My Wife, My Abuser

Channel 5

Richard Spencer heeft het ogenschijnlijk goed voor elkaar: een groot vrijstaand huis, een jaguar voor de deur en een ideaal gezin, met een knappe vrouw en drie dochters. Achter de voordeur is de spanning echter te snijden bij het Britse gezin. Totdat in 2021 ineens de politie voor die deur staat om een einde te maken aan het huiselijk geweld. En het is niet Richard die wordt ingerekend. Hij is juist het slachtoffer. Zijn echtgenote Sheree wordt aangehouden en naar het politiebureau gebracht voor verhoor.

In My Wife, My Abuser (90 min.) doet Spencer, ondersteund door agenten die de zaak destijds behandelden, zijn verhaal. Over hoe hij in het uitgaansleven een aantrekkelijke vrouw ontmoette die lekker sarcastisch uit de hoek kon komen. Richard was in de veronderstelling dat een schoonheid zoals Sheree nooit voor een jongen zoals hij zou kunnen vallen. Dat deed ze wel. Tijdens hun bruiloft in Thailand begon de ellende echter. En in de navolgende twintig jaar zou ‘t van kwaad tot erger gaan.

In deze tweedelige tv-docu maakt regisseur David Ward regelmatig gebruik van het bewijsmateriaal dat Richard op een gegeven moment ging verzamelen van de intimidatie, mishandelingen en vernederingen door Sheree – ook om zichzelf te beschermen tegen mogelijke beschuldigingen van zijn vrouw, die hem daarmee regelmatig onder druk zette. Deze verborgen camera-beelden en stiekeme geluidsopnames, met wel heel veel echo ingezet, onderstrepen zijn lezing van de feiten.

In het huiselijk geweld waarmee Richard werd geconfronteerd is een duivels patroon te herkennen: de excessen worden steeds heftiger, vaak aangejaagd door drankmisbruik. Omdat de man in dit geval nu eens niet de dader maar het slachtoffer is – in 2017 maakte Elena Lindemans overigens al de documentaire Vrouw Slaat Man over twee bewoners van een Nederlandse mannenopvang – lijkt dit met nóg meer schaamte gepaard te gaan dan sowieso al gebruikelijk is bij relationeel geweld.

Ward ruimt heel veel tijd in voor verhalen over en opnames van Shiree’s intimiderende gedrag en gewelddadige uitspattingen. Dat krijgt na verloop van tijd iets ongemakkelijks. Zoals ook de beelden van haar politieverhoor voyeuristisch aandoen. Naar de mogelijke achtergronden van Shiree’s gedrag blijft het dan weer gissen. Serieuze duiding ontbreekt. Wat zou een moeder kunnen bewegen om haar man, ten overstaan van hun drie kinderen bovendien, zo agressief te bejegenen?

My Wife, My Abuser lijkt echter vooral een omkering van het aloude ‘good women love bad men’-adagium te willen worden: good man, bad woman. En dat is, hoewel pijnlijk en schokkend, uiteindelijk toch nét iets te gemakkelijk.

Tsunami: Race Against Time

Disney+

In Banda Atjeh, een stad op het Indonesische eiland Sumatra, sleurt een maalstroom van water, modder en de brokstukken van een verpletterde wereld alles en iedereen met zich mee. Ontheemde bewoners proberen zich staande te houden op de vervaarlijk drijvende vloot van wrakstukken en zo te overleven op die fatale zondagochtend 26 december 2004. Een plaatselijke camerajournalist legt vast hoe een groep mannen tevergeefs een klein meisje uit het water probeert te trekken. Één van hen kan het niet langer aanzien, duikt in het water en zwemt ernaartoe.

‘Ze bleef maar zeggen: papa, papa…’, herinnert de toenmalige redder in nood, muzikant Dedi Rahmat, zich in de vierdelige serie Tsunami: Race Against Time (176 min.) van regisseur Daniel Bogado, die eerder de aanslagen van 11 september 2001 reconstrueerde in 9/11: One Day In America. ‘Hoewel ik een alleenstaande 25-jarige man was, zei ik tegen haar: papa is hier, papa is hier…’ Bij beelden van hoe Dedi het geschrokken kind zorgzaam in zijn armen houdt en met haar achter op een brommer richting het ziekenhuis klimt, vertelt de man hoe hij het meisje daar aan een verpleegkundige heeft overhandigd. ‘Ik heb het kind nooit meer gezien, maar in mijn hart weet ik dat ze het heeft overleefd.’

Ruim 11.000 kilometer verderop, op het Pacific Tsunami Warning Center in Hawaii, probeert seismoloog Barry Hirshorn intussen vat te krijgen op de aardbeving onder water, die met name in de Indische Oceaan woest om zich heen slaat. De ramp zal uiteindelijk ruim tweehonderdduizend levens claimen, in veertien verschillende landen. In deze miniserie probeert Bogado de totale tragedie te vatten. Hij heeft daarvoor de beschikking over honderden uren beeldmateriaal van allerlei verschillende bronnen en kan een beroep doen op enkele overlevenden. Zij kregen elk op hun eigen manier te maken met de tsunami, die menigeen in hun directe omgeving het leven kostte.

Deze persoonlijke getuigenissen brengen de inmiddels twintig jaar oude ramp weer helemaal tot leven. De Zweedse toerist Fredrik Bornesand, die vakantie viert in het Thaise Phuket, heeft eerst bijvoorbeeld niet door wat er op hen afkomt. Wat erg voor de eigenaar van het hotel, denkt hij. Al die waterschade! Pas later realiseert hij zich dat ze met z’n allen in een klassieke ‘leven of dood’-situatie terecht zijn terechtgekomen. Ook in Sri Lanka zijn de ramp en ravage nauwelijks te overzien en belandden zowel hulpverleners als gewone burgers in bijzonder hachelijke situaties. Voor menigeen is het ieder voor zich en God voor ons allen, anderen proberen daar bovenuit te stijgen.

Bogado speelt hun persoonlijke verhalen gewiekst uit, waardoor tot het laatst ongewis blijft of sommige verwanten van zijn hoofdpersonen het er levend afbrengen – of niet. Zo ging het in werkelijkheid ook: wat het lot nog gaat brengen, laat zich immers niet voorspellen. Het dreigt in dit ooggetuigenverslag van de dodelijkste tsunami uit de recente historie soms wel bijna een raadspelletje te worden: heeft puntje-puntje-puntje ’t nu overleefd of niet? De filmmaker zorgt er bovendien wel voor dat de serie in balans blijft. Tegenover elk groot drama staat een klein wonder – of op zijn minst een lichtpuntje, waaruit een bepaalde vorm van hoop kan worden geput.

Zoals het relaas van een Indonesisch jongetje dat drie weken na de ramp wordt aangetroffen door hulpverleners. Martunis Sarbini heeft al die tijd langs het strand gelopen en geslapen tussen levenloze lichamen. Hij oogt moederziel alleen, maar zal uiteindelijk toch weer een thuis vinden. Hij staat daarmee model voor alle overlevenden, die na de ramp de brokstukken van hun leven bij elkaar moesten vegen.

Lost Boys

Joonas Neuvonen

Ze kwamen alleen om te feesten. Joonas Neuvonen zegt ‘t onderkoeld, bij de start van Lost Boys (98 min.), zijn koortsdroom van een film uit 2020. Via een gedragen voice-over, die in werkelijkheid lijkt te zijn ingesproken door de acteur Pekka Strang en die niet zou misstaan in Francis Ford Coppola’s duistere meesterwerk Apocalypse Now, doet de filmmaker zijn verhaal. Vanuit een unheimisch gefilmde gevangeniscel, waar de muren op hem afkomen.

Samen met de Finse jongeling Jani Raappana en diens kompaan Antti ging Neuvonen begin 2010 helemaal los in Thailand en Cambodja – en daarna naar de kloten. Sex, drugs en rock & roll in de rosse buurt. De filmer, die al hun uitspattingen had vastgelegd, reisde vervolgens met het aangeschafte retourticket weer naar huis. De andere twee lieten dat echter verlopen en bleven in Cambodja. Na twee maanden verbraken ze elk contact. Toen was er nieuws vanuit Zuidoost-Azië: Jani bleek dood te zijn aangetroffen in Phnom Penh, gewurgd met een elektriciteitskabel. Was het moord of toch zelfdoding?

Joonas Neuvonen gaat op onderzoek uit. Hij heeft Jani leren kennen tijdens de opnames voor Reindeerspotting – Escape From Santaland, de documentaire die Neuvonen maakte over drugsgebruikers uit Rovaniemi, de hoofdstad van Lapland. Jari fungeerde daarin als het belangrijkste personage. Hij was ernstig verslaafd en financierde dit met diefstal en inbraken. Die film werd een succes. En dat moest natuurlijk gevierd worden door de filmmaker en zijn hoofdpersoon. Zie daar: de bacchanalen in Thailand en Cambodja, vervat in zeer expliciete scènes van het spuiten van dope en (betaalde) seks.

Neuvonens queeste leidt hem nu opnieuw door de schimmigste Aziatische buurten, waar hij mijmert over de beladen geschiedenis van de bijbehorende plekken en ondertussen allerlei junks, klaplopers en ‘taxi girls’ aan de tand voelt. Zij moeten hem duidelijkheid verschaffen over wat er met Jari is gebeurd, maar het blijft steeds gissen of wat ze zeggen ook klopt – of simpelweg is ingegeven door de belofte van geld of drugs. Hij wil bovendien Antti opsporen, die na een epileptische aanval in een ziekenhuis te Bangkok is beland en daarna spoorloos lijkt te zijn verdwenen. Hij zal toch niets met de dood van zijn reisgenoot te maken hebben?

De Finse filmer heeft zijn zoektocht gelardeerd met scènes uit de tijd dat ze nog als ontspoord drietal in datzelfde voorportaal van de hel verkeerden en de Duivel opzichtig tartten. Terwijl hij nogmaals Jari’s doodlopende weg naar (zelf)destructie afstruint – waarop zijn overleden vriend er overigens, in minder dan twee maanden, 10.000 dollar doorheen heeft gejaagd – wandelt Neuvonen in deze donkere, associatieve en uiteindelijk ook intens treurige film tevens recht in de armen van de politie.

The Great Rhino Robbery

SkyShowtime

Rond 2011 worden natuurhistorische musea in pak ‘m beet Coimbra, Haslemere en Rotterdam ineens opgeschrikt door inbraken. De dieven hebben ‘t voorzien op antieke neushoornhoorns. De vraag naar zulke hoorns is explosief gestegen. In China menen ze bijvoorbeeld dat neushoornpoeder een probaat middel tegen kanker is. In Vietnam wordt datzelfde poeder ook nog als luxeartikel, dat kan worden vermengd met wijn of cocaïne, beschouwd door de nouveau riche. 

En als er ergens grof geld valt te verdienen, zijn er altijd lieden te vinden die daar een graantje van mee willen pikken. Ofwel: The Great Rhino Robbery (140 min.). Tijdens een onderzoek van Europol leidt het spoor naar de zogenaamde Rathkeale Rovers, een groep woonwagenbewoners uit Ierland die zich eerder schuldig heeft gemaakt aan sigarettensmokkel, de handel in namaakgereedschap en asfaltfraude, waarbij tegen een fikse vergoeding nepreparaties aan de weg worden verricht. Zij lijken hun eigen mannetjes op rooftocht te hebben gestuurd naar natuurhistorische musea.

Behalve in musea zijn neushoornhoorns natuurlijk ook in de vrije natuur te vinden. Die zitten alleen aan een levend dier vast. Neushoorns zijn daardoor dood meer waard dan levend. Zo’n 300.000 dollar, becijfert anti-smokkel activist Steve Galster. Zo worden de resultaten van een succesvol fokprogramma voor de trofeejacht (!), waarmee de bedreigde diersoort weer min of meer op peil is gebracht, bruut tenietgedaan. Want voor een aardige beloning willen stropers of hun klanten, soms speciaal ingehuurde Thaise prostituees, best neushoorns naar de eeuwige jachtvelden schieten.

En daarmee leidt het spoor in deze driedelige docuserie van Jesse Vile (The Ripper en Curse Of The Chippendales) weer naar Fatty’s gore wilde dierenslachthuis in Thailand en zijn mysterieuze opdrachtgever Vixay Keosavang, ‘de Pablo Escobar van de wildhandel’. Deze oud-officier in het leger van Lagos verdient goud geld met de handel in exotische dieren en kijkt niet op een neushoornleven meer of minder. Zolang er nieuwe hoorns binnenkomen. Om aan de vraag te kunnen voldoen zetten zijn leveranciers zelfs een gewiekste jachtfraude op. En dat brengt hen in het vizier van het gezag.

De jacht op de verantwoordelijke criminelen, die deel uitmaken van een internationaal opererend netwerk, wordt door Vile vakkundig, met behulp van gelikte reconstructiescènes, uitgeserveerd en krijgt met name lading als die wordt geïllustreerd met beelden van de illegale jacht: hoe de neushoorns worden neergeschoten, daarna dienen als decor voor een trofeefoto en tot slot met grof geweld van hun signatuurkenmerk worden ontdaan. Zulke barbaarse stroperij en de daarmee verbonden hebzucht, die elk levend wezen reduceert tot handelswaar, willen maar niet wennen.

En die maken van The Great Rhino Robbery méér dan de zoveelste routineuze true crime-productie.

Blazen In Het Vuur: Afscheid Van Sogyal Rinpoche

bodhitv.nl

In juli 2017 gaat er een schokkende brief rond door de boeddhistische gemeenschap. Uitvoerig beschrijven acht studenten van de Tibetaanse leraar Sogyal Rinpoche, schrijver van Het Tibetaanse Boek Van Leven En Sterven, ‘jaren van fysiek, emotioneel en seksueel misbruik van leerlingen en het gebruik van donaties om zijn exorbitante levensstijl te bekostigen.’ Hun leraar slaat op de vlucht en vertrekt van zijn tempel in Frankrijk naar Thailand. 

Inmiddels is de gevallen meester daar overleden. Hij zal aan de voet van de Himalaya worden gecremeerd. En zijn Nederlandse volger Frank van Velthoven, die na 25 jaar afstand heeft genomen van diens organisatie Rigpa, wil deze crematie gaan bijwonen. Waarom? vraagt Chris Frieswijk, die al enige tijd handpan speelt bij de Tibetaanse mantra’s van muzikant/componist Frank, zich af. Wat hoopt zijn vriend daar nog te vinden? Met deze vragen en zijn camera volgt hij Van Velthoven naar het hart van het boeddhisme.

De documentaire Blazen In Het Vuur: Afscheid Van Sogyal Rinpoche (52 min.) is het verslag van Franks diep persoonlijke reis: naar de gemeenschap waarvan hij al zo lang deel uitmaakt én naar zijn eigen twijfel, over zichzelf en de leraar die hij intens heeft liefgehad. Kan hij zich nog verbonden voelen met andere volgelingen, die dezelfde vragen niet hebben of er zelfs niet eens over willen nadenken? En is hij zelf niet medeverantwoordelijk voor wat er is gebeurd? Frank twijfelt openlijk. In voice-overs voor deze bespiegelende film en in gesprekken met andere Rigpa-leden.

‘Ik kan niet ontkennen dat hij mijn leraar is’, zegt hij bijvoorbeeld tegen z’n vriend Boon, die niet erg happig lijkt op een gesprek over Rinpoche. ‘Ik ben heel dankbaar voor de lessen en voor de gulheid, die ik van hem heb ontvangen. Tegelijkertijd ben ik ook kritisch over zijn gedrag.’ Het gesprek wordt onderbroken vanwege de ruisende wind. Boon krijgt een zendermicrofoon opgespeld, maar grijpt die gelegenheid aan om het gesprek te stoppen. ‘Ik wil best met jou praten’, zegt hij tegen Frank. ‘Maar niet voor de camera.’

Zo zal het vaker gaan. De Nederlander begint zich eenzaam te voelen, in een omgeving die zo lang als thuis voelde. Chris Frieswijk observeert dit proces van dichtbij en stelt zo nu en dan indringende vragen. Eenmaal terug in Nederland en enkele confrontaties rijker, vooral met zichzelf, kan Van Velthoven de balans opmaken: wat betekenen de man aan wiens hand hij ‘de natuur van de geest’ heeft leren kennen en de beweging waarvan hij onderdeel uitmaakte nog voor hem?

Whores’ Glory

Kino Lorber

Ze bidden voor een goede dag. Lopen taakbewust naar binnen. Klokken daar in met een heuse prikkaart. Vrezen voor slappe business. Worden desondanks helemaal mooi gemaakt. Nemen daarna plaats in een soort vitrine. Krijgen net als alle andere poppetjes een nummer. Laten zich als exclusieve waar monsteren. Lachen intussen verleidelijk naar potentiële klanten. Worden enthousiast aangeprezen en ‘all-incusive’ aangeboden. Horen vervolgens hoe hun nummer officieel wordt omgeroepen. En stappen, nadat er bij een officiële kassier is afgerekend, met een gelukkige consument de lift in. Onderweg naar (maximaal twee uur) dagelijkse arbeid – of, voor de betaler, even heerlijk ontspannen.

‘Ik beloof je prachtige lichamen en goede service’, heeft een bedrijfsleider van The Fishtank in Bangkok die klant nog toegeroepen. Het eerste deel van het drieluik Whores’ Glory (119 min.) krijgt daarmee een onwerkelijk karakter. De wereld die doorgaans in de schemering blijft wordt hier vol in het licht gezet. Zonder schaamte presenteren de prostituees, hun pooiers en de hoerenlopers zich. Alsof het regulier werk is. Ómdat het regulier werk is – of daar tenminste verdacht veel op lijkt. En om het verhaal helemaal af te maken spenderen sommige meisjes (al) hun geld dan weer aan ‘barjongens’, die in een club op hen zitten te wachten en daar weer hun brood mee verdienen. Het lijkt een soort circulaire sekseconomie.

Vergeleken met het welhaast glamoureuze lopende bandwerk in Thailand gaat het er bij The City Of Joy in Bangladesh, de tweede pleisterplaats van deze film over het oudste beroep ter wereld van de Oostenrijkse documentairemaker Michael Glawogger, tamelijk ambachtelijk aan toe. De vrouwen zijn minder opgedirkt, ontvangen hun cliënten op een kamertje van een rudimentair bordeel en worden aangestuurd door een madam die zelf ook uit het vak komt en flink van leer kan trekken. Sommige van de werkende vrouwen zijn in werkelijkheid gewoon meisjes. Héél jonge meisjes. Véél te jonge meisjes zelfs. Die gewoon verhandeld worden. Soms zelfs door hun eigen moeder. Alleen aan orale seks doen ze niet. Dat is tegen hun geloof.

De meeste klanten lijken zich niettemin helemaal niet te schamen voor hun ‘hobby’. Terwijl hij een klant knipt, vertelt een jonge kapper bijvoorbeeld trots dat hij zeker één of twee keer per dag naar de dames van plezier gaat. ‘Zonder de rosse buurt van Faridpur zouden vrouwen niet op straat kunnen komen, zonder dat ze worden lastiggevallen’, zegt hij. ‘Mannen zouden zo geil zijn dat ze hen gewoon zouden verkrachten. Zonder die meisjes zouden ze zich vergrijpen aan koeien en geiten.’ In het bordeel zijn desondanks genoeg deerniswekkende taferelen op te tekenen. ‘Waarom moeten vrouwen zoveel lijden?’ vraagt één van de meiden zich bijvoorbeeld wanhopig af. ‘Is er echt geen andere manier voor ons?’

Voor het nóg grimmigere derde deel van deze bijna twee uur klokkende afdaling in de krochten van de seksindustrie, die wordt aangedreven door een indie-soundtrack met songs van onder andere PJ Harvey en CocoRosie, neemt Glawogger de wijk naar La Zona in het Mexicaanse grensstadje Reynosa, waar auto’s met potentiële klanten af en aan rijden om de markt te verkennen: schaars geklede vrouwen, die voor een luttel bedrag ieders stoutste dromen waarmaken. Levend in het hellehol tussen sekswerk, crack en – ook hier – God. ‘Ze hebben schrik voor die grote paal van mij’, pocht een man die roepend en wuivend rondrijdt in zijn auto. Morgen gaat hij helemaal los, zegt hij. Tegen de camera en tegen zichzelf, zo lijkt het.

Waarna deze somber stemmende film uit 2011, onderdeel van Michael Glawoggers World Of Work-trilogie, aanstuurt op een 18+-scène die werkelijk anti-sexy oogt en geen enkele opwinding te weeg brengt. Alleen ongemak, walging zelfs. En de vraag of dit wel in beeld moest – en of het misschien geënsceneerd is. Whores’ Glory is dan allang een deprimerende ervaring geworden, een kouwe film die in je botten gaat zitten. Over een liefdeloze wereld, boordevol werktuiglijke seks. En dat lijkt ook precies Glawoggers bedoeling.

Elephant Mother

EO

Ruim honderd jaar geleden waren er volgens Lek Chailert van de Save Elephant Foundation honderdduizenden olifanten in Thailand. Het merendeel daarvan leefde bovendien in het wild. Nu zijn er minder dan 6.000 dieren over. En daarvan lijkt het grootste deel geknecht door de toeristenindustrie. Met harde hand, en daarin vaak een venijnige haak, zijn ze klaargemaakt voor menselijk gebruik.

Maffiapraktijken, aldus de Elephant Mother (56 min.) Lek, die samen met haar Canadese echtgenoot Darrick Thomson ook het Elephant Nature Park runt. Daar verblijven zo’n 65 ‘bevrijde’ olifanten, die geen strak geregisseerde trucjes hoeven uit te voeren voor toeristen – al zijn die wel van harte welkom om te komen kijken. Intussen worden ze dan bijgespijkerd over Lek Chailerts missie om het dier dat ooit als heilig werd beschouwd definitief te ontdoen van zijn huidige imago van geldmachine.

Als het toerisme in 2020 door het Coronavirus plotseling tot stilstand komt, pakt dat in deze documentaire van Jez Lewis in eerste instantie desastreus uit voor de Thaise olifanten. Er is helemaal geen geld meer voor eten en fatsoenlijke verzorging. Om dat drama het hoofd te bieden meldt Lek zich bijvoorbeeld bij haar buurman, Oom Eddie, die er in zijn eigen olifantenverblijf Chok Chai heel andere mores op nahoudt. De bevlogen olifantenmoeder ziet echter kansen: never waste a good crisis.

Lewis sluit in deze enigszins brave film gedurende enkele jaren aan bij zijn gedreven hoofdpersoon, legt fraai vast hoe comfortabel de olifanten zich bij haar voelen en laat tevens zien wat er kan gebeuren als deze dieren, hongerig en vastgeketend, gefrustreerd raken. Een daverende oorvijg met een slurf bijvoorbeeld. Daarmee wordt tevens de urgentie van Lek Chailerts opdracht zichtbaar: zonder waardige bejegening is de Thaise olifant een gevaarlijke attractie en wellicht ook ten dode opgeschreven.

The Rescue

Disney+

De held van hun Oscar-winnende vorige film Free Solo spot opzichtig met de dood: zonder enige vorm van zekering en met gevaar voor eigen leven beklimt Alex Honnold gevaarlijke bergwanden. Ook de protagonisten van de nieuwe documentaire van het echtpaar Elizabeth Chai Vasarhelyi en Jimmy Chin zoeken het gevaar op. John Volanthen en Rick Stanton, de twee Britse duikers die zich bij een immense grot in Thailand melden, doen dat echter niet (alleen) om zichzelf te bewijzen. Ze zijn er in eerste en laatste instantie voor The Rescue (107 min.).

Ergens in de kilometerslange Tham Luang-grot, die door moessonregens plotseling onder water is gelopen, bevindt zich namelijk een compleet jeugdvoetbalteam. De twaalf jongens en hun coach zitten als ratten in de val, verrast door het snel stijgende water. Rick en John zullen eerst de groep moeten traceren. Als dat lukt, ligt er nog andere grote uitdagingen. De jongens zijn verzwakt doordat ze al een hele tijd niet normaal hebben gegeten, in de grot dreigt een zuurstoftekort en het water blijft maar stijgen. Hoe krijgen ze de groep in godsnaam heelhuids naar buiten?

De zaak van het Thaise voetbalelftal dat ruim twee weken lang vastzat in een grot was natuurlijk wereldnieuws in 2018. De afloop van de onwaarschijnlijke reddingsoperatie die Rick, John en talloze andere betrokkenen uit binnen- en buitenland in gang zetten mag dus bekend worden verondersteld. Toch doet dat nauwelijks iets af aan de kijkervaring van The Rescue. Chai Vasarhelyi en Chin hebben vrijwel alle betrokken reddingswerkers gesproken en weten met hen echt tot het hart van hun levensgevaarlijke klus door te dringen – en de volstrekt onconventionele keuzes die daarbij zijn gemaakt.

Het beeldmateriaal dat de mannen zelf in de grot hebben gemaakt, door de filmmakers naadloos verbonden met nieuwe reconstructiebeelden, is bovendien onbetaalbaar. De hachelijke situatie van de voetballertjes en het eigenlijk onmogelijke karakter van de reddingsoperatie, in een ronduit claustrofobische omgeving, worden er echt tastbaar van. Paniek in de grot, zeggen de duikers niet voor niets, betekent onvermijdelijk de dood. Vanaf de allereerste seconde is dus duidelijk wat er op het spel staat en dat het ook hen als professionals – en helden van deze vertelling – de kop kan kosten.

Het resultaat is een verduiveld knappe film, die erin slaagt om van een wedstrijd waarvan de uitslag allang vaststaat tóch een enerverende en aangrijpende samenvatting te maken. Een overrompelend verhaal over moed en medemenselijkheid. 

Cannabis

KRO-NCRV

Hij is een wat tragische ‘poster boy’ geworden voor het Nederlandse softdrugsbeleid: Johan van Laarhoven, de grote man van de coffeeshopketen The Grass Company. In 2014 werd de Brabander gearresteerd in Thailand. Hij zou voor jaren achter de tralies verdwijnen en moest zien te overleven in ronduit erbarmelijke omstandigheden. Het initiatief voor zijn aanhouding zou volgens zijn broer en compagnon Frans en z’n advocaten Gerard Spong en Sidney Smeets zijn gekomen vanuit het drugsgidsland Nederland. Iets wat door het Openbaar Ministerie dan weer wordt genuanceerd.

De zaak Van Laarhoven loopt als een rode draad door de zesdelige serie Cannabis (304 min.) waarin Arjen Sinninghe Damsté stijlvol door de geschiedenis van het Nederlandse softdrugsbeleid zwiert. Van het hippiefestival Kralingen en de allereerste Amsterdamse coffeeshops tot de hedendaagse wietzolders, internationale cannabisindustrie en medicinale wiet. In de tussenliggende jaren is er altijd reuring geweest rond het vaderlandse gedoogbeleid. Was het niet de aanhoudende kritiek vanuit Amerika, waar al decennia een ‘war on drugs’ wordt uitgevochten, dan ontstond er wel een enorm schandaal rond het feit dat politie en justitie enorme hoeveelheden drugs bleken te hebben doorgelaten, de zogenaamde IRT-affaire.

Cannabis geeft crimefighters het woord, maar focust zich vooral op de vrije jongens die ooit besloten om een boterham te gaan verdienen met hashhandel. Zij zouden stelselmatig worden gemangeld tussen de steeds steviger optredende overheid en de altijd weer brutaler denkende georganiseerde misdaad. Zo kreeg Henk de Vries, eigenaar van de befaamde coffeeshop The Bulldog, tussen de invallen van de politie en belastingdienst door bijvoorbeeld ineens bezoek van ene Klaas Bruinsma. Het criminele kopstuk kondigde doodleuk een vijandige overname van de coffeeshop aan. Niet veel later werd Bruinsma geliquideerd. De Vries had er niets mee van doen, zegt hij. ‘Ik moet er enkel bij zeggen: ik was op dat moment wel bereid om het te doen. Iemand anders heeft mijn probleem opgelost.’

Met zulke verhalen uit alle uithoeken van de softdrugswereld dringt Cannabis, lekker sjiek gefilmd en verlevendigd met bijzonder fijn archiefmateriaal, door tot het hart van een business die zich noodgedwongen op het snijvlak tussen legaal en illegaal afspeelt. Een sleutelrol is daarbij weggelegd voor de joyeuze verteller Tom Vermeir. Met losse, informele voice-overs, die qua toonzetting doen denken aan de series Schuldig en Stuk, en het nodige kunst- en vliegwerk houdt hij de verschillende verhaallijnen en personages bij elkaar. Vermeir moet ook steeds de verbinding leggen met de zaak Van Laarhoven, waarin Nederlands dubbelhartige houding tegenover softdrugs, vervat in die ene multi-interpretabele term ‘gedogen’, nog eens goed onder het vergrootglas komt te liggen.

De kwestie rond de Brabantse coffeeshophouder claimt gaandeweg steeds meer ruimte. Als in de slotafleveringen de vraag op tafel komt of Van Laarhoven naar Nederland kan worden gehaald (en of hij hier dan nog de rest van zijn straf moet uitzitten), schaart Sinninghe Damsté zich bovendien heel nadrukkelijk aan zijn kant en krijgt het Openbaar Ministerie ondubbelzinnig de schurkenrol toebedeeld. Het is een laatste akte die deze ambitieuze serie enigszins uit het lood trekt.

Hope Frozen: A Quest To Live Twice

Netflix

‘We hebben het einde bereikt’, constateren de ouders van Einz lijdzaam in de videoboodschap die ze achterlaten voor hun dochter. ‘Het einde van wat medisch en menselijk mogelijk is. Er is niets meer. We hebben de limiet bereikt. Je zult altijd in ons hart zijn.’ Ze geven elkaar een kus. ‘Als je op een dag wakker wordt en deze video bekijkt, misschien over honderden jaren, willen we dat je weet dat we van je houden.’

Niet veel later overlijdt Einz, op tweejarige leeftijd aan hersenkanker. Nadat ze dood is verklaard, begint direct ‘het cryonische proces’. Het Thaise meisje wordt ingevroren, in de hoop dat de wetenschap ooit een manier vindt om haar ziekte alsnog te genezen. Zodat zij dan de kans krijgt op een tweede leven. Ze wordt echt letterlijk in een tijdcapsule geplaatst. Wanhoopsdaad? Dat zeker. Sciencefiction? Vooralsnog wel. Of toch een reëel toekomstperspectief? Wie weet.

Hoe Einz, Japans voor ‘liefde’, ooit gereanimeerd zou moeten worden, valt nu nog niet te zeggen, zegt Max More, CEO van de Amerikaanse Alcor Life Extension Foundation, in Hope Frozen: A Quest To Live Twice (80 min.). Hij hoopt in elk geval dat haar ouders er tegen die tijd zullen zijn en dat zij ze ook herkent. ‘Hopelijk zijn ze rond dezelfde leeftijd of jonger dan eerst, omdat we dan het probleem van ouder worden hopelijk hebben opgelost’, klinkt ‘t monter. Het verwijt dat hij het verdriet van rouwende mensen exploiteert werpt More in elk geval ver van zich.

Intussen mijmert de vader van Einz, zelf ook wetenschapper, over een wereld zonder ziekte en zorgt haar moeder ervoor dat al haar kleren en spulletjes in bewaring worden gegeven aan Alcor, zodat haar dochter daar misschien ooit nog plezier van kan hebben. De familie Naovaratpong, inclusief zoon Matrix, gaat ook nog even zelf poolshoogte bij het bedrijf in Arizona, waar op de patiëntenafdeling inmiddels 141 ingevroren lichamen zijn opgeslagen. Zullen zij ooit weer het levenslicht zien? Of is dat idee vooral een manifestatie van de weigering, of het onvermogen, om te accepteren dat het leven, zelfs dat van een volstrekt weerloze peuter, toch echt eindig is?

’Het kan me niet schelen dat mensen denken dat we haar niet loslaten’, zegt vader Sahatorn in deze wrange film van Pailin Wedel. ‘Zo ben ik nu eenmaal. Ik kan haar niet loslaten.’ Einz’s broer Matrix heeft zich ondertussen voorgenomen om er als wetenschapper in de Verenigde Staten hoogstpersoonlijk voor te gaan zorgen dat zijn zus ooit kan reïncarneren. Zijn eerste bevindingen over de beschikbare technologie zijn echter weinig hoopgevend, meldt hij telefonisch aan zijn vader. Die laat zich niet uit het veld slaan. ‘We kunnen geduldig zijn’, zegt hij, ook tegen zichzelf. ‘We kunnen duizend jaar wachten. Wie weet? Misschien zijn er dan tijdmachines.’

Mother

EO

Geen overwintering op de Costa Brava voor de bejaarde vrouw Elisabeth Röhner. ‘Mammie’ is permanent op vakantie in Thailand. Althans, dat vertelt de verzorgende Pomm haar. Elisabeth is één van de veertien Europese Alzheimer-patiënten, die 24-uurszorg ontvangen in het zorgcentrum Baan Kamlangchai te Chiang Mai. Drie lokale vrouwen staan permanent tot hun beschikking. Dat betekent voor de alleenstaande moeder Pomm bijvoorbeeld dat ze haar eigen kinderen nauwelijks ziet. Het verdriet daarover kan ze delen met ‘Mammie’. Die is het immers toch weer snel vergeten.

In die eenvoudige anekdote zit de dubbelheid van deze fijne documentaire verpakt. Liefdevol legt de Thaise verzorgende de oudere vrouw in de watten, met een rust, aandacht en oprechte betrokkenheid die haar veel te drukke westerse collega’s nauwelijks meer is vergund. Tegelijkertijd zorgt diezelfde baan ervoor dat Pomms kinderen grotendeels zonder haar opgroeien, ettelijke uren reizen verderop bij haar eigen moeder. Een Mother (82 min.) van professie, die in haar eigen leven dus niet in de gelegenheid is om diezelfde ouderrol naar behoren in te vullen.

Intussen maken de echtgenoot en kinderen van de Zwitserse vrouw Maya Gloor, die al op jonge leeftijd is gaan dementeren, zich op om met hun moeder naar Thailand te vertrekken. Regisseur Kristof Bilsen observeert hoe het gezin Maya begeleidt naar een plek waar er uitstekend voor haar zal worden gezorgd. Een plek aan de andere kant van de wereld, dat wel. Als het afscheid nadert, tijdens het kerstfeest van Baan Kamlangchai, heeft Maya geen idee wat er staat te gebeuren. Ze blijft ogenschijnlijk onaangedaan achter.

Bilsen slaat dat pijnlijke proces van dichtbij gade, zonder er nadrukkelijk over te oordelen. Zijn film zet wel aan tot denken. Over de verhoudingen tussen mensen, tussen arm en rijk. ‘Elke dag, wanneer ik patiënten met deze aandoening zie, denk ik bij mezelf: ze hebben toch geluk’, zegt Pomme bijvoorbeeld, als ze even aan het shoppen is met Maya. Haar patiënten hebben geld genoeg om voor deze persoonlijke zorgverlening te betalen. ‘En dan denk ik: wat ga ik doen als ik ooit zo word?’

Ghost Fleet

BNNVARA

Ze konden een baantje krijgen. Op een kippenboerderij, fabriek of varkenshouderij. En toen ging de deur op slot, kregen ze een nepnaam toebedeeld en belandden ze op een heus slavenschip. Voor zeven jaar, elf jaar of tot de dood erop volgde. Als de gezichtsloze arbeidskrachten van de Thaise visserij. Hun families in Cambodja, Burma of Myanmar dachten intussen dat ze dood waren. Zijzelf soms ook.

Activiste Patima Tungpuchayakul van het Labour Protection Network, in 2017 genomineerd voor de Nobelprijs voor de Vrede, bekommert zich om deze moderne slaven. In de gestileerde documentaire Ghost Fleet (90 min.) van Shannon Service en Jeffrey Waldron vaart de gedreven Thaise de 4000 mijl naar Indonesië. Daar hoopt Tungpuchakaykul mannen te vinden, die uit hun gevangenschap zijn ontsnapt en zich nu, soms al jarenlang, verschansen voor de mensenhandelaars.

In hun getuigenissen beschrijven deze voormalige slaven talloze schendingen van basale mensenrechten. Tungpuchayakul wil hen herenigen met hun thuisfront, maar de mannen hebben in den vreemde soms een ander leven opgebouwd, zijn angstig geworden of kampen met schaamte. De ervaring heeft van hen andere mensen gemaakt, die bovendien volledig losgerukt zijn geraakt van hun natuurlijke leefomgeving. En dat allemaal voor een luizig baantje – waarvoor ook wij, zo maakt de fraaie slotscène helder, verantwoordelijkheid dragen.

Heartbound

Wie profiteert nu eigenlijk van wie? Of is er gewoon sprake van een win-win situatie als een eenzame Deense man en een Thaise vrouw in de penarie elkaar vinden in een gearrangeerd huwelijk? Een eenduidig antwoord valt niet te formuleren aan de hand van Heartbound (90 min.). De fijngevoelige film van Janus Metz en zijn vrouw, de antropologe Sine Plambech, volgt gedurende tien jaar enkele vrouwen en koppels en leent zich niet voor al te gemakkelijke conclusies.

In Thy, aan de Noordwestkust van Jutland, zijn inmiddels ruim 900 Thaise vrouwen neergestreken. Sommai, een voormalige sekswerker die al ruim vijftien jaar is getrouwd met een Deen, heeft als bruggenhoofd gefungeerd. Ze wordt nog altijd regelmatig ingeschakeld als deskundige. Zo vindt de moeder van een 22-jarig Thais meisje met kind het wel een interessant idee als ook haar dochter naar Scandinavië verhuist. ‘En jij Saeng, wil jij een buitenlandse echtgenoot?’, wil Sommai van het meisje zelf weten. ‘Wees er niet bang voor. Ze behandelen ons beter dan Thaise mannen. Ze drinken niet, doen geen drugs en slaan ons niet.’

‘Ik heb een voorkeur voor een ouder iemand boven een jongere man’, stelt de wat naïeve Saeng zonder verdere uitleg. ‘En hij hoeft niet knap te zijn?’, vraagt Sommai, die inmiddels voor talloze meisjes heeft bemiddeld, voor de zekerheid. Het is Saengs moeder die antwoordt: ‘Dat is waar’. Het meisje zelf lacht schaapachtig. In gedachten bevindt ze zich wellicht al in Scandinavië. In werkelijkheid zal ze eerst nog naar Pattaya gaan, een Thaise stad waar sekstoerisme welig tiert.

Want Saeng is te jong om te worden toegelaten tot het Scandinavische land. Daarvoor moet ze minimaal 24 zijn. En pas na een huwelijk van zeven jaar volgt eventueel een verblijfsvergunning. Ze zal dus eerst een man moeten strikken en hem vervolgens ook moeten zien te behouden. Voorwaar geen traject, waarvan de uitkomst in beton is gegoten. Zo wordt ook duidelijk uit de ervaringen van de andere Deens-Thaise koppels in deze overtuigende film.

Met Heartbound brengen Metz en Plambech, die zelf een relatie kregen tijdens het maken van een eerdere film over hetzelfde thema, Fra Thailand Til Thy uit 2007, empathisch en genuanceerd in kaart hoe zo’n verstandshuwelijk met een importbruid tot stand komt én of dat op de lange termijn kans van slagen heeft.