Draw For Change!

Clin D’oeil Fims

Zes verschillende vrouwen in zes verschillende landen. Syrië, Mexico, Rusland, India, Egypte en de Verenigde Staten. Met hun cartoons opereren zij aan de frontlinie van het vrije woord. Daar binden ze onversaagd de strijd aan met de vernietigingsdrang van Assad en Poetin, vrouwenhaat en femicide, huiselijk geweld, een religieus bewind dat geen tegenspraak duldt, de lange arm van de Moslimbroederschap en de wankelende Amerikaanse democratie (via een overigens nogal afwijkend college staatsrecht).

De cartoonisten Amany Al-Ali, Mar Maremoto, Victoria Lomasko, Rachita Taneja, Doaa el-Adl en Ann Telnaes zetten hun eigen persoonlijke veiligheid en die van hun geliefden op het spel om gebruik te kunnen maken van de vrijheid van de meningsuiting. Deze zes moedige vrouwen worden in Draw For Change! (322 min.), een zesdelige documentaireserie van de Belgische showrunners Vincent Coen en Guillaume Vandenberghe, geportretteerd door zes – ik bedoel: zeven – vrouwelijke filmmakers.

Alisar Hasan & Alaa Amer, Karen Vazquez Guadarrama, Ana Mosienko, Sama Pana, Nada Riyadh en Laura Nix tekenen de zes cartoonisten, natuurlijk ook met behulp van hun tot leven gewekte tekeningen en de reacties die deze oproepen, op in gloedvolle kleuren en schetsen tevens de grauwe wereld waarbinnen zij opereren. Vrouwen in wat ooit werd beschouwd als een mannenberoep. Feministen. Die in hun persoonlijk leven willen gaan trouwen, dealen met een dominante vader of worden lastiggevallen.

Samen agenderen zij het belang van persvrijheid, hoe die op diverse plekken in de wereld in het geding is en wat daarvan de consequenties zijn voor hen, de vrouwen die zich in het openbaar doen gelden. Die gevolgen laten zich raden: intimidatie, bedreiging (ook van hun naasten) én juridische procedures. Enkele cartoons van Rachita Taneja liggen in India bijvoorbeeld zo gevoelig dat ze een gevangenisstraf van zes maanden riskeert. Taneja’s advocaat raadt haar zelfs af om ze te laten zien in Draw For Change!.

Intussen zet deze zesdelige serie de schijnwerper op zes dappere vrouwen die blijven spreken, liefhebben, twijfelen, zwijgen, provoceren, tandenknarsen, bang zijn, grappen maken, zichzelf censureren en – ondanks alles – tekenen. In zes uiteenlopende verhalen over het belang van het vrije tekenen.

Disco: Soundtrack Of A Revolution

PBS/BBC

ABBA, Donna Summer, Village People, The Bee Gees en John Travolta in een wit pak op de dansvloer. Zomaar wat associaties rond het fenomeen ‘disco’ bij de start van deze driedelige docuserie van Louise Lockwood en Shianne Brown. En meteen een constatering erbij: disco is terug. Van nooit weg geweest. Ook al staat volgens sommige haters nog altijd als een paal boven water: disco sucks.

Disco: Soundtrack Of A Revolution (153 min.) gaat terug naar het New York van de jaren zeventig. Na de zogenaamde Stonewall-rellen van 1969 ontstaat in de huiskamer van David Mancuso een nieuwe, inclusieve scene, waarbinnen ook gekleurde Amerikanen, feministische vrouwen en de LHBTIQ+-gemeenschap hun plek vinden. Tijdens deze feesten in ‘The Loft’ wordt de basis gelegd voor een muziekstroming die in het navolgende decennium de hele wereld zal veroveren: D.I.S.C.O.

Aflevering 1 schetst met wegbereiders, ‘early adopters’ en kenners hoe de ondergrondse danscultuur volwassen wordt. Daarbij wordt disco ook nadrukkelijk in z’n maatschappelijke context geplaatst, als onderdeel van de tweede feministische golf, Black Power en de homo-emancipatie. In het tweede deel, over de hoogtijdagen van het even geliefde als verguisde genre, komen de (sub)toppers aan het woord: Thelma Houston, George McCrae, Anita Ward en één van de discodiva’s, Candi Staton.

Bijzondere aandacht is er dan voor de New Yorkse club Studio 54, dé plek voor seks, drugs & disco. Waar zien en gezien worden het parool is. Tenminste volgens één van de oprichters van de ‘place to be’, Carmen D’Alessio. Andy Warhol zou volgens haar bijvoorbeeld nog naar de opening van envelop gaan, bang dat hij anders iets zou missen. Het succes van disco barst daarna helemaal uit z’n voegen met de film Saturday Night Fever, waarmee John Travolta en The Bee Gees wereldsterren worden.

En dan begint het genre volgens de echte trendsetters, waarop deze gedegen miniserie zich vooral concentreert, z’n ziel kwijt te raken. Illustratief is het verhaal van Village People, een groep die allerlei homostereotypen presenteert aan een groot publiek. Een paard van Troje zogezegd, maar discopuristen moeten er niks van hebben. ‘Je had baggermuziek van baggerplatenmaatschappijen die voor het snelle geld gingen’, zegt Ana Matronic van Scissor Sisters in de slotaflevering.

De markt raakt oververzadigd. Intussen bereikt de weerzin tegen disco een nieuw hoogtepunt. Op 12 juli 1979 wordt er in het sportstadion Comiskey Park, waar het plaatselijke honkbalteam The Chicago White Sox ‘t opneemt tegen The Detroit Tigers, een heuse ‘Disco Demolition’ georganiseerd door de radiodeejay Steve Dahl. Gekleed in een militair uniform brengt hij discoplaten tot ontploffing. Een ludieke actie of toch een moderne variant de boekverbrandingen? De meningen verschillen.

Het mediaspektakel luidt in elk geval het begin van het einde in voor de lijfmuziek van de Amerikaanse LHBTIQ+-gemeenschap, die in dezelfde tijd ook wordt overvallen en gestigmatiseerd door de AIDS-epidemie. En die tragische crisis vormt tevens het ‘point of no return’ van deze gesmeerd lopende productie, die zeker in het nostalgiecircuit gretig aftrek zal vonden. Want daarna neemt disco vanuit datzelfde Chicago ongenadig wraak, onder een nieuwe noemer: house.

Cesária Évora

Cinema Delicatessen

Elf jaar lang kwam ze haar huis niet uit. Cesária Évora (1941-2011), ‘de diva op blote voeten’, zat zogezegd vast in haar hoofd. ‘Ze had met niemand contact’, vertelt haar kleindochter Janete Évora. ‘Ze was compleet geïsoleerd. Haar stem was verstomd.’ Een enorme depressie, die ook later in haar leven nog een paar keer z’n lelijke kop zou opsteken, hield haar al die tijd aan bed gekluisterd.

Pas daarna werd ze ontdekt als zangeres, een glorieuze vertolker van Kaapverdische mornas en coladeras. Om te kunnen – beter: durven – optreden had ze wel een stevige borrel nodig. En manager en vriend José da Silva moest ervoor zorgen dat ze daarbij een beetje maat hield, vertelt hij in het portret Cesária Évora (94 min). ‘Als ze haar eigen limiet overschreed, kon ze niet meer optreden.’

Eenmaal op dat punt in het leven van de artieste aanbeland is dit postume portret wel tot leven gekomen. De documentaire van Ana Sofia Fonseca kent echter een tamelijk taaie start, waarin het, mede door enkele tijdsprongen, zoeken is naar houvast. De film bestaat volledig uit bestaand archiefmateriaal, dat buiten beeld wordt becommentarieerd door de mensen uit haar leven.

Die oude beelden raken regelmatig de kern van de vrouw, die even vrijgevig als nurks uit de hoek kon komen. Illustratief is de ongemakkelijke ontmoeting met de Cubaanse zanger Compay Segundo. Zij ziet er weinig in om te zingen met zo’n ouwe vent, die nauwelijks meer op zijn benen kan staan. En hij, de Cubaanse grootheid van de Buena Vista Social Club, lijkt haar helemaal niet serieus te nemen.

‘Hij probeert me te commanderen’, verzucht zij gefrustreerd. De sfeer is te snijden. En dan slaat hij voor de opnames zijn arm om haar heen en vinden hun stemmen elkaar alsnog vlekkeloos. Ze krijgen er zowaar nog lol in ook. ‘Krijg jij hem nog omhoog?’ plaagt zij hem. Segundo reageert met een schaterlach. Even later staat Évora in de studioruimte uitbundig te swingen op haar eigen muziek.

Zulke scènes tekenen de vrouw achter het icoon. Een anti-ster, getekend door pijn en armoede, volgens Da Silva. ‘Ik vraag me regelmatig af hoe het mogelijk is dat een zwarte vrouw, blootsvoets nota bene, groot kon worden in een industrie die zo geobsedeerd is door jeugd en schoonheid.’ Zelf had ze daar, zeker als de somberte ‘t weer eens won van de levenslust, ook zo haar gedachten over.

‘Als ik deze oude stem uit mijn lijf kon halen en aan een jonger iemand geven, zodat die op tournee kon gaan, dan zou ik dat doen.’ Uiteindelijk ging het licht langzaam uit bij Cesária Évora, die met die weergaloos weemoedige stem toen al in zo’n beetje elke uithoek van de wereld harten had veroverd. Zoals dat van de Belgische held Stromae die haar postuum eerde met het bruisende Ave Cesaria.