Billy Joel: And So It Goes

HBO Max

Aan het einde van deel 1 van het lijvige tweeluik Billy Joel: And So It Goes (290 min.) is de hoofdpersoon, de Amerikaanse zanger, pianist en componist Billy Joel, populairder dan ooit. Tegelijk komt zijn echtgenote Elizabeth Weber, die tevens z’n management doet, tot de conclusie dat zij samen op een doodlopend spoor terecht zijn gekomen. Joel drinkt als een tempelier en spot soms met zijn gezondheid, getuige bijvoorbeeld een ernstig motorongeluk. Elizabeth maakt plaats voor een nieuwe manager, haar eigen broer Frank. Intussen loopt ook hun huwelijk spaak.

Tot dat moment is ze Billy Joels steun en toeverlaat geweest. Zijn muze ook. Toen de twee elkaar leerden kennen was Elizabeth nog de vrouw van zijn beste vriend Jon Small, met wie hij eind jaren zestig in de rockbands The Hassles en Attila speelde. Hun liefde mocht er in eerste instantie niet zijn, waardoor Joel door hele diepe dalen ging. ‘Zelfs dit kun je niet’, concludeerde hij zelfs na een mislukte poging om zijn leven te beëindigen. En toen keerde Elizabeth terug in zijn leven en nam als z’n strijdbare pleitbezorger meteen zijn muzikale carrière stevig bij de teugels.

‘Bill haalt de essentie uit iets wat er is gebeurd en creëert daarmee een universeel verhaal’, stelt zijn ex-vrouw in deze documentaire van Susan Lacy en Jessica Levin. ‘Zo bereikt hij het DNA van de menselijke ervaring.’ Vakbroeders zoals Bruce Springsteen, Paul McCartney, John Mellencamp, Jackson Browne en Nas strooien soortgelijke superlatieven uit over de zwaarmoedige bard uit Long Island, die zijn populariteit verder uitbouwt in de jaren tachtig – en deel 2 van deze docu – en een erg publieke relatie krijgt met een nieuwe muze: het supermodel Christie Brinkley.

Dit portret loopt chronologisch zijn leven en loopbaan door, met zo nu en dan een uitstapje naar het heden of verleden, bijvoorbeeld naar het ongelukkige huwelijk van zijn Joodse ouders, een uit Duitsland gevluchte klassieke pianist en een labiele jonge vrouw uit Brooklyn. Nadat zij uit elkaar gaan, als Billy nog maar een joch van zeven is, dreigt zijn moeder ten onder te gaan aan drankzucht en verdwijnt zijn vader vrijwel volledig uit beeld. De zanger zal een leven lang blijven verlangen naar wezenlijk contact met de man die hem ooit liet kennismaken met muziek.

Joel, gezeten op z’n praatstoel aan de piano, laat de hele flikkerse boel nog eens de revue passeren: al die bekende liedjes en succesalbums, de bijbehorende tours én het gedonder eromheen. Zowel met zijn muzikanten, de producers en die ene manager (die hem zowat bankroet zou hebben gemaakt) als in zijn persoonlijk leven, waar vrouwen komen en gaan (nieuwe muze: de ruim dertig jaar jongere televisiekok Katie Lee Biegel), de alcohol rijkelijk blijft vloeien en Billy, die klassieke outsider uit New York, in gevecht raakt met alles en iedereen, zichzelf in het bijzonder.

En aan het eind van de tunnel – de tocht heeft bijna vijf uur geduurd en was over het algemeen best onderhoudend – gloort er natuurlijk licht in het leven van de performer op leeftijd: een nieuwe muze (tot nader orde de laatste), die hij met zijn stem en piano het hart op hol heeft gespeeld, Alexis Joel, en ogenschijnlijk zowaar ook iets van gemoedsrust (eveneens tot nader order).

Half Moon

Selfmade Films

Waar hij zijn klarinet ook neerlegt, dat is thuis. Of dat nu is in Amsterdam, New York of… de stad waar zijn wortels liggen, Damascus. Sinds de burgeroorlog in Syrië in 2011 is losgebarsten, is Kinan Azmeh echter niet meer thuis thuis geweest. Samen met andere Syrische muzikanten probeert de componist en klarinettist elders in de wereld z’n thuis desondanks in leven te houden – ook al is ie nog zo ver van huis.

Muziek is Azmehs manier om gebruik te maken van zijn recht op vrijheid van meningsuiting, om uit te drukken wie hij is en hoe hij naar de wereld kijkt. En de Nederlandse documentairemaker Frank Scheffer geeft hem daarvoor alle gelegenheid in Half Moon (91 min.), een film die voor een belangrijk deel bestaat uit live-uitvoeringen van ’s mans composities, bijvoorbeeld met het Syrian Expat Philharmonic Orchestra. In traditionele concertzalen, een theatrale setting of de openbare ruimte, in wereldsteden zoals Londen, Hamburg en Beiroet. Fraai vereeuwigd, met meer dan genoeg ruimte om te kunnen ademen.

Verder vertelt Kinan Azmeh, ondersteund door intimi en collega’s als de Syrische sopraan Dima Orsho en de bekende Chinees-Amerikaanse cellist Yo-Yo Ma, zijn levensverhaal. Vlak voor 11 september 2001 verhuisde hij bijvoorbeeld naar New York om klarinet te gaan studeren aan The Juilliard School. Na de aanslagen van 9/11 was hij ineens ‘die Arabier’. Tegelijkertijd leerde hij er de muziek van zijn geboortegrond waarderen. Tegenwoordig speelt hij dus regelmatig ‘Arabic jazz’ met zijn CityBand in New York. Zo lijkt Azmeh’s leven doordesemd met politiek, die dan onvermijdelijk ook een verbinding aangaat met zijn muziek.

Treffend is in dat verband het verhaal van hoe hij zijn echtgenote Layale Chaker heeft ontmoet. Met The National Palestinian Symphony Orchestra zouden ze een tour doen in Palestina. De Libanees-Franse violiste en componiste was daar nooit eerder geweest en vond dit een heel ingrijpende ervaring. Bij de grens, op de brug vanuit Jordanië, werd het orkest in twee groepen gescheiden. Die besloten ter plaatse samen het Schumann Cello Concerto te gaan spelen. Van beide kanten van het checkpoint klonk er dus muziek, die vervolgens samenvloeide. Net als even later Kinan en Layale, die inmiddels een aandoenlijk zoontje op de wereld hebben gezet, Shams.

Shams werd geboren in Brooklyn, New York, als kind van een Syrisch-Amerikaanse vader en een Libanees-Franse moeder, en moet zich volgens Kinan Azmeh overal thuis kunnen voelen. Waar hij zijn hoed ook maar neerlegt – of het instrument dat hij ongetwijfeld zal gaan bespelen. Want muziek zou een voertuig kunnen zijn, maakt deze bespiegelende film duidelijk, om zo’n wereld te kunnen bereiken – of tenminste enigszins in zicht te houden.

Invisible Beauty

Pink Moon

Als zwart model geldt Bethann Hardison in de jaren zestig zo’n beetje als de belichaming van de ‘Black Is Beautiful’-gedachte. Later beijvert ze zich met haar eigen modellenbureau voor een meer diverse modewereld. Daarmee heeft de Afro-Amerikaanse activiste, zoals de actrice Tracee Ellis Ross ‘t lekker Amerikaans verwoordt in het intro van Invisible Beauty (111 min.), ‘de manier veranderd waarop schoonheid wordt gedefinieerd’. Uitroepteken. ‘Zonder haar had ik niet de kans gehad’, voegt actrice/model Zendaya daar nog aan toe, ‘om te doen waarvan ik hou.’

Met haar modellenbureau staat de strijdbare Hardison bijvoorbeeld aan de basis van de carrières van de zwarte topmodellen Veronica Webb, Naomi Campbell en Tyson Beckford, die in deze docu dan ook stuk voor stuk de loftrompet over haar steken. Samen met het Somalische topmodel Iman, die ze hoogstpersoonlijk welkom heeft geheten op de catwalk, vormt zij bovendien de belangenorganisatie The Black Girls Coalition, die ervoor moet zorgen dat modellen van kleur net zo vaak worden ingehuurd en net zo goed betaald als hun witte collega’s. Een gevecht dat een lange adem vereist.

In dit gedegen (zelf)portret – gemaakt samen met co-regisseur Frédéric Tcheng, met wie ze in de film regelmatig belt over hoe ‘t verder moet met die film – loopt Bethann Hardison netjes haar leven en loopbaan door. Van haar jeugd in Brooklyn, New York, waar ze als jong meisje opgroeit in een gebroken gezin, tot haar ontdekking als model, waardoor ze in een door en door witte industrie terecht komt. De rest van haar leven zal ze zich inspannen om die te veranderen. ‘Ik probeer geen zwarte mensen te helpen’, zegt ze daarover. ‘Ik probeer witte mensen op te voeden.’

Nu ze de tachtig inmiddels is gepasseerd, heeft Hardison eigenlijk niet heel veel meer nodig dan een hangmat en tequila. Zegt ze. Stiekem zou ze ook wel een betere relatie willen met haar zoon Kadeem, die ooit furore maakte als acteur met de rol van Dwayne Wayne in de tv-serie A Different World en die haar ondertussen nét iets te vaak heeft ervaren als een pinnige ‘momager’. En dan is er nog het werken aan haar memoires, een klus die de dame op leeftijd onverwacht veel kopzorgen bezorgt. Terwijl dat hoofd eigenlijk nog onverminderd bij de strijd voor een inclusievere modewereld is en wil zijn.

Met Invisible Beauty, waarin bijvoorbeeld ook fotograaf Bruce Weber, comédienne Whoopi Goldberg en ontwerper Ralph Lauren nog even opdraven voor enkele quotes en een lekkere zwarte soundtrack het geheel extra schwung geeft, toont Bethann Hardison via haar eigen loopbaan de voetangels en klemmen van de mode-industrie, waarin voor vrouwen van kleur zoals zij nog altijd een wereld te winnen is.

Loudmouth

Greenwich Entertainment

Is hij een burgerrechtenleider in de traditie van Marcus Garvey, Martin Luther King en zijn grote voorbeeld Adam Clayton Powell? Of zo’n typische mediageile representant van de ‘burgerrechtenbusiness’, die steeds weer de publiciteit zoekt met zwarte onvrede en protest? Reverend Al Sharpton uit Brooklyn, New York, is in elk geval een Loudmouth (123 min.) en zorgt overal waar hij komt voor controverse. Voor de goede zaak, zal hij zelf zeggen. Om het dominante narratief bij te sturen en aandacht te vragen – nee: te eisen! – voor de Afro-Amerikaanse zaak.

Dat komt de begaafde spreker, behept met de dramatiek van een zwarte prediker, vanaf zijn opkomst in de jaren tachtig op fikse tegenwind te staan. Een treffend voorbeeld is de grap waarmee hij in een tv-programma wordt geïntroduceerd: wat doe je als Saddam Hoessein, Muammar Gaddafi en Al Sharpton voor je staan en er maar twee kogels in je wapen zitten? Dan jaag je Al twee kogels in zijn lijf. Zelf ziet hij er een logische reactie van een onderdrukkend systeem in: probeerden ze van Martin Luther King ook niet een goedkope oplichter of tweederangs crimineel te maken?

‘Randall, ik heb een microfoon op voor een documentaire’, vertrouwt hij in deze documentaire van Josh Alexander een vriend toe op zijn groots opgezette verjaardagsfeest. ‘Dus zeg niks stoms.’ Het is Sharpton ten voeten uit: kien, direct en zich altijd bewust van de indruk die hij maakt. Alexander volgt hem vanaf half 2019, als het land zich langzamerhand begint op te maken voor de presidentsverkiezingen van een jaar later en er nog geen idee van heeft dat het Coronavirus in aantocht is en de dood van George Floyd voor massale Black Lives Matter-protesten gaat zorgen.

Al Sharpton, tegenwoordig een slordige negentig kilo lichter dan in zijn onstuimige beginjaren, vertelt intussen zijn eigen verhaal. Er komen geen andere sprekers aan het woord in deze film. Die zijn ook niet nodig. Via archieffragmenten uit talkshows, nieuwsreportages en interviews krijgt hij meer dan genoeg kritiek en weerwoord. Zo ontstaat een pregnant beeld van een onvermoeibare zwarte activist. Altijd in de frontlinie. ‘No justitie, no peace’ scanderend bij geruchtmakende zaken, zoals de lynchpartij in Howard Beach en de omstreden ontvoering en verkrachting van Tawana Brawley.

Loudmouth richt zich vrijwel volledig op ’s mans politieke activisme, waarvan met geladen muziek de urgentie wordt benadrukt. Over zijn persoonlijk leven laat de onversaagde strijder nauwelijks iets los. Het is waarschijnlijk zoals hij zijn leven ziet: als een willekeurig breekijzer om Amerika’s verhaal open te wrikken, zodat de zwarte gemeenschap er zijn eigen hoofdstukken aan kan toevoegen.

Love To Love You, Donna Summer

HBO Max

Op zoek naar het grote succes heeft ze een flinke omweg moeten maken. Zangeres Donna Summer (1948-2012) groeit op in een muzikaal gezin te Boston en ontdekt via gospelsongs in de kerk haar eigen stem. Tijdens de hippie-revolutie neemt ze zich voor om een zwarte Janis Joplin te worden. Dit uitgangspunt brengt haar naar Duitsland, waar ze een rol bemachtigt in de musical Hair. Eenmaal in München begint ze, in haar woorden, ‘schlagersongs’ te brengen, zoals in Love To Love You, Donna Summer (107 min.) wordt geïllustreerd met een vermakelijk fragment uit het Nederlandse televisieprogramma van Sjef van Oekel.

En dan, halverwege de jaren zeventig, wordt er volgens Joyce Trabulus, die de zangeres begeleidde namens Casablanca Records, een nieuw imago voor haar bedacht: ‘the first lady of love’. Ze moet, spreekwoordelijk, de liefde bedrijven voor haar nieuwe single: I Feel Love. Zo belandt Donna Summer, aan de hand van de Italiaanse sterproducer Giorgio Moroder (die nog altijd liefdevol over haar spreekt), in het hart van een nieuwe rage die in eerste instantie met name in de gaygemeenschap opgeld doet: disco. Ze wordt meteen tot koningin van het genre gekroond.

Hoewel alle, overigens netjes buiten beeld gehouden, sprekers in deze documentaire van Roger Ross Williams en Summers eigen dochter Brooklyn Sudano stellen dat ze in werkelijkheid een terughoudende persoonlijkheid had en erg gesteld was op haar privacy, zit Donna Summer daarmee de rest van haar leven vast aan het clichébeeld van een ‘seksgodin’. Williams en Sudano beginnen ook met dat beeld: Summer die zich zuchtend en kreunend, als een Afro-Amerikaanse variant op het ultieme zuchtmeisje Jane Birkin in Serge Gainsbourgs Je T’Aime Moi Non Plus (1969), door haar signatuursong Love To Love You Baby uit 1975 werkt.

Daarna pellen ze met de mensen uit haar veelbewogen leven (Summers dochters, zussen en mannen) en een combinatie van concert- en privébeelden langzaam maar zeker alle lagen van dat imago af. Totdat er vanachter de wulpse ‘Queen Of Disco’ een eigenzinnige en getormenteerde artieste tevoorschijn komt. Een eenzame vrouw ook, gevormd door slechte ervaringen met de popbusiness en allerlei mannen. Als moeder die altijd van huis is, gaat ze bovendien gebukt onder schuldgevoelens. Het is een ontnuchterend relaas, van een vrouw die zichzelf wil, kan en moet heruitvinden en in dat proces dan ook nog eens haar natuurlijke achterban van zich vervreemdt.

De geboren performer, die veel meer gezichten blijkt te hebben dan alleen dat ene, zogenaamd van lust vertrokken gelaat, dreigt vast te lopen in haar nieuwste rol. Die pijnlijke ervaring wordt in dit spannende en gelaagde portret gebruikt als brug naar Donna Summers laatste levensfase, waarin haar dood onbespreekbaar blijft, terwijl iedereen die haar liefheeft ziet dat die steeds dichterbij komt.

Aftershock

Hulu / Disney+

Vrijwel alle Amerikaanse vrouwen bevallen in het ziekenhuis. De kosten van een keizersnede blijken daarbij aanmerkelijk lager dan bij een natuurlijke bevalling. Daar komt bij dat een ziekenhuis een hogere vergoeding krijgt voor een keizersnee. ‘Je kunt je voorstellen welke prikkel daarvan uitgaat’, stelt assistent-professor verloskunde en gynaecologie Neel Shah van Harvard University. Hij weet ook: bij geboortes in de Verenigde Staten ligt het sterftecijfer veel hoger dan in andere westerse landen. En zwarte vrouwen overlijden daarbij drie tot vier keer zo vaak als witte vrouwen.

In Aftershock (87 min.) kaarten Paula Eiselt en Tonya Lewis Lee deze verborgen gezondheidscrisis aan via twee concrete casussen: Shamony Gibson (30) uit Brooklyn stierf in 2019 twee weken na de geboorte van haar zoontje Khari aan een veronachtzaamde longembolie. En de 26-jarige Amber Rose Isaac uit The Bronx overleed een jaar later, enkele dagen nadat ze op Twitter had geklaagd over de slechte zorg in het ziekenhuis, tijdens een spoedkeizersnede waarmee haar zoontje Elias op de wereld werd gezet. Hun weduwnaars Omari Maynard en Bruce McIntyre zijn ervan overtuigd dat systeemfalen, gevoed door institutioneel racisme, hun echtgenotes het leven heeft gekost en gaan over tot actie.

Het interessantst wordt deze film echter als Eiselt en Lee de twee tragische verhalen plaatsen binnen de historie van de Amerikaanse gynaecologie, waarbij zwarte vrouwen, zeker in de slaventijd, werden gezien als broedmachines die moesten blijven produceren en vooral niet te lang uit de roulatie mochten zijn. Intussen werden hun (zwarte) vrouwelijke verloskundigen gaandeweg verdrongen door (witte) mannelijke artsen, die minder holistisch naar bevallingen keken en bovendien veel technischer te werk gingen. Waarbij zwarte vrouwen dan weer prima materiaal bleken om mee/op te experimenteren.

‘Een zwarte vrouw die een kind krijgt is te vergelijken met een zwarte man bij een verkeerslicht als de politie arriveert’, zegt Felicia Ellis, een Afro-Amerikaanse vrouw uit Tulsa, Oklahoma, die een natuurlijke bevalling overweegt. ‘Je moet héél goed opletten bij alles wat je doet.’ In het enigszins gezwollen einde van deze activistische film legt Sharmony Gibsons strijdbare moeder zelfs een direct verband met de Black Lives Matter-demonstraties. ‘Zwarte levens doen ertoe’, stelt Shawnee Benton-Gibson ferm tijdens een speech. ‘Maar zwarte baarmoeders zorgen voor zwarte levens. Als we dat vergeten, vergeten we onze menselijkheid.’

69: The Saga Of Danny Hernandez

Toen hij groot ‘69’ op zijn voorhoofd liet tatoeëren, was er geen weg meer terug voor Daniel Hernandez, een latino-tiener uit Bushwick, Brooklyn. Hij zou het moeten gaan maken als Tekashi69 (ofwel: 6ix9ine). Als rapper met regenbooghaar, diverse gezichtstatoeages en tanden in allerlei verschillende kleuren. Ophef werd z’n handelsmerk. Zijn videoclips hadden zogezegd een enorme ‘shock value’: seks, coke en geweld. En op Instagram schopte hij wild om zich heen. Succes verzekerd: een bepaalde categorie jongeren identificeert zich maar wat graag met een straatwijze gangster.

In 69: The Saga Of Danny Hernandez (102 min.) wil regisseur Vikram Gandhi, bekend van zijn hoofdrol als nep-goeroe in de documentaire Kumaré, vat krijgen op de omstreden rapper, die zich uiteindelijk helemaal vastdraait in zijn eigen shit. Dat wordt de filmmaker niet door iedereen in dank afgenomen. Een buurtbewoner die hem te woord wil staan wordt ter plaatse luidkeels ter verantwoording geroepen. In dat opzicht doet Gandhi’s queeste denken aan Nick Broomfields pogingen om klaarheid te krijgen in de moorden op Tupac en Biggie, helden van een eerdere hiphopgeneratie. 

Ook Gandhi krijgt vooral belangrijke bijfiguren te spreken: Danny Hernandez zelf wil hem niet te woord staan. En dus meldt de filmmaker zich bij diens tatoeëerder, geluidstechnicus, chauffeur, haarstylist en collega’s (waarmee hij tegenwoordig soms op gespannen voet staat). Sara Molina, Hernandez’s ex-vriendin en moeder van zijn dochter, probeert de jongen achter het personage te schetsen. Al heeft ook zij nooit echt aan de binnenkant mogen kijken bij dit typische product van een New Yorkse achterbuurt, dat heeft geleerd dat hij moet vechten om te overleven.

Met zijn bronnen, geïllustreerd met clips en social media-uitingen van zijn hoofdpersonage, probeert Vikram Gandhi de opmars van Hernandez te vangen. Eerst begon hij zijn eigen kledinglijn, met teksten als Nigger, HIV of Pussy Eater erop. Daarna was er de rel rond een filmpje van groepsseks met een dertienjarig meisje, dat hij ongegeneerd deelde via social media. En toen volgde ook nog de ‘beef’ met rapper Trippie Redd, waarbij hij zich ter zijde liet staan door de beruchte Nine Trey Bloods Gang. Waar Tekashi69 kwam, zo was toen wel duidelijk, kwam gedonder.

Daarbij was het altijd weer de vraag of Danny Hernandez echt kwaad in de zin had of vooral uit was op goedkope publiciteit. Wat zijn motivatie ook mocht zijn, al die commotie legde hem bepaald geen windeieren: met hits als GummoTrollz en Gooba werd Tekashi69 een mondiaal fenomeen. Totdat hij dus werd ingehaald door zijn eigen Bad Boy-imago en zich serieus in de nesten werkte. Daar zit ook de aantrekkingskracht van deze scandaleuze documentaire, die een toxische wereld blootlegt waarin zo’n beetje alles wat fout is zowel de weg naar roem en geld als de levende hel kan plaveien.

De Buurtkoelkasten Van New York

Human

‘Ze moeten het alleen niet opeten bij de koelkast’, zegt initiatiefnemer Kymme in De Buurtkoelkasten Van New York. ‘Die mensen heb je ook.’ Zo hoog kan de nood zijn, bij sommige inwoners van Brooklyn. Zeker sinds de Coronacrisis heeft toegeslagen.

In ruim honderd buurtkoelkasten kunnen New Yorkers inmiddels het eten achterlaten dat ze over hebben. Anderen komen daarmee dan weer een dag door. Dat gaat verrassend goed volgens de Afro-Amerikaanse ‘echtgenote, moeder, christen en middenstander’. En als iemand toevallig al het eten meeneemt – of zelfs de koelkast – dan zal die daar wel heel erg behoefte aan hebben gehad.

Zo organiseert Kymme haar eigen hyperlokale voedselbanken. Zij regelt de stroom en plekken, anderen verzorgen het eten en de Instagram-pagina’s van de koelkasten. Ook vanuit de gedachte dat een gever in het Amerika van vandaag morgen zomaar een nemer kan worden. Solidariteit, in een eigentijds jasje.

Die attitude is in deze korte documentaire van Ilja Willems fraai vervat in het spandoek van een meisje met mondkapje en spandoek, met daarop de tekst ‘NY: We Got This’.

Sisters On Track

Netflix

Deze film begint met een onvervalst Surprise Show-moment: alleenstaande moeder Tonia en haar dochters Tai, Rainn en Brooke Sheppard – van respectievelijk twaalf, elf en negen jaar oud – zijn voor de tweede keer uitgenodigd in het televisieprogramma The View. Het gezin verblijft op dat moment al bijna twee jaar in een daklozencentrum en wordt live in de uitzending verrast door presentatrice Whoopi Goldberg: Tyler Perry heeft toegezegd dat hij een woning voor de familie gaat zoeken en twee jaar de huur zal betalen.

De Amerikaanse acteur investeert niet in een willekeurig gezin: de zussen Sheppard staan te boek als bijzonder talentvolle atleten. Begin 2017 trekken ze in een volledig gemeubileerd appartement in Bedford-Stuyvesant, een wijk in Brooklyn, New York. En dan kunnen de Sisters On Track (97 min.) gaan werken aan hun sportcarrière. Voor hun gedreven coach Jean Bell, een oudere Afro-Amerikaanse vrouw met een fulltimebaan als rechter, zijn hun atletiekprestaties vooral een manier om een sportbeurs te bemachtigen, zodat de zussen straks kunnen gaan studeren.

De in New York woonachtige Nederlandse documentairemaakster Corinne van der Borch en haar Noorse collega Tone Grøttjord-Glenne waren al enige tijd aan het filmen toen de mediahype losbarstte rond de zussen, die door het tijdschrift Sports Illustrated ook nog werden uitgeroepen tot SportsKids Of The Year. Ze volgen de drie opgroeiende meisjes in totaal ruim drie jaar, terwijl die vooruitgang proberen te boeken als atleet én in het dagelijks leven. Intussen gaat hun moeder op zoek naar een andere, beter betaalde baan.

Coach Jean Bell van de Jeuness Track Club – volgens eigen zeggen: gemeen, leuk, luidruchtig, zorgzaam, grappig, doodeng – speelt intussen een sleutelrol in het leven van de drie Sheppards. Ze drillt, troost en corrigeert haar pupillen rond de atletiekbaan, maar draaft ook op bij feestjes of geeft seksuele voorlichting. Zij is de belichaming van een begrip waar veel Amerikanen grote waarde aan toekennen: de gemeenschap. Want, zoals het gezegde gaat: it takes a village to raise a child. Zéker als het er drie zijn, die opgroeien in een eenoudergezin dat maar nét het hoofd boven water kan houden.

Rond de zussen Sheppard en hun moeder vormt zich een soort ‘sisterhood’ van zwarte vrouwen. Die probeert hen, tegen de verwachtingen in of de klippen op, op het slingerpad naar een beter leven te houden. Zoals vrijwel elke geslaagde sportfilm is de sport in Sisters On Track dus vooral een aansprekend decor, om een actueel en relevant verhaal te vertellen. Over een race waaraan sommige deelnemers met een aanzienlijke achterstand moeten beginnen en waarbij resultaten uit het verleden of heden geen enkele garantie bieden voor de toekomst. En de Surprise Show komt doorgaans ook maar één keer langs.

We Are: The Brooklyn Saints

Netflix

Zij moeten het beter krijgen dan ze het zelf hebben gehad. En ze moeten beter worden dan zij zelf ooit zijn geweest. American football is voor de begeleiders van The Brooklyn Saints van levensbelang. Via sport brengen ze de kinderen die aan hen zijn toevertrouwd normen en waarden bij. En met een beetje geluk worden de kids zo goed dat ze er een sportbeurs mee verdienen. Daarmee zijn ze verzekerd van een goede opleiding – en een leven buiten Brooklyn.

Want de New Yorkse wijk heeft nog altijd een reputatie. Sommige tegenstanders komen zelfs liever niet naar Brooklyn om tegen één van de jeugdteams van The Saints uit te komen. Documentairemaker Rudy Valdez portretteert in deze vierdelige serie enkele spelertjes van de club, hun directe verwanten en de gedreven vrijwilligers, voor wie American Football vooral een voertuig is om te komen tot zelfontplooiing.

Dat gaat gepaard met ontzettend veel goede bedoelingen, de nodige (tough) love en alle denkbare sportclichés. We Are: The Brooklyn Saints (189 min.) betreedt daarmee het terrein dat ook schoolseries als America To Me en Klassen bestrijken. Ditmaal zijn het alleen geen professionals die zich bekommeren om de opgroeiende kinderen, maar bevlogen mannen die weten wat het is als niet alles in je leven vanzelf op zijn plek valt en willen dat de volgende generatie ‘t op dat gebied beter treft.

Dat wordt prachtig geïllustreerd als het onder negen-team in het kader van teambuilding gaat kamperen. ‘Hoeveel van jullie hebben hier politie of een ambulance gezien?’ vraagt de bevlogen coach Gawuala aan zijn jongens. ‘Niemand, hè? Daarom doen we dit. Om jullie uit je dagelijkse omgeving te halen.’ Terwijl hij hen levenslessen probeert bij te brengen, moet Gawuala zelf een job zien te vinden. Hij zit sinds enige tijd werkeloos thuis en is bang dat hij voor een eventuele nieuwe baan zijn coachschap, waarmee hij zijn eigen leven zin en richting geeft, eraan moet geven.

Eerst en vooral is deze serie een verhaal over mannen, groot en klein, die vooruit proberen te komen. Waarbij ‘vaders’ zoals Gawuala, vaak afwezig in het leven van dit soort opgroeiende jongens, een hoofdrol claimen. In elke tegenvaller vinden ze een kans om zo’n typisch Amerikaanse peptalk te geven. Die recht vanuit het hart komt. En daar meestal ook lijkt te landen.