American Manhunt: Osama bin Laden

Netflix

Na ruim een kwartier speeltijd, waarin de terroristische aanslagen in New York van 11 september 2001 worden gereconstrueerd, zijn de Amerikaanse contraterrorisme-experts ‘t erover eens: dit is een operatie van Osama bin Ladens islamitische terreurorganisatie Al-Qaeda. ‘Dat durf ik te wedden op mijn kinderen’, beweert veiligheidsadviseur Michael Morell volgens eigen zeggen op de ochtend van de aanslagen tegen president George W. Bush. De American Manhunt: Osama bin Laden (183 min.) kan gaan beginnen.

Daarna gaat de driedelige docuserie van Daniel Sivan en Mor Loushy zo’n tien jaar terug in de tijd: naar de jaren negentig waarin de Saudische rijkeluiszoon zich steeds nadrukkelijker als de aartsvijand van de Verenigde Staten begint te manifesteren. In een interview in 1998 met John Miller – waarvan de antwoorden niet worden vertaald, zodat de journalist niet kan doorvragen – verklaart hij Amerika de oorlog. En daarna behandelt American Manhunt de maanden vóór 9/11, als de inlichtingendiensten signalen oppikken dat Bin Laden snode plannen heeft. Waar en wanneer hij wil toeslaan, is echter ongewis.

Tijdens een turbulente bijeenkomst van Bush’ oorlogskabinet in de dagen na de aanslagen is het vervolgens niet Minister van Defensie Rumsfeld die de toon zet voor de respons, maar een John Wayne-achtige CIA-functionaris: Cofer Black. Hij heeft een eenvoudige boodschap die de president aanspreekt: over zes weken zijn die terroristen allemaal morsdood. Voor het Team Jawbreaker dat even later naar Afghanistan vertrekt, waar Bin Laden onder bescherming van de moslimfundamentalistische Taliban leeft, heeft Black een al even simpel bevel: ‘Zijn hoofd in een doos, voor de president.’

Zo eenvoudig zal die missie echter helemaal niet blijken te zijn – hoewel de Amerikanen Osama bin Laden al aan het einde van de eerste aflevering denken te hebben gevonden in het grottencomplex Tora Bora. Als Barack Obama George Bush in 2009 opvolgt als president, verblijft Amerika’s Nemesis nog altijd op vrije voeten. Tot groot verdriet van gedreven CIA-analisten zoals Gina Bennett en Cindy Storer, die in aflevering 2 rondlopen met een flink schuldgevoel, lang niet alle keuzes van hun eigen overheid ondersteunen en dan ook nog eens in het openbaar worden geridiculiseerd als slampampers.

Het zal uiteindelijk bijna tien jaar duren – waarin er bijvoorbeeld, als reactie op 9/11, een oorlog wordt uitgevochten in Irak, die in deze miniserie nauwelijks wordt benoemd – voordat Bin Laden alsnog met de ‘oog om oog, tand om tand’-benadering van de Amerikanen wordt geconfronteerd. De jacht op het terroristische icoon wordt in deel 3 gereduceerd tot een enerverende militaire operatie, die met typisch Amerikaanse bravoure wordt gereconstrueerd. Bin Laden wordt daarbij nooit meer dan een archetypische schurk – codenaam: Geronimo – die uit de weg moet worden geruimd.

Dat scharnierpunt in de moderne geschiedenis van de Verenigde Staten – van de aanslagen van 11 september 2001 tot de uitschakeling van de man die daarvoor verantwoordelijk wordt gehouden – wordt bovendien volledig vanuit Amerikaans perspectief en zonder enige kritische kanttekening belicht. Daarmee is deze driedelige episode over Osama bin Laden een stuk minder gelaagd dan eerdere American Manhunt-series over The Boston Marathon en O.J. Simpson – en daardoor, ook door het opzichtige spierballenvertoon, tevens minder interessant.

Call Me Kate

Salon

Katharine Hepburn (1907-2003) had vier Oscars op de schouw staan. Tenminste, als ze de beeldjes destijds ook had opgehaald. Voor Morning Glory (1933), Guess Who’s Coming To Dinner (1967), The Lion In Winter (1968) en On Golden Pond (1981). En als Hepburn voor elke nominatie een certificaat had gekregen, zou zij er een muur mee hebben kunnen behangen. Als ze die dus ook in ontvangst zou hebben genomen…

‘Toen ik begon, wilde ik maar één ding: beroemd worden’, vertelt het Hollywood-icoon zelf in één van haar spaarzame interviews, met de schrijver Glenn Plaskin, dat als een levensader door Lorna Tuckers portret Call Me Kate (86 min.) loopt. ‘Maar ik realiseerde me al snel dat ik, als ik ’t langer dan vijf minuten wilde volhouden in deze industrie en ’t ook nog wilde kunnen navertellen, er alles voor moest geven en daar nooit mee mocht ophouden.’

Eigenzinnig, vastberaden en rücksichtslos hield ze zich in de jaren dertig staande in de filmindustrie. Daarmee maakte Hepburn zich niet bij iedereen geliefd. Na enkele flops rekenden anderen dus met liefde en plezier met haar af. De actrice kreeg de reputatie dat ze ‘box office poison’ was. Het was een gigantische misrekening. Katharine Hepburn bleek over veel meer ausdauer te beschikken dan de meeste van haar generatiegenoten.

‘Was je een opportunist?’ vraagt Plaskin haar in het gesprek (waarnaar hij zelf in deze docu, enigszins curieus, aandachtig zit te luisteren). ‘Ik denk dat iedereen een opportunist is als ie een kans krijgt om opportunistisch te zijn.’ Hepburn greep dus de kans om te schitteren tegenover ‘leading men’ zoals Humphrey Bogart, Cary Grant en haar grote liefde Spencer Tracy, de acteur met een drankprobleem en al een vrouw.

Ze zou nochtans ruim 25 jaar met hem leven en werken. Tot aan zijn dood in 1967. Toch kon de Amerikaanse actrice de geruchten dat ze lesbisch was – hoewel ze ook nog een relatie had gehad met de excentrieke rijkaard Howard Hughes – daarmee niet volledig laten verstommen. Katharine Hepburn maakte ’t daar zelf ook wel een beetje naar: als vrouw met een voorbeeldfunctie droeg ze regelmatig, God betere ‘t, broeken.

In dit portret geven verder onder anderen haar neef Mundy Hepburn, Spencer Tracy’s kleinzoon Joe en achterkleinzoon Sean en Angela Allen, de scriptsupervisor van de klassieker The African Queen (1951), tekst en uitleg bij de beeldenpracht die Tucker heeft opgediept uit de archieven. Ze brengt ook een bezoek aan The Katharine Hepburn Cultural Arts Center – noem het gerust The Kate – in haar woonplaats Old Saybrook.

Zo verbindt dit adequate portret alle losse eindjes in het leven van een ongenaakbare Hollywood-heldin, die haar hele leven iets ongrijpbaars bleef houden. Misschien ook wel bewust: zodat ze uit de greep van pers en publiek kon blijven.

Beatrix

Videoland

Zo flamboyant als haar vader Prins Bernhard, de hoofdpersoon van Joost van Ginkels vorige Koningshuis-productie, is de voormalige Nederlandse koningin Beatrix natuurlijk niet. Toch doet de driedelige serie Beatrix (142 min.) echt niet onder voor z’n voorganger. Want of je het koningshuis nu wezenlijk voor het welbevinden van Nederland of kolderieke poppenkast vindt, de lotgevallen van de Oranjes leveren doorgaans méér dan genoeg gespreksstof op.

Dat begint bij Beatrix al kort na haar geboorte, als ze vanwege het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog samen met haar moeder, de toenmalige prinses Juliana, naar Canada verkast. Daar ontmoet ze als peuter een ander Nederlands meisje, Reneé Smith-Roëll, met wie ze zo’n 85 jaar later nog altijd innig bevriend is. Samen met andere klasgenootjes van ‘Trixie’ kijkt zij in deze serie met plezier terug op hun idyllische jeugd. Daarna wacht voor Beatrix in Nederland het lastige huwelijk van haar ouders weer, met de Greet Hofmans-affaire, Bernhards buitenechtelijke escapades en diens betrokkenheid bij het Lockheed-omkoopschandaal.

Een centrale rol in deze lekker toegankelijke serie is weggelegd voor beeldresearcher René Kok van het NIOD, een geanimeerde verteller die aan de hand van foto’s, en begeleid door fraai archiefmateriaal, door het leven van de hoofdpersoon wandelt. Hij wordt gesecondeerd door kenners van de Nederlandse monarchie zoals Jolande Withuis, Jutta Chorus, Daniela Hooghiemstra, Jan Tromp en Annejet van der Zijl (die het koningshuis overigens consequent een ‘sprookjesfabriek’ noemt). De voormalige hofdame Miente Boellaard-Stheeman, adjudant Tom Zwollo, couturier Sheila de Vries en kunstenares Marte Röling spreken verder vanuit eigen ervaring over (en misschien ook wel een beetje namens) de inmiddels 87-jarige oud-koningin.

Zij schetsen een vrouw met een ijzeren wil, die de monarchie grondig professionaliseert en ondertussen heel wat te verduren krijgt: van de rellen in Amsterdam bij haar kroning en de aanslag op Koninginnedag in 2009 tot persoonlijk drama zoals de ziekte van haar echtgenoot Claus en de tragische dood van haar zoon Johan Friso. Van Ginkel zet alle ontwikkelingen soepel achter elkaar en geeft ze extra kleur met een nogal uitgesproken muziekkeuze die, net als bij zijn Prins Bernhard-productie, het midden houdt tussen lekker popi, bijna camp en tenenkrommend. Donna Summers I Feel Love begeleidt bijvoorbeeld de verloving met Claus, terwijl Everybody Wants To Rule The World van Tears For Fears Beatrix’s aantreden als koningin opluistert.

En wat te denken van Don’t Cry For Me Argentina als het huwelijk tussen Beatrix’s oudste zoon Willem-Alexander en Maxima kan worden ingezegend? Die tranen komen er dan overigens tóch. Bij haar Argentijnse schoondochter, welteverstaan, en voor het nageslacht vereeuwigd. Beatrix zelf houdt haar gezicht doorgaans in de plooi, laat op gezette tijden haar inlevend vermogen zien en toont zo nu en dan haar ‘boze oog’ als het ceremonieel, waarvan zij vindt dat het bij de monarchie hoort, door andermans fouten in het honderd dreigt te lopen. Als de rolvaste vorstin die ze, getuige deze interessante miniserie, eigenlijk haar hele leven is geweest.

Eno

Film First / Tiger Lily

‘Honour thy error as a hidden intention’, staat er op het eerste memokaartje dat Brian Eno, na een dagje in de studio met zijn toenmalige groep Roxy Music, in 1972 voor zichzelf maakte. Als een soort geheugensteuntje, voor de mens en de kunstenaar in hem. Er zouden er nog veel volgen. ‘If it can be said, it can be said simply’ bijvoorbeeld. ‘It’s quite possible (after all).’ Of: ‘Look most closely at the most embarrassing details and amplify them.’

Samen met de beeldend kunstenaar Peter Schmidt bracht Eno (86 min.) de kaartjes, onder de noemer Oblique Strategies, ook op de markt. En hij zette ze natuurlijk zelf in, bijvoorbeeld bij de opnames voor David Bowies Berlijn-trilogie. De man zelf kan er geanimeerd over vertellen in dit ingenieuze (zelf)portret, dat voor iedereen anders is. Letterlijk: algoritmen bepalen tijdens een screening wat de dan aanwezige kijker krijgt voorgeschoteld.

Documentairemaker Gary Hustwit heeft samen met visueel kunstenaar Brendan Dawes generatieve software ontworpen, waarmee steeds nieuwe scènes, overgangen en sequenties worden gecreëerd op basis van de interviews die hij met Eno heeft gedaan en diens schier onuitputtelijke archief. Elke vertoning van de film is dus anders. Een benadering die perfect aansluit bij de denk- en handelswijze van de muzikant, kunstenaar en algehele creatieveling.

Vanuit zijn eigen werkruimte dwaalt Brian Eno in de televisieversie van deze baanbrekende film, die natuurlijk wel gewoon lineair wordt is opgebouwd, af naar alle uithoeken van zijn werk als schepper van een geheel eigen universum. Een man in zijn hol. Een ‘shed’, maar dan wel een idyllisch gelegen en goed geoutilleerde schuur. Anderen lijkt hij daar niet nodig te hebben. Zoals in deze film ook geen andere personen aan het woord komen.

In de rechttoe rechtaan variant van Hustwits film, die sowieso geen regulier, chronologisch opgebouwd carrièreoverzicht wil worden, komen in elk geval Eno’s werk als producer voor Talking Heads, John Cale en U2 aan de orde, ‘s mans zorg over klimaatverandering en zijn rol als wegbereider van de muziekstroming ‘ambient’ (door menigeen weggezet als zielloos muzikaal behang, waardoor ‘enoësk’ een weinig vleiend predicaat werd) aan de orde.

Welke vorm de algoritmen deze documentaire ook geven, Eno blijft ongetwijfeld eerst en vooral een portret van de kunstenaar en zijn visie, het privéleven van de man daarachter komt slechts zijdelings aan bod in deze intrigerende film over gevoel, concept, creativiteit en experiment.

Theo van Gogh, De Hunkering

Andy Gray / BNNVARA

Zou hij toch nog een grote publieksfilm hebben gemaakt? Over welke onderwerpen zou Theo zich boos maken? En welke zelfverkozen vijanden zou hij aanhoudend tot op het bot hebben beledigd?

Twintig jaar nadat Theo van Gogh (1957-2004) op klaarlichte dag met bruut geweld werd gedood op de Linnaeusstraat – door burgemeester Job Cohen destijds vervat in de onvergetelijke woorden ‘er is vandaag een Amsterdammer vermoord’ – lijkt de filmer, meesterinterviewer, columnist, provocateur, televisiemaker en onversaagde ridder voor het vrije woord nog even relevant als in de pak ‘m beet 25 jaar dat hij de goegemeente compleet voor zich innam of geestdriftig tegen zich in het harnas joeg.

Nadat Cohens zoon Jaap dit jaar al een zéér leesbare biografie uitbracht, De Bolle Gogh, is er nu een vierdelige serie van documentairemaker David de Jongh, die eerder schrijfster Renate RubinsteinFrans Bromet en zijn eigen vader, de fotograaf Eddy de Jongh, vereeuwigde in zéér kijkbare films. Theo van Gogh, De Hunkering (193 min.), gebaseerd op research van Jaap Cohen, start bij ‘s mans tragische einde op 2 november 2004 en fladdert daarna associatief door z’n veelbewogen leven.

Het verteltempo ligt enorm hoog – alsof zo Van Goghs dadendrang moet worden benaderd. De miniserie krijgt daarmee ook iets hakketakkerigs. Het ene deelonderwerp is nog niet afgewikkeld – met een springerige montage van (ingelezen) interviewfragmenten, filmscènes, columns, persoonlijke brieven, gedramatiseerde taferelen en korte quotes van een veelheid aan sprekers – of een volgend thema klopt alweer op de deur. Het verveelt geen seconde, maar of alles ook even goed binnenkomt?

Theo van Gogh, De Hunkering wordt min of meer chronologisch verteld en begint dus bij de gelukkige jeugd waaraan hij volgens eigen zeggen leed in Wassenaar. Met een zeer uitgesproken moeder, de regelmatig met haar botsende vader en beroemde familieleden, schilder Vincent van Gogh en diens broer Theo, om tegenaan te schoppen en stiekem te bewonderen. Vrijwel alle mensen die ertoe deden in zijn hoekige bestaan zijn verder van de partij en spreken zonder meel in de mond.

Er zijn natuurlijk uitzonderingen: zijn zussen Jantine en Josien en zoon Lieuwe hebben geen zin in een interview. Ellik Bargai, de hoofdpersoon van Van Goghs film Vals Licht (1993) die er met zijn vriendin Heleen vandoor ging, laat ook verstek gaan. En vanzelfsprekend zijn ook de mikpunten van Theo’s spot, weerzin en woede, op alle mogelijke manieren en langdurig in de openbaarheid uitgevent, wel wijzer. Geen Thom Hoffman, Sonja Barend, Leon de Winter, Caroline Tensen of Monique van de Ven dus.

Behalve al Van Goghs publieke activiteiten en zijn permanente oorlog tegen hypocrisie blijft er dan nog méér dan genoeg smeuïgs over: uitbundig fabuleren, drugsgebruik, allerlei vormen van deviante seks en een al dan niet geconsumeerd Oedipus-complex bijvoorbeeld. In die wirwar van beelden en typeringen is vooral Van Goghs buitenkant te zien: die pretoogjes, sardonische grijns en dikke pens, na alwéér een duivelse provocatie. De man – of zo u wilt: het jongetje – daarachter houdt zich veelal schuil.

Dat zit ongetwijfeld ook in de aard van het medium televisie. Jaap Cohens biografie voelt minder als een rariteitenkabinet en is coherenter en genuanceerder dan deze miniserie. De Jongh kan dan weer de aanloop naar Van Goghs dood indringend in beeld brengen. Zijn bikkelhard verwoorde kritiek op de Islam mondt uit in de controversiële film Submission. Die maakt hij op initiatief van Ayaan Hirsi Ali. Het is volgens journalist Yoeri Albrecht een ‘game of chicken’. Theo wil niet voor haar onderdoen.

En daarmee komt in de zomer van 2004 een fatale dynamiek op gang rond Van Gogh, die er ten onrechte van overtuigd leek te zijn dat een ‘dorpsgek’ niet vermoord zou worden. Geen nieuwe films, fixaties of vijanden meer. Geen larger than larger than life-persoonlijkheid ook, met ongetwijfeld een verrassend klein hartje. En hoewel hij inmiddels twintig jaar dood is, heeft het enfant terrible der enfant terribles Theo van Gogh als schouwspel nog altijd nauwelijks aan kracht ingeboet.

Trailer Theo van Gogh, De Hunkering

Mitt

Netflix

‘Contrary to fake news posts, I am not the surprise guest at the DNC tonight’, meldt Mitt Romney via zijn social media-accounts tijdens de Democratische Conventie, waarbij Kamala Harris is gekozen tot kandidaat voor het presidentschap. ‘My guess is that it will be Beyoncé or Taylor Swift. So disappointing, I know!’ Anno 2024 is de suggestie niet eens zo vreemd: Romney op het verkiezingsfeestje van de tegenpartij. In de afgelopen jaren heeft hij zich nadrukkelijk gemanifesteerd als een onafhankelijke denker en tegenstander van de Republikeinse president(skandidaat) Trump. Een stem van redelijkheid, in de woestenij die ‘The Donald’ rondom zich heeft gecreëerd.

Hoe anders was zijn imago in 2012 toen Mitt (93 min.) zelf de presidentskandidaat was van de Republikeinse partij. En zeker na het eerste debat, toen hij de zittende Democratische president Barack Obama meermaals aan het wankelen bracht, leek hij ook een serieuze kans te maken op het hoogste ambt van de Verenigde Staten. In deze campagnedocu van Greg Whitely is te zien hoe Romney daar zelf ook echt tot het allerlaatste moment in bleef geloven. ‘Heeft er trouwens iemand een telefoonnummer van de president?’ vraagt de kandidaat enigszins onbeholpen, als op verkiezingsdag duidelijk wordt dat hij het onderspit gaat delven, aan zijn medewerkers. ‘Wat zeg je tijdens een concessie-speech?’ Alsof hij daar nog nooit eerder over heeft nagedacht.

Na deze openingsscène gaat de documentaire zes jaar terug in de tijd, naar december 2006, als Mitt Romney tijdens een skitrip met zijn familie de voor- en nadelen van een politieke carrière tegen elkaar afweegt. Tijdens zijn eerste poging om president te worden in 2008 zal hij ‘t afleggen tegen zijn partijgenoot John McCain. De campagne, en bijbehorende aanvallen op wie hij is en waar hij voor staat, vallen hem en zijn familie duidelijk zwaar. Vreselijk!, aldus zijn zoon Matt, die heel even zijn campagnemasker afzet voor de interviewer. ‘Is het dit waard?’ Dit gaan ze zo nooit meer doen, lijkt de consensus. ‘Als dit voorbij is, dan heb ik naam gemaakt’, constateert Romney zelf met de nodige zelfspot. ‘Mensen zullen weten wie ik ben en waar ik voor sta: de draaiende Mormoon.’ Matt vult aan: ‘De vent die alles zegt en doet om maar gekozen te worden.’

Vier jaar later – Mitt is dan dik een half uur onderweg – mengt de zoon van presidentskandidaat George Romney (1968), voormalige gouverneur van Massachusetts, organisator van de Olympische Winterpelen van 2002 in Salt Lake City en topondernemer/roofkapitalist (Bain Capital) zich toch weer in de strijd. Greg Whitely stapt dan in na de voorverkiezingen, als Mitt Romney tijdens de Republikeinse conventie van 2012 op het schild is gehesen als presidentskandidaat. Ook de uitslag van ‘s mans tweede campagne staat op voorhand vast. De meerwaarde van deze documentaire uit 2014 zit hem in de enorme toegang die Whitely heeft gekregen tot de kandidaat en zijn directe entourage, ook direct voor en na debatten.

Waar in de klassieke campagnedocu The War Room (1993), over de weg naar het presidentschap van Bill Clinton, de kandidaat veelal buiten beeld blijft en de focus ligt op zijn campagneleiders James Carville en George Stephanopoulos, concentreert Mitt zich juist op de familie Romney – en blijven de politieke machinaties dus veelal buiten beeld. Geen slinkse trucs of opzichtig gekonkel dus – als die er al waren – maar zicht op de mens achter de politicus. Een fatsoenlijke familieman. Glad en ambitieus, maar ook sociaal, zelfkritisch en humorvol. Met oog voor de mensen om zich heen, zoals zijn vrouw Ann die kampt met gezondheidsproblemen, en met hen biddend voor een goede uitslag. ‘Mijn tijd op het podium zit erop, jongens’, zegt Mitt Romney gedecideerd, als duidelijk is dat hij ook deze verkiezingen niet gaat winnen. ‘Ik ben blij met de tijd die me gegeven is, maar mijn tijd zit erop.’

Dat is echter buiten zijn eigen geldingsdrang gerekend. In 2018 stelt hij zich namens de staat Utah toch weer kandidaat voor de Senaat en wordt hij ook daadwerkelijk gekozen als senator. Dit jaar zit zijn eerste termijn erop. Mitt Romney heeft besloten om zich niet opnieuw verkiesbaar te stellen. Zou hij zich op 77-jarige leeftijd dan toch echt gaan terugtrekken uit het openbare leven?

Secrets Of Prince Andrew

Bitachon365 / Candle Media

Het vuurtje dat hij op televisie uit had willen trappen ontploft als een bom in zijn gezicht. Op 14 november 2019 geeft de Britse prins Andrew een rampzalig interview aan het BBC-programma Newsnight (op basis waarvan onlangs overigens de speelfilm Scoop is gemaakt). Sindsdien is zijn naam onlosmakelijk verbonden geraakt met het seksueel misbruik-schandaal rond Jeffrey Epstein en Ghislaine Maxwell, dat hem al eerder in verlegenheid had gebracht. ‘Prince & Perv’, kopte The New York Post bijvoorbeeld in 2010. ‘1st Photos: Randy Andy with NYC sex creep.’

Met Newsnight-interviewer Emily Maitlis en -producer Sam McAlister schetst regisseur Paula Wittig in Secrets Of Prince Andrew (170 min.) de totstandkoming van het spraakmakende interview. Dat mondt soms bijna uit in zelfpijperij. De twee zijn nogal verguld met zichzelf en hun rol in ‘the biggest news story in the world’ en ‘the scoop of the century’. Tegelijkertijd hebben McAlister, de vrouw die Andrew langzaam binnen hengelde voor Newsnight, en Maitlis, die als vrouwelijke interviewer helemaal op haar plek was in het gesprek met de losgeslagen prins, natuurlijk ontegenzeggelijk iets teweeg gebracht in een geruchtmakende affaire, waarbij talloze minderjarige meisjes en machtige mannen (waarbij steeds weer de namen vallen van Bill Clinton, Donald Trump én Andrew, de Hertog van York) betrokken zouden zijn geweest.

Dit tweeluik schetst tevens het leven waarvan dit schandaal het publicitaire dieptepunt is; hoe Andrew in de beeldvorming van prins op het witte paard, via onverbeterlijke rokkenjager, verwordt tot een notoire pedo. Onderweg bekent hij zo nu en dan openlijk kleur. Als een jonge corpsbal-achtige uitvoering van de Hertog van York bijvoorbeeld te gast is in het televisieprogramma van Selina Scott flirt de prins heel opzichtig met de knappe presentatrice en dwingt hij haar ook min of meer om zijn bijnaam ‘Randy Andy‘ uit te spreken. Het is een ontluisterende scène. Hier zit duidelijk een man die zijn hele leven nauwelijks is begrensd en zomaar over de grenzen van een ander heen kan gaan.

Zijn gedrag lijkt ook het gevolg van zijn positie als tweede zoon van koningin Elizabeth, die gaandeweg buiten beeld raakt als potentiële troonopvolger en daarna elke vorm van richting lijkt te ontberen. Hij heeft een relatie met de actrice/fotografe Koo Stark, trouwt met en scheidt van Sarah Ferguson en openbaart zich met de jaren steeds nadrukkelijk als een Peter Pan-achtige figuur: een jongen die maar niet volwassen wil/kan worden – en daardoor steeds vaker in botsing komt met de burgersamenleving. Deze ontwikkeling wordt aardig in de verf gezet met vrienden, historici, biografen, koningshuisdeskundigen, advocaten, slachtoffers en beroepsgetuigen, zoals ‘lady’ Victoria Hervey, die er bijna een dagtaak van hebben gemaakt om over de Epstein-zaak te verhalen.

In het laatste deel van deze gedegen terugblik op de Andrew-affaire krijgen alle betrokkenen vervolgens pijnlijke fragmenten uit het gewraakte interview te zien. Daarin openbaart zich een man, die in al z’n arrogantie en wereldvreemdheid, geen oog heeft voor wat Epstein en zijn omgeving – waaronder vermoedelijk ook hijzelf, getuige de verklaringen van Victoria Giuffre – hebben aangericht. Daardoor wordt het Newsnight-interview met Andrew inderdaad een televisiemoment om niet snel te vergeten – al ligt dat uiteindelijk toch echt meer aan het klunzige opereren van de overjarige prins Casanova dan aan het kundige BBC-team.

ABBA: Against The Odds

Rogan / Alamy

Een popgroep zoals ABBA leent zich natuurlijk uitstekend voor het gemakkelijke soort muziekdocu: kluts wat tv-optredens, videoclips en archiefinterviews met de bandleden bij elkaar, laat die mix becommentariëren door een slim samengestelde groep van collega’s, oud-medewerkers en allround-deskundigen en laat een alwetende verteller de boel met allerlei clichés en superlatieven aan elkaar praten. Het verhaal van ABBA staat dan pijlsnel in de steigers: van de winst bij het Eurovisie Songfestival van 1974 met Waterloo tot het dramatische afscheid in de vorm van Thank You For The Music, een kleine veertig jaar later gevolgd door een onverwachte virtuele wederopstanding.

Het kan ook anders: ABBA: Against The Odds (90 min.). En dat is vanaf de allereerste seconde duidelijk. Regisseur James Rogan (Freddie Mercury: The Last Act) is écht in de archieven gedoken en heeft daar niet alleen de welbekende hitjes uitgeplukt. Zo wordt niet alleen de muzikale ontwikkeling van het Zweedse viertal inzichtelijk gemaakt, maar ook de tijd, muziekbusiness en entertainmentwereld waarin dat zich moet manifesteren. De onwil in eigen land om de ‘commerciële hitmachine’ serieus te nemen bijvoorbeeld en tegelijkertijd het gemak waarmee Australië daarvoor overstag gaat. Met talloze inzichtelijke, gênante en soms ook pijnlijke backstagemomenten, interviews en media-optredens, aan elkaar gepraat door allerlei figuren die zichzelf héél grappig of gevat vinden.

‘Ik las ergens dat je de trotse bezitter bent van een prijs’, zegt een grapjas bijvoorbeeld tijdens een persconferentie tegen Agnetha Fältskog, de blonde zangeres die samen met Anni-Frid Lyngstad geldt als blikvanger van de groep. ‘Voor de meest sexy kont.’ Zij maakt zich er maar vanaf met een grapje: ‘Ik heb ‘m zelf nooit gezien.’ En lachen maar… Zoals de vier ABBA-leden de meeste tv-shows sowieso doorkomen met schaapachtig glimlachen en beleefde antwoorden op de meest stupide vragen. Intussen eist hun grootschalige succes, en de voortdurende aandacht die daarmee gepaard gaat, wel degelijk z’n tol van de band, die oorspronkelijk uit twee koppels bestaat. Deze relaties gaan er, zoals vervat in de echtscheidingsklassieker The Winner Takes It All, allebei aan. Alleen de band tussen de twee mannen, de songschrijvers Björn Ulvaeus en Benny Andersson, zal uiteindelijk stand houden.

Bij het optekenen van dat verhaal betaalt ook een andere keuze in ABBA: Against The Odds zich uit: Rogan laat alleen bronnen die ertoe doen aan het woord: de groepsleden zelf, mensen uit hun directe entourage en relevante vertegenwoordigers van de popbusiness. Géén duiders dus met zouteloze platitudes, snappy soundbites en alleen van-horen-zeggen kennis. En al die sprekers worden bovendien volledig buiten beeld gehouden. Hun quotes dienen slechts om het beeldverhaal van de opkomst en ondergang van de Zweedse supergroep te verstevigen, in te kaderen of extra kleur te geven. Het gevolg is een documentaire die zowaar aan de binnenkant van de hitfabriek komt en ABBA écht recht doet.