Carol Doda: Topless At The Condor

Picturehouse

Op 19 juni 1964 wordt Carol Doda een bescheiden sensatie in San Francisco. Ze is net als altijd op de piano van de Condor Club gaan staan. Die wordt daarna vanaf het plafond naar beneden getakeld, de zaal in. De band van George & Teddy is al begonnen met spelen. Intussen start Carol met dansen. Dat heeft ze al veel vaker gedaan, maar nog nooit in een monokini. Ze is de eerste topless-danseres van het uitgaansdistrict North Beach. Kort daarna zijn er behalve talloze danseressen ook topless-schoenenpoetsers, -mannenkledingzaken en -bands.

Voor Carol Doda wordt het dan wel lastig om zich te onderscheiden. Zeker omdat ze geen indrukwekkende borstpartij heeft, vindt ze zelf. Carol strikt een arts, dokter Vincent Spano, die bereid is om haar te injecteren met siliconen. Zo verzekert zij zichzelf van permanente aandacht en het gezelschap van bekendheden zoals Andy Warhol en Frank Sinatra. Ze zet ook meteen de toon: pinups worden niet langer afgerekend op hun eindeloze benen, maar op de grootte van hun borsten. En ook ‘the summer of love’ staat op het punt van beginnen…

Via archiefinterviews met North Beachs voornaamste attractie en actuele gesprekken met andere insiders uit het topless-circuit van San Francisco tekenen Marlo McKenzie en Jonathan Parker de opkomst van het naaktentertainment op in de aardige documentaire Carol Doda: Topless At The Condor (100 min.). De hoofdpersoon vaart ogenschijnlijk wel bij haar sterrenstatus – al laat zij doorgaans weinig los over zichzelf en bindt ze zich aan niemand. ‘Als een man me uitvraagt’, zegt Doda daarover, lekker rolvast, ‘weet ik nooit of hij geïnteresseerd is in mij of in hen.’

Intussen verliest de business waarbinnen zij werkzaam is langzaam maar zeker z’n charme. De onderlinge concurrentie wordt harder, de klandizie minder en het aanbod platter. Er is steeds meer nodig om op te vallen. Net als haar concullega’s probeert Carol Doda mee te bewegen. Ze weigert in elk geval om te accepteren dat ook rondborstige blondines een houdbaarheidsdatum kunnen hebben – zeker als ze niet volledig door Moeder Natuur zijn geschapen – en blijft zoeken naar hoe ze ‘The Male Gaze’ kan blijven behagen en zichzelf vermarkten.

Waarbij het de vraag is of ze ooit méér kan worden dan ‘Carol on the piano’, de geuzennaam waarmee ze ooit in de Condor Club werd gepresenteerd.

The Life And Deaths Of Christopher Lee

Sky

Die diepe, sinistere stem is uit duizenden herkenbaar. Als Saruman, Francisco Scaramanga en – natuurlijk – Graaf Dracula. Van gene zijde vertelt de Britse acteur Christopher Lee (1922-2015) nu zijn levensverhaal – ook al ligt hij in werkelijkheid dus al tien jaar in z’n graf. Maar dat was tijdens zijn filmcarrière eigenlijk ook nooit een beletsel.

‘How do you do? I am Christopher Lee… How do you do? I am Christopher Lee…’ Na even zoeken heeft acteur Peter Serafinowicz Lee’s stem te pakken en kan hij aan dat levensverhaal beginnen. ‘On the 7th of June in the year 2015 I passed away at the age of 93’, gaat hij voortvarend van start. ‘To some this might seem like a defining moment, but not me. Oh no, by then I had become quite accustomed to dying.’

Tegen die tijd heeft zijn stem ook al een gezicht gekregen: van een lange gedistingeerde heer met een donkere oogopslag en strenge wenkbrauwen. Hij lijkt verdacht veel op Christopher Lee, maar beweegt houterig en wordt door een andere man met de hand aangestuurd. Een marionet, juist. En daarmee kan de documentaire The Life And Deaths Of Christopher Lee (102 min.) daadwerkelijk van start.

Over een jonge Britse acteur, afkomstig uit een bevoorrecht milieu, die na een rol als spion (?) tijdens de Tweede Wereldoorlog een tijd anoniem figureert in allerlei films. Totdat hij ineens wordt ontdekt als de infame Graaf Dracula, een horrorheldenrol die hij nog talloze malen, in verschillende gedaanten, zal herhalen in enkele kaskrakers en nog veel meer – en dan formuleren we het sympathiek – B-films.

Christopher Lee heeft zichzelf voorgoed getypecast als slechterik. Voor een James Bond-film, Star Wars én de Lord Of The Rings-trilogie. Al had hij daarin, als enorme Tolkien-fan, liever de goede tovenaar Gandalf gespeeld, vertelt regisseur Peter Jackson. Lee deed zelfs ongevraagd auditie, maar moest toch genoegen nemen met de rol die hem op het lijf was geschreven: de boze tovenaar Saruman.

Met insiders zoals zijn nicht Harriet Walter, actrice Caroline Munro en de filmmakers John Landis en Joe Dante loopt ‘Christopher Lee’ (ofwel: Serafinowicz, ingefluisterd door documentairemaker Jon Spira) onderkoeld en niet zonder zelfspot zijn eigen leven langs. Dat wordt natuurlijk geïllustreerd met talloze (enge) filmfragmenten, terwijl enkele vormende gebeurtenissen zijn vervat in animaties.

In die ruim negentig jaar zitten meer dan genoeg saillante verhalen – ‘s mans oorlogsactiviteiten zouden Lee’s neef Ian Fleming bijvoorbeeld op het spoor hebben gezet van het personage 007 – maar de man zelf komt, ondanks zijn meermaals aangetoonde vermogen om terug te keren uit het graf, toch niet helemaal tot leven. Hij blijft een beetje verscholen achter dat onheilspellende uiterlijk en die stem.

Treffend is wel het tv-interview, nadat hij voor z’n verdiensten is geridderd. Sir Christopher Lee heeft net verteld hoe trots hij is op zijn rollen als Indiase politicus in de kwaliteitsfilm Jinnah, de Bond-schurk in The Man With The Golden Gun en de tragische Saruman. Hij is een vertrouwd gezicht voor meerdere generaties geworden. Waarna de interviewster het gesprek bot afrondt met de woorden ‘Nog steeds de horrorkoning’.

‘De koning van wat?’ reageert Lee, als door een adder gebeten. ‘Ik heb in geen 34 jaar in een horrorfilm gespeeld!’ Heel even valt hij uit zijn rol en klinkt dan bijna net zo gevaarlijk als in zijn beste/slechtste Dracula-jaren.

Zodiac Killer Project

Sundance Institute.

Charlie Shackleton zag de film naar verluidt al helemaal voor zich: een true crime-documentaire over de beruchte Amerikaanse seriemoordenaar Zodiac. De voorbereidingen waren zelfs al begonnen. Toen liepen de onderhandelingen met de erven van de Californische verkeersagent Lyndon E. Lafferty om de rechten te verwerven van zijn boek The Zodiac Killer Cover-Up alsnog spaak en ging dat hele Zodiac Killer Project (92 min.) niet door.

En dus vertelt Shackleton wat hij voor ogen had, op de plekken waar ie wellicht zou hebben kunnen filmen. Dat levert geen enerverende beelden op. Stillevens van Amerika, waarbij de camera alleen zo nu en dan inzoomt. En rijders, overdag en ’s nachts, over eindeloze Amerikaanse ‘highways’. Intussen verhaalt de would be-maker tamelijk monotoon over hoe hij daar, met behulp van de verplichte re-enactments, een archetypische true crime-productie zou hebben gemaakt van Lafferty’s boek.

Die was ervan overtuigd geraakt dat de angstaanjagende man die hij in november 1970 op een verlaten parkeerplaats nabij Vallejo was tegengekomen de gevreesde killer moest zijn. Zijn naam bleek George Russell Tucker te zijn. Een klassieke seriemoordenaarsnaam, aldus Shackleton. Om verwarring te voorkomen wordt bij een beetje killer immers ook zijn middelste naam gebruikt. Bij het horen van drie namen denkt menigeen dus al gauw dat ie met een seriemoordenaar van doen heeft.

Zo gebruikt de Britse filmmaker de virtuele verfilming van Lafferty’s onderzoek permanent als uitgangspunt voor overpeinzingen over misdaadverhalen en het true crime-genre. Waar crimedocu’s met een helikopterview zoals I’ll Be Gone In The DarkCitizen Sleuth en Cybersleuths: The Idaho Murders kritische kanttekeningen plaatsen bij de populariteit van het genre, benadert Shackleton true crime zelfs nog meer meta: beeldtaal, storytelling, esthetiek, rolpatronen en ethiek.

Zijn onderkoelde betoog, soms onderbroken door een jongensachtig lachje, is gelardeerd met fragmenten uit genreklassiekers zoals Making A Murdererde Paradise Lost-trilogie en The Jinx: The Life And Deaths Of Robert Durst. Daaruit zijn zonder al te veel moeite allerlei wetmatigheden te destilleren. Shackleton hoeft zich daar zelf niet aan te houden, constateert hij met de nodige zelfspot. Hij prijst zich bijvoorbeeld gelukkig dat ie niet weer al die Zodiac-moorden hoeft te behandelen.

Het contrast tussen Zodiac Killer Project, zo nu en dan kracht bijgezet met een zeer effectieve soundtrack, en reguliere Zodiac-docu’s zoals The Most Dangerous Animal Of All en This Is The Zodiac Speaking is levensgroot. Deze true crime²-film ontdoet het genre van z’n mysterie. Dat werkt even intrigerend als frustrerend – ook omdat de documentaire geen enerverende kijkervaring lijkt te kunnen of mogen worden.

This Is The Zodiac Speaking

Netflix

Eens in de zoveel tijd meldt zich iemand die zegt ‘t te weten. En dan begint de hele mediahype weer van voor af aan. Ik ben de Zodiac. Of: hij is The Most Dangerous Animal Of All. Want wie de seriemoordenaar was die zich eind jaren zestig begon te bedienen van een mysterieuze schuilnaam en een serie berichten in geheimschrift naar kranten stuurde, is nooit vastgesteld. Voer voor speculatie dus – en een eindeloze stroom boeken, films en docuseries.

De seriemoordenaar zocht die aandacht doelbewust op. This Is The Zodiac Speaking (135 min.), schreef hij in 1969 in een open brief aan enkele kranten, toen San Francisco en omgeving werden opgeschrikt door een aantal geruchtmakende moorden. Die bevatten daderkennis, gecodeerde boodschappen en het dreigement dat hij nog meer slachtoffers, een bus met schoolkinderen bijvoorbeeld, zou gaan maken. De Zodiac was volgens eigen zeggen ‘slaven voor het hiernamaals’ aan het verzamelen.

David, Connie en Don Seawater weten het zeker: Arthur Leigh Allen is de man die de politie altijd te slim af is gebleven. Zij leerden hem begin jaren zestig op school kennen als leraar. Een goeie lobbes, die ook regelmatig leuke dingen met hen ging doen. Zoals een dagje naar het strand of een weekendje naar het racecircuit, plekken waar toevallig ook moorden van de Zodiac-moordenaar blijken te hebben plaatsgevonden. Dat klinkt in eerste instantie niet al te geloofwaardig, maar wordt allengs steeds aannemelijker.

Deze driedelige serie van Ari Mark en Phil Lott stoelt, behalve op de getuigenissen van de Seawaters, vooral op Robert Graysmith. Als cartoonist van The San Francisco Chronicle was hij erbij toen de zoektocht naar de seriemoordenaar de Verenigde Staten in z’n greep kreeg. Hij beet zich jarenlang vast in de zaak en schreef er een boek over. Zodiac (1986) vormde het uitgangspunt voor de gelijknamige speelfilm van David Fincher uit 2007, waarin Arthur Leigh Allen ook al een prominente rol kreeg toebedeeld.

Deze fascinerende true crime-productie is een soort ideaal vervolg op de Fincher-film. Een miniserie die ook niet alle antwoorden heeft, maar wel degelijk nieuwe informatie en verbanden lijkt toe te voegen aan de zaak die, juist omdat hij al zo lang onopgelost is, onverminderd tot de verbeelding blijft spreken. Tijdens een huiszoeking bij Arthur Leigh Allen werden in 1991 bijvoorbeeld allerlei spullen aangetroffen, die serieuze vragen oproepen. Het bleek alleen te weinig om de zaak definitief rond te maken.

En dus blijft er ruimte voor Jan en alleman om te zeggen: ik ben ‘t. Óf: hij is ‘t. Beter: hij wás ‘t. Want ruim een halve eeuw later wordt de kans natuurlijk steeds kleiner dat de Zodiac of mensen met zicht op ‘s mans identiteit nog in leven zijn. Arthur Leigh Allen, die volgens één van de Seawater-kinderen wel wat weg had van de goedmoedige Hoss uit de westernserie Bonanza, geldt nog altijd als een ‘droomkandidaat’. Maar of hij – of toch één van de andere gegadigden – ook daadwerkelijk de übercreep is?

Of ís er helemaal geen seriemoordenaar en zijn al die gruwelijke misdrijven in werkelijkheid door verschillende daders gepleegd, zoals schrijver Thomas Henry Horan betoogt in de documentaire Myth Of The Zodiac Killer (2023)? Feit is dat er nog altijd ongecodeerde brieven van de killer liggen, die nieuw licht op de zaak kunnen werpen. Tot nader order behoort This Is The Zodiac Speaking evenwel tot de meest overtuigende cases tegen een verdachte in deze serie weerzinwekkende moorden.

Carlos

Sony Pictures Classics

In het tijdperk van de Grote Gitaargoden – Jimi Hendrix, Eric Clapton, Jimmy Page, Pete Townshend en Angus Young, om maar eens wat te noemen – voegt hij een onmiskenbaar Latijnse inslag toe: Carlos Santana. ‘Het perfecte kind van B.B. King en Tito Puente’, aldus zijn ontdekker Bill Graham, muziekpromoter bij de concertzaal Fillmore in San Francisco. Een jongen uit La Colonia Libertad, een getto in de Mexicaanse stad Tijuana. En de zoon van een sappelende (mariachi-) violist. Als jongen verhuist Carlos met z’n ouders naar de Verenigde Staten en vindt daar z’n bestemming als muzikant.

Op het legendarische Woodstock-festival in 1969 stijgt Santana naar grote hoogte. Volgens Carlos (88 min.) zelf is hij door Graham zorgvuldig opgetraind voor die bijzondere gelegenheid. Zijn band, die dan nog altijd geen plaat uitheeft, gaat geleidelijk op steeds grotere festivals spelen, zodat hij als frontman alvast aan een grote menigte kan wennen. ‘Hij zei: je moet weten dat je na dit festival nooit meer dezelfde zult zijn’, herinnert Santana zich in dit geslaagde portret van Rudy Valdez. ‘Ga naar huis, kijk in de spiegel naar die persoon, maar na Woodstock zal die persoon er niet meer zijn.’

Het is een treffende anekdote. Over een artiest en zijn entourage die hét moment herkennen. Of het echt zo is gegaan? Met de wijsheid van nu is de conclusie gemakkelijk te trekken dat het toen, op die uitgestrekte weide ten overstaan van zo’n 400.000 hippies, moest gebeuren. En dat deed ‘t: ‘s mans vertrokken kop, met de kin en geitensik omhoog, de boventanden blootgelegd door een extatische mond en de ogen stevig dichtgeknepen, heeft zich in het collectieve muzikale geheugen geëtst. Terwijl het zweet van zijn ranke lijf gutst, laat hij zijn gitaar vlammen, swingen en janken.

Na zijn hoogtijdagen in het begin jaren van de jaren zeventig gooit Santana ‘t over een andere boeg. Hij ‘omarmt’ een ‘spiritueel pad’ en volgt samen met zijn toenmalige vrouw Deborah van 1972 tot 1982 de ‘spirituele leider’ Sri Chinmoy, op zoek naar ‘de geur van de ziel’. Tot afgrijzen van zijn moeder, zo’n typische katholieke Mexicaanse matrone. ‘Hij stelt mijn geloof soms op de proef’, klaagde ze volgens Carlos’ zus Maria, die hier met enkele familieleden het levensverhaal van haar broer bekrachtigt. Intussen neemt die ook in zijn carrière minder voor de hand liggende afslagen.

Een volgend groot succes laat dus op zich wachten tot 1999, als hij zijn samenwerking met Clive Davis, de illustere platenbaas van Arista Records, hernieuwt en een commercieel album met allerlei gasten opneemt, Supernatural. De Gitaargod, begin vijftig inmiddels en volgens eigen zeggen spiritueel gegroeid, claimt daarmee zijn rechtmatige plek tussen hedendaagse pophelden en kan beginnen aan een tweede jeugd. ‘Ik ben niet wat ik doe’, zegt hij nochtans nuchter over zijn muziek, om vervolgens over zijn gezinsleven te beginnen. ‘Dit is wat ik doe, maar dit ben ik niet.’

Geen God dus, maar gewoon een man. Een man met een gitaar, dat wel.

Higuita: El Camino Del Escorpión

Netflix

Of hij bevriend is met Pablo Escobar? wil een journalist weten. ‘Ja’, antwoordt René Higuita zonder ook maar een spoor van twijfel.

Higuita geldt als één van de spectaculairste keepers die ooit tussen – nou ja, tussen… – de palen heeft gestaan. Zijn hele loopbaan is samengebald in één enkel beeld uit 1995: met een verbluffende bicycle kick, naderhand ‘de Schorpioen‘ genaamd, voorkomt de Colombiaanse krullenbol tijdens een duel met het Engelse elftal in het Wembley-stadion een potentieel tegendoelpunt. Een andere doelman zou de bal gewoon hebben gevangen en eens rustig om zich heen kijken.

‘El Loco’ is nu eenmaal een man van het spektakel. Hij komt vaak (veel te) ver uit zijn doel, trekt rustig ten aanval op de helft van de tegenstander en scoort regelmatig uit penalty’s en vrije trappen. René Higuita is daarnaast ook topsporter in een land waar een bloedige oorlog woedt tussen concurrerende drugskartels. Die wordt tevens op het voetbalveld uitgevochten via América (van het Cali-kartel) en Higuita’s club Atletico Nacional (gesteund door Escobars Medellin-kartel)

Ergens onderweg is de flamboyante doelman bevriend geraakt met Pablo Escobar, bevestigt diens broer Roberto in Higuita: El Camino Del Escorpión (100 min.). ‘En daar was niets vreemds of aparts aan.’ Dat moge zo zijn, maar niet elke voetballer komt in de positie – of wil in de positie komen – dat hij moet bemiddelen bij de ontvoering van een jong meisje (dat nu, een kleine dertig jaar later als geanonimiseerde volwassen vrouw, haar verhaal doet in deze film van Luis Ara). Deze verhaalwending, met veel drama gereconstrueerd, brengt Higuita ernstig in de problemen.

Het is een verhaal dat exemplarisch lijkt voor de verwording van René Higuita’s land, maar dat hier vooral aanleiding is om de loftrompet te steken over de hoofdpersoon. Dat is sowieso de makke van dit portret (en dit soort sportportretten in het algemeen): wie er ook zijn zegje mag doen – Higuita’s echtgenote Magnolia en de rest van zijn familie of Colombiaanse voetbalcoryfeeën zoals Carlos Valderrama en Francisco Maturana – er valt geen kwaad woord over René.

En serieuze vragen over de verwevenheid van boven- en onderwereld blijven natuurlijk al helemaal achterwege. Deze film is bedoeld als heldenverhaal van de man achter ‘de Schorpioen’, een showkeeper die vanwege ongelooflijke heldendaden en een enkele tragische flater een eigen plek in de sportgeschiedenis heeft verworven.

Dear Memories: A Journey With Magnum Photographer Thomas Hoepker

AVROTROS

De man die ruim een halve eeuw iconische beelden vond in de dagelijkse realiteit – een groep jongeren bijvoorbeeld, die ontspannen zit te kletsen bij de Hudson-rivier terwijl er op de achtergrond enorme rookwolken komen uit de Twin Towers, of de legendarische bokser Muhammad Ali, zowel in zijn gloriedagen als in z’n Parkinson-jaren – begint stilaan het zicht op de wereld te verliezen. De hoogbejaarde Duitse fotograaf Thomas Hoepker, al bijna een halve eeuw woonachtig in de Verenigde Staten, is in de greep geraakt van dementie.

Samen met zijn tweede echtgenote Christine Kruchen maakt hij in Dear Memories: A Journey With Magnum Photographer Thomas Hoepker (52 min.) een trip nostalgia door zijn huidige vaderland, die wordt begeleid door foto’s, audio-interviews en geschriften van vroeger. Zo komen in deze weemoedige roadtrip van Nahuel Lopez verleden en heden samen – of botsen ze ongenadig op elkaar. Want dat Christine en Thomas dik vijftien jaar eerder in een ‘wedding chapel’ te Las Vegas zijn getrouwd, kan hij zich nu echt niet meer herinneren.

Thomas Hoepker leeft in het hier en nu. Zoals hij dat vroeger met zijn camera deed. Klik, en meteen voor de eeuwigheid vastgelegd. Hij fotografeert overigens nog steeds. Zonder bestaat hij niet. Terwijl het oudere echtpaar met hun camper vanuit hun woonplaats New York dwars door het Amerikaanse heartland, ofwel ‘Trumpland’, naar San Francisco reist en onderweg familieleden ontmoet, van een intiem concert geniet en steeds weer halt houdt voor ‘s mans onverzadigbare camera, filosofeert een vroegere versie van Hoepker over zijn vak en stiel.

‘Totale perfectie vind ik oersaai’, stelt hij bijvoorbeeld in het essay Zelfportret uit 1983. ‘Een goed verhaal vertellen of een belangrijke gedachte uitdrukken, daarom gaat het in de fotojournalistiek. En die moet dus direct en eenvoudig zijn. Dus liever niet te veel poseren.’ Deze bespiegelende film is een fraaie weerslag van diezelfde benadering: via zijn werk en ideeën blijft de mens, kunstenaar en journalist die hij ooit was bewaard, intussen toont hij de fragiele oudere man die daaruit is voortgekomen en nog altijd van het leven en zijn professie probeert te genieten.

Juan Carlos: Downfall Of The King

SkyShowtime

Wat definieert een man? De scandaleuze miniserie Salvar Al Rey (2022), over het leven van de voormalige Spaanse vorst Juan Carlos I, neemt de dood van zijn veertienjarige broer Alfonso als uitgangspunt. Die is in 1956 gestorven bij een ongeluk. En de latere koning, dan een achttienjarige prins, zou de kogel hebben afgevuurd.

Juan Carlos: Downfall Of The King (176 min.), een andere serie over dezelfde monarch, start in 1981 als er een staatsgreep dreigt in zijn land. Juan Carlos treedt dan opvallend kordaat op en voorkomt daarmee de terugkeer van het fascisme. Het bezorgt de voormalige protégé van dictator Francisco Franco, opgezadeld met de bijnaam ‘de marionet’, het imago van onversaagde beschermer van de Spaanse democratie.

Zelfde man, andere insteek. Wat is het bepalende moment van zijn leven? Wanneer heeft hij zichzelf écht laten zien? Dat zit toch vooral in wie er naar hem kijkt. In dit geval: de Duitse filmmakers Anne von Petersdorff en Georg Tschurtschenthaler. Over één ding zijn de beide takes ‘t eens: de inmiddels 85-jarige Juan Carlos I is een ongekende rokkenjager. Koning Casanova werd hij genoemd door de Spaanse tabloids.

Dat zijn huwelijk met koningin Sofia niet meer was dan een sprookje, blijkt in Downfall met name uit het verhaal van Corinna Larsen. De ambitieuze blondine was jarenlang ‘s mans minnares. Hun relatie kwam aan het licht na een jachttrip naar Botswana, die een protserige foto met een dode olifant opleverde en funest bleek voor zijn imago. Ook Corinna’s ex-man Philip Adkins, die haar bloed inmiddels wel kan drinken, komt aan het woord.

Om aan te tonen dat hij nog altijd tot de intimi van de inmiddels 85-jarige ex-koning behoort, belt Adkins Juan Carlos gewoon even op. ‘Om de een of andere reden geloven ze niet veel van wat ik zeg. Daarom wilde ik u bellen.’ De twee kunnen er samen wel om lachen. Tegelijk verbaast de gesoigneerde Brit zich over het gebrek aan loyaliteit dat zijn koninklijke vriend ten deel valt. Van het weerspannige high society-meisje Corinna bijvoorbeeld.

Zij doet in deze vierdelige serie – volgens eigen zeggen tegen heug en meug, maar dat gelooft geen mens – een boekje open over hoe ze door de geheime dienst werd bespioneerd en dat ze zich daardoor op een gegeven moment zorgen begon te maken over haar veiligheid. In Salvar Al Rey is ‘t overigens een andere maîtresse, de actrice Bárbara Rey, die de ruimte neemt om over haar escapades met de koning te verhalen.

Hoewel de twee series zo hun eigen bronnen kiezen om Juan Carlos te vangen (in dit geval: een afgewogen combinatie van persoonlijke vrienden, medewerkers, politici, historici, koningshuiskenners, journalisten en medewerkers van de geheime dienst) komen ze uiteindelijk uit bij precies dezelfde thema’s: gerommel met vrouwen, geld en voorrechten. Precies wat van het kind van een dynastie mag worden verwacht.

Afgaande op Juan Carlos: Downfall Of The King is het cruciale moment in z’n vorstelijke bestaan toch echt de ontmoeting met Corinna Larssen. Van de liefde van zijn leven heeft zij zich ontwikkeld tot een onversaagde wraakengel, die een belangrijk deel van het, deels op dubieuze wijze verkregen, fortuin van de ooit zo populaire telg van het Huis Bourbon in bezit heeft gekregen. Intussen leeft hijzelf alweer enige tijd in ballingschap.

Deze smeuïge productie komt verder nooit écht bij de man achter de troon terecht, maar jaagt er via hem gewoon alle schandalen nog eens doorheen en bevestigt zo vooral het (veelal terechte) imago van ‘the rich and famous’. Alleen dat ene tragische ongeluk met zijn jongere broer Alfonso blijft in deze serie over de Spaanse zielsverwant van prins Bernhard vreemd genoeg helemaal onbenoemd.

Try Harder!

PBS

Een goede opleiding wordt door veel ouders beschouwd als hét entreebewijs tot een beter leven. En dus begint de ratrace voor hun kinderen al op een middelbare school zoals Lowell High in San Francisco. Waar de andere leerlingen in wezen concurrenten zijn, die afgetroefd moeten worden. Want dan komt jouw kind in aanmerking voor een plek op Berkeley, Harvard of Stanton. En daar wil iedereen naartoe, al wordt het steeds moeilijker om er ook daadwerkelijk binnen te komen.

Lowell heeft een grotendeels Aziatisch-Amerikaanse leerlingenpopulatie. Het is een erg competitieve omgeving. Goed is eigenlijk niet goed genoeg. Ofwel: Try Harder! (84 min.). Documentairemaker Debbie Lum volgt in deze film enkele leerlingen die hun zinnen hebben gezet op een prestigieuze school. Of, in sommige gevallen: leerlingen die van hun ouders hun zinnen hebben moeten zetten op een prestigieuze school. Want voor sommige kinderen is alleen het beste goed genoeg.

En dus is de schoolloopbaan van sommige leerlingen bezaaid met tegenslag en decepties. Teleurstellende testscores, tegenvallende adviezen en een stroom aan afwijzingen – of de milde variant daarvan: een plek op de wachtlijst. Je went eraan om je middelmatig te voelen, zegt een jongen die inmiddels weet hoe ’t is om bot te vangen tamelijk mismoedig. Voor de zekerheid schieten veel leerlingen daarom maar met hagel en melden zich bij allerlei plekken tegelijk.

Onder druk van zijn pusherige moeder heeft Alvan Cai zich bijvoorbeeld voor maar liefst 26 scholen ingeschreven. En dan loopt de ambitieuze jongen nog steeds het risico dat elke afzonderlijke universiteit hem afwijst of op de wachtlijst zet en dat hij aan het einde van een zeer intensief proces met lege handen achterblijft. Want dat is nu eenmaal de keerzijde van de Amerikaanse droom: in principe kan iedereen een topper worden, maar in werkelijkheid wordt vrijwel niemand dat.

Try Harder! graaft misschien niet zo diep in de Amerikaanse onderwijscultuur als bijvoorbeeld de serie America To Me, maar brengt wel treffend in beeld hoe dominant de prestatiedruk is. Elke schoolprestatie wordt gekwantificeerd en afgezet tegen de verrichtingen van anderen. Voor middelmaat is daarbinnen geen ruimte. Al loopt er op Lowell gelukkig ook nog gewoon een ouderwets goeie leraar rond, Richard Shapiro. Zo’n man die raakt en inspireert. En ziek wordt, dat ook.

Rondom hem wordt iedereen klaargestoomd voor een absolute winnaarsmaatschappij, die in werkelijkheid vooral uit verliezers bestaat – of op zijn minst uit mensen die zich afvragen of ‘gewoon’ eigenlijk wel goed genoeg is.

The Times Of Harvey Milk

Deze Oscar-winnende documentaire uit 1984 valt direct met de deur in huis: Dianne Feinstein, voorzitter van de gemeenteraad van San Francisco, legt op 27 november 1978 een verklaring af voor de verzamelde pers. ‘Zowel burgemeester Moscone als stadsbestuurder Harvey Milk zijn neergeschoten en dood.’ Een golf van ontzetting gaat door de zaal. ‘Nee!’, roept iemand. ‘Jezus Christus!’ Als het rumoer weer een beetje is weggestorven, vervolgt Feinstein haar statement: ‘De verdachte is stadsbestuurder Dan White.’

Beide mannen zijn vermoord in het gemeentehuis. Milk, de eerste openlijke homoseksuele stadsbestuurder van de Verenigde Staten, was pas elf maanden in functie. Hij had zelf al voorzien dat het zo zou kunnen eindigen. Een jaar voor zijn dood maakte hij een audio-opname van zijn laatste wil. ‘Deze opname mag alleen afgespeeld worden als ik ben vermoord’, zegt hij daarop. ‘Ik realiseer me dat iemand die staat waar ik voor sta, een homo-activist, het doelwit kan worden van iemand die onzeker, bezorgd, angstig of gestoord is.’

Harvey Milk beschouwde zichzelf niet zomaar als een kandidaat, zegt hij in de woorden die na zijn gewelddadige dood een nieuwe lading kregen, maar als een werktuig voor het grotere ideaal: een volwaardige plek voor LGBT’ers in de samenleving. Zo wordt hij ook geportretteerd in The Times Of Harvey Milk (88 min.) van Rob Epstein en Richard Schmiechen. Als een typische representant van Frisco’s bijzonder vitale gayscene en als een leider die het gezicht zou worden van de bijbehorende emancipatiebeweging. Want voor homo’s was er nog een wereld te winnen.

Illustratief is een foto van Harvey met de toenmalige president Jimmy Carter, een man die wereldwijd een reputatie zou opbouwen als onvermoeibare voorvechter van mensenrechten. Destijds wilde hij echter helemaal niet op de foto met een homo. Carters vrouw Rosalynn was er zelfs van overtuigd dat de Jood Milk zich moest bekeren tot het christendom. Dan zou die homoseksualiteit ook wel verdwijnen. ‘Ik ben verbaasd dat u mijn hand wilde schudden’, zou Harvey tegen de ‘first lady’ hebben gezegd. ‘Want u heeft geen idee waar die hand al is geweest.’

Harvey Milk beleefde zijn finest hour toen hij een campagne opzette tegen Proposition 6, een initiatiefvoorstel om homo’s uit het onderwijs te weren. Het moment waarop de uitslag van het referendum wordt bekendgemaakt fungeert als omslagpunt voor deze aangrijpende film. Daarna is het rap afgelopen met de gay-politicus, die koelbloedig – of was het toch een vlaag van verstandsverbijstering? – zal worden geliquideerd door zijn collega Dan White, een brandweerman wiens eikenhouten wereld op zijn grondvesten schudde door de Harvey Milks van zijn tijd.

Het leven van Harvey Milk zou nóg een Oscar opleveren: voor acteur Sean Penn, die Harvey vertolkte in de speelfilm Milk.

5B

Het was duidelijk dat honderd procent van de ziektegevallen zou sterven, aldus één van de toenmalige artsen. Toch wilden lang niet alle doktoren en verpleegkundigen deze patiënten behandelen. ‘Ik raak hem met geen vinger aan’, zou een arts tegen een uitgemergelde jongeman hebben gezegd. Natuurlijk, sommige medewerkers van het San Francisco General Hospital waren gewoon bang, maar anderen vonden ook dat die mannen het er zelf naar hadden gemaakt. ‘Homokanker’ kreeg je immers niet zomaar.

En dus moest er begin jaren tachtig een speciale afdeling komen voor AIDS-patiënten. Met artsen en verplegers van 5B (95 min.), waar het gebruikelijke ‘cure’ al snel werd losgelaten ten faveure van ‘care’, blikken Dan Krauss en Paul Haggis terug op de AIDS-uitbraak in de Amerikaanse gaystad bij uitstek, San Francisco. Van professionele distantie kon in elk geen geval sprake zijn, zoveel was hen al snel duidelijk. Deze mannen gingen een wisse dood tegemoet. Hoe kon je hun lijden verlichten en hen op een menswaardige manier naar hun einde begeleiden?

De beelden daarvan zijn bijna veertig jaar later nog altijd hartverscheurend. Toch waren de meningen in de buitenwereld niet mals: homoseksualiteit was bepaald nog niet algemeen geaccepteerd, van het (vermeende) bijbehorende promiscue gedrag werd zelfs schande gesproken. Werd daar op die speciale afdeling soms de homoseksuele levensstijl gepropageerd? En in hoeverre liepen ‘gewone’ Amerikanen gevaar? Die laatste vraag werd nog eens extra pregnant toen één van de verpleegkundigen zich prikte aan een injectienaald en vervolgens HIV-positief bleek.

Krauss en Haggis zoomen in op enkele persoonlijke verhalen van 5B en plaatsen de gebeurtenissen op de speciale ziekenhuisafdeling binnen het politieke klimaat van die veelbewogen jaren. De bekroonde (en homoseksuele) verslaggever Hank Plante herinnert zich bijvoorbeeld nog goed hoe de toenmalige Amerikaanse president Ronald Reagan in 1987 voor de allereerste keer het woord ‘AIDS’ in de mond nam. ‘De epidemie was toen al zes jaar gaande’, zegt hij verbeten. ‘Op het moment dat hij dat woord voor het eerst uitsprak waren er al 21.000 Amerikanen gestorven.’

Die onverschilligheid contrasteert enorm met de onbaatzuchtigheid van de 5B-medewerkers, die in hachelijke tijden de menselijke waardigheid van ‘hun’ patiënten waarborgden en tevens het grote hart vormen van deze aangrijpende film, die in 2019 op het Filmfestival van Cannes de Grand Prix Award won.

El Silencio De Otros

In de Jerte-vallei in Extremadura staren enkele beelden in de verte. Ze representeren de slachtoffers van het Franco-regime in Spanje. Kort na de onthulling van het monument, ruim dertig jaar nadat de dictator in 1975 stierf, heeft een onbekende onverlaat de beelden beschoten. Stuk voor stuk dragen ze nu kogelgaten. De verantwoordelijke kunstenaar Francisco Cedenilla beschouwt die als de vervolmaking van zijn werk.

‘Het belangrijkste wat we van Franco moeten onthouden’, zegt Jaime Alonso nochtans doodgemoedereerd, ‘is dat hij nooit verkeerd zat.’ Daarna vertelt de medewerker van de Franco-stichting gedreven hoe de voormalige dictator, die Spanje meer dan vier decennia regeerde, zijn land bevrijdde van communistische tirannie. Geen woord over verdwenen landgenoten, marteling of genocide. Franco’s aanhangers willen nog altijd geen kwaad woord horen over hun leider.

Veel Spanjaarden, waaronder talloze vooraanstaande politici, zwijgen sowieso het liefst over het verleden (en laten bijvoorbeeld ook de straatnamen, met verwijzingen naar gewezen helden van het bewind, het liefst ongemoeid). Zeker de amnestiewet, die ervoor heeft gezorgd dat de beulen van het Franco-regime zich nooit hebben hoeven te verantwoorden voor hun daden, is en blijft taboe. Een groep slachtoffers en nabestaanden laat het er echter niet bij zitten en probeert al sinds 2010 internationaal recht te halen.

El Silencio De Otros (Engelse titel: The Silence Of Others, 91 min.) documenteert hun jarenlange pogingen om, met behulp van een Argentijnse onderzoeksrechter, alsnog gerechtigheid te laten geschieden. De documentaire van Almudena Carracedo en Robert Bahar schetst tevens de achterkant van die queeste om het collectieve zwijgen te beëindigen: het onbeschrijflijke leed dat gebeurtenissen die zich soms een halve eeuw geleden voltrokken nog altijd veroorzaken in de levens van gewone, vaak hoogbejaarde Spanjaarden. Sommige getuigenissen van Franco-slachtoffers gaan werkelijk door merg en been.

In dat verband speelt ook de vraag op of je als dader eigenlijk vergiffenis kunt eisen. Of is het voorbehouden aan het slachtoffer om (eventueel) vergeving te géven? Én: kun je als samenleving werkelijk verder met zoveel lijken in de kast (en onder de grond)? De vraag stellen…