The Greatest Night In Pop

Netflix

Bob Geldof heeft in Groot-Brittannië met de Band Aid-single Do They Know It’s Christmas, dé Kersthit van 1984, het goede voorbeeld gegeven. Ineens staat de hongersnood in Afrika op ieders netvlies. Amerika mag niet achterblijven, vindt zanger Lionel Richie. Samen met Michael Jackson schrijft hij een nummer, het mierzoete We Are The World, waarmee de hele wereld moet worden verleid om te doneren voor het hulpbehoevende continent. Intussen is een team van managers en agenten druk doende om een passend sterrenensemble samen te stellen.

Op 28 januari 1985, de avond waarop ook The American Music Awards worden uitgereikt, is er sowieso al een heel arsenaal aan muzikale toppers in Los Angeles. Anderen worden ingevlogen om onder leiding van sterproducer Quincy Jones het inmiddels fameuze USA For Africa-nummer op te nemen in de A&M Studios. En dat mag beslist niet uitlekken. Anders kan The Greatest Night In Pop (97 min.) wel eens worden afgeblazen. Zelfs de sterren zelf weten vaak niet wie er nog meer komen. ‘Check your ego by the door’, staat er bovendien te lezen bij binnenkomst.

De beelden en muziek van die avond zijn gemeengoed geworden. Meer dan veertig sterren in één en dezelfde ruimte, in een cirkel, naar elkaar kijkend en samen zingend. Paul Simon naast Kenny Rogers. De drietrapsraket James Ingraham, Tina Turner en Billy Joel. Het vocale pleisterwerk van Kenny Loggins na de rauwe strot van Bruce Springsteen. Steve Perry en Darryll Hall die elkaar naar de kroon steken. Diana Ross hand in hand met Michael Jackson en Stevie Wonder. Ray Charles die het nummer even volledig naar zich toetrekt. En hoe al die stemmen samenvloeien in een groots koor.

Deze alleraardigste film van Bao Nguyen laat zien wat een operatie het is geweest om al die grootheden tegelijk in de studio te krijgen en samen te laten musiceren. Het wordt een race tegen de klok, tot diep in de nacht. Als Bob Geldof de troepen heeft toegesproken, over waarom ze daar eigenlijk staan te zingen, is het momentum daar voor een memorabele sessie. Al gaat dat ook niet vanzelfsprekend goed. Als Stevie Wonder bijvoorbeeld voorstelt om een stukje in Swahili te zingen, vertrekt countryzanger Waylon Jennings. Een ‘good ol’ boy’ zingt nu eenmaal geen Swahili.

Zo valt er ondanks de voorspelbare afloop – wereldhit! – genoeg te genieten. Het permanente ongemak van Bob Dylan bijvoorbeeld, te midden van al die sterren. Een flink aangeschoten Al Jarreau. En hoe Sheila E. vooral wordt ingezet als lokaas voor haar ‘baas’ Prince, die verstek heeft laten gaan. ‘A little heartbreaking’, vindt ze nog altijd. De zangeres en percussioniste is één van de participanten die nu, een kleine veertig jaar later, weer van de partij is. Net als Lionel Richie, Bruce Springsteen, Smokey Robinson, Dionne Warwick, Huey Lewis, Cyndi Lauper en Kenny Loggins.

Voor de één is We Are The World niet meer dan een voetnoot in een imposante loopbaan, voor een ander het absolute hoogtepunt ervan. Het moment om boven je jezelf uit te stijgen, te midden van je eigen muzikale helden. Want dat is de andere kant van USA For Africa: behalve goed voor Hongerig Afrika is het initiatief ook niet slecht voor de carrières van de betrokken artiesten, die zich bovendien bewust worden van de maatschappelijke impact die zij kunnen hebben. En dan moet het wereldwijd uitgezonden benefietconcert Live Aid, in de zomer van 1985, nog komen…

Robbie Williams

Netflix

Er ging in 1997 een memo rond bij zijn platenmaatschappij, stelt Robbie Williams (149 min.). Het was slechts een kwestie van tijd voordat ze hem zouden dumpen. Een ‘hasbeen’ van net 23. Nadat Williams Take That had verlaten, de populaire boyband waarin hij als zestienjarige terecht was gekomen, ging het steeds slechter met de Britse zanger. Eerst was Robbie ernstig verslaafd geraakt aan drank en coke. En toen hij daar eindelijk vanaf was, sloeg zijn solodebuut volkomen dood.

Op zulke momenten is de muziekbusiness bikkelhard: als de investeringen niet snel terug worden verdiend, volgt een gedwongen exit. Williams had echter nog een troef achter de hand: Angels, zijn allereerste wereldhit als soloartiest. En vanaf dat moment gold hij als een onomstreden popster – al zorgde ook dat niet voor het zelfvertrouwen, de stabiliteit en het levensgeluk waarnaar hij hunkerde. ‘Er zit een gebroken tiener in mij die in de toekomst de puinhopen van het verleden zal moeten opruimen’, zegt de publiekslieveling als hij voor deze vierdelige docuserie een selectie uit de duizenden uren beeldmateriaal terugkijkt, die in de afgelopen dertig jaar van hem zijn gemaakt.

Hij doet dat in deze productie van Joe Pearlman (Bros: After The Screaming Stops / Lewis Capaldi: How I’m Feeling Now) liggend in zijn eigen bed, zo nu en dan vergezeld door één van zijn vier kinderen. Williams is open over zijn antipathie en rancune richting Gary Barlow (de spil van Take That), zijn veelbesproken relaties met Nicole Appleton en Gerri Halliwell en de breuk met zijn vaste songschrijfpartner Guy Chambers. Aan het begin van de derde aflevering van deze vermakelijke autobiografie heeft de hoofdpersoon – die zeer openhartig lijkt, maar natuurlijk wel alle teugels in handen houdt – er alleen even geen zin meer in. ‘Ik ga iemand zien die een zenuwinzinking heeft.’

Pearlman werkt geduldig naar dat moment toe, als zijn protagonist in 2006 tijdens een concert in Leeds, voor het oog van 90.000 fans, een paniekaanval krijgt, die van geen wijken wil weten en resulteert in donkere episodes die hem waarschijnlijk regelmatig aan datzelfde bed hebben gekluisterd. Daarmee is het verhaal van deze miniserie een heel eind verteld – ook al heeft Robbie Williams dan nog dik vijftien jaar, inclusief de verplichte Take That-reünie, te overbruggen naar het hier en nu, als hij, een brave huisvader van bijna vijftig die zijn zegeningen telt, afstevent op wat hij zelf een ‘happy end’ noemt. En daarbij lijkt zowaar niet eens een nieuwe plaat of tournee te horen.

George Michael – Portrait Of An Artist

Channel 4

Dit is hoe je een postuum portret van een tot de verbeelding sprekende artiest dus niet maakt.

George Michael (1963-2016), de Britse popzanger die in de jaren tachtig een tieneridool werd met Wham!, daarna een al even succesvolle solocarrière opbouwde en de allerlaatste sceptici voor zich won tijdens het Freddie Mercury Tribute Concert For AIDS Awareness in 1992, waar hij, zowat als enige, het stembereik van de Queen-zanger leek aan te kunnen. Zo’n man, een sekssymbool bovendien dat stiekem worstelde met zijn eigen seksualiteit, verdient een documentaire die zijn kunst recht doet en een oprechte poging onderneemt om achter het gordijn te komen.

Géén film die al dat fraaie beeld- en geluidsmateriaal – tv-interviews, videoclips, concerten, B-roll en media-optredens – helemaal kapotsnijdt, ten faveure van een hele stoet, al even vlot gemonteerde pratende hoofden; van lieden uit zijn periferie (tourmanagers, bandleden en geluidstechnici) en collega-artiesten (Stevie Wonder, Rufus Wainwright en Sananda Maitreya, alias Terence Trent D’Arby) tot de onvermijdelijke beroemdheden (Piers Morgan, Paul Gambaccini en Stephen Fry) en biografen, journalisten, homoactivisten, psychologen en andere ‘kenners’.

Met gezwinde spoed stiefelt Simon Napier-Bell, die zijn sporen ooit verdiende als bandmanager van groepen als The Yardbirds, T. Rex en Wham! (!), in George Michael – Portrait Of An Artist (94 min.) chronologisch door het leven en carrière van de zanger, die op slechts 53-jarige leeftijd overleed. Deze turbulente halve eeuw heeft meer dan voldoende euforie, drama en muziek opgeleverd voor ruim negentig minuten kijkvoer. Dat de film tot het tragische einde blijft boeien is evenwel volledig op het conto te schrijven van het vat vol tegenstrijdigheden genaamd Georgios Kyriacos Panayiotou.

Zijn creativiteit, ego, idealisme, ambitie, twijfel, drugsgebruik, provocaties, aandachtshonger en depressies máken deze documentaire. En dan moeten we Napier-Bell maar vergeven dat hij die dichtsmeert met ‘sfeermuziek’, de enige persoon die écht dichtbij Michael stond (zijn voormalige vriend Kenny Goss) wel héél weinig speeltijd geeft en citaten van vooraanstaande figuren zoals Jean-Paul Sartre, Jackson Pollock en Vladimir Nabokov gebruikt om elk hoofdstuk in te leiden. Want dat is dus niet hoe je een postuum portret van een tot de verbeelding sprekende artiest maakt.

George Michael had zelf overigens ook uitgesproken ideeën over hoe een film over zijn leven en carrière eruit zou moeten zien. Die werd in 2017, eveneens postuum, wereldwijd uitgebracht: George Michael: Freedom

The Sound Weavers

Joep Beving / NTR

Is het meer dan ontspanningsmuziek, de soundtrack bij een veel te druk bestaan? Die vraag houdt zich voortdurend op de achtergrond schuil in dit portret van enkele toonaangevende neoklassieke componisten: de Italiaanse superster van het genre Ludovico Einaudi, Volker Bertelmann alias Hauschka, de Nederlandse laatbloeier Joep Beving en Hania Rani, een jonge pianiste/zangeres uit het Poolse Gdansk. Als een soort pophelden van de klassieke muziek componeren ze niet alleen, maar voeren ze hun composities ook zelf uit, ten overstaan van een dolenthousiast publiek.

Vanuit de serieuze of zichzelf serieus nemende klassieke wereld, hier vertegenwoordigd door enkele kenners en muziekcritici, klinkt in elk geval regelmatig de kritiek dat de muziek van deze uiterst succesvolle musici, die voortborduren op het wegbereiderswerk van eerst Erik Satie en later Philip Glass en die vaak groot zijn geworden via streamingdiensten zoals Spotify, te weinig diepgang en complexiteit heeft. Intussen effenen zij, zo is tenminste hun vaste overtuiging, met hun eigen en eigentijdse werk wel degelijk het pad naar diezelfde serieuze klassieke muziek.

In The Sound Weavers (53 min.) doorsnijdt documentairemaker Anne-Kathrin Peitz hun persoonlijke ontboezemingen, gefühlvolle muziek en gelikte videoclips met tamelijk opgeprikte verbindende sequenties waarin een actrice, begeleid door een neoklassieke soundtrack, haar dagelijks leven leidt: met een wijntje op de bank, stofzuigend, yoga-oefeningen uitvoerend en tot rust komend, voor het slapengaan. Een opmerkelijke vormkeuze, die het muzakgehalte van de neoklassiekers nog eens benadrukt. Alsof het niet meer dan simpele buurvrouwenmuziek is.

‘Muziek is een akoestisch helingsmiddel’, legt de vermaarde Duitse neurobioloog Gerald Hüther niettemin uit met zijn rustgevende slaapkamerstem. ‘Neoklassieke muziek speelt in op de behoefte om jezelf weer te leren kennen en je los te maken van de hectiek van alledag, met al zijn problemen en verleidingen.’ Hij laat een korte stilte vallen. ‘Wat deze mensen in wezen willen is een idyllische wereld.’ Met hun albums, concerten en filmmuziek geven deze bijdetijdse klassieke helden, zo luidt dan de conclusie, miljoenen aardbewoners de kans om zich heel even in dat idee te wentelen.

Depeche Mode: 101

Sire Records

Ruim dertig jaar zijn er verstreken sinds de documentaire Depeche Mode: 101 (120 min.) werd uitgebracht in 1989. Zanger Dave Gahan worstelde in die periode opzichtig met een drugsverslaving, songschrijver Martin Gore leek de band daardoor meermaals op te moeten doeken, toetsenist Alan Wilder verliet halverwege de jaren negentig gefrustreerd de groep en keyboardspeler Andrew Fletcher overleed plotseling in 2022. Tegenwoordig bestaat de Britse synthpopband nog slechts uit twee leden, Gahan en Gore, maar is er desondanks opnieuw een wereldtournee aangekondigd.

Deze tourdocu van David DawkinsChris Hegedus en direct cinema-pionier D.A. Pennebaker (die klassieke muziekfilms maakte zoals Dont Look BackMonterey Pop & Ziggy Stardust And The Spiders From Mars), geremasterd in 2021, toont het oorspronkelijke viertal, zoals dat in de jaren tachtig furore begon te maken, en route in de Verenigde Staten. Soms treffen ze daar een uitverkocht huis aan, op een andere plek moeten ze ter plaatse nog allerlei promotionele activiteiten ondernemen om de zaal enigszins vol te krijgen. Intussen is er het leven tussen de concerten door: interviews, cassettebandjes van Roy Orbison en Johnny Cash scoren in Nashville, de stapels geld tellen van verkochte merchandise, spontane jamsessies en zanger Dave Gahan die backstage een baby de fles geeft.

Het meest opmerkelijke aan deze film is echter de aanwezigheid van een groepje kleurrijke Depeche Mode-fans, dat met hun favoriete band meereist naar Pasadena voor het 101ste en laatste concert van de Music For The Masses World Tour in de Rose Bowl, op 18 juni 1988. De acht jongelingen zijn via een danswedstrijd in Club Malibu geselecteerd voor deze trip langs de vermaarde Route 66, van New York naar Californië, en hebben daarmee automatisch ook een prominente plek in de film veroverd. Zij genieten overduidelijk van hun ‘fifteen minutes of fame’ en zullen de geschiedenisboeken ingaan als de allereerste realitysterren, een fenomeen dat in de navolgende jaren door televisieprogramma’s zoals MTV’s The Real World immens populair zal worden.

101 is verder doorsneden met songs, hits om precies te zijn, van het groots opgezette concert in de Rose Bowl, waar Depeche Mode, in voortdurende wisselwerking met diezelfde fans, zich manifesteert als een band die het gevoel van de jaren tachtig in de vingers heeft en moeiteloos het hart van een nieuwe generatie popfans, inmiddels overigens stuk voor stuk dik in de vijftig, weet te winnen.

Wattstax

Stax Films

‘Ik ben iemand’, laat Jesse Jackson zijn gehoor scanderen, nadat hij alle aanwezigen heeft gevraagd om een gebalde vuist in de lucht te steken. ‘Ik mag dan arm zijn, maar ik ben iemand. Ik mag dan een uitkering hebben, maar ik ben iemand. Ik mag dan ongeschoold zijn, maar ik ben iemand. Ik ben zwart, mooi en trots en moet gerespecteerd worden.’

De vlammende voordracht van het gedicht I Am Somebody door de Amerikaanse burgerrechtenleider illustreert dat Wattstax (99 min.), het benefietconcert dat op 20 augustus 1972 plaatsvindt in het Los Angeles Memorial Coliseum, meer is dan zomaar een popfestival. Zeven jaar na de rellen in de zwarte wijk Watts in 1965 wordt het festival een ongegeneerde viering van de Afro-Amerikaanse cultuur, waarbij ook voortdurend oog is voor de emancipatiestrijd van de gemeenschap en de tol die deze inmiddels op alle mogelijke manier heeft geëist.

In dat opzicht doet deze film denken aan een andere documentaire over een festival dat met het predicaat Black Woodstock is opgezadeld: Summer Of Soul (2021), Questlove’s film over het Harlem Cultural Festival in 1969 die een kleine halve eeuw later een Oscar zal winnen. Regisseur Mel Stuart alterneert tussen performances van artiesten uit de stal van het vermaarde soullabel Stax Records uit Memphis, waaraan al de documentaires Respect Yourself: The Stax Records Story en Stax: Soulsville U.S.A. werden gewijd, en gesprekken met gewone Afro-Amerikanen uit Watts over hun/het leven. 

Tussen alle onbekende Amerikanen die hun hart luchten of gewoon lekker babbelen, waarbij het de vraag is of die gesprekjes geënsceneerd zijn, is ook Ted Lange. De acteur zal later furore maken als barman Isaac in de suikerzoete tv-serie Love Boat. Hij vertelt bijvoorbeeld over zijn broer die een lichtere huid heeft. ‘Hij zei tegen me dat ik een nikker was’, vertelt Ted. ‘Ik wist helemaal niet wat dat was.’ Toen ging Lange’s broer naar hun moeder en zei dat hij een witte jongen was en Ted een zwarte nikker. ‘Waarop mijn moeder zei: dan kan ik niet je moeder zijn. Want al mijn kinderen zijn nikkers.’

De comedian Richard Pryor houdt Wattstax bij elkaar met een verzameling scherpe en grappige monologen. Het hart van de film wordt evenwel gevormd door zinderende performances van Stax-acts als Kim Weston, The Staple Singers, Carla Thomas, Albert King, The Bar-Kays, Luther Ingram en Rufus Thomas, die er een ongekend swingfestijn van maakt met zijn Do The Funky Chicken. Het slotakkoord is voor de übercoole Isaac Hayes, nadrukkelijk gepromoot als ‘Black Moses’, die lekker de blits kan maken met zijn titelsong voor de blaxploitation-hitfilm Shaft.

Gezamenlijk zetten deze soul brothers en -sisters ‘The Black Experience’ van begin jaren zeventig nog eens goed in de verf. In een film waarin naar hedendaagse maatstaven misschien tamelijk weinig (verhaal)lijn is te ontdekken, maar die wel een geweldig tijdsbeeld schetst.

Karo Wil Goed Dood

Human

‘Einddatum’ staat er in haar digitale agenda bij vrijdag 2 december 2022. Drie dagen van tevoren wil Karo nog naar een concert van de symfonische metalband Within Temptation. In de navolgende dagen is er dan gelegenheid voor familie en vrienden om afscheid van haar te nemen. En dan wil ze op een waardige wijze afscheid nemen van het leven.

Karo Wil Goed Dood (39 min.) is het relaas van een jonge, beschadigde vrouw die aan meerdere traumatische gebeurtenissen een complexe posttraumatische stressstoornis (CPTSS) heeft overgehouden en nu een euthanasieverzoek heeft ingediend. Na vijftien jaar, waarin ze naar verluidt zo’n tweehonderd hulpverleners heeft gezien, is ze uitbehandeld. Karo gaat vrijwel dagelijks gebukt onder angsten, somberte en de drang om zichzelf te pijnigen.

Xena Maria Evers documenteert in deze korte documentaire, die thematisch sterk verwant is met Jesse van Venrooij’s film ‘t Is Goed Zo (over de euthanasie van Eelco de Gooier uit 2018), wat de laatste dagen van Karo’s leven moeten worden. Haar psychiater heeft haar aanvraag goedgekeurd. Nu moet een second opinion-arts alleen nog vaststellen of de vrouw uit Beverwijk inderdaad ondraaglijk lijdt en in staat is om de keuze voor euthanasie te maken.

‘Alsof je een soort van moet solliciteren of je dood mag’, meent de 29-jarige vrouw zelf. De precieze redenen voor haar doodswens blijven onbenoemd in deze wrange film – om geen ongewenste gevolgen te triggeren – maar uit wat Karo vertelt over de dagelijkse strijd die haar leven is geworden en de doelgerichtheid waarmee ze het euthanasietraject uiterlijk onbewogen doorzet spreekt hoezeer ze verlangt naar de rust die haar alom wordt toegewenst.

Travelin’ Band: Creedence Clearwater Revival At The Royal Albert Hall

CCR

‘Historici zullen deze gebeurtenis wellicht ooit duiden als een cruciaal punt in de ineenstorting van het Britse rijk’, stelt een verslaggever op 10 april 1970 met gevoel voor drama. ‘The Beatles gaan uit elkaar!’ Aan Creedence Clearwater Revival nu de opdracht, stelt verteller Jeff Bridges, om het predicaat van ‘grootste band ter wereld’ over te nemen. En dat treft: toevallig maakt de Amerikaanse rockgroep rond zanger/gitarist John Fogerty vier dagen later zijn debuut op Engelse bodem.

Dat cruciale concert is nooit eerder in z’n geheel uitgebracht en vormt nu het wild kloppende hart van Travelin’ Band: Creedence Clearwater At The Royal Albert Hall (82 min.). Zonder enige vorm van opsmuk zwoegen Fogerty (in toepasselijk houthakkershemd), zijn oudere broer Tom (gitaar), Stu Cook (bas) en Doug Clifford (drums) zich door een puike dwarsdoorsnede van hun eerste albums. Werkemansrock zoals het ooit was bedoeld: geen hoogdravende gedachtegangen, moeilijkdoenerij of valse pretenties, gewoon handen uit de mouwen en bloed, zweet en tranen geven.

Van tevoren belicht deze aangeklede concertfilm van Bob Smeaton de kennismaking van het viertal uit El Cerrito in Californië met de Europese steden Kopenhagen, Stockholm, Berlijn, Parijs en Rotterdam, waar ze als archetypische Amerikaanse toeristen rond lijken te banjeren. Daarna schetst hij hun jarenlange pogingen om door te breken, als achtereenvolgens The Blue Velvets, Tommy Fogerty and The Blue Velvets en The Golliwogs. Pas als The Beatles vanuit Engeland een beatrevolutie ontketenen vindt de band zijn uiteindelijke vorm als Creedence Clearwater Revival.

Met John Fogerty, en diens schuurpapieren stem, als blikvanger werpen ze zich op als glorieuze vertolkers van andermans werk (Suzie Q, I Put A Spell On You, The Midnight Special en I Heard It Through The Grapevine) en schrijven ze zelf songs die weer door anderen zullen worden geïnterpreteerd (Proud Mary, Fortunate Son en Have You Ever Seen The Rain?). CCR wordt een beeldbepalende band die, hoewel tegenwoordig enigszins in de vergetelheid geraakt, glorieert op het snijvlak van de jaren zestig en zeventig, de tijd van Vietnam, Woodstock en… radiorock.

Smeaton laat in deze docu vooral de bal het werk doen en vertrouwt erop dat Creedence Clearwater Revivals oorspronkelijke concertmateriaal, aangevuld met tamelijk obligate interviewtjes van tijdens de Europese tournee van 1970, de magie van weleer oproept. En dat werkt, inderdaad, héél aardig.

Candy

Cinema Delicatessen

Heel even neemt ze in de openingsscène de tijd om haar instrument warm te spelen. En dan begeeft Candy Dulfer zich naar de plek waar ze, getuige deze documentaire van Carin Goeijers, helemaal in haar element is: het podium. Optreden is als thuiskomen. En dat is niet vreemd: vader Hans Dulfer is eveneens een begenadigde jazzsaxofonist en meteen haar grote voorbeeld. Als vader en dochter samen het podium delen, worden ze als het ware één. Die momenten worden alleen steeds schaarser. Zijn gezondheid laat inmiddels te wensen over.

Goeijers ruimt in Candy (93 min.) echt tijd in om haar hoofdpersoon aan het werk te laten zien als performer. Tussendoor neemt ze Dulfers leven en carrière door, die haar op podia in de hele wereld en aan de zijde van wereldsterren als Prince, Dave Stewart (Eurythmics) en Pink Floyd heeft gebracht. In de idyllische woonmolen van haar ouders zet vader Hans, die de verrichtingen van zijn enige kind zorgvuldig heeft gedocumenteerd, trots haar allereerste deuntje op saxofoon op. ‘Is het echt nodig om dit te laten horen?’ vraagt Candy gespeeld verontwaardigd.

Waar vader ongetwijfeld de muzikale inspiratiebron is geweest voor zijn dochter, fungeerde moeder Inge als haar manager. Ze werden een vanzelfsprekende twee-eenheid, samen ‘on the road’ naar weer een nieuw publiek om te veroveren. Intussen deed Candy haar privéleven er maar een beetje bij. En toen ze serieus over kinderen begon na te denken, was het eigenlijk al te laat. Na wat Candy zelf bijna laconiek een ‘miskraam galore’ noemt, moest ze zich ermee verzoenen dat ze geen moeder zou worden. ‘Dat idee, dat die naam Dulfer niet doorgaat…’, zegt ze, toch nog haar tranen wegslikkend. 

Goeijers snijdt daarna direct door naar een scène waarin Candy haar ziel blootlegt op saxofoon, staand bij de molen van ouders. Even introspectie. En dan is het weer door: op naar een nieuwe plaat, weer een platenlabel vinden en – zoals dat nu eenmaal gaat – optreden in binnen- en buitenland. Totdat ook Candy Dulfers wereld in het voorjaar van 2020 schudt op zijn grondvesten. Corona zet een streep door haar halve leven. Het virus belemmert het contact met haar ouders, bemoeilijkt ook de opnames voor deze documentaire én legt haar bestaan van concert naar concert he-le-maal plat.

In de afgelopen jaren heeft COVID-19 al in diverse documentaires z’n lelijke kop op gestoken, om de opgebouwde verhaallijn te ontregelen of juist op scherp te zetten. In Candy werkt het virus eigenlijk beide kanten op. Plots wordt de gedreven vakvrouw, voor wie autonomie van levensbelang lijkt, op haar vijftigste gedwongen om na te denken over hoe ze het hoofd creatief en financieel boven water moet houden. Tegelijkertijd delft een ander belangrijk onderdeel van die vertelling, de relatie met haar ouder wordende ouders, een beetje het onderspit. Het podium zal weer redding moeten brengen, zowel voor het opnieuw oppoken van die carrière als het afronden van de film.

En dus eindigt deze muziekdocu waar ie (bijna) begon: op het podium, van Pinkpop ditmaal, aan de zijde van alweer een grootheid, Chic-gitarist en topproducer Nile Rodgers.

Springsteen & I

Hij behoort al enige tijd tot het selecte gezelschap artiesten dat boven elke twijfel verheven lijkt. Bob Dylan, The Beatles, David Bowie, Nick Cave en… Bruce. Die voornaam volstaat overigens. 

Als hoofdpersoon van documentaires houdt Springsteen – hij dus – via zijn huisfilmer Thom Zimny graag de teugels stevig in handen – al draaft hij, eerlijk is eerlijk, dan ook weer met liefde en plezier op in allerlei popdocu’s over collega’s, om hen hoogstpersoonlijk een veer in de reet te steken.

Voor Springsteen & I (77 min.) wordt hij in zekere zin aan de zijlijn geparkeerd. In deze alleraardigste film van Baillie Walsh uit 2013 staat die ik namelijk centraal. Beter: al die ikken. Doorgewinterde fans van de Amerikaanse rocker die hebben vastgelegd wat Bruce en zijn muziek voor hen betekenen.

Hij pept hen op, inspireert, troost, onderwijst, windt op, emotioneert en leert hen zichzelf beter kennen. Bruce speelt ook – dat weten ze zeker – eigenlijk alleen voor hen. ‘We zijn al vrienden sinds 1985’, vertelt een Deense vrouw bijvoorbeeld overtuigd. ‘Ook al kent hij me niet.’

Deze film is niets meer (of minder) dan een aaneenschakeling van statements, loftuitingen en anekdotes van Bruce’s hondstrouwe achterban, doorsneden met talloze fragmenten van ‘s mans vrolijke, vurige en gedragen performances. Dat pakt beurtelings grappig, gênant en ontroerend uit.

Ze boden zich als Courtney Cox aan om met hem dansen tijdens Dancing In The Dark, mochten uitgedost als Elvis een moppie met hem spelen (en wilden vervolgens eigenlijk niet meer van het podium af) of werden ontmaagd op één van zijn prijsnummers, het machtig mooie Thunder Road.

Behalve een eerbetoon aan hun geblokte idool wordt deze documentaire zo ook een soort zelffelicitatie. Want Bruce Springsteen is een sublimatie van wie zij zijn of willen zijn. Een onwerkelijk grote held en toch zo’n gewone, aanraakbare jongen. Waar zij dan weer perfect bij passen.

Weggewist – De Muzikale Nalatenschap Van Hans Henkemans

Melchior Huurdeman, later presentator en eindredacteur van het televisieprogramma Vrije Geluiden, had in 1990 nog nooit van Hans Henkemans gehoord. Toen hij op enkele cd’tjes hoorde hoe die Debussy en Mozart speelde, raakte de jonge pianist en journalist echter helemaal in vervoering. Er ontstond zelfs een soort vriendschap met de veel oudere concertpianist en componist. Ze praatten ook talloze cassettebandjes vol. Die hebben nu hun weg gevonden naar het liefdevolle portret Weggewist – De Muzikale Nalatenschap Van Hans Henkemans (78 min.)

‘De man zou liever zelfmoord plegen dan een noot vermoorden’, zegt schrijver en dichter Bertus Aafjes, in een archieffragment uit 1966, in deze film van Harro Henkemans over zijn mysterieuze achter-oudoom. Dirigent Bernard Haitink had destijds ook niets dan lof voor de man die decennialang furore maakte als pianist van het Concertgebouworkest. ‘Henkemans is één van de mensen die ik bijzonder graag uitvoer. Omdat Henkemans iemand is die werkelijke menselijke emoties in een muzikale taal kan omzetten, zonder dat het nou vreselijk intellectueel wordt.’

Slechts enkele jaren later werd Hans Henkemans (1913-1995) nochtans rücksichtslos aan de kant geschoven – of zelfs in de ban gedaan – door wat hijzelf ‘de hedendaagse avant-gardistische kunst’ noemde. Nadat hij zich publiekelijk had uitgesproken tegen de experimentele muziekbeweging – dat was in zijn ogen geen muziek, maar ‘soniek’ – kon hij zijn biezen pakken bij het Concertgebouworkest. Henkemans pakte zijn oude beroep als psychiater weer op, maar bleef gefrustreerd over het feit dat zijn generatie musici ‘eigenlijk weggewist is van de orkestconcerten.’

Behalve met Melchior Huurdeman onderhield hij in zijn latere leven ook warme banden met de dirigenten Ed Spanjaard en Jac van Steen, die nu als postiljon d’amour fungeren voor de muzikant die in hun ogen nooit uit de tijd zou kunnen raken – al krijgt zijn oeuvre in deze gestileerde documentaire ook voldoende ruimte om voor zichzelf te spreken. Iemand die zo goed kan spelen zou nu echt wereldberoemd zijn geweest, zo is de consensus. ‘Ik heb niet gekozen voor de muziek’, zegt Hans Henkemans daar zelf over, in een door acteur Edo Douma ingesproken tekst. ‘De muziek koos mij.’

Freddie Mercury: The Final Act

NTR

‘Er gaat het gerucht dat we uit elkaar gaan’, roept Freddie Mercury tijdens een concert van Queen in het Wembley-stadion in 1986. ‘Wat denken jullie?’ Hij wijst demonstratief naar zijn achterste. ‘Ze praten vanuit híer!’ Mercury neemt nog even de tijd om zijn punt te maken: ‘Vergeet al die geruchten: wij blijven bij elkaar tot onze dood!’ Het zullen, helaas, profetische woorden blijken te zijn.

Op dat moment had de Britse zanger al aangegeven bij zijn medebandleden dat hij niet meer wilde toeren. Het HIV-virus zat hem op de hielen. Zonder dat zij het wisten overigens. Officieel dan. Mercury was een ‘dead man walking’, maar over dat onderwerp werd niet gesproken. Hij wilde dat ook niet. De zanger zou uiteindelijk op 24 november 1991 overlijden, op slechts 45-jarige leeftijd.

Via het tragische einde van de Queen-frontman belicht documentairemaker James Rogan in Freddie Mercury: The Final Act (90 min.) de AIDS-epidemie, die de sfeer van onverdraagzaamheid die er in het Groot-Brittannië van Margaret Thatcher sowieso al was ten opzichte van homoseksuelen nog eens versterkte. Was dit misschien de straf die zij kregen – van God natuurlijk – voor hun tegennatuurlijke gedrag?

Do I look like i’m dying of AIDS? fumes Freddie, kopte de Britse tabloid The Sun in die jaren bijvoorbeeld uiterst speculatief. ‘Dat zorgde destijds voor een enorme haat bij mij voor de journalistieke benadering van de Murdoch-kranten’, vertelt Queen-drummer Roger Taylor, die samen met gitarist Brian May uitgebreid terugblikt op dit dramatische hoofdstuk uit de bandhistorie.

Verder komen in deze boeiende documentaire ook Mercury’s zus Kashmira Bulsara, vriendin Anita Dobson en z’n personal assistant Peter Freestone, die zijn ziekteproces van dichtbij meemaakte, aan het woord. Hun herinneringen worden gepaard aan de getuigenissen van enkele homoseksuele mannen die tijdens de AIDS-crisis opgroeiden en zagen wat die aanrichtte.

Intussen is er altijd de muziek van Queen, die binnen deze context helemaal tot zijn recht komt en extra diepte krijgt. Alsof ineens duidelijk wordt wat Freddie Mercury eigenlijk probeerde te zeggen. En in die muziek ligt natuurlijk ook de sleutel naar de verwerking van het verdriet na zijn overlijden en de afronding van deze film: het befaamde Freddie Mercury Tribute Concert For AIDS Awareness.

Op 20 april 1992 verzamelden zich talloze popgrootheden, in Wembley natuurlijk, om eer te bewijzen aan de man en zijn songs. Dan dreigt deze film even een standaard-popdocu te worden, waarin collega’s als Roger Daltrey, Lisa Stansfield en Paul Young ruimte krijgen om uit te spreken hoe bijzonder Freddie Mercury wel niet was. Ook de derde akte levert echter bijzondere verhalen op.

Over het duet bijvoorbeeld dat Elton John, zelf homoseksueel en bovendien een intieme vriend van de Queen-zanger, moest zingen met Guns N’ Roses-zanger Axl Rose, die destijds werd beschuldigd van homofobie. Uiteindelijk reikten ze elkaar tijdens Bohemian Rhapsody letterlijk de hand. En dan is er nog het drama rond George Michael die niet voor niets boven zichzelf uitsteeg in Somebody To Love.

Zulke indringende episodes tillen deze film uit boven het individuele verhaal van Freddie Mercury. Hoewel dat op zichzelf natuurlijk ook al meer dan genoeg tot de verbeelding spreekt.

That Day: Afscheid Van Golden Earring

NTR

Een carrière van bijna zestig jaar eindigde op 16 november 2019 in Rotterdam Ahoy. Met Radar Love als slotakkoord, natuurlijk. Alleen wist niemand dat dit het allerlaatste optreden van Golden Earring was geweest. Ook de Haagse band zelf niet. Bijna vijftien maanden later moest de succesvolste Nederlandse rockgroep noodgedwongen de handdoek in de ring gooien. Gitarist George Kooymans bleek de ongeneeslijke spierziekte ALS te hebben. En zonder hem kon en mocht er geen Earring meer zijn. 

Dat tragische vaarwel komt natuurlijk wel aan de orde in That Day: Afscheid Van Golden Earring (108 min.), maar is uiteindelijk niet meer dan een aanleiding om chronologisch de imposante carrière van de band te doorlopen. Het tweeluik van regisseur Marcel de Vré heeft daarbij een uitgesproken handicap: de bandleden zelf schitteren door afwezigheid. Hun perspectief op de ontwikkeling van de groep en het gedwongen einde daarvan ontbreekt dus.

De Vré moet het doen met archiefmateriaal van de Earring en beelden van dat laatste concert in Ahoy. Voor de bijbehorende verhalen zoekt hij zijn toevlucht tot oud-bandleden zoals Frans Krassenburg, Fred van der Hilst en Jaap Eggermont, vaste gastmuzikanten Bertus Borgers en Robert Jan Stips, platenbaas Willem van Kooten en allerlei bekende en minder bekende medewerkers van de band. Hun bijdragen zijn veelal anekdotisch en bevatten natuurlijk ook de verplichte gemeenplaatsen over het belang van de band.

Er is tenslotte, zo wordt telkenmale benadrukt, maar één Golden Earring. Zo’n essentiële band verdient dan eerlijk gezegd wel een grondiger portret, waarin ook de interne machinerie en beleving volledig tot hun recht komen. Tot die tijd is er deze echte (ouwe) jongensfilm – waarin letterlijk niet één vrouw aan het woord komt – die als doekje voor het bloeden kan dienen voor de rouwende liefhebber die na maar liefst zestig jaar (!) afscheid heeft moeten nemen van ‘zijn‘ band.

Justin Bieber: Our World

Prime Video

‘Ik ben aan het vloggen voor de docu, ik ben aan het vloggen voor de docu’, grapt Justin Bieber in z’n telefooncamera, terwijl hij zijn echtgenote Hailey filmt die achter hem staat. ‘Je bent net een echte influencer, schatje’, reageert zij spottend. Het is oudjaarsnacht 2020. Na drie jaar zonder concerten is de Canadese popster klaar om weer te gaan optreden. Vanwege de coronacrisis besluit Bieber om zelf achter de schermen-materiaal te gaan maken. Volgens een officiële tekst aan het begin van de docu: ‘to give fans the complete story behind this show’.

En daarna gaan alle alarmbellen af. Hier in huis welteverstaan. Niet op het scherm of in de wereld van Justin Bieber. Yours truly – ik dus – vraagt zich af wat hij krijgt voorgeschoteld: een echte documentaire of een als documentaire vermomde promofilm? Enigszins voorbarig wil ik meteen opschrijven: de vraag stellen is hem… Dat is alleen wat al te kort de bocht. Laat ik die docu gewoon kijken en het (voor)oordeel opschorten. Terwijl Justin vlogt voor die docu, ga ik gewoon meetikken. Kijken wat het me – en u, beste lezer – oplevert.

Nog één ding vooraf dan: Bieber speelde eerder dit jaar een fijne bijrol in een film over een andere popster, Billie Eilish: The World’s A Little Blurry. Die documentaire – zonder twijfel (mee) in de steigers gezet door Team Billie en tóch een interessant en diepgravend portret – biedt meteen een prima referentiekader voor deze Bieber-productie van huisfilmer Michael D. Ratner (tevens verantwoordelijk voor Demi Lovato: Dancing With The Devil). Die gaat – wat u, beste lezer, en ik, niet al te beste bespreker, daar ook van vinden – hoe dan ook een miljoenenpubliek bereiken. 

Oké, start. Noteren maar: Justin in slow motion op weg naar het podium. En naar de titel van zijn docu: Justin Bieber: Our World (95 min.). Groots opgezette show, in de buitenlucht. Relatief klein liedje, in eerste instantie. Dansers, lichtshow. Opmerkelijke setting wel: een soort flatgebouw. Met een paar honderd fans. Echt niet meer. Volledig Coronaproof. Oh, tis het Beverly Hilton Hotel. Met Justins podium op het dak. Via de stream kijken dus zo’n 150 landen mee. Vertelt een tekst in beeld.

Effe wat b-roll beelden van de voorbereidingen. Alweer een liedje. Nog één. En dan zijn we ineens weer 28 dagen vóór dat concert. Wat een geweldige groep mensen is dit toch om mee te werken! Ze gaan al zo lang mee. Archiefbeelden. Justin zelf is ook top. Heel loyaal. Komt weer een liedje. Justins docu is nu dik twintig minuten onderweg. Tijd voor een liedje. Blijkbaar. En nog één. Crewlid tijdens voorbereidingen unieke show: Justin is een ‘incredible leader’. Leuke vader ook. Geeft Haley, vloggend, een kusje in de nek. Hij krijgt wel een lamme arm van al dat gevlog. Tijd voor een selfiestick, vindt zijn vrouw.

Liedje. Oefenen van groepsdans voor de show. Hard snijden naar die show. Liedje met dans. Lichtshow erbij. Eerlijk is eerlijk: best spectaculair. Terug in de tijd: een crewlid test positief op COVID-19. Hij mag twee weken niet repeteren. Nog 21 dagen tot de show, waarvan ik nu al zeker een half uur heb gezien. Over de helft van de docu inmiddels, dat wel. Voorbereidingen concert. Nog 8 dagen. Positieve crewlid meldt zich weer. Liedje zoveel.

Pfoeh, nóg drie kwartier docu te gaan. Moed in de schoenen, eerlijk gezegd. Leg de iPad aan de kant. De recensent – ik dus – typt met hoofdletters SCHLUSS! En zet Justins docu op pauze. Definitief, dat wel. Zie hem toch een stuk liever als een soort grote broer in die Billie-film.

Het is me inmiddels glashelder: de vraag stellen was hem inderdaad beantwoorden. Voor de fans vast heel tof, noemde het Jeugdjournaal deze ‘documentaire’ vorige week. Dat kan ondergetekende – ik dus – niet beter onder woorden brengen. Ik ga het niet eens proberen.

We Are The Thousand

VPRO

Niemand is een ster. En iedereen. 250 zangers, 150 bassisten, 250 drummers en – kwestie van de Goden verzoeken – 350 gitaristen. Amateurs. Uit elke uithoek van Italië overgekomen. Op eigen kosten bovendien. Om op een grasveld in Cesena één enkel liedje te gaan spelen. Met duizend mannen, vrouwen en kinderen tegelijk. Learn To Fly. Van de Amerikaanse rockband The Foo Fighters. Omdat zanger Dave Grohl en zijn mannen nodig eens bij hen in Italië moeten komen optreden.

Het was een wild idee van ene Fabio Zaffagnini, dat groter werd dan hij in zijn stoutste dromen had kunnen bedenken. Het duurt in We Are The Thousand (78 min.) niet lang of de droom wordt, na het nemen van de verplichte obstakels, zowaar werkelijkheid. En zie die brok in de keel dan maar eens weg te slikken als argeloze kijker. Learn To Fly, niet voor niets inmiddels meer dan vijftig miljoen keer bekeken op YouTube. Een onwaarschijnlijk mooi moment. Van duizend, op zichzelf net zo onbetekenende, mensen als jij en ik die samen uitgroeien tot iets groots en waarachtigs. Dat ook nog rockt.

Het is de vraag of regisseur Anita Rivaroli daar nog overheen kan komen in deze onweerstaanbare feel good-documentaire, waarin gewone (oudere) jongeren, ook tijdens interviews, even in de spotlights komen te staan. De vervolgstap ligt natuurlijk voor de hand: Grohl en z’n Foo Fighters verleiden om naar Italië te komen. Maar dan? Zaffagnini en z’n kompanen van Rockin’1000 weten opnieuw een list te verzinnen. En de argeloze kijker gaat ook dan weer volledig overstag.

We Are The Thousand is hier te bekijken.

Who Shot The Sheriff?

Netflix

In de pophistorie zitten nog talloze documentaires verstopt, zo blijkt steeds weer. Als een soort Ander Tijden Muziek gaat de achtdelige Netflix-serie ReMastered van Jeff en Michael Zimbalist nu maandelijks een nieuw vergeten verhaal opdiepen. Deel 1 Who Shot The Sheriff? (57 min.), waarmee de reeks onlangs werd gestart, richt zich op de moordaanslag die reggaezanger Bob Marley bijna het leven kostte in 1976.

Marley was toen al uitgegroeid tot een Jamaicaanse volksheld, die zich steeds nadrukkelijker begon uit te spreken over sociale kwesties. Intussen dreigde hij vermalen te worden tussen twee politieke partijen die elkaar in de aanloop naar de verkiezingen naar het leven stonden. Aan de vooravond van het Smile Jamaica Concert, waarna de stembussen zo’n beetje direct werden geopend, mondde dat uit in bot geweld, gericht tegen de zanger en zijn directe omgeving.

De schietpartij zou Marleys leven en carrière volledig op zijn kop zetten en meer dan ooit tevoren een politieke figuur van hem maken. In de nasleep van de aanslag vertrok hij voor bijna anderhalf jaar naar Londen en werkte daar aan zijn klassieke album Exodus, waarop de sporen van de aanslag moeiteloos zijn terug te vinden. Maar wie er nu precies achter die kogelregel zat en wat daarvan de bedoeling was?

Ruim veertig jaar na dato probeert regisseur Kief Davidson via getuigenissen van mensen uit Marleys directe entourage, ingewijden in Jamaica’s turbulente politiek van destijds en een enkele anonieme getuige het antwoord op die vragen te vinden. Bob Marley’s weldadige muziek is intussen niet meer dan een voertuig om bij dat verhaal te komen.

Voor het volledige levensverhaal van de reggaezanger, die in 1981 op 36-jarige leeftijd overleed, kun je overigens terecht bij de meeslepende biopic Marley van Kevin Macdonald.

Komende maand is ReMastered gewijd aan het spraakmakende bezoek vanJohnny Cash aan president Richard Nixon, een documentaire die is gemaakt door de vermaarde regisseur Barbara Kopple. Daarna volgen nog uitzendingen over onder anderen de mysterieuze dood van soulzanger Sam Cooke, bluesgitarist Robert Johnson die zijn ziel aan de duivel zou hebben verkocht en de moord op Jam Master Jay van de invloedrijke hiphopgroep Run DMC.

Gimme Shelter


Alsof de Duivel ermee speelt… Deze klassieke popdocu uit 1970 start met de welhaast demonische klassieker Jumpin’ Jack Flash, opgenomen tijdens een Rolling Stones-concert in New York. Na een absolute killerriff van Keith Richards fleemt Mick Jagger de wereldberoemde openingszinnen in de microfoon: ‘I was born in a cossfire hurricane and I howled at my ma in the driving rain.’

Met zichtbaar plezier kijken Jagger en de andere Stones de beelden terug in de montageruimte. Meteen daarna krijgen ze een radioverslag te horen van de tragische gebeurtenis waarmee de bijbehorende tournee en de weerslag daarvan, de documentaire Gimme Shelter (91 min.) van de gebroeders Albert en David Maysles en Charlotte Zwerin zal eindigen: Altamont.

Tijdens de Stones-show op dat festival, waar ook The Flying Burrito Brothers en Jefferson Airplane optraden, zou een man sterven. Hells Angels, die waren ingehuurd om de boel te beveiligen, staken de concertganger Meredith Hunter neer. Een tragische gebeurtenis die, samen met de moorden van de Manson Family, tegenwoordig wordt gezien als een kwaadaardige afrekening met de sixties.

Je voelt de gehele film aankomen dat het uit de hand gaat lopen op de Altamont Speedway. Voor een band die uitbundig flirtte met zijn Sympathy For the Devil, zou dat eigenlijk niet als een verrassing mogen komen. Toch is Mick Jagger, in een klassiek geworden scène van Gimme Shelter, duidelijk ontdaan als hij voor het eerst de beelden van Hunters gewelddadige dood te zien krijgt.

Als je wilt zien of horen wat een geweldige rock n’ roll-band The Rolling Stones (ooit) waren, luister dan naar de klassieke rocksong waaraan deze documentaire zijn naam ontleent of kijk naar de documentaire Crossfire Huricane van Brett Morgen.