IVF In België

VRT

Louise Brown, het allereerste IVF-kind ter wereld, was nog geen vijf jaar oud toen in de zomer van 1983 ‘de eerste Belgische proefbuisbaby’ Ellen werd geboren bij de Katholieke Universiteit Leuven. De Belgische kerk zag deze ontwikkeling destijds met lede ogen aan.

In-vitrofertilisatie was in die jaren een kwestie van pionieren. Zowel voor de ongewenst kinderloze stellen, lesbische koppels en alleenstaande vrouwen met een kinderwens als voor de betrokken artsen en zorgverleners. In de historische documentaire IVF In België (50 min.) blikken zij terug op deze bewogen periode, waarin de vernieuwende behandeling permanent onder een vergrootglas lag.

Begin jaren negentig werd in Brussel ook de ICSI-techniek ontwikkeld, een vruchtbaarheidsbehandeling die later in de hele wereld school zou maken. Tegenwoordig vindt zo’n zeventig procent van de kunstmatige inseminaties op deze manier plaats. En de aanvankelijke toename van het aantal meerlingen daarbij werd met het zogeheten ‘Belgian Model’ ook een heel eind getackeld.

De nadruk ligt in deze tv-film op zulke grote ontwikkelingen, waarbij de gespannen relatie tussen de katholieke universiteiten en het Vaticaan steeds opnieuw aandacht vraagt. Die worden toegelicht door de betrokken artsen en wetenschappers. De verhalen van enkele wensouders – hun kinderen komen niet aan bod – dienen daarbij vooral als menselijk illustratiemateriaal bij het grotere verhaal.

Intussen schrijdt de techniek nog altijd verder en is het de vraag of de betrokken mensen en organisaties dat nog wel kunnen bijbenen, het thema van het slot van deze interessante IVF-terugblik. In 2019 heeft bijvoorbeeld een 74-jarige Indiase vrouw twee kinderen gekregen. Zij geldt als de oudste moeder ter wereld. Of dat een goede ontwikkeling is? Daarover lopen de meningen natuurlijk uiteen.

Want deze wetenschap begeeft zich nu eenmaal altijd op de grens tussen de autonomie van de patiënt en de ethiek van diens arts. Voor professor Reproductieve Geneeskunde Gianpiero Palermo is ’t in wezen simpel: zolang het geen risico inhoudt voor de patiënt of diens embryo, doet hij wat die wil. Ethiek is volgens hem iets voor oudere collega’s die wetenschappelijk niets meer bij te dragen hebben.

Niet elke arts of wetenschapper stelt ‘t zo scherp. ‘Men moet altijd open blijven voor nieuwe ideeën’, vindt klinisch bioloog André van Steirteghem, die samen met gynaecoloog Paul Devroey baanbrekend werk verrichtte. ‘Als je met iets nieuws begint, dan moet je durven grenzen te verleggen’, zegt hun collega Stephan Gordts. ‘Dat is de enige manier, denk ik, waarop de geneeskunde vooruit kan gaan.’

‘De wetenschap heeft stappen vooruit gezet en maakt iets mogelijk’, concludeert Mieke Felix, één van de gelukkige moeders, als ze terugkijkt. ‘En wij hebben daar mogen gebruik van maken. Er is ons een cadeau gegeven.’

Trailer IVF In België

Cult Massacre: One Day In Jonestown

Disney+

‘Gisteravond gaf iemand me dit briefje’, zegt Don Harris, verslaggever van de Amerikaanse televisiezender NBC, terwijl hij een velletje papier overhandigt aan Jim Jones. De sekteleider kijkt er misprijzend naar. ‘Dat bedoel ik’, zegt hij uiteindelijk. ‘Hij wil zijn zoon hier achterlaten. Waarom zou hij dat doen als Jonestown zo slecht is?’ Harris laat zich echter niet afbluffen. ‘Baart het je geen zorgen dat deze man, één van de mensen in deze groep…’ Hij wordt bruusk onderbroken door Jones. ‘Mensen spelen spelletjes, vriend. Ze liegen en liegen. Wat kan ik daaraan doen?’ Ga alsjeblieft weg, bijt hij de televisiejournalist toe. ‘Wie wil gaan, kan gaan.’

Slechts zes uur later, op die fatale achttiende november 1978, zijn ruim negenhonderd volgelingen van Jones dood. De leider van de Amerikaanse Peoples Temple, enkele jaren daarvoor uitgeweken naar Guyana, heeft ook zijn eigen leven beëindigd. Op de valreep heeft hij bovendien enkele bezoekers, onder wie het congreslid Leo Ryan en Don Harris, meegenomen naar het hiernamaals. Volgens oud-sektelid Tim Carter moet dat briefje de druppel zijn geweest voor Jim Jones, een man die is weggezonken in z’n eigen paranoia. ‘Hij voelde zich verraden’, zegt Carter in Cult Massacre: One Day In Jonestown (132 min.). ‘Hij zag elk vertrek als een persoonlijk verraad.’

Documentairemaakster Marian Mohamed concentreert zich in deze driedelige docuserie vrijwel volledig op het tragische einde van de Peoples Temple, een christelijke kerkgemeenschap die ooit zeer hoopvol en tolerant begon in de Verenigde Staten. Ze kan daarbij gebruik maken van een overvloed aan unheimisch beeldmateriaal en audio-opnames uit de laatste uren van Jonestown en van de getuigenissen van enkele kerkleden en ooggetuigen, die ternauwernood aan het redeloze geweld wisten te ontsnappen. Een aardige troef is ook Jones’ zoon Stephan. Hij wil het beeld van zijn vader corrigeren: die was eerder knettergek dan de verpersoonlijking van het kwaad.

Stephan Jones verblijft ten tijde van het bloedbad overigens in Georgetown, de hoofdstad van Guyana. Hij vreest dan al met grote vreze en probeert zich te distantiëren van zijn vader. De beelden uit Jonestown en geluidsopnamen van Jones brengen diens gruweldaad indringend tot leven. Eerst de honderden mannen, vrouwen en kinderen die lamgeslagen en bedrukt voor zich uitkijken. Dan de stem van hun leider: ‘Geef je leven met waardigheid, niet met tranen en kwelling.’ En tenslotte de beelden van levenloze lichamen, het in tweeën gesneden vat met cyanide en de bekers waarmee de kerkleden, ongetwijfeld onder druk, dat gif hebben ingenomen.

De schokkende gebeurtenis die als een collectieve zelfmoord het geheugen is ingegaan blijkt in werkelijkheid toch vooral een brute massamoord. De weinige overlevenden dragen het ontzaglijke drama vanzelfsprekend voor de rest van hun bestaan met zich mee. Al kan Jonestown ook inspireren, bewijst het bijzondere verhaal van Leo Ryans medewerker Jackie Speier. Dertig jaar na zijn overlijden, in het voorjaar van 2008, wordt zij geïnstalleerd als vertegenwoordiger van Ryans district in het Amerikaanse congres. ‘Als je de dood in de ogen kunt kijken en overleeft’, zegt Speier aan het slot van deze indringende miniserie, ‘geeft het je het gevoel dat je alles kunt doen.’

Free Space

Marian Markelo en Boris van Berkum / Zeppers / NTR

Wie mag wat maken? vraagt Karin Junger zich af in Free Space (65 min.), de film die ze in samenwerking met schrijver Stephan Sanders heeft gemaakt over de verlegenheid daarover bij veel hedendaagse kunstenaars. Wie bepaalt dat? Op grond waarvan? En hoe ga je om met de kritiek dat je je op het terrein van een ander hebt begeven?

Toen Junger als witte vrouw enkele jaren geleden een documentaire maakte over haar eigen donkere kinderen en hun vrienden (Ik Alleen In De Klas, 2020), kreeg zij volgens eigen zeggen het verwijt dat ze haar ‘white privilege’ misbruikte. Het was niet aan haar om dat verhaal te vertellen. ‘En ik voelde me ineens de vijand’, vertelt ze in een voice-over, bij de start van deze persoonlijke film, die actuele thema’s zoals identiteit, representatie, cancelen, stereotypen en culturele toe-eigening onderzoekt.

Dat blijkt overigens een stuk lastiger dan gedacht. Veel kunstenaars en kenners die Junger benadert zien af van een bijdrage of haken in een later stadium alsnog af. Bang om hun vingers te branden aan een onderwerp, waarbij de emoties hoog kunnen oplopen. Zangeres Anne-Faye Kops, kind van een zwarte moeder en een witte vader, maakte bijvoorbeeld een theaterconcert over haar gemengde afkomst. Die kwam haar, vanwege haar witte voorkomen, op veel kritiek te staan.

Dit roept de vraag op van wie verhalen zijn. Ligt het ‘ownership’ bij de groepen waarover ze gaan? Wie bepaalt wie bij de groep hoort? En mogen leden van een andere groep zich dan niet over zulke verhalen buigen? Bij zijn voorstelling De Gendermonologen heeft theatermaker Raymi Sambo criticasters bijvoorbeeld duidelijk moeten maken dat hij geen voorstellingen maakt óver mensen, maar mét en vanuit hen. Schrijver Ted van Lieshout ervaart dergelijke discussies als ‘verlammend’.

In de samenwerking tussen de Surinaamse wintipriesteres Marian Markelo en de witte Nederlander Boris van Berkum komen twee werelden samen. Ze maken een soort Delftsblauwe wintikunst. Samen willen ze over de bestaande grenzen heen kijken. Want ‘die kunnen ons beperken in het voortbrengen van mooie dingen’, stelt Marian ferm. Als we blijven uitgaan van oprechte interesse in de ander en verbinding met elkaar, ontstaat er waardevol erfgoed dat echt van ons allen is.

Toch is het onvermijdelijk dat verschillende visies over wat van wie is en wat daarbij mag soms flink botsen. ‘If you are cis, straight and white’, schreef kunstenares Angel-Rose Oedit Doebé bijvoorbeeld op een spiegel, ‘this ain’t for you.’ Het werk riep een venijnige reactie op van haar collega Floyd, die zich wilde afzetten tegen ‘woke-populisme’. Deze venijnige clash resulteert in het enerverendste deel van deze film – al roept de afhandeling ervan vragen op. Want wat vindt Angel-Rose van Floyds respons?

Behoedzaam tast Karin Junger in Free Space het werkterrein van hedendaagse kunstenaars af, dat soms verdacht veel op een mijnenveld lijkt. Als laatste sluit ze aan bij Stephan Sanders, die in gesprek gaat met de ‘zwarte’ Amerikaanse schrijver Thomas Chatterton Williams. Hij schrijft in het boek Self-Portrait In Black And White: Unlearning Race (2019) dat hij niet meer wil meedoen aan ‘het Amerikaanse huidspel’. Het antiracistische discours schiet volgens hem z’n doel voorbij.

Jungers conclusie, in deze boeiende en actuele film, lijkt in het verlengde daarvan te liggen: uiteindelijk hebben al die verschillende mensen meer gemeen met elkaar dan dat ze van elkaar verschillen, stelt ze. Bovendien weten ze zelf echt wel wat goed voor hen is.

Brandy Hellville & The Cult Of Fast Fashion

HBO

Knap, bleek en dun, heel dun. Typische Brandy Melville-meisjes. Op Instagram zorgen zulke tieners ongevraagd voor onbetaalbare hoeveelheden gratis reclame voor het modemerk. En in de winkels fungeren zij als lokaas voor alle meisjes die willen zijn zoals zij. Want in wezen verkoopt het van origine Italiaanse merk natuurlijk een ideaalbeeld, van het populaire meisje. En dus komt Brandy ermee weg dat ze maar één maat kleding aanbieden: one size fits all. Voor knappe, bleke én dunne meisjes dus.

Achter dat imago gaat een typisch fast fashion-bedrijf schuil, dat z’n kleding laat maken in ‘sweatshops’ in lage lonenlanden, nauwelijks maalt om de kwaliteit ervan en uiteindelijk ook flink bijdraagt aan de kledingberg, die op speciale dumpplekken in een Afrikaans land zoals Ghana wordt achtergelaten. En natuurlijk draagt Brandy Melville bepaald niet bij aan het zelfvertrouwen van de clientèle, lijken eetstoornissen bijna part of the job en zijn het achter de schermen (dubieuze) mannen die de lakens uitdelen.

Ofwel: Brandy Hellville & The Cult Of Fast Fashion (91 min.). Regisseur Eva Orner laat (geanonimiseerde) oud-werknemers, typische Brandy-meisjes en allerlei modekenners, trendwatchers en deskundigen aan het woord. Gezamenlijk lopen ze in vlot tempo alle verschillende pijnpunten in de Brandy-bedrijfsvoering langs en zoomen in op het giftige klimaat dat CEO Stephan Marsan in z’n directe omgeving, tijdens de communicatie met zijn medewerkers en binnen de onderneming als geheel heeft gecreëerd.

Alle verschillende aspecten van het fast fashion-bedrijf worden weliswaar aangeraakt, maar meestal slechts beperkt uitgewerkt. Daardoor is deze docu uitermate geschikt voor (ouders van) al dan niet knappe, bleke en dunne meisjes die zich snel willen informeren over Brandy Melville en fast fashion, maar heeft ie in wezen ook weinig nieuws of verdiepends te bieden.

The Missing Children

ITV

In een hoek van de binnentuin van het St. Mary’s Mother and Baby Home in Tuam, West-Ierland, dat door Bon Secours-nonnen werd gerund en in 1961 is gesloten, doen twee lokale jongens tijdens hun zoektocht naar appels een bizarre ontdekking. We vonden een stapeltje botten, kan Frannie Hopkins zich een kleine halve eeuw later nog altijd goed herinneren. ‘Als er geen schedels tussen hadden gezeten, hadden we geen idee gehad dat het om menselijke resten ging.’

Tot een serieus onderzoek komt het echter niet in de jaren zeventig. De zaak wordt door de plaatselijke autoriteiten grondig toegedekt. Totdat de deksel, door inspanningen van de lokale historica Catherine Corless, in 2014 alsnog van de septische put gaat. Bijna achthonderd baby’s liggen er waarschijnlijk begraven in de tuin van het katholieke moederhuis. Zelfs dat is voor de Ierse overheid echter geen reden om meteen een officieel onderzoek te gelasten.

Sterker: Corless komt zelf onder vuur te liggen. Ze zou een notoire fantast en aandachtszoeker zijn. De nonnen van de Bon Secours-orde en de Ierse katholieke kerk treft in elk geval geen enkele blaam. Hoe dan ook. Het is een bijzonder pijnlijk verhaal, dat in The Missing Children (88 min.) wordt verteld door nabestaanden van kinderen die stierven in Tuam en anderen die er wél overleefden. Een schandaal dat zowel in Ierland als in de rest van de wereld z’n sporen heeft achtergelaten.

Zo werd Michael Byrne bijvoorbeeld geadopteerd door een Amerikaanse echtpaar. Zijn biologische moeder heeft hij nooit leren kennen. ‘Helaas kreeg ik de informatie dat ze inmiddels was overleden en al die tijd in Philadelphia had gewoond’, vertelt hij. ‘Dat is dichtbij waar ik woon. Ik had gewoon de trein naar haar kunnen nemen.’ Hij kan er nog steeds kwaad om worden. ‘Wie heeft waarom besloten om deze informatie, die alleen voor mij belangrijk is, bij me weg te houden?’

Michael Byrne ontdekte verder dat zijn moeder anoniem was begraven en maakte zelf een gedenkteken voor haar. ‘Dat is het enige wat ik voor haar kon doen’, stelt hij geëmotioneerd. ‘Ik heb haar nooit ontmoet en toch altijd aan haar gedacht.’ Het enige wat hem nu rest is aandacht voor haar vragen, bij elke gelegenheid die hij heeft. ‘Annie Owen’, zegt Byrne demonstratief, terwijl hij recht in de camera van regisseur Tanya Stephan kijkt, in een film die zowel aangrijpt als boos maakt.

Van 1922 tot 1998 blijken er ruim tachtigduizend ongetrouwde Ierse moeders te zijn vastgezet in meer dan veertig door de kerk gerunde instellingen. De meeste vrouwen werden gedwongen om afstand te doen van hun baby. Duizenden van die kinderen zijn vervolgens ongevraagd geadopteerd. En nog eens ruim negenduizend van hen zijn zelfs gestorven in de tehuizen. Hun dood werd echter niet officieel geregistreerd. En hun lichaampjes werden simpelweg weggemaakt.

Zelfs 25 jaar na de sluiting van het allerlaatste Mother and Baby Home wachten sommige Ieren die ooit in zo’n tehuis verbleven, of hun familieleden, nog altijd op informatie over wie ze zijn of waren, waar ze vandaan komen en wat er is gebeurd met hun verwanten. Door devote dienaren van God, die er soms nog geld aan leken te verdienen ook, zijn bij hen elementaire mensenrechten geschonden. Dat valt achteraf niet meer te repareren. Hooguit te verzachten.

Het Oog Dat Voelt: De Portretten Van Koos Breukel

SNG Film

Niets zo erg voor een ambachtsman als wanneer zijn instrumentarium hem in de steek dreigt te laten. Een fotograaf heeft behalve een werkend toestel bijvoorbeeld ook twee goed functionerende ogen nodig. Het ene om scherp te stellen, het andere om de situatie in zich op te nemen. Zoals kunstenaar Paul Klee het verwoordt in de opening van dit portret van fotograaf Koos Breukel: ‘Het ene oog ziet, het andere voelt.’

In 1992 raakte Breukel, op weg naar een fotoshoot met zakenvrouw Sylvia Tóth, betrokken bij een ernstig auto-ongeluk. Sindsdien heeft hij in zijn rechteroog ‘mouches volantes’, stippen in zijn gezichtsveld. Er moest een staaroperatie aan te pas komen om hem weer scherp te kunnen laten zien, vertelt de fotograaf in Het Oog Dat Voelt: De Portretten Van Koos Breukel (52 min.).

Zijn werk zou er persoonlijker door worden. Hij portretteerde bijvoorbeeld slachtoffers van de vliegramp bij Faro, die kort na zijn eigen ongeluk plaatsvond. De Amerikaanse performer Michael Matthews die overleed aan AIDS. En zijn eigen zoon Casper, aan wie inmiddels een complete expositie is gewijd. Via zijn fotografie, anekdotes daarover en scènes van de vakman in actie probeert regisseur Lex Reitsma vat te krijgen op Breukel.

Het Oog Dat Voelt concentreert zich volledig op het werk van de portretfotograaf. Over hoe hij een stoel gebruikt om de essentie van de mensen voor zijn lens te vangen, zijn grote inspiratiebronnen, de zielsverwantschap met z’n Belgische collega Stephan Vanfleteren en ‘s mans enige concept: dat alles eigenlijk per ongeluk gebeurt.

In deze verstilde en fraai ogende film gebeurt verder verrassend weinig. Via zijn protagonist kijkt Reitsma zorgvuldig, zonder dat dit verder heel enerverend wordt, naar de wereld en laat zien wat Koos Breukels ogen zien en voelen.

Anil Ramdas: Nooit Meer Thuis

NTR

Hij was ‘de beroemdste allochtoon van Nederland’, aldus schrijver Stephan Sanders, die volgens eigen zeggen een bijzonder moeizame vriendschap met Anil Ramdas onderhield en samen met hem het televisieprogramma Het Blauwe Licht presenteerde. Het was ‘een stem die ik mis in het politieke debat van vandaag’, zegt Ramdas’ vriend en collega Pieter Hilhorst. ‘Overnight was hij een ster’, herinnert zijn collega bij De Groene Xandra Schutte zich. ‘Het was ook of hij er uiterlijk door veranderde. Alsof hij groter werd.’ De ‘Tamil-tijger’ van een oude redactiefoto, waarop een iel mannetje met een snorretje is te zien, werd volgens Schutte ineens een mooie jongen.

Zo staat Anil Ramdas ook in ons geheugen gegrift (áls hij daarin al een plek heeft verworven; roem komt én gaat nu eenmaal te paard). Als een gesoigneerde, welbespraakte en nadenkende schrijver, presentator en intellectueel van Surinaams-Hindoestaanse afkomst. Hij werd in de tweede helft van de twintigste eeuw een gewaardeerde opiniemaker, mocht opdraven als Zomergast en bemachtigde later een correspondentschap in India. Ogenschijnlijk een geslaagd man. Een migrant ook, die zijn eigen plek had verworven in zijn nieuwe vaderland. Gaandeweg begon hij zich echter steeds meer een vreemde te voelen in Nederland.

Dat is tevens de centrale thematiek van Anil Ramdas: Nooit Meer Thuis (58 min.), een touchant portret van de man, die halverwege de jaren zeventig naar Nederland verkaste en aan het begin van de 21e eeuw door de politieke ontwikkelingen rond Pim Fortuyn, Theo van Gogh en Geert Wilders steeds meer in het nauw werd gedreven. Een mismatch met zijn omgeving, zoals hij het zelf formuleert. Of was hij gewoon jaloers op die nieuwe ‘troetelallochtoon’ Ayaan Hirsi Ali?, zoals Stephan Sanders hem fijntjes voorhoudt in een radio-interview. Dat gevoel van totale vervreemding dat Anil Ramdas, die tevens een drankprobleem ontwikkelde, moet hebben ervaren, wordt door filmmaker Paul Cohen vervat in steeds terugkerende sequenties van hectische stadsbeelden. Zijn natuurlijke biotoop is een wezensvreemde wereld geworden.

Cohen portretteert de eerzuchtige Ramdas verder via diens talrijke media-optredens, zijn schrijfwerk en interviews met de mensen die hem echt kennen, zoals Ramdas’ zus Kawita, zijn biografe Karin Amatmoekrim en ‘s mans jeugdvriend Emile Echteld, de Creoolse jongen die hem vroeger in Paramaribo beschermde tegen bullebakken en die later in de Bijlmerbajes terecht zou komen. Cohen confronteert hen tevens met audiofragmenten van de man die in 2012, op zijn eigen verjaardag nota bene, op 54-jarige leeftijd zijn leven beëindigde. Óf, als je zoals Emile gelooft in reïncarnatie: begon aan een volgend bestaan.