Richard Pryor: Omit The Logic

Showtime

De enige die niet aan de kant voor hem ging toen hij brandend naar buiten kwam gerend, vertelt Richard Pryor in zijn onemanshow, was een ouwe dronkelap. ‘Die vroeg om een vuurtje.’ Zo geeft hij de verplichte komische draai aan de dag, maandag 9 juni 1980, waarop ‘t ook voor de buitenwereld glashelder wordt dat het helemaal mis is met de Afro-Amerikaanse stand-upcomedian. Tijdens het freebasen van cocaïne heeft Pryor zichzelf – al dan niet bewust – in brand gestoken. Bij dit crack-incident, waarbij een kleine veertig procent van zijn lichaam verbrand raakt, zal ‘t altijd de vraag blijven of het misschien toch een desolate zelfmoordpoging was.

Richard Pryor (1940-2005), de man die de weg bereidde voor zwarte entertainers zoals Eddie Murphy, Will Smith en Kevin Hart, stamt uit een familie van hoeren en pooiers in Peoria, Illinois. Die achtergrond op de grens van de boven- en onderwereld zou de rest van zijn onstuimige bestaan zichtbaar blijven. Zijn voormalige manager Sandy Gallin zag in de jaren zestig een ruwe diamant in hem. Als ik hem zover krijg dat hij twee zinnen zonder schuttingtaal erin achter elkaar kan zetten, dacht Gallin toen, wordt hij een grote ster. Pryor moest, kortom, een beetje meer Bill Cosby worden. Die gold toen nog, pré-#metoo, als een acceptabele zwarte ster.

Richard Pryor wilde echter niet alleen de populairste zwarte entertainer zijn, vertelt regisseur Paul Schrader in Richard Pryor: Omit The Logic (83 min.), maar ook de zwartste. Dat bracht hem in talloze Hollywood-hits én frontaal in botsing met televisieproducenten. Hij verzette tegelijk baanbrekend werk. ‘Als comedy is te vergelijken met een vrouw waarop ik verliefd ben, dan heeft Richard Pryor haar al in alle lichaamsopeningen genomen’, stelt Dave Chapelle, op z’n geheel eigen wijze, in deze krachtige documentaire van Marina Zenovich uit 2013. ‘Is er ook nog maar één plekje te vinden waar hij zijn pik niet in heeft gestoken?’

Daarover gesproken: Pryor hield er getuige dit portret ook een onstuimig relatieleven op na. Hij was negen keer getrouwd. Ongeveer. Waarbij moet worden aangetekend dat Jennifer Lee zowel vrouw 4 als 7 was. En Flynn Belaine nummertje 5 en 6. Pryor wilde per se getrouwd zijn, vertelt zijn ex-vriendin Patricia von Heitman, maar als hij eenmaal getrouwd was, was de magie weg. ‘Want dan had hij gewonnen.’ Zolang hij je wilde, had jij de macht in handen, vertelt een andere ex, Kathy McKee. ‘Die was direct weg als hij je had. Dan ging hij meteen achter een ander aan. Dat was zijn spel. En dan stelde hij alles in het werk om jou het huis uit te krijgen.’

Intussen werkte hij zich, vooral door overmatig drugsgebruik, steeds verder in de nesten. Totdat er geen redden meer aan was. ‘Soms is het beste wat je hebt niet goed genoeg’, zegt Pryors laatste manager Skip Brittenham, die afstand nam toen hij zag dat Pryor opnieuw het donkerste hoekje van zijn verslaving opzocht, geëmotioneerd in dit postume portret van een zelfverklaarde ‘ni**er’, die volstrekt grenzeloos leek te leven. ‘En dan kun je iemand niet meer redden van zichzelf.’

Thank You Very Much

Drafthouse Films

Zelfs bij zijn dood, op slechts 35-jarige leeftijd als gevolg van longkanker, waren mensen in Andy Kaufmans omgeving op hun hoede, bang dat ze (opnieuw) het slachtoffer waren geworden van een onsmakelijke grap. Want voor Kaufman was alles – nee: álles – een act. Tot gekmakens toe.

‘Wat zou Andy Kaufman hebben gedaan als hij niet was gestorven’, filosofeert zijn beste vriend Bob Zmuda hardop in de documentaire Thank You Very Much (99 min.). ‘Hij zou zijn eigen dood gefingeerd hebben!’ Sterker: samen met z’n vriendin Lynne Margulies speculeerde hij daar ook over. ‘We spraken er regelmatig over hoeveel jaar hij weg zou moeten blijven. En dat werd steeds langer en langer, want één jaar was niet genoeg.’ Tien jaar? Twintig? Dertig zelfs? ‘Denk je dat mensen me nog zullen herinneren als ik dertig jaar ben weg geweest? vroeg hij dan. En dan zei ik: dat doen ze zeker als je terugkomt.’

Inmiddels duurt de afwezigheid van Andy Kaufman (1949-1984) al meer dan veertig jaar.  Tegelijkertijd  is zijn werk levend gebleven. Via de speelfilm Man On The Moon (1999), waarin Jim Carrey een onvergetelijke Andy Kaufman neerzet. Via een onnavolgbare documentaire over het maken van die film, Jim & Andy: The Great Beyond – Featuring A Very Special, Contractually Obligated Mention Of Tony Clifton (2017) en hoe Carrey bijna ten onder ging aan die onvergetelijke rol. En nu via dit portret van Alex Braverman, die met heerlijk archiefmateriaal kan laten zien waarom we Kaufman maar niet kunnen/willen vergeten.

Hij herleidt diens geheel eigen kijk op comedy, en op het leven in het algemeen, tot één gebeurtenis in Kaufmans vroegste kindertijd. Als kleine jongen uit Long Island in New York is Andy gek op zijn opa. Wanneer die plotseling overlijdt, besluiten zijn ouders dat dit nieuws een te grote schok is. Ze vertellen hem dat ‘Papu Sy’ op reis is gegaan naar het buitenland – een versluierde dood, juist. Andy is woest. ‘Waarom nam hij me dan niet mee?’ Hij sluit zich op in z’n kamer, begin daar in z’n eentje op te treden en biedt zichzelf, zonder dat z’n ouders ’t weten, via een advertentie in de krant aan voor kinderfeestjes.

Deze act groeit in de navolgende jaren uit tot een alsmaar serieuzere bezigheid en krijgt in 1975 een vervolg in het legendarische televisieprogramma Saturday Night Live. Enkele jaren later bemachtigt Kaufman ook een rol in de populaire sitcom Taxi. Het sullige typetje Latka Gravas, dat oorspronkelijk Baji Kimran of Foreign Man wordt genoemd, is gebaseerd op zijn Iraanse studiegenoot Bijan Kimiachi. ‘Ik ben de echte Latka Gravas’, zegt die trots. Hij kijkt verwonderd toe als zijn vriend in zijn grote succesperiode een reguliere baan neemt in de bediening bij een restaurant. Waarom? Niemand die ’t zeker weet. 

Schaamte en ongemak zijn Kaufmans handelsmerk. Undercover in het televisieprogramma The Dating Game, als zijn schofterige alter ego Tony Clifton en bij het showworstelen met vrouwen, die hij consequent afzeikt. Acts die routineus te ver worden doorgevoerd, tot het niet meer ‘leuk’ is – of juist wel. Thank You Very Much profiteert daar een kleine halve eeuw later nog altijd van. Het eeuwige kind Andy Kaufman zorgt afwisselend voor opperste verbazing, schaamrood op de kaken en buikpijn van het lachen – al is de film uiteindelijk minder ontregelend dan de lekker dwarse start doet vermoeden.

‘Zij lachen om ons’, zei Kaufman volgens zijn vriend en professioneel ’hoaxer’ Bob Pagani over z’n publiek. ‘En wij lachen om hen. Kortom: iedereen lacht!’ Totdat dit hen vergaat, als Kaufman zolang in zijn rol blijft dat anderen zich afvragen of het (nog) wel een rol is. Deze hartveroverende documentaire zet de schijnwerper nog eens vol op deze man die zijn leven als ‘één lange, verwarrende en prachtige performance’ zag.

Being Eddie

Netflix

Zijn generatiegenoten Michael Jackson, Prince en Whitney Houston hadden volgens hem allemaal ‘een zelfdestructief karakter’. ‘Mijn grootste zegen, de allergrootste, is niet m’n komische talent’, zegt Eddie Murphy precies halverwege de typisch Amerikaanse documentaire Being Eddie (103 min.), als hij plaats heeft genomen op een fauteuil in één van de kamers van zijn kolossale huis. ‘M’n grootste zegen is dat ik van mezelf hou en al heel vroeg wist wat ik wilde doen. En daarom ben ik niet in bepaalde vallen gelopen. Omdat ik in de basis van mezelf hou.’

Murphy houdt tegelijkertijd staande dat hij nooit heeft gedronken of cocaïne heeft gebruikt. De man die voor de camera van Angus Wall heeft plaatsgenomen, om zichzelf te (laten) portretteren, lijkt in wezen nauwelijks op de sexy, macho en vuil gebekte patser, liefst in een rood leren pak, van de bijzonder succesvolle one man shows Delirious en Raw, waarmee hij in de jaren tachtig naam maakte, of op de gisse geinponem die met 48 HoursTrading PlacesBeverly Hills CopComing To America en The Nutty Professor alsmaar Hollywood-hits bleef scoren.

Zijn jong gestorven vader was, zo gaat het verhaal, de gangmaker op elk feest. ‘Ik ben nooit de gangmaker’, vertelt Eddie en begint vervolgens te lachen. Hij doet ’t routinematig: grapje maken en er zelf om lachen. ’s Mans aanstekelijke lach behoort al sinds het begin van z’n carrière tot zijn vaste gimmicks. Hij lacht er in deze film van alles mee weg: zijn jeugdtrauma’s, de dwangstoornis die hij zegt te hebben en het idee dat hij nooit een Oscar heeft gewonnen – naar verluidt omdat hij zich tijdens een uitreiking kritisch heeft uitgelaten over de achterstelling van zwarte acteurs.

In deze film is echter vooral ruimte voor de loftrompet. Tussen allerlei filmfragmenten door laten collega’s zoals Dave Chappelle, Jerry Seinfeld, Arsenio Hall, Tracy Morgan, Chris Rock, Kevin Hart, Jamie Foxx en Adam Sandler ‘m uitbundig schallen voor de man die op de schouders van helden zoals Muhammad Ali en Richard Pryor ging staan en zo zelf ook een sleutelrol heeft gespeeld in de emancipatie van Afro-Amerikaanse acteurs en komieken. Being Eddie is daardoor geslaagder als portret van het fenomeen Eddie Murphy dan van de man die daarachter schuilgaat.

Coexistence, My Ass!

Autlook

Nu ze al 32 is, maakt het haar familie niet meer uit of ze met een Jood trouwt of niet, vertelt de Israëlische stand-up comedian Noam Shuster Eliassi in 2019 op de Arabische televisiezender i24 News. Zolang ze maar trouwt. In die tijd zoeken de gezworen vijanden Israël en Saoedi-Arabië net toenadering tot elkaar. Noam ziet haar kans schoon. Één en één is twee. ‘Ik dacht bij mezelf: ik wil niet zomaar iemand’, stelt ze olijk. ‘Ik mik hoog. En weet je wie ik zie als ik omhoog kijk? MBS.’ Ze kijkt recht in de camera en richt zich direct tot de omstreden Saoedische kroonprins Mohammad bin Salman: ‘You want peace in the Middle East, you’ll have a piece of this. Wink-wink.’

Ze gaat direct ‘viral’. Het blijkt een breekpunt voor Shuster, die haar carrière als vredeszoeker bij de Verenigde Naties heeft ingeruild voor een microfoon en podium en ineens een groot publiek bereikt. Ze kan daar overigens smakelijk over vertellen in haar one-woman show Coexistence, My Ass! (91 min.). Zoals ook haar jeugd in de ‘oase van vrede’ Neve Shalom / Wahat Al-Salam, een dorp waar Israëliërs en Arabieren uit vrije wil zijn gaan samenwonen, met een vette knipoog wordt belicht. Ze leerde er als kind zowel Hebreeuws als Arabisch, ontmoette haar beste (Palestijnse) vriendin Ranin en mocht bloemen overhandigen aan prominente gasten zoals Hillary Clinton en Jane Fonda.

Die stand-up comedyshow vormt tevens de onderlegger voor deze ferme documentaire van Amber Fares, die via haar protagonist de recente historie van de Israëli’s en Palestijnen belicht. Dat begint nog tamelijk luchtig, met veel ruimte voor Shusters (zelf)relativerende humor, maar wordt richting de verkiezingen van 2023, waarbij Benjamin Netanyahu en enkele radicaal-rechtse partijen aan de macht komen, allengs grimmiger. Een man noemt Noam bijvoorbeeld ‘een vijand van de staat’. Ja, beaamt zij, ‘een vijand van de fascistische staat’. De terroristische aanslagen van 7 oktober 2023 en Israëls vernietigende respons in Gaza moeten op dat moment nog komen.

Ook de overtuigingen van vredesactivisten zoals Noam Shuster Eliassi worden dan, getuige deze verfrissende film over een zwaarbeladen onderwerp, danig op de proef gesteld. Haar gevoel voor humor, broodnodig in deze hachelijke tijden, dreigt haar in de steek te laten – ook al lijkt ze zowaar, op de valreep, nog wel een kerel aan de haak te hebben geslagen.

John Candy: I Like Me

Prime Video

‘Had ik maar meer slechte dingen over hem te zeggen’, begint zijn vriend en collega Bill Murray bij de start van de documentaire John Candy: I Like Me (112 min.) van Colin Hanks. ‘Maar dat is het lastige als je het over John hebt. Mensen hebben weinig slechte dingen over hem te zeggen.’

Dat is een wat ontmoedigende start voor een bijna twee uur durend portret van een comedian, die al ruim dertig jaar dood is. Zeker als daarna de gloedvolle speech van Dan Aykroyd, een andere vriend en collega, bij Candy’s uitvaart op 18 maart 1994 is te horen, begeleid door een wervelende collage van zijn rollen in Hollywood-hits als StripesSplash en Uncle Buck. Prachtvent, vermoedelijk. Maar is nu in wezen niet alles al verteld? 

Vooruit, John Candy (1950-1994) groeide op in de omgeving van Toronto, verloor zijn vader toen hij vijf was en zou altijd het gevoel houden dat hij in geleende tijd leefde. Terwijl de Canadees naam maakte als komiek bij de Amerikaanse sketchshow SCTV, met de bijnaam Johnny Toronto, en vervolgens doorbrak in Hollywood bleef Candy bang dat hij net als zijn vader niet ouder zou worden dan 35. Ook zijn ongezonde levensstijl speelde hem daarbij natuurlijk parten.

Vanwege zijn overgewicht zou hij ook vaak getypecast worden als gezellige en grappige dikkerd. Het succes dat hij zo kreeg kon de pijn die hij daarvan had nooit volledig wegnemen. Vanwege aanhoudende twijfel en onzekerheid besloot de onvervalste ‘people pleaser’ uiteindelijk om in therapie te gaan en een diëtist in te huren. En toen, op de set van de film Wagons East, kreeg John Candy op slechts 43-jarige leeftijd een hartaanval.

Een combinatie van verwanten, waaronder zijn vrouw Rose, zoon Christopher en dochter Jennifer, en collega’s zoals Dan Aykroyd, Martin Short, Steve Martin, Conan O’Brien, Mel Brooks, Macauley Culkin en Tom Hanks plaatsen zijn veel te korte leven nog eens in perspectief. Een sympathieke, getalenteerde en gulle man, als we hen mogen geloven in deze vermakelijke film, die alleen wel een kartelrandje had kunnen gebruiken.

Want naar wat de man nu werkelijk dreef, hoe hij echt was als partner en vader en of hij niet liever in wat zwaardere films had gespeeld, blijft ‘t, ook na bijna twee uur, nog altijd gissen.

The Aristocrats

Think Film

Een documentaire over één enkele grap. Met een enorme baard bovendien, zo oud als Methusalem. Waarvan de clou ook al meteen wordt weggegeven: The Aristocrats (88 min.), juist. En toch blijft deze docu van Paul Provenza en Penn Jilette uit 2005 bijna anderhalf uur lang boeien en vermaken.

Want het gaat niet om de eindbestemming, de zogenaamde ‘punchline’, maar om de weg daarnaartoe, bezweren honderd bekende komieken en entertainers, waaronder George Carlin, Jon Stewart, Robin Williams, Chris Rock, Whoopi Goldberg, Bob Saget, Eric Idle, Penn & Teller, Howie Mandel, Eddie Izzard, Carrie Fisher, Don Rickles, Drew Carey, The Amazing Johnathan en Sarah Silverman.

Ieder van hen vertelt ook z’n eigen versie van de aloude grap. De ene nog ranziger dan de andere. Alles mag – zolang er maar veel poep en pis, seks en geweld inzit. Liefst in combinatie met dieren. Op weg naar een ‘pointe’ die iedereen al minutenlang ziet aankomen, laat de verteller zien uit welk hout hij of zij is gesneden en welke variaties ie op het welbekende thema kan bedenken.

Een South Park-versie bijvoorbeeld, waarin een onverstoorbare Cartman de andere personages uit de animatieserie vergast op zijn Artistocrats-grap. Of de roast van Playboy-baas Hugh Hefner door komiek Gilbert Gottfried, die kort na de terroristische aanslagen van 11 september 2001 zijn publiek voor het eerst weer eens ouderwets laat lachen. Dat mag dan (blijkbaar) weer.

De grove grap zegt iets over de normen en waarden van een samenleving, concluderen de medewerkers van The Onion, het Amerikaanse voorbeeld van De Speld, tijdens een redactievergadering. Wat als grappig wordt beschouwd, waar de grens ligt en of die met de tijd verandert. Met seks valt in elk geval nauwelijks meer te shockeren, concluderen ze eensgezind, nu zo’n twintig jaar geleden.

Deze film bestaat vrijwel volledig uit gesproken woord – interviews, het vertellen van de grap en enkele performances – en is nog altijd buitengewoon grappig. Juist door de voorspelbaarheid ervan. The Aristocrats wordt bovendien geheel in stijl afgesloten, met een zeer geruststellende gedachte in de aftiteling: ‘No animals were fucked during the making of this film.’

Ladies & Gentlemen… 50 Years Of SNL Music

Saturday Night Live

Als je ruim twee uur toch wat te gortig vindt voor een documentaire over de live-optredens in een legendarische Amerikaanse comedyshow, houdt ‘t dan simpelweg bij het intro van de film. Welgeteld vijf minuten puur muzikaal genot.

Nelly doet ‘t met Franz Ferdinand. Mmmbob van Hanson en Chers I Found Someone versmelten met elkaar. Queens Another One Bites The Dust lanceert Ice Ice Baby (Vanilla Ice), She Drives Me Crazy (Fine Young Cannibals) en Love Is A Wonderful Thing (Michael Bolton). John Mellencamp, INXS en Roy Orbison vechten ‘t samen uit. Prince, Rick James en Duran Duran jutten elkaar op. Lenny Kravitz leent het ritme van James Brown. Billie Eilish botst op U2 en Olivia Rodrigo. En *NSYNC, Dido en Destiny’s Child steken elkaar de helpende hand toe.

Deze volvette mashup, waarin de hoogte- en dieptepunten uit Saturday Night Live’s rijke muzikale historie zijn samengebald, vormt de opmaat naar Ladies & Gentlemen… 50 Years Of SNL Music (128 min.) van Oz Rodriguez en Ahmir ‘Questlove’ Thompson, de drummer van de hiphopgroep The Roots en maker van de muziekdocu’s  Summer Of Soul (…Or, When The Revolution Could Not Be Televised), een terugblik op het Harlem Cultural Festival in 1969, en Sly Lives! (Aka The Burden Of Black Genius), een portret van de legendarische funkband Sly & The Family Stone.

De Saturday Night Live-film, opgebouwd uit thematische hoofdstukjes van een minuut of negen, belicht met comedians die tot het vaste ensemble behoorden (zoals Eddie Murphy, Adam Sandler, Maya Rudolph,  Bill Hader en Jimmy Fallon) en artiesten die er optraden (Mick Jagger, Billie Eilish, Dave Grohl, Olivia Rodrigo, Miley Cyrus, Debbie Harry, Tom Morello, Jack White en Dua Lipa) de roemruchte geschiedenis van het New Yorkse televisieprogramma, dat al een halve eeuw een podium biedt aan nieuwe en gevestigde artiesten om zich live (LIVE!) te manifesteren.

Vanaf het allereerste optreden – Billy Preston in oktober 1975 – probeert het programma van showrunner Lorne Michaels de artiesten van het moment te strikken en vóór de trends uit te programmeren. Deze docu herbergt talloze van zulke dampende performances: Funky Four Plus One, Elvis Costello, Run-DMC, David Bowie, Nirvana en Adele. En soms veroorzaken die commotie. Na een tegendraads optredens van Captain Beefheart roept iemand uit het publiek hoorbaar ‘shit!’. Sinéad O’Connor verscheurt een foto van de paus. En Kanye West gaat z’n boekje weer eens helemaal te buiten.

En wat is er nu mooier dan om die artiesten ook te laten participeren in sketches? Madonna als ordinaire fan van Barbra Streisand. Paul Simon die Still Crazy After All These Years zingt in een belachelijk vogelpak). En Dave Grohl als de drummer van een punkband die een bruiloft versjteert. Saturday Night Live creëert overigens ook z’n eigen muzikale helden als John Belushi en Dan Aykroyd The Blues Brothers vormen, Eddie Murphy zich in James Brown’s Hot Tub Party waagt en het trio The Lonely Island hilarische muziekvideo’s zoals Dick In A Box begint uit te brengen.

Aan het niveau van dat daverende intro kan Ladies & Gentlemen… 50 Years Of SNL Music in de navolgende twee uur, die even fragmentarisch als vermakelijk zijn, niet meer tippen. Één probleem: zie hem na die eerste vijf minuten nog maar eens af- of stil te zetten.

Outstanding: A Comedy Revolution

Netflix

‘Is het Witte Huis bekend met deze epidemie, Larry? Het wordt de ‘gaypest’ genoemd.’

– gelach

‘Echt’, probeert de journalist weer. ‘Het is heel ernstig. Één op de drie patiënten sterft. Is de president daarvan op de hoogte?’

‘Ík heb het niet’, reageert de woordvoerder van de Amerikaanse president Reagan. ‘Jij wel?’

‘Je hebt het niet. Dat is goed om te horen, Larry. Ziet het Witte Huis dit als een grap?’

Het lachen is Amerikaanse gays dan, in 1982, allang vergaan. AIDS ontwricht hun complete gemeenschap. Het zal niettemin nog tot drie jaar duren voordat president Ronald Reagan het woord ‘AIDS’ voor het eerst in de mond neemt.

Getuige de documentaire Outstanding: A Comedy Revolution (99 min.) van Page Hurwitz zijn ‘t tevens zware jaren voor queer-comedians, die worden geconfronteerd met bepaald niet homovriendelijke performances van collega’s zoals Eddie Murphy, Sam Kinison en Andrew Dice. Met hedendaagse ogen bekeken is het nauwelijks voor te stellen dat er destijds geen haan kraaide naar hun lompe en smakeloze grappen.

Dat is en blijft natuurlijk ook de vraag bij humor: wanneer houdt simpelweg de draak steken op en begint bijvoorbeeld queerhaat? Hoe moeten bijvoorbeeld de transgrappen van Ricky Gervais, Bill Maher en Dave Chapelle worden geduid? En kan en mag je daarbij het verband leggen met geweld tegen de LHBTIQ+-gemeenschap? ‘Er bestaat niet zoiets als: just kidding’, stelt Robin Tyler, die in de jaren zeventig als één van de eerste vrouwen uit de kast kwam. ‘Dus als iemand homofobe grappen maakt, menen ze het.’

Met comedians van verschillende generaties zoals Lily Tomlin, Sandra Bernhard, Scott Thompson, Margaret Cho, Rosie O’Donnell, Wanda Sykes, Tig Notaro, Eddie Izzard en Hannah Gadsby loopt Hurwitz in deze vlotte film belangrijke ijkpunten uit de geschiedenis van de Amerikaanse queerhumor door. Het pionierswerk van Moms Mabley en Christine Jorgensen bijvoorbeeld, de bikkelharde ‘truthin’ van Richard Pryor bij een homorechten-benefiet en Ellen DeGeneres’ coming out op televisie.

‘Comedy geeft mensen de kans om de wereld door de ogen van een ander te zien’, betoogt Judy Gold. ‘En een goede komiek laat je lachen en zet je aan het denken. En verandert misschien zelfs hoe je denkt.’ Dat lijkt tevens de boodschap van deze film, waarin iedereen ‘t wel heel erg eens is met elkaar. Outstanding had enkele stoorzenders kunnen gebruiken om de discussie over wat wel en niet kan nog wat verder op scherp te zetten en samen de eventuele grenzen aan de vrijheid van meningsuiting verder af te tasten.

Eddie Murphy: Hollywood’s Black King

Arte

Het is een veelbeproefd procedé, in het bijzonder bij de Frans-Duitse cultuurtelevisiezender Arte: neem een bekende Hollywood-ster, trek zijn hele catalogus leeg en verzamel nog wat archiefinterviews en media-optredens. Zoek vervolgens een weg door die enorme berg aan materiaal, vat die in een helder uitgangspunt samen en geef tenslotte een alwetende verteller de opdracht om op basis daarvan koers te zetten door dat materiaal.

Met neme: Eddie Murphy: Hollywood’s Black King (52 min.). Regisseur Antoine Coursat trekt de hele filmografie van de Afro-Amerikaanse komiek en acteur leeg (van 48 Hours en Beverly Hills Cop tot Coming To America en The Nutty Professor), selecteert enkele hoogtepunten uit zijn met emmersvol ‘fucks’, machismo en platte grappen overladen stand-upcomedy optredens, verzamelt promo-interviews en talkshowoptredens en laat dit vervolgens uitserveren door actrice Aline Afanoukoe, vanuit het frame dat Eddie Murphy Hollywood in de jaren tachtig en negentig heeft opengebroken voor Zwart Amerika en daarvoor pas later écht de credits heeft gekregen. Met een beetje pas- en meetwerk is elke bokkensprong van Murphy daarin onder te brengen.

Soms moet Coursat echt een flinke U-bocht maken. ‘Donkey is een komisch spiegelbeeld van Murphy en ze hebben veel gemeen’, laat hij Afanoukoe bijvoorbeeld debiteren tussen oneliners van het Eddie Murphy-personage in de animatiefilmserie Shrek. ‘Hij is praatgraag. Irritant, maar recht voor z’n raap. Hij slaat de spijker op z’n kop en houdt de vaart in het verhaal.’ Ze concludeert: ‘Als rebelse en irritante held van de populairste animatie van de jaren nul was hij zich ervan bewust dat het personage hem overschaduwde.’ Waarna Murphy zelf de gedachte afmaakt in een tv-interview. ‘Ik heb altijd gezegd: als ik nog een keer dood neerval, komt er een foto van die ezel in de krant met: Eddie Murphy is overleden.’

Voor een diepgaand psychologisch portret van een beeldbepalende figuur uit de internationale entertainmentwereld volstaat deze benadering niet, maar als hap-slik-weg carrièreoverzicht van een celebrity, dat bovendien van een serieus maatschappelijk randje is voorzien, heeft Eddie Murphy: Hollywood’s Black King zeker z’n charme.

Trailer Eddie Murphy: Hollywood’s Black King

STEVE! (martin) – A Documentary In 2 Pieces 

Apple TV+

‘Steve, mag ik je één vraag stellen?’ smeekt sterreporter Dennis Pennis, een vilein typetje van de Britse acteur Paul Kaye dat in het leven is geroepen om op de rode loper Hollywood-sterren te beledigen, aan de Amerikaanse komiek Steve Martin. Na enig aarzelen stemt die in. De vraag is dodelijk: ‘Hoe komt ’t dat je niet meer grappig bent?’

De pijnlijke scène is exemplarisch geworden voor de verwording van Steve Martin in de jaren negentig tot een zouteloze entertainer en laat in de documentaire STEVE! (martin) – A Documentary In 2 Pieces (191 min.) tot halverwege het tweede deel op zich wachten. Met de filmflop Mixed Nuts (1996) is zijn carrière dan helemaal vastgelopen. Als ook zijn huwelijk strandt, lijkt een gigantische midlifecrisis niet meer af te wenden.

Dit tweeluik van regisseur Morgan Neville, die met documentaires als 20 Feet From StardomWon’t You Be My Neighbor? en They’ll Love Me When I’m Dead alle uithoeken van de entertainmentwereld al eens heeft onderzocht, is dan bijna tweeënhalf uur onderweg. Then, de opwindende eerste film, heeft zich volledig gericht op de eerste twintig jaar van Martins carrière, waarin hij probeert door te breken als stand-upcomedian.

Dit heeft nogal wat voeten in de aarde. Martins act als ‘arrogante idioot’ lijkt lang te dwars voor een groot publiek. Pas als hij door de televisie wordt ontdekt en een plek bemachtigt bij het populaire programma Saturday Night Live is er geen houden meer aan. De ‘goofy’ Martin wordt de succesvolste Amerikaanse comedian aller tijden, een man die met flauwe, bizarre en hilarische toeren het halve land de slappe lach bezorgt.

Die eerste fase van ‘s mans loopbaan wordt door Neville buitengewoon zwierig opgetekend met prachtig archiefmateriaal, dat ruimte krijgt om te ademen en tegelijkertijd zo opwindend is gemonteerd dat de gekte van Martins act opnieuw voelbaar wordt. De man zelf en mensen uit zijn directe omgeving geven daarbij, volledig buiten beeld, tekst en uitleg. ‘Ik garandeer je: ik heb geen talent’, zegt Martin bijvoorbeeld stellig. ‘Géén!’

Als hij eind jaren zeventig, na heel veel vallen en nog meer opstaan, desondanks op eenzame hoogte belandt, besluit Steve Martin het roer om te gooien. ‘De act is in essentie een concept’, constateert hij aan het einde van STEVE!’s eerste deel. ‘En toen ik dat concept eenmaal door had, viel er eigenlijk niets meer te ontwikkelen. Ik had mijn eigen doodlopende straat gecreëerd.’ Hij besluit de afslag richting Hollywood te nemen.

Docu 2, Now, slaat direct een geheel andere toon aan: in de openingsscène maakt de hoofdpersoon rustig een ontbijtje in zijn keuken. Hij laat zich vervolgens uitgebreid interviewen over zijn leven en loopbaan, observeren tijdens z’n dagelijks leven en filmen tijdens een brainstormsessie met zijn beste vriend en collega Martin Short, waarin de twee luchtig (bijna-)grappen uitwisselen. Het is een totaal andere film – en een totaal andere Steve Martin.

Doelbewust gemaakt ook met een andere editor, componist en vormgever, stelt Neville in dit interessante interview. Collega’s als Tina Fey, Eric Idle, Diane Keaton, Jerry Seinfeld en Lorne Michaels komen bovendien aan het woord in dit tweede STEVE!-deel. Net als Martin zus Melinda Dobbs en tweede echtgenote Anne Stringfield. Zij helpen mee om de achterkant in beeld te krijgen van een man, die zichzelf altijd graag buiten beeld houdt.

Die persoonlijke onderlaag helpt Now overeind. Want in eerste instantie voelt de docu als een koude douche na de enerverende eerste film. Het tweede deel zorgt wel voor verdieping. Over het liefdeloze WASP-gezin waarin Martin opgroeide bijvoorbeeld. Dat verleden blijft hem achtervolgen. Nadat hij Steve’s succesfilm The Jerk (1979) heeft gezien, zegt zijn vader bijvoorbeeld helemaal niets. Op de vraag wat ie ervan vindt, antwoordt hij: ‘Nou, tis geen Charlie Chaplin.’

Gezamenlijk vormen de twee delen, de doldwaze achtbaan en de enigszins bedaagde reflectie daarna, een compleet portret van een eigenzinnige kunstenaar, die sinds zijn midlifecrisis z’n vleugels heeft uitgeslagen richting theater, muziek, literatuur en cartoons, op z’n oude dag toch weer is gaan standuppen en zowaar nog gelukkig is geworden ook – al blijft ‘toen’ voor de buitenwacht toch echt nog wel een stukje leuker dan ‘nu’.

Sorry/Not Sorry

Dogwoof

Het had zomaar een grap kunnen zijn: mag ik even mijn piemel uit m’n broek halen? Voordat de vrouwen in kwestie, in veel gevallen collega-comedians, echter goed en wel doorhadden dat hij ‘t meende, had Louis C.K. de daad al bij het woord gevoegd. Hij haalde zijn penis voor de dag en begon in hun aanwezigheid te masturberen.

Het wás in zekere zin ook een grap. Althans, de achterkant van een grap. De populaire Amerikaanse komiek maakte continu gênante grappen over masturbatie en de vunzige gedachten die vrouwen in hem losmaakten. Dat maakte hem juist leuk, scherp en lekker ongemakkelijk. Totdat het publieke geheim – iedereen in zijn (professionele) omgeving wist ervan of had ervan kunnen of moeten weten – daadwerkelijk publiek werd gemaakt.

Dat gebeurde in de nasleep van de affaire rond Harvey Weinstein, de filmproducent die talloze jonge actrices zou hebben misbruikt. In het najaar van 2017 brachten #metoo-beschuldigingen de ene na de andere machtige man in de entertainmentwereld in ernstige verlegenheid. Louis C.K. werd één van hen. Een schuldbewuste, zo leek het. ‘These stories are true’, gaf hij toe – en werd vervolgens gecanceld. Totdat hij binnen een jaar tóch z’n comeback maakte.

In Sorry/Not Sorry (90 min.) analyseren Caroline Suh en Cara Mones met een paar gemaltraiteerde vrouwelijke collega’s, enkele andere stand-upcomedians en insiders uit de entertainmentwereld De Kwestie Louie C.K.: hoe zijn gedrag zo lang binnenskamers kon blijven, waarom mannelijke collega’s maar geen afstand van hem nemen en zijn gedrag blijven bagatelliseren en hoe hij in tijden van ‘cancelcultuur’ gewoon kon terugkeren naar het grote publiek.

Deze film wil dus meer zijn dan de zoveelste #metoo-docu, waarin een held van zijn voetstuk wordt gestoten met een opeenstapeling van slachtofferverhalen. Suh en Mones proberen ook te vatten hoe een man die in zijn oeuvre bepaald geen geheim maakte van zijn karakterzwaktes – net als overigens shockrocker Marilyn Manson en comedian Russell Brand – toch zo lang buiten schot kon blijven. Zaten (en zitten) zijn grappen het zicht op de werkelijkheid in de weg?

Voor menige collega heeft de comedian echter wel degelijk zijn geloofwaardigheid verloren. ‘In al die tijd waarin hij ons vertelde over wie hij was en wat zijn zwakheden waren, hield hij één kant van zichzelf verborgen’, stelt entertainmentjournalist Sean L. McCarthy. ‘En daarmee komen we terug bij de discussie: is een comedian een grappenmaker of een waarheidszegger? Moeten de grappen een soort diepere waarheid bevatten? Of zijn het gewoon grappen?’

In het geval van Louis C.K. is menigeen het lachen inmiddels wel vergaan – al blijft hijzelf gewoon grappen maken.

Albert Brooks: Defending My Life

HBO Max

Ze kennen elkaar van de Beverly Hills High School, de maker en hoofdpersoon van deze documentaire. Albert zei toen tegen Rob, die hij ontmoette bij toneelles, dat hij de bekende komiek Carl Reiner kende. ‘Ik ook’, antwoordde Rob. ‘Het is mijn vader.’

Zo zaten er nog wel meer kinderen van bekendheden in de klas. De dochters van acteur Lee J. Cobb en comedian Groucho Marx bijvoorbeeld. De latere topacteur Richard Dreyfuss zat er ook. En Albert natuurlijk. Die eigenlijk geen Brooks heet, maar Einstein. Die voornaam was een grapje van zijn vader, de komiek Harry Einstein (alias Parkyakarkus).

Voor Albert Brooks: Defending My Life (85 min.) nemen de hoofdpersoon en Rob Reiner plaats aan een tafeltje in een restaurant en halen samen herinneringen op. Albert Brooks krijgt alle gelegenheid om smakelijke anekdotes en grappen uit te serveren en mag daarbij rekenen op de gulle lach van zijn gesprekspartner, met wie hij nu al zestig jaar bevriend is.

Hun conversatie wordt gestut met geinige fragmenten uit Brooks’ optredens, talkshows en films en aangevuld door zijn vrouw en kinderen en een heuse sterrencast, bestaande uit Chris Rock, Jon Stewart, Ben Stiller, Larry David, Steven Spielberg, Judd Apatow, David Letterman, Sharon Stone, Conan O’Brien, Sarah Silverman, Brian Williams, Tiffany Haddish en Jonah Hill.

Zij hebben natuurlijk niets dan lof voor de ontregelende punkrocker onder de Amerikaanse comedians, een man die ongemak opzocht, zichzelf daarbij niet spaarde en zijn tijd volgens hen altijd vooruit was. ‘Ik zou liever Alberts carrière hebben gehad dan mijn eigen carrière’, vat David Letterman ‘t in dit veilige, positief ingestoken portret nog even netjes samen.

Rob Reiner, die zelf toch filmklassiekers als This Is Spinal Tap, Stand By Me en When Harry Met Sally regisseerde, is ongetwijfeld dezelfde mening toegedaan. En dat is dan weer een tamelijk wankel uitgangspunt voor een spannend portret, waarin de hoofdpersoon echt wordt ontleed en doorgrond.

Russell Brand: In Plain Sight

Channel 4

Net als bij Marilyn Manson, die consequent seks en geweld vervlecht in zijn metalmuziek, heeft Russell Brand zijn perverse ideeën nooit hoeven te verschuilen. Ze waren alomtegenwoordig in zijn publieke optredens en comedy shows. Over zijn favoriete pijpbeurten bijvoorbeeld, waarbij de mascara van de vrouw uitloopt. Spugen tijdens de seks. Of zijn naakte assistente die hij belooft aan Jimmy Savile, sindsdien ontmaskerd als een seriemisbruiker. Alleen had niemand door – of wilde niemand er écht aan – dat in Brands grappen een verdorven kern van waarheid zat.

Niet verhuld dus – zoals bij Bill Cosby die zich, met de blik van nu, allerlei dubbelzinnige opmerkingen permitteerde als ‘vrouwenarts’ in The Cosby Show – maar gewoon open en bloot. Als onderdeel van zijn act als zelfverklaarde seksverslaafde, die door de tabloids meermaals werd verkozen tot ‘shagger of the year’. Dat hij daarbij ook minderjarige meisjes scoorde kon geen verbazing wekken. Dat hij regelmatig over andermans grenzen ging vast ook niet. Maar dat hij ook overging tot verkrachting paste dan weer niet in zijn imago van onweerstaanbare womanizer.

Toch is dat precies wat enkele vrouwen beweren in de #metoo-docu Russell Brand: In Plain Sight (78 min.). Ze doen dat veelal geanonimiseerd. Hun verklaringen worden bevestigd door direct betrokkenen bij tv-shows die Brand presenteerde. Achter de schermen bij de Endemol-producties zoals Big Brother en Kings Of Comedy kon sowieso iedereen zien dat Brand permanent vrouwen ronselde. De producenten hadden niet voor niets – tevergeefs, overigens – in zijn contract laten opnemen dat hij geen seks mocht hebben met vrouwen die bij het programma hoorden.

Russell Brands opdrachtgevers, waaronder de BBC (eerder ernstig in verlegenheid gebracht door het misbruikschandaal rond Jimmy Savile) en Channel 4 (de zender die deze degelijke tv-docu van Alice McShane uitzendt), wassen ondertussen hun handen in onschuld met lange schriftelijke verklaringen, waarin ze met veel woorden zo min mogelijk zeggen en tegelijkertijd natuurlijk het belang van een veilige werkomgeving benadrukken. Dat voelt inmiddels vertrouwd: de echte (machts)wellustelingen kunnen alleen hun gang gaan als hun directe omgeving structureel een oogje dichtknijpt.

Afgaande op In Plain Sight, dat door hemzelf in een videoboodschap wordt afgedaan als een ‘gecoördineerde aanval’, was Russell Brand toch echt meer dan het liederlijke seksbeest dat hij altijd aan de wereld heeft gepresenteerd.

Russell Brand: In Plain Sight is hier te bekijken.

Being Mary Tyler Moore

HBO

Met een hedendaagse bril bekeken oogt ze als een gedateerde verpersoonlijking van ‘the all American Girl’: knap, keurig en met een tandpastaglimlach. In de succesvolle sitcom The Dick van Dyke Show (1961-1966) bleef Mary Tyler Moore bovendien netjes in de schaduw van het centrale personage Dick van Dyke. Ze was zijn gedienstige, best wel grappige echtgenote, zo’n vrouw waaraan niemand in het Amerika van na de Tweede Wereldoorlog zich een buil kon vallen.

Nadat het doek viel voor het populaire televisieprogramma – waarin Moore overigens en passant had aangetoond dat vrouwen méér konden zijn dan alleen ‘mooi’, tóch humor konden hebben en zelfs een broek mochten dragen – zou ze zich na een flinke crisis begin jaren zeventig heruitvinden voor haar eigen comedy, The Mary Tyler Moore Show. Als gescheiden vrouw (!). In een serie bovendien die, voor het eerst, ook voor een belangrijk deel werd geschreven door vrouwen.

De gedegen documentaire Being Mary Tyler Moore (120 min.) belicht hoe het Amerikaanse burgervrouwtje – in werkelijkheid al voor de tweede keer gehuwd, ze zou in totaal driemaal trouwen – dan verzeild raakt in de tweede feministische golf en die in zekere zin ook toegankelijk maakt voor ‘mainstream America’. Dan valt de hoofdpersoon van deze film van James Adolphus voor even helemaal samen met de wereld en het tijdsgewricht waarvan ze deel uitmaakt.

Verder belicht dit postume portret Moore’s persoonlijke leven (drie huwelijken dus en een destructieve gewoonte, die ze gemeen had met haar moeder) en carrière (na haar eigen show volgden nog een carrière op Broadway, een gelauwerde rol in het filmdrama Ordinary People en het woordvoerderschap van een diabetesvereniging). Ze werd bovendien een voorbeeld voor comédiennes zoals Rosie O’Donnell, Julia Louis-Dreyfus en Reese Witherspoon, die haar hier eer bewijzen.

Samen met familieleden, intimi en directe collega’s als Dick van Dyke, regisseur/comedian Rob Reiner (de zoon van Dick van Dyke Show-bedenker Carl Reiner), acteur Ed Asner en schrijver Treva Silverman halen zij de vrouw achter de kamerbrede glimlach vandaan. Dat is bepaald geen sinecure. Want hoewel Mary Tyler Moore een leven in de spotlights leidde, hield ze haar kaarten het liefst stevig tegen haar borst. Een gereserveerde vrouw die kon (laten) lachen als de beste.

KSI: In Real Life

Prime Video

‘Volgens mij weet niemand wie ik echt ben’, dropt de hoofdpersoon, netjes in het intro van de film, een leidmotief voor KSI: In Real Life (93 min.). ‘Zelfs ikzelf niet.’ Vanaf het allereerste moment is dus glashelder wat het doel is van dit portret: de man achter de beroemde ‘YouTuber turned rapper’ vandaan halen. Herstel: ‘YouTuber turned rapper, comedian, restauranteigenaar en wodkaverkoper’.

KSI (echte naam: Olajide Olayinka Williams ‘JJ’ Olatunji) lijkt zo’n vat dat maar niet gevuld raakt – ook omdat er stiekem van alles weglekt. Voordat hij nu Amerika gaat veroveren, vertelt hij samen zijn ouders en jongere broer Deji het verhaal van zijn leven. Hij groeide op in een typisch immigrantengezin in Engeland. Zijn ouders waren vanuit Nigeria overgekomen om hun kinderen een beter leven te geven. JJ werd echter geen arts, maar een YouTube-fenomeen dat al snel meer knaken binnenbracht dan zijn ouders in hun stoutste dromen hadden kunnen bedenken.

Getuige deze volgdocu van Wes Pollitt heeft dat wel de nodige restschade in de familie veroorzaakt. De relatie tussen JJ en Deji, met wie hij jarenlang een duo vormde op YouTube, is bijvoorbeeld ernstig verzuurd. Uiteindelijk raakten ze verzeild in een publieke ruzie, inclusief internetrants en disvideo’s (of was dat gewoon onderdeel van het spel? vraagt een scepticus zich wellicht af). ‘Zouden jullie zonder het internet een betere relatie hebben gehad? wil Pollitt weten als de broers de breuk, voor de camera natuurlijk, weer proberen te lijmen. ‘Zeker weten’, antwoordt Deji. ‘Het is geen vloek, maar het zou anders zijn geweest. We zouden hechter zijn.’

Als JJ over zijn ouders begint, barst hij spontaan in tranen uit. En het liedje You wil hij ook even niet spelen, nu zijn relatie aan gruzelementen ligt. ‘Hoe kan ik van iemand houden als ik niet van mezelf houd?’ tweet hij vervolgens in een wanhopige bui. Tijd voor therapie. En een eigen kasteeltje, waar hij in de beste Cribs-traditie graag een rondleiding geeft en dan zelf zowaar ook nog nieuwe ontdekkingen doet. JJ is in wezen een introverte jongen, zo wil het verhaal. Hij heeft zichzelf via een alter ego opnieuw uitgevonden, beschouwt de camera inmiddels als een dierbare vriend en heeft van overschreeuwen en weglachen zijn tweede natuur heeft gemaakt.

In deze real life-poppenkast verzorgt hij als een typische clown, met en plein public de lach aan zijn kont en achter de schermen permanent een traan die op weg is naar een ooghoek, bijna anderhalf uur ongegeneerd volksvermaak. Waarna dan eindelijk – de film heeft immers een emotionele climax nodig – dat gesprek met zijn afstandelijke vader wordt opgezet, waarnaar hij al zo lang verlangt. Voor de camera, natuurlijk.

George Carlin’s American Dream

HBO

Zijn haar was langer geworden, hij had zijn baard laten staan en uit zijn mond kwam ineens subversieve humor, maatschappijkritiek en schuttingtaal. Eind jaren zestig draaide George Carlin (1937-2008) zijn carrière als salonfähige tv-ster rigoureus de nek om. De New Yorkse stand-upcomedian begon te zeggen wat hij écht op zijn lever had en werd zo een controversieel uitgangbord van de tegencultuur. Volgens Stephen Colbert ontwikkelde Carlin zich tot niets minder dan ‘the Beatles van comedy’. En toen moest hij nog beginnen met cocaïne….

Die voorliefde voor coke werd op een gegeven moment wel een probleem in Huize Carlin, vertelt zijn dochter Kelly in het tweedelige portret George Carlin’s American Dream (217 min.) van Judd Apatow en Michael Bonfiglio. Zeker omdat haar moeder Brenda tegelijkertijd een fikse alcoholverslaving had opgebouwd. Tegen de tijd dat alles weer min of meer onder controle werd Carlin bovendien alweer beschouwd als ‘yesterday’s news’, een relikwie van de swingende jaren zestig. Het zou hem vele jaren – en enkele hartaanvallen – kosten voordat hij weer op de bok zat.

Dat welbekende verhaal van opkomst, ondergang en wederopstanding van een gevierde held wordt hier opgedist met oude interviews met de man zelf, zijn veelvuldige bezoekjes aan talkshows en – natuurlijk – talloze bikkelharde, scherpzinnige en grappige fragmenten uit zijn shows. ‘s Mans broer Patrick, jeugdvriend Randy Jurgensen, enkele vaste medewerkers en collega’s zoals Jerry Seinfeld, Chris Rock, Bette Midler, Kevin Smith, Patton Oswalt en Jon Stewart zetten de vertelling luister bij met persoonlijke herinneringen, fijne observaties en kostelijke anekdotes.

Rechttoe rechtaan – maar daarmee niet minder doeltreffend – schetsen Apatow en Bonfiglio hoe Carlin zichzelf steeds opnieuw uitvindt als comedian en uiteindelijk een tamelijk donkere afslag neemt. Hij gaat steeds feller tekeer tegen alles en iedereen, de kerk en conservatieve politici in het bijzonder. Een vlijmscherpe man, moe van de mens, maar desondanks altijd op zoek naar een diepere waarheid. ‘Ze zeggen soms tegen mij: jij probeert mensen aan het denken te zetten’, vertelde hij daar zelf eens over. ‘En dan zeg ik: nee, dat zou de dood in de pot zijn. Ik laat ze zien dat ík denk.’

Een kleine vijftien jaar na zijn dood staat George Carlins zwartgeblakerde visie op Amerika nog steeds recht overeind, getuige een urgente slotsequentie waarin zijn genadeloze ‘rants’ over het land van de hoop en dromen perfect blijken te matchen met actuele nieuwsgebeurtenissen. ‘Het wordt de Amerikaanse Droom genoemd’, sneert die welbekende messcherpe stem, terwijl de film maar een climax toewerkt. ‘Want je moet wel flink zitten te slapen om hem te kunnen geloven.’

We Need To Talk About Cosby

Showtime

Als Zwart Amerika één gidsfiguur heeft gehad in de tweede helft van de twintigste eeuw, dan was het Bill Cosby. Ga maar na: hij geldt als de eerste breed geaccepteerde zwarte stand-up comedian, had als allereerste Afro-Amerikaan een hoofdrol in een televisieserie (I Spy), ontwikkelde zich in de jaren zeventig tot de grote kindervriend Fat Albert en floreerde tenslotte jarenlang als Amerika’s favoriete vaderfiguur Cliff Huxtable in de immens populaire The Cosby Show. En toen staken er steeds hardnekkigere geruchten de kop op over het drogeren en seksueel misbruiken van talloze vrouwen.

We Need To Talk About Cosby (236 min.) herbergt natuurlijk diverse pijnlijke getuigenissen van de vrouwen die, gedurende ruim een halve eeuw, werden misbruikt door ‘America’s Dad’. Toch is deze vierdelige documentaireserie van W. Kamau Bell veel meer dan de volgende #metoo-productie, waarin een bewonderde bekendheid wordt ontmaskerd als een vunzige machtswellusteling die geen enkel respect heeft voor de grenzen van een ander. Om precies te zijn, in Bill Cosby’s geval: als de belichaming van de zwarte verkrachter, die zich ook zomaar aan witte vrouwen kan vergrijpen.

Bell richt zich niet alleen op het afschminken van de notoire geilneef – en na bijna vier uur rest er van het Afro-Amerikaanse icoon nauwelijks meer dan een zielig hoopje man – maar plaatst hem ook nadrukkelijk binnen zijn culturele context: een zwarte gemeenschap die snakt naar rolmodellen en in Bill Cosby bijna een halve eeuw een ideaal uithangbord lijkt te hebben gevonden. In dat opzicht doet We Need To Talk About Cosby denken aan een andere epische docuserie over een gevallen zwart symbool, O.J.: Made In America (2016), over de van moord verdachte oud-footballer O.J. Simpson.

W. Kamau Bell, die zich als komiek een erfgenaam van Cosby voelt, vergeet ook diens verdiensten niet. De comedian/acteur/producent/schrijver heeft grote waarde gehad voor de ontwikkeling van een soort zwart bewustzijn. ‘Mensen zien in Cosby twee verschillende personen’, zegt schrijver/docent Jelani Cobb. ‘De ene is de grote mensenvriend en de andere een onvervalst roofdier. Maar ik vraag me af of je die twee van elkaar kunt scheiden.’ Want elke publieke belofte, daad of gift verhoogde Bill Cosby’s status en maakte het moeilijker om hem van zijn voetstuk te stoten.

Met een uitgelezen selectie van veelal zwarte oud-medewerkers, intellectuelen en deskundigen licht Bell de verschillende aspecten van Bill Cosby’s leven en carrière door, waarbij hij soms plotseling, zonder aankondiging vooraf, afslaat richting een individueel slachtofferverhaal. Zoals het ook in de praktijk ging: terwijl het publieke personage Bill Cosby weer een nieuwe manier had gevonden om ieders hart te veroveren, speurde de vent daarachter voortdurend naar jonge, kwetsbare vrouwen om enkele Quaalude-pilletjes te laten slikken en daarna zijn lusten op te botvieren.

De documentairemaker laat zijn gesprekspartners ook naar Cosby’s werk kijken. Fragmenten die destijds onschuldig leken, krijgen met de kennis van nu een geheel nieuwe lading en leiden tot ongemakkelijke conclusies. Dat het geperverteerde oeuvre van de inmiddels ook van wandaden beschuldigde shockrocker Marilyn Manson allerlei clous bevat over wat hij privé zoal uitspookte, kan nauwelijks een verrassing zijn. Maar dat ook de aimabele vrouwen(!)arts Cliff Huxtable uit The Cosby Show soms opzichtig hintte naar de hitsigheid van zijn bedenker/vertolker wekt toch wel enige verbazing.

Cosby’s strapatsen bleven echter verdacht lang een publiek geheim. Ook omdat zijn eigen gemeenschap ten koste van alles wilde voorkomen dat zwarte mannen zoals hij publiekelijk werden gelyncht. Totdat de comedian Hannibal Buress in 2014 de handschoen oppakte. ‘’Als je hier weggaat, googel dan “Bill Cosby verkrachting”’, hield hij zijn publiek voor. ‘Dat is niet grappig bedoeld. Die shit levert meer resultaten op dan “Hannibal Buress”.’ Zijn min of meer spontane actie vormde het startschot voor de publieke ontmanteling van het fenomeen Bill Cosby.

Deze intelligente, gelaagde en aangrijpende serie voorziet de Kwestie Cosby, en de toxische mannencultuur die de entertainer is gaan representeren, van allerlei verschillende perspectieven en zoekt daarbij ook de pijnpunten binnen de zwarte wereld op. ‘Eerlijk gezegd heb ik tijdens het maken van deze documentaire vaak overwogen om ermee te stoppen’, zegt W. Kamau Bell niet voor niets. ‘Ik wilde vasthouden aan mijn herinneringen aan de Bill Cosby van voordat ik Bill Cosby leerde kennen.’

Belushi

Showtime

De achternaam volstaat: Belushi (108 min.). Bijna veertig jaar na zijn dood, op slechts 33-jarige leeftijd, spreekt die nog altijd tot de verbeelding. John Belushi werd beroemd als gezicht van het populaire comedyprogramma Saturday Night Live, stal de show in de bioscoophit National Lampoon’s Animal House en vormde met zijn vaste kompaan Dan Aykroyd het onvergetelijke duo The Blues Brothers.

Intussen bouwde hij wel een heftige cocaïneverslaving op, die zijn toch al ontregel(en)de gedrag verder versterkte. Die tragiek – van een man die zichzelf gaandeweg helemaal kwijtraakt – vormt vanzelfsprekend ook de ruggengraat van deze gedegen biografie van R.J. Cutler, al krijgt ook hij zijn vinger er niet helemaal achter waarom Belushi steeds de rand van de afgrond opzocht.

‘Honey’, schrijft hij in een brief aan zijn vrouw en muze Judy. ‘Ik ben serieus verslaafd. Ik krijg mijn emoties niet onder controle als ik gebruik, maar het lukt me niet om daarmee te stoppen.’ Uit alle verhalen die in deze film – waarvoor Cutler gebruik kon maken van audio-interviews die Belushi’s biograaf Tanner Colby een jaar of tien geleden deed met intimi en collega’s zoals Dan Aykroyd, Chevy Chase en Carrie Fisher – rijst het beeld van een man die en plein publique een kuil graaft en er dan, inderdaad, zelf invalt.

Belushi werd, zoals ze dat zo treurig zeggen, ‘an accident waiting to happen’. Toen hij botste met zijn eigen sterfelijkheid – de boosdoener was naar verluidt heroïne – ging een beeldbepalende komiek verloren, waarop in deze documentaire met traditioneel archiefmateriaal en enkele geanimeerde sequenties nog eens ouderwets de schijnwerper wordt gezet. Zoals eerder gebeurde in thematisch verwante films over komieken als Robin Williams, Garry Shandling en Bill Hicks. Belushi dus.

Kevin Hart: Don’t F**k This Up

Netflix

Enkele homo-onvriendelijke tweets van jaren terug kostten hem begin 2019 zijn plek als presentator van de Oscar-uitreiking. Daarover wil stand-upcomedian Kevin Hart het echter later pas over hebben. Eerst wil hij in deze zesdelige documentaireserie zíjn verhaal kwijt. Over een zwarte jongen uit een gebroken gezin, die zich opwerkte tot één van de succesvolste komieken van de wereld. Hart, een man met zoveel geldingsdrang dat het zelfs voor willekeurige kijkers vermoeiend wordt, is echter nog lang niet de ‘mogul’ en ‘miljardair’ die hij wil worden.

Hoewel Kevin Hart: Don’t Fuck This Up (197 min.) ook de pijnlijke onderwerpen uit het leven van de hoofdpersoon niet uit de weg gaat, krijgen die steevast een Amerikaans sausje. Het zijn eerst en vooral levenslessen voor de hyperambitieuze entertainment-entrepeneur. Zelfs een uitgelekte sekstape, waarin is te zien hoe hij een slippertje maakt, dient uiteindelijk vooral als een reality check voor Kevin Hart en een bestendiging van zijn vriendschap met enkele collega’s, die hem uit de shit hebben getrokken.

Deze serie, een productie waarbij Hart een flinke vinger in de pap had, wordt daardoor uiteindelijk een afspiegeling van Teflon Kevin zelf: een overdaad aan zogenaamde eerlijkheid, diepgang en kwetsbaarheid, maar in werkelijkheid zo glad dat je er met geen mogelijkheid écht vat op krijgt. Intussen geeft Kevin Hart – niet door wat hij zegt of doet, maar gewoon door te zijn wie hij wil zijn – meer prijs over zichzelf dan hij zelf waarschijnlijk doorheeft.

American: The Bill Hicks Story

Hij is de comedian’s comedian. De man die door collega’s als misschien wel de allerbeste uit het vak wordt gezien. Bill Hicks, in 1994 op slechts 32-jarige leeftijd overleden. Met zijn ontregelende humor was hij de standaard stand-up comedy routine allang ontstegen. Hicks deed aan niets minder dan ‘truthin’: ongemakkelijke waarheden, vervat in bikkelharde grappen.

25 Jaar na zijn dood duiken er nog altijd regelmatig Hicks-quotes op in het publieke domein. Over oorlogsvoering, abortus, marketing én geestverruimende middelen. Want dat was bepaald geen onbekend terrein voor de man die zich regelmatig verloor in paddo’s en zo nu en dan ook met een kwaaie dronk op het podium stond. Hij was de gemakkelijke grap allang voorbij. Hicks wilde écht iets zeggen over de wereld waarin hij leefde.

Zo vroeg hij zich bijvoorbeeld af waarom verhalen in de media over drugs altijd negatief waren. ‘Always that same LSD story, you’ve all seen it. ‘Young man on acid, thought he could fly, jumped out of a building. What a tragedy.’ What a dick! Fuck him, he’s an idiot. If he thought he could fly, why didn’t he take off on the ground first? ‘

Dat kon ook anders, meende Hicks: ‘Today a young man on acid realized that all matter is merely energy condensed to a slow vibration, that we are all one consciousness experiencing itself subjectively, there is no such thing as death, life is only a dream, and we are the imagination of ourselves….’ Waarna hij een korte, perfect getimede stilte liet vallen. ‘Here’s Tom with the Weather.’

American: The Bill Hicks Story (101 min.), een tamelijk conventionele film van Matt Harlock en Paul Thomas uit 2009 over een allesbehalve conventionele comedian, zet de geboren dwarsligger weer eens in de spotlights met een uitputtende collectie archiefmateriaal, die soepel wordt verbonden met (off screen) quotes van directe familie, vrienden en collega’s. Zij verhalen over een man die op dubbele snelheid dacht, sprak en leefde en die als geen ander de spijker op z’n kop kon slaan.

‘The best kind of comedy to me is when you make people laugh at things they’ve never laughed at, and also take a light into the darkened corners of people’s minds, exposing them to the light.’ (brainyquote)