John Candy: I Like Me

Prime Video

‘Had ik maar meer slechte dingen over hem te zeggen’, begint zijn vriend en collega Bill Murray bij de start van de documentaire John Candy: I Like Me (112 min.) van Colin Hanks. ‘Maar dat is het lastige als je het over John hebt. Mensen hebben weinig slechte dingen over hem te zeggen.’

Dat is een wat ontmoedigende start voor een bijna twee uur durend portret van een comedian, die al ruim dertig jaar dood is. Zeker als daarna de gloedvolle speech van Dan Aykroyd, een andere vriend en collega, bij Candy’s uitvaart op 18 maart 1994 is te horen, begeleid door een wervelende collage van zijn rollen in Hollywood-hits als StripesSplash en Uncle Buck. Prachtvent, vermoedelijk. Maar is nu in wezen niet alles al verteld? 

Vooruit, John Candy (1950-1994) groeide op in de omgeving van Toronto, verloor zijn vader toen hij vijf was en zou altijd het gevoel houden dat hij in geleende tijd leefde. Terwijl de Canadees naam maakte als komiek bij de Amerikaanse sketchshow SCTV, met de bijnaam Johnny Toronto, en vervolgens doorbrak in Hollywood bleef Candy bang dat hij net als zijn vader niet ouder zou worden dan 35. Ook zijn ongezonde levensstijl speelde hem daarbij natuurlijk parten.

Vanwege zijn overgewicht zou hij ook vaak getypecast worden als gezellige en grappige dikkerd. Het succes dat hij zo kreeg kon de pijn die hij daarvan had nooit volledig wegnemen. Vanwege aanhoudende twijfel en onzekerheid besloot de onvervalste ‘people pleaser’ uiteindelijk om in therapie te gaan en een diëtist in te huren. En toen, op de set van de film Wagons East, kreeg John Candy op slechts 43-jarige leeftijd een hartaanval.

Een combinatie van verwanten, waaronder zijn vrouw Rose, zoon Christopher en dochter Jennifer, en collega’s zoals Dan Aykroyd, Martin Short, Steve Martin, Conan O’Brien, Mel Brooks, Macauley Culkin en Tom Hanks plaatsen zijn veel te korte leven nog eens in perspectief. Een sympathieke, getalenteerde en gulle man, als we hen mogen geloven in deze vermakelijke film, die alleen wel een kartelrandje had kunnen gebruiken.

Want naar wat de man nu werkelijk dreef, hoe hij echt was als partner en vader en of hij niet liever in wat zwaardere films had gespeeld, blijft ‘t, ook na bijna twee uur, nog altijd gissen.

Dalton’s Dream

Lorine Plagnol

Hij had de meest geliefde ster van Jamaica moeten worden. Een plattelandsjongen die thuis was mishandeld, flink werd gepest op school, psychische problemen kreeg, experimenteerde met drugs en uiteindelijk zelfs dakloos raakte, won in 2018 de Britse versie van de tv-talentenjacht The X Factor. Topverhaal! Dalton Harris had slechts één kwetsbaarheid: hij zou wel eens een ‘battie boy’ kunnen zijn.

En veel Jamaicanen moeten nog altijd helemaal niets van homo’s hebben. Sterker: seks tussen mannen is al 150 jaar illegaal op de voormalige Britse kolonie. Dalton hult zich daarom het liefst in nevelen over zijn seksualiteit. Dat weerhoudt allerlei Jamaicanen – streep door: Jamaicaanse mannen – er overigens niet van om hem, zonder enige terughoudendheid, op een vulgaire en zeer agressieve manier aan te vallen op social media. Tot concrete bedreigingen aan toe.

De filmmakers Kim Longinotto en Franky Murray Brown doorsnijden de pogingen van hun protagonist om Dalton’s Dream (90 min.) te verwezenlijken permanent met zulke expliciete haatfilmpjes. Alsof dat nog niet genoeg is, belandt Dalton Harris tevens in een publiek gevecht met zijn eigen moeder, die hij eigenlijk al jaren mijdt. ‘Ik ben geen vijand van mijn zoon’, zegt zij in een openbaar vlog, waarin ze zijn beweringen in interviews met klem tegenspreekt en olie op het vuur gooit.

Hoewel hij een deel van die stress kwijt kan in heel persoonlijke songteksten – de Nederlandse vertaling daarvan verschijnt steeds in beeld – moet de zanger alle zeilen bij zetten om zijn carrière op koers te houden. Hij kampt regelmatig met faalangst en depressies. Dat Dalton zijn heil juist heeft gezocht in de entertainmentindustrie helpt natuurlijk ook niet. Voor een beginnende artiest is die veelgeroemde X-factor nu eenmaal geen garantie voor een duurzame loopbaan.

Daar – in de opgeklopte heisa rond een nieuwe artiest, die ook zomaar weer kan worden afgedankt als het succes (te lang) uitblijft – zit echter niet de meerwaarde van deze film. Dat verhaal is al veel vaker verteld en soms ook overtuigender. De kracht van Dalton’s Dream zit in de combinatie met Dalton’s Nightmare, het persoonlijke relaas van een kwetsbare adolescent die en plein public, puur door wie hij is, een afzichtelijke stroom haat over zich krijgt uitgestort.

Ook zulke homofobie is al eerder in beeld gebracht, maar die went (gelukkig) nooit en blijft onverminderd schokkend.

Amazing Journey: The Story Of The Who

Spitfire Pictures

Een duivelse combinatie van hoogmoed, wedijver en alcohol- en drugsconsumptie draait uiteindelijk ook deze band de nek om. Totdat The Who nog maar een schim is van de groep die in de sixties My Generation afleverde, het themanummer van een, ja, generatie.

Amazing Journey: The Story Of The Who (119 min.), een klassieke rockdocu van Murray Lerner en Paul Crowder uit 2007, wordt afgesloten met het prijsnummer. De vertolkers ervan – zanger Roger Daltrey en gitarist Pete Townshend, omringd door nieuwe muzikale begeleiders – zijn inmiddels babyboomers en hebben hun eigen adagio ‘hope I die before I get old’ al dubbel en dwars gelogenstraft. Tijdens het nummer gaat de band terug in de tijd, naar eerdere uitvoeringen van hun lijflied. Daarbij verschijnt eerst bassist John Entwistle (1944-2002) weer ten tonele en later ook de legendarische drummer Keith Moon (1946-1978).

Daarmee is het oorspronkelijke viertal weer herenigd. De groep die Townshends rockopera’s Quadrophenia en Tommy naar het grote publiek bracht, daarvóór floreerde op de festivals Woodstock en Monterrey en samen met tijdgenoten als The Beatles, Rolling Stones en Kinks halverwege de jaren zestig, onder de noemer de Britse invasie, de rest van de wereld veroverde. Daltrey, de macho frontman met een gevoelige inborst. Townshend, erkend gitaarbespeler en -sloper. Entwistle, de archetypische stoïcijnse bassist. En niet te vergeten Moon, het losgeslagen drumbeest dat ooit model stond voor Animal van The Muppets.

Hun levensloop wordt in deze lijvige documentaire, dan weer in chronologische volgorde, adequaat uiteengezet door de nog twee levende bandleden Daltrey en Townshend, hun persoonlijke en professionele entourage en vakbroeders zoals Sting, Eddie Vedder (Pearl Jam) en The Edge (U2). Dat gaat natuurlijk gepaard met tv-optredens, oude interviews en concertbeelden. Zo ontstaat een grondig beeld van een band waarbinnen onderlinge competitie uiteindelijk voor chemie zorgde. Strijd fungeerde daarbij als verbrandingsmotor en stuwde eerst Townshend en later ook Daltrey, in de ogen van andere bandleden maar een dommekracht, naar aanzienlijke hoogte.

‘Sadder and wiser’ kijken ze daarop terug. Als twee mannen die door het lot bijeen zijn gebracht en uiteindelijk zichzelf en elkaar hebben gevonden, na een ‘geweldige reis’ van dik veertig jaar. Waarvan in deze bandbiografie uitgebreid verslag wordt gedaan.

AC/DC: Forever Young

Arte

Ooit waren er drie broers. George, Malcolm en Angus. In die volgorde – al was het in de ogen van de wereld precies andersom: Angus Young, de absolute blikvanger van de Australische hardrockband AC/DC. Een gitaarheld, vermomd als eeuwige schooljongen. Zijn grote broer Malcolm Young, de bandleider die voor buitenstaanders op een willekeurige slaggitarist leek. En George Young, hun oudste broer die zelf naam had gemaakt met The Easybeats, vervolgens de Youngsters wegwijs maakte in de muziekwereld en samen met zijn bandmaatje Harry Vanda meteen ook hun eerste platen produceerde.

Samen schreven ze muziekgeschiedenis. Ook doordat ze de flamboyante zanger Bon Scott op de kop wisten te tikken, een ongegeneerd rockbeest dat de krachtige stampers van de gebroeders Young lekker uit de bocht liet vliegen. Totdat hij zichzelf op 19 februari 1980 definitief verslikte in zijn eigen drankzucht. Tegen die tijd had de AC/DC-machine echter allang de Highway To Hell bereikt en kon zijn opvolger Brian Johnson simpelweg aanhaken. Met hem zouden Malcolm en Angus enkele maanden later hun grootste succes boeken, het album Back In Black. Waarna ze de band vier decennia lang met het nodige kunst- en vliegwerk op koers wisten te houden.

De degelijke tv-docu AC/DC: Forever Young (53 min.) van Marie-Claire Javoy en Dominique Mesmin richt zich vooral op de beginjaren van de ogenschijnlijk onverwoestbare groep. De Young-broers komen daarbij niet aan het woord – al is Angus wel te horen in enkele archiefinterviews. De smakelijke anekdotes en inkijkjes, waarmee AC/DC’s nog altijd bijzonder opwindende concertbeelden zijn omkleed, komen van mensen uit de periferie van de band: eerste bassist Mark Evans, oud-drummer Chris Slade, studiomuzikant Tony Currenti, geluidstechnicus Mark Opitz, voormalig manager Michael Browning, fotograaf Philip Morris en biograaf Murray Engleheart.

Intussen is er nog maar één broer over. In oktober 2017 stierf de grote inspirator van AC/DC, George Young. Een kleine maand later overleed ook bandleider Malcolm, nadat hij zijn mannen al in 2014 had moeten achterlaten vanwege gezondheidsproblemen. Alleen Angus is over, ‘the last Young-man standing’. Alhoewel, tegenwoordig zit er ook een neefje in de groep: Stevie.

The Quiet One

Gizmo Films

Mandy Smith maakt duidelijk wat elke lezer van Bill Wymans autobiografie Stone Alone (1990) allang weet: de (voormalige) bassist van The Rolling Stones houdt er jarenlang een tamelijk ongezonde voorliefde voor vrouwen/meisjes op na. In een dagboek legt hij nauwkeurig al zijn veroveringen vast en die komen vervolgens allemaal, als tastbaar bewijs van zijn mannelijkheid, in dat boek terecht. Totdat Wyman meer dan duizend kerven in zijn kolf heeft staan: groupies die achter het net vissen bij Mick, Keith of Brian of die de voorkeur geven aan The Quiet One (98 min.).

‘Eerlijk gezegd werd het een gewoonte door eenzaamheid en de behoefte aan affectie’, vertelt Wyman, die verder niet dronk en ook geen drugs gebruikte, in deze documentaire van Oliver Murray uit 2019. ‘Het is waarschijnlijk te vergelijken met een seksverslaving.’ Die ontwikkelde hij in de swingin’ sixties, de tijd dat een Britse krant kopte met de vraag ‘Would you let your daughter marry a Rolling Stone?’. Mick, Keith, Brian en die ondoorgrondelijke bassist, tevens bijgenaamd Stone Face, werden toentertijd beschouwd als een gevaar voor de jeugd, meisjes in het bijzonder.

Vanuit zijn eigen heiligdom, een enorm privé-archief waaruit deze film rijkelijk kan putten, blikt Bill Wyman terug op die turbulente jaren, de werkemansjeugd in Zuid-Londen die daaraan voorafging (toen hij nog gewoon William George Perks heette) en de decennialange muzikale carrière die nog zou volgen, binnen én buiten The Stones. Bezien door de ogen van een observator, verzamelaar en documentalist in hart en nieren krijgt de wereld van ‘the greatest rock & roll band in the world’, waarover al in alle toonaarden is bericht, toch weer nieuwe kanten en dimensies. 

De man die door collega’s wordt geroemd als een meesterbassist – al vindt hij zichzelf niet goed genoeg voor zijn grote held Ray Charles, zoals blijkt uit een zwaar ontwapenende scène – wordt bovendien, buiten beeld, terzijde gestaan door enkele zorgvuldig gekozen bronnen, waaronder Stones-drummer Charlie Watts, oud-bandmanager Andrew Loog Oldham en de stergitaristen Eric Clapton en Buddy Guy. Tezamen kleuren zij de geschiedenis in die Murray met Wymans foto’s, filmopnames en memorabilia en tamelijk overbodige animatiescènes tot leven wekt.

En dan, halverwege de jaren tachtig, komt Mandy Smith in Bill Wymans leven. Een prachtige blondine. Van dertien, dat wel. Terwijl Bill toch echt op het punt staat om de vijftig aan te tikken. ‘Het kwam vanuit mijn hart’, zegt hij tamelijk gratuit, als de documentaire bijna tachtig minuten onderweg is. ‘Het was geen lust.’ En Murray vraagt niet kritisch door. Het huwelijk wordt geen succes. Zoals ook de relatie tussen zíjn zoon Stephen en háár moeder Patsy (!), die verder helemaal niet wordt benoemd in deze autobiografie, gedoemd blijkt om te mislukken.

Pas als hij The Rolling Stones in 1993 na 31 jaar achter zich heeft gelaten, zijn het normale leven waarnaar hij blijkbaar al een hele tijd heeft verlangd en zoiets burgerlijks als echtelijk geluk daadwerkelijk weggelegd voor Bill Wyman, de stille Stone die inmiddels best wat heeft te vertellen.

My Name Is Pauli Murray

Amazon Prime

In 1940, vijftien jaar voordat Rosa Parks in de bus weigerde om op te staan voor een witte passagier, deed een andere zwarte vrouw min of meer hetzelfde. Zij is echter behoorlijk in de vergetelheid geraakt. My Name Is Pauli Murray (93 min.) zet de schijnwerper op deze opmerkelijke persoonlijkheid, die een groot deel van haar leven op de barricaden stond voor een eerlijkere wereld.

Pauli Murray (1910-1985) schreef vlammende brieven aan president Franklin Roosevelt en raakte bevriend met zijn vrouw Eleanor. Later stond ze in de frontlinie van de burgerrechtenstrijd. En als feministe van het eerste uur maakte ze zich sterk voor gelijke rechten voor vrouwen. Intussen paste ze als persoon niet in de vaste hokjes voor de twee geslachten: ze voelde zich een man in een vrouwenlichaam en had jarenlang een relatie met een andere vrouw. Murray worstelde bovendien haar hele leven met depressies en andere psychische problemen.

Elementen genoeg, kortom, voor een doorleefd portret van een strijdbare activiste die vaak voor de muziek uitliep en daardoor lang niet altijd de credits kreeg voor haar baanbrekende werk. Deze film van Betsy West en Julie Cohen (samen ook verantwoordelijk voor RBG, een portret van de linkse superster van het Amerikaanse hooggerechtshof Ruth Bader Ginsburg) brengt alle elementen van Murrays veelzijdige leven netjes bij elkaar, inclusief fragmenten uit haar vele geschriften en audio-opnames waarin ze uit eigen werk voorleest. De film kleurt alleen een beetje al te nadrukkelijk binnen de lijntjes.

Alle sprekers – vrienden en kennissen, enkele biografen en zwarte professoren die het belang van haar leven en werk duiden – vertrekken vanuit min of meer dezelfde positie: dat Pauli Murray een sleutelrol heeft gespeeld in de vrijmaking van groepen die in de Verenigde Staten van de twintigste eeuw een achtergestelde positie hadden. Dat uitgangspunt snijdt ongetwijfeld hout, maar is niet per definitie ook een vruchtbare basis voor een verhaal dat echt sprankelt, knarst of verrast. My Name Is Pauli Murray is uiteindelijk vooral een aansprekende preek voor de eigen parochie.

Andy Murray: Resurfacing

Amazon

Dan ben je eindelijk nummer één op de wereldranglijst. Nadat ze altijd zeiden dat je geen Grand Slam kon winnen. Dat Wimbledon ook voor jou niet was weggelegd. En toen, na talloze verloren finales, won je tóch. Eerst op de US Open. Daarna, als eerste Brit in 77 jaar, op het center court van Wimbledon. En goud op de Olympische Spelen in Londen. Tweemaal zelfs.

En dan, ineens, ben je niet meer de onbetwiste nummer één. Maar de speler met die heup. Die trekkebenend achter onbereikbare ballen aan moet. Een man die de pijn probeert te verbijten. Die geopereerd moet worden. Terug vechten. Tegen beter weten in. Een man ook die zichzelf kwijtraakt. Die en plein publique zijn tranen niet kan bedwingen. En die te langen leste de handdoek in de ring wil gooien. Nee: móét gooien.

En toch mag Olivia Capuccini je blijven filmen. Voor de documentaire Andy Murray: Resurfacing (108 min.). Als je zwaar gefrustreerd bent. Op de één of andere manier toch weer hoopvol. Of het – gewoon – echt niet meer weet. Ze mag tevens praten met je begeleidingsteam. Je prominente echtgenote en moeder. En de broer die ook graag tennisser had willen worden. En jij spreekt een soort cameradagboek in. Om de lijdensweg te documenteren.

Ze begeleidt het onvermijdelijke verdwijnen van elke vorm van geloof met dramatisch getoonzette muziek. Jouw glorieus bedoelde terugkeer, die een trieste aftocht dreigt te worden. Van een man die ooit tennisser was. En nu waarschijnlijk iemand anders moet gaan worden. Een Racketloze. Want dit breakpunt valt met geen mogelijkheid weg te werken. Zelfs niet door een man die consequent weigert om naar zijn lijf te luisteren. Of geloof jij er, stiekem, nog wél in, Andy?

The Bill Murray Stories: Life Lessons Learned From A Mythical Man

Bill Murray heeft de afwas gedaan tijdens ons huisfeest. Bill Murray nam me mee naar een belangrijke honkbalwedstrijd. Bill Murray stond vanavond achter de bar in mijn stamkroeg. De Amerikaanse acteur, ster van klassieke Hollywood-comedy’s als Stripes, Ghostbusters en Groundhog Day, is onderwerp van tal van zogenaamde ‘urban legends’. Hij duikt overal op, in het leven van gewone Amerikanen, en steelt dan de show, zonder ook maar iemand tekort te doen.

Er zijn talloze filmpjes van aanstekelijke Murray-sightings. Die inspireerden regisseur Tommy Avallone tot The Bill Murray Stories: Life Lessons Learned From A Mythical Man (71 min.), een zoektocht naar de ziel van de dolkomische droogkloot, die met Lost In Translation aantoonde dat hij ook een geweldige acteur is. In contact komen met Murray is nog niet zo eenvoudig. Hij heeft naar verluidt geen management of een belangenvertegenwoordiger. De enige ingang die Avallone vindt is een voicemail, maar welke boodschap spreek je dan in?

De pogingen van de filmmaker om de juiste toon te vinden voor het benaderen van de enigmatische acteur/komiek vormen de rode draad van deze documentaire, die verder volledig bestaat uit gesprekken met ‘average Americans’ over hun ontmoeting met de aimabele beroemdheid. ‘Hij is als een kandelaar’, probeert een man, die erbij was toen de zo gewoon gebleven Bekende Amerikaan de tamboerijn ter hand nam tijdens het optreden van een lokaal bandje, het fenomeen Bill Murray te duiden. ‘Als je de kaars aansteekt, licht de hele ruimte op.’

En als Murray het toevallige toneel dat hij zojuist met pure levensvreugde heeft vervuld na verloop van tijd weer verlaat, schijnt hij de verblufte omstanders snaaks toe te vertrouwen: ‘No one will ever believe you.’ Écht wel, het bewijs staat binnen de kortste keren op YouTube. Wat de man zijn gevolg met al die gastoptredens wil meegeven, blijft evenwel ongewis. Zijn het inderdaad diepmenselijke pleidooien om ‘het moment’ te grijpen? Of blijken al die filmpjes – en wellicht ook deze documentaire – straks gewoon doorgestoken kaart? Ze zorgen in elk geval voor een heuse Bill Murray-cultus.

Het idee voor deze film over de man en de mythe Bill Murray is echter beter dan de uitwerking ervan. Want waar leiden al die gesprekken met Murray-omstanders nu werkelijk toe? Is het meer dan heldenverering of een vermakelijke uiting van de Amerikaanse celebrity-cultuur, waarbij elke toevallige ontmoeting met een bekendheid direct tot een Hosanna-stemming leidt en moet worden vastgelegd voor het nageslacht? Ik ben geneigd te zeggen: nee.

Daar komt bij dat Avallones pogingen om met de bewierookte acteur in contact te komen weinig geloofwaardig zijn en het geheel is overgoten met een typisch Amerikaans sausje. Want van The Bill Murray Stories: Life Lessons Learned From A Mythical Man moet natuurlijk ook – de titel zegt het al – een les worden geleerd. De moraal van dat verhaal? Vraag jezelf voortdurend af: wat zou Bill Murray doen in deze situatie?

De film vroegtijdig afzetten, vermoedelijk. En vervolgens direct op zoek gaan naar een nieuwe party om te crashen…