wat hem zoal bezighoudt: wederwaardigheden van thuis, de huisdieren Heidi en Bunting, verwikkelingen op het werk en alles wat hem opvalt in de (inter)nationale politiek. Hij eindigt meestal met zoiets als ‘Keep well and tot ziens. Kisses from pop.’

En dan volgt alweer de volgende ingesproken brief van Fiona Tans vader. Ze zijn geschreven in een turbulente fase van de wereldgeschiedenis, toen de Koude Oorlog bijvoorbeeld naar z’n einde liep, en nu ogenschijnlijk lukraak geplaatst bij scènes van rietstekers, glasblazers, harmonieleden, veehouders of mannen en vrouwen aan de lopende band. Argeloze kijkers zoeken vast naar de meerwaarde van deze combinaties van beeld en tekst en tasten dan in het duister. Is er überhaupt een link? Of moet je de klik vooral in je hoofd maken bij deze vermenging van grote en kleine geschiedenis, van een wereld die voortdurend in beweging is en Tans familie, waar ook altijd wel wat gebeurt?

Soms lijken micro- en macroniveau daadwerkelijk samen te komen. Als Fiona blijkbaar een ansichtkaart met daarop de Amsterdamse gracht waar ze woont naar huis heeft gestuurd, reageert ‘pop’ direct: ‘De grachten zijn uiteraard innig verbonden met de Nederlandse geschiedenis en in grote mate ook met Indonesië’, schrijft de man, die als schooljongetje in Nederlands Indië over de kolonisator in het verre Europa moest leren. ‘Vanuit veel van deze handelshuizen werden de schepen naar Indonesië gestuurd, naar specerijeilanden om specerijen te kopen die in Europa met veel winst werden verkocht.’ Zo’n observatie krijgt echter nauwelijks een vervolg.

Fiona Tan legt de druk met deze stream of consciousness-achtige film nadrukkelijk bij haar publiek: dat zal er – de allereerste vertedering, fascinatie of nieuwsgierigheid voorbij – zelf betekenis aan moeten geven. Anders blijft 1 + 1 gewoon 2.

The Pigeon Tunnel

Apple TV+

Als filmmaker deinst Errol Morris er nooit voor terug om sterke en gecompliceerde persoonlijkheden te portretteren. Of ‘t nu gaat om de omstreden Amerikaanse oorlogsministers Robert McNamara en Donald Rumsfeld, een extreemrechtse stokebrand zoals Steve Bannon of Fred A. Leuchter, de man die beroepsmatig executieapparatuur ontwerpt en in een ‘rapport’ ook de Holocaust nog even ontkent. Het resulteert steeds weer in messcherpe, gelaagde documentaires.

De hoofdpersoon van het intrigerende portret The Pigeon Tunnel (92 min.) – de Brit David Cornwell, alias spionage- en thrillerauteur John le Carré (1931-2020) – is er dus eens goed voor gaan zitten en heeft zichzelf op scherp gezet. Voor een gesprek op niveau tussen twee heren – een ingenieus schaakspel, een enkele keer zelfs een genadeloos steekspel – dat wordt vereeuwigd met talloze camera’s. Zodat Morris ‘t op onnavolgbare wijze kan framen. Letterlijk en figuurlijk.

Hij kleurt de conversatie bovendien in met een dwingende soundtrack en lardeert die met een slimme combinatie van gedramatiseerde gebeurtenissen uit Le Carré’s leven en fragmenten uit verfilmingen van bestsellers zoals The Spy Who Came In From The Cold, Tinker Tailor Soldier Spy en Smiley’s People. Totdat er een geheel eigen wereld is ontstaan, vol verraderlijke valkuilen, dubbele bodems en gelogen waarheden, waarin het weer heerlijk verdwalen is. Ook voor de interviewer.

‘Misschien is dit wel degelijk een verhoor, misschien houd ik mezelf voor de gek’, zegt Errol Morris onderweg (quasi-)vertwijfeld tegen de meester van de spionageroman, die hij, met diens instemming, een ‘verfijnde poëet van zelfhaat’ noemt en een vorm van de waarheid probeert te ontfutselen. De gedistingeerde oudere heer voor zijn camera riposteert echter in stijl: ‘Ik kan me niet voorstellen dat je bij een verhoor of interview voor een deel ook niet op zoek bent naar jezelf.’

En door… verder The Pigeon Tunnel in, een titel die is ontleend aan John le Carré’s autobiografie en meteen als metafoor fungeert voor het leven als een eindeloze gang naar die fractie van een seconde waarop je kop eraf gaat. Naar het moment nu, om precies te zijn, waarop de auteur privédetectives inhuurde om zijn eigen vader, de beroepsoplichter Ronnie Cornwell, te laten onderzoeken. De man die hem als jongetje, voorgoed, binnenleidde in een wereld van dubbelspel, dekmantels en ‘dupes’.

Met zijn kenmerkende humor, scherpzinnigheid en bravoure bouwt Morris zo een getrapte vertelling op over de schrijver die, net als de geheimagenten die hij tijdens zijn jaren bij de Britse inlichtingendiensten MI5 en MI6 leerde kennen, verslaafd is geraakt aan verraad. Cornwell/Le Carré durft Morris desondanks recht in de ogen aan te kijken als hij uiteindelijk, ook aan zichzelf, lijkt te bekennen dat hij leeft door te schrijven. Ik ben een kunstenaar, klinkt ’t bijna verontschuldigend.

The Man Who Played With Fire

Discovery+

De Zweedse oud-diplomaat Jan Stocklassa, de hoofdpersoon van The Man Who Played With Fire (182 min.) en schrijver van het boek waarop deze vierdelige serie is gebaseerd, heeft zonder enige twijfel het zogenaamde Palme-virus. Zoals er in de Verenigde Staten een verbond van mannen is ontstaan die onvermoeibaar de moord op president John F. Kennedy in 1963 blijven onderzoeken, zijn amateurdetectives in Zweden al ruim dertig jaar in de ban van de moord op de progressieve premier Olof Palme op vrijdagavond 28 februari 1986. Zij bijten zich vast in wie Palme, na een bezoek aan de bioscoop in Stockholm, van achteren met een .357-Magnum revolver doodschoot – en wie daarvoor wellicht de opdracht heeft gegeven.

Stocklassa heeft daarbij een uitgesproken troef in handen gekregen: het archief van de vermaarde onderzoeksjournalist Stieg Larsson (1954-2004). Larsson, die internationale bekendheid verwierf als auteur van de Millennium-misdaadserie, was eveneens behept met het virus en heeft zich tien jaar lang vastgebeten in de Palme-moord. Zit het antwoord op de vraag wat er precies is gebeurd misschien verscholen in Larssons monnikenwerk? Was het de spreekwoordelijke ‘lone killer’? Of toch een samenzwering? En moest de oorsprong daarvan dan worden gezocht bij de Amerikaanse inlichtingendienst CIA? Of juist bij de Russische tegenhanger daarvan, de KGB?

Deze miniserie van Matt Rudge situeert de moord op Olof Palme, die aan beide uitersten van het politieke spectrum intens werd gehaat, aldus in het hart van de Koude Oorlog, terwijl de zaak ook verband zou kunnen houden met het Zuid-Afrikaanse Apartheidsregime (waarvan Palme een uitgesproken en invloedrijke tegenstander was). Jan Stocklassa fungeert als (soms net iets te) geroutineerde gids tijdens een tocht door de donkerste spelonken van de internationale politiek, waar spionnen, moordmakelaars en Zweedse extremisten elkaar zomaar kunnen hebben gevonden in een complot om Olof Palme te liquideren. Althans, als er inderdaad vuur is waar Stocklassa rook denkt te hebben waargenomen.

Rudge maakt gebruik van (verborgen camera)beelden van Stocklassa’s ontmoetingen met verdachten, kleedt diens zoektocht aan met stemmige reconstructiebeelden, een sinistere soundtrack en de verplichte cliffhangers en laat alle verwikkelingen bovendien inkaderen door bronnen zoals Palmes zoon Joakim, ’s mans stafchef Ulf Dahlsten, de Britse Labour-leider Neil Kinnock, een zoon van CIA-directeur William Colby en de Zuid-Afrikaanse anti-Apartheidsactivist Allan Boesak. Dit maakt al bij al een gedegen indruk, al is voor een buitenstaander nauwelijks vast te stellen welke informatie is ingekleurd, aangezet of simpelweg weggelaten.

De conclusies die Stocklassa uiteindelijk trekt in deze straffe geopolitieke thriller worden zeker niet door iedereen gedeeld en komen in elk geval niet overeen met de officiële lezing van de Zweedse justitie. Tijdens een omstreden persconferentie wees die op 10 juni 2020 ineens een inmiddels overleden verdachte aan en sloot vervolgens meteen ook het politieonderzoek officieel af. De maatschappelijke discussie over wie er waarom z’n ‘Palme-haat’ heeft omgezet in een brute wandaad – die enkele jaren geleden ook al zijn weg vond naar de Nederlandse documentaire Palme, Pappa En Ik – zal daardoor echter niet verstommen. Want tegen het Palme-virus is uiteindelijk maar één remedie: onomstotelijk bewijs wie er de trekker heeft overgehaald (en wie daarvoor eventueel de opdracht of het bevel heeft gegeven).

En zelfs dan…

Trailer The Man Who Played With Fire

Television Event

VPRO

Geen bloed. En geen verbrande lijken. De censoren van de Amerikaanse commerciële zender ABC lijken onverbiddelijk. Het is duidelijk dat zij geen idee hebben van wat de makers van die nieuwe ‘Saturday Night Movie’ proberen te bewerkstelligen. De filmcrew laat zich er in elk geval niet door weerhouden. Regisseur Nick Meyer en z’n team willen Amerika confronteren met de gevaren van een kernoorlog. Hun speelfilm The Day After wordt in 1983 een ongekend Television Event (86 min.) – en een prachtige metafoor voor de collectieve angst voor nucleaire verwoesting van de aarde.

‘In de jaren tachtig hadden Amerika en Rusland genoeg kernwapens om iedere man, vrouw en kind op aarde 54 keer te doden’, stelt Meyer, die even daarvoor nog een Star Trek-film heeft afgeleverd. ‘54 keer!’ Alle reden dus om het land wakker te schudden met een onvervalste ‘what if’-film. Alleen dreigt de licht ontvlambare filmmaker zelf een obstakel te worden. Tijdens het productieproces blijkt steeds weer dat waar Nick Meyer komt, ook ruzie komt. ABC Motion Pictures-onderdirecteur Stu Samuels ontwikkelt een serieuze vorm van ‘Nick-moeheid’ en overweegt om hem van de film af te halen.

Rondom die clashende ego’s ontwikkelt zich een discussie over of die film over gewone Amerikanen voor, tijdens en na een kernaanval er überhaupt moet komen. Is het meer dan ordinaire bangmakerij? Spelen ze grote vijand Rusland ermee in de kaart? De nieuw aangetreden regering van de ‘cowboy’ Ronald Reagan komt in elk geval met dwingende inhoudelijke suggesties. Blijkbaar is het idee van een film over een kernoorlog nog enger dan een echte kernoorlog. Intussen laait de Koude Oorlog, mede door Reagans retoriek over de Sovjet-Unie als ‘evil empire’, begin jaren tachtig ouderwets op. 

Via het voorbeeld van de controversiële kernoorlogsfilm belicht deze hele smakelijke reconstructie van Jeff Daniels intussen treffend de angst voor nucleaire destructie die als een grauwsluier over de jaren tachtig hangt (en die nu, gezien bijvoorbeeld de ontwikkelingen in Oekraïne, opnieuw uiterst actueel is). Totdat de regering Reagan toch maar toenadering zoekt tot de aartsvijand, om de ontspoorde wapenwedloop een halt toe te roepen – al is het de vraag of The Day After daarbij inderdaad zo’n prominente rol heeft gespeeld als Television Event, op toch wel typisch Amerikaanse wijze suggereert.

Missile From The East

Sky

‘Degner heeft een negatieve houding’, staat er te lezen in het ruim 350 pagina’s tellende dossier van de Oost-Duitse binnenlandse veiligheidsdienst Stasi. ‘De Partij heeft geprobeerd om hem te hervormen. Dit is niet gelukt…’ Als topsporter is motorracer Ernst Degner (1931-1983) tijdens de Koude Oorlog een belangrijk uithangbord voor de Duitse Democratische Republiek (DDR), de communistische heilstaat die na de Tweede Wereldoorlog is ontstaan.

Vanachter het IJzeren Gordijn proberen de Oost-Duitsers hun politieke idealen te bewaken en te verbreiden. Door zijn racecarrière kan Degner echter ook achter dat Gordijn kijken. Wat hij ziet bevalt hem wel. Als wereldtopper kan hij er in elk geval veel beter verdienen. En dat zint de machthebbers dan weer niet: de vermaarde motorcoureur mag niet ten prooi vallen aan het verfoeide kapitalisme. Van overlopen naar het westen kan natuurlijk al helemaal geen sprake zijn.

Justin Stokes reconstrueert in Missile From The East (91 min.) hoe het regime zicht probeert te houden op Ernst Degner. Daarbij wordt teruggegrepen op een beproefd middel: informanten. Een aanzienlijk deel van de Oost-Duitse bevolking, volgens schattingen zeker één op de vijftig mensen, wordt structureel ingezet om de rest in de gaten te houden. Terwijl Degner zich afvraagt hoeveel toekomst hij nog heeft in de DDR, heeft de Stasi al een informant binnen zijn raceteam MZ geplaatst.

Deze film schetst zo tegelijkertijd een paranoïde politiek systeem en de getalenteerde en gepassioneerde sportheld die daarin dreigt vast te lopen. Die ziet nog maar één uitweg: ontsnappen. Tijdens de Grand Prix van Zweden in 1961 besluit Degner zijn motor helemaal aan gort te rijden, zodat hij daarna, met zijn vrouw Gerda en hun kinderen, de afslag naar het westen kan nemen. Het is een vermetel plan, dat door Stokes in een enerverende scène wordt gereconstrueerd.

Het leven van Ernst Degner, dat bestaat bij de gratie van grote snelheid, zal daarna door sportieve en persoonlijke malheur langzaam maar zeker ontsporen. Totdat het volledig tot stilstand is gekomen en hij nog slechts een schim is van de man die hij ooit moet zijn geweest. Zijn vader was altijd aan het racen, vertelt Degners zoon Olaf daarover. Hij kon niet anders. Op een gegeven moment herkende zijn eigen hond hem niet meer. Die bleef maar blaffen als pa thuis kwam.

Met racesportkenners en mannen die nog met hem hebben gewerkt, bij MZ of Suzuki, legt Missile From The East het verhaal van de vergeten snelheidsduivel nog eens onder het vergrootglas. En via (gereconstrueerde) wedstrijdimpressies weet Justin Stokes bovendien overtuigend de opwinding van het racen voor je leven op te roepen.

A Compassionate Spy

IDFA

‘Als hij destijds had geweten van de gruweldaden van de Sovjet-regering, beweerde hij later, dan had hij nooit het lef gehad om informatie naar hen door te spelen’, zegt Joan Hall over de omstreden stap die haar echtgenoot Ted, enkele jaren voordat zij hem leerde kennen, als jonge man had gezet. ‘Dat is ongetwijfeld waar,’ voegt ze er direct aan toe. ‘Maar als hij ’t niet zou hebben gedaan, was dat slecht geweest voor de wereld.’

Als medewerker van The Manhattan Project in Los Alamos, een team van Amerikaanse militairen en wetenschappers dat tijdens de Tweede Wereldoorlog in het diepste geheim werkte aan de ontwikkeling van de atoombom, lekte de briljante natuurkundige Ted Hall samen met zijn studievriend van Harvard, Saville Sax, in 1944 geheimen naar de Sovjet-Unie, de grootmacht die na afloop van de oorlog de aartsvijand van de Verenigde Staten zou worden in de Koude Oorlog. 

Terwijl het Amerikaanse echtpaar Julius en Ethel Rosenberg in 1953 op de elektrische stoel belandde vanwege spionage, bleef Hall al die jaren uit de handen van de FBI. ‘De Rosenbergs waren maar kleine vissen als je ze vergelijkt met Ted Hall, stelt Joseph Albright, die samen met zijn vrouw Marcia Kunst het boek Bombshell: The Secret Story Of America’s Unknown Spy Conspiracy schreef. Pas in 1998, een jaar voor zijn dood, speelde de gewezen spion en hoofdpersoon van deze film eindelijk open kaart.

Met A Compassionate Spy (102 min.) stapt de gerenommeerde documentairemaker Steve James, de man achter portretterende coming of age-films als Hoop DreamsStevie en America To Me, buiten zijn eigen comfort zone en laat zich door Joan Hall, de kinderen van Ted en Saville en enkele historici meenemen naar het hart van de Koude Oorlog, die mede werd ingeleid door het Amerikaanse besluit om verpletterende atoombommen op de Japanse steden Hiroshima en Nagasaki te gooien.

De VS wilden vooral indruk maken op de Sovjet-Unie, stelt auteur Daniel Axelrod (To Win A Nuclear War). Japan stond immers op het punt om zich over te geven. Ted Hall was tegen die tijd al gedesillusioneerd afgehaakt. Na de eerste geslaagde test met een atoombom herkende hij zichzelf totaal niet in de euforie binnen het Manhattan Project. Somber trok de jongeling zich terug op zijn kamer en nam een besluit dat zijn leven, dat van zijn latere gezin en wellicht zelfs de wereld zou veranderen.

James reconstrueert dit kleine vergeten verhaal, dat een grote geschiedenis representeert, met een combinatie van interviews, archiefmateriaal en een flinke hoeveelheid nagespeelde scènes met acteurs. Daarmee slaagt hij erin om de geest van de Koude Oorlog op te roepen en invoelbaar te maken wat er destijds op het spel stond. ‘De wereld is extreem dichtbij een totale ramp gekomen’, stelt Hall geëmotioneerd, tijdens een interview aan het einde van zijn leven en de film.

En die dreiging, waarschuwt Steve James in deze overtuigende historische documentaire, blijft actueel zolang er leiders of landen zijn die beschikken over atoomwapens.

The Long Breakup

VPRO

Ze groeit in de jaren zeventig en tachtig op met het idee dat zij aan de goede kant van de Koude Oorlog bivakkeert en is doodsbang voor alle slechteriken aan de andere kant van het IJzeren Gordijn, die dekselse Amerikanen. Inmiddels is Katya Soldak zo’n twintig jaar woonachtig in het hart van de Verenigde Staten, New York om precies te zijn, en werkt ze als journalist voor het Amerikaanse zakentijdschrift Forbes Magazine. In de tussentijd is haar thuis veranderd van een vanzelfsprekend onderdeel van de Sovjet-Unie in een onafhankelijke natie: Oekraïne.

The Long Breakup (85 min.) is zowel haar levensverhaal als een persoonlijke impressie van de recente geschiedenis van haar land. Soldak heeft overigens een bijzondere verhouding tot Oekraïne: ze beschouwt zichzelf echt als een Sovjet-kind, heeft Russisch als eerste taal en woont nu al ruim twintig jaar in het buitenland. Vanuit die positie – de relatieve buitenstaander met een insidersblik – belicht ze de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen en spreekt daarover met familieleden, vrienden en mensen op straat. De centrale vraag is daarbij al dertig jaar min of meer hetzelfde: hoort Oekraïne bij Europa of is het eigenlijk onderdeel van Rusland?

En die vraag wordt ook door Katya Soldaks verwanten verschillend en in de loop der jaren, als gevolg van diepe teleurstellingen en slinkse propaganda, zelfs steeds weer anders beantwoord. Als deze egodocu in 2019 met de verkiezing van Volodymyr Zelensky tot president – een pro-Russische kandidaat (!) volgens Soldaks moeder – zijn afronding nadert, is Oekraïne tot op het bot verdeeld, heeft Ruslands Poetin inmiddels de Krim geannexeerd en lijkt de oorlog die begin 2022 inderdaad zal beginnen al onvermijdelijk geworden. In dat opzicht heeft The Long Breakup sinds z’n release in 2020 alleen aan kracht gewonnen: als ooggetuigenverslag van de jarenlange aanloop naar oorlog.

The Jump

Cineuropa

‘Ik, Litouwer’, zegt de man. ‘Geen Rus.’ Hij wil overlopen. Van de Sovjet-Unie, waar hij zich nooit thuis heeft gevoeld, naar het Vrije Westen. Simas Kudirka besluit uiteindelijk The Jump (84 min.) te wagen naar het Amerikaanse schip. Hij laat zijn collega’s op de Russische boot achter. Het is een wanhoopsdaad. Kudirka wil weg uit die beknellende wereld achter het IJzeren Gordijn en heeft er nauwelijks over nagedacht dat hij dan ook zijn vrouw, werk en thuis moet achterlaten.

Met een schip op zee als decor reconstrueert hij vijftig jaar na dato met veel drama wat er toen, op 24 november 1970, op die twee schepen nabij de Amerikaanse kust, verwikkeld in visserijbesprekingen, is gebeurd. Met één ding heeft Kudirka geen rekening gehouden: de Amerikaanse kustwacht zit helemaal niet te wachten op een Russische staatsburger die politiek asiel aanvraagt. De ‘overloper’ wordt gedwongen om terug te keren naar zijn schip van oorsprong. 

Deze film van Giedré Zickyté belicht hoe de zaak zich daarna verder ontwikkelt bij de twee grote vijanden van de Koude Oorlog. In de Verenigde Staten, waar het terugsturen van Simas Kudirka leidt tot een politiek schandaal. En in de Sovjet-Unie waar de Litouwse zeeman in handen valt van de KGB, de Russische geheime dienst, en vervolgens wordt veroordeeld tot een fikse gevangenisstraf. En dan wordt duidelijk dat Kudirka wel eens Amerikaans bloed zou kunnen hebben…

Met de expressieve Litouwer zelf, bemanningsleden van het Amerikaanse schip, een KGB-ondervrager, Litouws-Amerikaanse activisten en de voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger blikt Zickyté in deze gedegen, soms wat vette, documentaire terug op hoe Kudirka een speelbal wordt in de epische strijd tussen de kapitalistische en communistische grootmacht. Hij krijgt zelfs zijn eigen speelfilm: The Defection Of Simas Kudirka.

Waarbij het heldenverhaal het gaandeweg overneemt van de werkelijkheid. The Jump lijkt in eerste instantie dezelfde kant op te gaan: een Hollywood-verhaal met toch nog een happy end. Totdat Simas Kudirka op de valreep alsnog op de rem trapt en op pregnante wijze aandacht vraagt voor het lot van al die gewone burgers die zijn verpieterd in de Siberische Goelag. ‘Ik heb nog niet één politieke gevangene kunnen redden’, constateert hij bitter.

Intussen blijft het inmiddels onafhankelijke Litouwen lonken.

Chernobyl: The New Evidence

VPRO

Sinds de opening in 1977 werd de kerncentrale van Tsjernobyl, gesitueerd in het dunbevolkte noordelijke deel van de toenmalige Sovjet-republiek Oekraïne, omgeven door geheimzinnigheid. En vanaf het begin waren er ook zorgen over de veiligheid, blijkt nu uit honderden geheime rapporten die onlangs zijn opgediept uit KGB-archieven. ‘Tsjernobyl was slecht ontworpen, was slecht gebouwd en werd slecht gerund’, stelt de erg nadrukkelijk aanwezige verteller Rolan Bell in het journalistieke tweeluik Chernobyl: The New Evidence (94 min.).

De kerncentrale was een tijdbom, die elk ogenblik tot ontploffing kon komen. Op 26 april 1986 was het zover: reactor nummer vier explodeerde en zette zo een fatale kettingreactie in gang. Er kwamen dodelijke radioactieve stoffen vrij, die zich al snel verspreidden over de directe omgeving en van daaruit, met de wind, koers zetten richting het westen, de rest van Europa. Niet dat dit de eerste prioriteit leek van de Sovjetleiders. Die concentreerden zich vooral op het wegwerken van de publicitaire ‘fallout’ van de ramp, in plaats van op de gevaren voor mens en aarde.

Een navrant voorbeeld daarvan is hoe ze in het diepste geheim, met vliegtuigen vol gedroogd ijs, regenbuien wisten te veroorzaken. Daarmee slaagden de Sovjets erin om de koers bij te sturen van een radioactieve wolk, die onderweg was naar Moskou. De 1 mei-viering in de hoofdstad kon daardoor zonder problemen doorgaan. Intussen belandde de giftige regen in Kiev, waar deelnemers aan de 1 mei-parade, waaronder veel kinderen, zonder enige vorm van waarschuwing werden blootgesteld aan radioactieve straling. Pas jaren later werden de gevolgen daarvan duidelijk: kanker.

Op basis van onlangs vrijgegeven documenten reconstrueert documentairemaker Andy Webb met medewerkers, omwonenden, militairen, artsen en wetenschappers de aanloop naar en gevolgen van de grootste kernramp uit de geschiedenis, die zich midden in de Koude Oorlog voltrok en nog altijd een schaduw werpt over Tsjernobyl en omgeving. Met soms onverwachte effecten, volgens deze interessante docu. Als een toch wat wrang geluk bij een ongeluk ontstond er in dat niemandsland bijvoorbeeld een soort natuurgebied, waar allerlei wilde dieren een nieuw thuis hebben gevonden.