Cuban Dancer

VPRO

Op het vliegveld danst Alexis Valdes voor de allerlaatste keer met zijn vaste partner en geliefde Yelenia. Daarna krijgt ze een hartstochtelijke zoen. En weg is-ie, naar het beloofde land. De tiener laat Cuba achter zich, het eiland waar hij de laatste jaren aan de Nationale balletschool in Havana studeerde. Het is geen vrijwillig vertrek: Alexis moet simpelweg met de rest van het gezin mee, naar zijn oudere zus die al enkele jaren in de Verenigde Staten verblijft.

Als hij in 2016 in Florida arriveert, begint de Cuban Dancer (97 min.) weer op nul. Alexis spreekt nauwelijks Engels en is aangewezen op de enige taal die hij echt machtig is: die van de dans. De jongen belandt op de prestigieuze HARID Conservatory in Boca Raton, waar hij een professionele balletopleiding krijgt. Terwijl hij daar met harde hand de wetten van het vak krijgt bijgebracht, begint de charismatische balletdanser zich steeds meer thuis te voelen in zijn vaderland. En hij krijgt ook weer een vaste danspartner.

Gedurende vier jaar volgt Roberto Salinas de Cubaanse tiener en zijn familie. Op de achtergrond speelt de eerst ontdooiende en daarna toch weer bevriezende relatie tussen Cuba en de Verenigde Staten, maar die lijkt nauwelijks vat te krijgen op Alexis en zijn familie. Grote drama’s blijven uit. Cuban Dancer richt zich vooral op de ontwikkeling van de jonge danser, die nog eens wordt geaccentueerd met fraai gestileerde dansscènes in zijn directe leef- of leeromgeving.

Als hij na enkele jaren opnieuw voet zet op zijn geboortegrond – en ook weer oog in oog komt te staan met de bevallige Yelenia – is hij niet meer de jongen die hij ooit was en al een heel eind de danser die hij toen wilde worden.

Cocaine Cowboys: The Kings Of Miami

Netflix

Het waren getapte jongens, Sal Magluta en Willy Falcon. In hun powerboats maakten ze in de jaren tachtig zo’n beetje onderling uit wie er met het Amerikaanse kampioenschap vandoor ging. En zoals dat gaat bij dit soort onweerstaanbare schelmen waren er in hun aanwezigheid altijd feestjes, mooie vrouwen en drugs. Cocaïne, om precies te zijn. Waar de twee Cubaanse Amerikanen dan weer zelf op grote schaal in handelden.

Als eerste generatie-immigranten hadden ze aan den lijve ondervonden wat armoe was, vertellen familie, vrienden en collega’s in de zesdelige serie Cocaine Cowboys: The Kings Of Miami (272 min.). En dus kon je het Sal en Willy toch moeilijk verwijten dat ze gevoelig waren voor het snelle geld? Daarbij gedroegen ze zich overigens netjes, hoor: het olijke duo uit ‘The Sunshine State’ Florida hield zich altijd ver van geweld.

Tenminste, tótdat de grond hen echt te heet onder de voeten werd. Toen ze in de jaren negentig voor de rest van hun leven in de cel dreigden te verdwijnen, lieten hun advocaten in een juristen- en gevangenistijdschrift een lijst met potentiële getuigen van justitie publiceren. Die werden rücksichtslos uit de weg geruimd. It’s all in a day’s job for cocaine cowboy (die het appartement waar ze gingen feesten doodleuk ‘Scarface‘ noemden).

En regisseur Billy Corben laat alle ‘muchachos’, gangsterliefjes, consiglieres en domme krachten in deze pastiche op Miami Vice, The Sopranos en Narcos nu gewoon lekker leeglopen. Kritische kanttekeningen blijven achterwege. Hij voorziet hun sterke verhalen liever van kekke montagetrucs, popi humor en – natuurlijk – een overload aan latin-muziekjes, onderbroken door een enkele eighties-klassieker.

Want het moet natuurlijk wel leuk blijven, zo’n trip nostalgia door de gouden jaren van de cokebusiness. Gaandeweg krijgt Cocaine Cowboys een iets grimmiger karakter, als het politieonderzoek naar en de rechtszaken tegen de drugsbaronnen en hun trawanten de aandacht beginnen op te eisen. Deze gladde miniserie verzuimt echter om hun wereld écht bloot te leggen en blijft daardoor aan de, weliswaar best vermakelijke, oppervlakte steken.

Epicentro

Cargo Film

Een speelbal van grotere machten. Eerst eeuwenlang van kolonisator Spanje. En toen, – na een mogelijk slinks geframede explosie op het Amerikaanse oorlogsschip USS Maine in 1898 en de navolgende Spaans-Amerikaanse oorlog – van de nieuwe wereldmacht, de Verenigde Staten. Enkele Cubaanse kinderen kunnen er een kleine eeuw later gedetailleerd over vertellen. De verhalen van kolonialisme en imperialisme zijn er, onder het communistische bewind van Fidel Castro, ingestampt.

Ze hebben er ook letterlijk beeld bij gekregen van de autoriteiten. De gebeurtenissen speelden zich af in de tijd dat ook cinema, ‘de machine van dromen’, werd geboren. Een medium, waarmee de waarheid gemakkelijk is te manipuleren. Want de zogenaamde Rough Riders van de Amerikaanse president Teddy Roosevelt, waren die niet gewoon gemodelleerd naar het rondreizende circus van de wild west-held Buffalo Bill? En zouden de beelden van de explosie op het schip ook met speelgoedscheepjes en de rook van een sigaar in een badkuip kunnen zijn gemaakt? Film leent zich nu eenmaal uitermate goed voor propaganda.

Al die elementen klutst de Oostenrijkse regisseur Hubert Sauper, die eerder met Darwin’s Nightmare en We Come As Friends schrijnende films maakte over de gevolgen van een geglobaliseerde wereld voor de bewoners van ontwikkelingslanden, samen in Epicentro (108 min.), dat tamelijk ongericht door heden en verleden van Cuba’s relatie met de buitenwereld doolt. De documentaire over de voortdurende druk van buitenaf, gesymboliseerd door de woeste golven die aan het begin en het eind van de film het Cubaanse strand bestormen, werd op het Sundance Festival nochtans met een speciale juryprijs beloond.

Saupers camera meandert door Havana, laat zich meevoeren door stadsbewoners en vergaapt zich net als toeristen, de nieuwe ‘indringers’, aan de coleur locale van het Caribische eiland, dat ooit door Christopher Columbus werd beschouwd als de poort naar een nieuwe wereld en tegenwoordig vooral dealt met de erfenis van ruim een halve eeuw Amerikaanse boycot. Twee tienermeisjes – onder wie de mediagenieke Leonelis, die actrice wil worden en net zo beroemd als Beyoncé – krijgen daarbij zijn speciale aandacht en fungeren als hart voor dit losse portret van een land in transitie, dat altijd met één oog naar de bemoeizuchtige bovenbuur kijkt.

Elián


Was het een wonder toen Elián Gonzalez tijdens Thanksgiving 1999 als drenkeling uit het water tussen Cuba en de VS werd gevist? Een vijfjarig jongetje uit Cardenas, aan de Noordzijde van het eiland Cuba, dat uiteindelijk Miami bereikte nadat zijn moeder op zee was verdronken.

In de documentaire Elián (108 min.) van Tim Golden en Ross McDonnell, worden zijn redding en de navolgende mediastorm gereconstrueerd. De filmmakers portretteren de tumultueuze ontwikkelingen rond het mediagenieke joch als de culminatie van het conflict tussen de Verenigde Staten en Fidel Castro’s Cuba.

In die zin is de film vergelijkbaar met OJ: Made in America, het vijfluik over OJ Simpson dat eerder dit jaar de Oscar voor beste documentaire in de wacht sleepte. Het ‘kleine’ verhaal van een kleuter, waaraan zowel vanuit Cuba (zijn vader) als Florida (andere familieleden) gigantisch wordt getrokken, is afgezet tegen het grote conflict: Fidels (vermeende) dictatuur versus de ‘vrijheid’ van Amerika.

De belangen van het kind raken al snel volledig ondergesneeuwd als pro- en anti-Castro activisten in de media alle ruimte krijgen om op hoge toon Eliáns terugkeer naar zijn geboorte-eiland of juist zijn gecontinueerde verblijf in het land van de onbegrensde mogelijkheden te bepleiten.

Het steekspel rond het jongetje zou zelfs, zo betoogt deze enerverende film, een doorslaggevende rol hebben gespeeld in de Amerikaanse verkiezingen van 2000, waarbij een paar honderd (Cubaanse) stemmen in Florida de Republikein George W. Bush president maakten. Over wonderen gesproken.