Richard Pryor: Omit The Logic

Showtime

De enige die niet aan de kant voor hem ging toen hij brandend naar buiten kwam gerend, vertelt Richard Pryor in zijn onemanshow, was een ouwe dronkelap. ‘Die vroeg om een vuurtje.’ Zo geeft hij de verplichte komische draai aan de dag, maandag 9 juni 1980, waarop ‘t ook voor de buitenwereld glashelder wordt dat het helemaal mis is met de Afro-Amerikaanse stand-upcomedian. Tijdens het freebasen van cocaïne heeft Pryor zichzelf – al dan niet bewust – in brand gestoken. Bij dit crack-incident, waarbij een kleine veertig procent van zijn lichaam verbrand raakt, zal ‘t altijd de vraag blijven of het misschien toch een desolate zelfmoordpoging was.

Richard Pryor (1940-2005), de man die de weg bereidde voor zwarte entertainers zoals Eddie Murphy, Will Smith en Kevin Hart, stamt uit een familie van hoeren en pooiers in Peoria, Illinois. Die achtergrond op de grens van de boven- en onderwereld zou de rest van zijn onstuimige bestaan zichtbaar blijven. Zijn voormalige manager Sandy Gallin zag in de jaren zestig een ruwe diamant in hem. Als ik hem zover krijg dat hij twee zinnen zonder schuttingtaal erin achter elkaar kan zetten, dacht Gallin toen, wordt hij een grote ster. Pryor moest, kortom, een beetje meer Bill Cosby worden. Die gold toen nog, pré-#metoo, als een acceptabele zwarte ster.

Richard Pryor wilde echter niet alleen de populairste zwarte entertainer zijn, vertelt regisseur Paul Schrader in Richard Pryor: Omit The Logic (83 min.), maar ook de zwartste. Dat bracht hem in talloze Hollywood-hits én frontaal in botsing met televisieproducenten. Hij verzette tegelijk baanbrekend werk. ‘Als comedy is te vergelijken met een vrouw waarop ik verliefd ben, dan heeft Richard Pryor haar al in alle lichaamsopeningen genomen’, stelt Dave Chapelle, op z’n geheel eigen wijze, in deze krachtige documentaire van Marina Zenovich uit 2013. ‘Is er ook nog maar één plekje te vinden waar hij zijn pik niet in heeft gestoken?’

Daarover gesproken: Pryor hield er getuige dit portret ook een onstuimig relatieleven op na. Hij was negen keer getrouwd. Ongeveer. Waarbij moet worden aangetekend dat Jennifer Lee zowel vrouw 4 als 7 was. En Flynn Belaine nummertje 5 en 6. Pryor wilde per se getrouwd zijn, vertelt zijn ex-vriendin Patricia von Heitman, maar als hij eenmaal getrouwd was, was de magie weg. ‘Want dan had hij gewonnen.’ Zolang hij je wilde, had jij de macht in handen, vertelt een andere ex, Kathy McKee. ‘Die was direct weg als hij je had. Dan ging hij meteen achter een ander aan. Dat was zijn spel. En dan stelde hij alles in het werk om jou het huis uit te krijgen.’

Intussen werkte hij zich, vooral door overmatig drugsgebruik, steeds verder in de nesten. Totdat er geen redden meer aan was. ‘Soms is het beste wat je hebt niet goed genoeg’, zegt Pryors laatste manager Skip Brittenham, die afstand nam toen hij zag dat Pryor opnieuw het donkerste hoekje van zijn verslaving opzocht, geëmotioneerd in dit postume portret van een zelfverklaarde ‘ni**er’, die volstrekt grenzeloos leek te leven. ‘En dan kun je iemand niet meer redden van zichzelf.’

Predators

MTV

Oprah Winfrey omarmt het Candid Camera-achtige programma. Jon Stewart is eveneens enthousiast over het concept. En Jimmy Kimmel noemt de show gekscherend ‘Punk’d For Paedophiles’. To Catch A Predator is, als onderdeel van Dateline NBC, van 2004 tot en met 2007 een doorslaand succes op de Amerikaanse televisie. Zelden zal ‘trial by media’ bevredigender hebben gevoeld dan bij het te kijk zetten van deze volwassen mannen, die het hadden voorzien op onschuldige kinderen.

In elke aflevering wordt zo’n kerel met behulp van een ‘decoy’, een volwassene die dienst doet als lokaas en zich voordoet als een kind, naar een met verborgen camera’s uitgerust huis gelokt. Daar wacht presentator Chris Hansen al op hem. Hij ontmaskert het ‘roofdier’ voor het oog van de natie en probeert meteen een gesprek met hem aan te knopen. Buiten staat er dan al een arrestatieteam van de plaatselijke politie paraat, dat de pedo vervolgens met veel machtsvertoon in de boeien zal slaan.

Een kleine twintig jaar later probeert documentairemaker David Osit te vatten waarom ook hij destijds aan de buis gekluisterd zat als Hansen een perverseling op heterdaad wist te betrappen. Hij legt deze vraag ook voor aan etnograaf Mark de Rond. Die begint hardop te denken. ‘Hoe kunnen volwassenen zich zo walgelijk gedragen tegenover wat zij denken dat kinderen zijn?’ probeert hij de fascinatie te vatten in Predators (97 min.). En: ‘Waarom genieten wij er zo van dat zij op televisie worden vernederd?

‘Op dat moment stopt de tijd’, stelt De Rond. ‘Wat we in feite zien is hoe het leven van een ander eindigt.’ Via interviews met lokazen, politiemensen en officieren van justitie en met behulp van ruw materiaal van de uitzendingen en het navolgende politieverhoor neemt Osit nu een grondige kijk achter de schermen bij de ontmaskering van deze verdachten en hun confrontatie met presentator Chris Hansen. Politiewerk kwam, zo is al snel duidelijk, in dienst te staan van het maken van spraakmakende televisie.

‘Ik wil niet dat dit de rest van mijn leven ruïneert’, zegt een man bijvoorbeeld, die na zijn ontmaskering om therapie vraagt. Deze opnames hebben de montage niet overleefd, want dat was niet het doel van To Catch A Predator. Het programma wilde hem vooral portretteren als een beest, dat het best uit zijn lijden kon worden verlost. Hansens vaste gespreksopener ‘help me understand’ moest dus niet worden verstaan als een poging om de ander te begrijpen, maar als de start van een volkstribunaal. Tot het fout ging…

Daarmee eindigt de eerste akte van Osits film. In het vervolg sluit hij aan bij een verborgen camera-actie van een erfgenaam van Chris Hansen, een YouTuber die zich Skeet Hansen noemt. Dan maakt de documentairemaker zelf ook vuile handen, een bewuste keuze die nog eens wordt bestendigd met een scène waarin zijn eigen producer Jamie Gonçalves de verdachte een ‘quit claim’ probeert te laten ondertekenen, zodat hij ook in Predators herkenbaar in beeld mag. Skeet stelt die vraag helemaal niet.

In het laatste deel van deze documentaire haalt David Osit tenslotte Chris Hansen zelf voor de camera. Op z’n eigen YouTube-kanaal borduurt die nog altijd voort op zijn succesformule, met alle morele dilemma’s van dien. Osit wil die natuurlijk aankaarten, maar maakt er geen gemakkelijk volkstribunaal van – ook omdat hij als maker van true crime-achtige producties zelf evenmin brandschoon is. Bovendien heeft hij zo z’n eigen reden om juist Hansens programma te onderzoeken. En die geeft deze film extra lading.

Predators is intussen tot tweemaal toe volledig van karakter veranderd en voelt toch als een coherente vertelling, die steeds dieper in de thematiek verdwijnt en die tenslotte op een even logische als dramatische manier wordt afgewikkeld. Zonder gemakkelijke conclusies. Met oog voor zowel de slachtoffers als hun belagers. Een genuanceerde film die prikkelt, wroet en raakt. Één van de beste documentaires, kortom, van het jaar.

Being Eddie

Netflix

Zijn generatiegenoten Michael Jackson, Prince en Whitney Houston hadden volgens hem allemaal ‘een zelfdestructief karakter’. ‘Mijn grootste zegen, de allergrootste, is niet m’n komische talent’, zegt Eddie Murphy precies halverwege de typisch Amerikaanse documentaire Being Eddie (103 min.), als hij plaats heeft genomen op een fauteuil in één van de kamers van zijn kolossale huis. ‘M’n grootste zegen is dat ik van mezelf hou en al heel vroeg wist wat ik wilde doen. En daarom ben ik niet in bepaalde vallen gelopen. Omdat ik in de basis van mezelf hou.’

Murphy houdt tegelijkertijd staande dat hij nooit heeft gedronken of cocaïne heeft gebruikt. De man die voor de camera van Angus Wall heeft plaatsgenomen, om zichzelf te (laten) portretteren, lijkt in wezen nauwelijks op de sexy, macho en vuil gebekte patser, liefst in een rood leren pak, van de bijzonder succesvolle one man shows Delirious en Raw, waarmee hij in de jaren tachtig naam maakte, of op de gisse geinponem die met 48 HoursTrading PlacesBeverly Hills CopComing To America en The Nutty Professor alsmaar Hollywood-hits bleef scoren.

Zijn jong gestorven vader was, zo gaat het verhaal, de gangmaker op elk feest. ‘Ik ben nooit de gangmaker’, vertelt Eddie en begint vervolgens te lachen. Hij doet ’t routinematig: grapje maken en er zelf om lachen. ’s Mans aanstekelijke lach behoort al sinds het begin van z’n carrière tot zijn vaste gimmicks. Hij lacht er in deze film van alles mee weg: zijn jeugdtrauma’s, de dwangstoornis die hij zegt te hebben en het idee dat hij nooit een Oscar heeft gewonnen – naar verluidt omdat hij zich tijdens een uitreiking kritisch heeft uitgelaten over de achterstelling van zwarte acteurs.

In deze film is echter vooral ruimte voor de loftrompet. Tussen allerlei filmfragmenten door laten collega’s zoals Dave Chappelle, Jerry Seinfeld, Arsenio Hall, Tracy Morgan, Chris Rock, Kevin Hart, Jamie Foxx en Adam Sandler ‘m uitbundig schallen voor de man die op de schouders van helden zoals Muhammad Ali en Richard Pryor ging staan en zo zelf ook een sleutelrol heeft gespeeld in de emancipatie van Afro-Amerikaanse acteurs en komieken. Being Eddie is daardoor geslaagder als portret van het fenomeen Eddie Murphy dan van de man die daarachter schuilgaat.

Stiller & Meara: Nothing Is Lost

Apple TV+

Samen met zijn acterende oudere zus Amy is de Amerikaanse acteur, komiek, regisseur en producent Ben Stiller druk doende met het ontruimen van het appartement van hun ouders, Jerry Stiller en Anne Meara. Zij braken in de jaren zestig, via optredens in het populaire televisieprogramma The Ed Sullivan Show, door als het komische duo Stiller & Meara en waren later ook los van elkaar succesvol. Zij als serieuze actrice, hij als het populaire personage Frank Constanza in de comedy Seinfeld. Meara overleed in 2015, Stiller vijf jaar later. Vrijwel hun hele leven, in totaal ruim zestig jaar, waren ze bij elkaar – al was dat lang niet altijd gemakkelijk.

De egodocu Stiller & Meara: Nothing Is Lost (98 min.) past in de Hollywood-traditie van kinderen die in de voetsporen van hun ouder(s) treden en daar dan een film over maken. Robert De Niro portretteerde senior, Robert Downey Jr. ook. En Law & Order-ster Mariska Hargitay zocht onlangs in een zeer fraaie documentaire naar haar moeder Jayne Mansfield. Net als zijn collega’s maakt Ben Stiller via zijn ouders ook een film over zichzelf, in het bijzonder over de parallellen tussen het huwelijk van zijn ouders en zijn eigen relatie met de actrice Christine Taylor. Die leek in 2017 op de klippen te zijn gelopen, maar werd enkele jaren later toch weer in ere hersteld.

‘Jerry, ik weet niet waar de act eindigt en het huwelijk begint’, zei Stillers moeder Anne ooit tegen Bens vader, met de scherpe tong die ook schade kon aanrichten. Toen ze een sketch over een ruziënd koppel oefenden, kwam dochter Amy eens binnen. Die legden ze uit: mama en papa zijn nu aan het repeteren. Enkele weken later was ‘t echt prijs. Amy kwam opnieuw binnen en wist ‘t zeker: mama en papa zijn aan het repeteren. Nee, zeiden die: mama en papa hebben ruzie. Hoe ‘t werkelijk zat? Hun kinderen ‘Benji’ en Amy zijn de draad een beetje kwijtgeraakt. Daarom maken we ook deze documentaire, zeggen ze tegen elkaar, zittend in de woonkamer van hun ouders.

De relatie tussen de tegenpolen Jerry Stiller en Anne Meara was in elk geval stormachtig. Hij moest keihard werken om te floreren, bij haar kwam ’t meer van nature. Zij haalde haar neus alleen een beetje op voor comedy. En allebei hadden ze een verleden om te vergeten – of, op de één of andere manier, in hun werk te verwerken. Hun kinderen kregen, ongevraagd, ook een plek in het publieke leven van hun ouders. Zo moesten Amy en Benji begin jaren zeventig bijvoorbeeld een muzikaal optreden geven in The Mike Douglas Show. ‘Relax’, zegt hun moeder, zogenaamd bemoedigend, op de toch wat pijnlijke beelden. ‘Er kijken maar dertig miljoen mensen.’

Met de wijsheid van nu probeert hun zoon hun levens en relatie te vatten. Hij kan daarbij terugvallen op het monnikenwerk van zijn vader, die alles filmde en opnam, bewaarde en documenteerde. Dit verzoenende nepoportret is dus rijk aan kijkjes achter de schermen bij de Stillers. Van twee – nee: vier – levens die tot elkaar waren veroordeeld. ‘Kinderen van acteurs hebben zo hun issues’, zegt Bens dochter Ella Stiller, die net als haar broer Quin zelf ook in Hollywood is beland, niet zonder ironie tegen haar vader. ‘Het fijne van jou is dat je zowel de acterende ouder als het kind van acteurs bent. Dat heb ik niet met mama. Die is alleen acteur.’

Mr. Scorsese

Apple TV+

De grote kleine filmregisseur zelf wordt in Mr. Scorsese (287 min.) geïntroduceerd met het vervaarlijke intro van Sympathy For The Devil. De entree van de twee belangrijkste acteurs in zijn carrière, Robert De Niro en Leonardo DiCaprio, wordt vervolgens kracht bijgezet met de woeste gitaarriff van een andere Rolling Stones-klassieker, Jumpin’ Jack Flash. Net als Martin Scorsese geeft ook documentairemaker Rebecca Miller muziek een sleutelrol in haar vijfdelige portret van de onvolprezen cineast.

Scorsese zelf claimt daarin natuurlijk de absolute hoofdrol, maar ook De Niro en DiCaprio krijgen vanzelfsprekend een belangrijke bijrol. Zij reanimeren respectievelijk een loopbaan die al lijkt te worden afgebroken voordat ie goed en wel is begonnen en een carrière die na enkele flops weer eens in het slop zit. Samen maken ze eerst essentiële films voor het geestelijk welzijn van de filmmaker – Mean Streets (1973), de weerslag van Scorseses grimmige jeugd in ’Little Italy’, en Gangs Of New York (2002), een droomproject dat bijna drie decennia op de plank is blijven liggen – en daarna stuwen ze elkaar films lang naar grote hoogten. Martin + Robert/Leo = klassieker.

Een Oscar laat desondanks verdacht lang op zich wachten, een steeds terugkerend thema in het verhaal van Scorseses carrière. ‘Hij wil je niet vertellen wat je moet denken’, stelt zijn vaste editor Thelma Schoonmaker daarover. ‘Hij laat ’t je voelen.’ De morele ambiguïteit, het botte geweld en de uitzinnige symboliek van klassiekers zoals Taxi DriverRaging BullGoodfellasCasino en dat andere liefdesproject, The Last Temptation Of Christ, strijken menigeen tegen de haren. Ze zijn tevens de weerslag – ook dat is geen geheim – van de getormenteerde geest van de maker, een man met een aanzienlijk ego, die gedurig worstelt met woedeaanvallen, drugsgebruik en depressies.

Een man ook die leeft voor zijn films. Treffend is de bekentenis van Scorseses dochter Domenica dat ze zich nooit zo geliefd voelde door haar vader als toen ze meespeelde in zijn film The Age Of Innocence. Ook haar halfzussen Cathy en Francesca, exen zoals Sandra Weintraub en Isabella Rossellini en enkele jeugdvrienden geven in deze ferme miniserie aardige inkijkjes in ’s mans hart en hoofd. Zelfs Salvatore ‘Sally Gaga’ Uricola, die model stond voor Mean Streets-hoofdpersoon Johnny Boy, wordt daarin nog voor de camera gehaald. Als representant van de wereld waarvan een ziekelijk joch – ‘Thank God for asthma’, lacht collega Spike Lee – zich los heeft gemaakt om filmmaker te worden.

Hollywood, de wereld waarvan hij vervolgens, vaak tegen wil en dank, onderdeel wordt, is natuurlijk eveneens vertegenwoordigd in Mr. Scorsese. Behalve zijn vaste protagonisten De Niro en DiCaprio zijn ook de acteurs Jodie Foster, Sharon Stone, Cate Blanchett en (Millers echtgenoot) Daniel Day-Lewis van de partij, alsmede zijn collega’s Steven Spielberg en Brian De Palma, producer Irwin Winkler en de scenarioschrijvers Nicholas Pileggi, Jay Cocks en Paul Schrader. Samen met Martin Scorsese zelf en een rijke collectie kindertekeningen, storyboards, filmset-interviews, B-roll beelden en becommentarieerde scènes dwingen ze eenieder om nóg beter naar zijn films kijken.

Tegelijk loopt deze miniserie ook allerlei andere hoofd- en zijpaden in diens lange leven en loopbaan af: Scorseses frustratie over de Oscar-winnende Woodstock-documentaire (1970), waarvoor hij nooit de credits heeft gekregen als coregisseur. De bijrolletjes van zijn moeder Catherine in z’n films. Zijn eigen creatieve crisis tijdens de opnames van The King Of Comedy. De aanslag op president Ronald Reagan door John Hinckley, die daartoe zou zijn aangespoord door Taxi Driver. En de ziekte van zijn huidige echtgenote Helen, die al dertig jaar kampt met Parkinson. Intussen lijkt de hoofdpersoon alsmaar milder te zijn geworden, terwijl zijn honger om films te maken onstilbaar is gebleken.

Als aan het eind van dit portret alles lijkt te zijn gezegd – en, vooral, gezien – werkt Rebecca Miller toe naar Killers Of The Flower Moon (2023), de film waarin Martin Scorsese Robert De Niro en Leonardo DiCaprio zowaar heeft samengebracht. En ook The Stones melden zich dan weer, met het geladen Gimme Shelter.

aka Charlie Sheen

Netflix

Zijn vader, de beroemde acteur Martin Sheen, en z’n eveneens acterende broer Emilio Estevez laten verstek gaan in dit (zelf)portret van het eeuwige enfant terrible Charlie Sheen. De Amerikaanse acteur (Platoon, Wall Street en Hot Shots!), gezeten aan een tafeltje in een willekeurige ‘diner’, heeft daar wel begrip voor: niet iedereen heeft nu eenmaal zin om alle ellende uit zijn leven nog eens dunnetjes over te doen.

‘Ik was beducht om hieraan mee te werken’, zegt ook zijn collega Jon Cryer, die jarenlang met Sheen werkte in de succesvolle comedyserie Two And A Half Men. ‘Deels omdat Charlies leven een bepaalde cyclus volgt. Hij verknoeit het vreselijk. Hij gaat eraan onderdoor. En dan trekt hij de zaak weer vlot en zorgt voor positiviteit in z’n leven. Waarna hij weer begint te overdrijven… Hij kan ’t nu eenmaal niet laten om het huis in brand te steken. En ik wil geen deel zijn van die cyclus.’

In de tweedelige documentaire aka Charlie Sheen (181 min.) van Andrew Renzi loopt de brokkenpiloot samen met zijn broer Ramon Estevez, beste vriend Tony Todd, exen Denise Richards en Brooke Mueller (met wie hij zéér destructieve relaties had), kinderen Lola en Bob Sheen, Two And A Half Men-showrunner Chuck Lorre, ‘Hollywood madam’ Heidi Fleiss, dealer Marco en collega’s Sean Penn en Chris Tucker de hoogtepunten en – vooral – de dieptepunten van zijn leven langs.

Van Sheens ervaringen als kind tijdens de slopende opnames op de Filipijnen voor de filmklassieker Apocalypse Now, waarin zijn vader een hoofdrol speelde die hem bijna de kop kostte, tot de pijpbeurt die Charlie zelf kreeg tijdens zijn eerste keer crack roken. ‘Het klopte allemaal op een niveau dat ik zo graag wilde omhelzen’, zegt hij over dat dramatische omslagpunt. ‘Maar in diezelfde adem, in diezelfde ervaring, was ik doodsbang voor hoe erg dit uit de hand zou kunnen lopen.’

Sheen is een uitstekende verteller van zijn eigen verhaal. En dat lijkt soms één groot sterk verhaal, met wilde uitspattingen, diepe crises en een enkel moment van (bijna) geluk. Zeker in het eerste deel heeft dit nog wel een bepaalde jongensachtige charme. Volgens de man zelf is zijn leven echter op te delen in drie fasen: feesten, feesten met problemen en problemen. En die laatste fase krijgt duidelijk de overhand in het dramatische tweede deel van aka Charlie Sheen, waarin hij afdaalt in zijn eigen hel.

Dat veelbewogen leven, ingekleurd met familievideo’s en film- en televisiefragmenten, lijkt nu de jaren van verstand te hebben bereikt. Bij een ongeleid projectiel zoals Charlie Sheen weet je – en weet hij – ’t alleen nooit. Hij is nu een jaar of zeven clean, maar het is nog maar de vraag, zo heeft het verleden inmiddels wel uitgewezen, of dat enige garantie biedt op een zonnige toekomst. Waarom dat zo is? Daarnaar wordt in aka Charlie Sheen wel gehengeld, maar een sluitend antwoord komt er niet.

Zelf heeft hij wel vertrouwen in wat het leven nog heeft te bieden, zo lijkt ‘t. En dat is ook de slotsom van dit zeer vermakelijke portret: rustiger vaarwater lonkt. Tegelijkertijd verraadt de afwezigheid van pa Sheen en broer Emilio dat zij, door schade en schande wijs geworden, ’t écht eerst willen zien en dan pas, héél misschien, kunnen geloven.

Stans

MTV

Bij een film over de achterban van een goudeerlijke rocker, zoals Springsteen & I (2013), verwacht je ook fans van het type toffe peer. Zoals je bij Eminem nu eenmaal Stans (101 min.) veronderstelt: een variant op de obsessieve fan die hij ooit opvoerde in zijn hit Stan (2000). In deze documentaire, geproduceerd door de Amerikaanse rapper zelf, geeft Steven Leckart een aantal Stans het podium. Onder hen is een rossige Brit die verdacht veel op de singer-songwriter Ed Sheeran lijkt.

Marshall Mathers, alias Eminem, weet wat het is om een voorbeeld, spreekbuis en uitlaatklep te hebben, vertelt hij in deze film, waarin hij via zijn fans wordt geportretteerd. Als ontheemd kind van een alleenstaande moeder in Detroit, een jeugd die werd vervat in een speelfilm waarin hij zelf de hoofdrol speelde (8 Mile, 2002), hing hij aan de lippen van de rapper LL Cool J. Toen hij later zelf een ster werd en stapels fanmail begon te ontvangen, was de vraag onvermijdelijk: ‘Ben ik nu de LL Cool J van iemand anders?’

Zijn Stans blonderen hun haar, dragen witte T-shirts en sturen vol verwachting persoonlijke brieven naar 2131 Woodward Avenue in Detroit, Michigan. Ze zweren in het bijzonder bij zijn vileine alter ego Slim Shady, een vuil gebekt personage dat zo lijkt te zijn weggelopen, ongetwijfeld met veel misbaar, uit The Jerry Springer Show en met sardonisch genoegen alles en iedereen afzeikt of tegen zich in het harnas jaagt. Zoals de vrouwelijke Stan Daniyela ’t uitdrukt: ‘een psychopaat, maar dan op een goede manier’.

Voor het min of meer reguliere deel van dit artiestenportret heeft Leckart verder LL Cool J, MTV-veejay Carson Daly, producer Dr. Dre, platenbaas Jimmy Iovine, Rolling Stone-journalist Anthony Bozza en acteur Adam Sandler gecharterd. Zij plaatsen zijn ontwikkeling als witte rapper – streep door en herstel: white trash-rapper – in z’n context. Ook dan ligt de nadruk echter op Eminems positie als artiest, zijn verhouding tot z’n fanschare en de druk, ongewilde aandacht en eenzaamheid die daarmee gepaard gaan.

Intussen zetten zijn Stans een koptelefoon op om nog eens naar zijn muziek te luisteren, lezen ze voor uit ‘s mans autobiografie en bekijken zijn handgeschreven songteksten. Daarin vinden zij iets van zichzelf, bijna alles soms, en dat drukken ze dan weer op hun eigen manier uit. Katie (sinds 1999) draagt het superheldenpak dat hij in de videoclip van Without Me aanhad. Nikki (sinds 2000) heeft 22 Eminem-portretten op haar lijf getatoeëerd. En Zolt ‘Shady’ (sinds 2001) probeert al een kwart eeuw op Slim te lijken.

Samen bieden ze zowel een boeiende inkijk bij superfans, zonder het sensatierandje waarmee die vaak worden opgeleverd, als bij het object van hun aanbidding, een man die van zijn hart nog altijd geen moordkuil maakt – en zo eraan heeft bijgedragen dat mentale problemen beter bespreekbaar zijn geworden. En waar de ‘echte’ Stan uiteindelijk afknapt op de held die hij een dwingende fanbrief stuurt en zo een iconisch voorbeeld wordt van de stalkende fan, blijven zijn erfgenamen Eminem gewoon trouw.

The Truth About Jussie Smollett?

Netflix

Zo zou het zijn gegaan… De bekende Afro-Amerikaanse acteur Jussie Smollett gaat op dinsdagnacht 29 januari 2019 na thuiskomst nog wat eten scoren. Op straat, in het ijzig koude Chicago, wordt hij aangesproken door twee onbekende mannen. ‘Ben jij niet die zwarte homo uit Empire?’ roepen ze en beginnen vervolgens op hem in te beuken. ‘Dit is MAGA-land’, roepen ze erbij. Ze laten Smollett achter met een strop om zijn nek. Alsof de Ku Klux Klan terug is van nooit weggeweest. Is Jussie Smollett ook virtueel gelyncht? Het gaat in elk geval om een haatmisdrijf, daarover kan geen twijfel bestaan. Tenminste, als ‘t inderdaad ook zo is gegaan… 

De aanval op de zwarte ster is natuurlijk direct groot nieuws, maar als er twijfels ontstaan of die wel echt heeft plaatsgevonden ontploft de zaak helemaal. Is Jussie Smollett een Amerikaanse variant op Jules Croiset, de Nederlandse acteur die ooit zijn eigen ontvoering in scène zette? Of toch het slachtoffer van een kwaadaardige campagne van Chicago’s omstreden politiekorps? In The Truth About Jussie Smollett? (87 min.) probeert Gagan Rehill het kaf van het koren te scheiden en te ontdekken wat er werkelijk is gebeurd. Hij krijgt ook de hoofdpersoon zelf te spreken, die zes jaar na dato dit podium kiest om voor eens altijd korte metten te maken met de zaak die zijn carrière heeft ontregeld en zijn hele leven is gaan beheersen.

Smollett wordt in de rug gedekt door zijn vroegere personal assistant April en steradvocate Tina Glandian, maar krijgt weerwoord van de voormalige politiechef van Chicago Eddie Johnson, het hoofd van de recherche Melissa Staples en de Nigeriaanse broers Ola en Abel ‘Bola’ Osundairo, die als dommekracht een sleutelrol zouden hebben gespeeld bij de vermeende ‘hoax’. Kijkend naar bodycammateriaal van de politie en beveiligingscamerabeelden van het incident lijkt het al snel een uitgemaakte zaak wat er is gebeurd, maar dan zou deze smeuïge docu na een kleine drie kwartier al kunnen worden afgerond. Rehill heeft dus nog de nodige nieuwe verhaallijnen en onverwachte plotwendingen in petto, die de zaak op z’n kop – en op z’n kop en op z’n kop  – zetten.

Buitenstaanders blijven uiteindelijk in verwarring achter, dubbend over wie er nu eigenlijk de waarheid spreekt en wie liegt alsof het gedrukt staat. En dat was vast ook de bedoeling. Niet alleen van de maker overigens. Iedereen die wat te verbergen heeft, is erbij gebaat om zoveel mogelijk stof op te werpen. Zodat het zicht op de waarheid wordt belemmerd.

The Life And Deaths Of Christopher Lee

Sky

Die diepe, sinistere stem is uit duizenden herkenbaar. Als Saruman, Francisco Scaramanga en – natuurlijk – Graaf Dracula. Van gene zijde vertelt de Britse acteur Christopher Lee (1922-2015) nu zijn levensverhaal – ook al ligt hij in werkelijkheid dus al tien jaar in z’n graf. Maar dat was tijdens zijn filmcarrière eigenlijk ook nooit een beletsel.

‘How do you do? I am Christopher Lee… How do you do? I am Christopher Lee…’ Na even zoeken heeft acteur Peter Serafinowicz Lee’s stem te pakken en kan hij aan dat levensverhaal beginnen. ‘On the 7th of June in the year 2015 I passed away at the age of 93’, gaat hij voortvarend van start. ‘To some this might seem like a defining moment, but not me. Oh no, by then I had become quite accustomed to dying.’

Tegen die tijd heeft zijn stem ook al een gezicht gekregen: van een lange gedistingeerde heer met een donkere oogopslag en strenge wenkbrauwen. Hij lijkt verdacht veel op Christopher Lee, maar beweegt houterig en wordt door een andere man met de hand aangestuurd. Een marionet, juist. En daarmee kan de documentaire The Life And Deaths Of Christopher Lee (102 min.) daadwerkelijk van start.

Over een jonge Britse acteur, afkomstig uit een bevoorrecht milieu, die na een rol als spion (?) tijdens de Tweede Wereldoorlog een tijd anoniem figureert in allerlei films. Totdat hij ineens wordt ontdekt als de infame Graaf Dracula, een horrorheldenrol die hij nog talloze malen, in verschillende gedaanten, zal herhalen in enkele kaskrakers en nog veel meer – en dan formuleren we het sympathiek – B-films.

Christopher Lee heeft zichzelf voorgoed getypecast als slechterik. Voor een James Bond-film, Star Wars én de Lord Of The Rings-trilogie. Al had hij daarin, als enorme Tolkien-fan, liever de goede tovenaar Gandalf gespeeld, vertelt regisseur Peter Jackson. Lee deed zelfs ongevraagd auditie, maar moest toch genoegen nemen met de rol die hem op het lijf was geschreven: de boze tovenaar Saruman.

Met insiders zoals zijn nicht Harriet Walter, actrice Caroline Munro en de filmmakers John Landis en Joe Dante loopt ‘Christopher Lee’ (ofwel: Serafinowicz, ingefluisterd door documentairemaker Jon Spira) onderkoeld en niet zonder zelfspot zijn eigen leven langs. Dat wordt natuurlijk geïllustreerd met talloze (enge) filmfragmenten, terwijl enkele vormende gebeurtenissen zijn vervat in animaties.

In die ruim negentig jaar zitten meer dan genoeg saillante verhalen – ‘s mans oorlogsactiviteiten zouden Lee’s neef Ian Fleming bijvoorbeeld op het spoor hebben gezet van het personage 007 – maar de man zelf komt, ondanks zijn meermaals aangetoonde vermogen om terug te keren uit het graf, toch niet helemaal tot leven. Hij blijft een beetje verscholen achter dat onheilspellende uiterlijk en die stem.

Treffend is wel het tv-interview, nadat hij voor z’n verdiensten is geridderd. Sir Christopher Lee heeft net verteld hoe trots hij is op zijn rollen als Indiase politicus in de kwaliteitsfilm Jinnah, de Bond-schurk in The Man With The Golden Gun en de tragische Saruman. Hij is een vertrouwd gezicht voor meerdere generaties geworden. Waarna de interviewster het gesprek bot afrondt met de woorden ‘Nog steeds de horrorkoning’.

‘De koning van wat?’ reageert Lee, als door een adder gebeten. ‘Ik heb in geen 34 jaar in een horrorfilm gespeeld!’ Heel even valt hij uit zijn rol en klinkt dan bijna net zo gevaarlijk als in zijn beste/slechtste Dracula-jaren.

From Roger Moore With Love

BBC

De kritieken zijn niet mals: ‘Mr. Moore overtuigt niet’, ‘seksistische snob’, ‘eendimensionale vertolking’. De Britse acteur Roger Moore (1927-2017) heeft in 1973 grote schoenen te vullen als hij wordt geselecteerd als de nieuwe James Bond. Hij moet Sean Connery doen vergeten. Tijdens de opnames voor Live And Let Die raakt hij direct betrokken bij een speedbootongeluk, dat gelukkig goed afloopt. En hoewel de recensenten bepaald niet overtuigd zijn, wordt de film wel een commercieel succes.

Moore is subiet een graag geziene gast in het talkshowcircuit, waar hij met zijn gesoigneerde uiterlijk, charme en ‘tongue in cheek’-humor de ideale Roger Moore kan zijn. Roger Moore, het personage. Niet: Roger Moore, het omhoog gevallen jongetje uit de Londense arbeiderswijk Stockwell, die zichzelf uitstekende manieren en een bekakt accent heeft aangeleerd. ‘Roger Moore’ is volgens eigen zeggen zijn grootste creatie. Niet Ivanhoe, niet Simon Templar (ofwel: The Saint). En zelfs niet James Bond.

Met z’n dochter Deborah en zoons Geoffrey en Christian Moore en bekende vrinden zoals Joan Collins, Christopher Walken en Dick Cavett, alsmede de Bond-girls Jane Seymour en Gloria Hendry, regisseur John Glen en zijn opvolger als 007, Pierce Brosnan, wandelt Moore zelf met z’n kenmerkende timbre, timing en zelfspot door zijn eigen leven en loopbaan. Althans: de woorden zijn van hem, afkomstig uit zijn memoires. De stem is van acteur/komiek Steve Coogan, die hier eveneens zijn beste ‘Roger Moore’ doet.

Regisseur Jack Cocker heeft From Roger Moore With Love (78 min.) verder volgestort met filmfragmenten, televisie-interviews met de charmeur zelf én niet eerder vertoonde privé-opnamen en beelden uit ‘s mans persoonlijke archief. Met zijn eigen videocamera filmde de acteur het luxe leven dat hij zelf inmiddels leefde, te midden van andere beroemdheden. Met zijn derde vrouw Luisa, met wie hij uiteindelijk dertig jaar samen zou zijn. Totdat hij weer een nieuwe levensfase in wilde, met een nieuwe vrouw, Kristina.

Dat is een terugkerend element in dit portret: Roger Moore was niet alleen op het scherm als Saint, Persuader of Bond een rokkenjager, ook in het echte leven bleek hij niet altijd ‘every inch a gentlemen’. Moore/Coogan redt er zich echter altijd wel weer uit, met even schmieren of een kwinkslag. En dat is ook meteen een beetje de makke van dit soepele portret: Roger Moore blijft wel heel erg ‘in character’. De man kan comfortabel achter het personage blijven schuilen – al is dat misschien ook wel weer treffend.

Het Grote Offensief

September Film

Met een stoutmoedig en meedogenloos plan hoopt de Canadese bevelhebber Guy Simonds in het najaar van 1944 de patstelling in de laatste fase van de Tweede Wereldoorlog te doorbreken. Hij geeft het bevel om het Zeeuwse eiland Walcheren te laten overstromen, om zo kustbatterijen van de Duitsers uit te schakelen. Naderhand meldt de Britse pers triomfantelijk dat het eiland is gezonken en het nazi-garnizoen aldaar weggespoeld. Het blijkt een enorme misvatting. De strijd is nog lang niet gestreden en zal in de komende maanden nog flink oplaaien.

In Het Grote Offensief (98 min.) belicht het team achter de speelfilm De Slag Om De Schelde en de bekroonde dramaserie De Joodse Raad, de strijd rond de Zeeuwse eilanden. Die moet eerst in het voordeel van de geallieerde troepen worden beslist, voordat zij kunnen doorstoten naar Berlijn, om Hitlers naziregime definitief te breken. De overwinningsroes die de legertop na de doorbraak in Normandië en de bevrijding van de stad Antwerpen even in z’n greep kreeg, is dan alweer geweken. En ook de bevrijdingskoorts in het bezette Nederland heeft plaats moeten maken voor realisme.

Regisseur Victor D. Ponten verlaat zich bij het reconstrueren van deze geschiedenis op een hybride van docu en drama. Hij laat authentiek archiefmateriaal van de oorlog en fraaie visualisaties van het front, met digitale kaarten en maquettes, samenvloeien met gedramatiseerde scènes, zowel van gewone soldaten aan het front als van de militaire beslissers die op zoek zijn naar een winnende strategie. Een sleutelrol is er voor verteller Gijs Scholten van Aschat, die alle ontwikkelingen vaardig inkadert en van context voorziet en de verschillende verhaalelementen en -lagen met elkaar verbindt.

De opmars van de geallieerden wordt intussen ernstig belemmerd door onenigheid en wedijver binnen de legertop, tussen de relatief onervaren Amerikaanse opperbevelhebber Dwight Eisenhower (Michael Krass) en de eigengereide Britse veldmaarschalk Bernard Montgomery (Martijn Oversteegen). Deze strubbelingen zorgen zelfs weer voor hoop in Berlijn, waar een vertrouwd tierende Adolf Hitler (Mike Reus) het uiterste van zijn generaals en hun manschappen blijft eisen. Misschien, heel misschien, kan een in wezen al verloren oorlog toch nog in Duits voordeel worden beslist. 

Via deze historische figuren en de keuzes die zij onderweg maken concentreert Ponten zich in Het Grote Offensief zo op het macroverhaal van dit onderbelichte stuk Tweede Wereldoorlog – de weerslag daarvan op gewone Zeeuwen komt bijvoorbeeld nauwelijks aan de orde – dat is omgevormd tot een aantrekkelijk vormgegeven geschiedenisles.

Mads Mikkelsen, Devil In The Flesh

Druk / c: Alamy / NTR

Zit hij met onze kloten te spelen? Als de Deense topacteur Mads Mikkelsen aan het begin van Mads Mikkelsen, Devil In The Flesh (53 min.) de vraag krijgt of hij druk voelde toen hij werd benaderd voor de rol van slechterik in de James Bond-film Casino Royale (2006), heeft hij zijn antwoord direct paraat. ‘Het geheim was dat ik nog nooit een Bond-film had gezien’, zegt hij met een stalen gezicht en een subtiel lachje. ‘Ik wist niet hoe groot het was.’

Mads Mikkelsens wortels liggen in een arbeiderswijk van Kopenhagen. Hij brengt er een groot deel van zijn jeugd op straat door, te midden van wat met een gerust hart probleemjongeren mogen worden genoemd. Tegelijkertijd is hij bezeten van film, met Buster Keaton en Bruce Lee als grote helden. Mikkelsen durft er alleen niet van te dromen om zelf acteur of – ik noem maar een dwarsstraat – danser te worden. Toch zal hij eerst carrière maken als danser, alvorens hij ook de acteur in zichzelf ontdekt.

En al die tijd zou Mads Mikkelsen dus nooit dat uit duizenden herkenbare 007-gitaarloopje hebben gehoord. Of: ‘shaken not stirred’. Het is nauwelijks voor te stellen. Bij een volleerde acteur weet je echter nooit of hij het achterste van zijn tong laat zien of juist een loopje met de waarheid neemt. Van imposante rollen in kleine Deense arthousefilms groeit Mikkelsen intussen door naar groots opgezette Hollywood-blockbusters, waarin hij vaak de schurkenrollen krijgt toebedeeld.

Toch blijft hij geregeld terugkeren naar z’n land van oorsprong, voor kleinere films zoals Jagten en Druk waarin hij zijn gehele repertoire als acteur kwijt kan. Zoals de verteller van dit enigszins routineuze tv-portret van Jeanne Burel en Florence Ben Saddoun, dat vooral bestaat uit (archief)interviews, backstagebeelden en filmfragmenten, ’t formuleert: ‘In films uit zijn eigen land speelt hij rollen van kwetsbare en gekwelde mannen. Een groot contrast met de masculiene stereotypen van Hollywood.’

Mikkelsen, Mads Mikkelsen, en regisseurs met wie hij werkte, zoals Nicolas Winding Refn (die in 1996 Mikkelsens debuut Pusher en diverse andere films met de Deense acteur maakte), Dogma 95-pionier Anders Thomas Jensen (die Mikkelsen uitdaagde om zichzelf en zijn eigen mannelijkheid te onderzoeken), Jan Kounen (Coco Chanel & Igor Stravinsky) en Arnaud des Pallières (Michael Kohlhaas) geven daarnaast een voorzichtige blik achter de schermen bij een man met duizend gezichten.

Intussen blijft het antwoord op die ene beginvraag in de lucht hangen: is Mads Mikkelsen zo’n beetje de enige filmfreak ter wereld die voor zijn veertigste nooit een James Bond-film heeft gezien? Of heeft de acteur gewoon last van humor, die je door die vele gezichten toch wat moeilijker herkent? Enkele seconden later meldt hij ook doodleuk dat hij geen auditie heeft gedaan voor de rol van slechterik Le Chiffre. ‘Ze waren zo druk met de Bond-meisjes bezig dat ze geen tijd hadden.’

Last Take: Rust And The Story Of Halyna

Disney+

De twee slachtoffers zijn met een traumahelikopter afgevoerd. ‘Het gaat goed met Joel’, zegt een man op de filmset van Rust. ‘En hoe gaat het met haar?’ vraagt Alec Baldwin. Het antwoord is ontmoedigend: ‘Niet zo goed.’

Baldwin lijkt in de openingsscène van Last Take: Rust And The Story Of Halyna (91 min.) nog nauwelijks te kunnen bevatten dat de ‘nepkogel’ die hij als acteur heeft gelost daadwerkelijk zijn collega’s heeft getroffen. ‘Waar is Halyna geraakt?’ vraagt hij door. ‘Het lijkt alsof het schot door haar rechteronderarm is gegaan’, antwoordt een collega. ‘Hij verliet haar lichaam bij haar linkerschouderblad, dus…’ Baldwin probeert te begrijpen wat hij hoort. ‘Hij is door haar lichaam gegaan? Levensbedreigend?’

Inmiddels weet de hele wereld het antwoord: Rusts 42-jarige Oekraïense cinematograaf Halyna Hutchins zou de verwondingen die ze op 21 oktober 2021 opliep bij de opnames van de western in Santa Fe, New Mexico, niet overleven. Regisseur Joel Souza, die eveneens werd getroffen door de kogel die door het lichaam van zijn cameravrouw was gegaan, overleefde het schot wel. De filmset werd na het incident door de plaatselijke politie direct uitgeroepen tot een plaats delict.

Hutchins’ echtgenoot Matthew vroeg de bevriende documentairemaakster Rachel Mason om een film aan zijn vrouw te wijden. Zij voelde zich echter genoodzaakt om eerst te belichten wat er op die filmset is gebeurd. Halyna’s camera-assistent blijkt een dag voor het schietincident te zijn vertrokken. Lane Luper beklaagde zich onder andere over de gebrekkige veiligheid. ‘Things are often played very fast and loose’, schreef hij aan de producers. Op 16 oktober waren  er al twee vuurwapens per ongeluk afgegaan.

Assistent-regisseur Dave Halls, verantwoordelijk voor veiligheid op de filmset, liet de zaak echter niet onderzoeken. Terwijl er alle reden was om het werk van de 24-jarige wapenmeester Hannah Gutierrez-Reed eens onder de loep te nemen. Ze mocht dan een dochter zijn van Thell Reed, die zowat elke filmcowboy ooit had leren schieten, maar ze was ook erg onervaren. Hannah werd bovendien slechts in deeltijd ingehuurd als wapenmeester en moest op andere dagen (slechter betaalde) productieklussen doen.

Met vrijwel alle direct betrokkenen, Baldwin en Gutierrez-Reed uitgezonderd, reconstrueert Mason nu het tragische incident op de filmset, dat vervolgens uitgroeit tot een trieste mediahype. De Trumps hebben bijvoorbeeld nog een appeltje met Alec Baldwin te schillen, sinds hij Donald persifleerde in Saturday Night Live. En dus maakt die de acteur moedwillig verdacht in interviews en begint Don Jr. doodgemoedereerd T-shirts met de tekst ‘Guns don’t kill people, Alec Baldwin kills people’ te verkopen.

Last Take nestelt zich zo tussen pak ‘m beet Hearts Of Darkness: A Filmmaker’s Apocalypse (over Francis Ford Coppola’s Apocalypse Now), Burden Of Dreams (over Werner Herzogs Fitzcarraldo) en Lost In La Mancha (over Terry Gilliams The Killing Of Don Quixote) in het rijtje van documentaireklassiekers over rampzalige filmshoots. Een aangrijpend document over een bijzonder tragisch incident dat diepe indruk heeft gemaakt op alle betrokkenen – niet in het minst door de onsmakelijke nasleep ervan.

En om het drama helemaal een wrang randje te geven: ook Rust zelf, inmiddels met goedkeuring van Halyna’s moeder Olga uitgebracht, gaat over een onopzettelijke schietpartij en de nasleep daarvan.

Sean Penn: The Outsider

Terranoa / VPRO

Meer dan een figurantenrol zat er niet in. Het zou een ‘match made in Hell’ zijn geweest: de geboren rebel Sean Penn, later ook wel ‘de nieuwe James Dean’ gedubd, als vast onderdeel van de entourage van de Ingalls-familie in de zoetsappige Amerikaanse televisieserie Little House On The Prairie. Penns bijdrage bleef echter beperkt tot een te vergeten rolletje in een aflevering die was geregisseerd door zijn vader Leo.

Bij die man zat wat, betoogt France Swimberge in het tv-portret Sean Penn: The Outsider (52 min.). Leo Penn was een WOII-veteraan die later als filmmaker op de zwarte lijst van de communistenjager Joe McCarthy was beland. Dat maakte hem het werken – en leven – lang onmogelijk en ontstak in zijn zoon een links vuur, dat nog lang bleef smeulen in ‘Citizen Penn’ – óók op plekken waar hij zijn vingers eraan kon branden.

Ten tijde van dat Kleine Huis op de Prairie was Sean veertien, zomaar een ‘Dogtown-brat’. Zo’n Californische lefgozer, die zich onledig hield met surfen – een wereld die hij later nog eens zou bezoeken als verteller van de documentaire Dogtown And Z-Boys (2001). Nog lang niet ‘the handsome broken face of film’, zoals verteller David Gasman hem noemt, één van de vele benamingen waarmee hij de held van deze docu opzadelt.

‘Mr. Madonna’ is een andere. Toen Sean ’t in zijn hoofd had gehaald om de grootste popster van dat moment te trouwen. Aan de zijde van Madonna zou hij in de jaren tachtig al snel nóg een bijnaam verwerven: ‘bad boy’. Een kerel die zich kon verliezen in drank en losse handjes had. Dat explosieve imago vertaalde zich ook naar het filmscherm met prachtige rollen in kaskrakers als Carlito’s WayDead Man Walking en Mystic River.

Net nadat zijn broer Chris op veertigjarige leeftijd was overleden maakte Sean Penn als regisseur zijn beste film: Into The Wild (2007), een exploratie van hoe een jonge Amerikaan alles achter zich laat om de wildernis in te trekken – om nooit meer terug te keren. Penn zelf ging zich intussen meer en meer toeleggen op activistische activiteiten, waarvoor hij bij Fox News dan weer ‘enemy of the state’ werd genoemd.

Zo jaagt dit profiel, dat natuurlijk is opgeleukt met talloze filmfragmenten en (talkshow)interviews met ‘America’s trouble maker’, Penns leven en loopbaan erdoorheen, voortdurend laverend tussen zijn ontwikkeling als ongeleid links projectiel en ‘method actor’, die ook tussen de opnames door in zijn rol wil blijven. Een man die gaat voor risico en lol, een neiging heeft tot zelfdestructie en altijd en overal reuring veroorzaakt.

Trailer Sean Penn: The Outsider

Jim Carrey: America Unmasked

VPRO

‘Hoe werd Carrey, aan het begin van de jaren negentig nog volledig onbekend, de grappigste man ter wereld?’ vraagt de stem zich af. ‘Wie was het werkelijke doelwit van zijn lawine van karikaturen? En maskeerde zijn ongegeneerde idioterie misschien kritiek op de samenleving die hij grof en vulgair vond?’

Met die vragen zet de vertelstem, ingesproken door Lison DanielJim Carrey: America Unmasked (52 min.), een tv-portret van de befaamde Canadese komiek en acteur, in gang. ‘Een grappig gezicht met benen’ aldus diezelfde stem, ook wel voice-over genaamd. Rubber benen, welteverstaan. En ook een rubberen gezicht, trouwens.

Jim Carrey ontwikkelde zich, zo betoogt deze film van Thibaut Sève en Adrien Dénouette, tot een soort nineties-versie van Charlie Chaplin. Met zijn gekke bekken kon hij doorgaan voor een kolderieke reactie op de actiehelden van de jaren tachtig, een platvloerse parodie op de American Dream en een uitvergroting van het bijbehorende materialisme.

Hij was ‘een comedymachine die zich door niets of niemand laat stoppen’, stelt de stem nog maar eens, ten overvloede. Ga maar na: de Ace Ventura-films, Dumb & Dumber en The Mask. Terwijl hij zich puur op archiefmateriaal moet verlaten – filmfragmenten, tv-optredens en archiefinterviews – wandelt de verteller door Carreys leven en loopbaan.

Eenmaal aan het einde van de twintigste eeuw aanbeland, stijgt die nog naar grote hoogte met de televisietrilogie The Cable GuyThe Truman Show en Man On The Moon. In de volgende eeuw, zeker na 11 september 2001, wordt alles anders. De klok heeft geslagen voor cartooneske komieken zoals Eddie Murphy, Robin Williams en Jim Carrey.

In een wereld waarin sinds de komst van het internet echt iedereen beroemd kan worden, zijn eigen Truman Burbank zogezegd, is er eigenlijk vooral behoefte aan kijkers, mensen die ’t op zich af laten komen. ‘De acteur is geleidelijk van het toneel verdwenen’, constateert de stem, ‘en wordt de laatste kijker, die de gekte van de wereld aanschouwt.’

En dat geeft hem, de karikaturale buitenbeen, alle ruimte om de ontregelende boodschappen die altijd al in films zoals Ace VenturaHow The Grinch Stole Christmas en Me, Myself & Irene verstopt zaten, nu ongefilterd op de wereld los te laten. Jim Carrey is politieker dan ooit, concludeert de vertelstem, ook al legt zich hij tegenwoordig vooral toe op schilderen.

Trailer Jim Carrey: America Unmasked

Chaplin: Spirit Of The Tramp

Periscoop Film

Na de dood van hun moeder vindt Victoria Chaplin in een afgesloten lade van een kast in hun Zwitserse huis Manoir de Ban een brief die haar vader Charlie heeft ontvangen na het publiceren van zijn autobiografie in 1964. Ze geeft hem aan haar broer Michael, die er helemaal van ondersteboven is. De brief is afkomstig van ene Jack Hill. Hij noemt hun vader een leugenaar. ‘Hallo Charlie, je schrijft over je geboortehuis’, schrijft Hill. ‘Je liegt alleen dat je barst. Je kunt helemaal niet weten waar je bent geboren of wie je eigenlijk bent. Als je ‘t zo nodig wilt weten: je bent geboren in een caravan.’

De wereldberoemde Britse komiek en acteur Charlie Chaplin (1889-1979) – die vader dus – kwam ter wereld op de zogenaamde Black Patch in Smethwick, nabij de Britse industriestad Birmingham. In een Roma-caravan, naar verluidt zelfs van de Gypsy Queen van de gemeenschap, Jack Hills tante. Chaplin had dus ‘zigeunerbloed’ door zijn aderen vloeien en zou zijn jonge jaren in erbarmelijke omstandigheden en diepe armoede doorbrengen. In Chaplin: Spirit Of The Tramp (90 min.) onderzoeken twee kleindochters van Chaplin, de zussen Carmen (regie) en Dolores (productie), hoe die wortels zijn te traceren in ‘s mans leven en werk.

Chaplins oudste zoon, de schrijver Michael J. Chaplin, fungeert daarbij als verteller. Hij wordt terzijde gestaan door zijn broer Christopher (musicus) en zussen Geraldine (actrice), Victoria (circusartiest) en Jane (schrijfster) en gaat verder in gesprek met bekende vertegenwoordigers van de Roma-gemeenschap zoals regisseur Tony Gatlif, schrijver Damian Lebas, regisseur Emir Kusturica en muzikant Stochelo Rosenberg. Stuk voor stuk vinden zij talloze aanknopingspunten in Chaplins oeuvre. Te beginnen natuurlijk bij zijn voornaamste creatie, The Tramp. Een zwerver die zomaar voor een zigeuner kan worden versleten.

Het feit dat Charlie Chaplin in producties als de stomme film-klassieker The Gold Rush (1925) en de genadeloze Hitler-pastiche The Great Dictator (1940) gebruik maakte van composities van Johannes Brahms, die sterk was beïnvloed door Romani-muziek, is minder voor de hand liggend. Of dat de manier waarop hij, in de woorden van Emir Kusturica (de maker van de ultieme gypsy-komedie Black Cat, White Cat), vecht met de zwaartekracht (zoals naderhand treffend wordt geïllustreerd met een slapstick koorddansscène uit The Circus, waarvoor Chaplin in 1928 een Oscar won) ook kan worden verbonden met zijn Roma-roots.

Hoewel de verhaallijn in deze ‘familiefilm’ van The Chaplins, waarin ook Charlies biograaf David Robinson en acteur Johnny Depp nog even kort hun zegje mogen doen, soms wat scherper had gekund en de docu ook stilistisch een beetje een ratjetoe wordt (met interviews, ontmoetingen, archiefbeelden, filmfragmenten en uitzinnige Roma-sequenties) voegt Chaplin: Spirit Of The Tramp wel degelijk een waardevol perspectief toe aan The Real Charlie Chaplin (2021), de documentaire die enkele jaren geleden het definitieve portret leek van de baanbrekende entertainer.

Welcome To Lynchland

c: Mel Yates

‘Wie heeft Laura Palmer vermoord?’ Voor een hele generatie televisiekijkers leek die vraag begin jaren negentig van levensbelang. Toen de onlangs overleden Amerikaanse regisseur David Lynch in 1990 de tv-serie Twin Peaks uitbracht, had hij al een opzienbarend Do It Yourself-debuut (Eraserhead, 1977), een genadeloze Hollywood-flop (‘zijn Waterloo’ Dune, 1984) en een absolute cultfilm (Blue Velvet, 1986) op zijn naam staan.

Op het filmfestival van Cannes was hij er in datzelfde jaar, 1990, bovendien vandoor gegaan met de prestigieuze Palme d’Or voor zijn omstreden film Wild At Heart. De wereld leek aan de voeten te liggen van de eigenzinnige filmmaker, die zijn heil echter buiten de gebaande paden van Hollywood, van logische verhalen met een kop en staart en min of meer navolgbare personages, besloot te gaan zoeken.

Die stap, terug naar zijn wortels als beeldend kunstenaar en experimenteel filmmaker, zet ook het tweede deel in gang van de documentaire Welcome To Lynchland (54 min.). Regisseur Stéphane Ghez heeft geprobeerd om zijn portret op te bouwen en vorm te geven als een typische Lynch-film. Die uiteindelijk wel een tamelijk conventionele opdracht heeft: het duiden van een essentiële cineast.

Dat gebeurt natuurlijk met cruciale fragmenten uit de bloemrijke filmografie van David Lynch (1946-2025) en gesprekken met kernfiguren uit zijn carrière, zoals de acteurs Kyle MacLachlanLaura Dern en Isabella Rossellini, de producers Mel Brooks en Dino de Laurentiis, zijn biografe Kristine McKenna, vaste editor Mary Sweeney én Lynch’s ex-vrouw, de kunstenares Peggy Reavey. Zijn privéleven blijft nochtans grotendeels buiten beeld.

In de tweede helft van deze – sorry! – publieke Lynching geeft Ghez wel ruim baan aan enkele, enigszins overbodige, Franse filmkenners die precies weten hoe het oeuvre van David Lynch, met al z’n sinistere signalen, dubbele bodems en duivelse easter eggs, moet worden geduid en welke betekenis dit dan heeft in het culturele landschap van de afgelopen vijftig jaar. Dat had wel wat minder gekund.

Welcome To Lynchland heeft desondanks meer dan genoeg te bieden voor liefhebbers van de man die als geen ander de nachtmerries van Hollywoods droomfabriek kon verbeelden.

Javier Bardem’s Metamorphoses

Javier Bardem en Penélope Cruz in Jambón Jambón / VPRO

Hoe kan één en dezelfde man transformeren in zoveel verschillende mensen? De angstaanjagende huurmoordenaar Anton Chigurh in No Country For Old Men van de Coen-broers. Een onverbeterlijke charmeur in Woody Allens romantische komedie Vicky Cristina Barcelona. De aan een rolstoel gekluisterde euthanasie-activist Ramon Sampedro in Mar Adentro. Een karikaturale schurk in de James Bond-film Skyfall. En de homoseksuele Cubaanse dichter Reinaldo Arenas in de film die zijn internationale doorbraak betekende, Before Night Falls (2000).

Dat Javier Bardem acteur zou worden leek heel lang zo vanzelfsprekend dat hij er serieus werk van heeft gemaakt om aan dat lot te ontsnappen. Als vijfjarig jongetje stond Bardem, telg van een bekende Spaanse acteursfamilie, voor het eerst op een filmset. Hij vluchtte huilend weg en nam zich daarna, volgens de tv-docu Javier Bardem’s Metamorphoses (53 min.) van regisseur Sergio G. Mondelo, voor om alles te worden in zijn leven, behálve acteur. Die missie is, kunnen we enkele decennia later zonder enige terughoudendheid constateren, glorieus mislukt.

Verteller Sharon Mann loodst de kijker langs de hoogtepunten en dieptepunten uit Bardems carrière en laat zich daarbij influisteren door bronnen als theaterregisseur Juan Carlos Corazza, filmhistoricus Rafael Nieto, Hollywood-correspondent Guillermo de Mulder, regisseur Fernando León De Aranoa, Bardems vriend en producer Alvaro Longoria en zijn neef, de regisseur Miguel Bardem. Javier Bardem zelf laat zich alleen zien via archiefinterviews. Net als die andere helft van het acteurskoppel waarvan hij nu al een kleine twintig jaar deel uitmaakt, Penélope Cruz.

Gaandeweg verplaatst Mondelo zijn aandacht van Javier Bardems filmcarrière naar ’s mans linkse signatuur en activisme. Zijn hoofdpersoon spreekt zich uit over de deplorabele situatie van de Sahrawi’s, de oorspronkelijke bewoners van de Westelijke Sahara die nu al decennia in vluchtelingenkampen leven. Hij ondertekent in 2014 een brief tegen genocide door Israël in Gaza (die hem bijna op een boycot komt te staan). En hij gaat vier jaar later met een boot van Greenpeace naar Antarctica, om zo aandacht te vragen voor klimaatverandering (zoals is te zien in de documentaire Sanctuary).

Wie de man met de vele gezichten achter al die films en acties is, blijft intussen ongewis in dit vaardig vertelde portret van een geboren acteur die zijn lot uiteindelijk met verve heeft aanvaard.

The Zelensky Story

Leo Fawkes / BBC

Hij weet als geen ander dat een president niet alleen moet handelen als een staatshoofd, maar er ook als zodanig moet uitzien. Sinds het Russische leger begin 2022 zijn land Oekraïne is binnengevallen, draagt Volodymyr Zelensky dus vrijwel permanent legergroene kleding. Een leider in oorlogstijd, daarover kan en mag geen twijfel bestaan.

Als hij voor de driedelige docuserie The Zelensky Story (145 min.) plaatsneemt voor de camera, draagt hij, vast ook niet geheel toevallig, een groen shirt met de tekst ‘I’m Ukrainian’ erop. Zodat ook daarover nooit discussie kan ontstaan. Zelensky heeft ook uitgebreid kunnen oefenen voor de rol van zijn leven. Voordat hij in 2019 daadwerkelijk president werd, speelde de kleine Oekraïner al enkele jaren de leider van zijn land in de tv-serie Dienaar Van Het Volk, tevens de naam van zijn latere politieke partij.

Veel televisiekijkers waren er dus al aan gewend dat hij de toon zette en het voortouw nam in Oekraïne. En in tegenstelling tot die andere bekende acteur die een toonaangevende politicus werd, de Amerikaanse president Ronald Reagan (1981-1989), lijkt dat Zelensky slechts beperkt kwalijk te zijn genomen. Mede door die vervloekte oorlog ontstijgt hij al snel zijn rol – en wordt hem zelfs niet euvel geduid dat hij in 2006 Dancing With The Stars heeft gewonnen met zijn echtgenote Olena.

Als president valt Volodymyr Zelensky meteen met z’n neus in de boter. Hij raakt verzeild in de afzettingsprocedure tegen de Amerikaanse president Donald Trump. Die wil hem pas de beloofde financiële hulp geven als hij roddel en achterklap heeft verzameld over Trumps politieke tegenstander Joe Biden en diens zoon Hunter. Tegelijkertijd is er de permanente dreiging van Vladimir Poetin, die in wezen al jaren oorlog voert tegen z’n buurland en de nieuwe Oekraïense president direct onder druk zet.

Getuige deze interessante productie van Michael Waldman groeit Zelensky pas echt in z’n rol als Rusland zijn land heeft aangevallen. Dan ontwikkelt hij zich, getooid met een heus oorlogsbaardje, tot – volgens één van de sprekers – ‘Winston Churchill met een iPhone’. Zijn bijdrage aan deze miniserie past ongetwijfeld ook binnen het permanente charmeoffensief dat hij namens zijn land uitvoert. Oekraïne kan niet zonder de hulp van andere landen en hengelt voortdurend naar sympathie, financiële steun en wapens.

Verder komen in deze miniserie, waarin eerst Zelensky’s opkomst als komiek/acteur, daarna z’n politieke carrière en tenslotte ’s mans periode als oorlogspresident worden geschetst, ook zijn vrouw, vrienden, collega’s, deskundigen en enkele politieke kopstukken aan het woord. Samen schetsen zij een in wezen positief beeld van een geboren communicator die z’n boodschap heeft gevonden. Een leider die dus ook, geheel naar de filosofie van de nieuwe oude Amerikaanse president Trump, ‘looks the part.

Volodymyr Zelensky, één van de beeldbepalende figuren van onze tijd en tegelijkertijd ook gewoon een man. Die z’n vrouw en kinderen veel te weinig ziet, getroffen wordt door de (menselijke) ravage die in zijn land wordt aangericht en ongetwijfeld ook wel eens speculeert over een leven na dat presidentschap. Hoe zou dit er dan uitzien? wil Waldman weten. Daarover kunnen ze nu helemaal niet nadenken, stelt zijn vrouw Olena. ‘Alle dromen zijn voor na de oorlog.’

Brats

Hulu

De benaming ‘The Class Of 1985’ wilde maar niet blijven plakken. Toen journalist David Blum voor New York Magazine een profiel besloot te maken van Emilio Estevez, één van de jonge acteurs die in de jaren tachtig Hollywood veroverden, muntte hij echter een naam die wél vlam vatte: ‘The Brat Pack’, een vileine verwijzing naar The Rat Pack van Frank Sinatra, Dean Martin en Sammy Davis Jr., die rond 1960 helemaal bon ton was in Hollywood. Dit was de nieuwe generatie: niet meer dan een stel verwende nesten.

Andrew McCarthy, eind vijftig inmiddels, was één van die Brats (93 min.). Hij heeft er altijd een rotgevoel aan overgehouden. De benaming voelde als een diskwalificatie, een sneer ook richting ‘de gouden jaren van de tienerfilm’. De sterren van kaskrakers als The Breakfast Club, St. Elmo’s Fire en Pretty In Pink werden simpelweg weggezet als leeghoofden en lichtgewichten. Hij was lid gemaakt van een club, waarvan ie helemaal geen deel wilde uitmaken. En wie er verder nu precies lid waren, daarover verschilden de meningen: hoorde Tom Cruise er bijvoorbeeld bij? Sean Penn? Of Michael J. Fox?

Uiteindelijk bakent McCarthy de Pack af tot een illuster zevental: Emilio Estevez, Demi Moore, Rob Lowe, Judd Nelson, Ally Sheedy, Molly Ringwald en hijzelf. Terwijl ie met de anderen in contact probeert te komen, wil hij tevens dat tijdsgewricht in kaart brengen. McCarthy spreekt in dat kader af met generatiegenoten, zoals Timothy Hutton (Ordinary People) en actrice Lea Thompson (Back To The Future), die aan het Brat Pack-label ontsnapten, regisseur Howard Deutsch (Pretty In Pink), Susannah Gora (de schrijfster van een Brat Pack-boek) en Bret Easton Ellis (lid van de Literary Brat Pack).

De andere Brat Packers laten zich intussen niet zomaar verleiden om te participeren in zijn documentaire. Een groep waren ze sowieso nooit. Die vormden ze vooral in de ogen van de buitenwacht. En stuk voor stuk lijken ze ook last te hebben gehad van de vooroordelen die gepaard gingen met het Brat Pack-stempel: serieuze filmmakers wilden niet met hen in zee. Uiteindelijk zijn enkelen bereid om hun voormalige mede-tieneridool te ontvangen en ervaringen uit te wisselen. Anderen geven er de voorkeur aan om zich op de toekomst te richten of laten simpelweg niets van zich horen. 

Erg veel komt er niet uit de ontmoetingen die wél plaatsvinden. Ze leveren niet heel veel meer dan de constatering dat dat predicaat inderdaad heel bepalend was voor hun zelfbeeld, imago en toekomstperspectief – al blijft ‘t best aardig om al die oude vertrouwde gezichten, vergezeld van smakelijke filmfragmenten, weer eens te horen over hún jaren tachtig. McCarthy’s zoektocht door het verleden is bovendien opgeleukt met een toffe eighties-soundtrack, met treffende nummers van Joy Division (Love Will Tear Us Apart), Alphaville (Forever Young) en Simple Minds (Don’t You Forget About Me).

Scherpte krijgt Brats echter pas als Andrew McCarthy een afspraak weet te regelen met de man die The Brat Pack ooit van z’n geuzennaam voorzag en daarbij niet over iedereen even flatteus berichtte: journalist David Blum. En die heeft daarvan nog altijd geen spijt.