Swamp Dogg Gets His Pool Painted

Eye Film

Vorm is inhoud. Vanaf de allereerste seconde is duidelijk dat Swamp Dogg Gets His Pool Painted (97 min.) geen regulier popportret wordt van de Amerikaanse muzikant (Little) Jerry Williams alias Swamp Dogg. Deze lekker grillige film van Isaac Gale, Ryan Olson en David McMurry, opgeleukt met bijzondere performances, animaties, blaxploitation-titels en pure ongein, herbergt net zoveel gekte als de loopbaan van hun protagonist en wordt zo een ode aan losgeslagen creativiteit.

Dit begint met al met de setting: Swamp Doggs zwembad. Een belangrijk deel van de interviews met de zanger, muzikant, producer en platenbaas vindt plaats aan de rand van zijn zwembad, dat net van een broodnodige schilderbeurt wordt voorzien. Bij een tafeltje gaat Williams gewoon op zijn praatstoel zitten en ontvangt hij gasten zoals acteur/komiek Tom Kenny (SpongeBob), stuntman Johnny Knoxville (Jackass) en West Coast-deejay en hiphop-icoon Alonzo Williams.

Dat zwembad hoort bij het huis dat Swamp Dogg in de San Fernando Valley, ten zuiden van Los Angeles, met twee muzikale vrienden bewoont: zijn trouwe secondant Guitar Shorty (die vroeger een koprol en handstand kon maken tijdens het spelen) en het flamboyante multitalent Moogstar (die bij het graf van de befaamde waaghals Evil Knievel diens kostuum en ziel zou hebben gestolen). Samen hebben ze er een creatieve vrijplaats van gemaakt, een plek waar vrijwel alles mag en kan.

Met deze kleurrijke personages hinkstapspringen Gale, Olson en McMurry met veel panache en humor door de carrière van Jerry Williams Jr. Die begint halverwege de jaren vijftig, levert een jaar of tien later z’n eerste hit op (I’m The Lover Man) en verkent daarna alle uithoeken van de soul, blues, country en hiphop. Swamp Dogg leverde een bijdrage aan zo’n tweeduizend songs, werkte met honderden artiesten en zag daarnaast ook nog kans om 26 albums onder z’n eigen naam uit te brengen.

Hij werkte verder bij Atlantic Records en in de Muscle Shoals-studio, zorgde voor het muzikale hoogstandje Beatle Barkers (waarvoor Beatles-hits worden uitgevoerd door dieren) en runde de Swamp Dogg Entertainment Group. De schuur staat nog helemaal vol met dozen met onverkochte parafernalia. Een druk man, kortom. En een man die zielsveel van zijn kind houdt, als je ’t zijn dochter Jeri vraagt. Én een man die zielsveel van zijn vrouw Yvonne houdt, als je ’t hemzelf vraagt.

En ook voor een kookprogramma met Dizzy Fae draait deze Dogg zijn hand niet om. Tagline: if you can kill it, I can cook it. Op een gegeven moment had de man alles – negen auto’s bijvoorbeeld – maar toch een hondenleven, blijkt in de laatste akte van dit zeer vermakelijke portret, waarvoor Gregg Grease hand- en spandiensten verleent als verteller. Dan tillen Williams en z’n muzikale huisgenoten even het gordijn op en laten een ogenblikje zien wat daarachter schuilgaat.

En dan is ’t alweer tijd – vorm blijft tenslotte inhoud – voor Swamp Doggs tachtigste verjaardag en, jawel!, een pool party!

Yoràn Vroom – Master Of Drums

Zeppers

Je hoeft niet over een kennersoog te beschikken om te zien dat er ‘iets’ gebeurt als dat kleine kereltje, hooguit een jaar of drie, twee stokjes heeft bemachtigd. Fanatiek begint Yorán Vroom ermee op de rand van een fauteuil te trommelen. Met de kennis van nu zeg je: hij heeft zíjn lotsbestemming dan al gevonden. Een aandoenlijke kleuter uit de Amsterdamse Rivierenbuurt, vereeuwigd in talloze aandoenlijke familievideo’s. Zo’n dertig jaar later geldt Vroom als een topdrummer en -slagwerker. Hij treedt in de hele wereld op met zijn eigen Group Of Friends en geeft les op het conservatorium.

Yoràn drumde eerst links, vertelt zijn moeder Esther in de documentaire Yoràn Vroom – Master Of Drums (58 min.), omdat hij ‘t zichzelf via de spiegel leerde. In de navolgende jaren bouwde hij met allerlei spullen langzaam zijn eigen drumstelletje. Eddy Veldman, sinds jaar en dag drumleraar in de Bijlmer, kon zijn ogen nauwelijks geloven: dit vijfjarige jochie kon al roffelen! Yoràn zou negen jaar bij zijn mentor blijven hangen en heeft hem nog altijd graag aan z’n zijde. ‘Ik bewonder die gozer’, bekent Veldman trots. ‘Je hoort het Afrikaans, je hoort het Surinaams, je hoort alles gewoon… En ook fijn werk, hè? Die man speelt zo secuur!’

Documentairemaker John Appel neemt de tijd om zijn bedachtzame hoofdpersoon ook in die hoedanigheid te laten zien: helemaal opgaand in zijn eigen muziek, bijvoorbeeld tijdens een optreden met zijn Group Of Friends op North Sea Jazz, een festival dat hij als peuter voor het eerst bezocht, of tijdens een reis met zijn muzikale vrienden naar Senegal, waar hij als jochie les kreeg van meesterdrummer Famoutou Konaté. Vrooms eigen composities zijn een weerslag van de Afro-diaspora – via de slavenschepen werden ook de cultuur en muziek van Afrikanen over de wereld verspreid – en de muzikale reis die hij zelf heeft afgelegd.

In deze film geeft Vroom, een alleenstaande vader die zelf zijn vader nauwelijks heeft gekend, stukje bij beetje ook meer over zichzelf prijs – al blijft het parool van dit warmbloedige portret uiteindelijk tóch: let the music do the talking. Want die taal verstaat vrijwel iedereen – en kan een Amsterdams jongetje blijkbaar al helemaal in de vingers hebben.

The Session Man

Pink Moon

In 1968 had de Britse pianist Nicky Hopkins (1944-1994) al een Grand Slam te pakken. Hij kon vinkjes zetten achter de namen van de beste bands van zijn jonge jaren: The Beatles, The Stones, The Who en The Kinks. Tegen het einde van zijn leven voltooide hij nog een tweede Grand Slam: Hopkins had toen ook op de soloalbums van alle afzonderlijke Beatles meegespeeld.

Als studiomuzikant zou hij daarnaast een essentiële bijdrage leveren aan de muziek van Cat Stevens, The Jeff Beck Group, Jefferson Airplane, Quicksilver Messenger Service, Harry Nilsson, Jerry Garcia Band, Joe Cocker, Badfinger, Art Garfunkel, The Rumour, Spinal Tap en Joe Walsh. In The Session Man (86 min.) loopt verteller Bob Harris, in opdracht van regisseur Michael Treen, netjes alle acts langs, waaraan Nicky Hopkins tijdens z’n lange en vruchtbare loopbaan zijn diensten verleende.

In dertig jaar tijd speelde Hopkins op zo’n 250 albums. Hij is te horen op liefst veertien langspelers van The Rolling Stones. ‘Ik draaide liedjes in elkaar die maar half af waren en in de studio bakten we er wat van’, vertelt Keith Richards. ‘En op de een of andere manier vond Nicky bijna bij elk nummer dat ontbrekende gedeelte. Zo hadden we een soort vreemde samenwerking.’ Glunderend herinnert de gitarist zich hoe Hopkins hem steeds uit de brand hielp. ‘Elke keer weer. Een ongelooflijke pianist.’

Ook Mick Jagger en Bill Wyman delen warme herinneringen aan Nicky Hopkins, één van de ‘unsung heroes’ van de rock & roll, die in deze film tevens lof krijgt toegezwaaid door collega’s als Dave Davies, Peter Frampton, Nils Lofgren en Graham Parker. Aardig is ook hoe de toetsenisten van Tom Jones, The Waterboys, Mott The Hoople en Tom Petty & The Heartbreakers, inclusief Hopkins’ Stones-collega Chuck Leavell, vanachter de piano demonstreren wat er zo bijzonder was aan zijn werk.

Voor een solocarrière was Nicky Hopkins niet in de wieg gelegd. Hij floreerde aan de zijde van een blikvanger of als onderdeel van een team en was, doordat hij de Ziekte van Crohn had, ook niet gemaakt voor het leven onderweg. Zijn broze gezondheid komt soms ter sprake in deze typische popdocu, maar wordt nauwelijks uitgediept. Treen richt zich op ’s mans muzikale verrichtingen, waardoor de persoon daarachter, ondanks bijdragen van z’n weduwe Moira, slechts beperkt tot leven komt.

Van de onbekende held zelf lijkt slechts één interview bewaard te zijn gebleven. Uit 1991, drie jaar voordat hij, veel te jong, het tijdelijke voor het eeuwige verwisselde. Hij had zich toen allang de pophistorie ingespeeld. Als de man die een essentiële bijdrage leverde aan klassieke hits zoals ImagineSympathy For The Devil en You Are So Beautiful.

Made To Measure

ARD

‘Je data verraden wie je werkelijk bent’, las Lisa in een oproep op Facebook. Gevolgd door: ‘Wij creëren jouw dubbelganger.’ Aan zo’n experiment wilde ze wel meewerken. ‘Wat heb ik eigenlijk te verbergen?’ dacht Lisa. Zonder dat ze haar verder ooit in levende lijve zouden ontmoeten, wilde de Group Laokoon, een groep filmmakers en kunstenaars uit Berlijn en Wenen, Lisa’s persoonlijkheid en leven reconstrueren. Puur op basis van haar zoekopdrachten op Google in de afgelopen vijf jaar.

Even later staat de proefpersoon in Made To Measure (51 min.) oog in oog met Nathalie Köbli, een actrice uit Wenen die Lisa van alles kan vertellen over haar eigen leven. Dat gaat verder dan zij had vermoed – en ook wel gevreesd. Want een grondige zoektocht op het internet verraadt niet alleen je imago (via bijvoorbeeld Instagram, Facebook of TikTok) maar ook de identiteit die daarachter schuilgaat (via onze, al dan niet, heel persoonlijke zoekopdrachten en algehele online-gedrag).

Het interesseert social mediabedrijven allang niet meer of iets legaal is of niet, maar hoe groot de kans is dat ze ermee tegen de lamp lopen, stelt Max Schrems, die als één van de weinigen succesvol procedeerde tegen Facebook. De gedachtegang in Silicon Valley is volledig vereconomiseerd: hoeveel kan ik ermee verdienen, wat zou de mogelijke schade kunnen zijn als iemand naar de rechter stapt en hoe groot is de kans dat dit daadwerkelijk gebeurt en dat het daarna ook nog wordt gehonoreerd?

Met allerlei deskundigen schetsen de filmmakers Moritz Riesewieck, Cosima Terrasse en Hans Block de gevolgen van die attitude. Iemand met een ongezonde voorliefde voor gokken wordt online continu verleid om weer een poging te wagen om de zilvervloot binnen te halen. Alsof er permanent iemand meekijkt over je schouder en ongevraagd advies geeft. Zoals één van de sprekers ’t treffend uitdrukt in deze boeiende docu: totdat je danst als een marionet. Met algoritmen als poppenspeler.

Op basis van online-gedrag zijn depressies, verslavingen en eetstoornissen bijvoorbeeld te voorspellen. Vooralsnog wordt zulke informatie echter vooral ingezet om deze kwetsbaarheden te exploiteren. Informatie over de mentale gesteldheid van tieners zou niet gebruikt mogen worden om hen meer spullen te verkopen, stelt gedragswetenschapper Sandra Matz. Tegelijkertijd kunnen jongeren met zulke kennis misschien wel worden geholpen. Dat zou volgens haar het uitgangspunt moeten zijn.

Daarmee begeeft Made To Measure zich richting de vraag waar zelfbeschikkingsrecht eindigt, wanneer bemoeienis van buitenaf dan (on)wenselijk is en of er ergens daartussenin nog zoiets als privacy kan bestaan. Dit wordt nog eens pijnlijk duidelijk tijdens de finale ontmoeting tussen Lisa en Nathalie, waarbij de kopie soms ongemakkelijk dichtbij het origineel komt – en die zowaar ook weer leentjebuur speelt bij haar evenbeeld. Terwijl ze elkaar toch echt nog nooit hadden ontmoet.

Telemarketers

HBO Max

Ze gaan de waarheid blootleggen, zeggen Sam Lipman-Stern en Patrick J. Pespas tegen elkaar. Over de schimmige wereld die schuilgaat achter telemarketing, de belcampagnes waarvan iedereen wel eens last heeft. Zoals documentairemaker Michael Moore dat ook altijd zo overtuigend doet. De twee leerden elkaar kennen bij Civic Development Group (CDG), een rommelig telemarketingbedrijf uit New Jersey waar allerlei misfits hun brood verdienden. Dag in dag uit belden ze daar namens allerlei goede doelen mensen op voor een donatie. Voor de Disabled Veterans Association, het Cancer Survivors Fund of de Firefighters Charitable Foundation bijvoorbeeld. 

Lipman-Stern en vooral Pespas, die vanwege zijn overmatige drugsgebruik ook wel ‘Pat de Snuiver’ wordt genoemd, krijgen er handigheid in om gewone Amerikanen geld uit de zak te kloppen, toont de lekker rommelige eerste aflevering van Telemarketers (167 min.), de driedelige serie die Sam Lipman-Stern heeft gemaakt met zijn neef Adam Bhala Lough. Op de bibberige beelden die ze zelf op kantoor hebben geschoten is te zien hoe allerlei gladde praatjesmakers geroutineerd hun gesprekscripts afwerken en zo per uur honderden dollars binnenharken. Waarvan dan hooguit twintig procent bij het beoogde goede doel terecht komt.

Daar mogen ze alleen niet over liegen. Als de gebelde er expliciet naar vraagt, moeten ze dat eerlijk benoemen. Ook daarvoor bedenken David Keezer en Scott Pasch, de eigenaren van CDG, echter een list, waardoor het lijkt alsof hun marketeers daadwerkelijk werkzaam zijn bij de begunstigde organisatie en ze dus met een gerust hart kunnen zeggen dat honderd procent van de gift bij bijvoorbeeld de vakbond Fraternal Order of Police terechtkomt. Écht, met de hand op het hart. Dat kan niet goed gaan, zou je zeggen. Althans, voor gewone CDG-medewerkers. Want ook als het bedrijf publiekelijk tegen de lamp loopt, ontspringen Keezer en Pasch de dans.

En dus starten de twee voormalige telemarketeers een onderzoek naar de business waarin ze zelf jaren werkzaam waren. Dat zal jaaaaren in beslag nemen. Ze beginnen bijvoorbeeld de non-profitorganisaties waarvoor de Civic Development Group werkte op te bellen. Die moeten toch gewoon van de grootschalige zwendel hebben geweten? Misschien hebben ze er zelfs een belang bij. Zo ontstaat een vermakelijke exposé over een parasitaire business, waarbij de waarheid een rekbaar begrip blijkt. En wie kunnen er beter iemand geld aftroggelen dan… , juist, …junks en boeven? Op de werkvloer noemden ze CDG niet voor niets ‘Criminals Doing Good’.

Deze miniserie wordt bevolkt door een Jan Doedel-achtige verzameling morsige personages, die met liefde en plezier de praktijk van alledag binnen de telemarketingbranche schetsen. Het onderzoek van Lipman-Stern en Pespas komt intussen met horten en stoten op gang, ligt jarenlang stil en krijgt dan alsnog vaart, wanneer blijkt dat er een nieuw type opdrachtgevers op de markt is gekomen en nóg dubieuzere methodes om geld los te wrikken worden ingezet. Dan komen de communicatieve vaardigheden van Pespas ook nog bijzonder goed van pas.

Van een aandoenlijk portret van twee beroepsslackers en hun ‘shabby’ entourage heeft Telemarketers zich dan ontwikkeld tot een beurtelings spannend en hilarisch staaltje hotsknotsbegonia-onderzoeksjournalistiek. ‘Michael Moore-style’, zoals ze zelf, met enige trots, constateren. Al gaat die ongetwijfeld veel gewiekster – en daardoor minder ontwapenend – te werk dan de twee stoethaspels die zich een weg door de telemarketingjungle proberen te banen.

Jeff Beck: Still On The Run

Mercury

‘Ik zei hem dat hij in mijn ogen de Pablo Picasso van de elektrische gitaar is’, herinnert Guns N’ Roses-gitarist Slash zich. ‘En toen antwoordde hij: ik zat zelf meer aan Jackson Pollock te denken.’ Zelfspot van een man die ’t ongemakkelijk vindt om te worden bewierookt? Of toch gewoon arrogantie van een kunstenaar die in zijn eigen mythe is gaan geloven? Feit is dat Jeff Beck, die eerder dit jaar overleed, alom werd beschouwd als een meestergitarist. Rod Stewart, die voordat hij als soloartiest furore maakte zong bij The Jeff Beck Group, noemt hem zelfs ‘de meest originele gitarist aller tijden’.

In Jeff Beck: Still On The Run (87 min.), een typisch muzikantenportret van Matthew Longfellow uit 2018, gaat de man zelf er eens goed voor zitten om samen met collega-snarentemmers als David Gilmour (Pink Floyd), Jimmy Page (Led Zeppelin) en Ronnie Wood (The Rolling Stones) en de musici waarmee hij werkte zijn loopbaan, muzikale visie en eigen stijl te ontleden. Gaandeweg opereerde Beck steeds vaker zonder vocalisten en fungeerde z’n gitaar als zijn eigen persoonlijke stem. Alles wat hij deed, concludeert Aerosmith-gitarist Joe Perry, had een zekere ‘Fuck You-ness’.

Jeff Beck scoorde desondanks gewoon een pophitje (Hi Ho Silver Lining), speelde een essentiële rol in de totstandkoming van de Stevie Wonder-kraker Superstition en fungeerde als gast bij iconen zoals Diana Ross, Mick Jagger en Tina Turner. Uiteindelijk waren dat echter vooral opstapjes naar het baanbrekende werk dat hij met zijn eigen Group zou afleveren. Volgens zijn collega-gitaargod Eric Clapton (die net als Beck en Jimmy Page carrière maakte bij het Britse beatbandje The Yardbirds) behoorde Jeff Beck daarmee tot een zéér exclusief gezelschap: rock & roll-muzikanten die jazz begrijpen.

Of de man intussen verliefd, verloofd en getrouwd is geweest en kinderen op de wereld heeft gezet? Dat blijft in Jeff Beck: Still On The Run tot tien minuten voor het einde onduidelijk. Afgaande op deze lekkere muziekdocu heeft Becks complete bestaan echter vooral in het teken gestaan van zijn gitaar (en, vooruit, een onmetelijke liefde voor het sleutelen aan auto’s). Dat instrument was helemaal geen verlengstuk van Jeff Beck (1944-2023), de man zelf was een verlengstuk van zijn gitaar geworden.

Aaron Carter: The Little Prince Of Pop

ABC News

In de slipstream van zijn oudere broer Nick, één van de blikvangers van de immens populaire Amerikaanse boyband The Backstreet Boys, wordt ook Aaron Carter een beroemdheid. Hij mag als negenjarig joch mee op tournee met de groep van zijn broer. In 2000 scoort hij als aaibaar kindsterretje de ene na de andere hit en staat daarmee model voor een nieuw soort tieneridool, waaronder ook Justin Bieber en Shawn Mendes kunnen worden gerekend.

Carter doet denken aan de ‘King Of Pop’ Michael Jackson. Die dubt hem hoogstpersoonlijk Aaron Carter: The Little Prince Of Pop (56 min.). ‘Hoe is het om als twaalfjarige groupies te hebben?’ vraagt een televisiepresentatrice vervolgens met droge ogen aan het blonde jongetje, dat opvallend nuchter reageert. ‘Dat zijn geen groupies, dat zijn gewoon fans.’ Vanaf dat moment kan het, tragisch genoeg, alleen maar bergafwaarts gaan voor de zanger die nooit zo populair zal worden als zijn broer Nick, met wie hij bovendien ernstig gebrouilleerd raakt.

Want net als Jackson en allerlei andere Hollywood-kinderen moet Carter, gestimuleerd door overambitieuze ouders, veel te jong volwassen worden en betaalt hij daar de rest van zijn leven, dat uiteindelijk maar 34 jaar zal duren en bijzonder tragisch eindigt, de tol voor. De getroebleerde en ernstige verslaafde man die zijn carrière heeft proberen te reanimeren via de realityshow House Of Carters, Dancing With The Stars en de therapeutische talkshow The Doctors lijkt dan in niets meer op het guitige kindsterretje dat ooit de wereld leek te gaan veroveren.

Deze tv-docu zoekt ondertussen het braakliggende terrein op tussen Showbiz Kids (20209, waarin documentairemaker en voormalige kinderster Alex Winter spreekt met lotgenoten, en The Boy Band Con: The Lou Pearlman Story (2019), waarin de voormalige manager van The Backstreet Boys en *NSYNC wordt geportretteerd en Aaron Carter zelf ook nog aan het woord komt. Pearlman maakte zijn jongens wereldberoemd en zoog hen vervolgens helemaal leeg. Toen hun populariteit terugliep, werden ze keihard geconfronteerd met zichzelf.

AJ McLean, één van de Backstreet Boys, weet hoe dat voelt. Hij kampt eveneens met ernstige verslavingsproblematiek en kan het tragische verhaal van Aaron, die hij al sinds diens kleutertijd kent, verder inkaderen. ‘Een prachtige tragedie’, noemt hij diens leven. Omdat naast de tristesse, heel begrijpelijk overigens, ook de vreugdevolle tijden moeten worden benoemd. Carters verloofde Melanie Martin, zijn beste vriend Taylor Helgeson en een (blijkbaar) onvermijdelijk gezelschap van journalisten, (tv-)therapeuten en deskundigen doen ook een duit in het zakje.

Wat beklijft is echter Aaron Carters screentest voor de sitcom Group, die slechts één maand voor zijn dood op 5 november 2022 werd opgenomen. In beeld zit een menselijk wrak, dat zich in zijn rol en tussen de opnames door nog behoorlijk staande houden, maar de camera uiteindelijk niet kan bedriegen: gewonde ogen, ingevallen gezicht, overwoekerd door (gezichts)tatoeages. De man die als jongetje de wereld aan zijn voeten had liggen, als tiener een relatie zou hebben gehad met zowel Hillary Duff als Lindsay Logan en als dertiger vooral ‘voorheen Aaron Carter’ is geworden.

Nothing Lasts Forever

Showtime

Synthetische diamanten zien er volgens Dusan Simic beter uit en zijn nog goedkoper ook. Waarom zouden we dan nog echte diamanten zoeken? wil filmmaker Jason Kohn weten. ‘Dat is een goede vraag’, antwoordt de edelsteendeskundige met een schalkse blik. ‘Sommige mensen willen nu eenmaal iets wat echt bij de aarde hoort. Iets wat is gemaakt door God, niet in één of ander laboratorium. Wat vind je van dat antwoord?’

Even later introduceert Kohn precies zo’n figuur in zijn tragikomische exploratie van de wereld achter (synthetische) diamanten: Martin Rapaport. Daarbij moet meteen wel gezegd worden dat Rapaport een zeker belang heeft bij een duidelijk onderscheid tussen die nepdiamanten van menselijke makelij en de diamanten die écht voor altijd zijn  Als voorzitter van de zogenaamde Rapaport Group stelt hij, vanuit een kantoor aan de Diamond Jewelry Way, immers de prijzen van diamanten vast. Een synthetische diamant verkopen als verlovingsring is volgens hem een ernstige inbreuk op de ethische code van de diamantindustrie. ‘Je schopt mensen in hun emotionele ik-hou-van-jou plek’, zegt de sleutelfiguur binnen het diamantkartel gedecideerd, alsof hij ‘t zelf gelooft. ‘Wat is mijn huwelijk waard, wat is mijn relatie waard?’

Op die vraagstelling valt natuurlijk wel wat af te dingen. En dat gebeurt dus ook in Nothing Lasts Forever (83 min.). ‘De diamant was ook nooit echt’, stelt de messcherpe juwelenontwerpster Aja Raden bijvoorbeeld, niet zonder ‘Schadenfreude’. ‘Dat was ook altijd al een leugen. Een synthetische diamant is dus niet meer dan een leugen over een leugen. Ik vind dat hilarisch en verrukkelijk.’ Stephen Lussier, een gesoigneerde topman van het toonaangevende diamantbedrijf De Beers in Botswana, maakt zich desondanks niet druk om ‘vervalsingen’. Hij weet immers, zegt hij met een triomfantelijk bedoelde glimlach, ‘waartoe De Beers in staat is’. Maar of ‘parasieten’ zoals John Janik van Xtropy Lab-Grown Diamonds, die de ‘diamantdroom’ proberen te stelen, zich daardoor werkelijk laten afschrikken?

En laten we eerlijk zijn: in China staan ze ongetwijfeld al te popelen om een diamant-lopende band te laten draaien, terwijl in India nu al druk wordt gehandeld in diamanten met een dubieuze herkomst. ‘Want je bent pas een dief als je gepakt wordt’, stelt Tehmasp Printer van het International Gemological Institute. ‘Tot dat moment ben je een eerlijk mens.’ Met zichtbaar plezier prikt Kohn in deze kostelijke film, geïllustreerd met fraaie beelden van diamantproductie en -controle en verluchtigd door een afwisselend enerverende en joyeuze soundtrack, de ene na de andere mythe van de diamantwereld door. Totdat alles een illusie lijkt – of superieure marketing. Gaandeweg zou een buitenstaander wel eens het idee kunnen krijgen dat diamanten in werkelijkheid vooral van lucht worden gebakken.

Prison For Profit

In een ideale wereld komen gedetineerden volledig gerehabiliteerd uit de gevangenis. Klaar om aan een nieuw leven te beginnen, aan de goede kant van de wet. De praktijk van alledag is doorgaans een stuk weerbarstiger: met een beetje pech wordt iemand die eenmaal in de fout is gegaan in de gevangenis een geharde misdadiger. Het kan nóg erger: als ook de bewaarders zich gaan gedragen als doorgewinterde criminelen en stelselmatig gedetineerden maltraiteren.

Enter Mangaung Prison in Bloemfontein, de eerste geprivatiseerde gevangenis van Zuid-Afrika én de plaats van handeling voor de nieuwe documentaire van de Nederlandse zussen Ilse en Femke van Velzen. Met Prison For Profit (84 min.) toont het geëngageerde documentaireduo, dat al diverse films maakte over misstanden in Afrika, aan dat het cellencomplex bepaald niet het hypermoderne, klantvriendelijke rehabilitatiehotel is geworden, waarvoor de wereldwijd opererende onderneming Group 4 Securitas (G4S) het ooit heeft verkocht.

Shakes, een voormalige bewaarder in Mangaung, kreeg van collega’s bijvoorbeeld een eenvoudig advies: pak die gevangenen stevig aan, nét iets te stevig graag. Die houding zag hij overal om zich heen terug. Het leidde tot pijnlijke excessen; van elektroshocks en marteling tot verplichte sedatie en schandelijke mishandeling, met blijvend letsel tot gevolg. Toen Shakes zich daartegen ging verzetten, kreeg hij te horen: jij krabt waar het helemaal niet jeukt. En, uiteindelijk, toen ook dat hem niet ontmoedigde: aanpassen of sterven!

Met enkele oud-bewaarders, voormalige gedetineerden en de onderzoeksjournaliste Ruth Hopkins, die de zaak tegen G4S aan het rollen bracht, tekenen de zussen Van Velzen een atmosfeer van totale grenzeloosheid op, die wel tot serieuze problemen moest leiden. En dat allemaal ingegeven door commerciële overwegingen. Want hoe belangrijk de maatschappelijke taak van Group 4 Securitas ook was, die bleef uiteindelijk ondergeschikt aan de beoogde winst.

Een ongemakkelijke waarheid die ook elders in de wereld, en bepaald niet alleen in gevangenissen, is waar te nemen. In die zin laat deze overtuigende film zich tevens bekijken als een ferme aanklacht tegen privatisering van publieke taken.