Project Nim

HBO

Nim Chimpsky is in november 1973 nauwelijks geboren in de Birthing Compound van het Institute For Primate Studies te Oklahoma of de babychimpansee wordt weggehaald bij z’n moeder Carolyn. Project Nim (95 min.) kan van start. De jonge aap zal in het gezin van Stephanie LaFarge worden opgevoed als een normaal mensenkind. Ze gaan hem gebarentaal leren.

Dit wetenschappelijke project is het geesteskind van de psycholoog Herbert Terrace van Columbia University. Met het experiment wil hij zijn bijdrage leveren aan het aloude nature-nurture debat. Al snel haalt Terrace Nim toch weer weg bij de LaFarges. De chimpansee heeft bepaald geen klik met Stephanies echtgenoot Wer. Hij wordt daarna geplaatst in een zorgvuldig afgeschermde omgeving, waar een jonge assistente, Laura-Ann Petitto, een speciaal educatieprogramma voor hem opzet.

Ook zij zal Nims leven echter relatief snel weer verlaten. Als de relatie die zij – natuurlijk, zou je bijna zeggen – met Terrace is begonnen spaak loopt. Ze laat de aap achter, met een aanzienlijke woordenschat en nog veel meer brute kracht. Nim is inmiddels nauwelijks meer te beteugelen als iets hem niet zint. En van zulke momenten komen er meer en meer. Totdat het, halverwege deze documentaireklassieker van James Marsh (Wisconsin Death Trip / Man On Wire) uit 2011, goed fout gaat.

Als het wetenschappelijke experiment vervolgens wordt afgebroken, belandt de mensaap weer gewoon tussen z’n soortgenoten – en krijgt hij daadwerkelijk een beestenleven, uiteindelijk zelfs als proefkonijn. Laura-Ann Petitto had ‘t al voorzien. ‘You can’t give human nurturing to an animal that can kill you’, constateert ze afgemeten in deze pijnlijke, met fraai archiefmateriaal aangeklede film, die Terrace’s taalonderzoek met de onfortuinlijke chimpansee als totaal onverantwoord neerzet.

De wetenschapper zelf is overigens van mening dat de kwaliteit van zijn werk ernstig tekort wordt gedaan in Project Nim. De documentaire portretteert hem bovendien als zo’n wetenschapper die anderen slechts als pion in z’n eigen spel ziet – zoals er wel meer leken te zijn in de jaren zestig en zeventig. Wat daarnaast beklijft zijn de beelden van een aap die ogenschijnlijk ontspannen met een kat kroelt, zindelijkheidstraining krijgen en samen met z’n mensenvrinden zowaar een joint rookt.

Net een mens – maar nooit echt, natuurlijk.

Dear Ms.: A Revolution In Print

HBO Max

Ze overwegen talloze namen voor het tijdschrift. Sojourner. Lilith. Bimbo. Bitch. Sister. De keuze valt uiteindelijk op Ms., een mix van mevrouw en juffrouw. Onder die vlag wordt het tijdschrift, dat is bedoeld als een platform voor de Amerikaanse vrouwenbeweging, in januari 1972 uitgebracht. De eerste reacties zijn direct enthousiast: Harry Reasoner, de presentator van ABC News en een zelfverklaarde ‘chauvinist pig’, geeft het blad in zijn televisiecommentaar bijvoorbeeld hooguit vijf nummers. Binnen een half jaar moet hij echter het boetekleed aantrekken en zich publiekelijk verontschuldigen.

Ms. wordt een doorslaand succes. Het vrouwentijdschrift past perfect in de tweede feministische golf en publiceert over thema’s die vrouwen raken, zoals kinderopvang, huiselijk geweld of seksuele intimidatie op het werk. Onder de kop ‘We have had abortions’ steken 53 bekende Amerikaanse vrouwen bovendien hun nek uit en maken bekend dat zij ooit een zwangerschap hebben laten afbreken. Onder hen zijn singer-songwriter Judy Collins, tennisser Billie Jean King, schrijver Susan Sontag én feministisch kopstuk Gloria Steinem, één van de initiatiefnemers van Ms. Zij riskeren zowel schade en schande als een veroordeling, want abortus is volstrekt illegaal.

Dear Ms.: A Revolution In Print (110 min.) verhaalt in drie bedrijven, geregisseerd door verschillende makers, over het baanbrekende vrouwenblad. In deel 1, A Magazine For All Women, belicht Salima Koroma de opkomst van Ms., met een vrijwel volledig wit colofon. Onder invloed van de zwarte concurrent Essence begint het tijdschrift een inclusievere koers te varen. Shirley Chisholm, de eerste zwarte en vrouwelijke presidentskandidaat, wordt de eerste zwarte vrouw op Ms.’s cover. En met eerst Alice Walker, auteur van bestseller The Color Purple, en later Michele Wallace en Marcia Ann Gillespie haalt het tijdschrift ook krachtige Afro-Amerikaanse stemmen binnen.

Alice Gu richt in A Portable Friend, het tweede deel van deze documentaire die als één geheel wordt gepresenteerd, het vizier op mannen. De spreekbuis van de ‘women’s liberation movement’ krijgt niet alleen stapels post van enthousiaste vrouwen, maar ook ontelbare boze brieven van mannen, die hun vrouw niet meer de baas kunnen, bang zijn voor welig tierende homoseksualiteit en/of een algeheel verlies aan vrijheid vrezen. Tegelijkertijd zijn er mannelijke feministen zoals de bekende acteur Alan Alda (*M*A*S*H), die zich verenigen in mannenbevrijdingsgroepen, om zich te kunnen bevrijden van ‘het stereotiepe beeld van mannelijkheid. Kritiek gegarandeerd.

In het slotdeel tenslotte, No Comment, zoomt Cecilia Aldarondo in op de soms lastige verhouding van de vrouwenbeweging tot seksualiteit en pornografie. De organisatie Women Against Pornography komt in de jaren tachtig lijnrecht tegenover de Feminist Anti-Censorship Taskforce te staan en dreigt intussen ook de zogeheten ‘moral majority’ van televisiedominee Jerry Fallwell en christelijk rechts in de kaart te spelen. De felle discussie wordt uitgevochten in Ms.-magazine en vormt tevens het sluitstuk van deze interessante, vrouw(enbeweging)vriendelijke film over het tijdschrift, dat decennia als betrouwbare barometer voor het feministische gemoed fungeert.

The Body Next Door

Videoland

Vooralsnog is het een whoisit, stelt rechercheur Gareth Morgan. In plaats van een whodunnit, waarin de nadruk ligt op het achterhalen van de dader van een misdrijf. Eerst moet de Welshe politie ontdekken wie het slachtoffer is: de man van middelbare leeftijd die zorgvuldig in plastic is gewikkeld en op 24 november 2015 wordt gevonden bij een appartementencomplex in het dorpje Beddau in Zuid-Wales. Pas daarna kan de vraag worden beantwoord wie hem heeft vermoord en vervolgens als een mummie heeft achtergelaten.

Buurvrouw Leigh Sabine zou het antwoord vermoedelijk wel hebben kunnen geven. Zij is alleen een maand voordat The Body Next Door (138 min.) wordt gevonden zelf overleden. De excentrieke dame op leeftijd spreekt tot de verbeelding van de dorpsbewoners, die in deze intrigerende driedelige true crime-serie van Gareth Johnson hun licht laten schijnen over de raadselachtige zaak. Was Leigh nu verpleegster, zangeres of hondenfokster geweest? En waar kwam zij eigenlijk vandaan? Uit Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika of toch gewoon – niet eens zo ver van Wales – uit Reading?

Kortom: whowasshe? Zou het antwoord op die vraag kunnen bijdragen aan een oplossing van het mysterie rond het lijk dat is aangetroffen bij haar appartement aan Trem-Y-Cwn 57 in het voormalige Welshe mijnwerkersdorp? En hoe zit ‘t met die vijf kinderen waarover Leigh Sabine net voor haar dood ineens terloops had gesproken? Bestaan die werkelijk? Of zijn zij een product van de ongebreidelde fantasie van de oudere vrouw, die altijd rookgordijnen rond zich optrok? De ene vraag is nog niet beantwoord in deze puike productie of de volgende dient zich alweer aan.

Whydunnit bijvoorbeeld. Waarom is die onbekende man door wie gedood? Gaandeweg openbaart zich aan de hand van zulke vragen een opzienbarende geschiedenis, die door Gareth Johnson bovendien fraai is vormgegeven en zeer ingenieus wordt uitgepakt. Als een delicaat geoffreerd cadeautje, dat stukje bij beetje z’n geheimen prijsgeeft – en dat dan vaak nét iets anders uitvalt dan de oplettende kijker zelf al had zitten te bedenken. Niet onbelangrijk daarbij: ook terug redenerend blijft het verhaal rond dat vacuüm verpakte lichaam kloppen. En de daarin opgevoerde personages krijgen intussen alsmaar meer diepte.

Trefzeker stevent The Body Next Door zo af op een even ontluisterende als bevredigende ontknoping. Als er nog één laatste vraag wordt beantwoord: whendunnit?

Mitt

Netflix

‘Contrary to fake news posts, I am not the surprise guest at the DNC tonight’, meldt Mitt Romney via zijn social media-accounts tijdens de Democratische Conventie, waarbij Kamala Harris is gekozen tot kandidaat voor het presidentschap. ‘My guess is that it will be Beyoncé or Taylor Swift. So disappointing, I know!’ Anno 2024 is de suggestie niet eens zo vreemd: Romney op het verkiezingsfeestje van de tegenpartij. In de afgelopen jaren heeft hij zich nadrukkelijk gemanifesteerd als een onafhankelijke denker en tegenstander van de Republikeinse president(skandidaat) Trump. Een stem van redelijkheid, in de woestenij die ‘The Donald’ rondom zich heeft gecreëerd.

Hoe anders was zijn imago in 2012 toen Mitt (93 min.) zelf de presidentskandidaat was van de Republikeinse partij. En zeker na het eerste debat, toen hij de zittende Democratische president Barack Obama meermaals aan het wankelen bracht, leek hij ook een serieuze kans te maken op het hoogste ambt van de Verenigde Staten. In deze campagnedocu van Greg Whitely is te zien hoe Romney daar zelf ook echt tot het allerlaatste moment in bleef geloven. ‘Heeft er trouwens iemand een telefoonnummer van de president?’ vraagt de kandidaat enigszins onbeholpen, als op verkiezingsdag duidelijk wordt dat hij het onderspit gaat delven, aan zijn medewerkers. ‘Wat zeg je tijdens een concessie-speech?’ Alsof hij daar nog nooit eerder over heeft nagedacht.

Na deze openingsscène gaat de documentaire zes jaar terug in de tijd, naar december 2006, als Mitt Romney tijdens een skitrip met zijn familie de voor- en nadelen van een politieke carrière tegen elkaar afweegt. Tijdens zijn eerste poging om president te worden in 2008 zal hij ‘t afleggen tegen zijn partijgenoot John McCain. De campagne, en bijbehorende aanvallen op wie hij is en waar hij voor staat, vallen hem en zijn familie duidelijk zwaar. Vreselijk!, aldus zijn zoon Matt, die heel even zijn campagnemasker afzet voor de interviewer. ‘Is het dit waard?’ Dit gaan ze zo nooit meer doen, lijkt de consensus. ‘Als dit voorbij is, dan heb ik naam gemaakt’, constateert Romney zelf met de nodige zelfspot. ‘Mensen zullen weten wie ik ben en waar ik voor sta: de draaiende Mormoon.’ Matt vult aan: ‘De vent die alles zegt en doet om maar gekozen te worden.’

Vier jaar later – Mitt is dan dik een half uur onderweg – mengt de zoon van presidentskandidaat George Romney (1968), voormalige gouverneur van Massachusetts, organisator van de Olympische Winterpelen van 2002 in Salt Lake City en topondernemer/roofkapitalist (Bain Capital) zich toch weer in de strijd. Greg Whitely stapt dan in na de voorverkiezingen, als Mitt Romney tijdens de Republikeinse conventie van 2012 op het schild is gehesen als presidentskandidaat. Ook de uitslag van ‘s mans tweede campagne staat op voorhand vast. De meerwaarde van deze documentaire uit 2014 zit hem in de enorme toegang die Whitely heeft gekregen tot de kandidaat en zijn directe entourage, ook direct voor en na debatten.

Waar in de klassieke campagnedocu The War Room (1993), over de weg naar het presidentschap van Bill Clinton, de kandidaat veelal buiten beeld blijft en de focus ligt op zijn campagneleiders James Carville en George Stephanopoulos, concentreert Mitt zich juist op de familie Romney – en blijven de politieke machinaties dus veelal buiten beeld. Geen slinkse trucs of opzichtig gekonkel dus – als die er al waren – maar zicht op de mens achter de politicus. Een fatsoenlijke familieman. Glad en ambitieus, maar ook sociaal, zelfkritisch en humorvol. Met oog voor de mensen om zich heen, zoals zijn vrouw Ann die kampt met gezondheidsproblemen, en met hen biddend voor een goede uitslag. ‘Mijn tijd op het podium zit erop, jongens’, zegt Mitt Romney gedecideerd, als duidelijk is dat hij ook deze verkiezingen niet gaat winnen. ‘Ik ben blij met de tijd die me gegeven is, maar mijn tijd zit erop.’

Dat is echter buiten zijn eigen geldingsdrang gerekend. In 2018 stelt hij zich namens de staat Utah toch weer kandidaat voor de Senaat en wordt hij ook daadwerkelijk gekozen als senator. Dit jaar zit zijn eerste termijn erop. Mitt Romney heeft besloten om zich niet opnieuw verkiesbaar te stellen. Zou hij zich op 77-jarige leeftijd dan toch echt gaan terugtrekken uit het openbare leven?

Sprint

Netflix

‘Fijne verjaardag!’ zegt Sha’carri Richardson tegen haar Jamaicaanse rivale Shericka Jackson, nadat ze haar tijdens een wedstrijd in Polen voor het eerst heeft verslagen bij de 100 meter Sprint (245 min.). Op 16 juli 2023, de dag waarop Jackson 29 jaar eerder werd geboren, gaat de grote favoriete voor de bijl. Eerst op de baan zelf, in dik tien seconden. Daarna, tijdens een al dan niet bewuste ‘slip of the tongue’, voor de camera van deze zesdelige sportserie van Phil Turner.

Het is een exemplarisch tafereel: winnen doe je tijdens de wedstrijd zelf, maar ook ervoor en erna. Door keihard te trainen en jezelf, je directe omgeving en de rest van de wereld wijs te maken dat jij toch echt de aller-allerbeste bent. Eerder is Sha’carri ook al eens heel hooghartig langs haar Jamaicaanse concurrente gelopen, als een onverslaanbare ridder te paard die tijdens het passeren z’n lans nog even bij zich houdt. Met een blik van: straks stoot ik je definitief van je ros.

Shericka Jackson behoort tot het Jamaicaanse team MVP, dat tijdens de laatste vier Olympische Spelen de winnaar bij de 100 meter sprint voor de vrouwen heeft geleverd. Voormalige coryfeeën zoals Shelly-Ann Fraser-Pryce en Elaine Thompson-Herah zijn inmiddels vertrokken bij het team van de broers Paul en Stephen Francis. De hoop is nu dus gevestigd op Shericka. Zij moet eerst met haar voormalige teamgenoten afrekenen, zodat ze daarna de strijd kan aanbinden met de Amerikanen.

Ook binnen Team USA is de concurrentie moordend. Sha’carri Richardson moet Gabby Thomas voorblijven. En bij de mannen wil 200 meter-topper Noah Lyles zijn vleugels ook uitslaan naar de100 meter. Daarvoor moet hij dan wel de favorieten Marcell Jacobs, Zharnel Hughes en Fred Kerley verslaan. Met zijn mond is de blufkikker overigens allang kampioen. ‘Binnen de atletiek moet je je gedragen als de absolute hoofdpersoon’, zegt Lyles daarover. ‘Anders ben je niet op je plek op de baan.’

Voor Turner volstaan zulke platitudes blijkbaar. Hij krijgt er, sprintend van de ene naar de andere dramatische races, maar geen genoeg van. Zeker de Amerikaanse atleten spreken voortdurend in pocherige oneliners. Alsof ze van tevoren zijn bedacht – wat ook zeker niet is uitgesloten. Veel dieper reikt deze miniserie niet. Op grootspraak volgen eclatante overwinningen – of daverende nederlagen, die dan weer direct onschadelijk worden gemaakt met beloftes voor de toekomst.

Slechts zelden komt Sprint voorbij de buitenkant van de influencer-achtige atleten en achter hun glorieuze titel of smadelijke aftocht, die met obligate quotes van voormalige sprintkanonnen zoals Usain Bolt, Alyson Felix en Michael Johnson en een bombastische montage en soundtrack nog eens worden geaccentueerd. Vreugde en verdriet liggen dicht bij elkaar, zoveel is duidelijk, en worden dus panklaar uitgeserveerd. Maar wat er verder in de topsporters omgaat…

Donyale Luna: Supermodel

HBO Max

Haar gezicht kon dromen verkopen, stelt de bevriende kunstenaar David Croland over Donyale Luna (1945-1979), de mooiste vrouw die hij ooit heeft ontmoet. Zij behoorde destijds, halverwege de jaren zestig, tot de vaste entourage van Andy Warhols Factory. Niet veel later stond Luna op de cover van Harper’s Bazaar, als eerste zwarte vrouw. Getekend, dat wel. Niet veel later zou ze, helemaal zelf, ook het eerste Afro-Amerikaanse covermodel worden van de Britse Vogue. De Amerikaanse editie durfde ‘t pas in 1974 aan met een zwart model, Beverly Johnson.

Voor de representatie van zwarte vrouwen is Donyale Luna essentieel geweest. Volgens Beverly Johnson moet zij worden beschouwd als ‘het kroonjuweel’ onder de zwarte modellen. Luna is echter allang in de vergetelheid geraakt, weggepoetst uit de modehistorie. Zijzelf had eerder al afstand gedaan van Peggy Ann Freeman, de naam waarmee ze in Detroit was geboren, in een getroebleerd gezin dat ze liever vergat. Zij ging liever in haar eigen fantasiewereld leven, de exotische schoonheid met een zelfverzonnen alter ego. Zo groeide Luna ook in Swingin’ Londen uit tot een kleine sensatie, waar ze zich in de slipstream van The Beatles en Rolling Stones bewoog, omging met het acterende enfant terrible Klaus Kinski en werd vereeuwigd door de fotograaf David Bailey.

In eigen land werd ze echter consequent achtervolgd door haar identiteit als zwarte vrouw. De modewereld was daarvoor toch nog niet klaar. En dat deed pijn. ‘Ik voel me zo alleen’, leest dochter Dream Cazzaniga voor uit persoonlijke geschriften van haar moeder. ‘Waar kan ik me thuis voelen? En waar word ik gezien zoals ik ben en wordt er van me wordt gehouden om wie ik ben?’ Zulke vragen lopen als een rode draad door haar leven en door Donyale Luna: Supermodel (93 min.), waarin filmmaker Nailah Jefferson de iconische vrouwfiguur oproept met een krachtige montage van het prachtige portfolio dat ze heeft nagelaten. Met haar ranke gestalte, meterslange benen en sprekende, amandelvormige ogen beschikte Donyale over een ongrijpbare schoonheid.

Haar echtgenoot, zussen, vrienden, fotografen en modellen zorgen in deze stevige biografie ondertussen voor de inkleuring van de persoon daarachter, een zoekende vrouw die geregeld met zichzelf en het bestaan worstelde. Totdat ze op 33-jarige leeftijd het tijdelijke voor het eeuwige verwisselde. Sindsdien leeft ze alleen nog in beeld voort.

Gaby Aghion: The Woman Behind Maison Chloé

AVROTROS

Ook toen ontwerpers een soort rocksterren werden, bleef couturière Gaby Aghion (1921-2014) het liefst op de achtergrond. De oprichtster van het Franse modehuis Chloé, dat ze had vernoemd naar haar vriendin Chloé Huysmans, liet zich zo min mogelijk zien en gunde de aandacht bijvoorbeeld met liefde en plezier aan de jonge ontwerper Karl Lagerfeld, die begin jaren zestig het Chloé-team had versterkt. Samen zouden ze grote successen vieren.

‘Gaby is een aparte figuur in de mode’, vertelt haar kleindochter Mikhaela in de docu Gaby Aghion: The Woman Behind Maison Chloé (53 min.) van Isabelle Cottenceau. ‘Men vraagt me altijd: wat heeft ze ontworpen? Was ze stylist? Was ze artistiek directeur?’ Volgens schilder, fotograaf en huisvriend Peter Knapp was Aghion echter geen ontwerper, maar een doorgever. Ze kon de toekomst aanvoelen en daarbij de juiste mensen kiezen.

‘Vergeef me dat ik pretentieus ben’, vertelde Gaby Aghion zelf tijdens een interview in 2012, waarvan enkele fragmenten voor deze film zijn ingesproken door Keren Ann. ‘Maar ik geloof dat ik door mijn voorbeeld de vrouwen heb bevrijd.’ Daarvoor moest ze dan wel eerst van haar geboorteland Egypte naar Frankrijk verhuizen. Daar schrok ze als geëmancipeerde vrouw van de onvrijheid van Franse vrouwen en startte in 1952 haar eigen modehuis.

Aghion maakte direct naam met shows die ze bijvoorbeeld in het befaamde Parijse Café de Flore organiseerde. Terwijl de pers café au lait dronk en zich tegoed deed aan croissants, liepen de mannequins gewoon tussen de tafels door. Ze richtte zich bovendien op luxe confectiekleding. Ready-to-wear. Ofwel, met een mooie Franse vakterm: prêt-à-porter. Zoals de Embrun, een hemdjurk die z’n weg zou vinden naar de garderobe van elke bijdetijdse dame.

Cottenceau neemt in deze verzorgde film de tijd om zulke ontwerpen eens goed te laten bekijken en beschrijven door enkele begeesterde experts. Daarop ligt zeker zoveel nadruk als op het – voor een buitenstaander minstens zo interessante – leven van Aghion, die Joods was, samen met haar echtgenoot Raymond het communisme aanhing en volgens haar zoon, de bekende econoom Philippe Aghion, alleen de waarheid sprak als het haar uitkwam.

Net als in het echte leven krijgt Gaby Aghion in dit postume portret zo de gelegenheid om zich een beetje te verschuilen achter haar werk.

Murder On A Sunday Morning

Prime

James, de echtgenoot van de 65-jarige Mary Ann Stephens en tevens de enige ooggetuige van het misdrijf, heeft hem hoogstpersoonlijk aangewezen: Brenton Butler is degene die hen op zondagochtend 7 mei 2000 bij het Ramada Inn-hotel in Jacksonville, Florida heeft overvallen. In de rechtszaal bevestigt Stephens nog maar eens dat het de vijftienjarige zwarte jongen was die Mary Ann heeft vermoord.

Brentons advocaat Pat McGuinness is niettemin overtuigd van de onschuld van zijn cliënt. Die is simpelweg het slachthuis van raciaal profileren. De politie heeft gewoon de eerste de beste Afro-Amerikaanse tiener van de straat geplukt en tot een bekentenis gedwongen, meent hij. Documentairemaker Jean-Xavier de Lestrade sluit aan bij het verdedigingsteam van McGuinness en zijn collega Ann Finnell voor wat een true crime-klassieker zal worden: Murder On A Sunday Morning (111 min.), in 2002 bekroond met de Oscar voor beste documentaire.

De Lestrade, die enkele jaren later nóg een genretopper zal afleveren met de docuserie The Staircase over een vrouw die thuis van de trap is gevallen/geduwd, volgt de rechtszaak tegen Brenton Butler op de voet en brengt tevens in beeld hoe zijn advocaten het proces voorbereiden en verder uitzoeken. Zij gaan er helemaal voor, ervan overtuigd dat hun cliënt onschuldig is en bovendien doelbewust gemaltraiteerd door scoringsbeluste politieagenten. Zeker de verbeten Pat McGuinness gaat er in de rechtszaal regelmatig met gestrekt been in.

‘Als een hond op je tapijt plast en je straft hem niet, dan blijft hij op je tapijt plassen’, zegt hij daarover tegen De Lestrade. ‘Als je een getuige die liegt niet tot de orde roept of vernedert, dan blijft ie dat doen.’ Zulke publieke tuchtigingen gaan de Ierse straatvechter goed af. En hij lijkt er ook lol in te hebben om rotte agenten – althans, in zijn ogen – genadeloos met hun eigen verklaringen om hun oren te slaan. Op die manier wil hij de zaak van openbaar aanklager Laura Starrett onschadelijk maken en de jury ervan overtuigen dat ‘Bren’ moet worden vrijgesproken.

De juryleden hebben uiteindelijk welgeteld 45 minuten nodig om tot een vonnis te komen in deze klassieke rechtbankdocu, die nauwgezet laat zien hoe het Amerikaanse justitiële systeem (niet) werkt en die tevens aantoont hoe belangrijk het is dat ook, of júist, verdachten die de schijn tegen hebben, al is het alleen door de bevolkingsgroep waartoe ze behoren, met kennis, passie en vernuft worden verdedigd.

Made You Look: A True Story About Fake Art

Netflix

Het Kleren-van-de-keizer gehalte in deze film over kunstzwendel is heerlijk hoog. Als de gerenommeerde Knoedler Gallery uit New York vanaf begin jaren negentig de hand weet te leggen op onbekende werken van Jackson Pollock, Robert Motherwell en Mark Rothko, kost het natuurlijk geen enkele moeite om kunstliefhebbers met diepe zakken te vinden die erop kicken om thuis een échte ‘vul prestigieuze naam in’ aan de muur te hebben hangen. Zeker als de schilderijen van deze vaandeldragers van het abstract expressionisme best goedkoop worden aangeboden. Nét iets te goedkoop, eigenlijk.

Ann Freedman, een kunstverkoper van The Knoedler Gallery, blijkt de werken op de kop te hebben getikt bij een onbekende handelaar, ene Glafira Rosales, die ze nog nét niet vanuit haar eigen kofferbak verkocht. De precieze herkomst van de schilderijen was in elk geval onbekend. Bij een beetje kunstkenner zouden dan alle alarmbellen moeten afgaan, maar als er zéér gewild werk kan worden verzameld of gewoon absurd veel geld, naar verluidt in totaal zo’n tachtig miljoen dollar, kan worden verdiend, heeft dat natuurlijk effect op het beoordelingsvermogen.

Freedman vindt het nog altijd ‘afschuwelijk’ dat ze zich zo’n vijftien jaar lang in de luren heeft laten leggen door Rosales, haar partner/beroepszwendelaar Jose Carlos Bergantinos Diaz en hun eigenste meestervervalser, de Chinese wiskundeleraar Pei-Shen Qian. Maar ja, zelfs de zoon van Mark Rothko dacht dat het om een authentiek schilderij van zijn vader ging… Kunstkenner Jack Flam, die aangifte deed bij de FBI vanwege oplichting, kan dat echter nauwelijks geloven, zegt hij in Made You Look: A True Story About Fake Art (90 min.). Een doorgewinterde kunsthandelaar als Ann Freedman moet op een gegeven moment door hebben gehad dat ze vervalsingen verkocht. En toch ging ze vrolijk verder.

Daarmee staan de pionnen op het bord voor deze vermakelijke documentaire van Barry Avrich, waarin Freedman, Flam, Bergantinos en een keur aan journalisten, advocaten, aanklagers, verzamelaars, kunstcritici en handelaren hun licht laten schijnen over ‘het grootste kunstschandaal uit de Amerikaanse geschiedenis’. Een kwestie, opgediend met speelse klassieke muziek, die al tot diverse rechtszaken en reputatieschade bij vrijwel alle direct betrokkenen heeft geleid. Want niemand wordt er graag mee geconfronteerd dat hij al een hele tijd geen kleren aan blijkt te hebben. Of dat hij het was die tegen een ander heeft gezegd dat die er, poedelnaakt, zo beeldig uitzag.